Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52025XC04944

Mededeling van de Commissie aan het parlement, de raad en de Rekenkamer — Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024

PUB/2025/722

PB C, C/2025/4944, 13.10.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/4944/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/4944/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2025/4944

13.10.2025

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET PARLEMENT, DE RAAD EN DE REKENKAMER

Geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024

(C/2025/4944)

INHOUDSOPGAVE

MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR 2
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN 33
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ 34
BALANS 35
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 36
KASSTROOMOVERZICHT 37
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 38
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN 39
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN 136
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST 219
LIJST VAN AFKORTINGEN 223

MARKANTE FINANCIËLE FEITEN VAN HET JAAR

Het doel van dit onderdeel over markante financiële feiten, dat is opgesteld op basis van de beginselen die zijn uiteengezet in de IPSASB Recommended Practice Guideline (RPG) 2 “Financial Statement Discussion and Analysis”, is de lezer inzicht te verschaffen in de operationele, financiële en beleggingsactiviteiten van de EU en hoe deze tot uiting komen in de verschillende elementen van de geconsolideerde financiële staten van de EU. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.

Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

INHOUDSOPGAVE

1.

KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR 3

2.

HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027, NextGenerationEU EN STEUN AAN OEKRAÏNE 5

3.

UITVOERING VAN NGEU 7

3.1.

Samenvatting 7

3.2.

Uitbetalingen van niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (waaronder REPowerEU) 7

3.3.

Uitbetalingen van leningen in het kader van de RRF (waaronder REPowerEU) 8

3.4.

NGEU-bijdragen aan andere programma’s in het kader van de EU-begroting 9

4.

VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN 10

4.1.

Opgenomen en verstrekte leningen 10

4.2.

Begrotingsgaranties 17

4.3.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds 18

5.

JAARREKENINGANALYSE 19

5.1.

Ontvangsten 19

5.2.

Uitgaven 20

5.3.

Activa 21

5.4.

Passiva 23

5.5.

Nettoactiva 25

6.

SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING 25

6.1.

Ontvangsten 25

6.2.

UITGAVEN 27

7.

POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING 29

7.1.

HET POLITIEKE EN FINANCIËLE KADER 29

7.2.

Governance en verantwoordingsplicht 30

1.   KERNCIJFERS EN MARKANTE FEITEN VAN HET JAAR

Geconsolideerde financiële staten

De geconsolideerde financiële staten van de EU bestrijken meer dan vijftig entiteiten (waaronder het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de EU-agentschappen). De geconsolideerde financiële staten zijn opgesteld op grond van door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels op transactiebasis, die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS).

Zoals weergegeven in de onderstaande verkorte balans en verder uiteengezet in de jaarrekeninganalyse (hoofdstuk 5), waren de meest opmerkzame elementen van de geconsolideerde jaarrekening 2024 van de EU een toename van de opgenomen leningen met betrekking tot de uitvoering van NextGenerationEU en de aanvullende financiële steun aan Oekraïne:

miljard EUR

 

2024

2023

Wijziging

ACTIVA

 

 

 

Financiële activa

328,3

285,4

43,0

Voorfinanciering

78,9

91,7

-12,8

Kortlopende vorderingen

31,7

35,2

-3,5

Geldmiddelen en kasequivalenten

63,2

39,6

23,6

Materiële vaste activa en andere activa

16,3

15,8

0,5

Totaal

518,5

467,7

50,8

PASSIVA

 

 

 

Vergoedingen na uitdiensttreding

93,1

90,8

2,3

Financiële verplichtingen

601,9

458,4

143,5

Crediteuren

55,4

50,5

4,9

Overlopende posten

67,1

76,8

-9,7

Andere verplichtingen

9,8

3,3

6,5

Totaal

827,3

679,8

147,5

NETTOACTIVA

 

 

 

Reserves

1,0

1,1

-0,1

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

(309,8 )

(213,2 )

-96,6

Totaal

(308,8 )

(212,2 )

-96,7

→ zie jaarrekeninganalyse, hoofdstuk 5

Voornaamste ontwikkelingen in 2024

Voortzetting van de succesvolle uitgifte van EU-obligaties, EU-schuldpapieren en groene NextGenerationEU-obligaties

Image 1

 

→ zie hoofdstuk 4


Verwezenlijking van de NGEU-doeleinden

 

Toekenning van financiële bijstand aan Oekraïne

Image 2

 

Image 3

 

 

 

→ zie hoofdstuk 3

 

→ zie hoofdstuk 4

2.   HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027, NextGenerationEU EN STEUN AAN OEKRAÏNE

De langetermijnbegroting van de EU voor 2021-2027 bedraagt, samen met het herstelinstrument NextGenerationEU (“NGEU”), 2,028 biljoen EUR in lopende prijzen (1,8 biljoen EUR in prijzen van 2018).

Het pakket omvat de langetermijnbegroting, het meerjarig financieel kader (MFK) 2021-2027, bestaande uit 1,221 biljoen EUR in lopende prijzen (1,081 biljoen EUR in prijzen van 2018), in combinatie met het tijdelijke NGEU-herstelinstrument ten belope van maximaal 806,9 miljard EUR in lopende prijzen (750 miljard EUR in prijzen van 2018). Dit initiële bedrag is aangepast tot 712 miljard EUR, aangezien de totale beschikbare steun in de vorm van leningen niet volledig door de lidstaten is opgevraagd.

Herziening van de EU-begroting 2021-2027

Sinds de vaststelling in 2020 van de langetermijnbegroting van de EU voor 2021-2027 is de EU geconfronteerd met ongekende en onvoorziene crises, waaronder de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de gevolgen daarvan, de versnelling van de inflatie en de hogere rentetarieven, evenals migratie en externe uitdagingen zoals het conflict in het Midden-Oosten. Het aangaan van deze diverse uitdagingen heeft de middelen van de EU-begroting tot het uiterste gedreven, waardoor zelfs de dringendste uitdagingen niet kunnen worden aangepakt. Om ervoor te zorgen dat de EU-begroting de meest essentiële doelstellingen kan blijven verwezenlijken, heeft de Europese Commissie in juni 2023 voorgesteld de langetermijnbegroting van de EU te versterken.

Op 1 februari 2024 hebben de EU-leiders alle prioriteiten die zijn vastgesteld in het voorstel van de Commissie bekrachtigd en overeenstemming bereikt over de allereerste herziening ooit van de langetermijnbegroting van de EU, die op 27 februari 2024 ook door het Europees Parlement is goedgekeurd. De nieuwe elementen omvatten:

kritieke steun voor Oekraïne: een nieuwe faciliteit voor Oekraïne op basis van subsidies, leningen en garanties, met een totale capaciteit van 50 miljard EUR voor de periode 2024-2027, zal voorzien in de onmiddellijke behoeften, het herstel en de modernisering van Oekraïne op zijn pad naar toetreding tot de EU;

versterking van de soevereiniteit en het concurrentievermogen: het platform voor strategische technologieën voor Europa (STEP) zal het concurrentievermogen van de EU op lange termijn op het gebied van kritieke technologieën, digitale technologieën en deeptech, schone technologie en biotech stimuleren, met nieuwe flexibiliteit en stimulansen voor cohesiefinanciering en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, alsmede een verhoging van het Europees Defensiefonds met 1,5 miljard EUR;

verdere maatregelen op het gebied van migratie en externe uitdagingen: een verhoging met 9,6 miljard EUR zal de interne en de externe dimensie van migratie ondersteunen en partners in de Westelijke Balkan, het zuidelijke nabuurschap en andere landen helpen;

een krachtigere respons op crises: om de EU-begroting in staat te stellen om te blijven reageren op onvoorziene omstandigheden — zoals de energiecrisis, de voedselcrises en de nasleep van de Russische oorlog te midden van stijgende inflatie en rentekosten — zal het flexibiliteitsinstrument worden versterkt met nog 2 miljard EUR, terwijl het plafond van de reserve voor noodhulp met 1,5 miljard EUR zal worden verhoogd, en de reserve zal worden opgesplitst in twee afzonderlijke instrumenten: de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp;

grotere crisisbestendigheid: een noodmechanisme in drie stappen en een nieuw instrument zullen duidelijkheid verschaffen over de begrotingsmechanismen voor de financiering van de aan NextGenerationEU gerelateerde kosten;

de herziening zal worden gefinancierd door een combinatie van nieuwe middelen en herschikkingen binnen de EU-begroting. Hierdoor zal de EU de dringendste prioriteiten kunnen blijven aanpakken en tegelijkertijd de gevolgen voor de nationale begrotingen tot een minimum kunnen beperken, ten bate van burgers in de EU en van burgers daarbuiten.

De herziening van de EU-begroting is op 1 maart 2024 in werking getreden en is met terugwerkende kracht van toepassing vanaf 1 januari 2024. Het effect van de herziening van de begroting 2024 is opgenomen via gewijzigde begroting nr. 1/2024, terwijl het effect op lange termijn wordt weerspiegeld in de begroting 2025 en de financiële programmering voor 2026 en 2027.

NextGenerationEU

Met een initiële begroting van 806,9 miljard EUR heeft NextGenerationEU (NGEU) tot doel om de onmiddellijke economische en sociale schade als gevolg van de COVID-19-pandemie te helpen herstellen en om te helpen bijdragen tot een Europa dat na COVID-19 groener, digitaler en veerkrachtiger is en beter in staat is om de huidige en komende uitdagingen aan te gaan. Het grootste deel van de middelen wordt gekanaliseerd via de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF). Een deel van de middelen, tot maximaal 338,0 miljard EUR, wordt verstrekt in de vorm van niet-terugvorderbare steun of subsidies. Het andere deel, tot maximaal 385,8 miljard EUR, wordt gebruikt om leningen van de EU aan individuele lidstaten te verstrekken.

De termijn voor de lidstaten om leningen aan te vragen liep in augustus 2023 af, wat betekent dat 94,9 miljard EUR aan leningen niet langer kan worden uitbetaald. Als gevolg hiervan beloopt de totale omvang van de leningen nu 290,9 miljard EUR en beloopt het aangepaste totale bedrag voor niet-terugvorderbare steun en leningen 712 miljard EUR. De terugbetaling van deze leningen door de ontvangende lidstaten zal pas starten aan het einde van de huidige MFK-cyclus, en de terugbetalingen zullen gedurende een langere periode worden voortgezet (vanaf 2032 tot en met 2054, zie punt 3.3). NGEU zal ook de volgende EU-programma’s en beleidslijnen versterken:

het cohesiebeleid, uit hoofde van de herstelbijstand voor cohesie en de regio’s van Europa (React-EU), om de economische gevolgen van COVID-19 in de eerste jaren van het herstel te helpen ondervangen;

het Fonds voor een rechtvaardige transitie, om te waarborgen dat de transitie naar klimaatneutraliteit iedereen ten goede komt;

het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, om landbouwers verder te ondersteunen;

InvestEU, om de investeringsinspanningen van onze bedrijven te ondersteunen;

Horizon Europa, om ervoor te zorgen dat de EU over de capaciteit beschikt om meer excellent onderzoek te financieren;

RescEU, om de capaciteit te waarborgen van het EU-mechanisme voor civiele bescherming om te reageren op grootschalige rampen.

Daarnaast worden de RRF-subsidies nu aangevuld met REPowerEU-maatregelen, die ook worden gefinancierd uit de inkomsten uit het emissiehandelssysteem (ETS) en de toewijzingen van de Brexit-aanpassingsreserve (BAR), samen met NGEU-toewijzingen. Zo dragen ook de RRF-leningen bij aan de doeleinden van REPowerEU. Zie hoofdstuk 3 voor nadere informatie over de uitvoering van NGEU en hoofdstuk 4 over het opnemen van leningen via de uniforme financieringsaanpak.

Steun voor Oekraïne

Sinds het begin van de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne is de steun voor de EU-crisisrespons in Oekraïne op alle fronten zeer sterk opgevoerd in de EU-begroting. Als onderdeel van een “Team Europa”-aanpak hadden de EU, haar lidstaten en Europese financiële instellingen eind 2024 in totaal bijna 130 miljard EUR aan steun voor Oekraïne en de Oekraïense bevolking geactiveerd — een duidelijke blijk van de blijvende solidariteit van de EU. Deze steun omvat het volgende:

64,4 miljard EUR aan financiële bijstand, begrotingssteun en humanitaire hulp, wat mogelijk wordt gemaakt door de begroting van de EU en rechtstreeks van EU-lidstaten komt in de vorm van subsidies, leningen en garanties (waarvan gedurende 2024 19,6 miljard EUR werd verleend onder elk van de drie pijlers van de faciliteit voor Oekraïne in de vorm van leningen, niet-terugvorderbare steun en begrotingsgaranties);

47,3 miljard EUR aan militaire bijstand die rechtstreeks door de EU-lidstaten wordt verleend, waarvan 6,1 miljard EUR via de Europese Vredesfaciliteit (instrument buiten de begroting);

1,5 miljard EUR dat beschikbaar wordt gesteld uit de opbrengsten van bevroren en geïmmobiliseerde Russische staatsactiva (uitzonderlijke winst); en

17 miljard EUR die door de EU en de lidstaten beschikbaar is gesteld voor steun aan burgers die Oekraïne ontvluchten.

Politieke prioriteiten van de Commissie 2024-2029

De politieke prioriteiten van de Europese Commissie zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van haar voorzitter. De Commissie-Von der Leyen, die op 1 december 2024 is aangetreden, heeft de volgende zeven belangrijke prioriteiten:

 

Een nieuw plan voor duurzame welvaart en concurrentievermogen in Europa

Europa als continent voor economische groei, ondernemingsgeest en innovatie door concurrentiekracht, welvaart en rechtvaardigheid te waarborgen.

 

Een nieuw tijdperk voor Europese defensie en veiligheid

De uitdagingen op het gebied van veiligheid en defensie in Europa aanpakken en de paraatheid en het crisisbeheer verbeteren.

 

Burgers ondersteunen, onze samenlevingen versterken en ons sociaal model verbeteren

Bevorderen van sociale rechtvaardigheid, verhogen van solidariteit in onze maatschappij, en het waarborgen van gelijke kansen voor iedereen.

 

Onze levenskwaliteit in stand houden: Voedselzekerheid, water en natuur

De opbouw van een competitief en veerkrachtig landbouw- en voedselsysteem, het waarborgen van biodiversiteit, en de voorbereiding op klimaatverandering.

 

Onze democratie beschermen en onze waarden hooghouden

De burgers centraal stellen in onze democratie zodat iedereen de toekomst van onze Europese Unie kan helpen vormgeven.

 

Europa in de wereld: Onze invloed en partnerschappen benutten

Ons richten op ons grote nabuurschap om mondiale uitdagingen aan te pakken en het bevorderen van vrede, partnerschappen en economische stabiliteit.

 

Samen resultaten boeken en onze Europese Unie voorbereiden op de toekomst

Een moderne en versterkte EU-begroting, en ambitieuze hervormingsagenda om onze doelstellingen te behalen.

3.   UITVOERING VAN NGEU

3.1.   Samenvatting

Eind 2024 had de Commissie in totaal 373,0 miljard EUR aan financiële steun uitbetaald. Het grootste deel van dit bedrag, 306,1 miljard EUR, is uitbetaald in het kader van de RRF (met inbegrip van steun voor REPowerEU-hervormingen en -investeringen), waarvan 197,5 miljard EUR als niet-terugvorderbare steun en 108,7 miljard EUR als financiële steun in de vorm van leningen). Nog 66,9 miljard EUR (exclusief terugvorderingen) is uitbetaald als MFK-betalingen in het kader van bestaande programma’s.

3.2.   Uitbetalingen van niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (waaronder REPowerEU)

De totale niet-terugvorderbare steun die in het kader van de herstel- en veerkrachtplannen van de 27 lidstaten is goedgekeurd, bedroeg 359,5 miljard EUR. Op 31 december 2024 bedroegen de vastleggingen in de begroting 358,9 miljard EUR. Eind 2024 had de Commissie in totaal 197,5 miljard EUR aan niet-terugvorderbare steun uitbetaald aan 26 lidstaten:

miljard EUR

Lid- staat

Totale waarde van subsidies

Begrotings-vastleggingen 31.12.2024 (*1)

Totaal uitbetaald 31.12.2024

Oostenrijk

4,0

4,0

1,2

België

5,0

4,9

1,5

Bulgarije

5,7

5,7

1,4

Kroatië

5,8

5,8

3,7

Cyprus

1,0

1,0

0,4

Tsjechië

8,4

8,4

4,2

Denemarken

1,6

1,6

1,0

Estland

1,0

1,0

0,5

Finland

1,9

1,9

0,5

Frankrijk

40,3

40,3

30,9

Duitsland

30,3

30.3

19.8

Griekenland

18,2

18,2

8,6

Hongarije

6,5

6,5

0,1

Ierland

1,2

1,1

0,3

Italië

71,8

71,8

46.4

Letland

2,0

2,0

0,8

Litouwen

2,3

2,3

1,1

Luxemburg

0,2

0,1

0,0

Malta

0,3

0,3

0,2

Nederland

5,4

5,3

1,3

Polen

25,3

25,3

7,3

Portugal

16.3

16.3

8,5

Roemenië

13,6

13,6

5,8

Slowakije

6,4

6,4

3,5

Slovenië

1,6

1,6

0,7

Spanje

79.9

79.9

48.0

Zweden

3,4

3,4

Totaal

359.5

358.9

197.5

In 2024 heeft de Commissie niet-terugvorderbare steun uitgekeerd voor een totaalbedrag van 55,9 miljard EUR. De belangrijkste uitbetalingen waren voor Duitsland (13,5 miljard EUR), Spanje (10,9 miljard EUR), Frankrijk (7,5 miljard EUR), Polen (6,8 miljard EUR) en Italië (5,5 miljard EUR).

3.3.   Uitbetalingen van leningen in het kader van de RRF (waaronder REPowerEU)

De totale financiële steun via leningen die in het kader van de plannen is goedgekeurd, bedroeg 290,9 miljard EUR. Het gehele bedrag wordt gedekt door ondertekende leningsovereenkomsten. Eind 2024 had de Commissie 108,7 miljard EUR aan financiële steun via leningen uitbetaald aan 13 lidstaten:

miljard EUR

Lidstaat

Totaal Subsidies

Totaal ondertekend per 31.12.2024

Totaal uitbetaald op 31.12.2024

Totaal terugbetaald op 31.12.2024

Totaal nog te ontvangen op 31.12.2024

België

0,2

0,2

0,0

0,0

0,0

Kroatië

4,3

4,3

0,8

0,0

0,8

Cyprus

0,2

0,2

0,0

0,0

0,0

Tsjechië

0,8

0,8

0,2

0,0

0,2

Griekenland

17,7

17,7

9,6

0,0

9,6

Hongarije

3,9

3,9

0,8

0,0

0,8

Italië

122,6

122,6

75,7

0,0

75,7

Litouwen

1,6

1,6

0,8

0,0

0,8

Polen

34,5

34,5

13,5

0,0

13,5

Portugal

5,9

5,9

2,9

0,0

2,9

Roemenië

14,9

14,9

3,7

0,0

3,7

Slovenië

1,1

1,1

0,4

0,0

0,4

Spanje

83,2

83,2

0,3

0,0

0,3

Totaal

290,9

290,9

108,7

0,0

108,7

In 2024 heeft de Commissie nieuwe financiële steun via leningen uitgekeerd voor een bedrag van 29,4 miljard EUR. De belangrijkste uitbetalingen waren voor Italië (14,7 miljard EUR), Polen (9,0 miljard EUR), Griekenland (2,3 miljard EUR) en Portugal (1,2 miljard EUR). Volgens de leningsovereenkomsten zullen de lidstaten vanaf tien jaar na de uitbetalingsdatum jaarlijks 5 % van de uitbetaalde bedragen terugbetalen. Dit resulteert in een terugbetalingsperiode die loopt van 2032 tot en met 2054 voor de leningen die zijn uitbetaald tot en met 31 december 2024.

3.4.   NGEU-bijdragen aan andere programma’s in het kader van de EU-begroting

Eind 2024 bedroegen de totale nettobetalingen aan andere programma’s in het kader van het MFK 66,9 miljard EUR. Deze bijdrage, na aftrek van terugvorderingen, had voornamelijk betrekking op React-EU, dat het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF, inclusief FEAD) financiert:

miljard EUR

MFK-programma

Totaal toewijzing

Totaal nettovastleggingen

31.12.2024

Totaal nettobetalingen

31.12.2024

React-EU

50,6

50,6

46,3

waarvan EFRO

30,0

30,0

28,1

waarvan ESF (inclusief FEAD)

20,6

20,6

18,2

Fonds voor een rechtvaardige transitie

10,9

10,8

6,3

Plattelandsontwikkeling (Elfpo)

8,1

8,1

4,8

InvestEU

6,1

6,1

3,8

Horizon Europa

5,4

5,4

4,5

RescEU

2,0

2,0

1,3

Totaal

83,1

82,9

66,9

In 2024 heeft de Commissie 24,6 miljard EUR uitbetaald aan andere MFK-programma’s. Dit bedrag omvatte de betalingen in verband met React-EU (14,9 miljard EUR, waarvan 7,1 miljard EUR in het kader van het EFRO en 7,8 miljard EUR in het kader van het ESF, inclusief het FEAD), het Fonds voor een rechtvaardige transitie (6,0 miljard EUR), plattelandsontwikkeling (1,5 miljard EUR), InvestEU (1,2 miljard EUR), Horizon Europa (0,6 miljard EUR), RescEU (0,3 miljard EUR).

4.   VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN

De afgelopen jaren heeft de EU in toenemende mate gebruikgemaakt van financiële instrumenten (zoals leningen, garanties en investeringen in aandelenkapitaal) als middel om haar beleid uit te voeren en EU-doelstellingen na te streven. De leningen van de EU aan haar lidstaten of partnerlanden zijn bijvoorbeeld bedoeld om de financiële stabiliteit te herstellen of het economisch herstel na crisissituaties te bevorderen. De belangrijkste doelstelling van de EU-garantieprogramma’s is het stimuleren van investeringen en het verbeteren van de toegang tot financiering om marktfalen op de belangrijkste beleidsterreinen tegen te gaan.

Wanneer de EU steun verleent in de vorm van leningen of garanties, verwacht zij een grote meerwaarde van haar financiële bijdrage. In tegenstelling tot traditionele methoden zonder terugvordering voor de uitvoering van de begroting, zoals de subsidies, ontvangt de eindbegunstigde namelijk, dankzij het zogenaamde hefboomeffect, voor elke euro die uit de EU-begroting wordt uitgegeven meer dan het nominale bedrag van de financiële steun van de EU.

Hoewel de EU verwacht dat de uitgaven lager zullen zijn dan het bedrag van de verstrekte financiering, kan de EU-begroting nog steeds verliezen lijden wanneer zich bepaalde gebeurtenissen voordoen die niet volledig onder de controle van de EU vallen. Dit geldt voor de programma’s waarbij de EU leningen aangaat ter financiering van leningen aan lidstaten en derde landen (zie punt 4.1 hieronder) en wanneer zij garanties verstrekt aan financiële instellingen (zie punt 4.2 hieronder). Aangezien het onwaarschijnlijk is dat verliezen als gevolg van niet-terugbetaling door eindbegunstigden de volledige bedragen zullen beslaan, houdt de EU geen activa aan voor het geheel van die potentiële verplichtingen (1), maar slechts tot het niveau dat nodig is om verwachte verliezen te dekken, plus een toereikende veiligheidsbuffer voor onverwachte verliezen. Mochten de verliezen echter boven de voorziene activa uitkomen, dan zullen zij door de lidstaten worden gedekt via toekomstige EU-begrotingen. In die zin creëren zij “voorwaardelijke begrotingsverplichtingen” voor de EU-begroting.

De EU monitort regelmatig de houdbaarheid van haar voorwaardelijke verplichtingen en de toereikendheid van de in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF) aangehouden activa (2) (zie punt 4.3 hieronder).

Eind 2024 bedroegen de voorwaardelijke verplichtingen in de EU-begroting 408,9 miljard EUR, waarvan 298,9 miljard EUR betrekking had op de uitstaande leningen aan overheden (296,4 miljard EUR nominaal en 2,5 miljard EUR opgelopen rente) en 109,9 miljard EUR op de maximumbedragen (plafonds) van de verleende garanties. De voorzieningen bedroegen 23,4 miljard EUR.

De EU gaat ook andere verplichtingen aan, die niet voorwaardelijk van aard zijn, maar die — vanwege hun langetermijnkarakter — alleen door de lidstaten via toekomstige begrotingen worden gefinancierd. Dit heeft voornamelijk betrekking op de pensioenverplichting (93,1 miljard EUR per 31 december 2024) en op de in het kader van de uniforme financieringsaanpak opgenomen leningen waarmee RRF/REPowerEU-subsidies en enkele andere MFK-programma’s werden gefinancierd (264,4 miljard EUR per 31 december 2024, zie de punten 3.2 en 3.4).

4.1.   Opgenomen en verstrekte leningen

4.1.1.   Aangaan van leningen

De Unie neemt leningen op door effecten uit te geven op de internationale kapitaalmarkten. De EU-begroting staat uiteindelijk garant voor alle door de Unie opgenomen leningen. Tot en met 2020 werden deze opgenomen leningen alleen gebruikt om leningen te financieren, zie punt 4.1.2. Na de invoering van het NGEU-instrument worden de opgenomen leningen nu ook gebruikt voor de financiering van niet-terugvorderbare steun, zie punt 3.2.

Uniforme financieringsaanpak

Back-to-back

Uniforme financieringsaanpak

Image 4

Image 5

Tot en met 2020 volgde de Commissie een “back-to-back”-aanpak, waarbij zij een specifieke obligatie uitgaf om een specifieke leningsovereenkomst te financieren. De Commissie maakte het geld rechtstreeks over aan het begunstigde land, onder dezelfde voorwaarden (rentevoet, looptijd). De timing, het volume en de looptijden van de obligatie-uitgiften werden daarom volledig bepaald door de behoeften van de begunstigde.

Voor het NGEU-instrument hanteert de Commissie een gediversifieerde, gebundelde financieringsaanpak waarbij de leningen niet rechtstreeks worden gebruikt voor de financiering van specifieke uitbetalingen. In plaats daarvan wordt de schuld uitgegeven volgens halfjaarlijkse financieringsplannen, met langlopende obligaties en kortlopende waardepapieren. Voor de uitgifte van deze effecten maakt de Commissie gebruik van veilingen en syndicaten. Vervolgens worden de kosten volgens de met de lidstaten overeengekomen kostentoewijzingsmethode (3) doorberekend aan de begunstigden, voor de leningen, en aan de EU-begroting voor de niet-terugvorderbare steun. Deze aanpak met gebundelde financiering biedt mogelijkheden voor meer flexibiliteit en coherentie bij het opnemen en verstrekken van leningen. Ook zorgt deze aanpak voor betere financieringskosten en kan een beter risico- en nalevingskader worden ontworpen. Deze financieringsflexibiliteit vereist ook een liquiditeitsbuffer voor een efficiënt liquiditeitsbeheer.

Op grond van Verordening (EU, Euratom) 2022/2434 van het Europees Parlement en de Raad (4) in december 2022 kan de Commissie deze aanpak gebruiken voor alle in de toekomst op te nemen leningen. Op deze manier kunnen de macrofinanciële bijstand (MFB+) voor Oekraïne, de faciliteit voor Oekraïne en andere toekomstige leningsprogramma’s profiteren van dit flexibele en kostenefficiënte schuldbeheer, waardoor een uniforme financieringsaanpak voor alle door de EU opgenomen leningen wordt gecreëerd.

In 2024 zijn de uitstaande leningen van de EU gestegen met 142,8 miljard EUR, waardoor het totale nominale bedrag aan uitstaande leningen per 31 december 2024 601,3 miljard EUR was. Dit bedrag omvat 68,2 miljard EUR aan groene NGEU-obligaties. Deze uitgiften zijn gebaseerd op het NGEU-kader voor groene obligaties, dat is afgestemd op de Green Bond Principles zoals vastgesteld door de International Capital Market Association (ICMA) (5). Met de middelen die worden opgehaald door de uitgifte van groene NGEU-obligaties worden klimaatmaatregelen in de nationale herstel- en veerkrachtplannen (RRP’s) uit hoofde van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) gefinancierd.

Onderstaande tabel toont het aflossingsschema voor de uitstaande EU-leningen per 31 december 2024:

miljard EUR

 

UNIFORME FINANCIERING

OPGENOMEN BACK-TO-BACKLENINGEN

TOTAAL

 

SURE

EFSM

MFB

BB

EURATOM

2025

41,1

8,0

2,4

0,0

0,2

-

51,8

2026

33,0

8,0

6,2

0,1

-

-

47,4

2027

32,6

-

3,0

0,2

-

-

35,9

2028

30,6

10,0

4,1

0,2

-

-

44,9

2029

27,6

8,1

1,4

0,9

-

0,1

38,1

2030

15,4

10,0

-

0,1

-

-

25,5

2031

29,0

-

7,3

1,2

-

0,1

37,5

2032

18,4

-

3,0

0,7

-

0,1

22,1

2033

11,8

-

2,1

0,5

-

-

14,4

2034

33,1

-

0,0

0,7

-

-

33,8

2035

-

8,5

2,0

2,0

-

-

12,5

2036

-

9,0

5,8

1,3

-

-

16,1

2037

18,4

8,7

-

0,9

-

-

28,1

2038

14,3

-

1,8

0,3

-

-

16,5

2039

12,0

-

-

0,1

-

-

12,1

2040

-

7,0

-

0,5

-

-

7,5

2041

16,0

-

-

-

-

-

16,0

2042

12,0

-

3,0

2,0

-

-

17,0

2043

12,0

-

-

-

-

-

12,0

2044

12,0

-

-

-

-

-

12,0

2045

-

-

-

-

-

-

0,0

2046

-

5,0

-

-

-

-

5,0

2044

-

6,0

-

-

-

-

6,0

2048

14,0

-

-

-

-

-

14,0

2049

-

-

-

-

-

-

0,0

2050

12,0

10,0

-

-

-

-

22,0

2051

14,0

-

-

-

-

-

14,0

2052

10,9

-

-

0,5

-

-

11,4

2053

15,3

-

-

2,5

-

-

17,8

2054

10,0

-

-

-

-

-

10,0

Totaal

445,7

98,4

42,0

14,7

0,2

0,3

601,3

De NGEU-leningen en niet-terugvorderbare steun, evenals de faciliteit voor Oekraïne en MFB-leningen die vanaf 2023 worden ondertekend, worden gefinancierd volgens de “uniforme financieringsaanpak”.

4.1.2.   Verstrekken van leningen

De Commissie verstrekt bilaterale leningen overeenkomstig de besluiten van het Europees Parlement en de Raad. In 2024 heeft de Commissie, handelend namens de EU, zeven belangrijke programma’s uitgevoerd in het kader waarvan zij leningen kan verstrekken:

Bijstand van SURE (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken);

bijstand van het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM);

macrofinanciële bijstand (MFB);

de betalingsbalanssteun (BB);

Euratom;

Faciliteit voor Oekraïne en

NGEU (RRF en REPowerEU), zie punt 3.3.

Per 31 december 2024 was het nominale bedrag van de leningen:

miljard EUR

 

Totaal ondertekend

Totaal niet-opgevraagd per jaareinde

Totaal uitbetaald per jaareinde

Uitstaand per jaareinde

SURE

 

 

 

 

België

8,2

-

8,2

8,2

Bulgarije

1,0

-

1,0

1,0

Kroatië

1,6

-

1,6

1,6

Cyprus

0,6

-

0,6

0,6

Tsjechië

4,5

-

4,5

4,5

Estland

0,2

-

0,2

0,2

Griekenland

6,2

-

6,2

6,2

Hongarije

0,7

-

0,7

0,7

Ierland

2,5

-

2,5

2,5

Italië

27,4

-

27,4

27,4

Letland

0,5

-

0,5

0,5

Litouwen

1,1

-

1,1

1,1

Malta

0,4

-

0,4

0,4

Polen

11,2

-

11,2

11,2

Portugal

6,2

-

6,2

6,2

Roemenië

3,0

-

3,0

3,0

Slowakije

0,6

-

0,6

0,6

Slovenië

1,1

-

1,1

1,1

Spanje

21,3

-

21,3

21,3

 

98,4

-

98,4

98,4

EFSM

 

 

 

 

Ierland

22,5

-

22,5

19,7

Portugal

24,3

-

24,3

22,3

 

46,8

-

46,8

42,0

MFB

 

 

 

 

Albanië

0,2

-

0,2

0,2

Armenië

0,1

-

0,1

0,1

Bosnië-Herzeg.

0,3

-

0,3

0,1

Georgië

0,1

-

0,2

0,1

Jordanië

1,1

-

1,1

1,1

Kosovo

0,1

-

0,1

0,1

Kirgizië

0,0

-

0,0

0,0

Moldavië

0,4

0,0

0,4

0,4

Montenegro

0,1

-

0,1

0,1

Noord-Macedonië

0,3

0,1

0,2

0,2

Servië

0,2

-

0,2

0,0

Tunesië

1,4

-

1,4

1,4

Oekraïne MFB

12,2

-

12,2

11,0

Oekraïne MFB+

18,0

-

18,0

18,0

Oekraïne MFB ULCM

18,1

18,1

-

-

Egypte

1,0

-

1,0

1,0

 

53,6

18,2

34,9

33,7

BB

 

 

 

 

Letland

2,9

-

2,9

0,2

 

2,9

-

2,9

0,2

EURATOM

 

 

 

 

Energoatom, K2R4 Oekraïne

0,4

-

0,4

0,3

 

0,4

-

0,4

0,3

Faciliteit voor Oekraïne

33,0

19,9

13,1

13,1

NGEU-leningen

290,9

182,2

108,7

108,7

Totaal

526,0

220,3

305,2

296,4

SURE

SURE is in 2020 opgericht om financiële bijstand te verlenen aan lidstaten die worden geconfronteerd met, of ernstig worden bedreigd door, een grote economische verstoring als gevolg van de COVID-19-pandemie. Het instrument vormt een aanvulling op de nationale maatregelen van de getroffen lidstaten.

De beschikbaarheid van het instrument is op 31 december 2022 geëindigd, en er zijn geen lopende uitbetalingen. De looptijd van de leningen varieert tussen 5 en 30 jaar.

EFSM

Het EFSM is opgericht om financiële bijstand te verlenen aan alle lidstaten die worden geconfronteerd met of bedreigd door ernstige financieel-economische ontregeling ten gevolge van buitengewone gebeurtenissen waarop zij geen vat hebben. Dit programma is afgelopen en er kunnen geen leningen meer worden opgenomen, behalve voor specifieke taken zoals het verlengen van de looptijd van bestaande leningen. Portugal heeft verzocht om verlenging van de looptijd voor een bedrag van 1,8 miljard EUR die in 2024 vervalt. De nieuwe lening werd gefinancierd door een langlopende obligatie die in 2028 vervalt.

MFB

Het MFB-programma is een vorm van financiële bijstand van de EU aan partnerlanden buiten de EU die een betalingsbalanscrisis doormaken. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van leningen op (middel)lange termijn of giften, of een combinatie van beide, en is enkel beschikbaar voor landen met een programma van het Internationaal Monetair Fonds (IMF).

Oekraïne

In 2022 bereikten het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over drie pakketten financiële bijstand aan Oekraïne (6), voor een totaalbedrag van 7,2 miljard EUR, om de onmiddellijke veerkracht van het land te versterken na de niet-uitgelokte en ongerechtvaardigde aanvalsoorlog van Rusland. Alle leningen waren aan het eind van 2022 aan Oekraïne uitbetaald. De looptijd van deze leningen aan Oekraïne varieert tussen tien en dertig jaar.

Om de EU-steun aan Oekraïne voort te zetten, hebben het Europees Parlement en de Raad op 14 december 2022 een nieuw pakket financiële bijstand van 18 miljard EUR goedgekeurd (Verordening (EU) 2022/2463 van het Europees Parlement en de Raad (7)). De Commissie en Oekraïne hebben begin 2023 een memorandum van overeenstemming en een leningfaciliteitsovereenkomst ondertekend, en in 2023 werd 18 miljard EUR aan leningen uitbetaald. De MFB+-leningen worden gefinancierd volgens de uniforme financieringsaanpak, terwijl alle eerdere MFB-leningen nog werden gefinancierd volgens de back-to-back-financieringsbenadering.

In oktober 2024 heeft de EU nieuwe MFB goedgekeurd voor Oekraïne en het samenwerkingsmechanisme voor leningen aan Oekraïne (Ukraine Loan Cooperation Mechanism, ULCM) (8). In het kader van het ULCM zullen de buitengewone opbrengsten van geïmmobiliseerde Russische staatsactiva worden gebruikt om niet-terugvorderbare steun aan Oekraïne toe te kennen om het land te helpen nieuwe bilaterale leningen terug te betalen die door G7-partners en de EU in het kader van dit initiatief zijn verstrekt. Daarom heeft de EU een nieuwe MFB-leningsovereenkomst gesloten met Oekraïne in december 2024 ten bedrage van 18,1 miljard EUR. Dit bedrag zal in 2025 worden uitbetaald. Tot mei 2025 had de Commissie 6 miljard EUR uitbetaald.

In 2024 heeft Oekraïne tijdig 600 miljoen EUR aan eerdere door de EU verstrekte MFB-leningen terugbetaald. Eind 2024 bedroegen de totale aan Oekraïne uitstaande MFB-leningen 29,0 miljard EUR (nominaal bedrag).

Faciliteit voor Oekraïne

Op 29 februari 2024 hebben het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) 2024/792 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (9) vastgesteld. Dit nieuwe instrument bestrijkt de jaren 2024 tot en met 2027 en biedt tot 50 miljard EUR aan financiële steun aan Oekraïne, waaronder tot 33 miljard EUR aan overheidsleningen. Per 31 december 2024 is voor 13,1 miljard EUR aan leningen aan Oekraïne uitbetaald. De overheidsleningen van de faciliteit voor Oekraïne worden gefinancierd door middel van leningen in het kader van de uniforme financieringsaanpak.

BB

Het BB-mechanisme is een bijstandsprogramma voor lidstaten buiten de eurozone die worden geconfronteerd met feitelijke of dreigende betalingsbalansmoeilijkheden. Betalingsbalanssteun wordt verstrekt in de vorm van leningen op middellange termijn waaraan de voorwaarde is gekoppeld dat beleidsmaatregelen worden genomen om de onderliggende economische problemen aan te pakken. De betalingsbalanssteun van de EU wordt doorgaans aangeboden in samenwerking met het IMF en andere internationale instellingen/landen. In 2024 hebben geen nieuwe verrichtingen of terugbetalingen van leningen plaatsgevonden. Het programma zal naar verwachting eindigen in 2025, wanneer de uitstaande lening en de daarmee verband houdende leningen komen te vervallen.

Euratom

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, evenals aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties.

Liquiditeitsbuffer

In de uniforme financieringsstrategie wordt een bepaald bedrag van de opbrengsten van leningen aangehouden op een bankrekening bij de Europese Centrale Bank. Deze liquiditeitsbuffer zorgt ervoor dat er voldoende middelen beschikbaar zijn om aan alle komende uitbetalingen te voldoen en tegelijkertijd dat overtollige saldi worden voorkomen. Bij het beheer van deze liquiditeitsbuffer houdt de Commissie rekening met de verwachte uitbetalingsbehoeften en de opportuniteitskosten van kassaldi. Eind 2024 bedroeg het tegoed op de bankrekening 33,9 miljard EUR.

4.1.3.   Beschermingsstelsel

Opgenomen leningen van de EU zijn rechtstreekse en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten. De leningen die worden opgenomen om leningen te financieren, worden terugbetaald door de tijdige inning van de hoofdsom van de verstrekte leningen en de verschuldigde rente. Mocht een begunstigd land echter in gebreke blijven met zijn terugbetalingen of die uitstellen, dan is er een aantal waarborgen om de betaling van de kosten van de EU-schuld te waarborgen, samengevat in de onderstaande tabel. Op de korte termijn worden de opgenomen leningen terugbetaald uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Vervolgens worden opgenomen leningen in verband met de leningen aan derde landen (met uitzondering van MFB+-leningen en leningen in het kader van de faciliteit voor Oekraïne) terugbetaald uit de activa in het GVF, terwijl de Commissie in het geval van MFB+-leningen, leningen in het kader van de faciliteit voor Oekraïne en leningen aan lidstaten aanvullende middelen van de lidstaten kan opvragen tot de beschikbare marge van de eigen middelen (“begrotingsruimte”). Voor sommige programma’s worden ook garanties afgegeven door de lidstaten. De investeerders zijn daardoor alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de leningen.

EU-programma gefinancierd door leningen

Beschermingsstelsel

NGEU (RRF en REPowerEU)

Begrotingsruimte onder het tijdelijke plafond van de eigen middelen van de EU-begroting – 0,6 % extra van het bni van de EU boven het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

SURE

Garantie van alle EU-lidstaten (25 %) + begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

EFSM

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

BB

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

MFB (standaard)

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (9 % van de lening aan het derde land)

Buitengewone MFB aan Oekraïne

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (9 %) + garanties van alle lidstaten (61 %)

MFB+ aan Oekraïne

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

Faciliteit voor Oekraïne

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

Euratom-leningen aan derde landen (staatsbedrijven)

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (9 % van de lening) en tegengaranties van het derde land)

Euratom-leningen aan lidstaten

Begrotingsruimte onder het plafond van de eigen middelen van de EU-begroting van 1,4 % van het bni van de EU

4.2.   Begrotingsgaranties

In het kader van dit type begrotingsuitvoering verstrekt de EU garanties aan financiële instellingen (uitvoerende partners) voor hun financieringen (leningen) en investeringen (in eigenvermogensinstrumenten) om haar beleidsdoelstellingen na te streven.

De EU heeft garanties afgegeven in het kader van de volgende programma’s:

het mandaat voor externe leningen (ELM) dat wordt verleend aan de Europese Investeringsbank (EIB) voor de verstrekking van leningen buiten de EU, voornamelijk aan staten of lagere overheden;

het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) die aan de EIB-groep is verleend voor haar verrichtingen ter ondersteuning van extra investeringen in de EU en toegang tot financiering voor kleine en middelgrote ondernemingen;

de InvestEU-garantie, verleend aan de EIB-groep, de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling en verscheidene financiële partners in de EU-lidstaten om particuliere investeringen aan te trekken voor de groene en de digitale transitie, innovatie en sociale investeringen en vaardigheden. De InvestEU-garantie kan worden verhoogd met bijdragen en tegengaranties van EVA-landen en lidstaten;

het externe optreden in het kader van de NDICI-verordening, die garanties aan de EIB regelt, voor haar financieringen en investeringen buiten Europa, aan begunstigden in zowel de publieke als de private sector, en aan verscheidene andere wederpartijen, met als doel om duurzame investeringen in de partnerlanden van de EU te bevorderen;

het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO): een garantie die aan verscheidene wederpartijen is afgegeven om investeringen in Afrika en in de Europese nabuurschapslanden te ondersteunen;

Garantie voor Oekraïne uitgegeven aan verscheidene wederpartijen in het kader van de verordening betreffende de faciliteit voor Oekraïne om investeringen te verhogen voor het herstel en de wederopbouw van Oekraïne.

Op 31 december 2024 lag het nominale uitstaande bedrag van die garanties op het aan die financiële instellingen toegestane maximumniveau van 109,9 miljard EUR, waarvan 72,6 miljard EUR betrekking had op financierings- of investeringsverrichtingen die door de uitvoerende partners waren ondertekend (InvestEU- en NDICI-garanties en garanties voor Oekraïne bevinden zich nog in de investeringsperiode, waarin de partners nieuwe verrichtingen kunnen opnemen in het kader van de garantie).

Image 6

De lidstaten en de EER-landen kunnen ook aan het InvestEU-programma bijdragen. Tot en met 31 december 2024 heeft de EU met die landen bijdrageovereenkomsten gesloten voor een bedrag van in totaal 2,8 miljard EUR, waarvan 2,2 miljard EUR betrekking heeft op contante bijdragen en 0,6 miljard EUR op tegengaranties.

4.3.   Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Om tijdig te kunnen voldoen aan garantieverzoeken om verliezen van de uitvoerende partners te dekken, worden EU-voorzieningen gefinancierd uit de begroting. Vanaf 2021 worden alle begrote activa aangehouden in het GVF, dat functioneert als één portefeuille, waarbij de activa voornamelijk in de schuldinstrumenten worden belegd. Momenteel combineert het fonds een voorziening voor alle begrotingsgaranties van de EU met een aantal financiële bijstandsprogramma’s. De middelen van het GVF worden toegewezen aan compartimenten, zodat de bedragen betreffende de bijdragende begrotingsgaranties en programma’s voor financiële bijstand traceerbaar zijn.

Per 31 december 2024 houdt de Commissie in het GVF 23,2 miljard EUR aan nettoactiva aan voor de volgende compartimenten:

Garantiefonds voor externe maatregelen — 3,2 miljard EUR (voor het mandaat voor externe leningen en MFB- en Euratom-leningen van vóór 2021 aan derde landen)

EFDO — 8,9 miljard EUR

EFDO — 0,8 miljard EUR

InvestEU-compartimenten — 6,8 miljard EUR (inclusief contante bijdragen van de lidstaten en EER-landen)

NDICI EFDO+ — 2,9 miljard EUR

Garantie voor Oekraïne — 0,2 miljard EUR

MFB-leningen van na 2020 — 0,1 miljard EUR

MFB-leningen aan Oekraïne — 0,3 miljard EUR

5.   JAARREKENINGANALYSE

5.1.   Ontvangsten

De geconsolideerde ontvangsten van de EU omvatten bedragen in verband met ruiltransacties en niet-ruiltransacties, waarvan de laatste het meest significant zijn. De vijfjarige trend van de belangrijkste categorieën ontvangsten uit niet-ruiltransacties (bni-middelen, traditionele eigen middelen, btw-middelen, eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval, geldboetebedragen en terugvordering van uitgaven) is als volgt:

Vijfjarige trend van de ontvangsten uit de belangrijkste niet-ruiltransacties (1)

Image 7

*

Cijfers voor 2020 tot en met 2024: exclusief ontvangsten in verband met de terugtrekking van het VK uit de EU

Omdat de begrotingsontvangsten gelijk aan (of groter dan) de uitgaven moeten zijn, zijn de betalingen van het jaar de belangrijkste factor in de bovenstaande trend van de ontvangsten.

Belangrijkste ontwikkelingen in 2024

In 2024 bedroegen de totale ontvangsten, die alle ontvangstencategorieën omvatten, 175,7 miljard EUR, tegen 171,9 miljard EUR over het voorgaande jaar. De belangrijkste ontwikkelingen die de daling van 3,8 miljard EUR of 2,2 % verklaren, waren:

De inkomsten uit boetes stegen met 2,3 miljard EUR, voornamelijk vanwege boetes voor bedrijven voor inbreuken op de EU-mededingingsregels;

De financiële inkomsten stegen met 2,0 miljard EUR, voornamelijk vanwege een toename van de verkregen rente;

de btw-bijdragen stegen van 22,5 miljard EUR in 2023 naar 24,5 miljard EUR in 2024;

de eigen middelen op basis van kunststof verpakkingsafval uit geldboeten stegen van 7,2 miljard EUR in 2023 tot 8,2 miljard EUR in 2024;

de traditionele eigen middelen uit geldboeten stegen van 19,8 miljard EUR in 2023 tot 20,6 miljard EUR in 2024; en

de ontvangsten op basis van het bni (bruto nationaal inkomen), de belangrijkste component van de operationele ontvangsten van de EU, stegen van 101,3 miljard EUR in 2023 tot 95,0 miljard EUR in 2024. De daling met 6,3 miljard EUR of 6,2 %, die deels de andere hierboven beschreven mutaties in de inkomsten compenseert, wordt grotendeels verklaard door een verminderde behoefte aan betalingskredieten.

5.2.   Uitgaven

De belangrijkste uitgavencomponent in de geconsolideerde financiële staten wordt gevormd door uitgaven onder gedeeld beheer, die de volgende fondsen omvatten: i) het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), ii) het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (Elfpo), iii) het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), en iv) het Europees Sociaal Fonds (ESF). Deze middelen maakten in 2024 101,9 miljard EUR of 37,3 % van de totale uitgaven van 272,9 miljard EUR uit (2023: 125,4 miljard EUR, 51,5 % van de totale uitgaven). De uitsplitsing van de uitgaven onder gedeeld beheer en de relatieve gewichten ervan worden hieronder weergegeven:

Belangrijkste uitgaven onder gedeeld beheer voor het begrotingsjaar 2024

Image 8

De daling van de uitgaven onder gedeeld beheer is voornamelijk toe te schrijven aan lagere uitgaven in verband met het EFRO en het Cohesiefonds (23,6 miljard EUR), aangezien de uitvoering van de programma’s van het vorige MFK zich nu in de laatste fase bevindt.

De uitgaven onder direct beheer, die de begrotingsuitvoering door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en de trustfondsen vertegenwoordigen, namen toe van 61,9 miljard EUR in 2023 tot 99,0 miljard EUR in 2024. De stijging met 37,1 miljard EUR is voornamelijk toe te schrijven aan de niet-terugvorderbare steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit van NGEU, die 65,8 miljard EUR bedroeg (2023: 36,0 miljard EUR), aangezien de lidstaten de verstrekte middelen gebruiken en er mijlpalen zijn bereikt.

Uitgaven onder indirect beheer vertegenwoordigen de begrotingsuitvoering door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. In 2024 bedroegen de uitgaven onder indirect beheer 16,6 miljard EUR, (2023: 15,2 miljard EUR). De stijging kan voornamelijk worden verklaard door de verhoogde uitgaven voor extern optreden.

5.3.   Activa

Per 31 december 2024 bedroegen de totale activa 518,5 miljard EUR (2023: 467,7 miljard EUR) — de toename is voornamelijk het gevolg van de verstrekking van verdere leningen in het kader van het NGEU-instrument en de nieuwe leningen aan Oekraïne in het kader van de faciliteit voor Oekraïne. De belangrijkste activa op de EU-balans waren andere financiële activa dan geldmiddelen en kasequivalenten (328,3 miljard EUR), voorfinanciering (78,9 miljard EUR), vorderingen en verhaalbare bedragen (31,7 miljard EUR) en geldmiddelen en kasequivalenten (63,2 miljard EUR). De post andere activa, ten belope van 16,3 miljard EUR, omvat voornamelijk vaste bedrijfsmiddelen en immateriële activa.

Samenstelling van de activa op 31 december 2024

Image 9

De toename van de totale activa met 50,7 miljard EUR of 10,8 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

de uitstaande leningen stegen van 246,9 miljard EUR in 2023 tot 283,6 miljard EUR in 2024. De stijging van 36,7 miljard EUR of 14,9 % is voornamelijk het gevolg van de uitgifte van verdere leningen aan lidstaten in het kader van de RRF en REPowerEU (29,4 miljard EUR) en nieuwe leningen in het kader van de faciliteit voor Oekraïne en MFB-programma’s (respectievelijk 13,1 miljard EUR en 1,1 miljard EUR), waartegenover EFSM- en MFB-terugbetalingen van 1,4 miljard EUR en bijzondere waardeverminderingen op de nieuwe leningen aan Oekraïne stonden (5,7 miljard EUR);

de totale voorfinanciering daalde van 91,7 miljard EUR in 2023 naar 78,9 miljard EUR in 2024. Dit heeft voornamelijk betrekking op de aanzienlijke daling met 18 miljard EUR aan ERDF-, CF- en ESF-voorfinanciering van de vorige programmeringsperiode, aangezien de periode bijna ten einde loopt en hogere bedragen worden verrekend. Er was bovendien een aanzienlijke daling met 3,8 miljard EUR van de niet-terugvorderbare financiële steun die in het kader van de RRF is verleend als gevolg van verrekeningen in het jaar nadat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen hadden bereikt;

geldmiddelen en kasequivalenten stegen van 39,6 miljard EUR in 2023 tot 63,2 miljard EUR in 2024. De stijging met 23,6 miljard EUR of 59,6 % is voornamelijk toe te schrijven aan de hogere liquiditeitsbuffer in verband met de uniforme financieringsaanpak (12,5 miljard EUR op de bankrekening van de Europese Centrale Bank in 2023 tegen 33,9 miljard EUR eind 2024), die het gevolg was van het hoge niveau van uitbetalingen die gepland waren voor begin 2025; en

vorderingen en verhaalbare bedragen daalden van 35,2 miljard EUR tot 31,7 miljard EUR. De daling van 3,5 miljard EUR, of 9,9 %, is voornamelijk het gevolg van de daling van het nettobedrag dat het VK verschuldigd is op grond van het terugtrekkingsakkoord — zie hieronder.

Terugtrekking van het VK uit de EU

Op 31 januari 2020 heeft het Verenigd Koninkrijk de Europese Unie verlaten. De voorwaarden van het vertrek zijn uiteengezet in een akkoord over de terugtrekking van het VK uit de EU en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, ook “het terugtrekkingsakkoord” of “TA” genoemd. In het kader van deze overeenkomst stemde het VK ermee in alle financiële verplichtingen na te komen die het was aangegaan toen het lid van de EU was. De overeenkomst is op 31 januari 2020 in werking getreden. In het kader van het terugtrekkingsakkoord zal het VK blijven bijdragen aan de EU-begroting en gebruik blijven maken van EU-programma’s en -uitgaven van vóór 2021 alsof het een lidstaat was. Het VK zal ook bepaalde specifieke bedragen terugkrijgen die het aan de EU-begroting heeft betaald of die de EU-begroting heeft ontvangen en die verband houden met de periode waarin het lid was. De EU brengt tweemaal per jaar verslag uit aan het VK over de verschuldigde bedragen en het VK betaalt deze maandelijks. De verslaglegging wordt jaarlijks bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

De verplichtingen uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord leiden voor de EU tot passiva en vorderingen die moeten worden berekend en weergegeven in de jaarrekening van de EU. Ze dekken met name de volgende gebieden:

eigen middelen (artikel 136);

nog betaalbaar te stellen vastleggingen (artikel 140);

mededingingsboeten (artikel 141);

verplichtingen van de Unie (artikel 142);

voorwaardelijke financiële verplichtingen en financiële instrumenten (artikelen 143 en 144);

nettoactiva van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (artikel 145);

investering van de EU in het Europees Investeringsfonds, EIF (artikel 146);

voorwaardelijke verplichtingen in verband met rechtszaken (artikel 147).

 

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2024

31.12.2023

Verschuldigd door het VK

4 432

10 136

116

14 683

18 867

Verschuldigd aan het VK

-

(1 922 )

(1 922 )

(3 394 )

Totaal

4 432

10 136

(1 806 )

12 762

15 473

Langlopend

2 469

9 802

(1 040 )

11 231

13 088

Kortlopend

1 963

334

(766 )

1 530

2 385

Voorfinanciering

In 2024 bedroeg de voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bêkou en Afrika) 75,1 miljard EUR (2023: 89,4 miljard EUR), welk bedrag nagenoeg volledig betrekking had op activiteiten van de Commissie. De daling met 14,3 miljard EUR of 16,0 % houdt voornamelijk verband met de daling van het bedrag van de voorfinancieringen onder gedeeld beheer van 36,6 miljard EUR in 2023 tot 25,0 miljard EUR in 2024, in een periode dat de programma’s van het vorige MFK de afsluitingsfase bereiken.

Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm

Image 10

Het niveau van de in het kader van MFK-programma’s toegekende voorfinanciering wordt aanzienlijk beïnvloed door de respectieve MFK-cyclus — zo zullen aan het begin van een MFK-periode naar verwachting grote voorschotten aan de lidstaten worden betaald in het kader van het cohesiebeleid, en deze bedragen blijven voor de lidstaten beschikbaar tot de afsluiting van de programma’s. Daarnaast wordt er jaarlijks een voorfinanciering uitbetaald, die binnen een jaar moet worden gebruikt of het volgende jaar wordt teruggevorderd in het kader van de jaarlijkse cyclus van afsluiting van de rekeningen. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de voorfinanciering op een passend niveau wordt gehandhaafd. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.

5.4.   Passiva

Per 31 december 2024 bedroegen de totale passiva 827,3 miljard EUR (2023: 679,8 miljard EUR) — de stijging is voornamelijk het gevolg van de leningen die in 2024 zijn opgenomen in het kader van de uniforme financieringsaanpak. De belangrijkste passiva bestonden uit leningen voor NGEU en financiële bijstand (594,0 miljard EUR), pensioenverplichtingen en andere verplichtingen na uitdiensttreding (93,1 miljard EUR), overlopende posten (67,1 miljard EUR) en crediteuren (55,4 miljard EUR).

Samenstelling van de passiva op 31 december 2024

Image 11

De stijging van 147,5 miljard EUR of 21,7 % ten opzichte van het voorgaande jaar was voornamelijk toe te schrijven aan de volgende effecten:

De opgenomen leningen stegen van 450,6 miljard EUR in 2023 tot 594,0 miljard EUR in 2024. De stijging met 143,4 miljard EUR of 31,8 % heeft voornamelijk betrekking op de nieuwe uitgiften in het kader van de uniforme financieringsaanpak (voor NGEU en de faciliteit voor Oekraïne), na aftrek van terugbetalingen en mutaties in de boekwaarde, van 144,9 miljard EUR, verminderd met EFSM- en MFB-terugbetalingen van 1,4 miljard EUR;

de overlopende posten namen af van 76,8 miljard EUR in 2023 tot 67,1 miljard EUR in 2024. De daling met 9,7 miljard EUR of 12,6 % houdt voornamelijk verband met het EFRO en het CF; en

de crediteurenpost is toegenomen van 50,5 miljard EUR in 2023 tot 55,4 miljard EUR in 2024. De stijging van 4,9 miljard EUR of 9,7 % houdt vooral verband met de RRF (stijging van 4,9 miljard EUR);

Totaal ontvangen kostendeclaraties en ontvangen facturen geboekt onder de balanspost Crediteuren

Image 12

5.5.   Nettoactiva

Per 31 december 2024 waren de passiva 308,8 miljard EUR hoger dan de activa (2023: 212,2 miljard EUR). Er moet op worden gewezen dat het feit dat de passiva de activa overtreffen, niet betekent dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste van toekomstige jaarlijkse begrotingen worden gebracht. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan het lopende jaar toegerekend, ofschoon zij effectief in volgende jaren worden betaald en ten laste van toekomstige begrotingen worden gebracht; de ontvangsten in verband met deze toekomstige financieringen zullen pas in toekomstige perioden worden geboekt. Afgezien van de leningen uit hoofde van de uniforme financieringsaanpak, die tot 2054 moeten worden terugbetaald, en de verplichting personeelsbeloningen, die gedurende verscheidene tientallen jaren moet worden betaald, zijn de belangrijkste bedragen voor activiteiten in verband met het ELGF, waarvan het grootste deel gewoonlijk in het eerste kwartaal van het volgende jaar wordt betaald.

6.   SAMENVATTING VAN DE BEGROTINGSUITVOERING

6.1.   Ontvangsten

In de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 22 november 2023 is ondertekend door de voorzitter van het Europees Parlement, bedroegen de totale vastleggingskredieten 142 630 miljoen EUR en was het uit eigen middelen te financieren bedrag 136 499 miljoen EUR. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast door middel van gewijzigde begrotingen. Wijzigingen in de op het bni gebaseerde eigen middelen garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.

In 2024 zijn vijf gewijzigde begrotingen goedgekeurd. De definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2024 kwamen hierdoor uit op 149 744 miljoen EUR, en het totale uit eigen middelen te financieren bedrag op 141 170 miljoen EUR. De belangrijkste factor voor de verhoogde bijdragen van lidstaten in 2024 waren de toegenomen betalingskredieten.

Titel 1: Eigen middelen

De inning van traditionele eigen middelen lag zeer dicht bij de in de begroting geraamde bedragen.

De definitieve betalingen van de lidstaten voor btw, bni en kunststof verpakkingsafval lagen dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het moment waarop de lidstaten buiten de eurozone hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.

Titel 2: Overschotten, saldi en aanpassingen

Het overschot van het voorgaande begrotingsjaar bedroeg 633 miljoen EUR. Dit bedrag werd in de begroting 2024 opgenomen door middel van een gewijzigde begroting en de eigenmiddelenbijdragen van de lidstaten zijn dienovereenkomstig verlaagd.

Voor de btw- en bni-saldi zijn de regels vastgesteld in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling van de eigen middelen (Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (10)). In geval van de kunststofsaldi zijn de regels bepaald in artikel 9 van de verordening inzake de terbeschikkingstelling van kunststof verpakkingsafval (Verordening (EU, Euratom) 2021/770 van de Raad (11)).

Volgens deze regels wordt het totaalbedrag van de saldi berekend om ervoor te zorgen dat het effect op de EU-begroting nihil is (“salderingssysteem”) en leidt de procedure niet automatisch tot een wijziging van de begroting. Daarom roept de Commissie de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten af, overeenkomstig de verordening inzake de terbeschikkingstelling.

Titel 3: Administratieve ontvangsten

Deze titel omvat hoofdzakelijk ontvangsten uit belastingen en heffingen op de bezoldiging van het personeel.

Titel 4: Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

Het grootste deel van deze titel heeft betrekking op geldboeten in verband met de uitvoering van de mededingingsregels.

Titel 5: Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

Deze titel is aanzienlijk toegenomen na de totstandkoming van NGEU. De NGEU-middelen in deze titel zijn bestemmingsontvangsten. Titel 5 betreft de ontvangsten in verband met garanties, rente en terugbetalingen van verstrekte leningen. Deze titel kanaliseert ook middelen (voor de niet-terugvorderbare NGEU-steun in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en voor de versterking van de MFK-programma’s) uit bestemmingsontvangsten van de lidstaten in het kader van het herstelinstrument voor de Europese Unie (EURI).

Titel 6: Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

Titel 6 heeft voornamelijk betrekking op ontvangsten uit financiële correcties in verband met de structuur- en landbouwfondsen (ESIF, ELGF en Elfpo). Deze titel omvat ook de deelname van derde landen aan EU-onderzoeksprogramma’s, de goedkeuring van de rekeningen van de landbouwfondsen en andere bijdragen en terugbetalingen aan EU-programma’s/activiteiten. Een substantieel deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten aan de uitgavenzijde.

De totale begrotingsontvangsten voor 2024 bedroegen 250 609 miljoen EUR:

Image 13

6.2.   UITGAVEN

6.2.1.   Begrotingsuitvoering

In 2024, het vierde jaar van het MFK 2021-2027, bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 195,3 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 149,7 miljard EUR aan betalingskredieten. Daarnaast was 31,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten beschikbaar als bestemmingsontvangsten, waarvan 0,7 miljard EUR betrekking had op NGEU (12), en was 1,3 miljard EUR aan vastleggingskredieten overgedragen uit 2023. De betalingskredieten met betrekking tot de bestemmingsontvangsten voor 2024 bedroegen 122,9 miljard EUR, waarvan 79,0 miljard EUR betrekking had op NGEU en 3,2 miljard EUR aan betalingskredieten werd overgedragen uit 2023.

Actief toezicht op de begrotingsuitvoering en goede samenwerking tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben geleid tot een volledige uitvoering van de begroting.

De uitvoering van de totale vastleggingskredieten bedroeg in 2024 in totaal 213,7 miljard EUR:

193,1 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

0,9 miljard EUR uit van 2023 overgedragen of wederopgevoerde kredieten;

19,7 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

waarvan 0,5 miljard EUR van NGEU.

De uitvoering van de totale betalingskredieten bedroeg in 2024 in totaal 247,0 miljard EUR:

146,1 miljard EUR uit de definitieve goedgekeurde begroting;

2,7 miljard EUR uit van 2023 overgedragen of wederopgevoerde kredieten;

98,2 miljard EUR uit kredieten afkomstig van bestemmingsontvangsten;

waarvan 73,1 miljard EUR van NGEU.

In gevallen overeenkomstig het Financieel Reglement en/of de rechtsgrondslagen, zijn de in 2024 niet-bestede kredieten van de goedgekeurde begroting overgedragen naar 2025: 1,4 miljard EUR aan vastleggingskredieten en 3,8 miljard EUR aan betalingskredieten.

Evenzo is 11,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten van bestemmingsontvangsten en 24,7 miljard EUR aan betalingskredieten van bestemmingsontvangsten overgedragen naar 2025 overeenkomstig het Financieel Reglement.

De totale uitvoering van de vastleggingskredieten in 2024 per MFK 2021-2027-beleidsdoelstelling vond plaats zoals hieronder weergegeven:

Image 14

De uitvoering voor alle soorten kredieten (begrotingskredieten, overdrachten van vorig jaar en bestemmingsontvangsten) bedroeg in 2024 94 % voor vastleggingen en 90 % voor betalingen. De bestedingspercentages inclusief de naar 2025 overgedragen kredieten (overeenkomstig het Financieel Reglement en/of de rechtsgrondslagen) bedroeg 99,6 % voor de vastleggingskredieten en 100 % voor de betalingskredieten van de goedgekeurde begroting voor 2023.

De NGEU-kredieten zijn in 2021 volledig ingeschreven (d.w.z.: 421,1 miljard EUR aan vastleggingskredieten). 2023 was het laatste jaar waarvoor de desbetreffende juridische verbintenissen konden worden aangegaan.

In 2024 bedroegen de betalingskredieten van NGEU 76,6 miljard EUR en bedroeg de uitvoering 95,4 %. Het resterende bedrag van 3,5 miljard EUR aan betalingskredieten is overgedragen naar 2025.

6.2.2.   Vastleggingskredieten definitief geannuleerd

In het kader van de conditionaliteitsverordening zijn in de loop van 2022 vrijmakingen aangekondigd voor een totaalbedrag van 1 044 miljoen EUR (waarvan 30 miljoen EUR in het kader van NGEU) inzake vastleggingen met betrekking tot Hongarije. Tegen eind 2024 konden de verwante vastleggingskredieten niet worden gereconstitueerd en wzijn definitief geannuleerd.

6.2.3.   Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

De nog betaalbaar te stellen vastleggingen (doorgaans “RAL” genoemd) die overeenkomen met vastgelegde maar nog niet betaalde bedragen, bedroegen eind 2024 507,4 miljard EUR. De nog betaalbaar te stellen vastleggingen zijn ten opzichte van 2023 gedaald (met 35,6 miljard EUR).

De belangrijkste oorzaak van de daling van de RAL in 2024 was de uitvoering van NGEU (niet-terugvorderbaar deel), die 166,3 miljard EUR (33 %) bijdroeg aan de totale RAL eind 2024. Omdat de NGEU-kredieten tot 31 december 2023 zullen worden vastgelegd en uiterlijk 31 december 2026 zullen worden betaald, overeenkomstig artikel 3, leden 4 en 9, van de EURI-verordening, is de trend van de nominaal stijgende RAL in verband met de NGEU in 2024 omgekeerd.

6.2.4.   Begrotingsresultaat

Het begrotingsresultaat (overschot) steeg van 0,6 miljard EUR in 2023 tot 1,3 miljard EUR in 2024. Het begrotingsresultaat 2024 wordt voornamelijk beïnvloed door de overmatige begrotingsontvangsten inzake titel 4 — Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten.

7.   POLITIEK EN FINANCIEEL KADER VAN DE EU, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING

De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de lidstaten bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.

7.1.   Het politieke en financiële kader

EU-Verdragen

De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die door de Verdragen zijn toegekend om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moeten dit doen in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid (13). Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de bevordering van het algemeen belang van de Unie, hetgeen de uitvoering van de begroting en het beheer van de programma’s, in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer, omvat.

De EU streeft de in het Verdrag genoemde doelstellingen na met behulp van verschillende instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere voorbeelden van instrumenten zijn een gemeenschappelijk wettelijk kader of gezamenlijke beleidsstrategieën.

Meerjarig financieel kader en uitgavenprogramma’s

Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt uitgevoerd overeenkomstig het meerjarig financieel kader (MFK) en sectorale wetgeving waarbij de uitgavenprogramma’s en instrumenten worden vastgesteld. Deze programma’s en instrumenten vertalen de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en een coherente langetermijnvisie te bieden aan de begunstigden van EU-middelen en de medefinancierende nationale autoriteiten. Er worden jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) vastgesteld voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. Het MFK wordt door de Raad met eenparigheid van stemmen van alle lidstaten vastgesteld, met instemming van het Europees Parlement. Het huidige meerjarig financieel kader 2021-2027 is op 17 december 2020 goedgekeurd (14). Het meerjarig financieel kader 2021-2027 wordt aangevuld met het tijdelijke herstelinstrument NextGenerationEU (zie punt 2).

Jaarlijkse begroting

De jaarlijkse begroting wordt opgesteld door de Commissie. Het Europees Parlement en de Raad bereiken overeenstemming (gewoonlijk medio december) over de begroting voor het volgende jaar, op basis van de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het beginsel van begrotingsevenwicht moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar.

De belangrijkste financieringsbronnen van de EU-begroting zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn vier soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (hoofdzakelijk douanerechten), de eigen middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval (ingevoerd in 2021) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). Andere inkomsten uit de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) vertegenwoordigen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten.

Beheersvormen

De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen, die bepalen hoe de gelden worden uitbetaald en beheerd:

Gedeeld beheer: het grootste deel (drie vierde) van de begroting wordt beheerd volgens het systeem van gedeeld beheer van de Commissie met de lidstaten, met name op het gebied van de structuurfondsen en landbouw.

Direct beheer: de Commissie verzorgt ook zelf het beheer van programma’s of zij kan de uitvoering van welbepaalde programma’s delegeren aan uitvoerende agentschappen.

Indirect beheer: daarnaast kunnen besluiten om uitgaven te doen op indirecte wijze worden beheerd middels andere organen binnen de EU of daarbuiten. In het Financieel Reglement en/of bijdrageovereenkomsten wordt vastgelegd welke controle- en verslagleggingsmechanismen door deze entiteiten in acht moeten worden genomen en welk toezicht door de Commissie wordt uitgeoefend wanneer begrotingsuitvoeringstaken worden toevertrouwd aan nationale agentschappen, de Europese Investeringsbankgroep, derde landen, internationale organisaties (bv. de Wereldbank of de Verenigde Naties) en andere entiteiten (bv. gedecentraliseerde agentschappen van de EU, gemeenschappelijke ondernemingen).

Financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties

De traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking wordt aangevuld met het uitgeven van financiële instrumenten in de vorm van garanties, kapitaal en leningen. Bovendien neemt de EU leningen op voor specifieke financiële bijstandsprogramma’s om lidstaten en derde landen te ondersteunen in de vorm van bilaterale leningen die worden gefinancierd met op de kapitaalmarkten uitgegeven schuld met de garantie van de EU-begroting. In december 2022 stelden het Parlement en de Raad de uniforme financieringsaanpak voor het opnemen van leningen door de EU vast, waarbij de Unie uitsluitend “EU-obligaties” zal uitgeven in plaats van obligaties met verschillende nominale waarden voor afzonderlijke programma’s.

Financieel Reglement

Het Financieel Reglement (FR) (15) dat van toepassing is op de algemene begroting, is een cruciale tekst in het regelgevingskader voor de EU-financiën. In dit Financieel Reglement worden gedetailleerde financiële regels vastgesteld voor de uitvoering van de EU-begroting en wordt de rol omschreven van de verschillende actoren die ervoor moeten zorgen dat het geld goed wordt beheerd en dat de gestelde doelen worden bereikt. Het bevat ook specifieke bepalingen die van toepassing zijn op financieringsinstrumenten, begrotingsgaranties en financiële bijstand.

7.2.   Governance en verantwoordingsplicht

7.2.1.   Institutionele structuur

De EU beschikt over een institutioneel kader waarmee zij ernaar streeft haar waarden uit te dragen, haar doelstellingen te bevorderen, haar belangen en de belangen van haar burgers en van de lidstaten te dienen, en de samenhang, de doeltreffendheid en de continuïteit van haar beleid en haar optreden te verzekeren. De organisatiestructuur omvat instellingen, agentschappen en andere autonome EU-organen. Het Financieel Reglement bepaalt samen met de toepasselijke boekhoudregels welke van deze entiteiten worden opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de EU (zie toelichting 9 bij de geconsolideerde jaarrekening van de EU voor de lijst van entiteiten die binnen het consolidatiebereik vallen).

Het Europees Parlement oefent samen met de Raad de wetgevingstaak en de begrotingstaak uit. De Commissie is politiek verantwoordelijk tegenover het Europees Parlement. De Raad vervult tevens beleidsbepalende en coördinerende taken binnen de algemene politieke koers en de prioriteiten van de Unie die door de Europese Raad zijn uitgezet.

De Europese Commissie is het uitvoerend orgaan van de Europese Unie. Zij bevordert het algemeen belang van de Unie en neemt daartoe passende initiatieven. Zij staat garant voor de toepassing van de Verdragen en ziet toe op de toepassing van het recht van de Unie door de lidstaten onder toezicht van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Zij oefent coördinerende, uitvoerende en beheerstaken uit, voert de begroting uit en beheert de programma’s.

De Commissie voert de begroting uit, grotendeels in samenwerking met de lidstaten (16). Samen waken zij ervoor dat de kredieten worden gebruikt volgens de beginselen van goed financieel beheer. De met de uitvoering van de begroting verband houdende controle- en auditverplichtingen van de lidstaten wanneer zij medeverantwoordelijk zijn voor uitvoering van de begroting en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden, worden vastgesteld in verordeningen. In die verordeningen worden voor iedere EU-instelling ook de verantwoordelijkheden van en de gedetailleerde regels voor haar eigen uitgaven bepaald.

7.2.2.   De governancestructuur van de Commissie

De governanceregelingen van de Commissie en de wijze waarop die ervoor zorgen dat de Commissie functioneert als een moderne, verantwoordelijke en prestatiegerichte instelling, worden beschreven in de mededeling over governance in de Europese Commissie (17).

De Commissie vervult haar taken op gezag van het College van commissarissen, dat de prioriteiten stelt en de algemene politieke verantwoordelijkheid draagt voor de werkzaamheden van de Commissie. Als college werkt de Commissie onder de politieke aansturing van haar voorzitter, die in het kader van zijn of haar aanstelling de door hem of haar nagestreefde doelstellingen aan het Europees Parlement voorstelt in de vorm van de politieke richtsnoeren. De voorzitter beslist over de interne organisatie van de Commissie en waarborgt zodoende de samenhang, de doeltreffendheid en het collegiale karakter van haar optreden.

De operationele uitvoering van de begroting en het financieel beheer wordt door het College gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan. Deze decentrale aanpak zorgt voor een bestuurscultuur die ambtenaren aanmoedigt om verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij controle hebben en vereist dat zij zekerheid verschaffen over de activiteiten waarvoor zij rekenschap verschuldigd zijn.

Onder het gezag van de voorzitter en in nauwe samenwerking met het lid van de Commissie dat belast is met de begroting, het personeel en de administratie, en met betrokkenheid van de presidentiële en centrale diensten, zorgt de Corporate Management Board (bestuursraad) voor coördinatie, toezicht, advies en strategische richtsnoeren.

De interne regelingen bevatten samenhangende robuuste controle- en beheersinstrumenten op grond waarvan het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie op zich kan nemen (18).

7.2.3.   Het financieel beheer van de Commissie

Binnen de Commissie worden de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer duidelijk afgebakend (bv. door het Financieel Reglement en de interne regels (19)) en dienovereenkomstig uitgeoefend. Als gedelegeerd ordonnateur zijn de directeuren-generaal en diensthoofden van de Commissie verantwoordelijk voor een goed financieel beheer van de EU-middelen, de naleving van de voorschriften van het Financieel Reglement, het risicobeheer en de vaststelling van een passend internecontrolekader.

De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het bepalen wat er moet worden gedaan om de door de instelling vastgestelde beleidsdoelstellingen te verwezenlijken tot het beheren van de activiteiten die zijn gestart, zowel vanuit operationeel standpunt als dat van een goed financieel beheer. Taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. Elke gedelegeerd ordonnateur kan het risicobeheer en de interne controle toevertrouwen aan een of twee directeuren om toezicht te houden op de uitvoering van de internecontrolesystemen.

De centrale diensten van de Commissie geven richtsnoeren en advies, en bevorderen beste praktijken, onder andere via de werkzaamheden van de Corporate Management Board.

Krachtens het Financieel Reglement moet elke ordonnateur een jaarlijks activiteitenverslag (AAR) opstellen over de bereikte resultaten en over de interne controle en het financieel beheer tijdens het jaar. Het AAR bevat een verklaring dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat er controleprocedures zijn ingesteld die de nodige garanties bieden wat betreft de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Het jaarlijkse beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting (20) is het belangrijkste instrument waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid voor het begrotingsbeheer op zich neemt.

De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en methodes voor de overheidssector (IPSAS), valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast moet de rekenplichtige de jaarrekening aftekenen en verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom van de Unie geeft. De jaarrekening wordt vastgesteld door het College van commissarissen. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie.

De intern controleur van de Commissie bekleedt eveneens een onafhankelijke functie op centraal niveau en verstrekt onafhankelijke raadgevingen, adviezen en aanbevelingen over de kwaliteit en de werking van de internecontrolesystemen van de Commissie, de agentschappen van de EU en andere autonome organen.

Het Comité follow-up interne audit waarborgt de onafhankelijkheid van de intern controleur, monitort de kwaliteit van de interneauditwerkzaamheden en gaat na welk gevolg door de diensten van de Commissie wordt gegeven aan interne en externe auditaanbevelingen, alsook aan de kwijtingsbevindingen en -aanbevelingen van de Europese Rekenkamer over de betrouwbaarheid van de geconsolideerde jaarrekening van de EU. De adviezen van het comité dragen bij aan de algehele verdere verbetering van de doeltreffendheid en doelmatigheid van de Commissie bij het behalen van haar doelstellingen en faciliteren het toezicht van het College op de governance, het risicobeheer en de internecontrolepraktijken van de Commissie.

7.2.4.   Externe controle en kwijtingsprocedure

Overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer moeten de middelen op een effectieve, efficiënte en zuinige manier worden beheerd. Er bestaat een verantwoordingskader op basis van uitgebreide rapportage, externe controles en politieke controle om redelijke zekerheid te bieden dat EU-middelen op de juiste wijze worden besteed.

Het Europees Parlement besluit, na een aanbeveling van de Raad, om al dan niet zijn definitieve goedkeuring te verlenen — “verlenen van kwijting” genoemd — aan de wijze waarop de Commissie de EU-begroting in een bepaald jaar heeft uitgevoerd. De jaarlijkse kwijtingsprocedure staat er garant voor dat de Commissie politiek verantwoording aflegt voor de uitvoering van de EU-begroting.

Elk jaar onderzoekt de Europese Rekenkamer de betrouwbaarheid van de rekeningen, de wettigheid en regelmatigheid van alle ontvangsten en uitgaven, alsmede de deugdelijkheid van het financieel beheer en de kwaliteitsaspecten van de begrotingsuitvoering, met inbegrip van het prestatieaspect. Gezien het grote belang van NextGenerationEU, wordt het advies van de Europese Rekenkamer over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de traditionele EU-begroting vanaf 2021 aangevuld met een afzonderlijk advies over de wettigheid en regelmatigheid van de uitgaven in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit. De publicatie van het jaarverslag van de Europese Rekenkamer is het startpunt voor de kwijtingsprocedure. De controleurs stellen ook speciale verslagen op over specifieke uitgaven of beleidsterreinen, of over begrotings- of beheerskwesties.

Het kwijtingsbesluit is tevens gebaseerd op de geïntegreerde financiële en verantwoordingsverslagen van de Commissie, op hoorzittingen met de commissarissen in het Europees Parlement en op de antwoorden op schriftelijke vragen aan de Commissie.

NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE REKENINGEN

De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2024 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen hebben verstrekt overeenkomstig artikel 252, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel XIII van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.

Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.

Beatriz SANZ REDRADO

Rekenplichtige van de Europese Commissie

13 juni 2025

GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ  (21)

INHOUDSOPGAVE

BALANS 35
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 36
KASSTROOMOVERZICHT 37
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA 38
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN 39

1.

BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING 39

2.

TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS ACTIVA 55

3.

TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN 94

4.

VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA 104

5.

VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN 109

6.

FINANCIEEL RISICOBEHEER 114

7.

INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN 132

8.

GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM 133

9.

CONSOLIDATIEBEREIK 134

BALANS

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

NIET-VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Immateriële activa

2,1

1 095

976

Vaste bedrijfsmiddelen

2,2

13 713

13 399

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

2,3

1 446

1 365

Financiële activa

2,4

308 961

274 283

Voorfinanciering

2,5

40 861

41 417

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2,6

13 272

16 083

 

 

379 347

347 524

VLOTTENDE ACTIVA

 

 

 

Financiële activa

2,4

19 377

11 088

Voorfinanciering

2,5

38 058

50 257

Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2,6

18 465

19 116

Voorraden

2,7

85

78

Geldmiddelen en kasequivalenten

2,8

63 163

39 616

 

 

139 148

120 156

TOTAAL ACTIVA

 

518 495

467 679

NIET-VLOTTENDE PASSIVA

 

 

 

Pensioenen en andere personeelsbeloningen

2,9

(93 096 )

(90 808 )

Voorzieningen

2,10

(2 280 )

(2 102 )

Financiële verplichtingen

2,11

(539 575 )

(430 771 )

 

 

(634 951 )

(523 682 )

KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN

 

 

 

Voorzieningen

2,10

(7 536 )

(1 233 )

Financiële verplichtingen

2,11

(62 328 )

(27 613 )

Crediteuren

2,12

(55 414 )

(50 516 )

Overlopende p0osten

2,13

(67 091 )

(76 805 )

 

 

(192 368 )

(156 166 )

TOTAAL VERPLICHTINGEN

 

(827 319 )

(679 848 )

NETTOACTIVA

 

(308 824 )

(212 169 )

Reserves

2,14

986

1 052

Bij de lidstaten op te vragen bedragen  (22)

2,15

(309 810 )

(213 221 )

NETTOACTIVA

 

(308 824 )

(212 169 )

STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

2024

2023

ONTVANGSTEN

 

 

 

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

 

 

 

Bni-middelen

3,1

95 037

101 287

Traditionele eigen middelen

3,2

20 587

19 840

Btw-middelen

3,3

24 547

22 526

Eigen middelen kunststof

3,4

8 227

7 225

Geldboeten

3,5

4 039

1 748

Teruggevorderde uitgaven

3,6

957

803

Terugtrekkingsakkoord VK

3,7

681

Overige

3,8

10 673

8 800

 

 

164 068

162 909

Ontvangsten uit ruiltransacties

 

 

 

Financiële baten

3,9

9 005

6 983

Overige

3,10

2 592

1 963

 

 

11 597

8 946

Totale ontvangsten

 

175 665

171 855

UITGAVEN

 

 

 

Uitgevoerd door de lidstaten

3.11

 

 

Europees Landbouwgarantiefonds

 

(40 267 )

(40 716 )

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en

andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

 

(14 779 )

(14 605 )

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

 

(28 833 )

(52 429 )

Europees Sociaal Fonds

 

(18 037 )

(17 665 )

Overige

 

(3 854 )

(4 251 )

Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen

3.12

(98 971 )

(61 888 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

3.13

(4 388 )

(4 226 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

3.13

(6 639 )

(6 090 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

3.13

(5 599 )

(4 902 )

Personeels- en pensioenkosten

3.14

(14 966 )

(14 023 )

Financieringskosten

3.15

(27 226 )

(14 355 )

Terugtrekkingsakkoord VK

3,7

(315 )

Overige uitgaven

3.16

(8 999 )

(8 142 )

Totale uitgaven

 

(272 873 )

(243 292 )

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

 

(97 208 )

(71 437 )

KASSTROOMOVERZICHT

(miljoen EUR)

 

2024

2023

Economisch resultaat voor het jaar

(97 208 )

(71 437 )

Operationele activiteiten

 

 

Afschrijving

191

181

Waardevermindering

1 194

1 203

(Terugboeking van) waardeverminderingen op investeringen

(Toename)/afname leningen

(36 703 )

(42 522 )

(Toename)/afname voorfinanciering

12 756

8 821

(Toename)/afname van vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

3 463

13 000

(Toename)/afname voorraden

(7 )

3

Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen

2 288

10 192

Toename/(afname) voorzieningen

6 481

564

Toename/(afname) financiële verplichtingen (behalve volgens de uniforme financieringsaanpak)

(1 382 )

(3 516 )

Toename/(afname) crediteuren

4 898

(4 825 )

Toename/(afname) in overlopende posten

(9 714 )

(9 359 )

Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten

(633 )

(2 519 )

Herwaardering van verplichtingen voor personeelsbeloningen (non-cash mutatie niet opgenomen in de staat van de financiële resultaten)

1 159

(6 877 )

Overige non-cash mutaties

27

(11 )

Investeringsactiviteiten

 

 

(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen

(1 817 )

(1 938 )

(Toename)/afname beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

(80 )

(52 )

(Toename)/afname niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van overschotten of tekorten

(6 246 )

(7 329 )

(Toename)/afname afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

(19 )

(107 )

Financieringsactiviteiten

 

 

Toename/(afname) opgenomen leningen volgens de uniforme financieringsaanpak

144 900

109 600

NETTOKASSTROOM

23 547

(6 928 )

Nettotoename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten

23 547

(6 928 )

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar

39 616

46 544

Geldmiddelen en kasequivalenten aan het einde van het jaar

63 163

39 616

MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA

(miljoen EUR)

 

Bij de lidstaten op te vragen bedragen Cumulatief overschot/(tekort)

Overige reserves

Nettoactiva

SALDO OP 31.12.2022

(132 637 )

1 312

(131 325 )

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(6 877 )

(6 877 )

Overige

249

(260 )

(11 )

Begrotingsresultaat 2022 gecrediteerd aan de lidstaten

(2 519 )

(2 519 )

Economisch resultaat van het jaar

(71 437 )

(71 437 )

SALDO OP 31.12.2023

(213 221 )

1 052

(212 169 )

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

1 159

1 159

Overige

94

(66 )

27

Begrotingsresultaat 2023 gecrediteerd aan de lidstaten

(633 )

(633 )

Economisch resultaat voor het jaar

(97 208 )

(97 208 )

SALDO OP 31.12.2024

(309 810 )

986

(308 824 )

TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE OVERZICHTEN

Houd er rekening mee dat de bedragen in de onderstaande tabellen met betrekking tot het VK voor MFK’s tot eind 2020 nog steeds worden weergegeven onder de rubriek “Lidstaten”. Dit komt doordat het Verenigd Koninkrijk, hoewel het zich op 1 februari 2020 uit de EU heeft teruggetrokken overeenkomstig de terugtrekkingsovereenkomst, financiële betrekkingen met de Unie is blijven onderhouden die gelijkwaardig zijn aan die van een lidstaat voor deze perioden.

1.   BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING

1.1.   RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS

De rekeningen van de EU worden bijgehouden overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (herschikking) (23), waarnaar hieronder wordt verwezen als het “Financieel Reglement” (FR).

Overeenkomstig artikel 80 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op volgens boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (IPSAS). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast door alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen om te verzekeren dat de geconsolideerde rekeningen van de EU intern consistent zijn.

Toepassing van nieuwe en gewijzigde boekhoudregels van de Europese Unie (EAR)

Herziene EAR van kracht voor jaarperioden die op of na 1 januari 2024 aanvangen

Er zijn geen nieuwe EAR van kracht geworden voor jaarperioden die op of na 1 januari 2024 aanvangen.

Nieuwe EAR vastgesteld, maar nog niet van kracht op 31 december 2024

Er zijn geen nieuwe EAR vastgesteld die nog niet van kracht waren op 31 december 2024.

1.2.   BOEKHOUDBEGINSELEN

De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.

De algemene overwegingen (of boekhoudbeginselen) die moeten worden gevolgd bij de opstelling van de financiële staten zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel nr. 1 “Financiële staten” en zijn dezelfde als die welke zijn beschreven in IPSAS 1, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie.

De kwalitatieve aspecten van financiële verslaglegging zijn relevantie, getrouwe weergave (betrouwbaarheid), begrijpelijkheid, tijdigheid, vergelijkbaarheid en controleerbaarheid.

1.3.   CONSOLIDATIE

Consolidatiebereik

De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, gezamenlijke overeenkomsten en geassocieerde deelnemingen. De volledige lijst van entiteiten die onder de consolidatie vallen, die momenteel bestaat uit 54 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en 1 geassocieerde deelneming (ongewijzigd ten opzichte van 2023), is te vinden in toelichting 9. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn onder andere de instellingen van de EU (met inbegrip van de Commissie, maar niet de Europese Centrale Bank) en de agentschappen van de EU (met uitzondering van die actief zijn op het gebied van het gemeenschappelijk en buitenlands veiligheidsbeleid). Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS i.l.) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend. De enige geassocieerde deelneming van de EU is het Europees Investeringsfonds (EIF).

Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als “kleine entiteiten” en worden afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2024 zijn 11 entiteiten ingedeeld in deze categorie van kleine entiteiten (2023: tien entiteiten).

Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend

Voor de bepaling van het consolidatiebereik wordt het begrip “zeggenschap” gehanteerd. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.

De meest gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.

Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.

Gezamenlijke overeenkomsten

Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst door middel van een bindende overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gemeenschappelijke ondernemingen of gezamenlijke operaties zijn. Een gemeenschappelijke onderneming is een gezamenlijke overeenkomst die in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Een gezamenlijke operatie is een gezamenlijke overeenkomst waarbij de partijen die gezamenlijke zeggenschap over de overeenkomst hebben, rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst. Deelnemingen in gezamenlijke operaties worden verwerkt door opneming in de financiële staten van de EU van de desbetreffende activa en verplichtingen, ontvangsten en uitgaven, en het aandeel in de gezamenlijk aangehouden of aangegane activa, verplichtingen, ontvangsten en uitgaven.

Geassocieerde deelnemingen

Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen exclusieve of gezamenlijke zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Het bestaan van betekenisvolle invloed wordt aangenomen wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in geassocieerde deelnemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).

Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert

De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.

1.4.   OPSTELLINGSGRONDSLAG

De financiële staten worden jaarlijks samengesteld overeenkomstig artikel 249 van het Financieel Reglement. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.

1.4.1.   Munteenheid en omrekeningsbeginselen

Functionele en rapporteringsvaluta

De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele munteenheid van de EU is.

Verrichtingen en saldi

Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta’s en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.

De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta’s luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).

Wisselkoersen met de euro

Valuta

31.12.2024

31.12.2023

Valuta

31.12.2024

31.12.2023

BGN

1,9558

1,9558

RON

4,9743

4,9756

CZK

25,1850

24,7240

SEK

11,459

11,096

DKK

7,4578

7,4529

CHF

0,9412

0,9260

GBP

0,8292

0,8691

JPY

163,06

156,3300

HUF

411,3500

382,8

USD

1,0389

1,105

PLN

4,275

4,3395

 

 

 

1.4.2.   Gebruik van ramingen

Overeenkomstig de IPSAS en de algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen van het management op basis van de betrouwbaarste beschikbare informatie. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, financiële risico’s verbonden aan vorderingen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen, een voorziening voor bijzondere waardevermindering voor financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en voor verplichtingen inzake financiëlegarantiecontracten, toegerekende baten en lasten, voorzieningen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen, de realiseerbare nettowaarde van voorraden, voorwaardelijke activa en verplichtingen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin zij bekend worden, indien de verandering alleen betrekking heeft op die periode, of in die periode en toekomstige perioden, indien de verandering op beide betrekking heeft.

1.5.   BALANS

1.5.1.   Immateriële activa

Een immaterieel actief is een identificeerbaar, niet-monetair actief zonder fysieke vorm. Een actief is identificeerbaar als het afscheidbaar is (d.w.z. als het kan worden afgescheiden of losgemaakt van de entiteit, bv. door te worden verkocht, overgedragen, in licentie gegeven, verhuurd of geruild, hetzij individueel, hetzij samen met een gerelateerd contract, gerelateerd identificeerbaar actief of gerelateerde identificeerbare verplichting, ongeacht of de entiteit voornemens is dit te doen), of voortvloeit uit contractuele of andere juridische rechten, ongeacht of deze rechten overdraagbaar zijn of afgescheiden kunnen worden van de entiteit of van andere rechten en verplichtingen.

Aangekochte immateriële activa worden gewaardeerd tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en de kosten uitsluitend betrekking hebben op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer zij zich voordoen.

Immateriële activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3-11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst.

1.5.2.   Vaste bedrijfsmiddelen

Alle materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen historische kostprijs, verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.

De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden bepaald. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.

Op terreinen worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat zij een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de verdeling van de kosten minus de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:

Soort actief

Lineair afschrijvingspercentage

Gebouwen

4  % tot 10  %

Ruimte-objecten

8  % tot 25  %

Materieel en apparatuur

10  % tot 25  %

Meubilair en wagenpark

10  % tot 25  %

Computerhardware

25  % tot 33  %

Overige

10  % tot 33  %

Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Zij worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Leaseovereenkomsten

Een leaseovereenkomst is een overeenkomst waarbij de lessor in ruil voor een betaling of een reeks betalingen het gebruiksrecht van een actief voor een overeengekomen periode overdraagt aan de lessee. Leaseovereenkomsten worden geclassificeerd als financiële lease of als operationele lease.

Financiële leases zijn leases waarbij in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen worden overgedragen aan de lessee. De lessee die een financiële lease aangaat, neemt de verworven activa in de boeken op als activa en de met de lease samenhangende verplichtingen als passiva vanaf het begin van de leaseperiode. De activa en passiva worden opgenomen tegen de reële waarde van het geleasede goed of, indien deze lager is, de contante waarde van de minimale leasebetalingen, beide waarden bepaald bij het aangaan van de lease. Gedurende de leaseperiode worden de via financiële lease verkregen activa afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is. De minimale leasebetalingen worden gesplitst in een deel financiële vergoeding (het rentebestanddeel) en een deel aflossing van de uitstaande verplichting (het kapitaalelement). De financiële vergoeding wordt gedurende de leaseperiode toegerekend aan elke termijn zodat een constante periodieke rente op het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen; deze wordt naargelang het geval als kortlopend/langlopend opgenomen. Voorwaardelijke leasebetalingen worden als lasten verwerkt in de perioden waarin ze zijn uitgevoerd.

Operationele leases zijn leases waarbij, anders dan bij financiële leases, de verhuurder in wezen alle risico’s en voordelen behoudt die verbonden zijn aan de eigendom van een actief. De lessee die een operationele lease aangaat, neemt de leasebetalingen gedurende de leaseperiode lineair als last op in de resultatenrekening; het geleasede actief noch de leaseverplichtingen worden in de balans opgenomen.

1.5.3.   Waardevermindering van niet-financiële activa

Een waardevermindering is een verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van een actief, bovenop de gewone erkenning van het verlies op de toekomstige economische baten of het dienstenpotentieel van het actief door afschrijving. Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; zij worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijving wordt toegepast, worden onderzocht op waardevermindering wanneer er op de verslagdatum aanwijzingen zijn dat de waarde van het actief is verminderd. Een waardeverminderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.

De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. Indien de gronden voor waardeverminderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de waardeverminderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.

1.5.4.   Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode

Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen

Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode worden de eerste keer opgenomen tegen kostprijs, waarbij de initiële boekwaarde vervolgens wordt verhoogd of verlaagd in verhouding tot nieuwe bijdragen, het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming, en eventuele waardeverminderingen en dividenden. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties. Het aandeel van de EU in het overschot of het tekort van de deelneming wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in vermogensmutaties van de deelneming in de reserves onder de nettoactiva. Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.

Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op (“verborgen verliezen”). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU een wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.

Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.

Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (“FVSD”).

Geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen ingedeeld als kleine entiteiten (zie toelichting 1.3) worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.

1.5.5.   Financiële activa

Indeling bij de eerste opname

De indeling is afhankelijk van twee criteria:

het model voor het beheer van financiële activa. Dit vereist een beoordeling van de wijze waarop de EU de financiële activa beheert om kasstromen te genereren en haar doelstellingen te verwezenlijken en van de wijze waarop zij de resultaten van financiële activa evalueert;

de contractuele kasstroomkenmerken van de activa. Dit vereist een beoordeling van de vraag of de contractuele kasstromen uitsluitend aflossingen en rentebetalingen op de uitstaande hoofdsom zijn. De rente is de vergoeding voor de tijdswaarde van geld, het kredietrisico en andere met kredietverlening samenhangende basisrisico’s en -kosten.

Na een beoordeling op basis van deze criteria, kunnen de financiële activa worden ingedeeld in drie categorieën: financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (AC), financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen (FVNA) of financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (FVSD).

Financiële activa met contractuele kasstromen die uitsluitend de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, worden ingedeeld op basis van het beheersmodel van de entiteit. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om contractuele kasstromen te ontvangen, worden de financiële activa geclassificeerd als gewaardeerd tegen AC. Indien het beheersmodel erin bestaat de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen, is de classificatie FVNA. Indien het beheersmodel verschilt van deze twee modellen (bv. de financiële activa worden aangehouden voor handelsdoeleinden of in een portefeuille die wordt beheerd en beoordeeld op basis van de reële waarde), worden de financiële activa als FVSD geclassificeerd.

Financiële activa met contractuele kasstromen die niet alleen de hoofdsom en rente vertegenwoordigen, maar ook leiden tot blootstelling aan andere risico’s en volatiliteit dan bij een basisleningsovereenkomst (bv. veranderingen in aandelenkoersen), worden geclassificeerd als FVSD, ongeacht het beheersmodel.

Bij de eerste opname deelt de EU de financiële activa als volgt in:

(a)

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

De EU deelt in deze categorie in:

geldmiddelen en kasequivalenten;

leningen (met inbegrip van termijndeposito’s waarvan de oorspronkelijke looptijd meer dan drie maanden bedraagt);

vorderingen met tegenprestatie, met uitzondering van de vordering in verband met financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financieel actief gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort.

Deze niet-afgeleide financiële activa voldoen aan twee voorwaarden: het beheersmodel van de EU bestaat erin deze aan te houden om de contractuele kasstromen te ontvangen. Bovendien zijn er op bepaalde dagen contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen.

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden opgenomen onder vlottende activa, met uitzondering van de activa met een looptijd van meer dan twaalf maanden na de verslagdatum.

(b)

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen

Deze niet-afgeleide financiële activa hebben contractuele kasstromen die alleen de hoofdsom en de rente op de uitstaande hoofdsom vertegenwoordigen. Daarnaast bestaat het beheersmodel erin de financiële activa aan te houden om zowel contractuele kasstromen te ontvangen als de financiële activa te verkopen.

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

De EU beschikt op het einde van deze verslagperiode niet over dergelijke activa.

(c)

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

De EU classificeert de volgende financiële activa als FVSD omdat de contractuele kasstromen niet alleen de hoofdsom en de rente op de hoofdsom vertegenwoordigen:

derivaten;

aandelenbeleggingen en beleggingen in geldmarktfondsen of in gepoolde portefeuillefondsen;

andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen).

Daarnaast classificeert de EU de schuldbewijzen die zij aanhoudt als FVSD omdat de portefeuilles van schuldbewijzen worden beheerd en geëvalueerd op basis van de reële waarde van de portefeuille (bv. gemeenschappelijk voorzieningsfonds overeenkomstig artikel 215 van het Financieel Reglement).

Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien zij naar verwachting binnen twaalf maanden na de verslagdatum zullen worden gerealiseerd.

Eerste opname en waardering

Aankopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen of tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, worden opgenomen op de transactiedag, d.w.z. de dag waarop de EU tot de aankoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt gedeponeerd bij een financiële instelling of uitbetaald aan de ontlener.

Financiële activa worden de eerste keer gewaardeerd tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname vermeerderd met de transactiekosten. In het geval van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, worden de transactiekosten opgenomen onder de uitgaven in de staat van de financiële resultaten.

De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is doorgaans de transactieprijs, tenzij de transactie niet zakelijk is, d.w.z. dat die transactie om redenen van overheidsbeleid niet tegen een vergoeding of tegen een nominale vergoeding wordt verstrekt. Als dat het geval is, is het verschil tussen de reële waarde van het financiële instrument en de transactieprijs een niet-ruilcomponent die als uitgave in de staat van de financiële resultaten wordt opgenomen. In deze situatie wordt de reële waarde van een financieel actief afgeleid uit actuele markttransacties voor een gelijkwaardig instrument. Indien er geen actieve markt voor het instrument bestaat, wordt de reële waarde vastgesteld op basis van een waarderingstechniek waarbij gebruik wordt gemaakt van beschikbare gegevens van waarneembare markten.

Wanneer een langlopende lening renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige kasontvangsten, gedisconteerd tegen de geldende marktrente voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.

Leningen die worden verstrekt in het kader van de herstel- en veerkrachtfaciliteit en leningen voor financiële bijstand worden bij eerste opname gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, waarbij de transactieprijs wordt beschouwd als de reële waarde van de lening. De redenen daarvoor worden hieronder vermeld:

De “marktomgeving” waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten kunnen kiezen uit verschillende beleggingen, worden de opportuniteitskosten verrekend in de marktprijzen. Deze keuze voor alternatieve beleggingen staat de EU echter niet tot beschikking, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten. De EU neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Bijgevolg zijn er geen opportuniteitskosten en is er daarom geen grondslag voor het maken van vergelijkingen met markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de “optie” van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de leningsactiviteiten van de EU te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.

Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties te bepalen, de toegepaste rentevoet zijn.

Waardering na eerste opname

Financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs worden vervolgens gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs volgens de effectieverentemethode.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde worden opgenomen in de reëlewaardereserve, met uitzondering van wisselkoersverschillen op monetaire activa, die in de staat van de financiële resultaten worden opgenomen.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde (waaronder die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta en eventuele rentebaten) worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten van de periode waarin zij zich voordoen.

Reële waarde bij waardering na eerste opname

De reële waarde van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.

Investeringen in durfkapitaalfondsen die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.

Waardevermindering van financiële activa

De EU bepaalt en verantwoordt de bijzondere waardevermindering voor verwachte kredietverliezen op financiële activa die worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen.

In het geval van activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs wordt de boekwaarde van het actief verminderd met het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen dat in de staat van de financiële resultaten is opgenomen. In het geval van activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen wordt de voorziening voor verliezen opgenomen in de nettoactiva/het eigen vermogen en vermindert zij niet de boekwaarde van het financiële actief in de balans. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.

De te verwachten kredietverliezen (“expected credit loss” — ECL) zijn de contante waarde van het verschil tussen de contractuele kasstromen en de kasstromen die de EU verwacht te ontvangen. De te verwachten kredietverliezen zijn gebaseerd op redelijke en gefundeerde informatie die zonder ongerechtvaardigde kosten of inspanningen op de verslagdatum beschikbaar is.

Faseringsbeleid

De te verwachten kredietverliezen worden bepaald met behulp van een model met drie fasen waarbij rekening wordt gehouden met kansgewogen wanbetalingsgebeurtenissen tijdens de levensduur van het financiële actief en met de ontwikkeling van het kredietrisico sinds de creatie van het financiële actief. Bij leningen is de initiëring de datum van de onherroepelijke leningtoezegging.

De toewijzing aan fasen hangt voornamelijk af van de rating van de wederpartij. Het faseringsmodel berust op een relatieve beoordeling van het kredietrisico, dat wil zeggen dat de EU verschillende leningen met dezelfde wederpartij in verschillende fasen kan hebben, afhankelijk van het kredietrisico van de wederpartij bij de initiëring. De EU heeft een unieke institutionele status en leent geld aan haar lidstaten of aan landen die in moeilijkheden verkeren. Als gevolg daarvan past de EU ook een kwalitatieve beoordeling van het kredietrisico toe op basis van toezicht op de economische situatie van kredietnemers in moeilijkheden.

Fase 1 – Geen significante toename van het kredietrisico

Leningen aan wederpartijen met een rating “beleggingswaardig” (d.w.z. tussen AAA (Aaa) en BBB- (Baa3) op de ratingschaal van S&P/Fitch (Moody’s) of een gelijkwaardige externe of interne rating) op de verslagdatum, worden beschouwd als leningen met een laag kredietrisico en worden daarom in fase 1 aangehouden, tenzij zij meer dan 30 dagen achterstallig zijn (zie fase 2). Bovendien worden leningen waarvoor geen significante toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden, zoals hieronder omschreven, ingedeeld in fase 1. Voor de leningen in fase 1 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen.

Fase 2 — Significante toename van het kredietrisico (SICR)

Om te bepalen of het kredietrisico sinds de initiëring aanzienlijk is toegenomen en of de overgang naar fase 2 derhalve van toepassing is, past de EU een combinatie van kwantitatieve en kwalitatieve beoordelingen toe.

alle leningen waarvoor de contractuele betalingen tussen 31 en 90 dagen achterstallig zijn, worden verplaatst naar fase 2.

voor wederpartijen met ratings tussen AAA (Aaa) en BB- (Ba3) op de datum van eerste opname: Tenzij het lage risico (boven in fase 1) van toepassing is, wordt de verslechtering als significant beschouwd indien het verschil tussen de rating bij initiëring en de rating op de rapportagedatum gelijk is aan of groter is dan drie gradaties.

voor wederpartijen met een rating van B+ (B1) of B (B2) op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd als het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating gelijk is aan of groter is dan twee gradaties.

voor wederpartijen met kredietratings B- (B3) of lager (in CCC/Caa – C-bereik) op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd indien het verschil tussen de initiële rating en de huidige rating op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan één gradatie. en

leningen die zijn geïnitieerd vóór de overgang naar de herziene EAR 11 (op 1 januari 2021) en waarvoor zonder onevenredige kosten en inspanningen geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is, worden ingedeeld in fase 2.

Voor leningen in fase 2 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Fase 3 – Leningen met verminderde kredietwaardigheid

Leningen worden in fase 3 ingedeeld als zij 90 dagen achterstallig zijn of wanneer zich na de initiëring van de lening een of meer gebeurtenissen voordoen die een nadelig effect hebben op de geschatte toekomstige kasstromen van dat financiële actief. Een lening wordt bijvoorbeeld ingedeeld in fase 3, indien:

het waarschijnlijk is dat een kredietnemer failliet zal gaan of een andere financiële reorganisatie zal doorvoeren;

de kredietnemer een door een extern ratingbureau gepubliceerde kredietrating D heeft, en

de kredietnemer in gebreke is ten aanzien van de EU of, in het geval van leningen voor financiële bijstand, de kredietnemer in gebreke blijft bij een andere internationale organisatie die het programma financiert.

Voor leningen in fase 3 wordt de voorziening voor bijzondere waardevermindering gewaardeerd op het niveau van de in de loop van de looptijd te verwachten kredietverliezen.

Gekocht of geïnitieerd als met verminderde kredietwaardigheid (POCI)

De EU houdt ook POCI-leningen aan. Dit zijn noodlijdende leningen waarbij de EU heeft voldaan aan een beroep op de garantie door de uitvoerende partner. Voor deze leningen zijn alle rechten gesubrogeerd aan de EU. De EU neemt deze op haar balans op tegen reële waarde bij eerste opname. De EU classificeert deze leningen als POCI-leningen en berekent een voorziening voor bijzondere waardevermindering op basis van tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen. Volgens de desbetreffende overeenkomsten tussen de EU en de uitvoerende partners worden namens de EU invorderingsprocedures uitgevoerd om alle verschuldigde sommen terug te vorderen.

(a)   Leningen aan overheden

De EU beoordeelt de waardevermindering van leningen in de context van de aard van de financiering van de EU en haar unieke institutionele status.

In het geval van waardevermindering van leningen aan niet-lidstaten berekent de EU de verwachte kredietverliezen aan de hand van externe kredietkwaliteitsgegevens, waarbij zij echter rekening houdt met haar status van preferente crediteur, wat het kredietrisico vermindert. Voor de berekening van de contante waarde is de disconteringsvoet de oorspronkelijke effectieve rentevoet van de lening. Indien een lening een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract.

Bij leningen aan lidstaten heeft de EU nooit bijzondere waardeverminderingsverliezen geleden of met wanbetalingen te maken gehad. Bij deze leningen houdt de EU niet alleen rekening met haar status van preferente crediteur, maar ook met de betrekkingen met haar lidstaten. Deze twee elementen garanderen in beginsel de volledige terugbetaling van de leningen aan de lidstaten op de vervaldatum. De EU is daarom van mening dat de te verwachten kredietverliezen op leningen aan lidstaten verwaarloosbaar zijn en dat een statistische benadering voor de berekening van te verwachten kredietverliezen niet geschikt is voor deze leningen. Derhalve worden in de staat van de financiële resultaten voor de leningen aan lidstaten geen te verwachten kredietverliezen opgenomen.

(b)   Kortlopende vorderingen

De EU bepaalt het waardeverminderingsverlies op het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen aan de hand van praktische oplossingen (bv. voorzieningenmatrix).

(c)   Geldmiddelen en kasequivalenten

De EU houdt geldmiddelen en kasequivalenten aan op lopende bankrekeningen en termijndeposito’s tot drie maanden. De liquide middelen worden voornamelijk aangehouden bij banken met een zeer hoge kredietrating (zie toelichting 6.6), zodat de kans op wanbetaling zeer klein is. Gezien de korte looptijd en de kleine kans op wanbetaling zijn de te verwachten kredietverliezen op geldmiddelen en kasequivalenten verwaarloosbaar. Bijgevolg wordt er geen voorziening voor bijzondere waardevermindering opgenomen voor kasequivalenten.

Niet langer opnemen in de balans

Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico’s en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen. Verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de vorm van nettoactiva/eigen vermogen en in overschot of tekort worden op de transactiedatum ervan opgenomen.

1.5.6.   Inventaris

Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van voorraden van gereed product en onderhanden werk omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of actuele vervangingswaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.

1.5.7.   Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel om de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dat wil zeggen van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer gedurende een periode die in het contract, het besluit, de overeenkomst of de basishandeling in kwestie is uiteengezet. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst uiteengezette periode is verstrekt of wordt terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Aangezien de EU de zeggenschap over de voorfinanciering behoudt en het niet-subsidiabele gedeelte aan haar wordt teruggestort, worden de bedragen als activa opgevoerd.

Voorfinancieringen worden voor het eerst op de balans opgenomen wanneer kasmiddelen aan de begunstigde worden overgemaakt. Zij worden gewaardeerd tegen het bedrag van de vergoeding. Voorfinanciering wordt in daaropvolgende perioden gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans minus subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.

Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer deze is verworven volgens de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.

Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van “financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgevoerd. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.

De bijdragen aan EU-trustfondsen (zoals opgericht bij artikel 238 van het Financieel Reglement) die niet met de Europese Commissie worden geconsolideerd, of aan andere niet-geconsolideerde entiteiten, worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren die worden bepaald door de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage minus subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, die door het trustfonds zijn gedaan tijdens de verslagperiode en zijn toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.

1.5.8.   Vorderingen uit ruiltransacties en verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

De boekhoudregels van de EU vereisen dat ruiltransacties en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven. Om het onderscheid te maken, wordt de term “vorderingen” gebruikt voor ruiltransacties en “verhaalbare bedragen” voor niet-ruiltransacties, d.w.z. waarbij de EU van een andere entiteit een waardebedrag ontvangt zonder rechtstreeks een ongeveer gelijkwaardig bedrag in ruil te geven (bv. op lidstaten verhaalbare bedragen uit hoofde van eigen middelen).

Vorderingen uit ruiltransacties zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, met uitzondering van bepaalde te ontvangen bedragen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten die zijn ingedeeld als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen de reële waarde op de verwervingsdatum minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen uit ruiltransacties opgevoerd.

1.5.9.   Geldmiddelen en kasequivalenten

Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.

1.5.10.   Personeelsbeloningen

De EU biedt haar personeelsleden een aantal prestaties (salarissen en sociale verzekering). Voor boekhoudkundige doeleinden moeten deze worden ingedeeld in kortetermijnbeloningen en vergoedingen na uitdiensttreding.

Kortetermijnpersoneelsbeloningen

Kortetermijnpersoneelsbeloningen zijn die welke moeten worden afgewikkeld binnen twaalf maanden na het einde van de verslagperiode waarin personeelsleden de dienst hebben verricht, zoals salarissen, jaarlijks verlof en betaald ziekteverlof, en andere kortetermijnvergoedingen. Kortetermijnpersoneelsbeloningen worden opgenomen als uitgave op het moment waarop de betrokken dienst wordt verricht. Er wordt een verplichting opgenomen voor het bedrag dat naar verwachting zal worden betaald indien de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke betalingsverplichting heeft wegens in het verleden door het personeelslid verrichte diensten en de verplichting betrouwbaar kan worden geraamd.

Vergoedingen na uitdiensttreding

Personeelsleden van de EU genieten een aantal prestaties na uitdiensttreding, zoals ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen in het kader van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren en vergoeding van ziektekosten in het kader van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (zie toelichting 2.9). Deze prestaties zijn gebaseerd op één enkel plan — uitgesplitst in twee regelingen — en moeten gelijk worden behandeld om een getrouw beeld van de situatie te geven en de economische realiteit te weerspiegelen.

Pensioenregeling van de Europese ambtenaren (“de pensioenregeling”): de onder deze notioneel gefinancierde regeling (24) toegekende prestaties omvatten ouderdoms-, invaliditeits- en overlevingspensioenen, gezinstoelagen, uitkeringen bij overlijden vóór de pensionering van personeelsleden die werken of hebben gewerkt bij de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU of die nabestaanden zijn van overleden ambtenaren of gepensioneerden. Personeelsleden dragen een derde van de verwachte kosten van deze prestaties bij uit hun salaris.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSVZ): via dit stelsel biedt de EU dekking van ziektekosten aan personeelsleden van de Europese Commissie, de instellingen, agentschappen en andere organen door middel van vergoeding van medische kosten. De prestaties die worden toegekend aan “inactieven” (gepensioneerden, wezen enz.), worden als “personeelsbeloningen na uitdiensttreding” ingedeeld.

De EU biedt ook prestaties na uitdiensttreding aan de leden en voormalige leden van de EU-instellingen, via afzonderlijke pensioenregelingen. Deze worden opgenomen in de rubriek “Andere pensioenstelsels”. In het kader van deze regelingen verstrekt de EU pensioenprestaties aan de leden van de Commissie, het Hof van Justitie en het Gerecht van de EU, de Rekenkamer, de Raad, het Europees Parlement, de Ombudsman en de Toezichthouder voor gegevensbescherming. De leden van de EU-instellingen zijn verzekerd tegen medische kosten via het GSZV.

Al deze prestaties na uitdiensttreding vormen voor de EU verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten en worden op elke verslagdatum berekend door middel van een raming van het bedrag van de toekomstige rechten die personeelsleden in de lopende en voorgaande perioden hebben verworven, verdiscontering en aftrek van de reële waarde van planactiva. De verplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten worden jaarlijks berekend volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (“projected unit credit method”). De contante waarde van de verplichtingen wordt bepaald door discontering van de geraamde toekomstige uitgaande kasstromen op basis van de rentevoet van staatsobligaties luidend in de valuta waarin de prestatie zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.

De vergoedingen na uitdiensttreding van EU-personeelsleden zijn ondergebracht in één enkel plan dat een pensioenregeling en een ziektekostenverzekering (GSZV) omvat, waarbij het recht op dekking door het GSZV afhankelijk is van verworven pensioenrechten. Volgens de planvoorwaarden, zoals bepaald in het Statuut, zijn sommige rechten, zoals het recht op een uitgesteld en verlaagd pensioen overeenkomstig de pensioenregeling, verworven na tien dienstjaren. De rechten die personeelsleden voor de dienstjaren daarna verwerven, zijn wezenlijk hoger dan die oorspronkelijke rechten zoals uit de daaropvolgende jaarlijks opgebouwde pensioenrechten blijkt.

Om de economische realiteit van de onderliggende transactie te weerspiegelen overeenkomstig het kwalitatieve vereiste van getrouwe weergave van de financiële verslaglegging dat zowel in EAR 1 als in het IPSAS Conceptual Framework is neergelegd, worden de kosten derhalve lineair toegerekend voor de hele geraamde actieve periode van het personeelslid, d.w.z. de periode vanaf de datum waarop de dienstverrichting door het personeelslid de eerste planvoordelen oplevert (ongeacht of die voordelen afhankelijk zijn van verdere dienstverrichtingen) tot de datum waarop verdere dienstverrichtingen geen verdere planvoordelen van materiële betekenis, andere dan salarisverhogingen, opleveren. Deze benadering wordt consequent toegepast op de voordelen waarin het enkel plan voorziet.

Herwaarderingen in de nettoverplichtingen uit hoofde van toegezegde rechten omvatten actuariële winsten en verliezen en de opbrengst van planactiva, en worden direct onder de nettoactiva opgenomen.

De EU neemt de netto rentelasten (-baten) en andere kosten in verband met de toegezegdpensioenregelingen op in de staat van de financiële resultaten, onder de post “Personeels- en pensioenkosten”.

Wanneer de toe te kennen vergoedingen worden gewijzigd of gekort, worden de desbetreffende mutatie die verband houdt met verrichtingen van verstreken diensttijd, dan wel de winsten of verliezen van de korting, rechtstreeks opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Winsten en verliezen bij afwikkeling worden opgenomen wanneer de afwikkeling plaatsvindt. De kosten van verstreken diensttijd worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij personeelsleden gedurende een bepaalde periode in dienst moeten blijven voordat de veranderingen effectief worden.

1.5.11.   Voorzieningen

Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verplichting af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen worden geen voorzieningen opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verplichting op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke uitkomsten te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.

Voorzieningen voor verlieslatende contracten worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de verwachte kosten om de overeenkomst te beëindigen of de verwachte nettokosten om de overeenkomst voort te zetten, afhankelijk van welk bedrag het laagst is.

1.5.12.   Financiële verplichtingen

Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn of als verplichtingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten.

Opgenomen leningen

Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden (EU-obligaties, EU-deposito’s en kortlopend EU-schuldpapier). Zij worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, zijn niet materieel en worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.

Opgenomen leningen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt.

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

Deze omvatten derivaten waarvan de reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 1.5.5).

Verplichtingen inzake financiëlegarantiecontracten

De EU neemt een verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten (FGC) op wanneer zij een contract afsluit op grond waarvan de EU verplicht is bepaalde betalingen te verrichten om de garantiehouder te compenseren voor een door hem geleden verlies omdat een bepaalde debiteur zijn betalingsverplichting uit hoofde van de oorspronkelijke of herziene voorwaarden van een schuldbewijs niet nakomt. Wanneer de EU op grond van het garantiecontract betalingen moet verrichten naar aanleiding van prijsveranderingen in financiële instrumenten of veranderingen in andere onderliggende waarden, is het garantiecontract een derivaat, d.w.z. een financiële verplichting gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort. Alle andere garantiecontracten worden geboekt als financiële voorzieningen.

FGC-verplichtingen worden de eerste keer opgenomen tegen reële waarde. Dit is de netto contante waarde van de te ontvangen premie, indien deze marktconform is. Wanneer geen garantieopslag in rekening wordt gebracht of wanneer de vergoeding niet de reële waarde is, wordt de reële waarde bepaald op basis van de genoteerde prijzen op een actieve markt voor FGC’s die gelijkwaardig zijn aan het contract waarop de financiële garantieverplichting betrekking heeft, indien beschikbaar, of met behulp van een waarderingstechniek. Indien de reële waarde niet op betrouwbare wijze kan worden bepaald door directe waarneming van een actieve markt of door middel van een andere waarderingstechniek, wordt de verplichting uit hoofde van financiëlegarantiecontracten de eerste keer gewaardeerd tegen het bedrag van de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen.

De waardering na eerste opname hangt af van de ontwikkeling van de blootstelling aan kredietrisico die voortvloeit uit de financiële garantie, die wordt opgevolgd door het FGC aan fasen toe te wijzen. De belangrijkste risico-indicator voor de toewijzing van FGC aan fasen is de kredietrating van de gegarandeerde schuld. In het faseringsmodel wordt de rating bij de initiëring vergeleken met de rating op de rapportagedatum.

Indien er geen aanzienlijke toename van het kredietrisico heeft plaatsgevonden (“fase 1”), worden de financiële garantieverplichtingen gewaardeerd tegen de binnen twaalf maanden te verwachten kredietverliezen of het oorspronkelijk opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de cumulatieve afschrijving, afhankelijk van welk bedrag het hoogst is. Indien het kredietrisico aanzienlijk is toegenomen (“fase 2”), worden financiële verplichtingen in verband met garanties gewaardeerd tegen de binnen de looptijd te verwachten kredietverliezen en het initieel opgenomen bedrag verminderd met, in voorkomend geval, de geaccumuleerde afschrijvingen.

De stadiëringscriteria voor gegarandeerde schuld in financiëlegarantiecontracten die één enkel schuldinstrument omvatten, zijn dezelfde als die voor financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs (zie toelichting 1.5.5).

De stadiëringscriteria voor gegarandeerde schuld in portefeuillegaranties volgen dezelfde stadiëringscriteria als voor financiële activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs, met de volgende uitzonderingen:

de gewogen gemiddelde kredietrating van de gegarandeerde portefeuille, of rating van de garantie, wordt in overweging genomen voor de stadiëringscriteria, en niet de rating van de afzonderlijke individuele schuldinstrumenten.

voor garanties met een kredietrating tussen AAA (Aa1) en BB- (Ba3) op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd indien het verschil tussen de rating bij de initiëring en die op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan twee gradaties.

voor garanties met een kredietrating tussen B+ (B1) of lager op de datum van eerste opname: de verslechtering wordt als significant beschouwd indien het verschil tussen de rating bij de initiëring en die op de verslagdatum gelijk is aan of groter is dan één gradatie.

Als alternatief wordt, indien de kredietratings niet beschikbaar zijn, maar er wel een raming is van de verwachte jaarlijkse vorderingen bij de initiële opname, het feitelijke niveau van de vorderingen in vergelijking met de oorspronkelijke schatting ook beschouwd als een redelijke risico-indicator voor de beoordeling van de significante toename van het kredietrisico (SICR).

Naast de bovenstaande criteria kan de EU een kwalitatieve beoordeling van de SICR toepassen op basis van aanvullende, redelijke en gerechtvaardigde beschikbare informatie.

FGC van vóór de overgang naar de herziene EAR 11 (d.w.z. vóór 1 januari 2021) en waarvoor zonder onnodige kosten en inspanningen geen informatie over het kredietrisico bij eerste opname beschikbaar is, worden ingedeeld in fase 2.

Indeling in fase 3 en POCI is niet van toepassing op FGC.

Financiëlegarantiecontracten worden ingedeeld als kortlopende verplichtingen, behalve als de entiteit een onvoorwaardelijk recht heeft om de afwikkeling van de verplichting uit te stellen met ten minste 12 maanden na de verslagleggingsdatum.

Bijdragen onder voorwaarden

EU-trustfondsen die worden beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie (d.w.z. de trustfondsen Madad en Colombia) worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan, d.w.z. dat de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donoren in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van bestuur van het trustfonds.

Dezelfde waarderingsbeginselen zijn van toepassing op de externe bijdragen aan de EU-programma’s, indien dergelijke bijdragen worden ontvangen met de voorwaarde om de middelen te gebruiken zoals bepaald in de bijdrageovereenkomsten of deze anders terug te geven aan de contribuant.

1.5.13.   Crediteuren

Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Zij worden opgenomen als crediteuren voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten worden de crediteuren gewaardeerd op het subsidiabele bedrag.

Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag, en de overeenkomstige subsidiabele uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.

1.5.14.   Overlopende posten

Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar nog geen factuur is opgesteld, maar de dienst wel is verleend of de goederen wel zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag), worden de aan de periode toerekenbare ontvangsten in de financiële staten opgenomen. Bovendien worden, indien er een factuur is opgesteld maar de diensten nog niet zijn verleend of de goederen nog niet zijn geleverd, aan het einde van het jaar de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.

Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. Toegerekende uitgaven worden berekend volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij beogen weer te geven. Evenzo wordt de uitgave uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt wanneer er een vooruitbetaling heeft plaatsgevonden voor diensten of goederen die nog niet zijn ontvangen.

1.6.   STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

1.6.1.   Ontvangsten

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op de volgende niet-ruiltransacties:

Eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval

De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Zij worden gewaardeerd tegen het “opgevraagde bedrag”. Omdat de eigen middelen op basis van btw, bni en kunststof verpakkingsafval zijn gebaseerd op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar, zijn zij — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen bij het bepalen van het netto-overschot of tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden.

Traditionele eigen middelen

De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse “A”-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende baten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.

Geldboeten

Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is vastgesteld en officieel ter kennis van de betrokkene is gebracht. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, hebben beboete entiteiten twee maanden de tijd om:

hetzij het besluit te aanvaarden, waarna zij de geldboete binnen de gestelde termijn moeten betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU; of

hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat zij beroep instellen op grond van de EU-wetgeving.

Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 VWEU). De ontvangen geldsom wordt gebruikt om de vordering af te wikkelen. De onderneming kan met instemming van de rekenplichtige van de Commissie echter een bankgarantie voor het bedrag geven. In dat geval blijft de boete als vordering in de boeken staan. Indien er geen geldsom noch een bankgarantie is ontvangen en er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen.

Indien de onderneming in beroep gaat tegen het besluit en de boete reeds provisorisch heeft betaald, wordt het bedrag als voorwaardelijke verplichting opgenomen, of indien de kans bestaat dat het Gerecht van de Europese Unie zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een garantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven.

De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke verplichtingen worden evenredig verhoogd.

Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico’s en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Ontvangsten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.

Rentebaten en -lasten

Rentebaten en lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -lasten toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen en rentebedragen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.

Wanneer een financieel actief of een groep verwante financiële activa als activa met verminderde kredietwaardigheid wordt beschouwd (“fase 3”), worden de rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn gedisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.

Dividendinkomsten

Inkomsten uit dividenden en soortgelijke uitkeringen worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.

Baten en lasten uit financiële activa met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Deze post heeft betrekking op de reëlewaardewinsten (baten) en reëlewaardeverliezen (lasten) uit deze financiële activa, met inbegrip van die welke voortvloeien uit de omrekening van vreemde valuta. In het geval van rentedragende financiële activa omvat dit ook rente. Zie ook toelichting 3.9.

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

De baten uit financiëlegarantiecontracten (garantieopslag) worden opgenomen gedurende de periode waarin de EU bereid is de houder van het financiëlegarantiecontract te compenseren voor het kredietverlies dat hij kan lijden. Bij het toegepaste amortisatieschema wordt rekening gehouden met het tijdsverloop en de omvang van de gegarandeerde blootstelling. Baten uit financiëlegarantiecontracten omvatten ook de amortisatie van financiëlegarantiecontracten wanneer de garantie niet tegen een vergoeding of tegen een nominale vergoeding is verstrekt.

1.6.2.   Uitgaven

De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: i) rechten, ii) overdrachten bij overeenkomst en subsidies, alsmede iii) bijdragen en giften.

Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij het desbetreffende besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en er van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.

Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.

De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de prestaties zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.

1.7.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN

1.7.1.   Voorwaardelijke activa

Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische voordelen of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.

1.7.2.   Voorwaardelijke verplichtingen

Een voorwaardelijke verplichting is een mogelijke verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist is om de verplichting af te wikkelen of, in de zeldzame omstandigheid, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald. Een voorwaardelijke verplichting wordt opgenomen tenzij een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen zeer onwaarschijnlijk is.

1.8.   KASSTROOMOVERZICHT

Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.

Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruikgemaakt van de indirecte methode. Dit betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de operationele activiteiten, en baten of lasten die verband houden met investeringskasstromen.

Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta worden gepresenteerd in de rapportagevaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.

Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele, investerings- en financieringsactiviteiten.

Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU met uitzondering van investerings- of financieringsactiviteiten. Bijgevolg zijn ze goed voor het merendeel van de door de EU uitgevoerde activiteiten.

Investeringsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere investeringen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Investeringsactiviteiten omvatten geen leningen die aan begunstigden zijn verstrekt, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarmee van de dagelijkse activiteiten van de EU. Het doel is om een overzicht te geven van de echte investeringen van de EU.

Financieringsactiviteiten zijn activiteiten die resulteren in wijzigingen in de omvang en samenstelling van de opgenomen leningen, met uitzondering van leningen die aan begunstigden worden verstrekt op back-to-back-basis of voor de verwerving van vaste bedrijfsmiddelen (die zijn opgenomen onder operationele activiteiten).

2.   TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS

ACTIVA

2.1.   IMMATERIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

Brutoboekwaarde op 31.12.2023

2 085

Toevoegingen

331 *

Vervreemdingen

(152 )

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

(7 )

Brutoboekwaarde op 31.12.2024

2 257

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2023

(1 109 )

Afschrijvingskosten voor het jaar

(191 )

Teruggeboekte afschrijving

-

Vervreemdingen

137

Overdrachten tussen categorieën van activa

0

Overige mutaties

0

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2024

(1 162 )

Nettoboekwaarde op 31.12.2024

1 095

Nettoboekwaarde op 31.12.2023

976

Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.

2.2.   VASTE BEDRIJFSMIDDELEN

De categorie ruimteobjecten omvat operationele vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos), en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. Activa van de ruimtesystemen die nog niet operationeel zijn, zijn opgenomen onder de rubriek “Activa in aanbouw”. De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).

Voor Galileo omvat de constellatie momenteel 30 satellieten. De operationele vaste activa van Galileo, bestaande uit satellieten en installaties op de grond, zijn op 31 december 2024 gewaardeerd op 2 987 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen (2023: 2 486 miljoen EUR). Het totaal van de resterende activa in aanbouw bedraagt 2 145 miljoen EUR (2023: 2 479 miljoen EUR).

Voor Copernicus zijn 8 satellieten operationeel en wordt momenteel gewerkt aan 17 satellieten en instrumenten. De totale waarde van de operationele vaste activa van Copernicus bedraagt 492 miljoen EUR (2023: 438 miljoen EUR) na cumulatieve afschrijvingen. Nog eens 3 520 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2023: 3 078 miljoen EUR).

De vaste activa in verband met de Egnos-grondinfrastructuur ten belope van 160 miljoen EUR (2023: 187 miljoen EUR) zijn eveneens opgenomen onder de rubriek “Ruimteactiva”. Voorts bedragen de Egnos-activa in aanbouw 345 miljoen EUR (2023: 289 miljoen EUR).

Op 29 april 2024 heeft de Europese Commissie 23 van haar gebouwen in Brussel verkocht aan de SFPIM (“Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij” – het “Sovereign Wealth Fund” van België) voor een totale verkoopprijs van 900 miljoen EUR. De nettoboekwaarde van de betreffende gebouwen bedroeg 432 miljoen EUR, hetgeen resulteerde in een toename met 468 miljoen EUR, wat volledig werd erkend op het moment van de verkoop. De opbrengst van de verkoop zal worden gebruikt om nieuwe gebouwen te financieren, resterende hypotheken terug te betalen en bestaande gebouwen te renoveren. Hoewel de verkoop voor alle 23 gebouwen is gesloten, zal het vertrek geleidelijk plaatsvinden, waarbij de laatste gebouwen in september 2029 zullen worden verlaten.

Vaste bedrijfsmiddelen

(miljoen EUR)

 

Grond en gebouwen

Ruimte-objecten

Installaties en uitrusting

Meubilair en wagenpark

Computer-hardware

Overige

Financiële leasing

Activa in aanbouw

Totaal

Brutoboekwaarde op 31.12.2023

7 034

7 702

575

283

863

370

2 378

6 308

25 513

Toevoegingen

57

4

25

31

83

22

6

1 786

2 014

Vervreemdingen

(1 056 )

(0 )

(117 )

(59 )

(234 )

(87 )

(28 )

(0 )

(1 581 )

Overdrachten tussen categorieën van activa

494

1 351

0

2

3

(281 )

(1 569 )

(0 )

Overige mutaties

(3 )

0

0

1

(1 )

3

(1 )

Brutoboekwaarde op 31.12.2024

6 528

9 056

483

255

714

308

2 075

6 528

25 945

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2023

(4 417 )

(4 591 )

(507 )

(214 )

(681 )

(288 )

(1 416 )

 

(12 114 )

Afschrijvingskosten voor het jaar

(141 )

(826 )

(27 )

(16 )

(89 )

(18 )

(77 )

 

(1 195 )

Teruggeboekte afschrijving

1

(0 )

 

1

Vervreemdingen

611

0

111

52

197

82

23

 

1 076

Overdrachten tussen categorieën van activa

(159 )

(0 )

(2 )

161

 

0

Overige mutaties

0

(0 )

(0 )

(0 )

(0 )

 

(0 )

Cumulatieve afschrijving op 31.12.2024

(4 106 )

(5 417 )

(423 )

(177 )

(575 )

(225 )

(1 309 )

 

(12 232 )

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2024

2 422

3 639

59

77

139

83

766

6 528

13 713

NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2023

2 617

3 111

68

69

181

82

962

6 308

13 399

2.3.   BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE

Het belang van de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het verstrekken van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners.

Op 31 december 2024 had de EU een belang van 29,7 % in het EIF (2023: 29,7 %) en 29,7 % van de stemrechten (2023: 29,7 %). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijkse nettoresultaat in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.

In de tabel hieronder wordt de mutatie van het belang van de EU in het EIF voor het lopende jaar getoond.

(miljoen EUR)

 

Europees Investeringsfonds

Belang op 31.12.2023

1 365

Bijdragen

Ontvangen dividenden

(7 )

Aandeel van het nettoresultaat

83

Aandeel in de nettoactiva

4

Belang op 31.12.2024

1 446

Samengevatte financiële informatie EIF

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

 

Totaal EIF

Totaal EIF

Activa

7 789

6 554

Passiva

(2 923 )

(1 959 )

Overschot/(tekort)

280

234

De aansluiting van de hierboven samengevatte financiële informatie met de boekwaarde van het belang in het EIF is als volgt:

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Nettoactiva van de geassocieerde deelneming

4 866

4 595

Belang EC in EIF

29,7  %

29,7  %

Boekwaarde

1 446

1 365

De EU, vertegenwoordigd door de Commissie, heeft per 31 december 2024 20 % van haar belang in het EIF-kapitaal gestort, en het niet-opgevraagde saldo bedroeg:

(miljoen EUR)

 

Totaal kapitaal EIF

EU-inschrijving

Totaal aandelenkapitaal

7 370

2 190

Volgestort

(1 474 )

(438 )

Niet-opgevraagd

5 896

1 752

2.4.   FINANCIËLE ACTIVA

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

269 903

242 265

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

39 058

32 018

 

 

308 961

274 283

Kortlopend

 

 

 

Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

2.4.1

13 677

4 612

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

2.4.2

5 700

6 476

 

 

19 377

11 088

Totaal

 

328 338

285 370

2.4.1.   Financiële activa tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

2.4.1.1

283 114

246 622

Andere leningen

2.4.1.2

466

255

Totaal

 

283 580

246 877

Langlopend

 

269 903

242 265

Kortlopend

 

13 677

4 612

2.4.1.1.   Opgenomen leningen voor NGEU en financiële bijstand

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Leningen aan lidstaten

251 457

221 883

Leningen aan derde landen

31 656

24 739

Totaal op 31.12.2024

283 114

246 622

Langlopend

269 782

242 144

Kortlopend

13 332

4 477

Leningen aan lidstaten

miljoen EUR

 

NGEU

SURE

EFSM

BB

EURATOM

Totaal

Totaal op 31.12.2023

79 589

98 984

43 095

201

13

221 883

Nieuwe leningen (nominaal)

29 446

1 800

31 246

Aflossingen

(2 600 )

(13 )

(2 613 )

Veranderingen in boekwaarde

1 085

(145 )

2

0

(0 )

942

Veranderingen in afwaardering

Totaal op 31.12.2024

110 120

98 839

42 297

201

251 457

Langlopend

108 686

90 539

39 517

238 742

Kortlopend

1 434

8 300

2 780

201

12 715

De nominale waarde van de leningen aan lidstaten bedroeg per 31 december 2024 249,2 miljard EUR, (2023: 220,6 miljoen EUR), waarvan 108,7 miljard EUR betrekking heeft op de NGEU-leningen voor RRF en REPowerEU.

In deze tabel, en in de tabel verder hieronder voor leningen aan derde landen, stemt de regel “Veranderingen in boekwaarde” overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

De programma’s SURE, EFSM, Euratom en BB werden uitgevoerd op “back-to-back”-basis. Dit betekent dat de verstrekte leningen werden gefinancierd door gelijkwaardige opgenomen leningen met dezelfde voorwaarden. De looptijden zijn hetzelfde, de uitgiftepremies/kortingen en de kosten worden in rekening gebracht aan de begunstigde van de lening. Op de vervaldatum betaalt de begunstigde van de lening de Commissie terug en betaalt de Commissie de opgenomen lening terug. Voor de NGEU-leningen is er geen back-to-backrelatie tussen de voorwaarden van de leningen en de opgenomen leningen. Deze leningen worden gefinancierd via de uniforme financieringsaanpak, uitgelegd in toelichting 2.11.1.1.

NGEU (RRF/REPowerEU)

De RRF is een tijdelijk instrument, opgezet in 2021, om de economieën van de lidstaten te helpen zich te herstellen van de coronapandemie en om de groene en de digitale transitie te ondersteunen. In het kader van het EU-herstelinstrument (NGEU) leent de Commissie middelen die de RRF gebruikt om hervormingen en investeringen van de lidstaten te financieren. Deze moeten in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de EU en moeten de uitdagingen aanpakken die zijn vastgesteld in de landspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester voor de coördinatie van het economisch en sociaal beleid. De financiering kan worden verstrekt in de vorm van een lening (terugbetaalbare steun) of een subsidie (niet-terugvorderbare steun, zie toelichting 2.5). De lidstaten kunnen financiering ontvangen tot een tevoren overeengekomen toewijzing voor leningen en subsidies. Om voor de steun in aanmerking te komen, moeten de lidstaten hun nationale herstel- en veerkrachtplannen indienen bij de Europese Commissie. In elk plan worden de hervormingen en investeringen beschreven die vóór eind 2026 moeten worden uitgevoerd en worden duidelijke mijlpalen en streefdoelen vastgesteld die door de Europese Commissie moeten worden geanalyseerd en door de Europese Raad moeten worden goedgekeurd. De RRF-leningen kunnen tot en met 31 december 2026 worden uitbetaald nadat de overeengekomen mijlpalen en streefdoelen zijn bereikt.

In 2023 is de RRF-verordening gewijzigd en konden de lidstaten een REPowerEU-hoofdstuk toevoegen aan hun nationale herstel- en veerkrachtplannen. De lidstaten kunnen investeringen en hervormingen financieren om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken. De financiering kan ook worden verstrekt in de vorm van leningen, waarbij gebruik wordt gemaakt van RRF-middelen die nog niet door de lidstaten zijn aangevraagd.

Op 31 december 2024 bedroegen de ondertekende leningsovereenkomsten 290,9 miljard EUR, waarvan 108,7 miljard EUR al was uitbetaald.

Steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken (SURE)

SURE heeft financiële steun verstrekt om mensen aan het werk te houden en banen te behouden die door de coronapandemie in gevaar zijn gekomen. De beschikbaarheid van het instrument is 31 december 2022 geëindigd. De leningen die werden uitbetaald, bedroegen 98,4 miljard EUR (nominale waarde) en er zijn geen lopende uitbetalingen.

Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM)

Het EFSM heeft het mogelijk gemaakt financiële bijstand aan een lidstaat te verlenen in geval van financiële problemen. Het programma is afgelopen, behalve voor specifieke transacties, zoals de verlenging van de looptijd van de leningen. In 2024 heeft Ierland 0,8 miljard EUR van de verschuldigde hoofdsom van de EFSM-lening terugbetaald, terwijl Portugal om een verlenging van de looptijd voor 1,8 miljard EUR heeft verzocht. De nieuwe lening is gefinancierd door een langlopende obligatie die in 2028 vervalt.

Betalingsbalans

Dit is een financieel beleidsinstrument waarmee financiële bijstand op middellange termijn wordt verstrekt aan lidstaten van de EU die niet de euro als munt hebben.

Leningen van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-EU-landen, en aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Er zijn geen uitstaande bedragen met betrekking tot de lidstaten of één van hun entiteiten.

Leningen aan derde landen

miljoen EUR

 

MFB

Faciliteit voor Oekraïne

EURATOM

Totaal

Totaal op 31.12.2023

24 528

210

24 739

Nieuwe leningen (nominaal)

1 145

13 112

14 257

Aflossingen

(600 )

(600 )

Veranderingen in boekwaarde

(19 )

205

(0 )

187

Veranderingen in afwaardering

(1 224 )

(5 694 )

(8 )

(6 926 )

Totaal op 31.12.2024

23 831

7 623

203

31 656

Langlopend

23 420

7 418

202

31 040

Kortlopend

411

205

1

617

De nominale waarde van de leningen aan derde landen bedroeg per 31 december 2024 47,2 miljard EUR, (2023: 33,5 miljard EUR).

In deze tabel komt de regel “Veranderingen in afwaardering” overeen met de herwaardering van de te verwachten kredietverliezen per 31 december 2024. De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

Het Euratom wordt uitgevoerd op back-to-back-basis.

Tot eind 2022 werden de MFB-leningen gefinancierd via een back-to-back-benadering, maar via de uitvoering van de MFB+-programma’s in 2023 zullen nieuwe leningen in het kader van het MFB voornamelijk worden uitgevoerd via de uniforme financieringsaanpak die wordt uitgelegd in toelichting 2.11.1.1. Nieuwe programma’s zoals de faciliteit voor Oekraïne zullen ook worden gefinancierd met de uniforme financieringsaanpak.

Macrofinanciële bijstand

MFB verwijst naar leningen voor financiële bijstand aan partnerlanden die een betalingsbalanscrisis doormaken.

De totale nominale waarde van de uitstaande MFB-leningen bedroeg aan het einde van het jaar 33,7 miljard EUR, waarvan 29,0 miljard EUR werd verstrekt aan Oekraïne.

Op 31 december 2024 bedroeg de voorziening voor bijzondere waardevermindering van MFB-leningen 10,2 miljard EUR (2023: 9,0 miljoen EUR), waarvan 10,1 miljard EUR betrekking heeft op de leningen aan Oekraïne. Hoewel alle in 2024 verschuldigde bedragen van Oekraïne op tijd zijn betaald en er bij het opstellen van de jaarrekening geen betalingsachterstanden zijn, weerspiegelt de bijzondere waardevermindering, overeenkomstig de boekhoudkundige regels, de tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen, die met bijzondere voorzichtigheid zijn geraamd vanwege de grote onzekerheden.

In oktober 2024 is Verordening (EU) 2024/2773 tot instelling van het samenwerkingsmechanisme voor leningen aan Oekraïne (ULCM) en het toekennen van een nieuwe MFB voor Oekraïne vastgesteld. In het kader van het ULCM zullen de buitengewone opbrengsten van geïmmobiliseerde Russische staatsactiva worden gebruikt om niet-terugvorderbare steun aan Oekraïne toe te kennen om het land te helpen nieuwe bilaterale leningen terug te betalen die door G7-partners en de EU in het kader van dit initiatief zijn verstrekt. De EU heeft de MFB-leningsovereenkomst met Oekraïne in december 2024 gesloten ten bedrage van 18,1 miljard EUR. Dit bedrag zal in 2025 worden uitgekeerd. Aangezien Oekraïne aan alle contractvoorwaarden voor uitbetaling heeft voldaan op het einde van het jaar, is de MFB-lening in het kader van het ULCM beschouwd als een onherroepelijke toezegging, wat leidt tot opname van een voorziening voor verwachte kredietverliezen van 7,1 miljard EUR op 31 december 2024 (zie toelichting 2.10).

Daarnaast is er 95 miljoen EUR aan niet-opgevraagde bedragen toegezegd uit andere MFB-leningsovereenkomsten op het einde van het jaar (2023: 95 miljoen EUR).

In 2024 heeft de EU 763 miljoen EUR aan rentesubsidies aan Oekraïne verstrekt voor de verschuldigde rente op de uitzonderlijke MFB- en MFB+-leningen. Dit vormt een wijziging van de leningsvoorwaarden (zie ook de toelichtingen 3.15 en 6.6) en is opgenomen onder “Veranderingen in boekwaarde” in de bovenstaande tabel.

Leningen in het kader van de faciliteit voor Oekraïne

De verordening betreffende de faciliteit voor Oekraïne (25) is een nieuw instrument dat in 2024 is ingevoerd en maximaal 50 miljard EUR aan financiële steun biedt aan Oekraïne, waaronder maximaal 33 miljard EUR aan overheidsleningen die tegen eind 2027 zullen worden uitbetaald. Er is in 2024 13,1 miljard EUR aan leningen uitbetaald aan Oekraïne.

De voorziening voor bijzondere waardevermindering wordt berekend voor de MFB-leningen aan Oekraïne en bedraagt 5,7 miljard EUR op 31 december 2024. Een bedrag van 19,9 miljard EUR uit ondertekende leningsovereenkomsten dat aan voorwaarden onderworpen is, is niet opgevraagd op het einde van het jaar.

Leningen van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom)

De Europese Gemeenschap voor atoomenergie (Euratom) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten, en aan entiteiten van beide, voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Het totale uitstaande bedrag verwijst naar leningen aan Energoatom, gegarandeerd door de Oekraïense staat. Voor deze leningen is een voorziening voor bijzondere waardevermindering van 98 miljoen EUR opgenomen. Er zijn geen niet-opgevraagde bedragen uit ondertekende leningsovereenkomsten.

EU-begrotingsgarantie voor leningen aan lidstaten en derde landen

De EU-begroting garandeert de opgenomen leningen die door de EU worden uitgegeven en die de leningen aan lidstaten en derde landen financieren. Als in de toekomst leningbedragen niet worden terugbetaald, is het mogelijk dat de daaraan verbonden opgenomen leningbedragen uit de EU-begroting moeten worden terugbetaald.

Opgenomen leningen voor NGEU, EFSM, BB, MFB+ en de faciliteit voor Oekraïne worden uitsluitend gegarandeerd door de EU-begroting;

leningen voor SURE worden gedekt door de EU-begroting en geschraagd door garanties van de lidstaten ten belope van 25 miljard EUR;

opgenomen leningen voor MFB-leningen aan derde landen worden eerst gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1) en vervolgens door de EU-begroting, met uitzondering van de MFB-leningen in het kader van buitengewone financiële bijstand aan Oekraïne voor een bedrag van 6 miljard EUR, dat voor 61 % gedekt wordt door garanties van de lidstaten na de eerste 9 % aan verliezen, die door het GVF worden gedekt; en

opgenomen leningen voor Euratom worden eerst gedekt door garantstellingen van derden en daarna door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1) en daarna door de EU-begroting.

Voor meer informatie, zie toelichting 6.7.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met de leningen voor financiële bijstand (EFSM, MFB, betalingsbalans en Euratom) die zijn goedgekeurd/vastgesteld op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020. Artikel 143 bepaalt dat in geval van wanbetaling op een lening voor financiële bijstand die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK aansprakelijk zou zijn jegens de Unie voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichtingen heeft verricht, tenzij dit kan worden gedekt door het aandeel van het VK in de voorziening in het garantiefondscompartiment voor extern optreden van het GVF, indien dit relevant is (d.w.z. MFB- en Euratom-leningen in derde landen) (zie toelichting 4.1.1).

De uitstaande voorwaardelijke verplichting van de EU met betrekking tot bovengenoemde leningen voor financiële bijstand bedroeg op de terugtrekkingsdatum 53,9 miljard EUR. Na aflossingen sinds die datum bedraagt de waarde van deze door de EU-garantie gedekte leningen op 31 december 2024 47,4 miljard EUR; het aandeel van het VK hierin is 5,9 miljard EUR.

2.4.1.2.   Andere leningen

Deze omvatten drie soorten leningen:

a)

Leningen toegekend uit EU-begrotingsprogramma’s (bv. de financieringsinitiatieven voor landbouw en elektrificatie, AgriFI and ElectriFI, en het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie). Deze leningen bedroegen per 31 december 2024 in totaal 75 miljoen EUR (2023: 77 miljoen EUR).

b)

Gesubrogeerde leningen: deze leningen zijn verstrekt door de EIB en gegarandeerd door de EFSI- en ELM-programma’s. In geval van leningen in wanbetaling, heeft de Commissie de beroepen op de garantie uitbetaald en beschikt zij over de terugvorderingsrechten. Bijgevolg worden de leningen nu in de EU-balans opgenomen. Op 31 december 2024 bezat de Commissie de terugvorderingsrechten voor 1,0 miljoen EUR aan dergelijke leningen, inclusief opgelopen rente (2023: 0,1 miljard EUR). Na inaanmerkingneming van de te verwachten kredietverliezen, bedraagt de op de balans opgenomen boekwaarde echter 51 miljoen EUR (2023: 56 miljoen EUR).

c)

Termijndeposito’s van 340 miljoen EUR (2023: termijndeposito’s van 122 miljoen EUR) met een looptijd van meer dan drie maanden die niet onder de definitie van kasequivalenten vallen.

2.4.2.   Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (FVSD)

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

2.4.2.1

43 648

37 402

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD derivaten

2.4.2.2

1 110

1 091

Totaal

 

44 758

38 493

Langlopend

 

39 058

32 018

Kortlopend

 

5 700

6 476

2.4.2.1.   Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per soort

(miljoen EUR)

 

 

31.12.2024

31.12.2023

Schuldtitels

 

34 465

29 703

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gepoolde portefeuilles)

5 975

4 806

Andere beleggingen in aandelen

 

3 201

2 893

Verstrekte leningen

 

8

 

Totaal

43 648

37 402

Langlopend

 

37 948

30 967

Kortlopend

 

5 700

6 435

Schuldbewijzen zijn voornamelijk overheidsobligaties en bedrijfsobligaties. Zij worden aangehouden in de fondsen (portefeuilles) die worden beheerd door de Commissie (voornamelijk GVF en het Fonds voor geldboeten (BUFI)) of door de EIB namens de EU (voornamelijk Horizon 2020 (H2020) en het Innovatiefonds). De prestaties van de portefeuilles worden beoordeeld op basis van de reële waarde marktwaarde). Per 31 december 2024 bedroeg de marktwaarde van de in het kader van de effectenuitleenprogramma’s uitgeleende effecten 5,8 miljard EUR (3,2 miljard EUR in 2023). De uitgeleende effecten worden niet van de balans van de EU verwijderd, aangezien de risico’s en de voordelen nog steeds bij de EU liggen.

Geldmarktfondsen (MMF’s) zijn beleggingsfondsen die beleggen in kortlopende schuldbewijzen (bv. het Unitair Fonds van de EIB). Indexfondsen (ETF’s) zijn beleggingsfondsen die worden verhandeld op effectenbeurzen. Ze volgen indices en houden activa aan zoals aandelenobligatiesvaluta’s en termijncontracten. Beleggingen in gepoolde portefeuilles zijn EU-middelen van de Connecting Europe Facility (CEF) en H2020-programma’s die worden gecombineerd met de middelen van de lidstaten uit het NER300-programma. Zij worden gebruikt om garanties te verstrekken voor de financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB.

De “Andere beleggingen in aandelen” hebben voornamelijk betrekking op het beleggen van EU-begrotingsmiddelen — via uitvoerende partners — in durfkapitaal of andere soorten beleggingsfondsen om EU-beleidsdoelstellingen na te streven: bijvoorbeeld verbetering van de toegang tot financiering voor startende kleine en middelgrote ondernemingen’s, onderzoek en innovatie, en infrastructuur zowel binnen als buiten de EU.

Financiële activa gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten, per programma

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

23 174

18 698

Innovatiefonds

10 616

8 754

BUFI-beleggingen

2 141

2 268

EGKS i.l.

1 206

1 219

EBWO

188

188

EDEO pensioenregeling voor plaatselijk personeel

128

97

Horizon 2020 en Horizon Europa

3 968

3 872

Connecting Europe Facility

716

731

EU-eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

453

485

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

243

233

Green for Growth Fund (GGF)

128

116

Financieringsfaciliteit voor energie-efficiëntie

103

110

Overige

586

630

Totaal

43 648

37 402

Langlopend

37 948

30 967

Kortlopend

5 700

6 435

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds (GVF)

De EU geeft garanties aan financiële partners voor verliezen op aandelenbeleggingen en leningen (zie toelichting 4.1 voor EU-begrotingsgaranties). Overeenkomstig de rechtshandelingen wordt in de EU-begroting geleidelijk geld opzij gezet om de door deze garanties gedekte verliezen aan de partners uit te betalen. In de EU-begroting wordt ook geld gereserveerd voor de terugbetaling van leningen in geval van wanbetaling in het kader van de MFB en de Euratom-leningen aan niet-lidstaten.

Overeenkomstig het Financieel Reglement heeft de Commissie het GVF opgericht om het gereserveerde geld (“voorziening”) te beheren in één gemeenschappelijke portefeuille. Het geld wordt belegd in schuldeffecten, geldmarktfondsen en ETF’s. Naast de voorziening uit de EU-begroting ontvangt het GVF teruggevorderde middelen in verband met verrichtingen in wanbetaling, het rendement op zijn beleggingen en vergoedingen van de financiële partners voor de begroting van de EU. Het GVF kan ook vrijwillige bijdragen ontvangen van lidstaten en andere contribuanten die op deze wijze de beschikbare EU–begrotingsgaranties verhogen.

Het GVF wijst de ontvangen bijdragen toe aan compartimenten naargelang van het bijdragende programma. In de rechtshandelingen van de programma’s zijn de noodzakelijke voorzieningen voor de verstrekte garanties vastgesteld. De EU-begroting bundelt deze afzonderlijk aangelegde fondsen in het GVF om op die manier het activabeheer te optimaliseren.

Per 31 december 2024 waren de activa van het GVF toegenomen als gevolg van de opbouw van de nodige voorzieningen voor de afgegeven garanties voor InvestEU, NDICI en Oekraïne, maar ook door portefeuillewinsten van 0,9 miljard EUR. De totale activa bedroegen 23,2 miljard EUR, waarvan 19,8 miljard EUR was belegd in schuldeffecten, en 3,3 miljard EUR in ETF’s.

Innovatiefonds (IF)

Het Innovatiefonds stelt een systeem in voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie. Het doel is om de ontvangsten te gebruiken om innovatie in koolstofarme technologieën en processen in bepaalde economische sectoren te ondersteunen. Het Innovatiefonds ontvangt zijn middelen uit de opbrengsten van de geleidelijke tegeldemaking van 530 miljoen emissierechten en van eventuele niet-bestede middelen uit de 300 miljoen emissierechten die beschikbaar zijn voor het NER300-programma (zie toelichting 3.8). De EIB beheert de gelden totdat ze worden gebruikt voor het beoogde doel en belegt ze in schuldbewijzen. De stijging in 2024 is voornamelijk het resultaat van veilingopbrengsten.

BUFI-beleggingen

De Commissie heeft het Fonds voor geldboeten (BUFI) opgericht om de gelden te beheren die zij voorlopig ontvangt voor mededingingsboeten waartegen beroep is ingesteld. Tot de definitieve rechterlijke beslissing belegt de Commissie het geld in schuldinstrumenten.

EGKS i.l.

Op 23 juli 2002 is het EGKS-Verdrag afgelopen en zijn alle activa van de EGKS overgedragen aan de Europese Unie. De activa waren bestemd voor onderzoek in de sectoren die verband houden met de kolen- en staalindustrie, bijvoorbeeld baanbrekende technologieën die leiden tot staalproductie met bijna-nulemissie. De Commissie belegt de gelden in schuldbewijzen totdat zij worden toegekend voor onderzoek.

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

De EU heeft een financiële deelneming in het kapitaal van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) die op 31 december 2024 bestond uit 90 044 aandelen (2023: 90 044 aandelen), oftewel 2,9 % van het totale geplaatste aandelenkapitaal. De EU heeft ingeschreven voor een totaalbedrag van 900 miljoen EUR, waarvan tot op heden 713 miljoen EUR niet is opgevraagd.

Horizon 2020 en Horizon Europa

Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) – zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld ter verbetering van de toegang tot financiering voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn:

de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt;

de InnovFin-garantieregeling voor het mkb, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het mkb/kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB);

de InnovFin-eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en wordt beheerd door het EIF; en

het EIC-fonds (fonds van de Europese Innovatieraad), dat eigenvermogensfinanciering verstrekt om de innovatie en het naar de markt brengen te versnellen. Het EIC-fonds wordt gefinancierd uit de Horizon Europa- en H2020-programma’s.

Connecting Europe Facility

Zoals Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad (26) bepaalt, is het doel van de Connecting Europe Facility (CEF) het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Zij biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van door de EU gegarandeerde projectobligaties.

EU-eigenvermogensfaciliteiten voor het mkb

Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die worden gefinancierd door de programma’s Cosme, CIP en MAP en het initiatief voor groei en werkgelegenheid, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van kleine en middelgrote ondernemingen in de EU in de begin- (start-up) en groeifase door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.

Reëlewaardehiërarchie van niet-afgeleide financiële activa tegen FVSD

(miljoen EUR)

Soort financieel actief

31.12.2024

31.12.2023

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

37 559

31 477

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

3 098

3 230

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

2 991

2 695

Totaal

43 648

37 402

In de verslagperiode hebben er geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie plaatsgevonden.

Aansluiting van niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

 

Beginsaldo op 1.1.2024

2 695

Investeringen tijdens de verslagperiode

508

Terugbetalingen van kapitaal

(85)

Afgewikkelde inkomsten

(38)

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

(89)

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

0

Eindsaldo op 31.12.2024

2 991

2.4.2.2.   Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten

Financiële activa en passiva gewaardeerd tegen FVSD derivaten, per soort

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2024

31.12.2023

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Notionele waarde

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Garantie op de aandelenportefeuille

6 057

1 110

(60 )

5 059

1 050

(53 )

Valutaderivaten

2 417

(38 )

1 528

41

(6 )

Totaal

8 474

1 110

(98 )

6 587

1 091

(60 )

Langlopend

 

1 110

(13 )

 

1 050

(8 )

Kortlopend

 

(84 )

 

41

(52 )

Garanties op de aandelenportefeuilles

De rubriek “Garantie op de aandelenportefeuille” omvat garanties van de EU aan financiële instellingen op portefeuilles eigenvermogensinvesteringen. Deze garanties worden ingedeeld als afgeleid financieel instrument en geboekt als financieel actief of financiële verplichting tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omdat zij niet aan de definitie van financiële verplichting in verband met een garantie voldoen (zie toelichting 1.5.12). De financiële verplichting of het financiële actief voor de EU is gewaardeerd op basis van de waarde van de onderliggende investeringen.

Het totaal bestaat voornamelijk uit EFSI-garanties van de EU aan de EIB-groep voor onderliggende eigenvermogensinvesteringen van de EIB en het EIF ten bedrage van 3,8 miljard EUR (2023: 3,7 miljard EUR). De reële waarde van de EU-garantie op de EFSI-eigenvermogensportefeuilles bedroeg in totaal 1,1 miljard EUR (2023: 1,0 miljard EUR).

Valutaderivaten

De EU sluit valutatermijncontracten af ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het GVF. Overeenkomstig de valutatermijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta (“pay leg”), zoals weergegeven in de bovenstaande tabel, en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR (“receive leg”) op de vervaldatum.

Deze rubriek omvat ook het effect van de valutarisico-afdekkingsactiviteiten in het kader van de InvestEU-garantie en in gevallen waar de EU het valutarisico garandeert.

Reëlewaardehiërarchie van afgeleide financiële activa en verplichtingen

(miljoen EUR)

Soort derivaat

31.12.2024

31.12.2023

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Reële waarde actief

Reële waarde passief

Niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten

Niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen

(27 )

41

(1 )

Niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input

1 110

(71 )

1 050

(59 )

Totaal

1 110

(98 )

1 091

(60 )

In de verslagperiode hebben er geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden. Derivaten in reëlewaardeniveau 3 omvatten voornamelijk garanties op aandelenportefeuilles.

Aansluiting van afgeleide financiële activa en verplichtingen gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3)

(miljoen EUR)

Mutaties reële waarde

 

Beginsaldo actief/(passief) op 1.1.2024

992

Gehonoreerde garanties

170

Terugontvangen garanties

(10 )

Inkomsten uit afgewikkelde garanties

(129 )

Winsten of verliezen over de verslagperiode in overschot of tekort

16

Overdrachten naar niveau 3

Overdrachten vanuit niveau 3

Overige

0

Eindsaldo op 31.12.2024

1 039

2.5.   VOORFINANCIERING

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

39 093

40 970

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

1 682

371

Bijdragen aan trustfondsen

 

85

76

 

 

40 861

41 417

Kortlopend

 

 

 

Voorfinanciering

2.5.1

35 969

48 478

Overige voorschotten voor de lidstaten

2.5.2

2 089

1 780

 

 

38 058

50 257

Totaal

 

78 919

91 675

Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit.

2.5.1.   Voorfinanciering

(miljoen EUR)

 

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2024

Brutobedrag

Afgewikkeld in het kader van afsluiting

Nettobedrag op 31.12.2023

Gedeeld beheer

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten

voor plattelandsontwikkeling

3 885

(840 )

3 045

3 614

(686 )

2 928

EFRO en CF

25 859

(16 476 )

9 384

31 502

(10 125 )

21 378

ESF

9 437

(6 258 )

3 180

12 105

(3 236 )

8 869

Overige

14 220

(4 836 )

9 384

8 755

(5 348 )

3 408

 

53 402

(28 409 )

24 992

55 976

(19 394 )

36 582

Direct beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

Commissie

34 727

(14 289 )

20 438

37 273

(12 782 )

24 491

waarvan RRF (NGEU)

18 930

(3 541 )

15 389

22 889

(3 710 )

19 178

Uitvoerende agentschappen van de EU

40 693

(25 586 )

15 107

36 130

(21 683 )

14 446

Trustfondsen

508

(429 )

79

639

(507 )

133

 

75 928

(40 304 )

35 624

74 042

(34 972 )

39 070

Indirect beheer

 

 

 

 

 

 

Uitgevoerd door:

 

 

 

 

 

 

Andere EU-agentschappen en -organen

5 281

(2 814 )

2 467

4 983

(2 314 )

2 670

Derde landen

1 843

(1 103 )

739

1 602

(1 166 )

436

Internationale organisaties

13 171

(8 839 )

4 333

14 229

(9 713 )

4 516

Andere entiteiten

19 295

(12 389 )

6 906

17 606

(11 432 )

6 175

 

39 590

(25 144 )

14 446

38 421

(24 625 )

13 797

Totaal

168 920

(93 858 )

75 062

168 439

(78 991 )

89 448

Langlopend

39 093

39 093

40 970

40 970

Kortlopend

129 826

(93 858 )

35 969

127 469

(78 991 )

48 478

Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL — zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.

Voor gedeeld beheer is de aanzienlijke daling van de voorfinanciering op het gebied van cohesie gerelateerd aan de programmeringsperiode 2014-2020 – aangezien de periode bijna ten einde loopt, worden er hogere bedragen verrekend, wat goed is voor een afname met 18 miljard EUR.

Wat de programmeringsperiode 2021-2027 betreft, houden de grootste voorfinancieringsbedragen ook verband met het cohesiebeleid, te weten 9,3 miljard EUR (2023: 9 miljard EUR).

De toename van ander gedeeld beheer heeft betrekking op de uitbetaling van 6 miljard EUR in voorfinanciering aan Europese regio’s in het kader van het Fonds voor een rechtvaardige transitie.

Voor direct beheer zijn de grootste bedragen aan voorfinanciering die welke verband houden met de niet-terugvorderbare steun in het kader van het RRF-instrument, ten bedrage van netto 15,4 miljard EUR aan het einde van het jaar (2023: 19,2 miljard EUR). De daling houdt voornamelijk verband met de verrekeningen die in de loop van het jaar plaatsvonden (7,2 miljard EUR) nadat de lidstaten mijlpalen en streefdoelen hadden bereikt. In 2023 werd de herstel- en veerkrachtfaciliteit gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad (27) om de lidstaten aanvullende steun te verlenen via REPowerEU-hoofdstukken voor hervormingen en investeringen ter bevordering van de onafhankelijkheid, de veiligheid en de duurzaamheid van de energievoorziening van de Unie. In 2024 zijn nieuwe voorfinancieringsbedragen (2,4 miljard EUR) uitbetaald aan de lidstaten in verband met REPowerEU-hoofdstukken. De andere belangrijke bedragen, van in totaal 11,9 miljard EUR (2023: 12,1 miljard EUR), hebben betrekking op het beleidsterrein onderzoek (voornamelijk Horizon 2020 en Horizon Europa, uitgevoerd door de uitvoerende agentschappen van de EU en de Commissie);

Voor indirect beheer dekt de voorfinanciering voornamelijk programma’s voor intern beleid, zoals Erasmus+ (4,3 miljard EUR), Galileo en Egnos (ruimtevaartprogramma’s, 2,7 miljard EUR) en het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en samenwerking en de voorlopers daarvan (2,5 miljard EUR).

Ontvangen garanties op voorfinanciering

Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaat zijn. Voor dit soort garantie moeten twee waarden worden opgenomen: de “nominale waarde” en de “lopende waarde”. Voor de nominale waarde hangt het ontstaansfeit samen met het bestaan van de waarborg. Voor de lopende waarde is het ontstaansfeit voor de waarborg de betaling van voorfinanciering tegen waarborg, verminderd met latere verrekeningen. Op 31 december 2024 beliep de nominale waarde van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 942 miljoen EUR en de lopende waarde van die garanties 587 miljoen EUR (in 2023: respectievelijk 576 miljoen EUR en 525 miljoen EUR).

Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van de programma’s Horizon 2020 en Horizon Europa worden betaald, worden effectief gedekt door het onderlingeverzekeringsmechanisme (MIM), voorheen bekend als het Garantiefonds voor deelnemers (PGF). Het MIM is een instrument voor onderlinge verzekering dat is opgezet om de risico’s te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen in het kader van die programma’s. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de maximale EU-bijdrage bij aan het kapitaal van het MIM, dat door de Commissie op de financiële markten wordt belegd om rente voort te brengen. De rente kan worden gebruikt ter dekking van schulden die een in gebreke gebleven deelnemer niet aan de Unie heeft voldaan. Aan het einde van de indirecte maatregel worden de bijdragen aan de deelnemers terugbetaald. De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het MIM, maar het fonds is eigendom van de deelnemers. Het MIM is dus een afzonderlijke entiteit die niet in deze jaarrekening van de EU is geconsolideerd.

Per 31 december 2024 bedroegen de door het MIM gedekte voorfinancieringen in totaal 3,0 miljard EUR (2023: 3,0 miljard EUR). De totale activa van het MIM, met inbegrip van de door de Commissie beheerde financiële activa, bedroegen 3,2 miljard EUR (2023: 3,0 miljard EUR).

2.5.2.   Overige voorschotten voor de lidstaten

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

1 889

594

Steunregelingen

1 883

1 556

Totaal

3 772

2 150

Langlopend

1 682

371

Kortlopend

2 089

1 780

Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer

In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, blijven eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief opgenomen in de balans van de EU.

Op het gebied van cohesie worden, aangezien de vorige programmeringsperiode bijna ten einde loopt, alle bedragen voor MFB 2014-2020 als uitgevoerd beschouwd. Daarom heeft de grote stijging betrekking op MFB 2021-2027, waarbij wordt geraamd dat van het uitbetaalde bedrag van 1 832 miljoen EUR er op 31 december 2024 1 803 miljoen EUR niet was gebruikt.

Voor plattelandsontwikkeling bleef per jaareinde 85 miljoen EUR nog ongebruikt.

Steunregelingen

Net als de bedragen hierboven worden de terugbetaalde bedragen die overeenkomen met de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa (voorschotten) opgenomen in de balans van de EU De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubriek steunregelingen hierboven. In 2024 heeft een bedrag van 1 685 miljoen EUR betrekking op landbouw en plattelandsontwikkeling. Voor het cohesiebeleid werden de ongebruikte bedragen op het einde van het jaar geschat op 198 miljoen EUR en die hebben betrekking op het MFK 2021-2027.

2.6.   VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

 

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

11 541

13 954

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

1 731

2 129

 

 

13 272

16 083

Kortlopend

 

 

 

Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

2.6.1

16 529

16 795

Vorderingen uit ruiltransacties

2.6.2

1 936

2 321

 

 

18 465

19 116

Totaal

 

31 736

35 199

2.6.1.   Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

275

272

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

11 231

13 088

Overlopende posten

2.6.1.4

10

567

Andere verhaalbare bedragen

 

25

27

 

 

11 541

13 954

Kortlopend

 

 

 

Lidstaten

2.6.1.1

4 667

3 706

Terugtrekkingsakkoord VK

2.6.1.2

1 530

2 385

Boeten die aan bedrijven worden opgelegd

2.6.1.3

9 152

9 861

Overlopende posten

2.6.1.4

1 085

787

Andere verhaalbare bedragen

 

94

57

 

 

16 529

16 795

Totaal

 

28 070

30 749

2.6.1.1.   Op de lidstaten verhaalbare bedragen

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

TEM vastgesteld in de A-boekhouding

3 277

2 326

TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding

849

1 249

Te ontvangen eigen middelen

139

7

Afwaardering

(553 )

(673 )

Overige

Verhaalbare bedragen eigen middelen

3 712

2 908

Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

1 534

1 483

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

127

126

Afwaardering

(741 )

(683 )

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

920

927

Terugvordering van voorfinanciering

16

1

Betaalde en terugvorderbare btw

53

49

Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen

242

93

Totaal

4 943

3 977

Langlopend

275

272

Kortlopend

4 667

3 706

De door de lidstaten verschuldigde langlopende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo). De desbetreffende bedragen worden in jaarlijkse tranches teruggevorderd.

Verhaalbare bedragen eigen middelen

“A-boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de maandelijkse overzichten waarin de lidstaten de vastgestelde traditionele eigen middelen (TEM) meedelen. De tabel bevat de bedragen uit de “A-boekhouding” die nog niet aan de Commissie zijn betaald. De TEM zijn hoofdzakelijk douanerechten, geïnd door de lidstaten namens de Commissie.

De “A-boekhouding” staat gewoonlijk op 3 à 4 miljard EUR per jaareinde. In 2024 zijn de gedeclareerde bedragen door de lidstaten terug op het normale niveau, na de daling die in het jaar daarvoor werd geregistreerd (voornamelijk vanwege de beëindiging van een zaak met betrekking tot antidumpingrechten op zonnepanelen). Daarnaast waren de in november en december 2024 vastgestelde douanerechten hoger dan in dezelfde periode van het voorgaande jaar.

Op 8 maart 2022 heeft het Hof in de inbreukzaak tegen het Verenigd Koninkrijk (Inbreuk nr. 2018/2008) het desbetreffende arrest gewezen en bevestigd dat het VK zijn verplichtingen om de Unie-begroting te beschermen, niet is nagekomen. De zaak vond haar oorsprong in een verslag van OLAF uit 2017, waarin werd vastgesteld dat importeurs in het VK een groot bedrag aan douanerechten hadden ontdoken met behulp van fictieve en valse facturen en onjuiste aangiften inzake de douanewaarde op het moment van invoer.

De Commissie heeft het arrest en met name de opmerkingen van het Hof over de vaststelling van de verschuldigde bedragen bestudeerd. Na een gedetailleerde analyse heeft het VK zowel de hoofdsom als de achterstandsrente tussen 2022 en 2023 betaald (1,6 miljard EUR voor de hoofdsom en 1,4 miljard EUR voor achterstandsrente vóór de vermindering van het aandeel van het VK).

Door dezelfde parameters toe te passen voor de berekening van de geraamde TEM-verliezen vanwege textiel en schoeisel dat tegen sterk ondergewaardeerde waarde uit China is ingevoerd, hebben de lidstaten onder voorbehoud een bedrag van 1,9 miljard EUR betaald voor 2021 en 2022. Na de afsluiting van de onderwaarderingszaak met betrekking tot de VK heeft de Commissie in samenwerking met lidstaten hun respectieve verschuldigde uiteindelijke bedragen opnieuw berekend conform het arrest van het Gerecht in zaak C-213/19. In 2024 zijn met diverse lidstaten de uiteindelijke bedragen van de hoofdsom en achterstandsrente overeengekomen en zijn de respectieve zaken gesloten. Verduidelijkingen met sommige lidstaten om de uiteindelijk verschuldigde bedragen vast te stellen, zijn lopende. Op 31 december 2024 blijft de onder voorbehoud betaalde 0,9 miljard EUR aan verdere analyse onderworpen en er worden verdere verminderingen verwacht in het licht van de aanvullende informatie die de betreffende lidstaten zullen verstrekken.

De in verband met deze gevallen verschuldigde vertragingsrente wordt momenteel geraamd op 0,3 miljard EUR per 31 december 2024 (zie toelichting 2.6.2).

“Specifieke boekhouding” is de term die wordt gebruikt voor de vastgestelde rechten die niet in de “A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door de lidstaten en er geen zekerheid (garantie) voor is gesteld (of waarvoor wel zekerheid is gesteld, maar waarbij de bedragen worden betwist). Op deze rechten wordt een afwaardering toegepast op basis van informatie die jaarlijks door de lidstaten wordt verstrekt. De afwaarderingsbedragen vertegenwoordigen over het algemeen een vergelijkbaar percentage van de hoofdsom aan het einde van elk jaar.

Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling

Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2024 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2024 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er is een raming gemaakt van de te ontvangen bedragen die zijn ontstaan in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2024. De Commissie raamt ook een afschrijving voor de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.

2.6.1.2.   Terugtrekkingsakkoord VK

In het “Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie” (ref. 2019/C 384 I/01) (het “terugtrekkingsakkoord” of “TA”), dat is ondertekend tussen de EU en het VK, worden aan beide partijen verschillende financiële verplichtingen opgelegd. Op 31 december 2024 bedroeg de nettovordering op het VK op basis van deze verplichtingen 12 762 miljoen EUR (2023: 15 473 miljoen EUR), waarvan 1 530 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden ontvangen (2023: 2 385 miljoen EUR):

miljoen EUR)

 

Artikel 140

Artikel 142

Overige

31.12.2024

31.12.2023

Verschuldigd door het VK

4 432

10 136

116

14 683

18 867

Verschuldigd aan het VK

-

(1 922 )

(1 922 )

(3 394 )

Totaal

4 432

10 136

(1 806 )

12 762

15 473

Langlopend

2 469

9 802

(1 040 )

11 231

13 088

Kortlopend

1 963

334

(766 )

1 530

2 385

Aandeel van het VK (artikel 139)

Overeenkomstig artikel 139 is het aandeel van het VK in de uit het terugtrekkingsakkoord voortvloeiende financiële verplichtingen een percentage dat wordt berekend als de verhouding tussen de eigen middelen die het VK in de jaren 2014 tot en met 2020 ter beschikking heeft gesteld en de eigen middelen die alle lidstaten en het VK in diezelfde periode ter beschikking hebben gesteld, aangepast met het bedrag dat de lidstaten vóór 1 februari 2022 is meegedeeld. Het uiteindelijke aandeel van het VK is berekend op 12,431681219587700 %.

Betalingen in het kader van het terugtrekkingsakkoord

Het betalingsmechanisme dat moet worden toegepast op de verplichtingen tussen de twee partijen is vastgelegd in artikel 148. Samengevat factureert de EU de door het VK verschuldigde nettobedragen in april en september van elk jaar en betaalt het VK deze maandelijks. De in april van een bepaald jaar gerapporteerde bedragen moeten in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van dat jaar. De in september gerapporteerde bedragen moeten in acht gelijke maandelijkse termijnen worden betaald van oktober van dat jaar tot en met mei van het volgende jaar. Aangezien sommige gerapporteerde bedragen noodzakelijkerwijs gebaseerd zijn op prognoses en ramingen, wordt de verslaglegging elk jaar bijgewerkt op basis van werkelijke cijfers.

In 2024 bedroeg het op grond van artikel 136 en de artikelen 140 tot en met 147 aan het VK gerapporteerde nettobedrag 377 miljoen EUR (2023: 8 585 miljoen EUR), waarvan 1 414 miljoen EUR, verschuldigd aan het VK, werd gerapporteerd in april 2024 en 1 791 miljoen EUR, door het VK verschuldigd, werd gerapporteerd in september 2024 (2023: respectievelijk 3 572 miljoen EUR en 5 013 miljoen EUR, door het VK verschuldigd).

De in 2024 totale ontvangen betalingen bedroegen 2 391 miljoen EUR (2023: 9 450 miljoen EUR). Van dit bedrag had 3 133 miljoen EUR betrekking op het resterende deel van het verslag van september 2023 (betaald door het VK in vijf gelijke termijnen in de periode van januari tot en met mei 2024) (2023: 3 998 miljoen EUR), 1 414 miljoen EUR op het verslag van april 2024 (betaald aan het VK in vier gelijke maandelijkse termijnen in de periode van juni tot en met september 2024 (2023: 3 572 miljoen EUR, betaald door het VK), en 672 miljoen EUR op het verslag van september 2024 (betaald door het VK in drie gelijke termijnen in de periode van oktober tot en met december 2024 (2023: 1 880 miljoen EUR).

(miljoen EUR)

 

Resterend bedrag

september 2023

verslag:

(verschuldigd en betaald van januari tot en met mei 2024)

april 2024

de vermelding van:

(verschuldigd en betaald

van juni tot en met september 2024)

september 2024

de vermelding van:

(verschuldigd en betaald

van oktober tot en met december 2024

Totaal

betalingen

in 2024

Artikel 136

21

8

29

Artikel 140

3 092

672

3 763

Artikel 142

18

280

11

309

Artikel 143

11

11

Artikel 147

12

12

 

3 141

292

690

4 123

Artikel 136

(1 349 )

(1 349 )

Artikel 140

(10 )

(10 )

Artikel 141

(8 )

(19 )

(27 )

Artikel 143

(244 )

(244 )

Artikel 144

(0 )

(59 )

(59 )

Artikel 145

(37 )

(37 )

Artikel 146

(7 )

(7 )

 

(8 )

(1 706 )

(19 )

(1 732 )

Totaal

3 133

(1 414 )

672

2 391

Bovendien heeft het VK in juli 2024 een nettobedrag van 4,7 miljoen EUR betaald (na compensatie van het aandeel van het VK van 0,7 miljoen EUR) met betrekking tot een btw-inbreukprocedure (mini-éénloketsysteem van de btw – MOSS).

Het resterende saldo van de factuur van september 2024 aan het einde van het jaar, ten bedrage van 1 120 miljoen EUR, is door het VK in de periode januari tot en met mei 2025 in vijf gelijke maandelijkse termijnen betaald (2023: 3 133 miljoen EUR).

Artikel 140 — Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Het VK heeft zich ertoe verbonden om zijn aandeel in de nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen per 31 december 2020 (de “Brexit-RAL”) aan de EU te zullen betalen, aangepast overeenkomstig artikel 140. Op 31 december 2024 bedroeg het totale als vordering opgenomen bedrag 4 432 miljoen EUR (2023: 8 340 miljard EUR), waarvan 1 963 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald. De volgende tabel geeft de belangrijkste mutaties weer tussen het totale als vordering opgenomen bedrag per 31 december 2023 en het totale als vordering opgenomen bedrag per 31 december 2024:

miljoen EUR

Door het VK verschuldigd bedrag per 31.12.2023

8 340

Financiële nettocorrecties met betrekking tot 2014-2020 of voorgaande programmeringsperioden (inclusief aanpassing van de verminderingen voor 2023)

(35 )

Nettobetalingen ontvangen van het VK in 2024

(3 753 )

Aanpassing geraamde niet-uitvoering

(121 )

Totaal

4 432

Langlopend

2 469

Kortlopend

1 963

De daling op jaarbasis van het totale als vordering opgenomen bedrag was 3 909 miljoen EUR (2023: 8 688 miljoen EUR), en was voornamelijk was toe te schrijven aan de betalingen die in 2024 van het VK zijn ontvangen.

Het binnen twaalf maanden na de verslagdatum te betalen bedrag (1 963 miljoen EUR) omvat het resterende saldo van de factuur van september 2024 (1 119 miljoen EUR), door het VK verschuldigd in de periode van januari tot en met mei 2025, het in april 2025 te factureren bedrag (599 miljoen EUR), door het VK verschuldigd in de periode van juni tot en met september 2025, en het in september 2025 te factureren bedrag, dat in de periode van oktober tot en met december 2025 moet worden betaald door het VK (244 miljoen EUR). Het in april 2025 gefactureerde bedrag bestaat uit 2 342 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2025 en 257 miljoen EUR met betrekking tot de aanpassing van het aandeel van het VK in de RAL als gevolg van de uitvoering in 2024. Het in september 2025 te factureren bedrag dat in de periode oktober tot en met december 2025 moet worden betaald, bestaat uit 257 miljoen EUR in verband met het aandeel van het VK in de geraamde uitvoering van de RAL in 2025 en een negatief bedrag van 13 miljoen EUR met betrekking tot de verminderingen voor financiële nettocorrecties voor 2014-2020 of eerdere programmeringsperioden (met inbegrip van de deducties van 2023).

De geraamde niet-uitvoering is aangepast met 121 miljoen EUR om de werkelijke vrijmakingen in 2024 weer te geven, evenals de geschatte vrijmakingen van de resterende Brexit-RAL aan het einde van 2024.

Artikel 142 — Verplichtingen van de Unie eind 2020

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel in de verplichtingen van de Unie eind 2020 aan de EU te zullen betalen, met uitzondering van verplichtingen: a) waar activa tegenover staan en b) in verband met de werking van de begroting en het beheer van de eigen middelen (met inbegrip van de bedragen die reeds gedekt zijn door de nog betaalbaar te stellen vastleggingen; zie artikel 140 hierboven). Het belangrijkste bedrag hier betreft de op 31 december 2020 bestaande verplichtingen uit hoofde van voordelen na uitdiensttreding (pensioenen en ziektekostenverzekering) in de EU.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

31.12.2024

31.12.2023

Uitstaande verplichtingen van 2020

72 580

4 948

77 529

79 709

Aandeel van het VK

9 023

615

9 638

9 909

Bijdragen aan de EU-pensioenregeling/GSZV

294

11

305

280

Totaal

9 317

626

9 943

10 189

Langlopend

9 023

615

9 638

9 909

Kortlopend

294

11

305

280

Volgens de standaardwijze van betaling van artikel 142, lid 6, draagt het VK jaarlijks bij aan de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in het voorgaande jaar aan elke begunstigde van de pensioenregeling voor Europese ambtenaren (EU-pensioenregeling) en aan de daarmee samenhangende bijdrage uit de begroting van de Unie aan het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) voor elke begunstigde of persoon die via een begunstigde is begunstigd. De bijdragen moeten in vier maandelijkse termijnen worden betaald van juni tot en met september van het desbetreffende jaar.

Het aandeel van het VK in de nettobetalingen uit de begroting van de Unie in 2024 aan de begunstigden van de EU-pensioenregeling en aan het GSZV bedroeg respectievelijk 294 miljoen EUR en 11 miljoen EUR. Deze bedragen zijn aan het VK meegedeeld als onderdeel van de factuur van april 2025 (en moeten dus in vier gelijke maandelijkse termijnen worden betaald door het VK in de periode van juni tot en met september 2025).

Bovendien bedroegen de per 31 december 2024 uitstaande verplichtingen van het VK voor 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 6, in verband met “de pensioenregeling” en het GSZV respectievelijk 9 023 miljoen EUR en 615 miljoen EUR (2023: 9 207 miljoen EUR en 703 miljoen EUR). Er zij op gewezen dat het actuariële verlies (of de actuariële winst) als gevolg van wijzigingen in actuariële veronderstellingen weliswaar van invloed is op de contante waarde van de uitstaande verplichtingen van 2020 berekend op basis van IPSAS 39/EAR 12, maar dat dit niet leidt tot een wijziging van het bedrag aan uitkeringen dat door de EU daadwerkelijk moet worden betaald, noch, impliciet, van de bijdragen van het VK in deze betalingen die verschuldigd zijn op grond van het standaardafwikkelingsmechanisme uiteengezet in artikel 142, lid 6.

Uitstaande verplichtingen van 2020 uit hoofde van artikel 142, lid 5

Overeenkomstig artikel 142, lid 5, draagt het VK bij tot de verplichtingen in verband met andere pensioenstelsels zoals opgenomen in de geconsolideerde rekeningen van de EU voor het begrotingsjaar 2020, in tien tranches, te beginnen op 31 oktober 2021 (waarbij elke jaarlijkse tranche in acht maandelijkse termijnen moet worden betaald van oktober tot en met mei van het volgende jaar). Deze verplichtingen in de geconsolideerde jaarrekeningen van de Unie voor het begrotingsjaar 2020 bedroegen 2 344 miljard EUR, hetgeen resulteerde in een aangepast aandeel van het VK op 31 december 2020 van 291 miljoen EUR. Rekening houdend met de bedragen die in 2024 van het VK zijn ontvangen (in totaal 98 miljoen EUR), was het uitstaande aandeel van het VK in de andere pensioenstelsels op 31 december 2024 gedaald tot 193 miljoen EUR, waarvan 29 miljoen EUR binnen twaalf maanden na het einde van het jaar moet worden betaald.

Voor meer informatie over de regelingen voor personeelsbeloningen, zie de toelichtingen 1.5.10 en 2.9.

Andere artikelen

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Verschuldigd door het VK:

 

 

Artikel 136

8

Artikel 147

107

115

 

116

115

Verschuldigd aan het VK:

 

 

Artikel 136

(1 451 )

Artikel 141

(1 630 )

(1 564 )

Artikel 143

(191 )

(233 )

Artikel 144

(58 )

(59 )

Artikel 145

(37 )

(74 )

Artikel 146

(7 )

(13 )

 

(1 922 )

(3 394 )

Totaal

(1 806 )

(3 279 )

Langlopend

(1 040 )

(1 602 )

Kortlopend

(766 )

(1 677 )

Artikel 136 — Bepalingen die van toepassing zijn op de eigen middelen

In artikel 136 zijn de bepalingen vastgesteld die na 31 december 2020 van toepassing zijn op de eigen middelen. Het VK is gerechtigd tot ontvangst van zijn aandeel of is verplicht tot betaling van zijn aandeel, al naargelang het geval, wanneer eigen middelen voor de begrotingsjaren tot en met 2020 ter beschikking moeten worden gesteld of moeten worden gecorrigeerd of aangepast na 31 december 2020. Het VK is dus onderworpen aan aanpassingen van de btw- en bni-middelen die betrekking hebben op de begrotingsjaren tot en met 2020. Deze btw- en bni-aanpassingen zullen echter alleen worden doorgevoerd als hiertoe uiterlijk op 31 december 2028 wordt besloten. Ook moet rekening worden gehouden met actualiseringen van de Britse correcties voor 2018-2019.

Overeenkomstig artikel 136 van het terugtrekkingsakkoord blijven de autoriteiten van het VK maandelijkse A-boekhoudingsoverzichten toezenden, met een samenvatting van de bedragen aan traditionele eigen middelen die naar de EU-begroting moeten vloeien. Deze bedragen (verminderd met het toepasselijke inhoudingspercentage) worden opgenomen in de totaalbedragen van de daaropvolgende factuur als bedoeld in artikel 148, lid 2, van het terugtrekkingsakkoord (zie het volgende punt). Als deze bedragen te laat worden betaald, is rente verschuldigd op grond van artikel 12 van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014.

Het VK is derhalve verplicht tot betaling van de traditionele eigen middelen die het na 28 februari 2021 heeft geïnd, maar die betrekking hebben op de jaren 2020 en eerder. Het aandeel van het VK in het totaal dat ter beschikking is gesteld, moet van dit bedrag worden afgetrokken. De afzonderlijke rekening van de traditionele eigen middelen moet op 31 december 2025 volledig worden vereffend.

Het netto uitstaande bedrag dat aan het VK is verschuldigd is per 31 december 2024 8 miljoen EUR (2023: 1 451 miljoen EUR, verschuldigd aan het VK), waarvan 112 miljoen EUR aan het VK moet worden betaald binnen twaalf maanden na het jaareinde en 121 miljoen EUR moet achteraf door het VK worden betaald.

miljoen EUR

Aan het VK verschuldigd bedrag (-)/van (+) op 31.12.2023

(1 451 )

Aanpassing van de raming voor bedragen die in september 2024 zijn gefactureerd

16

Aandeel van het VK met betrekking tot de btw-inbreukprocedure (MOSS)

1

Betalingen uitgekeerd aan het VK in 2024

1 319

Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2023)

(2 )

Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2024)

121

Rente wegens te late betaling van traditionele eigen middelen en eigen middelen uit de btw van het VK

4

Netto traditionele eigen middelen VK na 28 februari 2021

(0 )

Aan het VK verschuldigd bedrag (-)/van (+) op 31.12.2024

8

Langlopend

121

Kortlopend

(112 )

Het bedrag onder “Betalingen uitgekeerd aan het VK in 2024” is na aftrek van het aandeel van het VK in het bedrag voor de btw-inbreukprocedure (mini-éénloketsysteem van de btw – MOSS).

Het bedrag onder “Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2023)” komt overeen met het verschil tussen de factuur van april 2025 (– 129,4 miljoen EUR) en de raming die reeds was opgenomen in de Brexit-vordering eind 2023 (– 127,7 miljoen EUR).

Het bedrag onder “Btw- en bni-aanpassingen (saldoaanzuivering 2024)” komt overeen met het geraamde bedrag dat in april 2026 moet worden gefactureerd.

Artikel 141 — Geldboeten

Het VK heeft recht op zijn deel van de geldboeten die vóór 31 december 2020 zijn opgelegd en van die welke na 31 december 2020 door de Unie zijn opgelegd in een procedure als bedoeld in artikel 92, lid 1, wanneer deze definitief zijn geworden. Het bedrag van de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2024 nog openstonden, bedraagt 8,9 miljard EUR (2023: 12,4 miljard EUR). De nettodaling van deze boeten was 3,4 miljard EUR (1,2 miljard EUR aan boeten die in 2024 zijn opgelegd minus 4,6 miljard EUR aan boeten die zijn bevestigd en betaald, verlaagd of vernietigd bij rechterlijke beslissingen). Het aandeel van het VK in de voor het VK relevante boeten die op 31 december 2024 uitstonden, bedraagt 1,1 miljard EUR (2023: 1,5 miljard EUR), waarvan een bedrag van 7 miljoen EUR in de factuur van september 2025 zal worden opgenomen en in de periode oktober 2025 tot en met mei 2026 aan het VK zal worden betaald. Daarnaast heeft het VK recht op zijn aandeel in de definitieve boeten die op 31 december 2024 niet meer uitstonden (343 miljoen EUR, dat was opgenomen in de factuur van april 2025 en in de periode van juni 2025 tot september 2025 aan het VK moet worden betaald, evenals 146 miljoen EUR, dat moet worden opgenomen in de factuur van september 2025 en aan het VK moet worden betaald in de periode van oktober 2025 tot mei 2026), en zijn aandeel van de definitieve boeten die in september 2024 zijn gefactureerd, maar aan het einde van het jaar nog niet waren betaald (31 miljoen EUR, aan het VK betaald in de periode van januari tot mei 2025). Het totale aandeel van het VK in de boeten bedraagt dus 1,6 miljard EUR (2023: 1,6 miljard EUR), waarvan 431 miljoen EUR binnen twaalf maanden na de verslagdatum moet worden betaald (2023: 27 miljoen EUR).

Artikel 143 — Voorwaardelijke financiële verplichtingen: leningen voor financiële bijstand, EFSI, EFDO & ELM

Op grond van dit artikel is het VK aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke verplichtingen van de EU die voortvloeien uit haar lening- en garantieactiviteiten, indien deze zich voordoen en niet gedekt worden door de bestaande garantiefondsen (zie toelichting 4.1 voor de desbetreffende voorwaardelijke verplichtingen). De EU zal aan het VK bedragen terugbetalen die het VK reeds aan garantiefondsen heeft bijgedragen en die niet langer nodig zijn. Het VK heeft ook recht op terugvloeiende middelen uit activiteiten waarvoor het de aansprakelijkheid deelt. Op 31 december 2024 bedroeg het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 190,6 miljoen EUR (2023: 243,8 miljoen EUR). Dit bedrag omvat het aandeel van het VK in de terugvorderingen en netto-inkomsten die in 2024 zijn geïnd (104,4 miljoen EUR), het overschot in de voorziening (59,7 miljoen EUR) en de ontvangsten uit activabeheer (30,1 miljoen EUR). Het omvat ook –3,6 miljoen EUR aan aanpassingen die zijn vastgesteld tijdens de overeengekomen beoordelingsprocedures: aanpassing van de in 2023 teruggevorderde bedragen voor het mandaat voor externe leningen (1 302 EUR), aanpassing van het huidige voorzieningspercentage van 2023 voor het mandaat voor externe leningen (–0,5 miljoen EUR), aanpassing van de in 2023 teruggevorderde bedragen voor het EFSI (–3,2 miljoen EUR), aanpassing van het huidige voorzieningspercentage van 2023 voor het EFSI (0,1 miljoen EUR) en aanpassing van het bedrag van 2023 voor ontvangsten van het activabeheer van de voorziening voor EFSI (–9 448 EUR).

Artikel 144 — Financiële instrumenten

Op grond van dit artikel heeft de EU zich ertoe verbonden het VK zijn deel terug te betalen van de terugvloeiende middelen die afkomstig zijn van financiële verrichtingen die op de terugtrekkingsdatum waren goedgekeurd, alsook zijn deel van de uitbetalingen voor financiële verrichtingen die na de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd. Op 31 december 2024 bedroeg het binnen de komende twaalf maanden aan het VK te betalen bedrag 57,9 miljoen EUR (2023: 59,4 miljoen EUR).

Artikel 145 — Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie (EGKS in liquidatie)

Het VK heeft recht op zijn deel van de nettoactiva van de EGKS in liquidatie per 31 december 2020, te betalen in vijf tranches op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021. De nettoactiva van de EGKS in liquidatie bedroegen per 31 december 2020 1,5 miljard EUR, waarvan het aandeel van het VK 184 miljoen EUR bedraagt. Na de betaling van de vierde tranche van 37 miljoen EUR in 2024 bedroeg het uitstaande bedrag per 31 december 2024 37 miljoen EUR (2023: 74 miljoen EUR), wat volledig moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 146 — Investering in het Europees Investeringsfonds (EIF)

Het VK heeft recht op zijn deel van de EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF op 31 december 2020, dat op 30 juni van elk jaar, te beginnen in 2021, in vijf tranches moet worden terugbetaald. De EU-investering in het volgestorte aandelenkapitaal van het EIF bedroeg op 31 december 2020 267 miljoen EUR, waarin het VK een aandeel heeft van 33 miljoen EUR. Na de betaling van de vierde tranche van 6,6 miljoen EUR in 2024 bedroeg het uitstaande bedrag per 31 december 2024 6,6 miljoen EUR (2023: 13,3 miljoen EUR), dat volledig moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

Artikel 147 – Rechtszaken

Het VK heeft zich ertoe verbonden zijn aandeel bij te dragen in de uit rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie voortvloeiende EU-betalingen die opeisbaar worden, op voorwaarde dat de feiten waarop die zaken betrekking hebben zich uiterlijk op 31 december 2020 hebben voorgedaan. Rekening houdend met de voorzieningen en overlopende posten aan het einde van het jaar en met de daadwerkelijke betalingen van en aan de EU voor rechtszaken in 2024, zal het VK naar schatting 107 miljoen EUR moeten betalen (2023: 115 miljoen EUR), waarvan 69 miljoen EUR moet worden betaald binnen twaalf maanden na de verslagdatum.

2.6.1.3.   Verhaalbare bedragen uit boeten die aan bedrijven worden opgelegd

miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Verhaalbaar brutobedrag uit geldboeten

12 247

13 762

Voorlopige en definitieve betalingen

(2 161 )

(3 014 )

Afwaardering

(934 )

(887 )

Totaal

9 152

9 861

Langlopend

Kortlopend

9 152

9 861

Geldboeten die aan ondernemingen worden opgelegd, zijn voornamelijk mededingingsboeten en bijdragen voor overtollige CO2-emissies. Beboete ondernemingen die een rechtsmiddel hebben ingesteld of voornemens zijn dat te doen, kunnen ofwel een voorlopige betaling doen, ofwel een bankgarantie aan de Commissie verstrekken. Voor het totale bedrag aan uitstaande geldboeten per het jaareinde die niet worden gedekt door voorlopige of definitieve betalingen, is 7 091 miljoen EUR (2023: 9 324 miljoen EUR) aan garanties ontvangen ter dekking.

Betalingen die worden ontvangen van beboete ondernemingen worden aangehouden als investeringen (zie toelichting 2.4.2.1) of op bankrekeningen in het kader van het BUFI (zie toelichting 2.8).

De wegens waardevermindering afgeschreven bedragen weerspiegelen het oordeel van de Commissie over niet-geïnde of niet door een garantie gedekte boeten die zij als oninbaar beschouwt, evenals boeten die bij rechterlijke beslissing zijn verlaagd.

De ontvangsten uit aan ondernemingen opgelegde geldboeten voor het jaar bedroegen 3 512 miljoen EUR (zie toelichting 3.5), terwijl de kosten, d.w.z. verlagingen van geldboeten bij rechterlijke beslissingen, in totaal 1 123 miljoen EUR bedroegen (zie toelichting 3.16).

Een voorwaardelijke verplichting van 2 178 miljoen EUR wordt vermeld voor de mogelijkheid om voorlopig betaalde bedragen terug te betalen aan beboete ondernemingen die een rechtsmiddel tegen de opgelegde geldboete instellen of het recht daartoe hebben (zie toelichting 4.2.1).

2.6.1.4.   Overlopende posten

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Toegerekende baten

756

1 131

Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties

339

223

Totaal

1 095

1 354

Langlopend

10

567

Kortlopend

1 085

787

De toegerekende baten omvatten 0,4 miljard EUR (2023: 1 miljard EUR) die de Commissie op het gebied van cohesie verwacht te zullen terugvorderen naar aanleiding van het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten ingediende jaarrekeningen.

2.6.2.   Vorderingen uit ruiltransacties

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

Vorderingen in verband met financiële garanties

1 324

1 666

Achterstandsrente

323

365

Andere vorderingen

84

98

 

1 731

2 129

Kortlopend

 

 

Vorderingen in verband met financiële garanties

306

340

Afnemers

302

286

Waardevermindering van vorderingen op afnemers

(136 )

(158 )

Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties

363

380

Achterstandsrente

761

1 186

Overige

339

287

 

1 936

2 321

Totaal

3 666

4 450

De achterstandsrente heeft voornamelijk betrekking op eigenmiddelenzaken en opgebouwde rente op door beboete ondernemingen verstrekte garanties voor geldboeten. Het langlopende bedrag (0,3 miljard EUR) heeft betrekking op de in toelichting 2.6.1.1 vermelde zaken die nog lopen jegens de lidstaten.

De vorderingen in verband met financiëlegarantiecontracten (FGC) vertegenwoordigen de toekomstige vergoeding die de EU verwacht te ontvangen voor verstrekte garanties. De meeste EU-garanties worden niet vergoed of zijn onder het markttarief geprijsd. Daarom is de FGC-vordering aanzienlijk lager dan de FGC-verplichting (zie toelichting 2.11.2). Van het totale bedrag van 1 629 miljoen EUR van de FGC-vordering per 31 december 2024 wordt 1 588 miljoen EUR geclassificeerd als financiële activa gewaardeerd tegen FVSD (reëlewaardeniveau 3). In vergelijking met het beginsaldo van 2 006 miljoen EUR op 1 januari 2023 is de FGC-vordering gedaald met in totaal 377 miljoen EUR: 274 miljoen EUR aan in 2024 ontvangen garantieopslagen en 103 miljoen EUR aan lager dan verwachte, in de toekomst te ontvangen garantieopslagen.

2.7.   VOORRADEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Wetenschappelijk materieel

66

60

Overige

19

20

Totaal

85

78

2.8.   GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Rekeningen bij schatkisten en centrale banken

 

24 059

22 620

Rekeningen-courant

 

808

312

Gelden ter goede rekening

 

10

7

Transfers (geld in omloop)

 

0

Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

2.8.1

24 877

22 940

Uniforme financieringsaanpak

2.8.2

33 926

12 539

Financieringsinstrumenten

2.8.3

2 758

2 279

Geldboeten

2.8.4

134

540

Andere instellingen, agentschappen en organen

 

1 439

1 281

Trustfondsen

 

30

37

Totaal

 

63 163

39 616

2.8.1.   Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering

Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op rekeningen-courant bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen.

De kassaldi houden zich aan bepaalde cyclische patronen, waarbij de uitgaven de inning van middelen volgen. Bijgevolg schommelen ze op basis van deze tegengestelde stromen. Het kassaldo op het einde van het jaar wordt met name grotendeels geabsorbeerd aan het begin van het volgende jaar door een omvangrijke betaling van de gerelateerde ELGF-uitgaven.

Dit kleine verschil in kassaldo dat beschikbaar is aan het einde van 2024 in vergelijking met 2023 was voornamelijk het gevolg van een iets trager tempo van bepaalde uitgaven dan werd geraamd.

2.8.2.   Uniforme financieringsaanpak

In het kader van de uniforme financieringsstrategie wordt een deel van de opgenomen leningen contant aangehouden op een bankrekening bij de ECB. Het doel daarvan is om liquiditeit te behouden voor komende uitbetalingsverplichtingen en om een vastgestelde liquiditeitsbuffer aan te houden, waarbij buitensporige saldi moeten worden vermeden (zie ook de toelichtingen 6.4 en 6.6). De liquide middelen op deze rekening fluctueren in de loop van het jaar. De verhoogde kassaldi op het einde van 2024 zijn het gevolg van uitkeringen die gepland staan voor begin 2025.

2.8.3.   Financieringsinstrumenten

De bedragen in deze rubriek betreffen kasequivalenten die namens de Commissie door administratiekantoren worden beheerd voor de uitvoering van programma’s met financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: 1,8 miljard EUR per 31 december 2024, waarvan 0,5 miljard EUR betrekking heeft op het EIC-fonds (zie toelichting 2.4.2.1). Ook omvatten zij 0,8 miljard EUR aan kasequivalenten (termijndeposito’s en kortlopende commercial papers) die behoren tot het door de EIB beheerde Innovatiefonds (zie toelichting 2.4.2.1). Deze rubriek omvat niet de aan het GVF gerelateerde liquiditeitsbuffer (0,1 miljard EUR per 31 december 2024), die op de centrale kasrekening van de Commissie wordt aangehouden. De tot financieringsinstrumenten behorende kasmiddelen kunnen alleen worden gebruikt door het betrokken programma.

2.8.4.   Geldboeten

Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Wanneer beroep is ingesteld of wanneer niet bekend is of de beboete onderneming beroep zal aantekenen, wordt het onderliggende bedrag als voorwaardelijke verplichting vermeld in toelichting 4.2.1. Sinds 2010 zijn alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in het BUFI-fonds en belegd in financiële instrumenten die worden ingedeeld als financiële activa, gewaardeerd tegen FVSD niet-derivaten (zie toelichting 2.4.2), waarbij sommige activa van het fonds per jaareinde geïnd worden.

PASSIVA

2.9.   PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN

2.9.1.   Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal op 31.12.2024

Totaal op 31.12.2023

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

84 765

1 942

6 850

93 557

91 261

Fondsbeleggingen

n.v.t.

(23 )

(438 )

(461 )

(453 )

Nettoverplichtingen

84 765

1 919

6 413

93 096

90 808

De totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is redelijk stabiel gebleven, de kleine toename is primair toe te schrijven aan een stijging van de nettoverplichtingen voor de belangrijkste regeling, de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. De actuariële winsten die voortvloeien uit een toename dit jaar van de reële disconteringsvoet van de pensioenregeling zijn grotendeels verrekend door verliezen vanwege actuariële veronderstellingen met betrekking tot salarismutaties, wat bijgevolg resulteert in actuariële nettoverliezen als gevolg van financiële veronderstellingen (zie toelichting 2.9.2 en 2.9.4). Er zij echter op gewezen dat een stijging of daling van de reële disconteringsvoet weliswaar van invloed is op de omvang van de verplichting aan het eind van het jaar, maar dat dit niets verandert aan het bedrag van de voordelen dat in de komende jaren daadwerkelijk uit de EU-begroting aan de begunstigden zullen moeten worden betaald. Bovendien is de daling in de nettoverplichtingen vanwege actuariële winsten die voortvloeien uit ervaring verrekend door een stijging vanwege de jaarlijkse huidige pensioenkosten en rentekosten (actualisering van de verplichting) (zie toelichting 2.9.2).

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van de verwachte toekomstige betalingen die de EU moet verrichten om de pensioenverplichtingen af te wikkelen die voortvloeien uit het dienstverband van werknemers in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.

Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Voor deze regeling is er geen kapitaaldekking, en de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 12,1 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.8).

De verplichtingen van de pensioenregeling zijn geëvalueerd op basis van het aantal begunstigden van de regeling (actieve personeelsleden, gepensioneerden, voormalige personeelsleden op invaliditeit en nabestaanden van overleden personeelsleden) op 31 december 2024 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering is uitgevoerd overeenkomstig de boekhoudkundige bepalingen van IPSAS 39 (en dus ook EU-boekhoudregel 12).

Andere pensioenstelsels

Dit betreft de opgenomen verplichting betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en voormalige leden van de Commissie, het Europees Hof van Justitie, de Rekenkamer, de Raad, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. In deze rubriek zijn ook de verplichtingen in verband met de pensioenen van de leden van het Europees Parlement opgenomen.

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar ook voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering (GSZV) wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen). Zoals opgemerkt in toelichting 1.5.10, wordt voor de berekening van deze verplichting rekening gehouden met de volledige periode in actieve dienst, waarbij het gehele vergoedingsplan voor personeelsleden na uitdiensttreding (zowel de pensioenregeling als de ziektekostenverzekering) consequent in aanmerking wordt genomen.

Gelet op het vereiste van zowel de EAR als de IPSAS om een getrouw beeld te geven van de economische realiteit van de onderliggende situatie, hebben wij de IPSAS 39 niet in engere zin geïnterpreteerd bij de toerekening van de vergoedingen aan de dienstperioden. De volledige toerekening van de kosten van het GSZV over een periode van tien jaar voor alle ambtenaren, in plaats van de periode van actieve dienst van het personeelslid, zou met zich meebrengen dat de verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten per jaareinde 1,2 miljard EUR hoger uitvalt. Zoals eerder is opgemerkt, zou deze engere benadering evenwel niet stroken met het kwalitatieve kenmerk van een getrouw beeld en bijgevolg niet worden geacht betrouwbare informatie te verstrekken zoals voorgeschreven door EAR 1 en het IPSAS Conceptual Framework. Deze raming is in hoge mate afhankelijk van de ontwikkeling van de administratieve status van het huidige personeel (in het bijzonder het aantal personeelsleden met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die in de toekomst naar verwachting vaste ambtenaar worden).

2.9.2.   Mutatie in de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten

De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden af te wikkelen.

De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:

(miljoen EUR)

 

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2023

82 718

1 808

6 735

91 261

Opgenomen in de staat van de financiële resultaten

 

 

 

 

Aan het dienstjaar toegerekende kosten

2 839

76

241

3 156

Rentelasten

2 480

53

209

2 742

Pensioenkosten van verstreken diensttijd

(3 )

(3 )

Opgenomen onder de nettoactiva

 

 

 

 

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

 

 

 

 

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met

ervaringsaanpassingen

(1 542 )

138

(119 )

(1 523 )

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met

demografische veronderstellingen

308

3

18

329

Actuariële (winsten)/verliezen in verband met

financiële veronderstellingen

339

(52 )

(102 )

185

Overige

 

 

 

 

Betaalde uitkeringen

(2 378 )

(82 )

(131 )

(2 591 )

Actuele waarde op 31.12.2024

84 765

1 942

6 850

93 557

De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in het lopende jaar.

Rentelasten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.

Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen betreffen de gevolgen van verschillen tussen de verwachtingen op basis van de actuariële veronderstellingen van het voorgaande jaar voor 2024 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2024. Deze post weerspiegelt ook de impact van nieuwkomers (personeelsleden die voorkomen in de huidige berekening, maar niet in de vorige).

Actuariële winsten en verliezen uit veranderingen in de waarden van de actuariële aannamen (demografische variabelen zoals personeelsverloop en sterfte, en financiële variabelen zoals disconteringsvoeten en verwachte loonsverhogingen) doen zich voor wanneer de geraamde waarden van die aannamen worden geactualiseerd om veranderingen in de onderliggende omstandigheden te weerspiegelen.

Uitkeringen (bv. pensioenen of vergoeding van medische kosten) vinden plaats gedurende het jaar volgens de regels van het stelsel. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de verplichting uit hoofde van toegezegde rechten.

2.9.3.   Fondsbeleggingen

(miljoen EUR)

 

Andere pensioenstelsels

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Totaal

Actuele waarde op 31.12.2023

34

419

453

Nettomutatie van fondsbeleggingen

(11)

19

8

Actuele waarde op 31.12.2024

23

438

461

2.9.4.   Actuariële veronderstellingen — personeelsbeloningen

De belangrijkste actuariële veronderstellingen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU worden weergegeven in de volgende tabel:

 

2024

2023

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

 

 

Nominale disconteringsvoet

3,3  %

3,0  %

Verwacht inflatiepercentage

2,0  %

2,2  %

Reële disconteringsvoet

1,3  %

0,8  %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,3  %

1,1  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63 /64 /66

63 /64 /66

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

 

 

Nominale disconteringsvoet

3,3  %

3,1  %

Verwacht inflatiepercentage

2,0  %

2,2  %

Reële disconteringsvoet

1,3  %

0,8  %

Verwacht percentage van loonsverhogingen

1,3  %

1,1  %

Trend van de medische kosten

1,6  %

1,7  %

Pensioengerechtigde leeftijd

63 /64 /66

63 /64 /66

Sterftecijfers voor 2024 gebaseerd op de EU Civil Servants Life Table — EULT 2023, met een dynamische trend over de volgende 18 jaar.

De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 18 jaar, in december 2024, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 19 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode: de break-even-inflatie wordt berekend door de rentes van inflatiegelinkte en reguliere staatsobligaties van de belangrijkste Europese financiële markten met elkaar te vergelijken. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.

2.9.5.   Gevoeligheidsanalyse

De gevoeligheidsanalyse berust op simulaties waarbij — ceteris paribus — de waarde van de betrokken veronderstellingen wordt gewijzigd.

Gevoeligheid van de pensioenregeling van de Europese ambtenaren

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde reële disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(1 516 )

1 558

(1 541 )

1 585

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

1 514

(1 476 )

1 532

(1 493 )

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(799 )

1 109

(795 )

1 076

Gevoeligheid van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Een verandering van tien basispunten in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische zorg zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Het totaal van de componenten “aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten” en “rentelasten” van de netto periodieke kosten voor medische zorg na uitdiensttreding

11

(11 )

12

(12 )

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

166

(162 )

166

(162 )

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de veronderstelde nominale disconteringsvoet zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(130 )

133

(132 )

135

Een verandering van tien basispunten (0,1 %) in de verwachte loonsverhogingen zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Stijging met 0,1 %

Daling met 0,1 %

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(27 )

26

(25 )

25

Een verandering van één jaar in de veronderstelde pensioenleeftijd zou het volgende effect hebben:

(miljoen EUR)

 

2024

2023

 

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verhoging met één jaar

Verlaging met één jaar

Verplichting uit hoofde van toegezegde rechten

(185)

197

(188)

199

2.10.   VOORZIENINGEN

(miljoen EUR)

 

Bedrag per 31.12.2023

Aanvullende voorzieningen

Teruggeboekte niet-gebruikte bedragen

Gebruikte bedragen

Overdracht tussen categorieën

Wijziging in raming

Bedrag per 31.12.2024

Rechtszaken:

 

 

 

 

 

 

 

Landbouw

1

204

(1 )

204

Overige

823

11

(197 )

(536 )

0

100

Ontmanteling kerninstallaties

1 768

(46 )

75

1 796

Financiële voorzieningen

1

7 082

(1 )

0

7 082

Overige

742

137

(228 )

(16 )

(2 )

633

Totaal

3 334

7 434

(426 )

(599 )

73

9 816

Langlopend

2 102

204

(12 )

(23 )

(63 )

73

2 280

Kortlopend

1 233

7 230

(414 )

(576 )

63

(0 )

7 536

Voorzieningen zijn betrouwbaar geraamde bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.

Financiële voorzieningen

De toevoegingen zijn voorzieningen voor te verwachten kredietverliezen op leningtoezeggingen in het kader van het ULCM (zie toelichting 2.4.1.1). Op 31 december 2024 deed de EU een onherroepelijke toezegging om 18,1 miljard EUR uit te betalen aan Oekraïne. Het gaat om een lening die in 2025 zal worden uitbetaald. Volgens de boekhoudnormen moet de EU de te verwachten kredietverliezen erkennen als een voorziening op het moment van onherroepelijke toezegging.

Rechtszaken

Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken. De bedragen onder “Landbouw” betreffen gerechtelijke procedures van lidstaten tegen conformiteitsgoedkeuringsbesluiten voor het ELGF en het Elfpo.

Ontmanteling kerninstallaties

In 2017 is het uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de bijgewerkte JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer (“D&WMP — Updated in 2017”). De herziening van de strategie, alsmede van de budgettaire en personele behoeften, is uitgevoerd in samenwerking met de onafhankelijke D&WMP-groep van deskundigen. Het is de best beschikbare raming van de budgettaire en personele behoeften voor de voltooiing van de ontmanteling van de JRC-sites van Ispra, Geel, Karlsruhe en Petten.

In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de euro). Op 31 december 2024 resulteerde dat in een voorziening van 1 796 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2025 zal worden betaald (38 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 758 miljoen EUR).

Er zij op gewezen dat belangrijke onzekere factoren die inherent zijn aan de langetermijnplanning van de ontmanteling van kerninstallaties een effect kunnen hebben op deze raming, die in de toekomst aanzienlijk zou kunnen toenemen. De belangrijkste bronnen van onzekerheid betreffen de eindtoestand van de ontmantelde site, de nucleaire materialen, de aspecten afvalbeheer en verwijdering, de onvolledigheid van de nationale regelgevingskaders, de complexe en tijdrovende vergunningsprocedures en de toekomstige ontwikkeling van de markt voor ontmanteling van nucleaire installaties.

2.11.   FINANCIËLE VERPLICHTINGEN

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

539 522

430 633

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

2.4.2.2

13

8

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

39

131

 

 

539 575

430 771

Kortlopend

 

 

 

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

2.11.1

55 904

21 424

Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort

2.4.2.2

84

52

Financiële verplichtingen in verband met garanties

2.11.2

6 340

6 137

 

 

62 328

27 613

Totaal

 

601 903

458 385

2.11.1.   Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs

(miljoen EUR)

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Opgenomen leningen

2.11.1.1

594 028

450 561

Andere financiële verplichtingen

2.11.1.2

1 398

1 496

Totaal

 

595 426

452 057

Langlopend

 

539 522

430 633

Kortlopend

 

55 904

21 424

2.11.1.1.   Opgenomen leningen

(miljoen EUR)

 

Uniforme financieringsaanpak

SURE

EFSM

BB

MFB

Euratom

Totaal

Totaal op 31.12.2023

292 728

98 984

43 095

201

15 238

314

450 561

Nieuwe leningen — nominaal

194 472

1 800

145

196 417

Aflossingen

(50 404 )

(2 600 )

(600 )

(13 )

(53 617 )

Veranderingen in boekwaarde

832

(145 )

2

0

(21 )

(0 )

667

Totaal op 31.12.2024

437 628

98 839

42 297

201

14 762

301

594 028

Langlopend

393 285

90 539

39 517

14 624

300

538 266

Kortlopend

44 342

8 300

2 780

201

138

0

55 762

De nominale waarde van de opgenomen leningen op 31 december 2024 bedraagt 601,3 miljard EUR (2023: 458,5 miljard EUR). De meeste opgenomen leningen zijn langlopende obligaties, behalve voor de uniforme financieringsaanpak, in het kader waarvan ook EU-schuldpapier met korte looptijden voor een bedrag van 23,1 miljard EUR (2023: 15,2 miljard EUR) zijn uitgegeven. De nieuw opgenomen leningen bedroegen in 2024 netto 142,8 miljard EUR.

De geleende bedragen voor leningen die vóór 2023 in het kader van SURE, het EFSM, BB, Euratom en MFB zijn ondertekend, zijn “back-to-back”-transacties, wat inhoudt dat de EU een specifieke obligatie uitgeeft voor de financiering van een specifieke leningsovereenkomst, tegen dezelfde voorwaarden — zie toelichting 2.4.1.1.

De NGEU-leningen en niet-terugvorderbare steun, evenals de faciliteit voor Oekraïne en MFB-leningen die vanaf 2023 worden ondertekend, worden gefinancierd volgens de “uniforme financieringsaanpak”. De Commissie maakt gebruik van een aanpak op basis van gepoolde financiering waarbij de opgenomen leningen niet rechtstreeks worden gebruikt voor de financiering van specifieke uitbetalingen. In plaats daarvan wordt de schuld uitgegeven aan de hand van een jaarlijks leenplan, met langlopende obligaties en kortlopende waardepapieren. Voor de uitgifte van deze effecten maakt de Commissie gebruik van veilingen en syndicaten. Vervolgens worden de kosten volgens de met de lidstaten overeengekomen kostentoewijzingsmethode doorberekend aan de lidstaten, voor de leningen, en aan de EU-begroting voor de niet-terugvorderbare steun. Deze financieringsflexibiliteit vereist ook het aanhouden van een liquiditeitsbuffer voor een efficiënt liquiditeitsbeheer, zie toelichting 2.8.2. In het kader van de uniforme financieringsstrategie geeft de Unie kortlopend (drie tot twaalf maanden) EU-schuldpapier uit, dat in hetzelfde of het volgende jaar kan worden terugbetaald. De regel “Aflossingen” heeft betrekking op 50,2 miljard euro van dergelijke kortetermijnleningen.

Nog eens 0,2 miljard euro in de regel “Aflossingen” en in de regel “Nieuwe opgenomen leningen” verwijst naar de terugkoopovereenkomst (repo) dat de EU sinds 2024 verstrekt aan zijn primary dealers om de doeltreffendheid en doorstroming op de markt voor EU-obligaties te verbeteren.

De regel “Veranderingen in boekwaarde” stemt overeen met de veranderingen in de opgelopen rente en de veranderingen in premies/kortingen (nieuwe premies/kortingen en afschrijvingen).

De terugbetaling van de bovenstaande leningen is in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting – zie toelichting 2.4.1.1.

2.11.1.2.   Andere financiële verplichtingen

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Langlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

605

750

Gebouwen betaald in termijnen

283

288

Bijdragen onder voorwaarden

234

177

Overige

134

129

 

1 256

1 343

Kortlopend

 

 

Financiëleleaseschulden

79

91

Gebouwen betaald in termijnen

55

55

Bijdragen onder voorwaarden

8

7

Overige

 

142

153

Totaal

1 398

1 496

Financiëleleaseschulden

(miljoen EUR)

 

In de toekomst te betalen bedragen

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal verplichtingen

Terreinen en gebouwen

77

279

321

677

Overige vaste activa

2

5

7

Totaal op 31.12.2024

79

283

321

683

Rentebestanddeel

24

77

72

173

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2024

102

361

393

856

Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2023

121

448

453

1 022

De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.

Bijdragen onder voorwaarden hebben betrekking op bijdragen van de lidstaten en andere donoren aan de EU-programma’s, met name aan InvestEU (zie toelichting 4.1.1), waarbij de EU verplicht is ongebruikte middelen aan de contribuant terug te betalen.

2.11.2.    Financiële verplichtingen in verband met garanties

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

 

Financiële garanties — vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie — verplichtingen

passiva

Financiële garanties — vorderingen

(Toelichting 2.6.2)

Financiële garantie — verplichtingen

passiva

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

 

 

 

 

EIB-ELM-garanties

19

1 862

51

2 170

EFSI-garantie

1 345

1 402

1 789

1 863

EFDO-garantie

7

192

4

196

InvestEU-garantie

190

1 606

117

920

EU-garantie van het NDICI

30

582

10

367

Garantie voor Oekraïne

10

61

 

1 600

5 707

1 970

5 515

EU-programma’s voor financieringsinstrumenten

 

 

 

 

Cosme

304

0

338

Horizon 2020

6

198

9

266

Overige

23

171

27

149

 

29

673

36

753

Totaal

1 629

6 379

2 006

6 268

Langlopend

1 324

39

1 666

131

Kortlopend

306

6 340

340

6 137

De EU past de brutomethode van de financiëlegarantiecontracten toe, waarbij de inkomsten die nog uit hoofde van de garantie moeten worden ontvangen, worden opgenomen als vorderingen in verband met financiële garanties (gepresenteerd onder de rubriek ontvangsten uit ruiltransacties — zie toelichting 2.6.2) en een verplichting in verband met financiële garanties wordt opgenomen die de EU-verplichting weergeeft ter dekking van de toekomstige garantievorderingen.

Hoewel de financiële ELM- en de EFSI-garantieverplichtingen aanzienlijk blijven, blijven de garanties in het kader van nieuwe programma’s in dit MFB, met name InvestEU, NDICI en de garantie voor Oekraïne die in 2024 begon, toenemen vanwege de ondertekeningen van nieuwe verrichtingen door de uitvoerende partners van de EU (zie toelichting 4.1.1).

Behalve voor de EFSI-garantie, waar de EU recht heeft op een verwachte vergoeding die als een financiëlegarantiecontract wordt opgenomen — die in hoge mate de verplichting dekt — dekken de verwachte vordering voor de overige programma’s slechts een klein deel van de garantie. Dit is vanwege een hoog aandeel van EU-subsidiëring voor die programma’s, in het bijzonder de programma’s die financiering met hogere risico’s bieden voor kleine en middelgrote ondernemingen of voor de innovatiesector, evenals garanties voor projecten in ontwikkelingslanden.

2.12.   CREDITEUREN

(miljoen EUR)

 

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2024

Brutobedrag

Aanpassingen

Nettobedrag op 31.12.2023

Kostendeclaraties en facturen ontvangen van:

 

 

 

 

 

 

Lidstaten

 

 

 

 

 

 

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

269

(0 )

269

300

(0 )

300

EFRO en CF

6 036

(2 258 )

3 778

7 251

(1 995 )

5 256

ESF

2 156

(447 )

1 708

2 062

(310 )

1 752

RRF (NGEU)

28 016

(724 )

27 292

22 427

 

22 427

Overige

1 824

(318 )

1 506

1 124

(225 )

899

Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten

1 957

(334 )

1 623

1 859

(407 )

1 452

Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen

40 258

(4 082 )

36 176

35 023

(2 937 )

32 085

ELGF

15 086

n.v.t.

15 086

12 503

n.v.t.

12 503

Schulden uit eigen middelen

-

n.v.t.

-

3 248

n.v.t.

3 248

Diverse crediteuren

3 624

n.v.t.

3 624

2 277

n.v.t.

2 277

Overige

528

n.v.t.

528

402

n.v.t.

402

Totaal

59 496

(4 082 )

55 414

53 453

(2 937 )

50 516

De post Crediteuren omvat per jaareinde ontvangen maar nog niet betaalde kostendeclaraties en facturen. Zij worden voor het eerst opgenomen voor de gevraagde bedragen wanneer de facturen of kostendeclaraties worden ontvangen. De post wordt vervolgens aangepast om enkel de bedragen weer te geven die zijn aanvaard na een onderzoek van de kosten en de geraamde, subsidiabele bedragen. De niet-subsidiabel geachte bedragen worden opgenomen in de kolom “Aanpassingen”. De grootste bedragen betreffen de structurele maatregelen.

De stijging van de RRF-schulden met 4,9 miljard EUR wijst erop dat er tegen het einde van het jaar meer betalingsverzoeken waren ontvangen waarvoor de beoordeling van mijlpalen en streefdoelen nog niet was afgerond.

De toename van de betaalbaar te stellen bedragen voor het ELGF heeft te maken met de verdeling van de totale ELGF-verplichtingen over de posten crediteuren en toegerekende lasten (overlopende posten). De totale ELGF-verplichtingen blijven betrekkelijk stabiel op 40 672 miljoen EUR, tegenover 40 843 miljoen EUR in het vorige jaar. In 2024 waren de bedragen waarvoor een declaratie is gediend, geboekt als schuld, hoger dan in 2023, terwijl de overlopende posten daalden met een soortgelijk bedrag.

De VGB (verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (EU) 2013/1303 (28) en (EU) 2021/1060 (29) van het Europees Parlement en de Raad) die van toepassing is op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), regelt de bescherming van de EU-begroting door middel van stelselmatige inhoudingen op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het VGB-boekjaar (1 juli-30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als via audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de opdrachtdocumentatie en rekeningen die door de betreffende autoriteiten in de lidstaten worden ingediend. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2024 9,3 miljard EUR. Een deel van dit bedrag (1,1 miljard EUR) is als niet-subsidiabel beoordeeld op basis van informatie afkomstig van de rekeningen van de lidstaten en eveneens opgenomen in de kolom “Aanpassingen”.

Verzoeken om voorfinanciering

In aanvulling op de bovenstaande bedragen is eind 2024 voor 2,1 miljard EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die nog niet waren betaald aan het einde van het jaar. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet geboekt als schulden.

Schulden uit eigen middelen

Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de aan het einde van het jaar terug te storten bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting. Gewijzigde begrotingen worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 10 bis, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014. Het grote bedrag per 31 december 2023 was het gevolg van de goedkeuring van gewijzigde begroting nr. 4/2023 op 22 november 2023. Overeenkomstig de bovenvermelde bepaling zijn de betrokken bedragen aan de lidstaten teruggestort op de eerste werkdag van januari 2024. Dit jaar was er geen dergelijke gewijzigde begroting en dus geen schuld.

2.13.   OVERLOPENDE POSTEN

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

Toegerekende lasten

66 792

76 237

Uitgestelde baten

159

182

Overige

140

386

Totaal

67 091

76 805

De toegerekende lasten zijn als volgt verdeeld:

(miljoen EUR)

 

31.12.2024

31.12.2023

RRF (NGEU)

4 371

3 709

ELGF

25 586

28 339

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

17 374

17 895

EFRO en CF

3 101

11 052

ESF

2 318

3 882

Overige

14 042

11 360

Totaal

66 792

76 237

Toegerekende lasten betreffen geboekte uitgaven waarvoor de Unie nog kostendeclaraties moet ontvangen. De grootste mutatie betreft het cohesiebeleid:een afname met 8 miljard EUR voor EFRO en CF en 1,6 miljard EUR voor ESF. Dit is het gevolg van de afnemende toerekeningen van de vorige programmeringsperiode 2014-2020 doordat de programma’s in de afsluitende fase zitten. Voor de daling van de toegerekende ELGF-lasten, zie toelichting 2.12.

NETTOACTIVA

2.14.   RESERVES

(miljoen EUR)

 

 

31.12.2024

31.12.2023

Overige reserves

 

986

1 052

Totaal

 

986

1 052

Het bedrag heeft voornamelijk betrekking op de reserves van de EGKS in liquidatie (593 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, die zijn gecreëerd in de context van de afwikkeling van de EGKS in liquidatie, en op het reservefonds van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie, waarmee de continuïteit van zijn activiteiten wordt gewaarborgd (293 miljoen EUR).

2.15.   BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN

(miljoen EUR)

Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2023

213 221

Begrotingsresultaat 2023 gecrediteerd aan de lidstaten

633

Herwaarderingen in de verplichtingen personeelsbeloningen

(1 159 )

Overige

(94 )

Economisch resultaat voor het jaar

97 208

Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen per 31.12.2024

309 810

Dit bedrag vertegenwoordigt het deel van de door de EU tot 31 december verrichte uitgaven die ten laste komen van toekomstige begrotingen. Veel uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis toegerekend aan jaar n, hoewel zij feitelijk pas zullen worden betaald in jaar n+1 (of later) en daarom uit de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden gefinancierd. De boeking van deze verplichtingen, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, heeft tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De belangrijkste bedragen die moeten worden vermeld, betreffen de leningen die zijn opgenomen in verband met niet-terugvorderbare steun in het kader van NGEU, ELGF-activiteiten en verplichtingen op het gebied van personeelsbeloningen.

Opgemerkt zij dat het effect daarvan op het begrotingsresultaat nihil is: de begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of hoger zijn dan de begrotingsuitgaven, en eventuele overschotten op de ontvangsten moeten aan de lidstaten worden terugbetaald.

De herwaarderingen in de verplichtingen voor personeelsbeloningen hebben betrekking op actuariële winsten en verliezen als gevolg van de actuariële waardering van deze verplichtingen.

De aanzienlijke stijging van de bij de lidstaten op te vragen bedragen in de afgelopen jaren is voornamelijk toe te schrijven aan de leningen in verband met niet-terugbetaalbare steun die in periode in het kader van NGEU is opgenomen.

3.   TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN

ONTVANGSTEN ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES:

EIGEN MIDDELEN

3.1.   BNI-MIDDELEN

De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. De ontvangsten uit bni (bruto nationaal inkomen) vormen de belangrijkste van de vier categorieën eigen middelen. Een uniform percentage wordt geheven op het bni van elke lidstaat. De bni-middelen brengen de ontvangsten en uitgaven van de begroting in evenwicht, d.w.z. financieren dat deel van de begroting dat niet door andere bronnen van ontvangsten wordt gedekt. De daling van de bni-ontvangsten in 2024 ten opzichte van 2023 wordt grotendeels verklaard door een verminderde behoefte aan betalingskredieten.

3.2.   TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN

De traditionele eigen middelen hebben voornamelijk betrekking op douanerechten, waarbij de lidstaten 25 % van de bedragen inhouden als inningskosten; bovenstaande cijfers zijn na aftrek van deze vermindering. De hoogte van de invoerrechten weerspiegelt in wezen de combinatie van schommelingen in de waarde van invoer van buiten de EU en wijzigingen in het gemeenschappelijke tarief, dat herhaaldelijk is verlaagd na onderhandelingen in de Wereldhandelsorganisatie (WTO), alsmede specifieke overeenkomsten waarbij tariefpreferenties worden toegekend aan bepaalde handelspartners of producten. De hoogte hangt derhalve ook af van de algemene economische situatie, het niveau van de wereldprijzen en wisselkoerseffecten.

3.3.   BTW-MIDDELEN

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe overeenkomstig EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag heeft een plafond, dat is vastgesteld op 50 % van het bni van elke lidstaat.

3.4.   EIGEN MIDDELEN UIT KUNSTSTOF VERPAKKINGSAFVAL

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval. Dit is een relatief nieuwe eigenmiddelenbron die in 2021 is ingevoerd met de inwerkingtreding van het nieuwe Eigenmiddelenbesluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad (30).

ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS

3.5.   GELDBOETEN

Ontvangsten ten bedrage van 4 039 miljoen EUR (2023: 1 748 miljoen EUR) hebben voornamelijk betrekking op geldboeten die de Commissie heeft opgelegd aan bedrijven wegens inbreuk op de EU-mededingingsregels (3 509 miljoen EUR) en aan lidstaten opgelegde geldboeten wegens inbreuk op het EU-recht (527 miljoen EUR).

3.6.   TERUGGEVORDERDE UITGAVEN

In miljoen EUR

 

2024

2023

Gedeeld beheer

755

691

Direct beheer

157

102

Indirect beheer

44

10

Totaal

957

803

Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie afgegeven invorderingsopdrachten die worden geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen. De invorderingsopdrachten worden afgegeven om uitgaven terug te vorderen die eerder uit de EU-begroting zijn betaald. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en beschermen de EU-begroting bijgevolg tegen onrechtmatige betalingen.

De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot het einde van dit jaar, zijn ook meegenomen.

De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid, waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. De EU-begroting wordt ook beschermd door inhouding van uitgaven en terugvorderingen van voorfinanciering. Terugvorderingen onder gedeeld beheer maken het leeuwendeel van het totaal uit:

Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling

In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten hebben gedeclareerd en tijdens het jaar hebben geïnd, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.

Cohesiebeleid

De grootste bedragen met betrekking tot het cohesiebeleid zijn bedragen die de Commissie verwacht te zullen terugvorderen van de lidstaten. De terugvordering zal plaatsvinden na het onderzoek en de goedkeuring van de door de lidstaten begin 2025 ingediende jaarrekeningen. De terug te vorderen bedragen vertegenwoordigen in wezen het verschil tussen de bedragen die aanvankelijk tijdens het boekjaar subsidiabel waren verklaard en de bedragen die in de jaarrekeningen van de lidstaten als subsidiabel zijn aangemerkt. Een laag bedrag betekent dat de controles op het niveau van de lidstaten de opsporing van niet-subsidiabele bedragen in een vroeg stadium van het proces mogelijk hebben gemaakt.

3.7.   TERUGTREKKINGSAKKOORD VK

Deze ontvangsten hebben betrekking op de nettobedragen die het VK verschuldigd is uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord dat is ondertekend na het vertrek uit de Unie in 2020 (zie toelichting 2.6.1.2), jaarlijks aangepast conform het terugtrekkingsakkoord. In 2024 waren er geen ontvangsten als gevolg van het Terugtrekkingsakkoord VK; in plaats daarvan werd er een uitgave opgenomen.

3.8.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES

In miljoen EUR

 

2024

2023

Bijdragen van de lidstaten

 

 

Innovatiefonds

2 297

1 812

Externe steun

671

165

InvestEU

207

179

Belastingen en bijdragen personeel

1 754

1 565

Bijdragen van andere entiteiten aan de Commissie

6 393

3 456

Bijdragen van EVA-, derde en toetredingslanden

4 527

1 770

Overdracht van activa

307

280

Budgettaire aanpassingen

(6 169 )

(1 058 )

Aanpassing van voorzieningen

426

407

Overige

261

224

Totaal

10 673

8 800

Bijdragen van de lidstaten voor het Innovatiefonds zijn voornamelijk ontvangsten uit de verkoop van emissierechten, te gebruiken ter ondersteuning van innovatie op het gebied van koolstofarme technologieën. De stijging ten opzichte van 2023 is gerelateerd aan de stijgende verkoop van ETS-rechten die zijn toegewezen aan het Innovatiefonds. Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp omvatten voornamelijk de rentebijdragen voor de MFB+-leningen aan Oekraïne (0,6 miljard EUR).

De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel betreffen voornamelijk inhoudingen op de salarissen van het personeel. Pensioenbijdragen en de inkomstenbelasting vormen de grootste bedragen binnen deze categorie.

De bijdragen van andere entiteiten aan de Commissie omvatten voornamelijk terugvloeiingen (0,3 miljard EUR) die door de EIB zijn overgedragen in het kader van de investeringsfaciliteiten van de ACS-landen (Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan) en de landen en gebieden overzee en opbrengsten (5,9 miljard EUR) van veilingen van ETS-emissierechten, een financieringsbron die ook wordt gebruikt om de lidstaten aanvullende steun te verlenen in het kader van REPowerEU-hoofdstukken.

De bijdragen van de EVA-landen komen uit op 1,1 miljard EUR, en de bijdragen van derde landen en toetredingslanden bestaan voornamelijk uit financiële bijdragen aan Horizon Europa (2,8 miljard EUR).

De begrotingsaanpassing houdt voornamelijk verband met de aanpassingen in de eigen middelen uit btw en bni van voorgaande begrotingsjaren. Met deze aanpassing herverdeelt de Commissie de totale btw- en bni-saldi, positief of negatief, over de lidstaten overeenkomstig hun respectieve bni-verdeelsleutel. De daling is gerelateerd aan een lager begrotingsoverschot van het vorige jaar en hogere bedragen die opnieuw moeten worden verdeeld voor eigen middelen op basis van bni, btw en kunststof.

De overige ontvangsten uit niet-ruiltransacties omvatten bijdragen van het ITER-gastland en ledenbijdragen voor Fusion for Energy, de Europese gemeenschappelijke onderneming ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (68,2 miljoen EUR).

ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

3.9.   FINANCIËLE BATEN

In miljoen EUR

 

2024

2023

Rentebaten uit:

 

 

Te late betalingen

224

(121 )

Verstrekte leningen

4 129

2 305

Geldmiddelen en kasequivalenten

1 726

1 778

Opgenomen leningen

228

229

Overige

38

9

Ontvangsten uit hoofde van financiëlegarantiecontracten

971

887

Winsten op financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

 

 

Niet-derivaten

1 490

1 695

Derivaten

165

149

Dividenden

31

46

Overige

4

6

Totaal

9 005

6 983

Rentebaten uit te late betalingen betreffen voornamelijk verschuldigde geldboeten en eigenmiddelenbijdragen die niet op tijd zijn betaald.

De rente op leningen is voornamelijk toegenomen vanwege RRF/REPowerEU, MFB en de faciliteit voor Oekraïne. Voor RRF/REPower bedroeg de rente 2 miljard euro in 2024 ten opzichte van 0,7 miljard euro in het vorige jaar. Er waren geen nieuwe uitkeringen in 2024 en de uitkeringen van de tweede helft van 2023 leverden in 2024 een volledig jaar rente op. Voor MFB bedroeg de rente 0,8 miljard EUR, tegen 0,5 miljard EUR in 2023. De stijging is voornamelijk het gevolg van MFB+-uitkeringen van 2023 die in 2024 een volledig jaar rente opleverden. Voor de faciliteit voor Oekraïne bedroeg de rente 0,2 miljard euro, dit is een nieuwe faciliteit met uitkeringen tijdens de tweede helft van 2024.

De rentebaten uit geldmiddelen en kasequivalenten is voornamelijk 1,2 miljard EUR aan rente op de bankrekening die bij de ECB wordt aangehouden voor het beheer van de liquiditeitspool in verband met de uniforme financieringsaanpak (zie toelichting 2.8.2).

Rentebaten uit opgenomen leningen hebben voornamelijk betrekking op SURE en vloeien voort uit de negatieve effectieve rentetarieven voor bepaalde uitgiften in het verleden.

De ontvangsten uit financiëlegarantiecontracten hebben voornamelijk betrekking op de afschrijving van verplichtingen uit hoofde van de financiële garantie. Dit kan worden geïnterpreteerd als een ontheffing van de garantieverplichtingen van de EU voor de periode waarin de EU klaar was om de houders van de garanties te compenseren voor hun kredietverliezen. De opname van opbrengsten voor financiële garanties weerspiegelt dus het tijdsverloop en het gegarandeerde volume. De aflossingen zijn van toepassing op beide soorten garanties, te weten garanties die worden vergoed en garanties waarvoor de EU geen of een nominale vergoeding in rekening brengt (zie toelichting 2.11.2). Van de garanties tegen vergoeding is de belangrijkste de EFSI-garantie die aan de EIB is verstrekt voor de schuldportefeuille van het venster infrastructuur en innovatie (IIW), en in combinatie met de schuldportefeuilles van InvestEU (zie toelichting 4.1.1). In 2024 bedroegen de inkomsten uit de EFSI-garantie met betrekking tot deze gecombineerde schuldportefeuilles 242 miljoen EUR.

Tegenover de ontvangsten uit financiële garantiecontracten ten bedrage van 971 miljoen EUR staan bijzondere waardeverminderingen op financiële garantieverplichtingen ten bedrage van 474 miljoen EUR in verband met: garantieopvragingen, na aftrek van terugvorderingen, ten belope van 462 miljoen EUR en niet-gerealiseerde bijzondere waardeverminderingen ten belope van 12 miljoen EUR (zie de toelichtingen 3.15 en 6.6). Daarnaast heeft de EU financiële garantieprogramma’s gesubsidieerd (1 156 miljoen EUR) door geen of lagere dan marktconforme garantieopslagen in rekening te brengen (zie toelichting 3.15). In totaal is het nettoresultaat van de financiële garantieprogramma’s een tekort van 658 miljoen EUR.

De baten uit niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen FVSD hebben voornamelijk betrekking op het GVF (0,9 miljard EUR) en het Innovatiefonds (0,3 miljard EUR). De verlaagde rente heeft een positieve invloed gehad op de reële waarde van effecten.

3.10.   OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES

In miljoen EUR

 

2024

2023

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten (agentschappen)

855

739

Wisselkoerswinsten

325

393

Verkoop van goederen

58

75

Aandeel in het nettoresultaat van het EIF

83

67

Ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen

907

9

Overige

364

679

Totaal

2 592

1 963

Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten omvatten voornamelijk vergoedingen voor het verkrijgen van vergunningen voor het in de handel brengen die door het Europees Geneesmiddelenagentschap in rekening worden gebracht en merktaksen van het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie. De toename van ontvangsten uit vaste bedrijfsmiddelen is voornamelijk het gevolg van de verkoop van 23 gebouwen van de Commissie in Brussel – zie toelichting 2.2.

UITGAVEN

3.11.   GEDEELD BEHEER

In miljoen EUR

Uitgevoerd door de lidstaten

2024

2023

Europees Landbouwgarantiefonds

40 267

40 716

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

14 779

14 605

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds

28 833

52 429

Europees Sociaal Fonds

18 037

17 665

Overige

3 854

4 251

Totaal

105 770

129 667

De overgang van de vorige MFK-periode 2014-2020 naar het huidige MFK 2021-2027 verklaart de daling van de uitgaven op het gebied van het cohesiebeleid van 23,6 miljard EUR voor EFRO en CF): de voor de periode 2014-2020 gedeclareerde kosten liepen aanzienlijk terug (30,4 miljard EUR) omdat de uitvoering is beëindigd en de programma’s in de afsluitende fase zitten. Tegelijkertijd stegen de gedeclareerde kosten voor de periode 2021-2027, maar slechts met 6,9 miljard EUR naarmate de uitvoering van de programma’s vordert.

De overige uitgaven hebben voornamelijk betrekking op het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (0,8 miljard EUR), asiel en migratie (1,2 miljard EUR), het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (0,4 miljard EUR) en het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (0,4 miljard EUR).

3.12.   DIRECT BEHEER

In miljoen EUR

 

2024

2023

Uitgevoerd door de Commissie

79 652

45 664

waarvan RRF (NGEU)

65 787

36 045

Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen

19 126

15 897

Uitgevoerd door trustfondsen

194

326

Totaal

98 971

61 888

De stijging van de uitgaven onder direct beheer uitgevoerd door de Commissie heeft voornamelijk betrekking op de uitvoering van de RRF, het onderzoeksbeleid en het extern optreden. De belangrijkste uitgaven hebben betrekking op de RRF (65,8 miljard EUR), die ten opzichte van vorig jaar zijn gestegen, aangezien de lidstaten de verstrekte middelen gebruiken en er mijlpalen en doelstellingen zijn bereikt. De resterende bedragen onder direct beheer hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van het onderzoeksbeleid (10,6 miljard EUR) en het extern optreden, waaronder het Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking en de voorlopers daarvan (3,7 miljard EUR), alsook niet-terugvorderbare steun voor de faciliteit voor Oekraïne (3,4 miljard EUR). Een verdere 4,8 miljard EUR heeft betrekking op de Connecting Europe Facility, het gemeenschappelijk infrastructuurfonds voor de uitrol van slimme netwerken op het gebied van vervoer, energie en telecommunicatie.

3.13.   INDIRECT BEHEER

In miljoen EUR

 

2024

2023

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en organen

4 388

4 226

Uitgevoerd door derde landen

549

479

Uitgevoerd door internationale organisaties

6 090

5 610

Uitgevoerd door andere entiteiten

5 599

4 902

Totaal

16 626

15 218

Van de uitgaven onder indirect beheer heeft 8,3 miljard EUR betrekking op extern beleid (voornamelijk op het gebied van pretoetreding, humanitaire hulp, internationale samenwerking en nabuurschap). Nog eens 4 miljard EUR betreft het versterken van het Europese concurrentievermogen (bv. op het gebied van onderzoek, ruimtevaartprogramma’s en onderwijs).

3.14.   PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN

In miljoen EUR

 

2024

2023

Personeelskosten

9 070

8 481

Pensioenkosten

5 896

5 543

Totaal

14 966

14 023

De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen, andere dan die welke onder de nettoactiva zijn opgenomen. Het gaat niet om de werkelijke pensioenbetalingen van het jaar, die beduidend lager zijn (2,6 miljard EUR).

3.15.   FINANCIERINGSKOSTEN

In miljoen EUR

 

2024

2023

Rentelasten:

 

 

Opgenomen leningen

9 780

5 762

Verstrekte leningen

159

160

Financiële leasing

31

45

Overige

32

21

Financiëlegarantiecontracten — gesubsidieerde vergoeding

1 156

762

Nettowaardeverminderingsverliezen op:

 

 

Financiëlegarantiecontracten

474

263

Leningen, leningtoezeggingen en vorderingen

14 134

6 812

Verlies op financiële activa of verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort:

 

 

Niet-derivaten

153

137

Derivaten

252

104

Mutatieverlies

763

100

Gegarandeerde financieringskosten

151

94

Overige

140

95

Totaal

27 226

14 355

De toename met 4 miljard EUR in de uitgaven voor opgenomen leningen is het gevolg van de uniforme financieringsactiviteiten, waarvoor de rente 8,4 miljard EUR was ten opzichte van 4,4 miljard EUR in het vorige jaar. De redenen hiervoor zijn de nieuwe opgenomen leningen in 2024 en het feit dat de uitgiften in de tweede helft van 2023 onderhevig waren aan rente voor een volledig jaar in 2024.

De rentelasten op leningen is het gevolg van bepaalde SURE-transacties, waarbij geleende middelen op momenten van negatieve rente “back-to-back” werden geleend aan de lidstaten, met dezelfde voorwaarden.

Zie toelichting 3.9 voor meer informatie over uitgaven in verband met financiële garanties (FGC).

De nettowaardeverminderingsverliezen op leningen, leningtoezeggingen en vorderingen hebben voornamelijk betrekking op te verwachten kredietverliezen op leningen in het kader van de faciliteit voor Oekraïne en op leningtoezeggingen op de MFB-lening die in het kader van het ULCM in 2024 werd ondertekend. Zie toelichtingen 2.4.1.1, 2.11 en 6.6.

Het mutatieverlies heeft betrekking op de rentesubsidie die aan Oekraïne is verleend voor de MFB+-leningen (0,6 miljard EUR) en voor de buitengewone MFB-leningen van 2022 (0,2 miljard EUR), zie toelichting 2.4.1.1.

De gegarandeerde financieringskosten zijn kosten voor financiële partners om eigenvermogensinvesteringen te financieren die worden gegarandeerd door de EU. Op basis van de garantieovereenkomsten garandeert de EU deze kosten, samen met de verwante eigenvermogensinvesteringen.

Voor de aanzienlijke daling van de verliezen op niet-afgeleide financiële activa gewaardeerd tegen FVSD, zie toelichting 3.9.

3.16.   OVERIGE UITGAVEN

In miljoen EUR

 

2024

2023

Administratieve en IT-uitgaven

2 865

2 687

Aanpassing van voorzieningen

415

1 065

Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen

1 929

1 443

Uitgaven voor grond- en gebouwenbeheer

733

729

Wisselkoersverliezen

282

314

Vastleggingen voor operationele leases

560

448

Vermindering van geldboeten bij gerechtelijke beslissing

1 123

597

Overige

1 093

857

Totaal

8 999

8 142

De toename van de regel “Vermindering van geldboeten bij gerechtelijke beslissing” heeft voornamelijk betrekking op twee boeten. In 2024 trok de Commissie het besluit in tot oplegging van een boete aan Illumina/Grail in een concentratieprocedure. Dit resulteerde in een afschrijving van de boete van 432 miljoen EUR. De bedrag omvatte ook 684 miljoen EUR met betrekking tot een boete die in 2009 werd opgelegd aan Intel, die gedeeltelijk werd afgeschreven in de jaarrekeningen voor 2024 als gevolg van een beslissing van het Hof van Justitie die in oktober 2024 is gegeven.

Het totaalbedrag van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die in 2024 als uitgave zijn opgenomen, is als volgt:

In miljoen EUR

 

2024

2023

Kosten voor onderzoek

479

452

Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling

119

149

Totaal

598

600

3.17.   GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)

In miljoen EUR

 

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Cohesie en waarden

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

Migratie en grensbeheer

Veerkracht, veiligheid en defensie

Nabuurschap en internationaal beleid

Europees openbaar bestuur

Niet toegewezen aan een MFK-rubriek (31)

Totaal

Bni-middelen

95 037

95 037

Traditionele eigen middelen

20 587

20 587

Btw

24 547

24 547

Nieuwe eigen middelen

8 227

8 227

Geldboeten

4 039

4 039

Teruggevorderde uitgaven

82

(19 )

831

2

1

56

0

3

957

Overige

4 090

6 163

15

177

846

2 454

(3 070 )

10 673

Ontvangsten uit niet-ruiltransacties

4 172

6 144

846

179

1

902

2 454

149 371

164 068

Financiële baten

1 176

26

3

6

228

272

7 295

9 005

Overige

197

(24 )

(19 )

(0 )

(5 )

18

1 445

979

2 592

Ontvangsten uit ruiltransacties

1 373

2

(16 )

(0 )

1

246

1 717

8 274

11 597

Totale ontvangsten

5 545

6 146

830

179

2

1 148

4 171

157 644

175 665

Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

ELGF

(40 267 )

(40 267 )

Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling

(14 779 )

(14 779 )

EFRO en CF

(28 763 )

(88 )

18

(28 833 )

ESF

(18 037 )

(18 037 )

Overige

(562 )

(938 )

(1 844 )

(173 )

(106 )

(231 )

(3 854 )

Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen

(15 193 )

(71 672 )

(969 )

(263 )

(1 208 )

(8 828 )

(3 )

(836 )

(98 971 )

Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen

(3 530 )

(595 )

(105 )

(1 266 )

(254 )

(44 )

(111 )

1 517

(4 388 )

Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties

(466 )

(183 )

(13 )

(90 )

(145 )

(5 535 )

(1 )

(205 )

(6 639 )

Uitgevoerd door andere entiteiten

(22 )

(2 769 )

(5 )

(5 )

(82 )

(2 692 )

(23 )

(5 599 )

Personeels- en pensioenkosten

(543 )

(24 )

(2 )

(1 )

(1 )

(181 )

(12 350 )

(1 865 )

(14 966 )

Financieringskosten

(1 858 )

(11 )

(72 )

(0 )

(0 )

(196 )

(78 )

(25 010 )

(27 226 )

Terugtrekkingsakkoord VK

(315 )

(315 )

Overige uitgaven

(2 221 )

(239 )

(272 )

(6 )

(86 )

(287 )

(4 271 )

(1 616 )

(8 999 )

Totaal uitgaven

(23 834 )

(122 856 )

(57 422 )

(3 475 )

(1 949 )

(17 957 )

(16 815 )

(28 566 )

(272 873 )

Economisch resultaat voor het jaar

(18 290 )

(116 710 )

(56 592 )

(3 296 )

(1 947 )

(16 809 )

(12 643 )

129 079

(97 208 )

De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting, omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.

4.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA

Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes, garanties en financieringsinstrumenten voor zover gedekt door fondsen (zie toelichting 2.4.2.1), zouden, indien zij verschuldigd zouden worden, worden gefinancierd uit de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.

4.1.   DOOR DE EU-BEGROTING VERSTREKTE GARANTIES

4.1.1.   Garanties in het kader van de EU-begrotingsgarantieprogramma’s (nominaal)

In miljoen EUR

 

31.12.2024

 

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen (1)

 

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

EIB-ELM-garanties

25 772

25 772

19 184

3 400

EFSI-garantie

25 373

22 998

21 033

8 941

EFDO-garantie

759

667

521

785

InvestEU-garantie

27 042

11 769

3 468

6 802

Garantie voor extern optreden van het NDICI

30 173

11 228

1 341

2 943

Garantie voor Oekraïne

790

172

132

202

Totaal

109 909

72 606

45 678

23 073


In miljoen EUR

 

31.12.2023

 

Verstrekte garanties

Activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen (1)

 

Maximum

Ondertekend

Uitbetaald

EIB-ELM-garanties

27 729

27 729

19 856

2 962

EFSI-garantie

25 591

23 635

21 551

9 175

EFDO-garantie

1 077

548

478

765

InvestEU-garantie

25 767

6 592

1 433

3 736

Garantie voor extern optreden van het NDICI

28 115

7 660

634

2 222

Totaal

108 279

66 163

43 953

18 860

De bovenstaande tabellen tonen de mate van blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met aan de EIB-groep of andere financiële instellingen gegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die feitelijk reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde bedragen en de met begunstigden of financiële intermediairs gesloten overeenkomsten waarvoor aan het einde van het jaar nog geen bedragen zijn uitbetaald, omvatten (26,9 miljard EUR). Het maximum is het totale bedrag aan garanties waarvoor door de EU-begroting, en dus de lidstaten, verbintenissen zijn aangegaan; om de maximale blootstelling per 31 december 2024 te kunnen vermelden, moeten ook de toegestane, maar nog niet ondertekende transacties worden opgenomen (37,3 miljard EUR).

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door voorzieningen die geleidelijk uit de begroting worden opgebouwd en in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds (“GVF”) worden gehouden als liquiditeitsbuffer om toekomstige beroepen op garanties te dekken (zie toelichting 2.4.2.1). Zie toelichting 6.2 voor de maatregelen die zijn genomen om ervoor te zorgen dat de voorziening toereikend is om het beroep op de garantie op middellange termijn te dekken. Eventuele verliezen in het kader van de begrotingsgarantieprogramma’s, boven de gereserveerde voorziening, moeten in elk geval door toekomstige begrotingen worden gedekt. Voor het lidstaatcompartiment van InvestEU ontvangt de EU ook tegengaranties van de lidstaten en de EER-landen (zie hieronder).

EIB-ELM-garanties

De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2024 stond in totaal 19 184 miljoen EUR aan door de EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:

18 960 miljoen EUR via het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF, en

224 miljoen EUR rechtstreeks voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.

Inbegrepen in de garanties op 31 december 2024 is 2,1 miljard EUR aan ondertekende maar niet-uitbetaalde leningen waarvoor toekomstige uitbetalingen eerst door de EU moeten worden goedgekeurd.

De EU-garantie in het kader van het ELM is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2021). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het hele uitstaande bedrag.

Bij Besluit (EU) 2018/412 van het Europees Parlement en de Raad (34) is een mandaat voor leningen aan de particuliere sector vastgesteld voor projecten die gericht zijn op de economische veerkracht op lange termijn van vluchtelingen, migranten, gast- en doorreisgemeenschappen in het kader van het EIB-weerbaarheidsinitiatief (“ERI”). De begroting van de Unie wordt vergoed voor het risico dat wordt genomen in verband met garanties die zijn verleend voor EIB-financieringsverrichtingen in het kader van het particulier mandaat van ERI, wat verklaart welke premie voor de ELM-garantie kan worden ontvangen, die anders een garantie zonder vergoeding is (zie toelichting 2.11.2).

Het ELM voor 2014-2020, dat in 2021 afliep, was het laatste mandaat in het kader van het Garantiefonds. Het nieuwe EIB-mandaat valt onder de garantie voor extern optreden dat is ingesteld bij de NDICI-verordening.

Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het Garantiefonds voor externe acties van het GVF: in 2024 is een bedrag van in totaal 11 miljoen EUR aan beroepen op garanties na aftrek van terugvorderingen uitbetaald (2023: 67 miljoen EUR).

Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)

Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB haar investeringen in de EU kan opvoeren. Het doel van het EFSI is om extra investeringen in de EU en de toegang tot financiering voor kleine ondernemingen te ondersteunen. Uit de EU-begroting wordt een garantie tot 26 miljard EUR (“de EFSI-EU-garantie”) verstrekt op basis van een overeenkomst tussen de EU en de EIB, hierna “de EFSI-overeenkomst” genoemd, om de EIB in te dekken tegen potentiële verliezen op haar financieringen en investeringen.

Het EFSI opereert in twee “vensters”: het venster infrastructuur en innovatie (IIW), uitgevoerd door de EIB (EFSI-EU-garantie van 19 250 miljoen EUR) en het mkb-venster (SMEW), uitgevoerd door het EIF (EFSI-EU-garantie van 6 750 miljoen EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EFSI-EU-garantie op basis van de EFSI-overeenkomst. Om de doeltreffendheid van de EU-garantie te verbeteren en de risicodragende capaciteit ervan te vergroten, werd een combinatie van twee EFSI-schuldportefeuilles met InvestEU van kracht in 2022. Alle beroepen op garanties, terugvorderingen en ontvangsten worden verdeeld over het EFSI en de InvestEU-garantie op basis van daadwerkelijk gegarandeerde toewijzingen.

De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (met schuld- en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. De EIB-groep neemt de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert de operaties overeenkomstig haar regels en procedures. De EU stelt zich garant voor deze operaties en dekt de verliezen die de EIB lijdt tot het maximale garantiebedrag.

Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie overeenkomstig de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.

De EFSI-EU-garantie aan de EIB-Groep wordt geboekt als financiële verplichting in verband met garanties met betrekking tot de IIW-schuldportefeuille en de SMEW-schuldportefeuille (zie toelichting 2.11.2), en als derivaat (financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort) voor beide aandelenportefeuilles (zie toelichting 2.4.2.2). De EFSI-garantie omvat verrichtingen van de programma’s Cosme, H2020, CCS LGF en EaSI voor het gedeelte dat is gedekt door de EFSI-EU-garantie op de SMEW-schuldportefeuille.

In 2024 is netto 151 miljoen EUR aan beroepen op garanties uitbetaald uit het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF, waaronder enkele beroepen op garanties die in voorgaande jaren zijn afgegeven, maar tijdelijk zijn gedekt door de EU-ontvangsten op de EFSI-afwikkelingsrekening bij de EIB (2023: 193 miljoen EUR).

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling (EFDO)

Het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling, opgericht bij de EFDO-verordening, is een initiatief om investeringen in Afrika en het Europese nabuurschap te ondersteunen en op die manier bij te dragen tot het verwezenlijken van duurzame ontwikkeling en het aanpakken van specifieke sociaal-economische grondoorzaken van migratie. Overeenkomstig de EFDO-verordening werd de EU gemachtigd om garanties ten belope van 1,5 miljard EUR ter beschikking te stellen (aan te vullen met externe bijdragen) aan uitvoerende partners voor hun investerings- en financieringsoperaties om hun investeringsrisico’s te beperken. De EFDO-garantie wordt gedekt door het GVF (zie toelichting 2.4.2.1).

Voor een van de EFDO-garantieovereenkomsten (waarbij de EU de kapitaaltoereikendheid garandeert van een fonds ter afdekking van het valutarisico van 145 miljoen EUR), in geval van een beroep op een garantie een restitutierecht om delen van het fonds ter waarde van het betaalde bedrag terug te ontvangen.

Garantie voor extern optreden van het NDICI

Bij Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad (35) is het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking — Europa als wereldspeler (“het instrument”), met inbegrip van het Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling Plus (het “EFDO+”) en de garantie voor extern optreden, vastgesteld voor de periode van het MFK 2021-2027. De doelstelling van EFSD+ is om duurzame beleggingen te promoten in de partnerlanden van de EU.

De garantie voor extern optreden ondersteunt de EFDO+-verrichtingen die worden gedekt door begrotingsgaranties, macrofinanciële bijstand en leningen aan derde landen. De garantie wordt gedekt door het GVF – zie toelichting 2.4.2.1.

Per 31 december 2024 waren begrotingsgarantieovereenkomsten van kracht voor een totaal nog uitstaand plafond van 30,2 miljard EUR, waarvan 26,0 miljard EUR betrekking heeft op een garantieovereenkomst die is gesloten met de EIB als opvolger van het ELM-programma.

InvestEU-garantie

Via het InvestEU-programma kan de Commissie maximaal 26,2 miljard EUR aan garanties verstrekken om investeringen te ondersteunen uit de EU-begroting. Deze EU-garantie ondersteunt particuliere en publieke investeringen op vier beleidsterreinen: duurzame infrastructuur; onderzoek, innovatie en digitalisering; kleine en middelgrote ondernemingen, en sociale investeringen en vaardigheden. Diverse financiële partners, zoals nationale stimuleringsbanken, ontvangen de EU-garantie. Ze ondersteunen investeringen door leningen, garanties of eigen vermogen te verstrekken. De financiële partners kunnen bijvoorbeeld leningen aan kleine en middelgrote ondernemingen verstrekken, deelnemen in aandelenfondsen of garanties geven aan commerciële banken voor leningen die deze verstrekken. De Commissie kan ook EU-middelen uit andere EU-programma’s toewijzen aan het InvestEU-fonds, bijvoorbeeld uit HERA Invest (gezondheid), het Europees ruimtevaartprogramma of Catalyst (innovatie).

Om een kapitaalbuffer te creëren voor de verliezen op gegarandeerde beleggingen, zet de Commissie geleidelijk geld (“voorzieningen”) uit de EU-begroting opzij in het GVF. In de InvestEU-verordening is het voorzieningspercentage vastgesteld op 40 % van de EU-garantie.

De EU-garantie kan, behalve met de hierboven genoemde 26,2 miljard EUR, worden verhoogd met middelen van de lidstaten en de EER-landen. Deze kunnen bijdragen verstrekken uit hun cohesiebegroting, RRF-middelen of nationale begroting. Voor de lidstaten wordt de voorziening per geval vastgesteld, terwijl de aanvullende EU-garantie die door de EER-landen wordt gedekt, voor 40 % van middelen wordt gedekt door contante bijdragen. De geldmiddelen van de lidstaten en de EER-landen worden aangehouden in het GVF. Het niet-voorziene bedrag wordt gedekt door tegengaranties van de lidstaten en de EER-landen. Per 31 december 2024 waren er overeenkomsten met zeven lidstaten en twee EER-landen, op basis waarvan de Commissie een aanvullende EU-garantie van 2,8 miljard EUR kan verstrekken aan financiële partners, waarvan 2,2 miljard EUR moet worden gedekt door bijdragen in contanten en 0,6 miljard EUR met tegengaranties. Tot en met 31 december 2024 was er voor 2,8 miljard EUR aan dergelijke garantieovereenkomsten ondertekend met verschillende uitvoerende partners.

Garantie voor Oekraïne

In navolging van de verordening betreffende de faciliteit voor Oekraïne heeft de EU de garantie voor Oekraïne ingevoerd voor een maximale garantiecapaciteit van 7,8 miljard EUR om beleggingen te promoten voor het herstel en de wederopbouw van Oekraïne.

Per 31 december 2024 waren vier begrotingsgarantieovereenkomsten ondertekend en van kracht voor een totale dekkingslimiet van 0,8 miljard EUR.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 143 van het terugtrekkingsakkoord is het VK jegens de Unie aansprakelijk voor zijn aandeel in de voorwaardelijke financiële verplichtingen in verband met het EFSI, het EFDO en het mandaat voor externe leningen van de EIB die zijn goedgekeurd/vastgesteld op de terugtrekkingsdatum, 31 januari 2020. Artikel 143 bepaalt dat in geval van een beroep op een garantie voor een financiële verrichting die vóór de terugtrekkingsdatum is goedgekeurd, het VK aansprakelijk is jegens de Unie voor zijn aandeel in de betalingen die de Unie in het kader van die verrichting heeft gedaan, tenzij dit kan worden gedekt door het aandeel van het VK in de voorziening in het garantiefonds, indien relevant.

Voor het ELM bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 33,7 miljard EUR. Op 31 december 2024 was dit veranderd in 20,6 miljard EUR (2023: 22,2 miljard EUR). Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2024 bedraagt dus 2,6 miljard EUR (31 december 2023: 2,8 miljard EUR). Zoals hierboven vermeld, wordt elke wanbetaling met betrekking tot deze leningen echter eerst gedekt door het compartiment van het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF en worden bedragen slechts bij het Verenigd Koninkrijk opgevraagd indien de voorziening van het Verenigd Koninkrijk voor dit fonds, van 260 miljoen EUR per 31 december 2024, niet toereikend is.

Met betrekking tot EFSI-verrichtingen bedroeg de waarde van de EU-begrotingsgarantie op de terugtrekkingsdatum voor de op de terugtrekkingsdatum goedgekeurde verrichtingen 23,5 miljard EUR. Op 31 december 2024 was dit veranderd in 17 miljard EUR (2023: 18,6 miljard EUR). Het aandeel van het VK in deze voorwaardelijke verplichting op 31 december 2024 bedraagt derhalve 2,1 miljard EUR. Beroepen op garanties in het kader van het EFSI worden eerst gedekt door het EFSI-garantiefondscompartiment van het GVF, en bij het VK worden alleen bedragen opgevraagd indien de voorziening van het VK voor dit fonds, van 584 miljoen EUR per 31 december 2024, niet toereikend is.

Aangezien de uitvoerende partners vóór de terugtrekkingsdatum geen verrichtingen met betrekking tot de EFDO-garantie hadden goedgekeurd, heeft het VK hier geen verplichtingen.

Het aandeel van het VK in de betalingen die in 2024 zijn gedaan voor de verrichtingen die op of na de terugtrekkingsdatum en tot en met 31 december 2020 zijn goedgekeurd, bedroeg 74 miljoen EUR (69 miljoen EUR voor het EFSI en 5 miljoen EUR voor ELM), waardoor de voorziening van het VK dienovereenkomstig werd verlaagd. Het in 2025 aan het Verenigd Koninkrijk verschuldigde bedrag bedraagt 190,6 miljoen EUR (zie toelichting 2.6.1.2).

4.1.2.   Garanties in het kader van EU-programma’s voor financieringsinstrumenten (nominaal)

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Horizon 2020

2 145

2 352

Connecting Europe Facility

649

649

Cosme

378

526

Overige

471

511

Totaal

3 642

4 037

De bedragen in de bovenstaande tabel zijn de uitstaande nominale bedragen van de garanties die worden verstrekt in het kader van de EU-programma’s voor financieringsinstrumenten.

Overeenkomstig artikel 210, lid 1, van het Financieel Reglement mogen de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval hoger zijn dan het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, teneinde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting te vermijden. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt.

De leninggarantiefaciliteit van Cosme (LGF) bestaat voornamelijk uit gemaximeerde garanties voor portefeuilles van schuldfinanciering met een hoger risico (voornamelijk leningen) die door financiële intermediairs aan kleine en middelgrote ondernemingen worden aangeboden. De leninggarantiefaciliteit van Cosme wordt namens de EU uitgevoerd door het EIF.

Zie ook toelichting 2.4.2.1 voor meer informatie over Horizon 2020 en de Connecting Europe Facility.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Wat betreft de voorwaardelijke verplichtingen van de EU voor bedragen die op de terugtrekkingsdatum zijn goedgekeurd met betrekking tot financiële instrumenten van de EU, met inbegrip van de hierboven genoemde, zullen deze voorwaardelijke verplichtingen worden gedekt door de EU-begroting met behulp van middelen op trustrekeningen. In principe zullen dus geen andere bedragen bij het VK worden opgevraagd dan zijn aandeel in de budgettaire RAL, zoals bepaald in artikel 140 van het terugtrekkingsakkoord (zie toelichting 2.6.1.2).

4.2.   VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET RECHTSZAKEN

4.2.1.   Rechtszaken op het gebied van boeten

Op 31 december 2024 bedroegen de voorwaardelijke verplichtingen in verband met geldboeten 2 178 miljoen EUR (2023: 2 231 miljoen EUR) bedroeg. Dit bedrag omvat de aan ondernemingen opgelegde geldboeten (1 451 miljoen EUR, zie toelichting 2.6.1.3) en de aan de lidstaten opgelegde geldboeten (727 miljoen EUR) die voorlopig zijn betaald en waartegen een rechtsmiddel is ingesteld of waarvan niet bekend is of er een rechtsmiddel zal worden ingesteld. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd tot het Hof van Justitie van de Europese Unie uitspraak heeft gedaan of tot het einde van de termijn voor het instellen van beroep. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen. Mocht de EU in een of meerdere van de zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zullen de voorlopig geïnde bedragen worden terugbetaald aan de betrokken ondernemingen of lidstaten, zonder gevolgen voor de begroting. De boetebedragen worden alleen als ontvangsten in de begroting opgenomen wanneer zij definitief zijn (artikel 107 FR).

4.2.2.   Andere rechtszaken

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Landbouw

77

84

Overige

67

73

Totaal

144

157

Landbouw

Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met de conformiteitsbesluiten voor het ELGF en plattelandsontwikkeling, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van de verplichting, alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.

Andere rechtszaken

Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 340, VWEU, moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.

Verplichtingen van het VK als gevolg van zijn vertrek uit de EU

Overeenkomstig artikel 147 van het terugtrekkingsakkoord is het VK aansprakelijk voor zijn aandeel in de ter voldoening van de voorwaardelijke verplichtingen van de Unie te verrichten betalingen die verschuldigd zijn in verband met rechtszaken betreffende de financiële belangen van de Unie, voor zover de feiten die het voorwerp van dergelijke zaken uitmaken zich uiterlijk op 31 december 2020 voordoen. De geschatte maximale blootstelling van het VK bedraagt 15 miljoen EUR (2023: 18 miljoen EUR). Voor rechtszaken waarin betaling van bedragen uit de EU-begroting waarschijnlijk wordt geacht (zie toelichting 2.10), is het aandeel van het VK opgenomen in het algemene bedrag dat het VK verschuldigd is (zie details in toelichting 2.6.1.2).

4.3.   VOORWAARDELIJKE ACTIVA

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Ontvangen garanties:

 

 

Uitvoeringsgaranties

275

249

Overige garanties

5

6

Overige voorwaardelijke activa

15

15

Totaal

295

270

Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.

5.   VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN

Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2024.

Het door de lidstaten goedgekeurde meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en bepaalt de maximumbedragen (“plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van zeven jaar (zie tabel 3.2 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).

Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 2, punt 37, FR).

De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 86 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB — Verordening (EU) nr. 2021/1060) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2021 tot 31 december 2027 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar waarvoor de begrotingsvastlegging nog niet is gedaan — zie toelichting 5.2 hieronder.

Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de “reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, ondertekende programma’s of projecten waarvoor betalingen pas in latere jaren zullen worden verricht. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Omdat de financiële staten worden opgesteld op transactiebasis en de begrotingsuitvoeringsverslagen op kasbasis, is een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastlegging (RAL) reeds geboekt als uitgave en als verplichting opgenomen op de balans (zie de toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd hetzij op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen, hetzij van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend. Nadat de betalingen in verband met de RAL worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld — zie toelichting 5.1.

De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2024 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.

miljoen EUR

 

Toelichting

31.12.2024

31.12.2023

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

5,1

428 588

466 467

Significante juridische verbintenissen

5,2

257 256

329 939

Totaal

 

685 844

796 407

5.1.   NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen

428 588

466 467

Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL (“reste à liquider”) van 507 378 miljoen EUR (zie tabel 6.4 in de verslagen over de uitvoering van de begroting), minus de daarmee verband houdende bedragen die op de balans zijn opgenomen als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Dit is het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.

Per 31 december 2024 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 78,9 miljard EUR — zie toelichting 2.5. Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL derhalve verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de desbetreffende contractuele verplichtingen zijn vervuld. Daarom zijn dzij, zoals de hierboven vermelde RAL, nog niet als uitgave geboekt.

5.2.   SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Economische, sociale en territoriale cohesie

177 459

239 903

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

46 659

62 365

Migratie en grensbeheer

4 153

5 932

Veiligheid en defensie  (36)

520

743

ITER

9 898

6 926

Connecting Europe Facility

7 313

5 570

Ruimtevaartprogramma en het programma voor beveiligde connectiviteit

3 303

2 886

Faciliteit voor Oekraïne

2 270

Vastleggingen voor niet-terugvorderbare steun in het kader van de RRF

558

357

Innovatiefonds

521

Horizon Europa

519

589

Visserijovereenkomsten

234

166

EURATOM

166

252

RescEU

106

253

Vastleggingen voor operationele leases

2 721

2 528

Overige contractuele verbintenissen

856

968

Solidariteitsfonds van de EU

502

Totaal

257 256

329 939

Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn die niet door vastleggingskredieten in de begroting zijn gedekt per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen de komende jaren worden gebudgetteerd en betaalbaar gesteld.

Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 112, lid 2, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:

Fondsen onder gedeeld beheer

Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 110 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.

Artikel 86, lid 2, van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB) voor fondsen in gedeeld beheer bepaalt het volgende:

“De vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma worden in de periode van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2027 verricht door de Commissie, in jaarlijkse tranches voor elk fonds”.

De bedragen op de eerste drie regels van bovenstaande tabel houden verband met rubriek 2A (Economische, sociale en territoriale cohesie), rubriek 3 (Natuurlijke hulpbronnen en milieu), rubriek 4 (Migratie en grensbeheer) en rubriek 5 (Veiligheid en defensie) van het MFK 2021-2027. Zij vertegenwoordigen de uitstaande bedragen waarvoor de EU een vastlegging in de begroting zal doen en betaalbaar zal stellen na 31 december 2024.

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via het agentschap Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. ITER is opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen en alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU en diverse andere landen betrokken.

Connecting Europe Facility (CEF2)

De CEF2 verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken een uitvoeringsperiode die loopt van 2021 tot en met 2027 voor CEF-Energie (met de mogelijkheid tot verlenging). De rechtsgrondslag van deze toezeggingen is Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad (37) waarvan artikel 4.5 het volgende bepaalt: “Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen over een periode van twee of meer jaar in jaartranches worden verdeeld”.

Ruimtevaartprogramma en het programma voor beveiligde connectiviteit

Het ruimtevaartprogramma (2 672 miljoen EUR) omvat de volgende onderdelen: Galileo, Egnos, Copernicus, Govsatcom en SSA. De belangrijkste programma’s zijn Galileo, dat het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem ontwikkelt, en Copernicus, dat verband houdt met de Europese aardobservatie. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (38) heeft de Commissie bijdrageovereenkomsten ondertekend met het Europees Ruimteagentschap (ESA), Eumetsat, Mercator en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 11, lid 6, van Verordening (EU) 2021/696 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Het programma voor beveiligde connectiviteit (631 miljoen EUR) beoogt de communicatiediensten van de EU te verbeteren door een multiorbitale connectiviteitsinfrastructuur te ontwikkelen en exploiteren, op basis van een publiek partnerschapsmodel. Het zal de verlening waarborgen van wereldwijd beveiligde, flexibele en veerkrachtige satellietcommunicatiediensten aan de Unie en de overheidsorganen van de lidstaten. In dit verband werd er, op basis van Verordening (EU) 2023/588 van het Europees Parlement en de Raad (39), een concessieovereenkomst gegund aan een groep ondernemingen.

Vastleggingen voor niet-terugvorderbare steun in het kader van de faciliteit voor Oekraïne

De faciliteit voor Oekraïne werd opgericht om Oekraïne te ondersteunen bij het beantwoorden van zijn behoeften op het gebied van het financieringstekort en herstel, wederopbouw en modernisering. De faciliteit is opgericht bij Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad voor de periode 2024-2027. Krachtens artikel 6, lid 1 van Verordening (EU) 2024/792 worden de middelen voor de uitvoering van de faciliteit beschikbaar gemaakt via de reserve voor Oekraïne die is geactiveerd in het kader van de jaarlijke begrotingsprocedure in overeenstemming met artikel 10 ter van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093. Dit krediet financiert steun onder drie pijlers (Oekraïneplan, investeringskader voor Oekraïne, bijstand en bijbehorende ondersteunende maatregelen bij toetreding tot de Unie) in overeenstemming met de indicatieve bijdrage die is bepaald in de verordening.

Vastleggingen voor niet-terugvorderbare steun in het kader van de RRF

De herstel- en veerkrachtfaciliteit is een kernprogramma van NGEU, het EU-herstelinstrument. De faciliteit is opgericht bij Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad (40) en financiert hervormingen en investeringen in de lidstaten vanaf het begin van de coronapandemie in februari 2020 tot 2026. Artikel 23 van Verordening (EU) 2021/241 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe. In 2023 is de herstel- en veerkrachtfaciliteit gewijzigd bij Verordening (EU) 2023/435 om de lidstaten aanvullende steun te verlenen via REPowerEU-hoofdstukken voor hervormingen en investeringen ter bevordering van de onafhankelijkheid, de veiligheid en de duurzaamheid van de energievoorziening van de Unie.

Innovatiefonds

De Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad (41), tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten, bepaalt het volgende in artikel 10, lid 8: “Vastleggingen in de begroting voor acties waarvan de uitvoering zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekt, mogen over een periode van twee of meer jaar in jaartranches worden verdeeld”. Deze bepaling is van toepassing op de nieuwe acties die vanaf 2024 zijn ondertekend, waaronder de gefinancierde acties via oproepen tot het indienen van voorstellen of binnen een mechanisme voor openbare inschrijving.

Horizon Europa

Dit zijn bedragen die voor het programma Horizon Europa zijn vastgelegd voor het programma voor beveiligde connectiviteit, upstream- en downstreamactiviteiten voor de verschillende ruimtevaartonderdelen. De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2027. Op grond van Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad (42) heeft de Commissie een bijdrageovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 12, lid 8, van de verordening staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

Visserijovereenkomsten

Dit zijn verbintenissen met derde landen voor activiteiten op grond van internationale visserijovereenkomsten tot 2030. De aangegane verbintenissen zijn gebaseerd op besluiten van de Raad betreffende elk derde land (bv. de overeenkomst tussen de EU en de regering van Groenland en de regering van Denemarken (43) en het bijbehorende uitvoeringsprotocol (44)) en worden beschouwd als specifieke internationale verdragen met meerjarige rechten en verplichtingen.

EURATOM

Euratom is een programma dat is gebaseerd op Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad (45). Artikel 4 van de verordening staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.

De algemene doelstelling van het programma bestaat erin om onderzoeks- en opleidingsactiviteiten op het gebied van kernenergie uit te voeren, met nadruk op de voortdurende verbetering van de nucleaire veiligheid, beveiliging en stralingsbescherming, alsmede op ondersteuning van de verwezenlijking van de doelstellingen van Horizon Europa, onder meer in het kader van de energietransitie. Het programma Euratom voorziet in onderzoekssubsidies door middel van competitieve oproepen tot het indienen van voorstellen en voor genoemde begunstigden.

RescEU

RescEU is een Europese reserve van responsmiddelen en -capaciteit die is opgezet in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, als onderdeel van de herziening van Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (46) in 2019. De RescEU-reserve is opgericht om te fungeren als laatste redmiddel wanneer de nationale capaciteit en de capaciteit die is vastgelegd in de Europese pool voor civiele bescherming niet toereikend is om doeltreffend te reageren op de verschillende soorten rampen. De Europese Unie financiert die responscapaciteit als paraatheidsmaatregel om deze beschikbaar te stellen wanneer er responsoperaties moeten worden uitgevoerd in het kader van het Uniemechanisme voor civiele bescherming. De prioritaire gebieden voor de capaciteitsontwikkeling in het kader van RescEU zijn de bestrijding van bosbranden vanuit de lucht, chemische, biologische, radiologische en nucleaire incidenten, medische noodrespons, en vervoer en logistiek.

Vastleggingen voor operationele leases

De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:

In miljoen EUR

 

Minimale leasebetalingen

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Gebouwen

519

1 062

1 087

2 668

IT-materiaal en overige uitrusting

14

36

3

53

Totaal

532

1 099

1 090

2 721

Naar aanleiding van de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van zijn voornemen om zich terug te trekken uit de EU, en als gevolg van Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad (47), is de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA) in maart 2019 verhuisd van Londen naar Amsterdam. Op 2 juli 2019 bereikte het bureau een akkoord met de eigenaar van het gebouw, dat daarna is onderverhuurd tegen voorwaarden die overeenkomen met die van de hoofdhuur, onder andere wat betreft de looptijd. Deze loopt tot het verstrijken van de hoofdhuur van het EMA in juni 2039.

De bedragen in de bovenstaande tabel omvatten 369 miljoen EUR die nog verschuldigd zijn uit hoofde van de hoofdhuurovereenkomst.

Overige contractuele verbintenissen

De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op een bouwcontract (JMO2) van de Commissie in Luxemburg (422 miljoen EUR).

6.   FINANCIEEL RISICOBEHEER

De verschafte informatie over het financieel risicobeheer van de EU bestrijkt verscheidene belangrijke gebieden:

De opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via programma’s zoals NGEU, EFSM, BB, MFA, SURE, de faciliteit voor Oekraïne en Euratom.

Het kasmiddelenbeheer van de Commissie om de EU-begroting uit te voeren.

de activa die worden aangehouden in fondsen zoals het GVF, de EGKS in liquidatie en in de BUFI-portefeuille.

financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden ondersteund.

EU-begrotingsgarantieprogramma’s.

6.1.   SOORTEN FINANCIËLE RISICO’S

De EU heeft te kampen met financiële risico’s vanwege zijn financiële instrumenten:

Marktrisico: Dit is de onzekerheid van de investeringswaarde als gevolg van schommelende marktprijzen. Het omvat risico’s zoals:

Valutarisico: Wijzigingen in wisselkoersen kunnen invloed hebben op de verrichtingen en investeringen van de EU.

Renterisico: Hogere rentevoeten kunnen de waarde van bepaalde beleggingen verminderen, zoals obligaties.

Overige prijsrisico’s: Dit omvat diverse factoren (met uitzondering van rentevoeten en wisselkoersen) die invloed kunnen hebben op de waarde van beleggingen, zoals schommelende marktprijzen of factoren die specifiek zijn voor individuele financiële instrumenten.

Kredietrisico: Dit is het risico dat een kredietnemer een lening niet zal terugbetalen of aan zijn contractuele verplichtingen zal voldoen, wat resulteert in wanbetalingen zoals vertraagde betalingen of faillissement.

Liquiditeitsrisico: Dit is het risico dat een entiteit niet genoeg geld of activa zal hebben om aan zijn financiële verplichtingen te voldoen.

6.2.   RISICOBEHEERBELEID

Waardering van financiële instrumenten

De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen tegen geamortiseerde kostprijs, vorderingen uit ruiltransacties die geen vorderingen uit hoofde van financiëlegarantiecontracten zijn indien geclassificeerd in financiële activa tegen FVSD, opgenomen leningen, financiëlegarantiecontracten en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.

Risicogovernance voor het opnemen van leningen, schuldbeheer en daaraan gerelateerde leningverstrekking

Het kader voor risicobeheer van de EU is ontworpen om de financiële belangen en de reputatie van de Unie te beschermen, en te zorgen voor een goed beheer van zijn opgenomen en verstrekte leningen. Hoewel de Europese Commissie geen financiële instelling is, maakt zij gebruik van geavanceerde praktijken op het gebied van risicobeheer die zijn afgestemd op de unieke structuur en programmavereisten van de EU. Het hoofddoel van het kader is om de financiële belangen van de Unie te waarborgen en de integriteit, transparantie en betrouwbaarheid van zijn verrichtingen te handhaven, in het bijzonder de verrichtingen die betrekking hebben op het NGEU-programma.

Het kader, ontwikkeld door de chief risk officer (hoofd risicobeheer, CRO) omvat belangrijke beleidsmaatregelen, zoals het “High Level Risk and Compliance Policy”, het “Market and Funding Liquidity Risk Policy” en het “Operational Risk Management Policy”. De CRO stelt harde en zachte risicolimieten en kernrisico-indicatoren in om risico’s te monitoren en te evalueren.

Regelmatige risicoverslagen zorgen voor naleving met limieten, beschrijven risicoblootstellingen en stellen mitigatiestrategieën voor. Een model volgens “drie verdedigingslinies” versterkt de governance door scheiding van bevoegdheden, het definiëren van de bevoegdheden en het verduidelijken van de functies bij risicobeheer.

Ondersteund door het Risk & Compliance-comité, voert de CRO het kader voor risicobeheer uit via interne beleidslijnen en procedures. Dit comité adviseert de CRO over risicogerelateerde zaken, met name NGEU-transacties.

De vaststelling van het uitvoeringsbesluit (EU) 2022/2544 van de Commissie (48) en 2023/2825 (49) breidde de verantwoordelijkheden van de CRO uit om toezicht te houden op:

het opnemen van leningen in het kader van zowel de uniforme financieringsaanpak als de back-to-back-financieringsmethode voor programma’s voor financiële bijstand.

kredietrisicobeoordeling voor leningen aan lidstaten en derde landen in het kader van NGEU, MF+FB, MFB+ voor Oekraïne en soortgelijke programma’s.

schuldbeheertransacties;

liquiditeitsbeheertransacties.

De CRO heeft autonomie bij het uitvoeren van zijn taken en bevoegdheden, en brengt verslag uit aan het lid van het College dat verantwoordelijk is voor de begroting, overeenkomstig uitvoeringsbesluit (EU, Euratom) 2023/2825 van de Commissie. Dit zorgt voor onafhankelijkheid bij het uitvoeren van toegewezen taken en bevoegdheden.

Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand en NGEU

De EU leent geen geld om zijn operationele uitgaven te financieren, behalve voor de opgenomen lening met betrekking tot NGEU.

De opgenomen en verstrekte leningen van de EU worden beheerd in overeenstemming met de relevante regelgeving, beslissingen en interne richtlijnen. Voor activiteiten, zoals opgenomen leningen en verstrekte leningen, zijn gedetailleerde handleidingen opgesteld, en de betrokken eenheden beoordelen voortdurend de financiële en operationele risico’s en zorgen er tegelijkertijd voor dat de regels worden nageleefd.

Historisch gezien werden de leningen van de EU gefinancierd via back-to-backleningen, die de open rente of valutarisico’s beperkten. De EU leent vanaf 2021 echter ook geld onder een uniforme financieringsaanpak.

Bij de uniforme financieringsaanpak, die oorspronkelijk is ontwikkeld voor NGEU, wordt gebruikgemaakt van diverse financieringsinstrumenten en technieken om te voldoen aan zowel de financieringsbehoeften op lange als op korte termijn. Dit omvat de uitgifte van EU-obligaties, die de eerdere praktijk van afzonderlijke uitgiften voor elk programma vervangen. Sinds december 2022 is deze strategie uitgebreid met MFB+-leningen voor Oekraïne, in 2023 tot het programma voor de faciliteit voor Oekraïne en sinds 2024 tot andere MFB-leningen. Door de toepassing van een uniforme financieringsaanpak worden de flexibiliteit en kostenefficiëntie verbeterd.

Kasverrichtingen

De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad (zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2016/804 (50) van de Raad en Verordening (EU, Euratom) 2022/615 (51) van de Raad (hierna de “Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad” genoemd) en in het Financieel Reglement.

Daarbij gelden de volgende hoofdbeginselen:

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie zijn geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat.

de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;

bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overschreden, behalve in specifieke gevallen zoals verlies op leningen of een teveel aan kasbehoeften.

het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.

Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan die welke verband houden met de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.

De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Procedures worden toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen, taken te scheiden, en compliance te waarborgen met het Financieel Reglement, de internecontrolenormen en controleprincipes.

Richtsnoeren en procedures regelen het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepaste controle te waarborgen. Deze richtsnoeren bestrijken gebieden zoals uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen en bedrijfscontinuïteit. De naleving ervan wordt regelmatig gecontroleerd.

Beheer van activa

De beperking van de verschillende risico’s in verband met activiteiten op het gebied van activabeheer is gebaseerd op speciale governance- en werkprocedures die zijn vastgesteld na benchmarking met de hoogste normen die door vergelijkbare internationale instellingen zijn vastgesteld. Deze procedures, die aan verschillende interne en externe audits zijn onderworpen, zorgen ervoor dat een goed activabeheer wordt bereikt.

De Commissie heeft gezorgd voor een passende governance van de evaluatie en goedkeuring van technische en strategische besluiten in verband met het beheer van activa. Het activabeheer wordt gecontroleerd door twee comités: het risicocomité, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van DG BUDG, en de raad voor activabeheer, die is samengesteld uit vertegenwoordigers van DG BUDG, DG ECFIN en DG FISMA. Technische besluiten worden besproken en goedgekeurd in het risicocomité, terwijl strategische besluiten worden bekrachtigd door het risicocomité en de raad voor activabeheer alvorens te worden goedgekeurd door de directeur-generaal van DG BUDG, in overeenstemming met de rekenplichtige.

De governance van het activabeheer garandeert een duidelijke delegatieregeling voor de besluitvorming en de verantwoordingslijnen, een adequate scheiding van taken tussen front office, risicobeheer en back office. De nalevingsprocedures vormen het kader voor passende gedragscodes voor het beheren van potentiële persoonlijke belangenconflicten en regels inzake het beheren van risico’s op handel met voorkennis.

De richtsnoeren inzake activabeheer en de interne beleggingsbeperkingen bieden een degelijk kader voor interne controle om de bescherming van activa te waarborgen. Effecten worden overeenkomstig de beste marktpraktijken bewaard bij onze bewaarnemers, terwijl kasmiddelen en deposito’s worden ondergebracht bij financiële instellingen met een hoge rating. De bescherming van financiële activa wordt ook gegarandeerd door de scheiding van taken tussen het team dat verantwoordelijk is voor het aangaan van overeenkomsten voor de verhandeling van effecten en het back office-team dat verantwoordelijk is voor de afwikkeling en de afstemmingscontrole op de bankrekeningen daarvan. Een extra controlelaag wordt gevormd door het boekhoudteam tijdens het maandelijkse afsluitende afstemmingsproces, wanneer de effectenportefeuille wordt afgestemd op de verklaring van de effectenbewaarder. Eventuele discrepanties in de afwikkeling en te late betalingen die worden veroorzaakt door wederpartijen worden gemonitord door back office-teams voor afstemmingscontrole op de bankrekeningen.

Voor het toezicht op de naleving van het controlekader wordt periodiek een uitgebreide reeks prestatie- en risicomaatstaven voor de beheerde activa gerapporteerd aan de belanghebbenden.

In de richtsnoeren voor het beheer van de activa en de risico- en beleggingsstrategieën zijn bepaalde limieten en restricties vastgesteld ter beperking van de blootstelling aan het kredietrisico van de portefeuille, dat beperkt is tot de rating “beleggingswaardig” (“investment grade”), met uitzondering van de EU-lidstaten.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds wordt beheerd volgens de richtsnoeren voor het beheer van de activa die door de Commissie zijn ingesteld, in overeenstemming met het Besluit C(2020)1896 van de Commissie van 25 maart 2020  (52). De directeur-generaal van DG BUDG is verantwoordelijk voor het beheer van de financiële activa van het GVF.

Het doel van het GVF is om te zorgen voor de nodige liquiditeit om volledig en snel te voldoen aan alle vereiste uitstromen, zoals een beroep op een garantie, en om het kapitaal gedurende de beleggingshorizon van het fonds veilig te stellen, met een hoog vertrouwensniveau.

De GVF-portefeuille is ontworpen om zeer gediversifieerd te zijn in verschillende activaklassen, geografische gebieden, emittenten en looptijden, in overeenstemming met de richtsnoeren voor het beheer van de activa. Op 31 december 2024 omvatte de portefeuille beleggingen in geldmarktinstrumenten, obligaties en bedrijfs- en aandelen-ETF’s.

Omdat de Banque de France op 31 december 2024 de enige wederpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er vanaf deze datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.

Geldboeten

Voorlopig betaalde geldboeten: BUFI-portefeuille

Geïnde en voorlopig betaalde geldboeten worden gestort in een BUFI-portefeuille.

De Commissie beheert de BUFI-portefeuille in overeenstemming met interne richtsnoeren en procedures voor het beheer van de activa. De doelstellingen van het activabeheer zijn om:

te garanderen dat er gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is;

risico’s gerelateerd aan financiële markten te verminderen: te streven naar een rendement dat in lijn is met de BUFI-referentiebelegging, en de nomimale waarde van de boeten te behouden.

Beleggingen in de BUFI-portefeuille zijn beperkt tot:

termijndeposito’s bij de centrale banken van de lidstaten, de agentschappen voor het beheer van staatsschulden, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen;

obligaties, schuldpapier en depositocertificaten, uitgegeven door overheids- of supranationale instellingen.

Ontvangen financiële garanties

De Commissie houdt aanzienlijke bedragen garanties aan die zijn uitgegeven door financiële instellingen met betrekking tot boeten die zijn opgelegd aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.3). De bedrijven die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen.

De Commissie beheert deze garanties overeenkomstig haar interne risicobeheerbeleid. Dit beleid zorgt ervoor dat financiële en operationele risico’s regelmatig worden vastgesteld en beoordeeld, en dat de naleving van het interne beleid en de interne procedures regelmatig worden gecontroleerd.

EU-begrotingsgarantieprogramma’s

bij het FR zijn diverse waarborgen ingesteld om de begroting van de EU te beschermen tegen financiële risico’s die zijn gecreëerd door begrotingsgaranties. Deze waarborgen kunnen worden ingedeeld in vier hoofdcategorieën:

(a)

Maatregelen om voorwaardelijke verplichtingen te beperken

De EU-garantie wordt gemaximeerd op een duidelijk omschreven manier, en de financiële aansprakelijkheid mag niet hoger zijn dan het bedrag van de begrotingsgarantie die bij het basisbesluit is toegestaan. De voorwaardelijke verplichting uit hoofde van een begrotingsgarantie kan alleen hoger zijn dan de financiële activa die ter dekking van de financiële verplichting van de EU worden verstrekt indien de onderliggende basishandeling hierin voorziet en onder specifieke voorwaarden.

Het gewenste risicoprofiel van de door de EU gegarandeerde verrichtingen/financiële producten vooraf bepaald, d.w.z. vóór de ondertekening van de garantieovereenkomsten.

(b)

Maatregelen betreffende de selectie van uitvoerende partners

Begrotingsgarantieprogramma’s worden uitgevoerd met betrouwbare partners die een pijlerbeoordeling hebben ondergaan. Deze partners verbinden zich ertoe om hun eigen middelen te gebruiken, waardoor de afstemming van belangen op die van de Unie wordt gewaarborgd.

(c)

Maatregelen om te zorgen voor adequate ex-antebegrotingscapaciteit voor het absorberen van beroepen op garanties

Begrotingsgarantieprogramma’s worden ondersteund door activa waarvoor voorzieningen zijn getroffen en die in het GVF worden aangehouden. Het voorzieningspercentage wordt in de basishandeling van elk programma vastgesteld dat de programmering van de begrotingskredieten een voorziening kan vormen die het mogelijk maakt om verliezen op te vangen zonder budgettaire verstoringen. De Commissie zorgt er jaarlijks voor dat het voorzieningspercentage voldoende is en is afgestemd op de FR-beginselen en financiële programmering.

(d)

Maatregelen om het hoofd te bieden aan gerealiseerde verliezen die hoger zijn dan de raming vooraf

Het FR bevat twee drempels voor vroegtijdige waarschuwing (wanneer 50 % en 30 % van het voorzieningspercentage beschikbaar blijft). Deze drempels stellen de Commissie in staat om te anticiperen op een mogelijke uitputting van de voorzieningen en te beoordelen of zij aanvullende voorzieningen moet voorstellen. In geval van tijdelijke aanvullende liquiditeitsbehoeften zijn er procedures ingesteld, waaronder overdrachten tussen compartimenten van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds, gebruik van kasmiddelen bij centrale banken, en gebruik van beschikbare begrotingsruimte.

Bovendien is in 2020 een stuurgroep voor uit begrotingsgaranties voortvloeiende voorwaardelijke verplichtingen opgericht om toezicht te houden op de begrotingsgaranties en de financiële bijstand die tot voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting leiden. Het comité treedt op in zaken met betrekking tot risicobeheer, standaardovereenkomsten en geïntegreerde rapportage om bedrijfsvereisten voor het duurzaam beheer van voorwaardelijke verplichtingen vast te stellen.

Programma’s voor financieringsinstrumenten

De begroting van de EU steunt al vele jaren op financieringsinstrumenten. Deze programma’s worden gebruikt om begunstigden met een hoger risico te financieren die moeite hebben om financiering te krijgen van commerciële leners. De Commissie delegeert de uitvoering van deze programma’s aan de EIB-groep of andere financiële instellingen via overeenkomsten met de Commissie. Zie toelichting 2.4.2.1 voor voorbeelden hiervan.

Nadat een financiële bijdrage aan een financieringsinstrument is toegewezen, worden de vereiste middelen naar een door de financiële instelling op haar naam, maar namens de Commissie geopende fiduciaire rekening van de financiële instelling overgeboekt. De financiële instelling kan deze middelen gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten, of aanspraken op garanties te honoreren.

Het risico met betrekking tot deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot het maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is uiteengezet en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is bepaald. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, ligt het in de lijn der verwachting dat de EU-begroting met enige verliezen te maken zal krijgen.

De overeenkomsten van de Commissie met financiële instellingen omvatten strikte voorwaarden en verplichtingen om ervoor te zorgen dat de EU-middelen naar behoren worden beheerd en gerapporteerd. De opbrengsten van financieringsinstrumenten worden doorgaans aan de EU-begroting teruggestort.

6.3.   VALUTARISICO

Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar — nettopositie

In miljoen EUR

 

31.12.2024

 

USD

RON

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Financiële activa tegen A(1)

40

5

7

414

466

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

 

 

 

Niet-derivaten

2 148

45

120

41 336

43 648

Derivaten

1 110

1 110

Vorderingen(2)

72

1

17

1

111

3 039

3 240

Geldmiddelen en kasequivalenten

111

258

573

314

966

60 941

63 163

 

2 371

264

590

360

1 204

106 839

111 628

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(518 )

(36 )

(59 )

(12 )

(112 )

(5 643 )

(6 379 )

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1 712 )

285

76

75

138

1 040

(98 )

 

(2 230 )

248

17

63

26

(4 603 )

(6 477 )

Totaal

141

512

607

423

1 230

102 237

105 151


miljoen EUR

 

31.12.2023

 

USD

RON

PLN

SEK

Overige

EUR

Totaal

Financiële activa

 

 

 

 

 

 

 

Financiële activa tegen AC  (53)

39

5

11

200

255

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

 

 

 

 

 

 

 

Niet-derivaten

1 568

20

129

35 686

37 402

Derivaten

(1 142 )

17

21

74

65

2 055

1 091

Vorderingen  (54)

123

2

28

1

120

3 757

4 032

Geldmiddelen en kasequivalenten

145

474

1 076

654

1 657

35 608

39 616

 

734

499

1 126

749

1 982

77 306

82 396

Financiële verplichtingen

 

 

 

 

 

 

 

Financiële verplichtingen in verband met garanties

(591 )

(32 )

(38 )

(15 )

(105 )

(5 488 )

(6 268 )

Financiële verplichtingen tegen reële waarde gewaardeerd met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

(1 )

152

(3 )

(6 )

(201 )

(60 )

 

(593 )

120

(38 )

(18 )

(111 )

(5 689 )

(6 328 )

Totaal

142

619

1 088

731

1 871

71 618

76 068

In de jaarrekeningen van de EU voor 2024 werd de RON toegevoegd aan de valutarisicoblootstelling en de gevoeligheidsanalyse, terwijl het bbp werd verwijderd ten opzichte van de jaarrekeningen van de EU voor 2023. De reden is een daling van de blootstellingen in bbp, vanwege het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU in 2020 en de aanhoudende toename van de blootstellingen in RON.

Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn toegenomen of gedaald, zou dit het volgende effect op het economische resultaat hebben:

In miljoen EUR

Stijging van de wisselkoerss (+)/

Daling van de wisselkoers (-)

2024

USD

RON

PLN

SEK

+10 %

(13 )

(47 )

(55 )

(38 )

-10 %

16

57

67

47


In miljoen EUR

Stijging van de wisselkoerss (+)/

Daling van de wisselkoers (-)

2023

USD

RON

PLN

SEK

+10 %

(13 )

(56 )

(99 )

(66 )

-10 %

16

69

121

81

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Omdat alle financiële activa en verplichtingen van de EU thans in euro luiden, is de EU niet blootgesteld aan valutarisico.

Kasverrichtingen

De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta’s dan de euro worden betaald, worden bewaard op de eigenmiddelenrekeningen. Wanneer deze middelen nodig zijn voor betalingen, worden ze in euro omgezet. In sommige gevallen worden ze rechtstreeks gebruikt voor betalingen in dezelfde valuta.

De Commissie houdt ook rekeningen aan in andere munten dan in euro, zoals Amerikaanse dollar, Britse pond en Zwitserse frank, waarbij commerciële banken betalingen in deze valuta’s uitvoeren. Deze rekeningen worden indien nodig aangevuld, wat het valutarisico beperkt.

Wanneer diverse bedragen in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro.

Gelden ter goede rekeningen in andere munten dan de euro worden aangevuld op basis van de verwachte behoefte aan betalingen op korte termijn en worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.

Geldboeten

Alle opgelegde, betaalde of voorlopig geïnde boeten zijn in euro, waardoor er geen valutarisico is wanneer zij in het BUFI-fonds worden aangehouden.

Begrotingsgaranties

Begrotingsgaranties worden doorgaans gemaximeerd met een maximumbedrag in euro. Sommige onderliggende verrichtingen kunnen echter worden weergegeven in andere valuta’s, zoals Amerikaanse dollar of lokale valuta.

De Commissie neemt het valutarisico in overweging bij het bepalen van de voorzieningsbehoeften voor begrotingsgaranties.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds is zowel in EUR als in USD actief. Om het valutarisico te beheren, gaat het gemeenschappelijk voorzieningsfonds valutatermijncontracten aan om de marktwaarde af te dekken van zijn beleggingen in USD, waarbij de limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar, zoals bepaald in de relevante financieringsinstrumenten. Zie toelichting 2.4.1.2 voor meer informatie.

Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds gebruikt deze afdekkingsstrategie om de afgedekte positie, indien nodig, dienovereenkomstig aan te passen of om te keren. Het gemeenschappelijk voorzieningsfonds dekt het valutarisico echter niet af voor gesubrogeerde leningen (zie toelichting 2.4.1.2) die worden verricht in hun oorspronkelijke valuta, waardoor de EU wordt blootgesteld aan valutarisico. Voor deze leningen zijn er geen activiteiten om valutaschommelingen te compenseren vanwege de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.

6.4.   RENTERISICO

De volgende tabel toont hoe een verandering van 1 % in rentevoeten (+/- 100 basispunten) invloed zou hebben op het economisch resultaat van de EU voor schuldbewijzen en ETF’s.

In miljoen EUR

 

Stijging (+)/daling (-) in basispunten

Economisch resultaat

2024: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+ 100

(1 172 )

- 100

1 246

2023: Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort

+ 100

(960 )

- 100

1 021

De rentegevoeligheid van een obligatieportefeuille neemt toe met de looptijd. De looptijden van de belangrijkste door de Commissie beheerde activaportefeuilles worden hieronder uiteengezet.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

Gezien de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. Voor de financiëlebijstandsinstrumenten, uitgezonderd het opnemen van leningen volgens de uniforme financieringsaanpak, is er echter geen renterisico, aangezien tegenover de opgenomen leningen gelijkwaardige verstrekte leningen staan met dezelfde voorwaarden (back-to-back).

Voor de uniforme financieringsaanpak wordt het renterisico gedekt door procedures en mechanismen in te voeren die het risico beperken. Het onderliggende beginsel van de uniforme financieringsaanpak is dat de financieringskosten en de daarmee samenhangende kosten op transparante en de meest kosteneffectieve en billijke wijze op basis van dagelijkse renteberekeningen worden toegewezen aan begunstigden van de lening en aan de EU-begroting. De uniforme financiering is gebaseerd op het beginsel van volledige kostentoerekening, zodat rente die voortvloeit uit instrumenten voor het opnemen van leningen, kasmiddelen, of andere beleggingsinstrumenten volledig wordt toegewezen en gefactureerd aan begunstigden van de lening als financieringskosten of kosten voor liquiditeitsbeheer.

De financieringskosten worden toegewezen aan begunstigden van de lening op basis van de uitstaande leningen. Financieringskosten die niet zijn toegerekend aan leningen of niet-terugvorderbare steun worden gefactureerd aan de begunstigden van leningen en de EU-begroting in de vorm van kosten voor liquiditeitsbeheer, wat positief of negatief kan zijn, afhankelijk van de ontwikkeling van de rentevoeten die op kassaldi worden toegepast.

In het kader van de uniforme financieringsaanpak worden liquide middelen aangehouden in een prudentiële en financieringspool van de EU om een vastgestelde veiligheidsbuffer aan te houden en te hoge saldi te voorkomen. Het geld wordt bij de ECB aangehouden en sinds 4 april 2022 is de rentevoet voor kortlopende leningen op de eurogeldmarkt minus 20 basispunten van toepassing op alle uitstaande kassaldi. Ontvangsten uit kasmiddelen en andere beleggingsinstrumenten, zoals geldmarktdeposito’s zijn onderdeel van de facturatie van kosten voor liquiditeitsplanning.

Kasverrichtingen

De Commissie heeft maatregelen getroffen zodat de verkregen (positieve of negatieve) rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.

De eigenmiddelenrekeningen zijn beschermd tegen kosten, doordat daarop geen rente in rekening wordt gebracht, overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad.

Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken (eigen middelen en andere) kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven.

De Commissie past haar procedures voor het beheer van liquide middelen aan de actuele marktrenteomstandigheden aan. In 2023 maakte de positieve rentevoeten de uitvoering mogelijk van het centralerekeningmodel. Op centrale depositorekeningen wordt een veiligheidsbuffer aangehouden op basis van wekelijkse financiering uit eigenmiddelenrekeningen om de betalingsbehoeften voor de uitvoering van de begroting te dekken en tegelijkertijd te hoge saldi te voorkomen.

Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële en centrale banken worden aangehouden, leveren op dagelijkse basis rente op, op basis van variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast.

Geldboeten

De voorlopig geïnde geldboeten worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een gemiddelde portefeuillelooptijd van 1,55 jaar.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De portefeuille van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds heeft een totale gemiddelde looptijd van 3,42 jaar.

EGKS i.l.

De middelen van de EGKS in liquidatie worden belegd in een portefeuille van langlopende obligaties met een gemiddelde looptijd van 3,31 jaar.

6.5.   OVERIGE PRIJSRISICO’S

Vanaf 31 december 2024 is de EU blootgesteld aan aandelenrisico van diverse beleggingen, waaronder:

beleggingen in niet-beursgenoteerde aandelen (zoals durfkapitaal- en andere beleggingsfondsen);

geldmarktfondsen (zoals het EIB Unitary Fund);

ETF’s;

beleggingen in gepoolde portefeuilles (zie toelichting 2.4.2.1).

De EU is ook blootgesteld aan aandelenrisico via garanties ter dekking van niet-beursgenoteerde aandelen- en quasi-aandelenbeleggingen, die worden behandeld als derivaten, gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (zie toelichting 2.4.2.2).

Het aandelenkoersrisico is het risico dat de reële waarde van deelname in het aandelenkapitaal verandert vanwege de schommelingen in de aandelenkoersen en/de waarde van gegarandeerde aandeleninvesteringen.

Het effect op het overschot of tekort van een waardestijging of -daling met 10 % van de bovengenoemde instrumenten zou als volgt zijn:

In miljoen EUR

 

10 %

(10) %

Eigenvermogensinvesteringen

320

(320 )

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gepoolde portefeuilles)

598

(598 )

Garanties op eigen vermogen  (55)

606

(606 )

Totaal op 31.12.2024

1 523

(1 523 )

Eigenvermogensinvesteringen

289

(289 )

MMF’s (geldmarktfondsen), ETF’s (indexfondsen) en beleggingen in gebundelde portefeuilles)

481

(481 )

Garanties op eigen vermogen  (55)

506

(506 )

Totaal op 31.12.2023

1 276

(1 276 )

De EU belegt in of garandeert niet-beursgenoteerde activa waarvan de waarden niet openbaar zijn. Deze activa worden doorgaans uitgevoerd door de met de uitvoering belaste entiteiten, die deskundigen in de sector zijn en hun waarde regelmatig beoordelen en controleren.

6.6.   KREDIETRISICO

Maximale blootstelling aan kredietrisico

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Financiële activa

 

 

Verstrekte leningen

283 580

246 877

Geldmiddelen en kasequivalenten

63 163

39 616

Vorderingen uit ruiltransacties  (56)

3 240

4 032

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort — schuldbewijzen

34 465

29 703

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort — derivaten

1 110

1 091

Verstrekte garanties en leningtoezeggingen

 

 

Financiëlegarantiecontracten

60 857

57 066

Leningtoezeggingen

18 193

40

Totaal

464 607

378 426

Bovendien wordt de EU indirect blootgesteld aan het kredietrisico middels beleggingen in geldmarktfondsen, bedrijfs-ETF’s en gebundelde portefeuilles van schuldeffecten (zie toelichting 2.4.2.1), die gevolgen kunnen hebben voor de prijzen ervan (zie toelichting 6.5).

Verstrekte leningen: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

31.12.2024

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

35 593

35 593

Rating hoge middenklasse

87 005

87 005

Rating lage middenklasse

129 200

129 200

Niet-beleggingswaardig (incl. wanbetaling)

3 593

44 139

14

27

47 773

Brutoboekwaarde

255 391

44 139

14

27

299 571

Minus voorziening voor verliezen

(31 )

(15 969 )

(14 )

24

(15 991 )

Nettoboekwaarde

255 360

28 170

(1 )

51

283 580


In miljoen EUR

31.12.2023

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Kredietrating

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

36 302

36 302

Rating hoge middenklasse

72 051

72 051

Rating lage middenklasse

113 652

113 652

Niet-beleggingswaardig (incl. wanbetaling)

2 130

31 762

25

38

33 955

Brutoboekwaarde

224 134

31 762

25

38

255 960

Minus voorziening voor verliezen

(54 )

(9 024 )

(23 )

18

(9 083 )

Nettoboekwaarde

224 081

22 738

2

56

246 877

De hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingschalen van externe ratingbureaus. Deze categorieën komen overeen met:

Beste en uitstekende rating: Moody’s P-1, Aaa – Aa3; S&P A1+, A1, AAA – AA-; Fitch F1+, F1, AAA – AA- en gelijkwaardig;

Rating hoge middenklasse: Moody’s P-2, A1 – A3; S&P A-2, A+ – A-; Fitch F2, A+ – A- en gelijkwaardig;

Rating lage middenklasse: Moody’s P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ – BBB-; Fitch F3, BBB+ – BBB- en gelijkwaardig;

Niet-beleggingswaardig: Moody’s not prime, Ba1 – C; S&P B, C, D, BB+ – D; Fitch B, C, D, BB+ – D en gelijkwaardig.

De EU gebruikt deze ratingcategorieën als een referentiepunt voor financiële instrumenten en commerciële banken. De EU kan echter deze bedragen aanhouden in een bepaalde risicocategorie, zelfs indien een ratingbureau de rating van de wederpartij heeft verlaagd, na eigen analyse van individuele gevallen.

De leningen in niet-beleggingswaardige effecten zijn voornamelijk leningen voor financiële bijstand aan partnerlanden in financiële moeilijkheden. Alle leningen aan lidstaten zijn in beleggingswaardige effecten en bevinden zich in fase 1. De leningen in fase 2 omvatten voornamelijk MFB+-leningen, leningen in het kader van de faciliteit voor Oekraïne en Euratom-leningen aan Oekraïne. De POCI-leningen zijn gesubrogeerde leningen van de ELM-programma’s.

Opgenomen en verstrekte leningen in het kader van NGEU en financiële bijstand

In geval van wanbetaling van debiteuren kan de Commissie een beroep doen op de activa in het GVF om eventuele daarmee samenhangende schulden af te lossen, in het bijzonder voor MFB- en Euratom-leningen aan derde landen (behalve MFB+).

Leningen die aan Oekraïne zijn verstrekt in het kader van het buitengewone MFB-programma (6 miljard EUR uitbetaald in 2022) worden in de eerste plaats gedekt door hun compartiment in het GVF, en vervolgens ook door aanvullende garanties van de lidstaten ten bedrage van 3,7 miljard EUR, die worden beschouwd als kredietverbetering voor die leningen, waardoor een voorziening voor bijzondere waardevermindering die in verband met die leningen is opgenomen, per 31 december 2024 werd verlaagd tot 337 miljoen EUR (van de totale voorziening voor bijzondere waardevermindering van 10,1 miljard EUR die de totale MFB- en MFB+-leningen aan Oekraïne dekken).

De Commissie beheert blootstelling aan kredietrisico voor Euratom-leningen door middel van staatsgaranties, ten bedrage van 300 miljoen EUR op 31 december 2024 (2023: 314 miljoen EUR).

De leningen die in het kader van het SURE-instrument aan de lidstaten worden verstrekt, worden ondersteund door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand.

Voor eventuele kredietverliezen op de leningen aan de lidstaten, MFB+ en de faciliteit voor Oekraïne kan de Commissie een beroep doen op de lidstaten, met inachtneming van de maxima van de eigen middelen (“begrotingsruimte”); (zie toelichting 6.7).

Verstrekte leningen: Mutatie in de voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen

In miljoen EUR

 

Fase 1

Fase 2

Fase 3

POCI

Totaal

Voorziening voor verliezen op 1.1.2024

54

9 024

23

(18 )

9 083

Overgang naar fase 1

23

(23 )

Overgang naar fase 2

(0 )

0

Overgang naar fase 3

Nieuwe leningen

14

5 694

5 708

Verwijderde posten — aflossingen

(1 )

(25 )

(8 )

(34 )

Verwijderde posten — afschrijvingen

(12 )

(12 )

Herwaardering van de voorziening voor verliezen

(59 )

1 299

(1 )

6

1 245

Overige

0

0

0

0

Voorziening voor verliezen op 31.12.2024

31

15 969

14

(24 )

15 991

De aanvullende voorziening voor bijzondere waardeverminderingsverliezen voor leningen in fase 2 is voornamelijk het gevolg van de nieuwe leningen aan Oekraïne, uitgekeerd in het kader van de faciliteit voor Oekraïne (zie toelichting 2.4.1.1).

In 2024 heeft de EU 763 miljoen EUR aan rentesubsidies aan Oekraïne verstrekt voor de verschuldigde rente op de uitzonderlijke MFB- en MFB+-leningen. De geamortiseerde kostprijs vóór wijzigingen was 17,3 miljard EUR. Deze wijziging van de contractuele voorwaarden werd in de staat van de financiële resultaten verantwoord als een wijzigingsverlies (zie toelichting 3.15). De rentesubsidie had geen significante invloed op de kredietrisicobeoordeling, en de leningen per 31 december 2024 bleven in fase 2 ingedeeld.

Zie toelichting 1.5.5 voor het EU-faseringsbeleid voor leningen.

Verstrekte leningen: Waardering van te verwachten kredietverliezen

De EU gebruikt een kansgewogen schatting om de verwachte kredietverliezen te waarderen. Dit omvat een schatting van het verschil tussen contractuele kasstromen en de verwachte kasstromen.

Voor deze raming maakt de EU gebruik van drie kredietrisicoparameters:

Kans op wanbetaling (probability of default — PD): Dit is een percentage dat de waarschijnlijkheid weergeeft dat een wederpartij in gebreke blijft ten aanzien van haar financiële verplichting, hetzij in de komende 12 maanden (gebruikt voor de “binnen de twaalf maanden te verwachten kredietverliezen”), hetzij gedurende de resterende looptijd van de verplichting (gebruikt voor de “tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen”).

Verlies bij wanbetaling (loss given default – LGD): Dit is een percentage dat het verwachte kastekort weergeeft, rekening houdend met terugvorderingen en zekerheden.

Blootstelling bij wanbetaling (exposure at default — EAD): Dit is de uitstaande blootstelling (bedrag) op het moment van een wanbetaling.

De EU houdt rekening met haar feitelijke status van preferente crediteur bij het ramen van het LGD voor blootstellingen aan staatsschulden.

De geschatte kasstromen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief worden gedisconteerd tegen de effectieve rentevoet.

De EU houdt rekening met redelijke en gerechtvaardigde toekomstgerichte informatie die zonder onnodige kosten en inspanningen beschikbaar is, en past de modelparameters zo nodig aan.

Geldmiddelen en kasequivalenten: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

 

31.12.2024

31.12.2023

Kredietrating

 

 

Beste en uitstekende rating

57 251

35 687

Rating hoge middenklasse

4 161

3 114

Rating lage middenklasse

1 722

786

Niet-beleggingswaardig

28

28

Brutoboekwaarde

63 163

39 616

Minus voorziening voor verliezen

-

Nettoboekwaarde

63 163

39 616

Kasverrichtingen

De meeste kasmiddelen van de Commissie worden aangehouden op eigenmiddelenrekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen, voornamelijk bni, btw en TEM. Deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten, die voor de Commissie het laagst mogelijke krediet- of (wederpartijrisico) inhouden.

Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke commerciële rekening worden minimale liquide middelen aangehouden, zodat het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen wordt aangehouden constant laag is (gemiddeld minder dan 100 miljoen EUR).

Specifieke richtsnoeren worden toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het wederpartijrisico waaraan de Commissie is blootgesteld nog verder te minimaliseren. Deze richtsnoeren omvatten:

Het selecteren van banken via openbare aanbestedingen, met een minimale langetermijnrating van S&P A- of gelijkwaardig.

Het opvolgen van ratings en het vaststellen van een maximale blootstelling voor elke financiële instelling, rekening houdend met de kredietwaardigheid en de kapitalisatie van de entiteit uit de financiële sector.

In delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure, waarbij de vereiste ratings afhankelijk zijn van de plaatselijke situatie. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken, worden de saldi op gelden ter goede rekening zo laag mogelijk gehouden, periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.

Aangehouden contanten in de uniforme financiering

In het kader van de uniforme financieringsaanpak worden voldoende liquide middelen aangehouden om aan alle toekomstige uitkeringsbehoeften te voldoen, een vastgestelde veiligheidsbuffer aan te houden en te hoge saldi te voorkomen. De contanten worden op een bankrekening bij de ECB geplaatst, waardoor het kredietrisico zeer laag is.

Vorderingen: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

 

Niet verschuldigd

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Vervallen

Totaal

 

0-30 dagen

31-90 dagen

91 dagen-1 jaar

> 1 jaar

Brutoboekwaarde

1 508

15

33

27

207

1 789

Minus voorziening voor verliezen

(5 )

(2 )

(3 )

(13 )

(115 )

(138 )

Nettoboekwaarde op 31.12.2024

1 502

13

30

14

92

1 652

Brutoboekwaarde

1 819

23

10

40

304

2 195

Minus voorziening voor verliezen

(2 )

(2 )

(4 )

(12 )

(140 )

(159 )

Nettoboekwaarde op 31.12.2023

1 817

21

6

28

164

2 036

De bedragen in deze tabel omvatten geen uitgestelde lasten en het te ontvangen FGC-gedeelte gewaardeerd tegen FVSD (zie toelichting 2.6.2), aangezien deze niet zijn onderworpen aan de vereisten inzake bijzondere waardevermindering.

Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort — schuldbewijzen kredietkwaliteit

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

De gewogen gemiddelde rating van de GVF-portefeuille is A (S&P of gelijkwaardig).

Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille

De gewogen gemiddelde rating van de BUFI-portefeuille is A (S&P of gelijkwaardig).

Ontvangen financiële garanties

Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van financiële garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. Dit beleid omvat:

het vaststellen van een maximale kredietblootstelling op basis van de kredietwaardigheid en het kapitaalniveau van een entiteit uit de financiële sector, zoals gerapporteerd in haar financiële staten volgens de IFRS;

regelmatig beoordelen of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.

EGKS i.l.

De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).

Financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot/tekort – derivaten: kredietkwaliteit

De afgeleide activa hebben voornamelijk betrekking op de garanties op aandelenportefeuilles. Het kredietrisico is beperkt tot het wederpartijrisico. De garanties op eigen vermogen zullen voornamelijk worden vereffend met de EIB-groep, die een rating heeft van AAA hetgeen het kredietrisico beperkt.

De Banque de France is per 31 december 2024 de enige wederpartij voor alle uitstaande valutatermijncontracten. Als gevolg zijn er geen kredietverbeteringen, zoals onderpand of garanties vereist.

Financiëlegarantiecontracten: kredietkwaliteit

In miljoen EUR

 

 

31.12.2024

 

 

31.12.2023

 

 

Fase 1

Fase 2

Totaal

Fase 1

Fase 2

Totaal

Rating op lange termijn

 

 

 

 

 

 

Beste en uitstekende rating

1

1

2

2

Rating hoge middenklasse

5

5

5

0

5

Rating lage middenklasse

137

137

29

29

Niet-beleggingswaardig

34 912

25 746

60 658

30 310

26 697

57 007

Beheerd op collectieve basis/zonder rating

10

47

56

13

10

23

Totaal

35 064

25 793

60 857

30 360

26 707

57 066

Financiëlegarantiecontracten: Mutatie in de voorziening voor verliezen

In miljoen EUR

 

Fase 1

Fase 2

Totaal

Voorziening voor verliezen op 1.1.2024

1 430

2 397

3 826

Overgang naar fase 2  (57)

(54 )

54

Overgang naar fase 1  (57)

8

(8 )

Toevoegingen

292

34

326

Vrijgave van garanties

(26 )

(4 )

(30 )

Herwaardering

280

(398 )

(117 )

Voorziening voor verliezen op 31.12.2024

1 930

2 075

4 005

Boekwaarde van de financiële garantieverplichting op 31.12.2024

4 109

2 271

6 379

De toename van de voorziening voor verliezen voor garanties in fase 1 in 2024 was voornamelijk het gevolg van nieuwe verrichtingen die werden ondertekend in het kader van InvestEU en NDICI-garanties (zie toelichting 4.1.1).

Van de uitstaande te verwachten kredietverliezen voor garanties in fase 2 van 2,1 miljard EUR per 31 december 2024, heeft 1,7 miljard EUR betrekking op de ELM-garanties (zie toelichting 4.1.1). Dit is met inbegrip van 0,9 miljard EUR aan te verwachten kredietverliezen gedurende de looptijd voor de blootstelling van de EIB in Oekraïne (3,7 miljard EUR aan EIB-leningen aan wederpartijen in Oekraïne) die worden gegarandeerd door de EU. De afname van de te verwachten kredietverliezen in fase 2 heeft voornamelijk betrekking op de herwaardering van de te verwachten kredietverliezen voor de door het ELM gegarandeerde portefeuille vanwege afschrijvingen, evenals verandering in de raming.

Zie toelichting 1.5.12 voor het EU-faseringsbeleid voor financiëlegarantiecontracten.

Begrotingsgaranties

De EU is voornamelijk blootgesteld aan kredietrisico via de activiteiten die zij garandeert. Wanneer de kredietkwaliteit van de onderliggende transacties verslechtert, worden wanbetalingen waarschijnlijker en kunnen beroepen op EU-garanties ook toenemen.

Om het risico op te volgen en te beheren, maakt de Commissie gebruik van een kredietrisicomodel dat mogelijke verliezen beoordeelt. Het model gebruikt input van uitvoerende partners en combineert die met het oordeel van deskundigen om een risicobeoordeling te berekenen die in overeenstemming is met de transactie en de relevante economische omstandigheden.

6.7.   LIQUIDITEITSRISICO

Looptijdanalyse van niet-afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

In miljoen EUR

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Opgenomen leningen

(61 589 )

(201 152 )

(468 669 )

(731 410 )

(594 028 )

Crediteuren

(55 414 )

(55 414 )

(55 414 )

Overige

(168 )

(560 )

(850 )

(1 578 )

(1 398 )

Totaal op 31.12.2024

(117 171 )

(201 711 )

(469 519 )

(788 401 )

(650 839 )

Opgenomen leningen

(24 526 )

(147 211 )

(367 296 )

(539 033 )

(450 561 )

Crediteuren

(50 516 )

(50 516 )

(50 516 )

Overige

(195 )

(661 )

(867 )

(1 723 )

(1 496 )

Totaal op 31.12.2023

(75 237 )

(147 872 )

(368 164 )

(591 272 )

(502 572 )

Looptijdanalyse van afgeleide financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd

In miljoen EUR

 

Niet-gedisconteerde contractuele kasstromen

Boekwaarde

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Te betalen bedragen uit derivaten

(1 779 )

(7 )

(4 )

(1 790 )

 

Te ontvangen bedragen uit derivaten

1 691

1 691

 

Nettokasstromen op 31.12.2024

(88 )

(7 )

(4 )

(99 )

(98 )

Te betalen bedragen uit derivaten

(1 203 )

(6 )

(1 209 )

 

Te ontvangen bedragen uit derivaten

1 186

1 186

 

Nettokasstromen op 31.12.2023

(17 )

(6 )

(23 )

(21 )

Looptijdanalyse van financiëlegarantiecontracten die zijn uitgegeven in de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd

In miljoen EUR

 

Maximumbedrag van de zekerheid

Boekwaarde

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

FGC’s op 31.12.2024

(64 115 )

(2 211 )

(10 271 )

(76 597 )

(6 379 )

FGC’s op 31.12.2023

(65 661 )

(2 995 )

(7 043 )

(75 699 )

(6 268 )

Looptijdanalyse van niet-opgevraagde toegezegde lening

miljoen EUR

 

Maximumbedrag van niet-opgevraagde toegezegde lening

Boekwaarde

 

< 1 jaar

1-5 jaar

> 5 jaar

Totaal

Niet-opgevraagde leningtoezeggingen op 31.12.2024

18 152

41

18 193

7 082

Niet-opgevraagde leningtoezeggingen op 31.12.2023

20

20

40

1

Leningsactiviteiten voor NGEU en financiële bijstand

Voor het terugbetalen van opgenomen leningen voor financiële bijstand is het eerste middel van de EU de tijdige inning van de gerelateerde aflossingen van de MFB- en NGEU-leningen. Er bestaan evenwel aanvullende waarborgen in geval van wanbetaling of betalingsachterstand door kredietnemers.

De Commissie heeft een tijdelijke kortetermijnmaatregel vastgesteld, begrotingsdekking genaamd, die liquiditeit biedt om de betaling van verplichtingen die voortvloeien uit back-to-backprogramma’s voor financiële bijstand te dekken.

Voor MFB- (uitgezonderd MFB+) en Euratom-leningen aan derde landen regelt het Garantiefonds voor extern optreden van het GVF een liquiditeitsreserve. Deze reserve wordt gebruikt om gerelateerde opgenomen leningen terug te betalen, maar alleen na een beroep op garanties van derden voor Euratom (zie toelichting 6.6)

Indien de beschikbare activa in de reserve ontoereikend blijken om de werkelijke verliezen te dekken, zal de Commissie maatregelen nemen om extra middelen te voorzien, zoals een tijdelijk gebruik van kasmiddelen van de Commissie, tijdelijke overdrachten of extra uitgaven uit de EU-begroting.

Leningen aan Oekraïne in het kader van de uitzonderlijke MFB-programma’s worden gedekt door hun compartiment in het GVF, evenals door aanvullende garanties van de lidstaten (zie toelichting 2.4.1.1)

Voor uitbetaalde leningen en uitgegeven opgenomen leningen in het kader van de uniforme financieringsaanpak kan de Commissie actief liquiditeitsbeheer toepassen en kortlopende leningen opnemen om EU-schulden af te lossen. Het beheer van liquiditeitsrisico in deze aanpak vereist de implementatie van liquiditeitsbeheerprocedures en specifieke instrumenten om de liquiditeit op dagelijkse basis te monitoren en beheren.

De Commissie kan ook middelen van lidstaten opvragen tot het maximum van de eigen middelen om EU-schulden af te lossen. In het eigenmiddelenbesluit is het maximum voor eigen middelen ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten vastgesteld op 1,40 % van het bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten, plus een aanvullende tijdelijke verhoging van 0,6 procentpunt exclusief voor NGEU. De begroting 2024 omvatte in totaal eigen middelen ter financiering van de uitgaven ten belope van 0,79 % van het bni van de EU. Dit betekent dat er op 31 december 2024 een marge van 1,21 % beschikbaar was om haar verplichtingen te dekken.

Tot slot worden leningen die in het kader van het SURE-instrument aan lidstaten worden verstrekt, geschraagd door een systeem van vrijwillige garanties van de lidstaten, ten belope van 25 % van het maximumbedrag dat beschikbaar is voor de desbetreffende financiële bijstand. Alvorens een beroep te doen op deze garanties, wordt van de Commissie verwacht dat zij de mogelijkheden onderzoekt om gebruik te maken van de beschikbare marge onder het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten.

De niet-opgevraagde leningtoezeggingen per 31 december 2024 hebben voornamelijk betrekking op de MFB-lening in het kader van ULCM voor 18,1 miljard EUR (zie toelichting 2.4.1.1) Het gaat om een lening die in 2025 zal worden uitbetaald en wordt gefinancierd door opgenomen leningen.

Kasverrichtingen

De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar te allen tijde volstaan om alle betalingen uit te voeren.

De totale bijdragen van de lidstaten en de diverse ontvangsten zijn gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches en zijn gebaseerd op de goedgekeurde begroting, terwijl de betalingen afhankelijk zijn van de operationele behoeften.

De bijdragen van de lidstaten in verband met gewijzigde begrotingen die in een gegeven maand N zijn goedgekeurd, worden alleen beschikbaar gesteld op de eerste werkdag van de maand N+1 of N+2, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn.

Om ervoor te zorgen dat de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de in een bepaalde maand uit te voeren betalingen te dekken, worden er procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Eigen middelen of aanvullende financiering kunnen indien nodig vroegtijdig bij de lidstaten worden opgevraagd, tot bepaalde grenzen en onder bepaalde voorwaarden conform Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad.

Naast deze procedures zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.

Geldboeten

Het BUFI-fonds wordt beheerd om over voldoende liquiditeit en activering te beschikken om aan kortlopende verbintenissen te voldoen. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die eenvoudig te gelde kunnen worden gemaakt om kortetermijnuitstromen van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken geldmiddelen en kasequivalenten en effecten met een looptijd korter dan 1 jaar ongeveer 61 % uit.

Begrotingsgaranties

De looptijdanalyse van de EU voor financiële garanties gebruikt een behoedzame benadering, waarbij het maximale garantiebedrag wordt toegerekend aan de vroegste periode waarin de garantie kan worden opgevraagd. De kans dat de EU in het kader van alle garanties in de eerste periode voor het volledige bedrag zal worden aangesproken, is echter vaak lager dan het garantieplafond. Daarom moet het bedrag van het liquiditeitsrisico worden bezien in samenhang met de boekwaarde van de garantieverplichtingen.

Een belangrijke doelstelling van het kader voor risicobeheer is ervoor te zorgen dat de EU-begroting aan haar verplichtingen kan voldoen zonder de normale uitvoering van de begroting te verstoren. Dit houdt ook in dat het liquiditeitsrisico in verband met begrotingsgaranties moet worden beperkt, d.w.z. het risico van onvoldoende middelen om tijdig aan betalingsverplichtingen te voldoen.

Om dit risico op te vangen, wordt elke garantie gedekt door een toereikende voorziening in het gemeenschappelijk voorzieningsfonds zodat een beroep op garantie tijdig kan worden betaald. De EU houdt regelmatig toezicht op de toereikendheid van het voorzieningspercentage van elk begrotingsgarantieprogramma en brengt jaarlijks verslag uit over haar ramingen met betrekking tot de vraag of de bedragen toereikend zijn om het risico voor de komende vijf jaar met een bepaald niveau van zekerheid te dekken.

Daarnaast heeft de EU vrijwaringsprocedures, waaronder tijdelijke overdrachten tussen compartimenten van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds en het gebruik van kasmiddelen bij centrale banken om te waarborgen dat er voldoende liquiditeit beschikbaar is, indien nodig.

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Het GVF wordt beheerd om ervoor te zorgen dat de activa voldoende liquide zijn om voor de kortlopende verbintenissen te kunnen worden gebruikt. De portefeuille bestaat uit liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om eventuele uitstromen van kasmiddelen op korte termijn op te vangen, indien nodig. Ongeveer 12 % van de portefeuille is samengesteld uit geldmiddelen en kasequivalenten, en uit effecten met een looptijd korter dan 1 jaar.

De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Obligaties worden, indien nodig, nagekomen door activa in USD te verkopen of via een swap, wat kan resulteren in een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.

7.   INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN

7.1.   VERBONDEN PARTIJEN

De verbonden partijen van de EU zijn de geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU, en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.

7.2.   RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, zijn deze onderverdeeld in vijf categorieën:

 

Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de president van het Hof van Justitie.

 

Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.

 

Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

 

Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Europese Rekenkamer.

 

Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.

Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn neergelegd. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.

GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN

EUR

Rechten (per personeelslid)

Categorie 1

Categorie 2

Categorie 3

Categorie 4

Categorie 5

Basissalaris (per maand)

34 419,66

31 177,23 - 32 424,31

24 941,78 - 28 059,50

26 937,12 - 28 683,05

15 859,33 - 24 941,78

Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage

15  %

15  %

15  %

15  %

0 -4  % - 16  %

Gezinstoelagen:

 

 

 

 

 

Kostwinnerstoelage (% salaris)

2  % + 231,51

2  % + 231,51

2  % + 231,51

2  % + 231,51

2  % + 231,51

Kindertoelage

505,87

505,87

505,87

505,87

505,87

Voorschoolse toelage

123,59

123,59

123,59

123,59

123,59

Schooltoelage of

343,24

343,24

343,24

343,24

343,24

Schooltoelage buiten standplaats

686,48

686,48

686,48

686,48

686,48

Voorzitterstoelage

n.v.t.

n.v.t.

799,35

n.v.t.

n.v.t.

Representatietoelage

1 865,24

1 198,77

799,35

n.v.t.

n.v.t.

Jaarlijkse reiskosten

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

Vergoed

Overdrachten naar lidstaten:

 

 

 

 

 

Schooltoelage (58)

Ja

Ja

Ja

Ja

Ja

% van het salaris (58)

5  %

5  %

5  %

5  %

5  %

% van het salaris zonder correctiecoëfficiënt

max. 25  %

max. 25  %

max. 25  %

max. 25  %

max. 25  %

Representatiekosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

n.v.t.

n.v.t.

Ambtsaanvaarding:

 

 

 

 

 

Inrichtingskosten

68 839,32

62 354,46 - 64 848,62

49 883,56 - 56 119,00

53 874,24 - 57 366,10

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Ambtsneerlegging:

 

 

 

 

 

Huisvestingskosten

34 419,66

31 177,23 - 32 424,31

24 941,78 - 28 059,50

26 937,12 - 28 683,05

Vergoed

Reiskosten familie

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Verhuiskosten

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Vergoed

Overbrugging (% salaris) (59)

40  % -65  %

40  % -65  %

40  % -65  %

40  % -65  %

n.v.t.

Ziektekostenverzekering

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Gedekt

Pensioen (% salaris, vóór belastingen)

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

max. 70 %

Aftrek:

 

 

 

 

 

Gemeenschapsbelasting

8  % -45  %

8  % -45  %

8  % -45  %

8  % -45  %

8  % -45  %

Ziektekostenverzekering (% salaris)

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

1,7  %

Speciale heffing op salaris

7  %

7  %

7  %

7  %

6 - 7  %

Pensioenbijdrage

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

12,10  %

Aantal personen aan het einde van het jaar

3

8

93

27

112

8.   GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM

Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin zijn dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen is gebruikgemaakt van de recentst beschikbare gegevens, wat tot uiting komt in de voorgelegde informatie.

9.   CONSOLIDATIEBEREIK

A.

ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (54)

1.

Instellingen en raadgevende organen (11)

Raad van de Europese Unie

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

Hof van Justitie van de Europese Unie

Europees Economisch en Sociaal Comité

Europese Commissie

Europese Dienst voor extern optreden

Europees Comité van de Regio’s

Europese Ombudsman

Europese Raad

Europees Parlement

Europese Rekenkamer

 

 

 

2.

Agentschappen EN andere organen van de EU (41)

2.1.

Uitvoerende agentschappen (6)

 

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu (Cinea)

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb (Eismea)

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur (EACEA)

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad (ERCEA)

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid (Hadea)

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek (REA)

 

 

2.2.

Gedecentraliseerde agentschappen en andere organen (35)

 

Bureau voor ondersteuning van het orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie(Berec-bureau)

Europees Openbaar Ministerie (EOM)

Communautair Bureau voor plantenrassen (CPVO)

Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA)

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA)

Europese Stichting voor opleiding (ETF)

Europese Bankautoriteit (EBA)

Asielagentschap van de Europese Unie (EUAA)

Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex)

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust)

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC)

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging (Enisa)

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop)

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA)

Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA)

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol)

Europees Milieuagentschap (EMA)

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol)

Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA)

Spoorwegbureau van de Europese Unie (ERA)

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA)

Agentschap van de Europese Unie voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER)

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound)

Agentschap van de Europese Unie voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (“eu-LISA”)

Europees Instituut voor gendergelijkheid (EIGE)

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma (EUSPA)

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (Eiopa)

Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)

Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie (Fusion for Energy)

Drugsagentschap van de Europese Unie (EUDA)

Europese Arbeidsautoriteit (ELA)

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie (EUIPO)

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (EMSA)

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie (CdT)

Europees Geneesmiddelenbureau (EMA)

 

3.

Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2)

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS in liquidatie)

Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)

B.

GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1)

Europees Investeringsfonds (EIF)

 

KLEINE ENTITEITEN

De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2024 van de EU wegens immaterialiteit:

KLEINE ENTITEITEN (11)

Gemeenschappelijke Onderneming (GO Chips)

Gemeenschappelijke Onderneming “Een circulair biogebaseerd Europa”

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone luchtvaart”

Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

Gemeenschappelijke Onderneming “Europese spoorwegen”

Europees Kenniscentrum voor cyberbeveiliging (ECCC)

Gemeenschappelijke Onderneming Europese high performance computing (EuroHPC)

Gemeenschappelijke Onderneming “Mondiale gezondheid EDCTP3”

Gemeenschappelijke onderneming “Initiatief voor innovatieve gezondheidszorg”

Gemeenschappelijke Onderneming voor het derde ATM-onderzoek in het kader van het gemeenschappelijke Europese luchtruim

Gemeenschappelijke onderneming “Slimme netwerken en diensten”

De jaarrekening van bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op hun respectieve websites.

VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN  (60)

INHOUDSOPGAVE

1.

EU-BEGROTINGSRESULTAAT 137

2.

VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN 138

3.

TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING 140

3.1.

HET EU-BEGROTINGSKADER 140

3.2.

MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027 141

3.3.

GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S) 143

3.4.

NextGenerationEU 144

3.5.

JAARLIJKSE BEGROTING 144

3.6.

ONTVANGSTEN 145

3.7.

BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT 147

3.8.

AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT 148

4.

UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2024 149

5.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 150

5.1.

OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 150

6.

UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING 151

6.1.

MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 151

6.2.

MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 152

6.3.

MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 154

6.4.

MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 155

6.5.

MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 156

6.6.

MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN 157

6.7.

MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN 158

6.8.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 168

6.9.

MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 177

6.10.

MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL) 188

6.11.

MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG 197

6.12.

MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN 203

7.

UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING 212

7.1.

UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING 212

7.2.

BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN 213

7.3.

BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN 214

8.

UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN 215

8.1.

BEGROTINGSONTVANGSTEN 215

8.2.

VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP 216

1.   EU-BEGROTINGSRESULTAAT

In miljoen EUR

Toelichting

 

2024

2023

a

Ontvangsten van het begrotingsjaar

250 609

248 361

b

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar

(244 309 )

(236 739 )

c

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten

(3 848 )

(3 014 )

d

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1

334

4

e

Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten (B)-(A)

(1 486 )

(8 055 )

 

Op het einde van het lopende jaar niet-bestede kredieten (A)

24 692

23 207

 

Op het einde van het vorige jaar niet-bestede kredieten (B)

23 206

15 152

f

Wisselkoersverschillen voor het jaar

44

78

g

Begrotingsresultaat

1 345

635

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten in de vorm van een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd. Het begrotingsresultaat wordt berekend overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen. Nadere informatie is te vinden onder 3.7 “Berekening van het begrotingsresultaat”.

a.

Ontvangsten van het begrotingsjaar: tabel 5.1 “Overzicht van de uitvoering van de ontvangstenzijde van de EU-begroting”, kolom 8 “Totaal ontvangsten”.

b.

Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 2 “Betalingen van definitief goedgekeurde begroting” en kolom 4 “Betalingen van bestemmingsontvangsten”.

c.

Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten: tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”, kolom 7 “Automatische overdrachten” en kolom 8 “Overdrachten bij besluit”.

d.

Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen uit jaar n–1: omvat het bedrag aan overgedragen betalingskredieten (automatisch en bij besluit) op het einde van vorig jaar en de “Betalingen van overdrachten” van het lopende jaar in kolom 3 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten”.

e.

Ontwikkeling van de totale kredieten uit bestemmingsontvangsten per jaareinde: berekening van het verschil tussen de kredieten uit bestemmingsontvangsten aan het einde van het vorige jaar (plus) en aan het einde van het lopende jaar (zoals opgenomen in kolom 8 van tabel 6.3 “MFK: Besteding van de betalingskredieten“ — minus) om de nettovariatie van de bestemmingsontvangsten in het lopende jaar te verkrijgen.

f.

Wisselkoersverschillen omvatten de gerealiseerde en niet-gerealiseerde wisselkoersverschillen.

2.   VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN

Begrotingsontvangsten

In miljoen EUR

 

 

Oorspronkelijke goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

1

Eigen middelen

136 499

141 170

141 082

141 047

 

11 —

Suikerheffingen

0

0

(0 )

 

12 —

Douanerechten

24 620

20 119

20 102

20 066

 

13 —

Btw

23 616

23 463

23 438

23 438

 

14 —

Bni

81 169

90 449

90 334

90 334

 

16 —

Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

23

23

 

17 —

Kunststof verpakkingsafval

7 094

7 140

7 185

7 185

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

633

669

669

3

Administratieve ontvangsten

2 124

2 124

3 942

3 897

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

149

3 478

17 926

4 774

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

73 376

73 332

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

3 858

2 340

29 884

26 890

 

Totaal

142 630

149 744

266 879

250 609

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

73 536

73 535

Begrotingsuitgaven: vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

In miljoen EUR

 

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 493

21 492

29 209

25 962

2

Cohesie, veerkracht en waarden

74 561

74 583

86 683

84 193

 

2a.

Economische, sociale en territoriale cohesie

64 665

64 665

72 701

71 416

 

2b.

Veerkracht en waarden

9 895

9 917

13 982

12 778

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 339

57 307

59 874

57 964

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 517

40 517

41 745

40 810

4

Migratie en grensbeheer

3 893

3 893

4 232

4 039

5

Veiligheid en defensie

2 321

2 699

2 778

2 770

6

Nabuurschap en internationaal beleid

16 230

17 303

19 569

18 283

7

Europees openbaar bestuur

11 988

12 057

14 502

13 351

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 955

4 956

5 470

5 291

O

Buiten het MFK

4 768

8 941

5 552

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 561

1 178

1 899

1 546

 

Totaal

189 385

195 279

227 687

213 661

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

721

490

Begrotingsuitgaven: betalingen per rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK)

In miljoen EUR

 

MFK-rubriek

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 828

20 900

32 504

25 864

2

Cohesie, veerkracht en waarden

33 716

35 980

121 796

116 525

 

2a.

Economische, sociale en territoriale cohesie

24 156

26 493

54 441

51 949

 

2b.

Veerkracht en waarden

9 560

9 487

67 355

64 576

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

54 151

56 110

67 233

64 448

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 505

40 474

41 702

40 762

4

Migratie en grensbeheer

3 249

3 261

3 727

3 405

5

Veiligheid en defensie

2 035

2 084

2 142

2 123

6

Nabuurschap en internationaal beleid

15 291

14 454

16 241

15 395

7

Europees openbaar bestuur

11 988

12 057

15 516

13 266

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 955

4 956

6 091

5 224

O

Buiten het MFK

3 755

14 261

3 987

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 371

1 144

2 347

1 975

 

Totaal

142 630

149 744

275 769

246 988

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

76 628

73 080

Begrotingsuitgaven: nog betaalbaar te stellen vastleggingen per rubriek van het meerjarig financieel (MFK)

In miljoen EUR

 

MFK-rubriek

Van 2023 overgedragen nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Vereffening van nog betaalbaar te stellen en van 2023 overgedragen vastleggingen

Nieuwe nog betaalbaar te stellen vastleggingen van 2024

Totaal nog betaalbaar te stellen vastleggingen

 

 

1

2

3

4=1+2+3

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

51 926

(18 682 )

17 920

51 164

2

Cohesie, veerkracht en waarden

376 757

(103 313 )

70 644

344 088

 

2a.

Economische, sociale en territoriale cohesie

154 864

(48 569 )

67 875

174 170

 

2b.

Veerkracht en waarden

221 893

(54 744 )

2 769

169 918

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 477

(23 526 )

16 916

50 867

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

358

(137 )

150

371

4

Migratie en grensbeheer

5 121

(2 130 )

2 763

5 754

5

Veiligheid en defensie

3 803

(1 383 )

2 025

4 445

6

Nabuurschap en internationaal beleid

39 987

(11 212 )

13 321

42 097

7

Europees openbaar bestuur

1 004

(1 004 )

1 011

1 011

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

608

(608 )

623

623

O

Buiten het MFK

6 447

(375 )

1 827

7 899

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

482

(429 )

0

53

 

Totaal

543 003

(162 054 )

126 428

507 378

 

waarvan NextGenerationEU (NGEU)

238 611

(68 834 )

(3 481 )

166 296

 

waarvan met uitzondering van NextGenerationEU (NGEU)

304 393

(93 220 )

129 909

341 081

3.   TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING

3.1.   HET EU-BEGROTINGSKADER

De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR). De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het MFK zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader zijn vastgesteld.

3.2.   MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2021-2027

(miljoen EUR, lopende prijzen)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Totaal

1.

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

20 919

21 878

21 727

21 598

21 596

21 230

20 991

149 939

2.

Cohesie, veerkracht en waarden

6 364

67 806

70 137

73 289

75 697

66 404

70 128

429 825

2a.

Economische, sociale en territoriale cohesie

1 769

61 345

62 939

64 683

66 361

56 593

58 484

372 174

2b.

Veerkracht en waarden

4 595

6 461

7 198

8 606

9 336

9 811

11 644

57 651

3.

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

56 841

56 965

57 295

57 449

57 336

57 100

57 316

400 302

Waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 368

40 639

40 693

40 603

40 529

40 542

40 496

283 870

4.

Migratie en grensbeheer

1 791

3 360

3 814

4 020

4 871

4 858

5 619

28 333

5.

Veiligheid en defensie

1 696

1 896

1 946

2 380

2 617

2 810

3 080

16 425

6.

Nabuurschap en internationaal beleid

16 247

16 802

16 329

16 331

16 303

15 614

16 071

113 697

7.

Europees openbaar bestuur

10 635

11 058

11 419

11 773

12 124

12 506

12 959

82 474

Waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

8 216

8 528

8 772

9 006

9 219

9 464

9 786

62 991

TOTAAL VASTLEGGINGSKREDIETEN

114 493

179 765

182 667

186 840

190 544

180 522

186 164

1 220 995

TOTAAL BETALINGSKREDIETEN

163 496

166 534

162 053

170 543

175 378

180 586

184 198

1 202 788

als percentage van het bni

1,18  %

1,12  %

0,99  %

0,96  %

0,95  %

0,95  %

0,93  %

1,01  %

Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 is op 17 december 2020 vastgesteld (61). In bovenstaande tabel zijn de MFK-maxima in lopende prijzen weergegeven, zoals vastgesteld in de technische aanpassing voor het MFK 2021-2027 voor 2025 (62), overeenkomstig de in artikel 4, lid 2, van de MFK-verordening vastgestelde vaste jaarlijkse deflator van 2 %. Overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 worden de bedragen voor vastleggingskredieten verdeeld per rubriek; voor betalingskredieten zijn de maxima alleen in de vorm van totalen van toepassing. 2024 was het vierde begrotingsjaar van het MFK 2021-2027.

In navolging van het politieke akkoord over een tussentijdse herziening van het MFK 2021-2027 dat werd bereikt in de Europese Raad van 1 februari en met het Europees Parlement van 6 februari 2024, is de herziene MFK-verordening (63) op 29 februari vastgesteld. De tussentijdse herziening versterkte de EU-begroting voor de periode 2024-2027 met 64,6 miljard EUR, waarvan 33 miljard EUR in leningen, in een aantal prioriteitsgebieden, waaronder steun aan Oekraïne, de oprichting van de strategische technologieën voor Europa (STEP), de oprichting van het mechanisme om aanvullende kosten te dekken voor de financiering van het herstelinstrument NextGenerationEU, die voortvloeit uit hogere rentevoeten, evenals de aanvullende financiering voor migratiebeheer en internationale partnerschappen, en de versterking van enkele speciale instrumenten. De reserve voor solidariteit en noodhulp (SEAR) is sinds 1 januari 2024 opgesplitst in twee afzonderlijke instrumenten (de reserve voor Europese solidariteit en de reserve voor noodhulp). Om het effect van de tussentijdse herziening op de jaarlijkse begroting voor 2024 te integreren, werd de gewijzigde begroting nr. 1/2024 goedgekeurd (64).

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2024 bedroeg 186 840 miljoen EUR, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 170 543 miljoen EUR.

Overeenkomstig artikel 312, lid 3, VWEU worden in het MFK de bedragen van de jaarlijkse maxima voor vastleggingskredieten per uitgavencategorie (“rubrieken”) en van de jaarlijkse maxima voor betalingskredieten vastgesteld. De rubrieken van het MFK komen overeen met de belangrijkste activiteitensectoren van de Unie. Hieronder wordt een toelichting gegeven bij de verschillende rubrieken van het MFK 2021-2027.

Het MFK 2021-2027 bedraagt 1 221 miljard EUR (1 081 miljard EUR in prijzen van 2018), met inbegrip van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Daarnaast voorziet NextGenerationEU in een extra bedrag van 806,9 miljard EUR (750 miljard EUR in prijzen van 2018) tot 2023 voor vastleggingen en tot 2026 voor betalingskredieten. Dit initiële bedrag is aangepast naar 712 miljard EUR, aangezien de totale beschikbare steun in de vorm van leningen niet volledig was opgevraagd door de lidstaten.

Voor de jaarlijkse begrotingsprocedure wordt de begrotingsnomenclatuur verder gestructureerd door beleidsclusters, die meer duidelijkheid verschaffen over de wijze waarop afzonderlijke uitgavenprogramma’s bijdragen tot de beleidsdoelstellingen van de Unie.

Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

Deze rubriek omvat belangrijke EU-programma’s ter ondersteuning van onderzoek en innovatie, digitale transformatie, strategische infrastructuur, versterking van de eengemaakte markt en strategische ruimtevaartprojecten. De programma’s onder deze rubriek omvatten Horizon Europa, het InvestEU-fonds, de Connecting Europe Facility, het programma voor de eengemaakte markt en het Europees ruimtevaartprogramma.

Programma’s die bijdragen uit NGEU ontvangen (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: Horizon Europa en het InvestEU-fonds.

Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen

Deze rubriek is onderverdeeld in twee subrubrieken: Economische, sociale en territoriale cohesie (2a) en veerkracht en waarden (2b).

De uitgaven in het kader van deze rubriek zijn gericht op het versterken van de veerkracht en cohesie tussen de EU-lidstaten. De financiering helpt de verschillen in en tussen EU-regio’s en binnen en tussen de lidstaten te verkleinen en duurzame territoriale ontwikkeling te bevorderen (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, Cohesiefonds, Europees Sociaal Fonds Plus). Zij ondersteunt ook de solidariteit en de samenwerking van de Unie op het gebied van paraatheid en respons bij rampen (Uniemechanisme voor civiele bescherming en RescEU). Daarnaast zijn de programma’s onder deze rubriek erop gericht om de EU veerkrachtiger te maken jegens de huidige en toekomstige uitdagingen door te investeren in de groene en digitale transitie, jongeren (Erasmus), gezondheid (EU4Health) en maatregelen om de waarden van de EU (justitie, rechten en waarden) te beschermen, en door culturele diversiteit te bevorderen (Creatief Europa).

Deze rubriek omvat de herstel- en veerkrachtfaciliteit, waaraan het merendeel van de middelen van NGEU wordt uitgegeven in de periode 2021-2023. Andere programma’s die bijdragen van NGEU ontvangen (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: React-EU, Uniemechanisme voor civiele bescherming (RescEU). Voor een uitgebreider overzicht van de RRF-activiteiten, zie de punten over NGEU 2 en 3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.

Rubriek 3 – Natuurlijke hulpbronnen en milieu

De uitgaven in het kader van deze rubriek vormen investeringen in duurzame landbouw (gemeenschappelijk landbouwbeleid) en visserij- en maritiem beleid (Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur), alsook in programma’s voor milieubescherming en klimaatactie (LIFE-programma, Fonds voor een rechtvaardige transitie).

Programma’s die bijdragen uit NGEU ontvangen (externe bestemmingsontvangsten) in deze rubriek: plattelandsontwikkeling, Fonds voor een rechtvaardige transitie.

Rubriek 4 – Migratie en grensbeheer

De programma’s (Fonds voor asiel, migratie en integratie, Fonds voor geïntegreerd grensbeheer) en de gedecentraliseerde agentschappen (zoals het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Asielagentschap van de Europese Unie) die in het kader van deze rubriek worden gefinancierd, hebben tot doel de uitdagingen in verband met migratie en het beheer van de buitengrenzen van de EU aan te pakken en het asielstelsel binnen de EU te beschermen.

Rubriek 5 – Veiligheid en defensie

Deze rubriek weerspiegelt de toegenomen behoefte aan samenwerking op het niveau van de Unie om veiligheidsdreigingen aan te pakken en de strategische autonomie van de Unie te vergroten. Deze rubriek omvat programma’s die tot taak hebben de beveiliging en veiligheid van de Europese burgers te verbeteren (Fonds voor interne veiligheid), de defensievermogens van Europa te versterken (Europees Defensiefonds) en de instrumenten ter beschikking te stellen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan interne en externe veiligheidsuitdagingen.

Rubriek 6 – Nabuurschap en internationaal beleid

De programma’s in deze rubriek versterken de sociaal-economische impact van de EU in haar nabuurschap, in ontwikkelingslanden en in de rest van de wereld. In het nieuwe instrument NDICI — Europa als wereldspeler zijn verschillende vroegere externe financieringsinstrumenten van de EU samengevoegd, waaronder die voor de samenwerking met landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), die voorheen door het Europees Ontwikkelingsfonds werden gefinancierd. De rubriek omvat ook bijstand aan landen die zich voorbereiden op toetreding tot de EU (pretoetredingssteun) en het programma voor humanitaire hulp van de Unie.

Rubriek 7 – Europees openbaar bestuur

Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven voor alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen.

S – Speciale instrumenten

Flexibiliteitmechanismen in de EU-begroting stellen de EU in staat de nodige middelen vrij te maken om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals natuurrampen en crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. Deze mechanismen zorgen er ook voor dat de begrotingsmiddelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is.

In de jaarlijkse begrotingsnomenclatuur en -uitvoering worden deze mechanismen vermeld als speciale instrumenten (“S”), aangezien zij kunnen worden ingezet voor zowel vastleggingskredieten als betalingskredieten boven de uitgavenplafonds van het MFK.

3.3.   GEDETAILLEERDE MFK-RUBRIEKEN (PROGRAMMA’S)

De MFK-rubrieken worden verder onderverdeeld in meer gedetailleerde subrubrieken die overeenkomen met de grote uitgavenprogramma’s (zoals Horizon 2020, Erasmus+ enz.). De rechtsgrondslagen voor de uitvoering van de begroting worden vastgesteld op dit programmaniveau. De verslaglegging over de begrotingsuitvoering en de resultaten vindt doorgaans ook plaats op het niveau van het programma. Tabellen per programma zijn opgenomen in de verslagen over de begrotingsuitvoering (zie tabellen 6.7 - 6.12 hieronder).

3.4.   NextGenerationEU

Met een budget van 420,8 miljard EUR voor niet-terugvorderbare steun heeft NGEU een grote impact op de totale jaarlijkse begrotingen van de EU voor 2021 tot en met 2026 en op de uitvoering ervan. In 2021 is dit bedrag volledig opgenomen als kredieten uit bestemmingsontvangsten. Alle vastleggingen voor de niet-terugvorderbare steun zijn uiterlijk 31 december 2023 aangegaan en zullen uiterlijk 31 december 2026 door middel van betalingen worden nagekomen, overeenkomstig artikel 3, lid 4, en artikel 3, lid 9, van de EURI-verordening (65).

Voor een uitgebreid overzicht van de NGEU-activiteiten, zie de punten 2 en 3 van de markante feiten betreffende het begrotingsjaar.

3.5.   JAARLIJKSE BEGROTING

De procedure voor de vaststelling van de begroting is vastgelegd in artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In het onderstaande diagram worden de termijnen en de stappen van de vaststelling van de begroting weergegeven.

Image 15

1)

In de praktijk streven de drie instellingen ernaar hun respectieve documenten eerder in het jaar te presenteren om het proces vlot te laten verlopen.

2)

Het bemiddelingscomité bestaat uit de leden van de Raad of hun vertegenwoordigers en een gelijk aantal leden die het Europees Parlement vertegenwoordigen. De Commissie neemt aan de werkzaamheden van het bemiddelingscomité deel en stelt alles in het werk om de standpunten van het Europees Parlement en de Raad nader tot elkaar te brengen.

3)

Het Europees Parlement keurt de gemeenschappelijke tekst goed en besluit vervolgens (met een meerderheid van zijn leden en 3/5 van de uitgebrachte stemmen), binnen 14 dagen na de verwerping door de Raad, om alle of een deel van de amendementen te bevestigen.

De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:

vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die in het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de uitvoering zich over verschillende jaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;

betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.

In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee hoofdcategorieën:

definitief goedgekeurde begrotingskredieten en

aanvullende kredieten uit:

overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat voor een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het voorgaande jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en

bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit terugbetalingen, bijdragen van derden/landen aan EU-programma’s en werkzaamheden voor derden; deze worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde pijler van de financiering.

Alle soorten financiering vormen samen de beschikbare kredieten.

3.6.   ONTVANGSTEN

3.6.1.   Ontvangsten uit eigen middelen

De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:

(1)

traditionele eigen middelen (TEM): waren in 2024 goed voor ongeveer 14 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

(2)

middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): waren in 2024 goed voor ongeveer 17 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

(3)

middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval: waren in 2024 goed voor ongeveer 5 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

(4)

middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): waren in 2024 goed voor ongeveer 64 % van de ontvangsten uit eigen middelen;

In Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (eigenmiddelenbesluit 2020) zijn de categorieën eigen middelen en de methoden voor de berekening ervan vastgesteld. Dit besluit is op 1 juni 2021 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2021.

In het eigenmiddelenbesluit 2020 is bepaald dat het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen niet hoger mag zijn dan 1,40 % van de som van de bni’s van alle lidstaten. Daarnaast machtigt het besluit de Commissie bij wijze van uitzondering om namens de Unie tijdelijk maximaal 750 miljard EUR in prijzen van 2018 op de kapitaalmarkten te lenen om de gevolgen van de COVID-19-pandemie aan te pakken via het herstelinstrument NextGenerationEU. Het maximum van de eigen middelen voor betalingskredieten zal tijdelijk met 0,6 procentpunt worden verhoogd om alle uit deze leningen voortvloeiende verplichtingen te dekken.

Vanaf 2021 omvatten de “overige ontvangsten” van de EU-begroting de financiële bijdragen van het Verenigd Koninkrijk die voortvloeien uit de financiële regeling uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord met het VK.

3.6.2.   Traditionele eigen middelen (TEM)

Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten die worden geheven op invoer uit derde landen en die door de lidstaten namens de EU worden geïnd. De lidstaten mogen evenwel 25 % inhouden om hun inningskosten te dekken. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van de volgende door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:

in de “normale” boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gegarandeerd bedrag.

In de specifieke boekhouding als bedoeld in datzelfde artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.

Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat via de schatkist of de centrale bank op de rekening van de Commissie worden geboekt.

3.6.3.   Belasting over de toegevoegde waarde (btw)

De eigen middelen uit de btw worden berekend op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die daartoe overeenkomstig EU-regels zijn geharmoniseerd. Een uniform afdrachtpercentage van 0,30 % is van toepassing op het totale bedrag van de door elke lidstaat geïnde btw-ontvangsten voor alle belastbare leveringen, gedeeld door het gewogen gemiddelde btw-tarief. De btw-grondslag wordt afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat.

3.6.4.   Niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval

Er wordt een uniform afdrachtpercentage van 0,80 EUR per kilogram toegepast op het gewicht van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval dat in elke lidstaat wordt geproduceerd. Het kunststof verpakkingsafval dat in een bepaald jaar niet is gerecycled, wordt berekend als het verschil tussen het geproduceerde kunststof verpakkingsafval en het kunststof verpakkingsafval dat in dat jaar in een lidstaat is gerecycled. Bulgarije, Tsjechië, Estland, Griekenland, Spanje, Kroatië, Italië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië en Slowakije hebben recht op specifieke jaarlijkse forfaitaire verlagingen van hun respectieve bijdragen aan de eigen middelen uit kunststof verpakkingsafval.

3.6.5.   Bruto nationaal inkomen (bni)

De middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni) dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet wordt gedekt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt een uniform percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.

3.6.6.   Brutovermindering

Voor de periode 2021-2027 genieten de volgende lidstaten een brutovermindering van hun jaarlijkse bni-bijdragen; 565 miljoen EUR voor Oostenrijk, 377 miljoen EUR voor Denemarken, 3 671 miljoen EUR voor Duitsland, 1 921 miljoen EUR voor Nederland en 1 069 miljoen EUR voor Zweden. Deze brutoverminderingen worden gemeten in prijzen van 2020 en worden gefinancierd door alle lidstaten.

3.6.7.   Aanpassingen aan eigen middelen van vorige begrotingsjaren

De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in maart van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Deze punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact ervan niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldoaanzuiveringen of via afzonderlijke afroepingen van middelen. De prognose van de eigen middelen op basis van kunststof wordt op vergelijkbare wijze aangepast. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten volgens hun jaarrekening met de begrotingsresultaten verschuldigd zijn en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het derde jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vijf jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt.

3.7.   BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT

Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.

De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.

Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n-1 en 15 oktober hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een later conformiteitsbesluit worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.

Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt de begroting het verschil tussen:

de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar, en

het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.

Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:

het nettobedrag dat voortvloeit uit de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;

de ontwikkeling van bestemmingsontvangsten, en

de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.

Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden per definitie nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde vastleggingskredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.

De overgedragen betalingskredieten omvatten automatische overdrachten en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen omvat de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.

3.8.   AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT

In miljoen EUR

 

2024

2023

ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR

(97 208 )

(71 437 )

Ontvangsten

 

 

Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd

(6 773 )

(5 714 )

Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd

9 925

10 046

Geïnde rechten die niet als ontvangsten in het economisch resultaat worden behandeld

83 953

73 209

Toegerekende baten (netto)

(723 )

(923 )

 

86 382

76 618

Uitgaven

 

 

Toegerekende uitgaven (netto)

10 599

14 090

Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar

(2 220 )

(1 638 )

Netto-effect voorfinanciering

(11 678 )

(12 575 )

Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar

(4 031 )

(3 208 )

Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten

1 711

(5 409 )

Mutaties in voorzieningen

9 948

3 752

Overige

7 757

240

 

12 086

(4 748 )

Economisch resultaat agentschappen en EGKS i.l.

85

202

BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR

1 344

635

Overeenkomstig het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis (EU-boekhoudregels), terwijl het begrotingsresultaat wordt gebaseerd op het gewijzigdekasbeginsel. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, met uitzondering van de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de agentschappen en de EGKS in liquidatie, die uitsluitend in het economisch resultaat worden opgenomen, is het afstemmen van het economisch resultaat voor het jaar op het begrotingsresultaat voor het jaar een nuttige consistentiecontrole.

Afstemmingsposten — ontvangsten

De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld. Sommige geïnde rechten worden niet behandeld als ontvangsten in het economisch resultaat en moeten voor afstemmingsdoeleinden ook worden toegevoegd. Deze rechten houden meestal verband met de financiering van NextGenerationEU.

De toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit bedragen die verband houden met financiële correcties, eigen middelen, en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.

Afstemmingsposten — uitgaven

De toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die zijn toegerekend met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet bij de Commissie hebben gedeclareerd. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende uitgaven voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen. Betalingen tijdens het lopende jaar betreffende in voorgaande jaren ingeschreven facturen maken deel uit van de uitgaven van het lopende begrotingsjaar en moeten derhalve met het oog op de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.

Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de verrekening van voorfinanciering via de aanvaarding van subsidiabele kosten in het lopende jaar. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.

Naast de betalingen die zijn verricht uit de kredieten van het jaar, moeten de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 608/2014 van de Raad). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.

De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen omvatten verschillende elementen zoals de afschrijving/waardevermindering van activa, de verwerving van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële deelnemingen, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.

Afstemmingspost — Economisch resultaat agentschappen en EGKS in liquidatie

Het begrotingsresultaat voor het jaar is een niet-geconsolideerd cijfer en omvat niet de overige (niet-budgettaire) ontvangstenbronnen en de uitgaven van de geconsolideerde agentschappen en de EGKS in liquidatie (zie toelichting 6). Voor de aansluiting van het economisch resultaat voor het jaar – een geconsolideerd cijfer waarin die bedragen wel zijn opgenomen – met het begrotingsresultaat voor het jaar wordt het volledig geconsolideerde economisch resultaat voor het jaar van de agentschappen en de EGKS i.l. weergegeven als sluitpost.

4.   UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2024

Zie hoofdstuk 6 “Overzicht van de uitvoering van de begroting” in de markante feiten betreffende het begrotingsjaar voor een toelichting bij de uitvoering van de begroting 2024 voor ontvangsten en uitgaven, nog betaalbaar te stellen vastleggingen en begrotingsresultaten.

5.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

5.1.   OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

In miljoen EUR

 

 

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te ontvangen

 

Titel

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten van lopend jaar

Op rechten overgedragen

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

1

Eigen middelen

136 499

141 170

141 280

(197 )

141 082

141 202

(155 )

141 047

100  %

36

 

11 — Suikerheffingen

0

0

(0 )

(0 )

-

(0 )

 

12 — Douanerechten

24 620

20 119

20 299

(197 )

20 102

20 222

(155 )

20 066

100  %

36

 

13 — Btw

23 616

23 463

23 438

23 438

23 438

23 438

100  %

 

14 — Bni

81 169

90 449

90 334

90 334

90 334

90 334

100  %

 

16 — Vermindering van de bni-bijdrage voor bepaalde lidstaten

23

23

23

23

-

 

17 — Kunststof verpakkingsafval

7 094

7 140

7 185

7 185

7 185

7 185

101  %

2

Overschotten, saldi en aanpassingen

0

633

662

7

669

662

7

669

106  %

3

Administratieve ontvangsten

2 124

2 124

3 906

36

3 942

3 877

20

3 897

183  %

45

4

Financiële ontvangsten, achterstandsrente en boeten

149

3 478

3 245

14 681

17 926

(739 )

5 513

4 774

137  %

13 152

5

Begrotingsgaranties, opgenomen en verstrekte leningen

0

0

73 376

73 376

73 332

73 332

-

44

6

Ontvangsten, bijdragen en terugbetalingen in verband met beleid van de Unie

3 858

2 340

25 115

4 769

29 884

22 345

4 545

26 890

1 149  %

2 994

 

Totaal

142 630

149 744

247 584

19 295

266 879

240 680

9 929

250 609

167  %

16 270

6.   UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING

6.1.   MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

 

MFK-rubriek

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

 

 

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

 

 

1

2

3=1+2

4

5

6=3+

4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+

10+11

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 493

(1 )

21 492

95

7 621

29 209

20 828

72

20 900

109

11 495

32 504

2

Cohesie, veerkracht en waarden

74 561

22

74 583

12

12 088

86 683

33 716

2 264

35 980

813

85 003

121 796

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

64 665

64 665

12

8 023

72 701

24 156

2 337

26 493

1

27 947

54 441

 

2b. Veerkracht en waarden

9 895

22

9 917

0

4 065

13 982

9 560

(73 )

9 487

812

57 056

67 355

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 339

(32 )

57 307

316

2 252

59 874

54 151

1 959

56 110

324

10 799

67 233

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

40 517

(0 )

40 517

316

912

41 745

40 505

(32 )

40 474

316

912

41 702

4

Migratie en grensbeheer

3 893

1

3 893

338

4 232

3 249

12

3 261

3

463

3 727

5

Veiligheid en defensie

2 321

378

2 699

79

2 778

2 035

48

2 084

8

51

2 142

6

Nabuurschap en internationaal beleid

16 230

1 073

17 303

483

1 783

19 569

15 291

(838 )

14 454

161

1 626

16 241

7

Europees openbaar bestuur

11 988

69

12 057

1

2 445

14 502

11 988

69

12 057

1 004

2 456

15 516

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

4 955

1

4 956

1

513

5 470

4 955

1

4 956

613

522

6 091

O

Buiten het MFK

4 768

4 768

4 174

8 941

3 755

3 755

10 506

14 261

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 561

(383 )

1 178

407

314

1 899

1 371

(227 )

1 144

728

475

2 347

 

Totaal

189 385

5 894

195 279

1 314

31 094

227 687

142 630

7 114

149 744

3 150

122 875

275 769

6.2.   MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Totaal

beschikbare

kredieten

Vastleggingen

Naar 2025 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

 

MFK-rubriek

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3

+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+

11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 209

21 489

95

4 378

25 962

89  %

0

3 243

3 244

3

0

3

2

Cohesie, veerkracht en waarden

86 683

73 513

12

10 668

84 193

97  %

0

1 335

1 335

1 070

85

1 155

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

72 701

63 596

12

7 808

71 416

98  %

131

131

1 070

85

1 154

 

2b. Veerkracht en waarden

13 982

9 917

0

2 860

12 778

91  %

0

1 204

1 204

0

0

1

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

59 874

57 243

721

57 964

97  %

366

1 296

1 663

13

234

247

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 745

40 465

345

40 810

98  %

366

567

933

2

2

4

Migratie en grensbeheer

4 232

3 892

147

4 039

95  %

191

191

1

0

1

5

Veiligheid en defensie

2 778

2 699

71

2 770

100  %

8

8

0

0

0

6

Nabuurschap en internationaal beleid

19 569

16 646

421

1 217

18 283

93  %

657

566

1 224

0

62

0

62

7

Europees openbaar bestuur

14 502

12 003

1

1 348

13 351

92  %

1 097

1 097

54

0

54

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

5 470

4 911

1

379

5 291

97  %

 

134

134

45

0

45

O

Buiten het MFK

8 941

4 737

815

5 552

62  %

30

3 359

3 389

0

0

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 899

842

407

297

1 546

81  %

310

7

318

25

10

35

 

Totaal

227 687

193 064

937

19 661

213 661

94  %

1 365

11 103

12 468

1 166

62

330

1 558

6.3.   MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Totaal

beschikbare

kredieten

Gedane betalingen

Naar 2025 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

 

MFK-rubriek

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+

3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

32 504

20 778

98

4 988

25 864

80  %

113

6 504

6 617

9

11

3

23

2

Cohesie, veerkracht en waarden

121 796

34 082

811

81 633

116 525

96  %

1 898

3 368

5 266

0

2

2

5

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

54 441

26 490

1

25 458

51 949

95  %

2

2 489

2 491

0

1

0

1

 

2b. Veerkracht en waarden

67 355

7 591

810

56 175

64 576

96  %

1 896

879

2 775

0

2

2

4

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

67 233

56 043

8

8 398

64 448

96  %

376

2 401

2 777

7

0

0

8

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

41 702

40 416

0

345

40 762

98  %

367

567

934

6

0

6

4

Migratie en grensbeheer

3 727

3 231

2

171

3 405

91  %

28

292

320

2

0

0

2

5

Veiligheid en defensie

2 142

2 073

7

42

2 123

99  %

6

8

14

5

1

0

5

6

Nabuurschap en internationaal beleid

16 241

14 346

153

897

15 395

95  %

107

729

836

1

9

0

10

7

Europees openbaar bestuur

15 516

11 114

926

1 226

13 266

85  %

889

1 229

2 118

54

78

1

133

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

6 091

4 329

557

338

5 224

86  %

582

183

766

45

55

1

100

O

Buiten het MFK

14 261

3 634

353

3 987

28  %

121

10 154

10 274

(0 )

(0 )

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 347

834

675

466

1 975

84  %

310

7

318

0

53

2

55

 

Totaal

275 769

146 134

2 680

98 175

246 988

90  %

3 848

24 692

28 540

78

154

8

240

6.4.   MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

In miljoen EUR

 

 

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

 

MFK-rubriek

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/

Herwaarderingen/

Annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

 

 

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

51 926

(853 )

(17 829 )

33 244

25 962

(8 035 )

(7 )

17 920

51 164

2

Cohesie, veerkracht en waarden

376 757

(336 )

(102 977 )

273 444

84 193

(13 548 )

(1 )

70 644

344 088

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

154 864

(161 )

(48 409 )

106 295

71 416

(3 540 )

(1 )

67 875

174 170

 

2b. Veerkracht en waarden

221 893

(176 )

(54 568 )

167 149

12 778

(10 008 )

(0 )

2 769

169 918

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 477

(125 )

(23 401 )

33 950

57 964

(41 048 )

(0 )

16 916

50 867

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

358

(35 )

(102 )

221

40 810

(40 660 )

150

371

4

Migratie en grensbeheer

5 121

(1 )

(2 129 )

2 991

4 039

(1 276 )

(0 )

2 763

5 754

5

Veiligheid en defensie

3 803

(4 )

(1 378 )

2 420

2 770

(744 )

(0 )

2 025

4 445

6

Nabuurschap en internationaal beleid

39 987

(779 )

(10 433 )

28 776

18 283

(4 962 )

(0 )

13 321

42 097

7

Europees openbaar bestuur

1 004

(76 )

(927 )

0

13 351

(12 339 )

(2 )

1 011

1 011

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

608

(51 )

(557 )

5 291

(4 668 )

(1 )

623

623

O

Buiten het MFK

6 447

(114 )

(261 )

6 072

5 552

(3 726 )

(0 )

1 827

7 899

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

482

(0 )

(429 )

53

1 546

(1 546 )

0

53

 

Totaal

543 003

(2 288 )

(159 765 )

380 950

213 661

(87 223 )

(10 )

126 428

507 378

6.5.   MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

In miljoen EUR

 

 

<2018

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

957

639

2 663

4 496

4 309

7 314

11 086

19 700

51 164

2

Cohesie, veerkracht en waarden

1 587

273

588

1 478

3 357

42 094

54 161

240 550

344 088

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

136

201

178

222

372

3 544

663

45 551

50 867

4

Migratie en grensbeheer

40

3

18

421

139

313

1 580

3 241

5 754

5

Veiligheid en defensie

18

46

74

188

506

612

909

2 094

4 445

6

Nabuurschap en internationaal beleid

1 336

1 149

1 651

1 948

4 056

8 352

9 878

13 726

42 097

7

Europees openbaar bestuur

0

0

1 011

1 011

O

Buiten het MFK

65

2 586

3 421

1 827

7 899

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

53

0

53

 

Totaal

4 074

2 312

5 172

8 752

12 804

64 814

81 750

327 700

507 378

Als gevolg van de herschikking van vastleggingen in het kader van de migratie naar een nieuw boekhoudsysteem (SUMMA) heeft een verschuiving van uitstaande bedragen (201 274 miljoen EUR) tussen de jaren plaatsgevonden. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.6.   MFK: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2024

 

 

Van 2023 overgedragen vastleggingen

Aanpas-leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2023 overgedragen vastleggingen

Aanpas-leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

 

 

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

43 318

(629 )

21 584

20 969

43 304

8 608

(230 )

4 378

4 895

7 860

51 164

2

Cohesie, veerkracht en waarden

129 392

825

73 525

31 113

172 629

247 365

(1 163 )

10 668

85 412

171 459

344 088

 

2a. Economische, sociale en territoriale cohesie

123 345

982

63 608

22 751

165 184

31 520

(1 144 )

7 808

29 198

8 986

174 170

 

2b. Veerkracht en waarden

6 048

(157 )

9 917

8 363

7 445

215 846

(19 )

2 860

56 214

162 473

169 918

3

Natuurlijke hulpbronnen en milieu

41 606

109

57 243

56 066

42 891

15 871

(234 )

721

8 382

7 976

50 867

 

waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen

358

(35 )

40 465

40 420

368

0

345

342

3

371

4

Migratie en grensbeheer

4 949

24

3 892

3 239

5 627

172

(25 )

147

166

127

5 754

5

Veiligheid en defensie

3 748

(2 )

2 699

2 066

4 379

55

(2 )

71

57

66

4 445

6

Nabuurschap en internationaal beleid

39 345

(701 )

17 067

14 618

41 093

642

(78 )

1 217

777

1 004

42 097

7

Europees openbaar bestuur

886

(32 )

12 004

11 969

888

118

(46 )

1 348

1 297

123

1 011

 

waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen

567

(10 )

4 912

4 886

582

42

(42 )

379

338

40

623

O

Buiten het MFK

(0 )

4 737

3 634

1 103

6 447

(114 )

815

353

6 795

7 899

S

Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

321

(0 )

1 249

1 517

53

161

297

458

53

 

Totaal

263 564

(405 )

194 000

145 192

311 967

279 440

(1 893 )

19 661

101 797

195 410

507 378

6.7.   MFK IN DETAIL: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

 

 

 

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

Begrotingsmiddelen

Extra kredieten

Totaal beschikbare kredieten

 

Programma

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Gewijzigde begrotingen en overschrijvingen

Definitief goedgekeurde begroting

Overdrachten

Bestemmingsontvangsten

 

 

1

2

3=1+2

4

5

6=3+4+5

7

8

9=7+8

10

11

12=9+10+11

1

Horizon Europa

12 897

1

12 898

95

4 458

17 451

11 833

196

12 028

67

7 104

19 199

 

Euratom

281

(1 )

280

58

337

333

40

372

15

107

494

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

436

436

3

440

509

54

563

1

3

568

 

Andere acties

712

712

446

446

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

24

24

0

25

27

(5 )

22

0

22

 

InvestEU-fonds

348

348

1 672

2 019

347

(89 )

258

1

2 945

3 203

 

CEF — Vervoer

1 757

0

1 758

48

1 806

2 119

(49 )

2 070

1

40

2 112

 

CEF – Energie

885

(1 )

885

3

888

741

39

781

2

2

784

 

CEF – Digitaal

87

87

4

91

151

(11 )

140

1

4

145

 

Digitaal Europa

1 266

(1 )

1 265

75

1 340

1 150

(115 )

1 034

7

71

1 112

 

Gedecentraliseerde agentschappen

213

4

217

11

228

213

7

220

11

231

 

Andere acties

1

1

170

171

1

1

170

171

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

14

14

14

14

6

20

20

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

24

24

4

29

21

2

22

5

28

 

Eengemaakte markt

602

1

604

48

651

601

(21 )

580

8

68

657

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

26

26

1

27

23

(1 )

22

1

22

 

Belastingheffing

38

38

1

39

30

4

35

0

1

36

 

Douane

136

136

9

144

105

27

132

0

9

141

 

Gedecentraliseerde agentschappen

136

(4 )

132

15

147

136

(4 )

132

15

147

 

Andere acties

9

(3 )

6

1

7

9

(1 )

8

1

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

12

12

12

11

(4 )

7

7

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 088

(0 )

2 088

327

2 415

2 183

(4 )

2 179

5

489

2 673

 

Gedecentraliseerde agentschappen

78

1

79

4

83

78

4

82

4

86

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

4

(4 )

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

117

117

117

190

190

0

190

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

21 493

(1 )

21 492

95

7 621

29 209

20 828

72

20 900

109

11 495

32 504

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

39 434

(4 )

39 431

12

4 932

44 375

13 079

2 825

15 904

0

14 623

30 528

 

Cohesiefonds

6 842

6 842

1 127

7 969

2 264

8

2 273

0

1 815

4 088

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 606

1 606

12

1 618

1 952

286

2 238

11

2 248

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

0

4

5

(2 )

3

0

3

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

16 783

16 783

1 953

18 736

6 856

(781 )

6 075

1

11 498

17 574

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

34

34

8

42

32

5

37

0

7

44

 

Europees herstel en veerkracht

123

123

2 784

2 907

105

(5 )

100

2

55 240

55 342

 

Pericles IV

1

1

0

1

1

(0 )

1

0

0

1

 

Herstelplan voor de EU

3 340

3 340

51

3 391

3 340

3 340

651

51

4 042

 

RescEU

240

240

0

27

268

260

0

260

125

476

862

 

EU4Health

754

(0 )

753

43

796

689

(146 )

544

5

31

580

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

8

8

2

(2 )

36

36

 

Gedecentraliseerde agentschappen

249

13

263

50

312

245

10

256

49

305

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

0

12

0

13

12

0

12

0

12

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

94

94

11

104

85

(3 )

82

1

12

95

 

Erasmus+

3 796

3 796

993

4 789

3 522

43

3 565

16

1 051

4 631

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

144

144

49

193

139

(7 )

131

5

56

192

 

Creatief Europa

335

335

21

356

366

33

398

4

25

428

 

Justitie

42

42

1

43

39

9

48

1

1

50

 

Rechten en waarden

219

(0 )

219

3

222

226

(28 )

197

1

2

201

 

Gedecentraliseerde agentschappen

295

9

303

9

313

286

12

299

10

308

 

Andere acties

8

8

0

8

7

2

9

0

9

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

26

26

0

26

39

(8 )

30

0

31

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

183

183

7

190

167

11

178

7

185

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

74 561

22

74 583

12

12 088

86 683

33 716

2 264

35 980

813

85 003

121 796

3

Garanties voor de landbouw

40 517

(0 )

40 517

316

912

41 745

40 505

(32 )

40 474

316

912

41 702

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

13 156

13 156

420

13 576

11 992

1 774

13 765

0

2 712

16 478

 

Maritieme zaken en visserij

1 070

1 070

154

1 224

781

199

979

1

175

1 155

 

Visserij (PODV en ROVB)

163

(33 )

130

130

143

(29 )

114

114

 

Gedecentraliseerde agentschappen

30

0

30

2

32

30

0

30

2

32

 

Andere acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

9

9

5

(2 )

3

3

 

Milieu en klimaat (LIFE)

765

3

768

5

773

571

29

600

7

4

612

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 490

1 490

246

1 736

3

2

5

6 465

6 470

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

50

50

504

554

35

25

60

521

582

 

Gedecentraliseerde agentschappen

68

(2 )

66

8

74

68

(2 )

66

8

74

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

6

6

12

(3 )

9

9

 

Specifieke acties

16

16

16

7

(3 )

4

4

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 339

(32 )

57 307

316

2 252

59 874

54 151

1 959

56 110

324

10 799

67 233

4

Asiel, migratie en integratie

1 508

(5 )

1 503

10

1 513

1 359

1

1 360

2

10

1 372

 

Gedecentraliseerde agentschappen

169

(17 )

152

18

170

169

(17 )

152

18

170

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

1 023

(19 )

1 004

182

1 186

524

42

565

1

307

873

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

144

144

0

144

157

(16 )

141

0

0

141

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 048

42

1 090

128

1 218

1 040

3

1 043

128

1 171

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 893

1

3 893

338

4 232

3 249

12

3 261

3

463

3 727

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

322

1

323

2

325

238

(27 )

211

2

2

215

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

75

(7 )

67

67

152

(10 )

142

142

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

62

(2 )

61

0

61

72

6

78

1

0

79

 

Gedecentraliseerde agentschappen

251

1

252

17

269

251

(3 )

249

17

266

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

(0 )

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

23

9

32

0

32

21

15

36

0

36

 

Europese defensie (onderzoek)

218

125

344

12

355

211

(5 )

206

1

7

215

 

Europese defensie (geen onderzoek)

420

260

680

23

703

540

8

547

2

21

570

 

Militaire mobiliteit

251

251

251

262

73

335

1

335

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

260

(10 )

250

9

259

100

(100 )

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

343

343

16

359

79

91

170

1

3

173

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

96

96

96

110

110

110

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 321

378

2 699

79

2 778

2 035

48

2 084

8

51

2 142

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

11 524

(10 )

11 514

461

966

12 940

10 764

(1 510 )

9 254

71

828

10 153

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

42

42

0

21

63

27

6

33

1

21

55

 

Humanitaire hulp

1 911

584

2 495

26

2 521

1 897

528

2 426

6

26

2 458

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

385

385

22

406

385

(0 )

385

0

12

397

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

71

71

1

35

107

72

(21 )

51

8

21

79

 

MFB+

5

5

569

574

5

5

525

530

 

Andere acties

81

(2 )

79

1

80

81

(31 )

50

1

51

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

95

(0 )

95

0

95

86

2

88

0

88

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 116

2 116

21

143

2 281

1 975

163

2 138

75

192

2 405

 

Faciliteit voor de Westelijke Balkan

501

501

501

24

24

24

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

16 230

1 073

17 303

483

1 783

19 569

15 291

(838 )

14 454

161

1 626

16 241

7

Pensioenen personeelsleden

2 515

74

2 589

280

2 870

2 515

74

2 589

280

2 870

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

15

0

15

15

15

0

15

15

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

(0 )

1

1

1

(0 )

1

1

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

10

(1 )

9

9

10

(1 )

9

9

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

17

(2 )

15

15

17

(2 )

15

15

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

7

(0 )

7

7

7

(0 )

7

7

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

(0 )

0

0

0

(0 )

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Europese scholen

246

246

29

275

246

246

1

29

276

 

Bezoldiging statutair personeel

2 898

6

2 903

124

3 027

2 898

6

2 903

0

124

3 027

 

Bezoldiging extern personeel

288

(23 )

265

120

386

288

(23 )

265

32

121

419

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

18

0

18

0

18

18

0

18

0

0

18

 

Leden – Tijdelijke vergoedingen

1

1

1

1

1

1

 

Wervingskosten

32

(1 )

31

0

31

32

(1 )

31

2

0

33

 

Beëindiging van de dienst

8

(0 )

7

7

8

(0 )

7

7

 

Opleidingskosten

16

1

17

7

25

16

1

17

11

7

35

 

Sociale zaken en mobiliteit

21

2

24

30

53

21

2

24

11

30

65

 

Informatie- en communicatietechnologie

281

6

287

227

514

281

6

287

171

228

685

 

Huur en aankoop

312

14

326

962

1 287

312

14

326

7

962

1 294

 

Gerelateerd aan gebouwen

133

(26 )

107

43

150

133

(26 )

107

63

43

214

 

Beveiliging

64

10

74

13

87

64

10

74

38

13

125

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

43

11

54

3

57

43

11

54

11

3

69

 

Vergaderingen, comités, conferenties

19

(4 )

15

3

17

19

(4 )

15

6

3

24

 

Publicatieblad

7

(4 )

3

0

3

7

(4 )

3

1

0

4

 

Publicaties

10

1

12

4

16

10

1

12

6

4

22

 

Verkrijging van informatie

7

(0 )

7

1

7

7

(0 )

7

2

1

9

 

Studies en onderzoeken

5

1

6

0

6

5

1

6

5

0

10

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

15

1

16

8

24

15

1

16

12

8

36

 

Externe taalkundige diensten

29

(1 )

27

51

79

29

(1 )

27

2

51

81

 

Andere administratieve uitgaven

18

1

19

26

45

18

1

19

10

26

55

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

4 955

1

4 956

1

513

5 470

4 955

1

4 956

613

522

6 091

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

11 988

69

12 057

1

2 445

14 502

11 988

69

12 057

1 004

2 456

15 516

O

Innovatiefonds (IF)

3 886

3 886

10 218

10 218

 

Faciliteit voor Oekraïne

4 768

4 768

157

4 924

3 755

3 755

157

3 912

 

Andere acties

131

131

132

132

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

4 768

4 768

4 174

8 941

3 755

3 755

10 506

14 261

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor Europese solidariteit

1 351

(207 )

1 144

400

1 544

1 351

(207 )

1 144

400

1 544

 

Reserve voor noodhulp

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

209

(176 )

34

17

51

20

(20 )

0

0

17

18

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

7

297

304

328

458

786

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 561

(383 )

1 178

407

314

1 899

1 371

(227 )

1 144

728

475

2 347

 

Totaal

189 385

5 894

195 279

1 314

31 094

227 687

142 630

7 114

149 744

3 150

122 875

275 769

6.8.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Totaal

beschikbare

kredieten

Vastleggingen

Naar 2023 to 2025

Vervallen kredieten

 

Programma

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Horizon Europa

17 451

12 898

95

2 087

15 081

86  %

2 370

2 370

0

(0 )

0

 

Euratom

337

280

7

287

85  %

51

51

0

0

0

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

440

436

1

438

100  %

2

2

 

Andere acties

712

222

222

31  %

490

490

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

25

24

24

97  %

0

0

1

1

 

InvestEU-fonds

2 019

348

1 603

1 950

97  %

69

69

0

0

 

CEF — Vervoer

1 806

1 758

23

1 780

99  %

26

26

 

CEF – Energie

888

885

885

100  %

3

3

 

CEF – Digitaal

91

87

1

88

97  %

3

3

0

0

 

Digitaal Europa

1 340

1 264

49

1 313

98  %

26

26

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

228

217

9

227

99  %

1

1

 

Andere acties

171

1

69

70

41  %

101

101

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

14

14

14

100  %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

29

24

4

28

99  %

0

0

(0 )

(0 )

 

Eengemaakte markt

651

604

22

626

96  %

25

25

0

0

0

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

27

24

1

25

93  %

0

0

0

1

0

1

 

Belastingheffing

39

38

0

39

98  %

1

1

0

0

 

Douane

144

136

1

137

95  %

7

7

 

Gedecentraliseerde agentschappen

147

132

10

142

97  %

5

5

 

Andere acties

7

6

0

6

92  %

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

12

12

12

100  %

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 415

2 088

265

2 353

97  %

62

62

(0 )

(0 )

 

Gedecentraliseerde agentschappen

83

79

3

82

99  %

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

100  %

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

117

117

117

100  %

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

29 209

21 489

95

4 378

25 962

89  %

0

3 243

3 244

3

0

3

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

44 375

38 656

12

4 798

43 466

98  %

106

106

775

27

803

 

Cohesiefonds

7 969

6 600

1 095

7 695

97  %

0

0

242

32

274

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

1 618

1 606

2

1 608

99  %

9

9

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

4

4

97  %

0

0

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

18 736

16 731

1 913

18 643

100  %

15

15

52

25

77

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

42

34

7

41

99  %

0

0

(0 )

(0 )

 

Europees herstel en veerkracht

2 907

123

2 230

2 353

81  %

554

554

0

0

0

 

Pericles IV

1

1

0

1

98  %

0

0

 

Herstelplan voor de EU

3 391

3 340

2

3 342

99  %

49

49

 

RescEU

268

240

0

14

254

95  %

0

13

14

(0 )

(0 )

 

EU4Health

796

753

41

795

100  %

1

1

0

0

0

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

8

8

8

 

Gedecentraliseerde agentschappen

312

263

38

301

96  %

12

12

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

13

12

0

13

100  %

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

104

93

7

101

96  %

4

4

0

0

0

 

Erasmus+

4 789

3 796

477

4 273

89  %

516

516

0

0

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

193

144

16

160

83  %

34

34

 

Creatief Europa

356

335

15

350

98  %

6

6

0

0

 

Justitie

43

42

1

42

99  %

0

0

 

Rechten en waarden

222

219

1

220

99  %

1

1

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

313

303

5

308

99  %

5

5

0

0

 

Andere acties

8

8

0

8

100  %

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

26

26

0

26

99  %

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

190

183

6

189

100  %

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

86 683

73 513

12

10 668

84 193

97  %

0

1 335

1 335

1 070

85

1 155

3

Garanties voor de landbouw

41 745

40 465

345

40 810

98  %

366

567

933

2

2

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

13 576

13 155

1

13 156

97  %

189

189

0

230

231

 

Maritieme zaken en visserij

1 224

1 070

127

1 196

98  %

23

23

0

4

4

 

Visserij (PODV en ROVB)

130

130

130

100  %

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

32

30

1

31

96  %

1

1

 

Andere acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

8

8

99  %

0

0

 

Milieu en klimaat (LIFE)

773

768

4

771

100  %

2

2

0

0

0

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

1 736

1 479

160

1 640

94  %

86

86

11

0

11

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

554

50

76

126

23  %

428

428

 

Gedecentraliseerde agentschappen

74

66

8

73

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

6

6

6

100  %

 

Specifieke acties

16

16

16

100  %

0

0

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

59 874

57 243

721

57 964

97  %

366

1 296

1 663

13

234

247

4

Asiel, migratie en integratie

1 513

1 502

6

1 508

100  %

5

5

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

170

152

13

165

97  %

6

6

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

1 186

1 004

53

1 057

89  %

129

129

1

1

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

144

144

144

100  %

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 218

1 090

76

1 166

96  %

52

52

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

4 232

3 892

147

4 039

95  %

191

191

1

0

1

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

325

323

1

324

99  %

2

2

0

0

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

67

67

67

100  %

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

61

60

0

61

100  %

0

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

269

252

11

263

98  %

6

6

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

32

32

32

100  %

0

0

0

0

 

Europese defensie (onderzoek)

355

344

12

355

100  %

 

Europese defensie (geen onderzoek)

703

680

23

703

100  %

 

Militaire mobiliteit

251

251

251

100  %

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

259

250

9

259

100  %

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

359

343

16

359

100  %

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

96

96

96

100  %

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 778

2 699

71

2 770

100  %

8

8

0

0

0

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

12 940

11 032

400

525

11 956

92  %

482

441

923

(0 )

61

0

61

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

63

42

0

1

43

68  %

0

20

20

0

0

0

 

Humanitaire hulp

2 521

2 495

17

2 512

100  %

9

9

0

0

0

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

406

385

21

406

100  %

0

0

0

(0 )

0

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

107

71

1

72

67  %

1

35

36

(0 )

0

0

 

MFB+

574

5

569

574

100  %

 

Andere acties

80

79

0

80

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

95

95

0

95

100  %

0

0

0

0

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 281

2 043

20

83

2 146

94  %

73

60

133

1

(0 )

1

 

Faciliteit voor de Westelijke Balkan

501

400

400

80  %

101

101

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

19 569

16 646

421

1 217

18 283

93  %

657

566

1 224

0

62

0

62

7

Pensioenen personeelsleden

2 870

2 589

273

2 862

100  %

7

7

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

15

15

15

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

9

9

9

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

15

15

15

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

7

7

7

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

100  %

 

Europese scholen

275

246

23

269

98  %

6

6

0

0

 

Bezoldiging statutair personeel

3 027

2 897

60

2 957

98  %

64

64

6

6

 

Bezoldiging extern personeel

386

265

45

310

80  %

75

75

0

0

0

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

18

17

0

17

95  %

0

0

1

1

 

Leden – Tijdelijke vergoedingen

1

1

1

100  %

 

Wervingskosten

31

30

0

31

98  %

0

0

0

0

 

Beëindiging van de dienst

7

7

7

100  %

 

Opleidingskosten

25

17

4

22

88  %

3

3

0

0

0

 

Sociale zaken en mobiliteit

53

23

15

38

72  %

15

15

0

0

0

 

Informatie- en communicatietechnologie

514

287

134

420

82  %

93

93

0

0

0

 

Huur en aankoop

1 287

326

314

639

50  %

648

648

0

0

 

Gerelateerd aan gebouwen

150

107

22

129

86  %

21

21

0

0

 

Beveiliging

87

74

9

83

96  %

3

3

0

0

0

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

57

54

2

55

97  %

2

2

0

0

0

 

Vergaderingen, comités, conferenties

17

15

1

16

92  %

1

1

0

0

0

 

Publicatieblad

3

3

0

3

100  %

0

0

 

Publicaties

16

12

3

14

90  %

2

2

0

0

 

Verkrijging van informatie

7

7

0

7

94  %

0

0

0

0

 

Studies en onderzoeken

6

6

0

6

99  %

0

0

0

0

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

24

16

6

23

94  %

1

1

0

0

0

 

Externe taalkundige diensten

79

27

36

63

80  %

16

16

0

0

 

Overige administratieve uitgaven

45

19

21

41

89  %

5

5

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

5 470

4 911

1

379

5 291

97  %

0

134

134

45

0

45

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

14 502

12 003

1

1 348

13 351

92  %

1 097

1 097

54

0

54

O

Innovatiefonds (IF)

3 886

603

603

16  %

3 283

3 283

 

Faciliteit voor Oekraïne

4 924

4 737

150

4 887

99  %

30

7

37

0

0

0

 

Andere acties

131

62

62

48  %

68

68

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

8 941

4 737

815

5 552

62  %

30

3 359

3 389

0

0

0

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor Europese solidariteit

1 544

834

400

1 234

80  %

310

310

 

Reserve voor noodhulp

-

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

51

8

8

16  %

7

7

25

10

35

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

304

7

297

304

100  %

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

1 899

842

407

297

1 546

81  %

310

7

318

25

10

35

 

Totaal

227 687

193 064

937

19 661

213 661

94  %

1 365

11 103

12 468

1 166

62

330

1 558

6.9.   MFK IN DETAIL: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Totaal

beschikbare

kredieten

Gedane betalingen

Overgedragen naar

to 2025

Vervallen kredieten

 

Programma

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+11+12

1

Horizon Europa

19 199

11 956

59

1 789

13 803

72  %

72

5 314

5 386

0

8

2

10

 

Euratom

494

354

14

36

405

82  %

18

71

89

0

1

1

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

568

561

1

1

563

99  %

2

2

4

(0 )

0

0

 

Andere acties

446

86

86

19  %

361

361

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

22

21

21

94  %

0

0

1

1

 

InvestEU-fonds

3 203

253

1

2 836

3 090

96  %

1

109

109

4

0

0

4

 

CEF — Vervoer

2 112

2 069

1

37

2 107

100  %

1

4

5

0

0

0

 

CEF – Energie

784

780

2

782

100  %

1

2

3

0

0

0

 

CEF – Digitaal

145

140

1

2

143

98  %

0

2

3

0

0

0

 

Digitaal Europa

1 112

1 027

7

41

1 075

97  %

6

29

35

1

0

0

2

 

Gedecentraliseerde agentschappen

231

220

9

230

99  %

1

1

0

0

 

Andere acties

171

1

10

11

6  %

161

161

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

20

20

20

100  %

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

28

22

4

27

97  %

1

1

0

0

0

 

Eengemaakte markt

657

573

8

22

603

92  %

7

46

53

0

1

0

1

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

22

20

0

20

90  %

0

0

2

0

2

 

Belastingheffing

36

35

0

0

35

97  %

0

1

1

0

0

0

 

Douane

141

132

0

1

133

95  %

0

7

7

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

147

132

10

141

96  %

5

5

0

0

 

Andere acties

8

8

0

8

96  %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

7

7

7

96  %

0

0

 

Europees ruimtevaartprogramma

2 673

2 175

5

101

2 280

85  %

4

388

392

0

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

86

82

3

85

99  %

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

190

190

190

100  %

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

32 504

20 778

98

4 988

25 864

80  %

113

6 504

6 617

9

11

3

23

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

30 528

15 903

0

13 357

29 261

96  %

1

1 266

1 267

0

0

0

 

Cohesiefonds

4 088

2 272

0

1 815

4 087

100  %

0

0

1

(0 )

0

0

0

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

2 248

2 238

8

2 246

100  %

3

3

0

(0 )

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

97  %

0

0

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

17 574

6 074

0

10 278

16 352

93  %

1

1 221

1 221

0

0

0

1

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

44

37

0

7

44

99  %

0

0

0

0

0

 

Europees herstel en veerkracht

55 342

98

2

55 189

55 288

100  %

2

52

54

0

0

0

0

 

Pericles IV

1

1

0

0

1

95  %

0

0

0

0

 

Herstelplan voor de EU

4 042

1 477

651

1

2 128

53  %

1 863

51

1 914

0

0

 

RescEU

862

260

125

372

757

88  %

105

105

0

0

 

EU4Health

580

540

4

29

573

99  %

4

2

5

0

1

0

1

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

36

9

9

24  %

27

27

1

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

305

256

38

294

96  %

12

12

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

-

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

12

12

0

12

100  %

0

0

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

95

81

1

5

87

92  %

1

6

8

0

0

0

0

 

Erasmus+

4 631

3 547

16

478

4 041

87  %

18

572

590

(0 )

0

0

1

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

192

128

5

18

151

78  %

3

38

42

(0 )

0

0

0

 

Creatief Europa

428

396

4

17

417

97  %

2

9

11

0

0

0

0

 

Justitie

50

47

1

1

49

98  %

1

0

1

0

0

0

 

Rechten en waarden

201

196

1

1

199

99  %

1

1

2

0

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

308

299

5

304

98  %

5

5

0

0

0

 

Andere acties

9

9

0

9

100  %

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

31

30

0

31

99  %

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

185

178

6

184

99  %

1

1

0

0

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

121 796

34 082

811

81 633

116 525

96  %

1 898

3 368

5 266

0

2

2

5

3

Garanties voor de landbouw

41 702

40 416

0

345

40 762

98  %

367

567

934

6

0

6

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

16 478

13 765

0

1 704

15 469

94  %

0

1 008

1 008

0

0

1

 

Maritieme zaken en visserij

1 155

978

1

173

1 152

100  %

1

2

3

0

0

0

0

 

Visserij (PODV en ROVB)

114

114

114

100  %

 

Gedecentraliseerde agentschappen

32

30

1

31

96  %

1

1

 

Andere acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

3

3

100  %

0

0

 

Milieu en klimaat (LIFE)

612

592

7

3

603

99  %

8

1

8

0

0

0

1

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

6 470

5

6 145

6 150

95  %

320

320

0

0

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

582

60

19

79

14  %

503

503

 

Gedecentraliseerde agentschappen

74

66

8

73

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

9

9

9

99  %

0

0

 

Specifieke acties

4

4

4

100  %

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

67 233

56 043

8

8 398

64 448

96  %

376

2 401

2 777

7

0

0

8

4

Asiel, migratie en integratie

1 372

1 357

1

8

1 366

100  %

2

3

5

1

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

170

152

13

165

97  %

6

6

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

873

563

1

75

639

73  %

1

231

233

1

0

1

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

141

117

0

0

117

83  %

24

24

0

0

 

Gedecentraliseerde agentschappen

1 171

1 043

76

1 119

96  %

52

52

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

3 727

3 231

2

171

3 405

91  %

28

292

320

2

0

0

2

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

215

209

1

1

211

99  %

1

2

3

0

0

0

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

142

142

142

100  %

0

0

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

79

75

1

0

76

97  %

2

2

1

0

0

1

 

Gedecentraliseerde agentschappen

266

247

11

257

97  %

6

6

2

0

2

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

36

35

35

98  %

0

0

1

1

 

Europese defensie (onderzoek)

215

205

1

7

214

99  %

1

1

0

0

0

 

Europese defensie (geen onderzoek)

570

545

2

21

568

100  %

2

2

(0 )

0

0

0

 

Militaire mobiliteit

335

335

1

335

100  %

0

0

0

0

0

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

-

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

173

170

1

3

173

100  %

0

0

0

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

110

110

110

100  %

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

2 142

2 073

7

42

2 123

99  %

6

8

14

5

1

0

5

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

10 153

9 192

64

346

9 603

95  %

62

482

544

0

7

0

7

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

55

33

1

8

41

75  %

1

13

13

0

0

0

 

Humanitaire hulp

2 458

2 419

6

17

2 442

99  %

6

9

16

0

0

1

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

397

383

0

9

393

99  %

1

3

4

0

0

0

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

79

47

8

55

69  %

4

21

25

(0 )

0

0

 

MFB+

530

5

416

421

79  %

109

109

 

Andere acties

51

50

0

51

99  %

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

37  %

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

88

88

0

88

100  %

0

0

0

0

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

2 405

2 128

74

100

2 301

96  %

10

92

102

0

2

2

 

Faciliteit voor de Westelijke Balkan

24

1

1

3  %

23

23

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

16 241

14 346

153

897

15 395

95  %

107

729

836

1

9

0

10

7

Pensioenen personeelsleden

2 870

2 589

273

2 862

100  %

7

7

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

15

15

15

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

1

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

9

9

9

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

15

15

15

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

7

7

7

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

100  %

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

100  %

 

Europese scholen

276

246

1

20

266

96  %

0

10

10

0

0

 

Bezoldiging statutair personeel

3 027

2 897

0

60

2 957

98  %

0

64

64

6

0

6

 

Bezoldiging extern personeel

419

243

29

44

316

75  %

22

77

98

0

4

0

4

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

18

16

0

0

16

89  %

1

0

1

1

0

1

 

Leden – Tijdelijke vergoedingen

1

0

0

30  %

0

0

 

Wervingskosten

33

27

1

0

29

87  %

3

0

4

0

0

1

 

Beëindiging van de dienst

7

7

7

99  %

0

0

 

Opleidingskosten

35

8

10

2

20

56  %

10

5

15

0

1

0

1

 

Sociale zaken en mobiliteit

65

16

9

11

36

56  %

7

20

27

0

1

0

1

 

Informatie- en communicatietechnologie

685

167

170

89

425

62  %

120

139

259

0

1

0

1

 

Huur en aankoop

1 294

295

7

313

615

48  %

30

649

679

0

0

0

 

Gerelateerd aan gebouwen

214

63

58

17

138

65  %

44

26

70

0

5

5

 

Beveiliging

125

49

36

2

87

70  %

25

10

35

0

3

0

3

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

69

44

8

2

54

78  %

10

2

12

0

3

0

3

 

Vergaderingen, comités, conferenties

24

10

3

1

14

58  %

5

2

7

0

3

0

3

 

Publicatieblad

4

2

1

2

66  %

1

0

1

0

0

 

Publicaties

22

6

6

1

14

63  %

5

3

8

0

0

0

 

Verkrijging van informatie

9

5

2

0

7

74  %

2

0

2

0

0

0

 

Studies en onderzoeken

10

1

5

5

52  %

5

0

5

0

0

0

0

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

36

7

12

5

24

66  %

9

3

12

0

0

0

0

 

Externe taalkundige diensten

81

26

2

35

63

78  %

2

16

18

0

0

0

 

Overige administratieve uitgaven

55

14

9

14

38

69  %

5

12

17

0

1

0

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

6 091

4 329

557

338

5 224

86  %

582

183

766

45

55

1

100

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

15 516

11 114

926

1 226

13 266

85  %

889

1 229

2 118

54

78

1

133

O

Innovatiefonds (IF)

10 218

292

292

3  %

9 926

9 926

 

Faciliteit voor Oekraïne

3 912

3 634

3

3 637

93  %

121

153

274

(0 )

(0 )

 

Andere acties

132

57

57

44  %

74

74

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

14 261

3 634

353

3 987

28  %

121

10 154

10 274

(0 )

(0 )

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

0

0

0

0

0

-

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor Europese solidariteit

1 544

834

400

1 234

80  %

310

310

 

Reserve voor noodhulp

-

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

18

0

0

8

8

47  %

0

7

7

0

0

2

2

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

786

275

458

733

93  %

53

53

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

2 347

834

675

466

1 975

84  %

310

7

318

0

53

2

55

 

Totaal

275 769

146 134

2 680

98 175

246 988

90  %

3 848

24 692

28 540

78

154

8

240

6.10.   MFK IN DETAIL: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)

In miljoen EUR

 

 

RAL eind vorig jaar

Vastleggingen van het jaar

Totale RAL per jaareinde

 

Programma

Van vorig jaar overgedragen vastleggingen

Vrijmakingen/

Herwaarderingen/

Annuleringen

Betalingen

RAL per jaareinde

Vastleggingen tijdens het jaar

Betalingen

Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen

RAL per jaareinde

 

 

1

2

3

4=1+2+3

5

6

7

8=5+6+7

9=4+8

1

Horizon Europa

27 939

(566 )

(9 905 )

17 468

15 081

(3 898 )

(5 )

11 178

28 646

 

Euratom

357

(5 )

(249 )

103

287

(156 )

131

234

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 576

(0 )

(484 )

1 093

438

(80 )

(1 )

356

1 449

 

Andere acties

135

(8 )

(55 )

72

222

(30 )

191

263

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

48

(1 )

(16 )

31

24

(4 )

20

50

 

InvestEU-fonds

5 834

(31 )

(1 474 )

4 329

1 950

(1 616 )

334

4 663

 

CEF — Vervoer

6 503

(88 )

(2 093 )

4 322

1 780

(13 )

1 767

6 089

 

CEF – Energie

3 873

(42 )

(778 )

3 053

885

(4 )

881

3 934

 

CEF – Digitaal

650

(39 )

(137 )

474

88

(6 )

83

556

 

Digitaal Europa

2 116

(3 )

(830 )

1 283

1 313

(245 )

(0 )

1 068

2 351

 

Gedecentraliseerde agentschappen

39

(39 )

227

(191 )

36

36

 

Andere acties

2

(0 )

(1 )

1

70

(10 )

60

61

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

34

(2 )

(10 )

22

14

(10 )

4

26

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

36

(1 )

(21 )

13

28

(6 )

23

36

 

Eengemaakte markt

949

(58 )

(461 )

430

626

(141 )

(0 )

484

914

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

29

(0 )

(11 )

18

25

(9 )

16

34

 

Belastingheffing

42

(1 )

(26 )

14

39

(9 )

30

44

 

Douane

146

(2 )

(97 )

47

137

(36 )

101

148

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0 )

142

(141 )

0

0

 

Andere acties

7

(0 )

(7 )

0

6

(1 )

5

5

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

21

(1 )

(6 )

14

12

(1 )

11

25

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 413

(4 )

(953 )

457

2 353

(1 327 )

1 026

1 483

 

Gedecentraliseerde agentschappen

20

(20 )

82

(65 )

17

17

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

17

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

156

(0 )

(156 )

117

(34 )

83

83

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

51 926

(853 )

(17 829 )

33 244

25 962

(8 035 )

(7 )

17 920

51 164

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

91 069

(86 )

(27 087 )

63 896

43 466

(2 173 )

(1 )

41 292

105 188

 

Cohesiefonds

12 460

(19 )

(3 288 )

9 153

7 695

(799 )

(0 )

6 896

16 048

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

6 080

(40 )

(2 234 )

3 806

1 608

(12 )

1 596

5 402

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

(0 )

(1 )

2

4

(2 )

1

4

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

45 251

(15 )

(15 798 )

29 438

18 643

(554 )

(0 )

18 090

47 528

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

100

(3 )

(39 )

59

41

(5 )

(0 )

36

95

 

Europees herstel en veerkracht

214 518

(13 )

(51 488 )

163 017

2 353

(3 800 )

(1 447 )

161 570

 

Pericles IV

1

(0 )

(0 )

0

1

(1 )

0

0

 

Herstelplan voor de EU

651

(0 )

(651 )

3 342

(1 477 )

1 865

1 865

 

RescEU

1 707

(11 )

(659 )

1 036

254

(97 )

(0 )

157

1 193

 

EU4Health

1 301

(15 )

(403 )

883

795

(171 )

624

1 507

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

40

(3 )

(9 )

28

28

 

Gedecentraliseerde agentschappen

43

(0 )

(12 )

31

301

(282 )

19

50

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

10

(1 )

(8 )

1

13

(4 )

9

10

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

184

(12 )

(65 )

107

101

(23 )

78

185

 

Erasmus+

2 083

(64 )

(661 )

1 358

4 273

(3 380 )

893

2 251

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

166

(27 )

(42 )

97

160

(108 )

52

149

 

Creatief Europa

427

(6 )

(220 )

201

350

(197 )

153

354

 

Justitie

67

(7 )

(24 )

36

42

(25 )

18

53

 

Rechten en waarden

272

(5 )

(119 )

147

220

(80 )

140

288

 

Gedecentraliseerde agentschappen

49

(0 )

(7 )

41

308

(296 )

12

53

 

Andere acties

16

(2 )

(9 )

5

8

(1 )

7

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

65

(2 )

(31 )

32

26

26

58

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

195

(4 )

(122 )

69

189

(61 )

128

197

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

376 757

(336 )

(102 977 )

273 444

84 193

(13 548 )

(1 )

70 644

344 088

3

Garanties voor de landbouw

358

(35 )

(102 )

221

40 810

(40 660 )

150

371

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

37 891

(61 )

(15 431 )

22 399

13 156

(38 )

(0 )

13 118

35 517

 

Maritieme zaken en visserij

3 299

(2 )

(1 092 )

2 204

1 196

(59 )

(0 )

1 137

3 341

 

Visserij (PODV en ROVB)

23

(1 )

(14 )

8

130

(100 )

30

38

 

Gedecentraliseerde agentschappen

31

(31 )

 

Andere acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0 )

(2 )

2

8

(1 )

8

10

 

Milieu en klimaat (LIFE)

2 547

(25 )

(565 )

1 957

771

(37 )

734

2 691

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

13 276

(0 )

(6 149 )

7 127

1 640

(1 )

1 638

8 765

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

57

(36 )

21

126

(43 )

83

104

 

Gedecentraliseerde agentschappen

73

(73 )

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

18

(0 )

(9 )

9

6

6

15

 

Specifieke acties

4

(0 )

(1 )

3

16

(3 )

13

16

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

57 477

(125 )

(23 401 )

33 950

57 964

(41 048 )

(0 )

16 916

50 867

4

Asiel, migratie en integratie

2 720

(0 )

(1 291 )

1 428

1 508

(74 )

(0 )

1 433

2 862

 

Gedecentraliseerde agentschappen

13

13

165

(165 )

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

1 798

(0 )

(585 )

1 213

1 057

(54 )

(0 )

1 002

2 215

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

278

(0 )

(71 )

207

144

(46 )

98

305

 

Gedecentraliseerde agentschappen

312

(182 )

130

1 166

(937 )

230

359

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

5 121

(1 )

(2 129 )

2 991

4 039

(1 276 )

(0 )

2 763

5 754

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

524

(0 )

(205 )

319

324

(6 )

(0 )

317

636

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

405

(0 )

(142 )

263

67

(0 )

67

331

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

312

(1 )

(66 )

246

61

(10 )

50

296

 

Gedecentraliseerde agentschappen

263

(257 )

6

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

(2 )

(16 )

8

32

(19 )

13

22

 

Europese defensie (onderzoek)

646

(0 )

(198 )

448

355

(16 )

(0 )

339

788

 

Europese defensie (geen onderzoek)

1 323

(0 )

(454 )

869

703

(114 )

589

1 458

 

Militaire mobiliteit

376

(1 )

(218 )

157

251

(117 )

134

291

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

259

259

259

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

(0 )

(49 )

107

359

(124 )

235

343

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

(30 )

96

(80 )

16

16

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

3 803

(4 )

(1 378 )

2 420

2 770

(744 )

(0 )

2 025

4 445

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

30 682

(639 )

(7 791 )

22 252

11 956

(1 811 )

(0 )

10 145

32 397

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

140

(5 )

(33 )

102

43

(8 )

34

137

 

Humanitaire hulp

1 063

(6 )

(557 )

500

2 512

(1 885 )

(0 )

627

1 127

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

108

(25 )

(40 )

43

406

(352 )

54

96

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

129

(0 )

(27 )

102

72

(27 )

44

147

 

MFB+

574

(421 )

153

153

 

Andere acties

28

(0 )

(28 )

0

80

(23 )

57

57

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

(0 )

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

153

(9 )

(57 )

87

95

(31 )

64

151

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

7 684

(95 )

(1 899 )

5 689

2 146

(402 )

1 744

7 434

 

Faciliteit voor de Westelijke Balkan

400

(1 )

399

399

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

39 987

(779 )

(10 433 )

28 776

18 283

(4 962 )

(0 )

13 321

42 097

7

Pensioenen personeelsleden

2 862

(2 862 )

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

15

(15 )

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

(1 )

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

9

(9 )

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

15

(15 )

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

7

(7 )

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

(0 )

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

(0 )

 

Europese scholen

1

(1 )

269

(265 )

4

4

 

Bezoldiging statutair personeel

0

(0 )

(0 )

2 957

(2 957 )

(0 )

0

0

 

Bezoldiging extern personeel

33

(4 )

(29 )

0

310

(287 )

(0 )

23

23

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

(0 )

(0 )

17

(16 )

1

1

 

Leden – Tijdelijke vergoedingen

1

(0 )

(0 )

 

Wervingskosten

2

(0 )

(1 )

31

(27 )

3

3

 

Beëindiging van de dienst

7

(7 )

(0 )

 

Opleidingskosten

11

(1 )

(10 )

22

(10 )

12

12

 

Sociale zaken en mobiliteit

13

(3 )

(10 )

0

38

(26 )

12

12

 

Informatie- en communicatietechnologie

172

(1 )

(171 )

420

(255 )

166

166

 

Huur en aankoop

7

(0 )

(7 )

639

(608 )

31

31

 

Gerelateerd aan gebouwen

63

(5 )

(58 )

129

(80 )

49

49

 

Beveiliging

38

(3 )

(36 )

83

(51 )

32

32

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

(3 )

(8 )

55

(45 )

10

10

 

Vergaderingen, comités, conferenties

7

(3 )

(3 )

16

(10 )

6

6

 

Publicatieblad

1

(0 )

(1 )

3

(2 )

1

1

 

Publicaties

6

(0 )

(6 )

14

(8 )

7

7

 

Verkrijging van informatie

2

(0 )

(2 )

7

(5 )

2

2

 

Studies en onderzoeken

5

(0 )

(5 )

6

(1 )

5

5

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

12

(0 )

(12 )

23

(12 )

11

11

 

Externe taalkundige diensten

2

(0 )

(2 )

63

(61 )

2

2

 

Andere administratieve uitgaven

10

(1 )

(9 )

41

(29 )

12

12

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

608

(51 )

(557 )

5 291

(4 668 )

(1 )

623

623

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

1 004

(76 )

(927 )

0

13 351

(12 339 )

(2 )

1 011

1 011

O

Innovatiefonds (IF)

6 443

(111 )

(261 )

6 071

603

(31 )

572

6 643

 

Faciliteit voor Oekraïne

4 887

(3 637 )

(0 )

1 250

1 250

 

Andere acties

4

(3 )

(0 )

1

62

(57 )

5

6

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

6 447

(114 )

(261 )

6 072

5 552

(3 726 )

(0 )

1 827

7 899

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor Europese solidariteit

1 234

(1 234 )

 

Reserve voor noodhulp

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

(0 )

(0 )

8

(8 )

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

482

(429 )

53

304

(304 )

53

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

482

(0 )

(429 )

53

1 546

(1 546 )

0

53

 

Totaal

543 003

(2 288 )

(159 765 )

380 950

213 661

(87 223 )

(10 )

126 428

507 378

6.11.   MFK IN DETAIL: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG

In miljoen EUR

 

Programma

<2018

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal

1

Horizon Europa

346

434

880

1 964

2 704

3 826

5 777

12 715

28 646

 

Euratom

24

5

6

14

16

17

21

131

234

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

610

482

356

1 449

 

Andere acties

0

2

5

4

61

191

263

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

0

0

2

9

18

20

50

 

InvestEU-fonds

182

74

102

133

60

1 203

2 571

337

4 663

 

CEF — Vervoer

83

71

984

1 289

696

403

797

1 767

6 089

 

CEF – Energie

274

43

659

902

381

551

242

881

3 934

 

CEF – Digitaal

1

0

1

7

102

175

188

83

556

 

Digitaal Europa

0

281

356

429

1 285

2 351

 

Gedecentraliseerde agentschappen

36

36

 

Andere acties

1

60

61

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

10

5

4

3

4

26

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

1

2

9

23

36

 

Eengemaakte markt

49

9

25

27

32

97

169

506

914

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

0

0

1

5

5

7

16

34

 

Belastingheffing

0

0

3

4

7

30

44

 

Douane

0

0

0

3

13

31

101

148

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

0

 

Andere acties

0

0

5

5

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

0

8

5

11

25

 

Europees ruimtevaartprogramma

0

2

5

144

12

28

267

1 026

1 483

 

Gedecentraliseerde agentschappen

17

17

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

83

83

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

957

639

2 663

4 496

4 309

7 314

11 086

19 700

51 164

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

686

1

0

26

77

506

159

103 733

105 188

 

Cohesiefonds

84

0

0

0

0

17

18

15 928

16 048

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

523

261

547

1 163

450

462

401

1 596

5 402

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

0

0

1

1

4

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

279

0

2

1

6

15

45

47 180

47 528

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

0

0

1

5

9

16

27

36

95

 

Europees herstel en veerkracht

0

0

2 298

39 792

51 627

67 853

161 570

 

Pericles IV

0

0

0

 

Herstelplan voor de EU

1 865

1 865

 

RescEU

3

98

75

264

595

157

1 193

 

EU4Health

1

0

5

6

122

346

366

661

1 507

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

0

9

19

28

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

0

0

0

2

11

16

19

50

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

1

9

10

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

3

1

8

10

12

22

52

78

185

 

Erasmus+

0

1

3

115

216

439

584

893

2 251

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

0

5

33

21

20

18

52

149

 

Creatief Europa

0

2

5

18

75

101

153

354

 

Justitie

4

2

3

2

5

10

10

18

53

 

Rechten en waarden

5

3

3

3

9

45

74

145

288

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

19

9

13

12

53

 

Andere acties

0

0

0

2

3

7

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

1

1

4

3

8

15

26

58

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

1

3

5

6

6

15

33

128

197

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

1 587

273

588

1 478

3 357

42 094

54 161

240 550

344 088

3

Garanties voor de landbouw

8

13

18

31

59

91

150

371

 

Overige programma’s voor natuurlijke hulpbronnen en milieu

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

0

0

6

0

2 995

9

32 507

35 517

 

Maritieme zaken en visserij

22

0

1

3

11

19

42

3 242

3 341

 

Visserij (PODV en ROVB)

0

8

30

38

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Andere acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

8

10

 

Milieu en klimaat (LIFE)

113

193

164

194

329

457

489

753

2 691

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

0

1

4

8 760

8 765

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

10

11

83

104

 

Gedecentraliseerde agentschappen

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

1

0

3

4

6

15

 

Specifieke acties

3

13

16

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

136

201

178

222

372

3 544

663

45 551

50 867

4

Asiel, migratie en integratie

20

2

18

235

21

95

725

1 746

2 862

 

Gedecentraliseerde agentschappen

13

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

20

0

0

186

46

140

655

1 168

2 215

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

72

64

70

98

305

 

Gedecentraliseerde agentschappen

130

230

359

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

40

3

18

421

139

313

1 580

3 241

5 754

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

5

5

3

32

8

27

171

385

636

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

3

1

13

65

42

99

41

67

331

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

10

39

44

74

39

12

27

50

296

 

Gedecentraliseerde agentschappen

6

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

1

1

2

5

13

22

 

Europese defensie (onderzoek)

110

160

178

339

788

 

Europese defensie (geen onderzoek)

14

14

232

286

322

589

1 458

 

Militaire mobiliteit

74

26

57

134

291

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

259

259

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

107

235

343

 

Programma voor de Europese defensie-industrie

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

16

16

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

18

46

74

188

506

612

909

2 094

4 445

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

1 044

825

993

1 407

2 985

6 785

8 133

10 224

32 397

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

2

4

8

11

23

20

34

34

137

 

Humanitaire hulp

6

7

28

127

333

627

1 127

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

1

12

0

7

6

18

54

96

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

1

2

46

53

44

147

 

MFB+

153

153

 

Andere acties

0

57

57

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

0

0

4

13

26

42

66

151

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

290

320

630

519

998

1 342

1 266

2 069

7 434

 

Faciliteit voor de Westelijke Balkan

399

399

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

1 336

1 149

1 651

1 948

4 056

8 352

9 878

13 726

42 097

7

Pensioenen personeelsleden

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

 

Europese scholen

4

4

 

Bezoldiging statutair personeel

0

0

 

Bezoldiging extern personeel

0

23

23

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

1

1

 

Leden – Tijdelijke vergoedingen

 

Wervingskosten

3

3

 

Beëindiging van de dienst

 

Opleidingskosten

12

12

 

Sociale zaken en mobiliteit

0

0

12

12

 

Informatie- en communicatietechnologie

166

166

 

Huur en aankoop

31

31

 

Gerelateerd aan gebouwen

49

49

 

Beveiliging

32

32

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

10

10

 

Vergaderingen, comités, conferenties

6

6

 

Publicatieblad

1

1

 

Publicaties

7

7

 

Verkrijging van informatie

2

2

 

Studies en onderzoeken

5

5

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

11

11

 

Externe taalkundige diensten

2

2

 

Andere administratieve uitgaven

12

12

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

0

0

0

0

0

0

0

623

623

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

0

0

1 011

1 011

O

Innovatiefonds (IF)

65

2 586

3 420

572

6 643

 

Faciliteit voor Oekraïne

1 250

1 250

 

Andere acties

1

5

6

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

65

2 586

3 421

1 827

7 899

S

Solidariteit en noodhulp (SEAR)

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor Europese solidariteit

 

Reserve voor noodhulp

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

53

53

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

53

0

53

 

Totaal

4 074

2 312

5 172

8 752

12 804

64 814

81 750

327 700

507 378

Als gevolg van de herschikking van vastleggingen in het kader van de migratie naar een nieuw boekhoudsysteem (SUMMA) heeft een verschuiving van uitstaande bedragen (201 274 miljoen EUR) tussen de jaren plaatsgevonden. Het totale bedrag van de nog betaalbaar te stellen vastleggingen bleef ongewijzigd.

6.12.   MFK IN DETAIL: NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN PER SOORT KREDIETEN

In miljoen EUR

 

 

Van begrotingskredieten

Van bestemmingsontvangsten

Totale RAL per eind 2024

 

Rubriek

Van 2023 overgedragen vastleggingen

Aanpas-leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

Van 2023 overgedragen vastleggingen

Aanpas-leggingen

Vastleggingen

Gedane betalingen

Nog af te wikkelen bedrag

 

 

1

2

3

4

5=1+2+3-4

6

7

8

9

10=6+7+8-9

11=5+10

1

Horizon Europa

23 506

(367 )

12 994

12 039

24 094

4 433

(204 )

2 087

1 765

4 551

28 646

 

Euratom

304

(1 )

280

369

214

54

(4 )

7

36

21

234

 

Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)

1 570

(2 )

436

562

1 443

6

1

1

6

1 449

 

Andere acties

0

0

135

(8 )

222

86

263

263

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

48

(1 )

24

21

50

0

0

0

0

0

50

 

InvestEU-fonds

2 253

(31 )

348

256

2 314

3 582

(0 )

1 603

2 834

2 350

4 663

 

CEF — Vervoer

6 442

(85 )

1 758

2 087

6 028

61

(3 )

23

20

61

6 089

 

CEF – Energie

3 819

(42 )

885

775

3 886

54

6

48

3 934

 

CEF – Digitaal

647

(39 )

87

142

553

3

(0 )

1

1

3

556

 

Digitaal Europa

2 070

4

1 264

1 042

2 296

46

(7 )

49

33

55

2 351

 

Gedecentraliseerde agentschappen

39

217

220

36

9

9

36

 

Andere acties

2

(0 )

1

1

1

69

10

60

61

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

34

(2 )

14

20

26

0

0

0

0

0

26

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

31

(1 )

24

23

31

5

(0 )

4

4

5

36

 

Eengemaakte markt

917

(55 )

604

583

882

32

(3 )

22

20

32

914

 

Fraudebestrijdingsprogramma van de EU

29

(0 )

24

20

33

0

(0 )

1

0

1

34

 

Belastingheffing

40

(1 )

38

35

43

2

0

0

1

44

 

Douane

141

(2 )

136

129

146

4

(0 )

1

4

1

148

 

Gedecentraliseerde agentschappen

0

(0 )

132

132

0

10

10

0

0

 

Andere acties

7

(0 )

6

8

5

0

0

0

5

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

21

(1 )

12

7

25

0

0

0

0

0

25

 

Europees ruimtevaartprogramma

1 223

(2 )

2 088

2 226

1 083

190

(2 )

265

54

399

1 483

 

Gedecentraliseerde agentschappen

18

79

84

14

2

3

2

3

17

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

17

17

0

0

0

0

0

17

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

156

(0 )

117

190

83

0

0

0

0

0

83

 

Totaal rubriek 1: Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid

43 318

(629 )

21 584

20 969

43 304

8 608

(230 )

4 378

4 895

7 860

51 164

2

Regionale ontwikkeling (EFRO)

74 573

443

38 668

13 263

100 420

16 496

(530 )

4 798

15 997

4 768

105 188

 

Cohesiefonds

11 413

(3 )

6 600

2 352

15 658

1 048

(17 )

1 095

1 736

390

16 048

 

Cohesiefondsbijdrage voor CEF-Vervoer

6 066

(40 )

1 606

2 246

5 387

13

(0 )

2

0

15

5 402

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

3

(0 )

4

3

4

0

0

0

0

0

4

 

Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)

31 288

582

16 731

4 887

43 714

13 963

(597 )

1 913

11 465

3 814

47 528

 

Steun aan de Turks-Cypriotische gemeenschap

99

(3 )

34

40

91

1

(0 )

7

3

5

95

 

Europees herstel en veerkracht

157

(10 )

123

101

169

214 361

(3 )

2 230

55 187

161 401

161 570

 

Pericles IV

1

(0 )

1

1

0

0

0

0

0

 

Herstelplan voor de EU

649

(0 )

3 340

2 125

1 863

2

(0 )

2

3

2

1 865

 

RescEU

540

(10 )

240

355

415

1 166

(1 )

14

402

778

1 193

 

EU4Health

1 274

(15 )

753

546

1 466

27

(1 )

41

27

41

1 507

 

Instrument voor noodhulp binnen de Unie (ESI)

21

(3 )

8

9

19

0

19

28

 

Gedecentraliseerde agentschappen

42

(0 )

263

256

49

0

38

38

1

50

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

10

(1 )

12

12

10

0

(0 )

0

0

0

10

 

Werkgelegenheid en sociale innovatie

174

(11 )

93

83

173

9

(0 )

7

4

12

185

 

Erasmus+

1 863

(55 )

3 796

3 532

2 072

221

(9 )

477

509

179

2 251

 

Europees Solidariteitskorps (ESC)

153

(23 )

144

135

138

14

(4 )

16

15

10

149

 

Creatief Europa

414

(6 )

335

402

341

14

(1 )

15

15

13

354

 

Justitie

63

(7 )

42

47

51

4

(0 )

1

1

3

53

 

Rechten en waarden

271

(5 )

219

198

286

1

(0 )

1

0

1

288

 

Gedecentraliseerde agentschappen

48

(0 )

303

299

52

1

(0 )

5

5

1

53

 

Andere acties

13

(2 )

8

8

11

2

(0 )

0

1

1

13

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

65

(2 )

26

31

58

0

0

0

0

58

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

192

(4 )

183

181

190

3

(0 )

6

3

7

197

 

Totaal rubriek 2: Cohesie, veerkracht en waarden

129 392

825

73 525

31 113

172 629

247 365

(1 163 )

10 668

85 412

171 459

344 088

3

Garanties voor de landbouw

358

(35 )

40 465

40 420

368

0

345

342

3

371

 

Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

33 157

(61 )

13 155

13 997

32 254

4 734

(0 )

1

1 471

3 263

35 517

 

Maritieme zaken en visserij

2 692

231

1 070

760

3 233

607

(234 )

127

392

108

3 341

 

Visserij (PODV en ROVB)

23

(1 )

130

114

38

0

0

0

0

0

38

 

Gedecentraliseerde agentschappen

30

30

1

1

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

4

(0 )

8

3

10

0

0

0

0

0

10

 

Milieu en klimaat (LIFE)

2 538

(24 )

768

597

2 684

9

(0 )

4

6

7

2 691

 

Fonds voor een rechtvaardige transitie

2 773

(0 )

1 479

6

4 245

10 504

(0 )

160

6 144

4 520

8 765

 

Leenfaciliteit in het kader van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie

40

50

60

29

17

76

19

75

104

 

Gedecentraliseerde agentschappen

66

66

8

8

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

18

(0 )

6

9

15

0

0

0

0

0

15

 

Specifieke acties

4

(0 )

16

4

16

0

0

0

0

0

16

 

Totaal rubriek 3: Natuurlijke hulpbronnen en milieu

41 606

109

57 243

56 066

42 891

15 871

(234 )

721

8 382

7 976

50 867

4

Asiel, migratie en integratie

2 709

8

1 502

1 363

2 856

11

(8 )

6

3

6

2 862

 

Gedecentraliseerde agentschappen

13

152

152

13

13

13

13

 

Grensbeheer (IBMF) – Grensbeheer en visa

1 637

17

1 004

564

2 094

161

(17 )

53

75

121

2 215

 

Grensbeheer (IBMF) – Douanecontroleapparatuur

278

(0 )

144

117

305

0

0

0

0

0

305

 

Gedecentraliseerde agentschappen

312

1 090

1 043

359

76

76

359

 

Totaal rubriek 4: Migratie en grensbeheer

4 949

24

3 892

3 239

5 627

172

(25 )

147

166

127

5 754

5

Fonds voor interne veiligheid (ISF)

518

2

323

208

635

6

(2 )

1

3

1

636

 

Ontmanteling van nucleaire installaties

405

(0 )

67

142

331

0

0

0

0

0

331

 

Nucleaire veiligheid en ontmanteling

312

(1 )

60

76

296

0

0

0

0

296

 

Gedecentraliseerde agentschappen

252

247

6

11

11

6

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

1

1

0

0

0

0

0

1

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

26

(2 )

32

35

22

0

0

22

 

Europese defensie (onderzoek)

631

(0 )

344

212

763

15

(0 )

12

2

25

788

 

Europese defensie (geen onderzoek)

1 290

(0 )

680

529

1 441

33

23

39

16

1 458

 

Militaire mobiliteit

376

(1 )

251

335

291

0

0

0

0

0

291

 

Instrument voor gemeenschappelijke aanbestedingen op defensiegebied

250

250

9

0

9

259

 

Instrument voor de versterking van de defensie-industrie

157

(0 )

343

172

327

16

1

15

343

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Beveiligde connectiviteit van de Unie

30

96

110

16

0

0

0

0

0

16

 

Totaal rubriek 5: Veiligheid en defensie

3 748

(2 )

2 699

2 066

4 379

55

(2 )

71

57

66

4 445

6

Nabuurschap, ontwikkeling en internationale samenwerking

30 342

(610 )

11 432

9 352

31 811

340

(29 )

525

250

586

32 397

 

Instrument voor nucleaire veiligheid (EINS)

137

(5 )

42

40

133

4

1

1

3

137

 

Humanitaire hulp

1 047

(6 )

2 495

2 422

1 115

15

(0 )

17

20

12

1 127

 

Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

94

(23 )

385

379

78

13

(2 )

21

14

19

96

 

Landen en gebieden overzee (LGO)

129

(0 )

72

55

147

0

0

0

0

0

147

 

MFB+

5

5

569

416

153

153

 

Andere acties

28

(0 )

79

50

57

0

0

57

 

Proefprojecten en voorbereidende acties

0

(0 )

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Acties op grond van prerogatieven van de Commissie

152

(9 )

95

88

151

0

(0 )

0

0

0

151

 

Pretoetredingssteun (IPA III)

7 415

(48 )

2 063

2 227

7 203

269

(47 )

83

74

231

7 434

 

Faciliteit voor de Westelijke Balkan

400

1

399

0

0

0

0

0

399

 

Totaal rubriek 6: Nabuurschap en internationaal beleid

39 345

(701 )

17 067

14 618

41 093

642

(78 )

1 217

777

1 004

42 097

7

Pensioenen personeelsleden

2 589

2 589

(0 )

273

273

0

(0 )

 

(Pensioenen voormalige leden) EP

15

15

0

0

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECC

1

1

(0 )

0

0

0

0

0

(0 )

 

(Pensioenen voormalige leden) Commissie

9

9

(0 )

0

0

0

0

0

(0 )

 

(Pensioenen voormalige leden) HvJ-EU

15

15

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) ECA

7

7

0

0

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) Ombudsman

0

0

0

0

0

0

0

 

(Pensioenen voormalige leden) EDPS

0

0

0

0

0

0

0

 

Europese scholen

0

(0 )

246

246

0

1

(0 )

23

20

4

4

 

Bezoldiging statutair personeel

0

(0 )

2 897

2 897

0

60

60

0

 

Bezoldiging extern personeel

32

(4 )

265

272

21

1

(0 )

45

44

2

23

 

Leden — Salarissen en vergoedingen

0

(0 )

17

16

1

0

0

0

1

 

Leden – Tijdelijke vergoedingen

(0 )

1

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Wervingskosten

2

(0 )

30

28

3

0

(0 )

0

0

0

3

 

Beëindiging van de dienst

(0 )

7

7

0

0

0

0

0

 

Opleidingskosten

8

(1 )

17

15

10

3

(0 )

4

4

2

12

 

Sociale zaken en mobiliteit

7

(1 )

23

22

7

6

(2 )

15

14

5

12

 

Informatie- en communicatietechnologie

129

(1 )

287

295

120

42

(0 )

134

130

46

166

 

Huur en aankoop

5

(0 )

326

300

30

2

(0 )

314

315

1

31

 

Gerelateerd aan gebouwen

57

(5 )

107

115

44

6

(0 )

22

23

5

49

 

Beveiliging

32

(2 )

74

79

25

6

(0 )

9

8

7

32

 

Dienstreis en vertegenwoordiging

11

(3 )

54

52

10

0

(0 )

2

2

0

10

 

Vergaderingen, comités, conferenties

6

(3 )

15

13

5

1

(0 )

1

1

1

6

 

Publicatieblad

1

(0 )

3

2

1

0

0

1

 

Publicaties

5

(0 )

12

11

5

2

(0 )

3

3

1

7

 

Verkrijging van informatie

2

(0 )

7

6

2

0

0

0

2

 

Studies en onderzoeken

5

(0 )

6

5

5

0

0

0

0

5

 

Algemene uitrusting, voertuigen, meubilair

11

(0 )

16

18

9

1

(0 )

6

6

2

11

 

Externe taalkundige diensten

2

(0 )

27

27

2

1

(0 )

36

36

1

2

 

Andere administratieve uitgaven

4

(0 )

19

18

5

6

(0 )

21

20

7

12

 

Administratieve uitgaven van andere instellingen

567

(10 )

4 912

4 886

582

42

(42 )

379

338

40

623

 

Totaal rubriek 7: Europees openbaar bestuur

886

(32 )

12 004

11 969

888

118

(46 )

1 348

1 297

123

1 011

O

Innovatiefonds (IF)

0

0

6 443

(111 )

603

292

6 643

6 643

 

Faciliteit voor Oekraïne

(0 )

4 737

3 634

1 103

150

3

147

1 250

 

Andere acties

0

0

4

(3 )

62

57

6

6

 

Totaal rubriek O: Buiten het MFK

(0 )

4 737

3 634

1 103

6 447

(114 )

815

353

6 795

7 899

S

Reserve voor Europese solidariteit

1 234

1 234

0

0

0

0

0

 

Europese Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG)

0

(0 )

8

8

0

0

0

0

0

0

0

 

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

321

7

275

53

161

297

458

53

 

Totaal rubriek S: Solidariteitsmechanismen binnen en buiten de Unie (speciale instrumenten)

321

(0 )

1 249

1 517

53

161

297

458

53

 

Totaal

263 564

(405 )

194 000

145 192

311 967

279 440

(1 893 )

19 661

101 797

195 410

507 378

7.   UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING

7.1.   UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

In miljoen EUR

 

Begrotingskredieten

Vastgestelde rechten

Ontvangsten

Ontvangsten als % van de begroting

Nog te

ontvangen

Instelling

Oorspronkelijk goedgekeurde begroting

Definitief goedgekeurde begroting

Lopend jaar

Overgedragen

Totaal

Op rechten

van lopend jaar

Op rechten

overgedragen

Totaal

 

1

2

3

4

5=3+4

6

7

8=6+7

9=8/2

10=5-8

Europees Parlement

222

222

281

12

293

279

3

282

127  %

11

Europese Raad en Raad

72

72

99

1

100

98

1

99

137  %

1

Commissie

142 141

149 255

246 702

19 281

265 983

239 802

9 925

249 727

167  %

16 256

Hof van Justitie

73

73

74

0

74

74

0

74

101  %

0

Rekenkamer

31

31

30

0

30

30

0

30

97  %

0

Economisch en Sociaal Comité

17

17

22

0

22

22

0

22

134  %

0

Comité van de Regio’s

14

14

16

0

16

16

0

16

117  %

0

Ombudsman

2

2

2

0

2

2

0

2

107  %

0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

2

2

2

0

2

2

0

2

102  %

Europese Dienst voor extern optreden

57

57

356

0

356

356

0

356

626  %

0

Totaal

142 630

149 744

247 584

19 295

266 879

240 680

9 929

250 609

167  %

16 270

Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld.

De begroting van de agentschappen en de uitvoering ervan zijn niet geconsolideerd in de EU-begroting en zijn niet opgenomen in de begrotingsverslaglegging van de EU. De subsidie die de Commissie aan de agentschappen betaalt, maakt evenwel deel uit van de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald, in aanmerking genomen.

Wat de EDEO betreft, zij erop gewezen dat deze naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie ten belope van 236,1 miljoen EUR ontvangt (2023: 240,5 miljoen EUR) en uit de EOF-erfenis en de trustfondsen van 19,3 miljoen EUR (2023: 18,7 miljoen EUR). Deze bijdragen dekken de in het kader van het EOF en de trustfondsen gefinancierde kosten van het personeel van de Commissie bij de delegaties en omvatten in het jaar door deze bijdragen voortgebrachte bestemmingsontvangsten.

7.2.   BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

Totaal beschikbare kredieten

Vastleggingen

Naar 2025 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van definitief goedgekeurde begroting

Van overdrachten

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13=10+ 11+12

Europees Parlement

2 469

2 375

0

49

2 424

98  %

0

37

37

8

0

0

8

Europese Raad en Raad

732

653

0

32

684

93  %

0

23

23

24

0

0

24

Commissie

222 217

188 153

936

19 282

208 370

94  %

1 365

10 969

12 334

1 121

62

330

1 513

Hof van Justitie

506

499

0

1

500

99  %

0

1

1

5

0

0

5

Rekenkamer

186

181

0

0

182

98  %

0

0

0

4

0

4

Economisch en Sociaal Comité

172

164

0

5

169

98  %

0

2

2

1

0

0

1

Comité van de Regio’s

126

123

0

1

124

99  %

0

1

1

0

0

0

Ombudsman

14

14

0

14

98  %

0

0

0

0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

24

23

0

23

96  %

0

0

0

1

0

1

Europese Dienst voor extern optreden

1 240

880

1

290

1 171

94  %

0

68

68

0

0

0

Totaal

227 687

193 064

937

19 661

213 661

94  %

1 365

11 103

12 468

1 166

62

330

1 558

7.3.   BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN

In miljoen EUR

 

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Naar 2025 overgedragen kredieten

Vervallen kredieten

Instelling

Van definitief goedgekeurde begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

%

Van definitief goedgekeurde begroting

Van bestemmingsontvangsten

Totaal

Van

definitief

goedgekeurde

begroting

Van over-drachten

Van bestemmings-ontvangsten

Totaal

 

1

2

3

4

5=2+3+4

6=5/1

7

8

9=7+8

10

11

12

13

Europees Parlement

2 825

2 038

322

47

2 407

85  %

337

46

383

8

26

1

35

Europese Raad en Raad

819

574

78

32

684

84  %

79

24

103

24

8

32

Commissie

269 678

141 805

2 122

97 837

241 764

90  %

3 266

24 509

27 775

33

99

7

140

Hof van Justitie

537

467

27

1

494

92  %

32

1

33

5

4

9

Rekenkamer

196

171

9

0

181

92  %

10

0

10

4

0

5

Economisch en Sociaal Comité

186

153

12

4

168

90  %

10

4

14

1

2

3

Comité van de Regio’s

137

113

10

1

124

91  %

10

2

11

0

1

1

Ombudsman

14

13

0

13

94  %

0

0

0

0

0

Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming

27

21

2

23

84  %

3

0

3

1

1

2

Europese Dienst voor extern optreden

1 350

778

98

253

1 129

84  %

102

106

208

0

13

13

Totaal

275 769

146 134

2 680

98 175

246 988

90  %

3 848

24 692

28 540

78

154

8

240

8.   UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN

De ontvangsten en uitgaven van de agentschappen, zoals hieronder weergegeven in de verslagen 8.1 en 8.2, worden niet geconsolideerd in de EU-begroting. In dit begrotingsgedeelte van de jaarrekening wordt enkel de subsidie die uit de begroting van de Commissie aan de agentschappen wordt betaald in aanmerking genomen.

In de begrotingsuitvoeringsverslagen van de EU zijn de eventuele subsidies die uit de EU-begroting aan de agentschappen zijn betaald, opgenomen als vastleggings- en betalingskredieten.

De onderstaande verslagen voor de agentschappen geven een overzicht van alle agentschappen, zowel gedecentraliseerde (of “klassieke”) als uitvoerende agentschappen, en van hun ontvangsten (8.1) en uitgaven (8.2).

Andere bronnen van inkomsten en daarmee verrichte uitgaven worden niet in de begrotingsrekeningen van de EU opgenomen. Elk agentschap presenteert zijn eigen stel jaarrekeningen.

8.1.   BEGROTINGSONTVANGSTEN

In miljoen EUR

Agentschap

Financiering uit MFK-rubriek

Definitief goedgekeurde begroting

Ontvangsten

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

1

35

35

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

4

257

287

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

1

8

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

n.v.t.

23

21

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

2b

18

17

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

4

182

185

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

1

243

217

Europese Bankautoriteit

1

56

57

Europees Grens- en kustwachtagentschap

4

922

927

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

2b

93

102

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

2b

20

21

Europees Agentschap voor chemische stoffen

1

127

131

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

1, 2a, 3, 5

69

70

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

2b, 6

70

70

Europees Milieuagentschap

3

103

98

Europees Bureau voor visserijcontrole

3

31

32

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

2b

157

155

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

2b

24

25

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

1, 2b

56

56

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

1, 2a

50

49

Europees Instituut voor gendergelijkheid

2b

9

9

Europees Instituut voor innovatie en technologie

1

418

466

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

1

37

38

Europese Arbeidsautoriteit

2b

40

39

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

1

93

122

Europees Geneesmiddelenbureau

2b

481

492

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

5

35

30

Europees Openbaar Ministerie

2b

76

76

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

1

67

67

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

1, 3

112

112

Europese Autoriteit voor effecten en markten

1

75

76

Europese Stichting voor opleiding

2b

28

29

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

2b

65

71

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

1

26

45

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

5

222

232

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

5

13

32

Spoorwegbureau van de Europese Unie

1

32

44

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

1

85

1 342

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

2b

27

28

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

n.v.t.

315

323

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

1

625

662

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

7

45

37

Totaal

 

5 470

6 937


miljoen EUR

Soort ontvangsten van de agentschappen

 

 

Ontvangen bedragen

Subsidie van de Commissie

 

 

4 854

Inkomsten uit heffingen

 

 

984

Overige inkomsten

 

 

1 098

Totaal

 

 

6 937

8.2.   VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP

In miljoen EUR

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Agentschap

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators

35

35

43

33

Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen

407

365

380

277

Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie

8

8

9

8

Communautair Bureau voor plantenrassen

21

20

24

21

Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk

18

17

23

18

Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken

224

174

242

173

Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart

335

259

348

221

Europese Bankautoriteit

58

57

61

57

Europees Grens- en kustwachtagentschap

957

936

1 323

873

Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding

110

100

134

96

Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding

20

20

22

21

Europees Agentschap voor chemische stoffen

135

130

150

128

Europees Uitvoerend Agentschap klimaat, infrastructuur en milieu

69

68

72

68

Europees Uitvoerend Agentschap onderwijs en cultuur

70

69

75

68

Europees Milieuagentschap

116

104

140

86

Europees Bureau voor visserijcontrole

35

32

43

33

Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

164

163

170

154

Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden

26

26

30

26

Europees Uitvoerend Agentschap voor gezondheid en digitaal beleid

56

55

57

54

Europees Uitvoerend Agentschap Innovatieraad en het mkb

48

48

52

48

Europees Instituut voor gendergelijkheid

9

9

11

9

Europees Instituut voor innovatie en technologie

454

432

495

433

Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen

38

38

40

37

Europese Arbeidsautoriteit

49

46

45

41

Europees Agentschap voor maritieme veiligheid

134

122

146

115

Europees Geneesmiddelenbureau

516

503

601

515

Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving

34

33

35

27

Europees Openbaar Ministerie

76

75

86

75

Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad

67

67

69

68

Europees Uitvoerend Agentschap onderzoek

112

111

118

112

Europese Autoriteit voor effecten en markten

77

76

83

78

Europese Stichting voor opleiding

33

30

35

28

Agentschap van de Europese Unie voor justitiële samenwerking in strafzaken

84

71

94

69

Agentschap van de Europese Unie voor cyberbeveiliging

43

32

47

30

Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving

240

233

263

228

Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving

39

20

42

20

Spoorwegbureau van de Europese Unie

62

46

49

44

Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma

2 779

580

2 173

971

Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten

29

28

35

29

Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie

483

321

483

318

Gemeenschappelijke onderneming Fusion for Energy

812

746

694

642

Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie

45

42

48

43

Totaal

9 123

6 348

9 091

6 393


In miljoen EUR

 

Vastleggingskredieten

Betalingskredieten

Soort uitgave

Totaal beschikbare kredieten

Gedane vastleggingen

Totaal beschikbare kredieten

Gedane betalingen

Administratief

569

546

694

536

Operationeel

6 334

3 735

6 147

3 794

Personeel

2 221

2 067

2 250

2 063

Totaal

9 123

6 348

9 091

6 393

VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST

Actuariële veronderstellingen

Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.

Actuariële winsten en verliezen

Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Deze ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.

Administratieve kredieten

Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).

Goedgekeurde begroting

De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting nadat deze is goedgekeurd door de begrotingsautoriteit en definitief is goedgekeurd door de voorzitter van het Europees Parlement.

Gewijzigde begroting

Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.

Bij de lidstaten op te vragen bedragen

Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.

Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)

De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en het internecontrolekader. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft, en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen, moet de “gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.

Kredieten

De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.

Bestemmingsontvangsten

Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films.

Voor verkoop beschikbare financiële activa

Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).

Begrotingsonderdeel

De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.

Annulering van kredieten

Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.

Overdracht van kredieten

Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.

Vastlegging

Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.

Vastleggingskredieten

Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.

Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten

De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.

Vrijmaking

Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.

Regeling met toegezegde uitkeringen

Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.

Derivaten

Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.

Direct beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.

Disconteringsvoet

Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.

Effectieve rentevoet

De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt gedisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.

Financiële activa en verplichtingen tegen geamortiseerde kostprijs

Alle financiële activa en verplichtingen die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector worden gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs.

Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort

Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).

Financiële correctie

Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van onregelmatige betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.

Een “bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een “vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.

De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.

Indirect beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.

Onderbrekingen en opschortingen

Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat heeft nagelaten om ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.

Onregelmatigheid

Een onregelmatigheid is een handeling die niet in overeenstemming is met de toepasselijke EU- of nationale regels en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de financiële belangen van de EU. Onregelmatigheden kunnen het gevolg zijn van het gedrag van begunstigden die geldmiddelen aanvragen of van de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Het begrip onregelmatigheid is ruimer dan het begrip fraude, dat verwijst naar gedrag dat als strafbaar feit kan worden aangemerkt.

Vervallen kredieten

Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet. Enkel voor gemeenschappelijke ondernemingen (GO’s) kunnen ongebruikte kredieten overeenkomstig hun financiële regels worden opgenomen in de raming van ontvangsten en uitgaven van de volgende drie begrotingsjaren (de zogeheten “n+3”-regel). Vervallen kredieten voor GO’s kunnen met andere woorden tot begrotingsjaar “n+3” opnieuw worden opgevoerd.

Nog betaalbaar te stellen vastleggingen

Ook wel reste à liquider (RAL) genoemd: de bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Eigen middelen

De belangrijkste bron van inkomsten voor de EU-begroting. De verschillende eigen middelen zijn opgenomen in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en bestaan uit traditionele eigen middelen, btw-middelen, op het bni gebaseerde middelen en eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval.

Betalingskredieten

Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.

Voorfinanciering

Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een kasvoorschot, dus van contante middelen. Voorfinanciering kan worden opgesplitst in een aantal termijnen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of wordt terugbetaald.

Preventieve maatregel

Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.

Reste à liquider (RAL – nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.

Gedeeld beheer

Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer driekwart van de EU-uitgaven valt onder deze uitvoeringswijze.

Traditionele eigen middelen

Traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in het toepasselijke eigenmiddelenbesluit (Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad) en omvatten douanerechten en suikerheffingen.

Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)

Overschrijvingen bestaan uit de verplaatsing van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen derhalve een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, hoofdstukken, artikelen en posten plaatsvinden en verschillende niveaus van goedkeuring vereisen.

LIJST VAN AFKORTINGEN

AAR

Jaarlijks activiteitenverslag

AC

Geamortiseerde kostprijs

VVB

Beschikbaar voor verkoop

AMIF

Fonds voor asiel, migratie en integratie

AOD

Gedelegeerd ordonnateur

ATM

BAR

Luchtverkeersbeheer

Reserve voor aanpassing aan de Brexit

BB

Betalingsbalans

BUFI-fonds

Fonds voor geldboeten

GLB

Gemeenschappelijk landbouwbeleid

CCS LGF

Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren

CEF2

Connecting Europe Facility

CEF DI

Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility

CF

Cohesiefonds

CIP

Kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie

Commissie

Europese Commissie

Cosme

Programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en voor kleine en middelgrote ondernemingen

COSO

Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission

GVF

Gemeenschappelijk voorzieningsfonds

GB-verordening

CRII+

CRO

Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen

Investeringsinitiatief coronavirusrespons plus

Hoofd risicobeheer

D&WM

Ontmanteling en beheer van kernafval

EAD

Blootstelling bij wanbetaling

Elfpo

Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling

ELGF

Europees Landbouwgarantiefonds

EAR

Boekhoudregel van de Europese Unie

EaSI

Werkgelegenheid en sociale innovatie

EBWO

Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling

ERK

Europese Rekenkamer

ECB

Europese Centrale Bank

ECL

Te verwachten kredietverliezen

Ecofin

Raad Economische en Financiële Zaken

EGKS i.l.

Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie

EOF

Europees Ontwikkelingsfonds

EDIF

Garantiefaciliteit voor de Westelijke Balkan

EER

Europese Economische Ruimte

EDEO

Europese Dienst voor extern optreden

EFDO

Europees Fonds voor duurzame ontwikkeling

EFSE

Europees Fonds voor Zuidoost-Europa

EFSF

Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit

EFSI

Europees Fonds voor strategische investeringen

EFSM

Europees financieel stabilisatiemechanisme

EVA

Europese Vrijhandelsassociatie

EGNOS

European Geostationary Navigation Overlay System (Europees overlaysysteem voor geostationaire navigatie)

EIB

Europese Investeringsbank

EIF

Europees Investeringsfonds

ElectriFI

Elektrificatiefinancieringsinitiatief

ELM

EMFF

Mandaat voor externe leningen

Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

EMU

Economische en monetaire unie

ENEF

Fonds voor bedrijfsuitbreiding

ENIF

Fonds voor bedrijfsinnovatie

ENPI

Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument

EP

Europees Parlement

EFRO

Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

ERI

ESA

Initiatief voor economische veerkracht van de EIB

Europees Ruimteagentschap

ESF

Europees Sociaal Fonds

ESIF

Europese structuur- en investeringsfondsen

ESM

Europees Stabiliteitsmechanisme

ETF

Indexfond

ETS

EU

Emissiehandelssysteem

Europese Unie

Eumetsat

Europese Organisatie voor de Exploitatie van Meteorologische Satellieten

Euratom

Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

SFEU

FGC

Solidariteitsfonds van de Europese Unie

Financieelgarantiecontract

FIFO

First in, first out

FP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

FR

Financieel Reglement van de EU

FSDA

Financiële staten — Bespreking en analyse

FVNA

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in nettoactiva/eigen vermogen (Fair Value through Net Assets/Equity)

FVSD

Reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort (Fair Value through Surplus or Deficit)

Bbp

Bruto binnenlands product

Bni

Bruto nationaal inkomen

GNSS

Wereldwijde satellietnavigatiesystemen

H2020

Horizon 2020

RCBHN

Risico- en compliancebeleid op hoog niveau

IBMF

IF

Fonds voor geïntegreerd grensbeheer

Innovatiefonds

IIW

Venster infrastructuur en innovatie

IMF

Internationaal Monetair Fonds

IPSAS

Internationale boekhoudnormen voor de overheidssector (International Public Sector Accounting Standards)

IT

Informatietechnologie

ITER

Internationale thermonucleaire experimentele reactor

JRC

Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek

GSZV

GO

Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering

Gemeenschappelijke Onderneming

LGD

Loss given Default Rate (verlies bij wanbetaling)

LGF

Leninggarantiefaciliteit

LGTT

Garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten

MAP

Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap

EP-lid

Lid van het Europees Parlement

MFB

Macrofinanciële bijstand

MFK

Meerjarig financieel kader

MIM

GMF

Systeem voor onderlinge verzekeringen

Geldmarktfonds

MKMO

Micro-, kleine of middelgrote onderneming

NDICI

Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking

NGEU

NextGenerationEU

EMB

Eigenmiddelenbesluit

PBI

Initiatief inzake projectobligaties

PD

Kans op wanbetaling

PF4EE

Particuliere financiering voor energie-efficiëntie

PGF

Deelnemersgarantiefonds

POCI

PPP

Gekocht of geïnitieerd als met verminderde kredietwaardigheid (“POCI”)

Publiek-privaat partnerschap

PSEO

Pensioenregeling voor Europese ambtenaren

RAL

“Reste à liquider” (nog betaalbaar te stellen vastleggingen)

RSFF

Financieringsfaciliteit met risicodeling

RRF

Herstel- en veerkrachtfaciliteit

OTO

Onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie

S&P

Standard & Poor’s Financial Services LLC

Sanad

MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen

Sapard

Speciaal toetredingsprogramma voor landbouw en plattelandsontwikkeling.

SEMED

Programma voor financiële inclusie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen in het zuidelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied

SICR

Significante toename van het kredietrisico

SIUGI

Instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het KMO-initiatief

KMO

Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf

KMO/MKB

Kleine en middelgrote onderneming/Midden- en kleinbedrijf SMEW Kmo-venster

STEP

SURE

Platform voor strategische technologieën voor Europa

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (steun om het risico op werkloosheid in noodsituaties te beperken)

VWEU

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

TEM

Traditionele eigen middelen

TRDI

Samenwerkingsmechanisme voor leningen aan Oekraïne

Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling

Samenwerkingsmechanisme voor leningen aan Oekraïne

Btw

Belasting over de toegevoegde waarde


(*1)   in de begrotingsvastleggingen is rekening gehouden met alle vrijmakingen, met inbegrip van die welke betrekking hebben op vastleggingen van vóór 2024. Van de totale begrotingsvastleggingen is 2,5 miljard EUR vastgelegd in 2024.

(1)  Met uitzondering van enkele garanties die zijn verstrekt in het kader van de financieringsinstrumentenprogramma’s van eerdere MFK’s, die volledig zijn gefinancierd of begroot uit de EU-begroting.

(2)  Zie het jaarlijks door de Commissie gepubliceerde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de financieringsinstrumenten, de begrotingsgaranties, de financiële bijstand en de voorwaardelijke verplichtingen.

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/9701 van de Commissie.

(4)  Verordening (EU, Euratom) 2022/2434 van het Europees Parlement en de Raad van 6 december 2022 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 met betrekking tot de vaststelling van een gediversifieerde financieringsstrategie als algemene leenmethode (PB L 319 van 13.12.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/2434/oj).

(5)  Europese Commissie, directoraat-generaal Begroting, Green bonds – Impact and allocation report – NGEU report 2023, Publicatiebureau van de Europese Unie, 2023, https://data.europa.eu/doi/10.2761/302803.

(6)  Besluit (EU) 2022/313 van het Europees Parlement en de Raad van 24 februari 2022 tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 55 van 28.2.2022, blz. 4, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/313/oj) ten belope van 1,2 miljard EUR tot toekenning van macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1201 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2022 tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L 186 van 13.7.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/1201/oj), ten belope van 1,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, Besluit (EU) 2022/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 20 september 2022 tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne, tot versterking van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds met garanties van de lidstaten en met een specifieke voorziening voor bepaalde financiële verplichtingen in verband met Oekraïne die worden gegarandeerd uit hoofde van Besluit nr. 466/2014/EU en tot wijziging van Besluit (EU) 2022/1201 (PB L 245 van 22.9.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2022/1628/oj), ten belope van 5,0 miljard EUR tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne.

(7)  Verordening (EU) 2022/2463 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2022 tot vaststelling van een instrument voor de toekenning van steun aan Oekraïne voor 2023 (macrofinanciële bijstand+) (PB L 322 van 16.12.2022, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/2463/oj).

(8)  Verordening (EU) 2024/2773 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2024 tot instelling van het samenwerkingsmechanisme voor leningen aan Oekraïne en tot toekenning van buitengewone macrofinanciële bijstand aan Oekraïne (PB L, 2024/2773, 28.10.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2773/oj).

(9)  Verordening (EU) 2024/792 van het Europees Parlement en de Raad van 29 februari 2024 tot instelling van de faciliteit voor Oekraïne (PB L, 2024/792, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/792/oj).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 van de Raad van 26 mei 2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 168, 7.6.2014, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/609/oj).

(11)  Verordening (EU, Euratom) 2021/770 van de Raad van 30 april 2021 betreffende de berekening van de eigen middelen op basis van niet-gerecycled kunststof verpakkingsafval, de methoden en procedures voor de terbeschikkingstelling van die eigen middelen, de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien en bepaalde aspecten van de eigen middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (PB L 165, 11.5.2021, blz. 15, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/770/oj).

(12)  Voor een uitgebreid overzicht van NGEU, zie ook de punten 2.2 en 2.3 hierboven.

(13)  Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Krachtens het evenredigheidsbeginsel mogen de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verdergaan dan wat nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken (artikel 5 VEU).

(14)  Op 1 februari 2024 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over een tussentijdse herziening van de MFK-plafonds voor de periode 2021-2027, naar aanleiding van de voorstellen van de Commissie in COM(2023) 336.

(15)  Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L, 2024/2509, 26.9.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2509/oj).

(16)  Zie artikel 317 VWEU.

(17)  C(2020) 4240 van 24 juni 2020.

(18)  De term “de Europese Commissie” wordt daarom gebruikt ter aanduiding van zowel de instelling — het College — die wordt gevormd door de leden van de Commissie als de administratie die wordt geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).

(19)  Sinds medio 2019 is (overeenkomstig het herziene artikel 12 van de interne regels) het beheer van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) gedeeld gedelegeerd aan vijf diensten (INTPA (DEVCO), ECHO, EAC, EACEA en JRC).

(20)   https://ec.europa.eu/info/publications/integrated-financial-and-accountability-reporting_nl.

(21)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(22)   Het Europees Parlement heeft op 27 november 2024 een begroting goedgekeurd die bepaalt dat de verplichtingen op korte termijn van de EU worden betaald uit eigen middelen die in het volgende jaar bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Aanvullend waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1) van 29 februari 1968, gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.

(23)   PB L, 2024/2509, 26.9.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2509/oj.

(24)  De pensioenregeling is een notioneel (virtueel) fonds met toegezegde uitkeringen, waarbij de toekomstige pensioenen worden gefinancierd uit de bijdragen van personeelsleden. Alhoewel de bijdragen niet in een echt fonds worden belegd, wordt verondersteld dat het bedrag dat in een dergelijk fonds zou zijn ingebracht, is belegd in langlopende obligaties van de lidstaten en wordt dat bedrag vertaald in de pensioenverplichting opgenomen in de jaarrekening van de Europese Unie. De lidstaten garanderen gezamenlijk de betaling van de prestaties overeenkomstig artikel 83 van het Statuut en artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (zie COM(2018) 829 voor een gedetailleerde beschrijving van het stelsel).

(25)  Verordening (EU) 2024/792.

(26)  Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1316/oj).

(27)  Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/435/oj).

(28)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1303/oj).

(29)  Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1060/oj).

(30)  Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2020/2053/oj).

(31)   “Niet toegewezen aan een MFK-rubriek“ omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma’s met individueel immateriële bedragen.

(32)   De 3,4 miljard EUR aan activa voor de EIB-ELM-garanties dekt ook leningen en daarmee verband houdende opgenomen leningen in het kader van oude MFB- en Euratom-leningen (zie toelichting 2.4.1.1).

(33)   De 3,0 miljard EUR aan activa voor de EIB-ELM-garanties dekt ook leningen en daarmee verband houdende opgenomen leningen in het kader van oude MFB- en Euratom-leningen (zie toelichting 2.4.1.1).).

(34)  Besluit (EU) 2018/412 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2018 tot wijziging van Besluit nr. 466/2014/EU tot verlening van een EU-garantie voor verliezen van de Europese Investeringsbank op financieringsverrichtingen ter ondersteuning van investeringsprojecten buiten de Unie (PB L 76 van 19.3.2018, blz. 30, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2018/412/oj).

(35)  Verordening (EU) 2021/947 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juni 2021 tot vaststelling van het instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking – Europa in de wereld, tot wijziging en intrekking van Besluit nr. 466/2014/EU van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EU) 2017/1601 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG, Euratom) nr. 480/2009 van de Raad (PB L 209 van 14.6.2021, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/947/oj).

(36)   Met ingang van 2023 worden de bedragen met betrekking tot veiligheid en defensie (met inbegrip van de vergelijkingen) afzonderlijk van het migratie- en grensbeheer gepresenteerd.

(37)  Verordening (EU) 2021/1153 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot vaststelling van de Connecting Europe Facility en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1316/2013 en (EU) nr. 283/2014 (PB L 249 van 14.7.2021, blz. 38, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/1153/oj).

(38)  Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 69, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/696/oj).

(39)  Verordening (EU) 2023/588 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2023 tot vaststelling van het programma van de Unie voor beveiligde connectiviteit voor de periode 2023-2027 (PB L 179 van 17.3.2023, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/588/oj).

(40)  Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/241/oj).

(41)  Richtlijn (EU) 2023/959 van het Europees Parlement en de Raad van 10 mei 2023 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Unie en Besluit (EU) 2015/1814 betreffende de instelling en de werking van een marktstabiliteitsreserve voor de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten (PB L 130 van 16.5.2023, blz. 134, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2023/959/oj).

(42)  Verordening (EU) 2021/695 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013 (PB L 170 van 12.5.2021, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/695/oj).

(43)  Besluit (EU) 2024/3202 van de Raad van 5 december 2024 betreffende de ondertekening, namens de Unie, en voorlopige toepassing van het Protocol inzake de uitvoering van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds (2025-2030) (PB L, 2024/3202, 30.12.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2024/3202/oj).

(44)  Protocol inzake de uitvoering van de Partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij tussen de Europese Unie, enerzijds, en de regering van Groenland en de regering van Denemarken, anderzijds (2025-2030) (PB L, 2024/3203, 30.12.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/prot/2024/3203/oj).

(45)  Verordening (Euratom) 2021/765 van de Raad van 10 mei 2021 tot vaststelling van het programma voor onderzoek en opleiding van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voor de periode 2021-2025 ter aanvulling van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot intrekking van Verordening (Euratom) 2018/1563 (PB L 167I van 12.5.2021, blz. 81, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/765/oj).

(46)  Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/1313/oj).

(47)  Verordening (EU) 2018/1718 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 726/2004 wat betreft de zetel van het Europees Geneesmiddelenbureau (PB L 291 van 16.11.2018, blz. 3, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1718/oj).

(48)  Uitvoeringsbesluit (EU, Euratom) 2022/2544 van de Commissie van 19 december 2022 tot vaststelling van de regelingen voor het beheer en de uitvoering van de lenings- en schuldbeheertransacties van de EU in het kader van de gediversifieerde financieringsstrategie en de daarmee verband houdende transacties tot het verstrekken van leningen (PB L 328 van 22.12.2022, blz. 109, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2022/2544/oj).

(49)  Uitvoeringsbesluit (EU, Euratom) 2023/2825 van de Commissie van 12 december 2023 tot vaststelling van de regelingen voor het beheer en de uitvoering van de lenings- en schuldbeheertransacties van de Unie in het kader van de gediversifieerde financieringsstrategie en de daarmee verband houdende transacties tot het verstrekken van leningen (PB L, 2023/2825, 18.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2023/2825/oj).

(50)  Verordening (EU, Euratom) 2016/804 van de Raad van 17 mei 2016 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen, en betreffende de maatregelen om in de behoefte aan kasmiddelen te voorzien (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 85, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/804/oj).

(51)  Verordening (EU, Euratom) 2022/615 van de Raad van 5 april 2022 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) nr. 609/2014 om de voorspelbaarheid voor de lidstaten te vergroten en de procedures voor geschillenbeslechting bij de terbeschikkingstelling van de traditionele eigen middelen, de btw- en de bni-middelen te verduidelijken (PB L 115 van 13.4.2022, blz. 51, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2022/615/oj).

(52)  Besluit van de Commissie van 25 maart 2020 inzake de richtsnoeren voor het beheer van de activa van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds 2020/C 131/03 (PB C 131 van 22.4.2020, blz. 3).

(53)   Met uitzondering van leningen voor de RRF (NGEU) en voor financiële bijstand.

(54)   Exclusief uitgestelde lasten.

(55)   Het risico van garanties op eigen vermogen is gebaseerd op het notionele bedrag dat door de garantie wordt gedekt.

(56)   (1) Exclusief uitgestelde lasten.

(57)   Overgangen van en naar fase 1/fase 2 worden gewaardeerd bij de voorziening voor bijzondere waardevermindering aan het beginsaldo, terwijl veranderingen in het bedrag die voortvloeien uit de verandering van fase (d.w.z. gewaardeerd bij binnen de twaalf maanden of tijdens de looptijd te verwachten kredietverliezen) deel uitmaken van de herwaardering.

(58)   Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.

(59)   Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.

(60)  Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.

(61)  Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 van de Raad van 17 december 2020 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L 433 I van 22.12.2020, blz. 11, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/2093/oj).

(62)  Technische aanpassing van het meerjarig financieel kader voor 2025 overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EU, Euratom) 2021/365 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027, COM(2024) 320 final van 18 juni 2024.

(63)  Laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2024/765 van de Raad van 29 februari 2024 tot wijziging van Verordening (EU, Euratom) 2020/2093 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2021-2027 (PB L, 2024/765, 29.2.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/765/oj).

(64)  Definitieve vaststelling (EU, Euratom) 2024/1430 van de gewijzigde begroting nr. 1 van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2024 (PB L, 2024/1430, 5.6.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/budget_suppl_amend/2024/1430/oj).

(65)  Verordening (EU) 2020/2094 van de Raad van 14 december 2020 tot vaststelling van een herstelinstrument van de Europese Unie ter ondersteuning van het herstel na de COVID-19-crisis (PB L 433I, 22.12.2020, blz. 23, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/2094/oj).


ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/4944/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top