Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52025AG0014(01)

Standpunt (EU) nr. 14/2025 van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002 Vastgesteld door de Raad op 13 oktober 2025 (Voor de EER relevante tekst)

ST/10056/2025/REV/1

PB C, C/2025/6554, 5.12.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/posit/C/2025/6554/oj (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/posit/C/2025/6554/oj

European flag

Publicatieblad
van de Europese Unie

NL

C-serie


C/2025/6554

5.12.2025

STANDPUNT (EU) NR. 14/2025 VAN DE RAAD IN EERSTE LEZING

met het oog op de vaststelling van een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1406/2002

Vastgesteld door de Raad op 13 oktober 2025

(Voor de EER relevante tekst)

(C/2025/6554)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 100, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Unie heeft verschillende wetgevingsmaatregelen vastgesteld om de maritieme veiligheid en de maritieme beveiliging te verbeteren, om de duurzaamheid van de scheepvaart te bevorderen, onder meer door verontreiniging te voorkomen, om de decarbonisatie van de scheepvaart te bevorderen, en om de uitwisseling van informatie en de digitalisering van de maritieme sector te vergemakkelijken. Die wetgevingsmaatregelen kunnen alleen doeltreffend zijn als ze in de hele Unie op een correcte en uniforme wijze worden toegepast om een gelijk speelveld te garanderen, concurrentievervalsing als gevolg van economische voordelen voor schepen die de regels niet naleven te beperken en de scheepvaartexploitanten die kwaliteit leveren, te belonen.

(2)

Het nastreven van die doelstellingen vereist aanzienlijke technische werkzaamheden onder leiding van een gespecialiseerde instantie. Daarom was het noodzakelijk om, in het kader van de maatregelen die zijn uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 6 december 2000 over een tweede reeks maatregelen van de Gemeenschap op het gebied van de veiligheid van de zeevaart naar aanleiding van het vergaan van de olietanker Erika, binnen het bestaande institutionele kader en met inachtneming van de verantwoordelijkheden en rechten van de lidstaten als vlaggen-, haven- en kuststaten, een Europees agentschap op te richten om een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid te waarborgen en verontreiniging vanaf schepen te voorkomen.

(3)

Het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (“het Agentschap”) werd opgericht bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad (3), met als doel de Commissie en de lidstaten te ondersteunen bij de doeltreffende uitvoering op Unieniveau van de wetgeving op het gebied van maritieme veiligheid en voorkoming van verontreiniging, door de nodige bezoeken aan de lidstaten te verrichten om de toepasselijke wetgeving te monitoren, en door, op verzoek van de lidstaten, met hun instemming en rekening houdend met hun behoeften, te voorzien in opleiding en capaciteitsopbouw.

(4)

Na de oprichting van het Agentschap in 2002 is de Uniewetgeving op het gebied van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, duurzaamheid en voorkoming van verontreiniging aanzienlijk uitgebreid, waardoor het mandaat van het Agentschap vijfmaal werd gewijzigd.

(5)

Sinds 2013 zijn de taken van het Agentschap aanzienlijk verder uitgebreid, door de activering van relevante neventaken zoals bepaald in artikel 2 bis van Verordening (EG) nr. 1406/2002 en door verzoeken om technische bijstand aan de Commissie en de lidstaten, met name op het gebied van de decarbonisatie en digitalisering van de maritieme sector. Daarnaast heeft de wijziging van de Richtlijnen 2005/35/EG (4), 2009/16/EG (5), 2009/18/EG (6) en 2009/21/EG (7) van het Europees Parlement en de Raad rechtstreekse gevolgen voor de taken van het Agentschap. Die richtlijnen voorzien met name in taken voor het Agentschap op het vlak van verontreiniging vanaf schepen, de regeling inzake havenstaatcontrole op Unieniveau, de activiteiten van de lidstaten met betrekking tot onderzoeken in verband met ongevallen op zee in de wateren van de Unie en de verplichtingen van de lidstaten als vlaggenstaten.

(6)

Daarnaast moet het bestuur van het Agentschap worden afgestemd op de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie van 2012 over gedecentraliseerde agentschappen (de “gezamenlijke verklaring en gezamenlijke aanpak”) en op Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie (8).

(7)

Aangezien de wijzigingen aanzienlijk zijn, is het passend Verordening (EG) nr. 1406/2002 in te trekken en door een nieuwe wetgevingshandeling te vervangen.

(8)

Het Agentschap werd aanvankelijk opgericht om bij te dragen tot de totstandbrenging van een hoog niveau van maritieme veiligheid in de hele Unie en tevens bijstand te verlenen bij de voorkoming van verontreiniging door schepen en later ook door olie- en gasinstallaties. Hoewel die doelstellingen verder werden uitgebreid met het bevorderen van de maritieme beveiliging, lag de focus van het Agentschap de voorbije jaren ook op het ondersteunen van de ontwikkeling van regels voor de decarbonisatie en de digitalisering van de scheepvaart. Daarom is het passend die gebieden aan de algemene doelstellingen van het Agentschap toe te voegen, zodat het Agentschap kan bijdragen tot de doelstellingen van de groene en digitale transitie van de sector. Ook de cruciale rol van het Agentschap bij het verschaffen van een maritiem situationeel beeld, door middel van satellieten en van op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen, rechtvaardigt de toevoeging van een relevante, algemene doelstelling van het Agentschap in dat verband.

(9)

Voor die doelstellingen moeten de gebieden worden aangeduid waarop het Agentschap de Commissie en de lidstaten technische en operationele bijstand dient te verlenen bij de uitvoering van het maritiem beleid van de Unie.

(10)

Om die doelstellingen op correcte wijze te kunnen verwezenlijken, is het passend dat het Agentschap specifieke taken uitvoert op het gebied van maritieme veiligheid, milieuduurzaamheid, decarbonisatie van de maritieme sector, maritieme beveiliging, cyberbeveiliging, maritiem toezicht, maritieme crises, de bevordering van de digitalisering en het faciliteren van de uitwisseling van gegevens op maritiem gebied. Om zich te concentreren op specifieke uitdagingen en de kostenefficiëntie van de taken die het Agentschap uitvoert, te verzekeren, moet de raad van beheer van het Agentschap (de “raad van beheer”) het recht hebben bepaalde taken en activiteiten in de jaarlijkse en meerjarige planning van het Agentschap te prioriteren.

(11)

Naast die specifieke taken moet het Agentschap op verzoek van de Commissie of de lidstaten horizontale technische bijstand bieden voor het uitvoeren van taken die onder zijn bevoegdheden en doelstellingen vallen en die voortvloeien uit toekomstige behoeften en ontwikkelingen op Unieniveau. Wanneer wordt besloten of dergelijke aanvullende taken worden opgenomen in het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap als onderdeel van zijn jaarlijks of meerjarig werkprogramma, moet de raad van beheer rekening houden met de beschikbare personele en financiële middelen. Dat is noodzakelijk om te waarborgen dat bepaalde taken die de kernopdracht van het Agentschap vormen indien nodig kunnen worden geprioriteerd.

(12)

Het Agentschap loopt voorop wat betreft technische deskundigheid op zijn vakgebieden en moet de lidstaten daarom op hun verzoek, met hun instemming en in overeenstemming met hun behoeften, opleiding en capaciteitsopbouwactiviteiten aanbieden en daarbij de technologisch meest geavanceerde instrumenten voor die opleiding en capaciteitsopbouwactiviteiten gebruiken.

(13)

De technische deskundigheid van het Agentschap moet verder worden ontwikkeld door maritiem onderzoek te verrichten en bij te dragen tot de desbetreffende activiteiten van de Unie op dat gebied. Het Agentschap moet, in nauwe samenwerking met de raad van beheer, en met een proactieve aanpak, bijdragen tot de doelstellingen om de maritieme veiligheid, de maritieme beveiliging, de decarbonisatie van de scheepvaart en de voorkoming van verontreiniging door schepen te verbeteren. Daartoe kan het Agentschap de Commissie relevante niet-bindende richtsnoeren, aanbevelingen of handleidingen voorleggen die de Commissie, de lidstaten of de maritieme sector kunnen bijstaan om die doelstellingen te verwezenlijken.

(14)

Wat betreft maritieme veiligheid, moet het Agentschap een proactieve aanpak voor het bepalen van veiligheidsrisico’s en -uitdagingen ontwikkelen. Op basis daarvan moet het aan de Commissie om de drie jaar rapporteren over de vooruitgang die op het gebied van maritieme veiligheid werd geboekt. Bovendien moet het Agentschap de Commissie en de lidstaten blijven bijstaan bij de uitvoering van de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie, met name op het gebied van vlaggen- en havenstaatverplichtingen, de maritiemeveiligheidsonderzoeken, , de veiligheid van passagiersschepen, erkende organisaties zoals gedefinieerd in artikel 2, punt e), van Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad (9) (“erkende organisaties”) en uitrusting van zeeschepen. Gezien het veranderende karakter van maritieme veiligheid kan het Agentschap, na voorafgaande goedkeuring door de raad van beheer, de Commissie en de lidstaten bijstaan op opkomende gebieden met betrekking tot maritieme veiligheid, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten op die gebieden. Het is ook belangrijk om meer statistieken te verzamelen over de opleiding en certificering van zeevarenden en, op verzoek van de raad van beheer, over de uitvoering van desbetreffende internationale verdragen betreffende de arbeids- en leefomstandigheden van zeevarenden aan boord, met inbegrip van, voor zover passend, het Maritiem Arbeidsverdrag van 2006 (MAV 2006), teneinde het beroep van zeevarende aantrekkelijker te maken en passende strategische oplossingen te ontwikkelen om zeevarenden in dienst te nemen en te behouden. Bijzondere aandacht moet worden besteed aan de werkzaamheden die reeds door relevante internationale organisaties worden verricht, zodat dubbel werk wordt voorkomen.

(15)

Sinds Verordening (EG) nr. 1406/2002 in 2013 een laatste keer grondig werd gewijzigd, hebben zich in de maritieme sector belangrijke wetgevingsontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot duurzaamheid, zoals de voorkoming en bestrijding van verontreiniging, alsook milieubescherming en decarbonisatie. Naast de taken die tot nu toe onder zijn mandaat vielen, zoals de voorkoming van verontreiniging door schepen en door olie- en gasinstallaties, voornamelijk door de exploitatie van het uit hoofde van Richtlijn 2005/35/EG opgerichte CleanSeaNet, moet het Agentschap de Commissie blijven bijstaan bij de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad (10). Die taak moet in zijn geactualiseerde mandaat opgenomen worden. Bovendien wordt het Agentschap steeds vaker gevraagd om bijstand te blijven verlenen bij de uitvoering van scheepvaartgerelateerde elementen van de Richtlijnen 2008/56/EG (11) en (EU) 2016/802 (12) van het Europees Parlement en de Raad. Het Agentschap moet om de drie jaar verslag uitbrengen over de geboekte vooruitgang bij de uitvoering van die richtlijnen. Gezien het veranderende karakter van de maritieme sector kan het Agentschap, na voorafgaande goedkeuring door de raad van beheer, de Commissie en de lidstaten bijstaan op opkomende gebieden met betrekking tot milieubescherming en luchtverontreiniging, zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten op die gebieden.

(16)

In het kader van de bijstand van het Agentschap aan de Commissie en de lidstaten bij de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG moet het Agentschap, indien passend, verder onderzoek verrichten naar kwesties in verband met het verkrijgen van een goede milieutoestand van mariene wateren, het morsen van kunststofpellets en uitgestraald onderwatergeluid.

(17)

Op het gebied van decarbonisatie moeten de inspanningen van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) om de uitstoot van de scheepvaart wereldwijd te beperken, waaronder de snelle uitvoering van de in 2023 aangenomen herziene IMO-strategie ter vermindering van de broeikasgasemissies van schepen, worden aangemoedigd. Op Unieniveau zijn beleidsmaatregelen en rechtshandelingen ontwikkeld om de decarbonisatie te ondersteunen en de duurzaamheid van de maritieme sector verder te bevorderen, zoals met name tot uiting komt in de Europese Green Deal, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 11 december 2019, de strategie voor duurzame en slimme mobiliteit – Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 9 december 2020, het “Fit for 55”-wetgevingspakket, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 14 juli 2021, getiteld “Fit for 55”: het “EU-klimaatstreefdoel voor 2030 bereiken op weg naar klimaatneutraliteit” en het actieplan om alle verontreiniging tot nul terug te dringen, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 12 mei 2021, getiteld “Route naar een gezonde planeet voor iedereen – EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul”. Bijgevolg moet de noodzaak om de broeikasgasuitstoot van de maritieme sector te verminderen, worden opgenomen in het mandaat van het Agentschap.

(18)

Hoewel het Agentschap de Commissie en de lidstaten moet blijven bijstaan bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad (13), moet het in dat verband ook bijstand blijven verlenen bij de uitvoering van nieuwe regelgeving voor de decarbonisatie van de scheepvaart die voortvloeit uit het “Fit for 55”-wetgevingspakket, zoals Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad (14) en de met de scheepvaart verband houdende elementen van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (15). Die bijstand omvat de monitoring van en verslaglegging over de gevolgen voor het havenverkeer, het mijden van havens en verschuivingen van verkeer naar overladingshavens in derde landen, ten koste van havens in de Unie, van het EU-emissiehandelssysteem (EU-ETS) uit hoofde van Verordening (EU) 2015/757 en van Verordening (EU) 2023/1805. Het Agentschap moet op Unieniveau voorop blijven lopen wat betreft deskundigheid, teneinde de maritieme sector bij te staan bij de overschakeling op hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, door onderzoek te verrichten dat relevant is voor de uitvoering en ontwikkeling van rechtshandelingen van de Unie voor het gebruik en de uitrol van duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, waaronder emissievrije technologieën, walstroomvoorziening aan schepen of door wind ondersteunde voortstuwing, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2023/1805, of door zon ondersteunende voortstuwing, en met betrekking tot de uitrol van oplossingen voor energie-efficiëntie, zoals snelheidsoptimalisering. Om de vooruitgang op het gebied van decarbonisatie van de scheepvaart te monitoren, moet het Agentschap om de drie jaar aan de Commissie rapporteren over de inspanningen op het gebied van broeikasgasreductie, met inbegrip van eventuele aanbevelingen daarover van zijn kant.

(19)

Op het gebied van maritieme beveiliging moet het Agentschap technische bijstand blijven verlenen voor inspecties die door de Commissie worden uitgevoerd in het kader van Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad (16). Aangezien het aantal cyberbeveiligingsincidenten in de maritieme sector de voorbije jaren aanzienlijk is toegenomen, moet het Agentschap de inspanningen van de Unie om cyberbeveiligingsincidenten te voorkomen en de cyberweerbaarheid in de maritieme sector te vergroten, ondersteunen, door de uitwisseling van beste praktijken en informatie op het gebied van cyberbeveiligingsincidenten tussen de lidstaten te vergemakkelijken.

(20)

Het Agentschap moet het uit hoofde van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (17) ingestelde monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart blijven hosten, alsook andere systemen die de ontwikkeling van maritiem situationeel bewustzijn ondersteunen. In dat verband moet het Agentschap een cruciale rol blijven spelen bij het beheer van het onderdeel maritiem toezicht van de veiligheidsdienst van Copernicus, binnen het bestuurs- en financieel kader van het bij Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad (18) vastgestelde Copernicus-programma (het “Copernicus-programma”) en moet het gebruik blijven maken van de beschikbare geavanceerde technologie, zoals op afstand bestuurde luchtvaartuigsystemen die voor de lidstaten en andere organen van de Unie een nuttig toezichts- en monitoringinstrument zijn. Bovenop die diensten heeft het Agentschap ook aangetoond dat het een strategische rol speelt bij het verschaffen van maritiem situationeel bewustzijn tijdens diverse crises, zoals de COVID-19-crisis en de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne. Bijgevolg moet het Agentschap een centrum leiden dat 24 uur per dag en 7 dagen per week is geopend, om de Commissie en de lidstaten in dergelijke noodsituaties bij te staan.

(21)

De Unie wordt geconfronteerd met nieuwe geopolitieke uitdagingen, die leiden tot extra bedreigingen voor de maritieme veiligheid en het mariene milieu. De bestaande capaciteiten van het Agentschap voor het verschaffen van maritiem situationeel bewustzijn, inclusief toezicht op scheepsbewegingen, moeten de kustlidstaten ondersteunen, onder meer door de monitoring en melding van verdachte schip-tot-schiptransfers en incidenten inzake het illegaal verstoren, uitschakelen of anderszins deactiveren van het automatische identificatiesysteem (AIS) aan boord van schepen, en door de uitwisseling te faciliteren van informatie op basis van het uit hoofde van Richtlijn 2002/59/EG opgerichte maritieme informatie-uitwisselingssysteem van de Unie (“SafeSeaNet”), dat de ontvangst, opslag, opvraging en uitwisseling van informatie mogelijk maakt met het oog op maritieme veiligheid, haven- en maritieme beveiliging, de bescherming van het mariene milieu en de efficiëntie van zeevaart en zeevervoer. Dat zou kustlidstaten ondersteunen bij het aanpakken van de uitdagingen van de “dark fleet” of “schaduwvloot”, zoals gedefinieerd in de op 6 december 2023 aangenomen Resolutie A.1192 (33) van de algemene vergadering van de IMO.

(22)

Als onderdeel van de taak van het Agentschap om maritiem situationeel bewustzijn en analytische gegevens te verschaffen, moet het de lidstaten, de Commissie en de andere organen van de Unie, naargelang het geval, bijstaan bij het monitoren van scheepsbewegingen, onder meer voor schepen die gebruikmaken van technologieën met geavanceerde automatisering, en van gevaren voor de scheepvaart. Dergelijke gevaren voor de scheepvaart, die ook gevolgen kunnen hebben voor het milieu, kunnen bijvoorbeeld bestaan uit verloren en op zee drijvende containers, alsook grotere stukken verloren of weggegooid vistuig.

(23)

Digitalisering van gegevens is een onderdeel van de technologische vooruitgang op het gebied van gegevensverzameling en -overdracht, dat tot doel heeft kosten te helpen verlagen en efficiënt gebruik te maken van personele middelen. De uitrol en het gebruik van autonome zeeschepen (Maritime Autonomous Surface Ships) en de digitale en daarmee verband houdende technologische ontwikkelingen bieden heel wat nieuwe mogelijkheden op het gebied van gegevensverzameling en het beheer van geïntegreerde systemen. Dat biedt mogelijkheden voor de digitalisering, automatisering en standaardisering van verschillende processen, wat zou bijdragen tot de veiligheid, de beveiliging, de duurzaamheid en de efficiëntie van maritieme operaties, met inbegrip van toezichtsmechanismen, op Unieniveau en wat tegelijkertijd de administratieve lasten voor de lidstaten zou verminderen. In dat verband moet het Agentschap onder meer het gebruik van elektronische certificaten, het verzamelen, registreren en evalueren van technische gegevens, en de systematische exploitatie van bestaande databanken, waaronder kruisbestuiving door het gebruik van innovatieve IT- en AI-instrumenten, vergemakkelijken en bevorderen. Het Agentschap zou ook kunnen bijdragen aan het maritieme domein van de Europese ruimte voor mobiliteitsgegevens, teneinde de administratieve lasten voor de lidstaten te verminderen. Bij die werkzaamheden moet het Agentschap er rekening mee houden dat elk instrument of systeem gebruikersvriendelijk en interoperabel moet zijn met bestaande technische oplossingen, zodat onnodige kosten voor de lidstaten of de sector worden voorkomen.

(24)

Voor een correcte uitvoering van de taken waarmee het Agentschap is belast, is het passend dat zijn ambtenaren in de lidstaten bezoeken verrichten om toezicht uit te oefenen op het algemene functioneren van het Uniesysteem voor maritieme veiligheid en de voorkoming van verontreiniging. Het Agentschap moet ook inspecties uitvoeren om de Commissie bij te staan bij de beoordeling van de doeltreffende uitvoering van het Unierecht.

(25)

Om bij te dragen aan de desbetreffende werkzaamheden van de technische organen van de IMO, de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en het Memorandum van overeenstemming inzake toezicht op schepen door de havenstaat, dat op 26 januari 1982 is ondertekend in Parijs (“Memorandum van overeenstemming van Parijs”), moeten de Commissie en de lidstaten om technische bijstand kunnen verzoeken met betrekking tot aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Unie vallen. De Commissie kan ook technische bijstand van het Agentschap nodig hebben voor het verlenen van maritieme steun aan derde landen, met name middelen voor capaciteitsopbouw en de voorkoming en bestrijding van verontreiniging. Steun aan derde landen moet afhangen van de beschikbare personele en financiële middelen en mag geen afbreuk doen aan de prioriteiten van het Agentschap.

(26)

De nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, zijn verantwoordelijk voor een breed gamma van taken, zoals maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, opsporing en redding, grenstoezicht, visserijcontrole, douanetoezicht, algemene rechtshandhaving en milieubescherming op maritiem gebied. Overeenkomstig met name de herziene EU-strategie voor maritieme veiligheid (EUSMV) en het bijbehorende actieplan, goedgekeurd door de Raad op 24 oktober 2023, moeten het Agentschap, het bij Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad (19) opgericht Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het bij Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad (20) opgericht Europees Bureau voor visserijcontrole (European Fisheries Control Agency – EFCA) daarom, elk binnen hun respectieve mandaat, zowel hun onderlinge samenwerking als de samenwerking met de nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, intensiveren, bijvoorbeeld via het Europees forum voor kustwachtfuncties (European Coast Guard Functions Forum - ECGFF), teneinde het maritiem situationeel bewustzijn te versterken en samenhangende en kostenefficiënte maatregelen te ondersteunen.

(27)

De uitvoering van deze verordening mag geen afbreuk doen aan de bevoegdheidsverdeling tussen de Unie en de lidstaten, noch aan de verplichtingen van de lidstaten op grond van internationale verdragen zoals het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos), IMO-verdragen zoals het Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas), het Internationaal Verdrag inzake opsporing en redding op zee (SAR-verdrag), het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (Marpol) en het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst (Standards of Training, Certification and Watchkeeping - STCW), en andere toepasselijke internationale maritieme instrumenten.

(28)

Om het besluitvormingsproces in het Agentschap te stroomlijnen, moet een efficiënte en doeltreffende governancestructuur worden ingesteld. Daartoe moeten de lidstaten en de Commissie vertegenwoordigd zijn in een raad van beheer die beschikt over de noodzakelijke bevoegdheden, waaronder de bevoegdheid om de begroting op te stellen en het enkelvoudig programmeringsdocument goed te keuren. De raad van beheer moet algemene en strategische richtsnoeren voor de werkzaamheden van het Agentschap verstrekken en nauwer worden betrokken bij het controleren van de werkzaamheden van het Agentschap, om het toezicht op administratieve en begrotingszaken te versterken. De raad van beheer moet adviesgroepen of werkgroepen kunnen oprichten die op passende wijze de vergaderingen van de raad van beheer voorbereiden en zijn besluitvormingsproces, de follow-up en de uitvoering van zijn besluiten ondersteunen. Het Agentschap moet worden geleid door een uitvoerend directeur.

(29)

Om de transparantie van de beslissingen van de raad van beheer te waarborgen, kunnen vertegenwoordigers van de betrokken sectoren delen van de vergaderingen als waarnemer zonder stemrecht bijwonen. De vertegenwoordigers van de verschillende belanghebbenden moeten door de Commissie worden aangewezen op basis van hun representativiteit op Unieniveau.

(30)

Om zijn taken goed te kunnen uitoefenen, moet het Agentschap beschikken over rechtspersoonlijkheid en een eigen begroting, waarvoor de middelen in hoofdzaak afkomstig zijn van een bijdrage van de Unie en van vergoedingen die door derde landen of andere entiteiten worden betaald. De onafhankelijkheid en de onpartijdigheid van het Agentschap mogen niet in het gedrang komen door een financiële bijdrage die het van lidstaten of derde landen ontvangt. Om onafhankelijkheid te garanderen in het dagelijkse beheer van het Agentschap en in de adviezen, aanbevelingen en beslissingen die het uitbrengt, moet de organisatie van het Agentschap transparant zijn en moet de uitvoerend directeur de volledige verantwoordelijkheid voor het Agentschap dragen. Het personeel van het Agentschap moet onafhankelijk zijn en moet worden aangeworven op basis van zowel kort- als langlopende contracten teneinde de organisatorische kennis en de bedrijfscontinuïteit in stand te houden en tegelijk voor de nodige en permanente uitwisseling van deskundigheid met de maritieme sector te zorgen. De uitgaven van het Agentschap bestaan uit de kosten voor personeel, administratie, infrastructuur en organisatie.

(31)

Wat betreft het voorkomen van en het omgaan met belangenconflicten, is het essentieel dat het Agentschap onpartijdig optreedt, blijk geeft van integriteit en strenge professionele normen hanteert. Er mag nooit enige gegronde aanleiding zijn om te vermoeden dat beslissingen worden beïnvloed door belangen die indruisen tegen de rol van het Agentschap als orgaan dat in dienst staat van de gehele Unie, of door de particuliere belangen of connecties van een lid van de raad van beheer die in strijd zouden zijn of zouden kunnen zijn met de correcte vervulling van de officiële taken van de betrokkene. De raad van beheer moet derhalve uitgebreide regels inzake belangenconflicten vaststellen en openbaar maken.

(32)

Een breder strategisch gezichtspunt met betrekking tot de activiteiten van het Agentschap zou bijdragen tot een doeltreffendere planning en een doeltreffender beheer van de middelen, en de kwaliteit van de resultaten van het Agentschap ten goede komen. Een dergelijke aanpak wordt bevestigd en versterkt door Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715. Daarom moet de raad van beheer, na de betrokken belanghebbenden terdege te hebben geraadpleegd, een enkelvoudig programmeringsdocument met de jaarlijkse en de meerjarige werkprogramma’s aannemen en dat document regelmatig actualiseren.

(33)

Indien het Agentschap wordt verzocht een nieuwe taak uit te voeren waarvoor volgens zijn mandaat een overweging en een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen nodig zijn, mag de raad van beheer die taken pas na een dergelijke analyse in het enkelvoudig programmeringsdocument opnemen. In die analyse moet worden vastgesteld welke middelen het Agentschap nodig heeft om de nieuwe taken uit te voeren en of de bestaande taken van het Agentschap negatief worden beïnvloed of moeten worden herschikt.

(34)

Het Agentschap moet over voldoende middelen beschikken om zijn taken uit te voeren en moet een eigen begroting krijgen. Het moet hoofdzakelijk worden gefinancierd met een bijdrage uit de algemene begroting van de Unie. De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie en op andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Unie. De controle van de rekeningen moet worden uitgevoerd door de Europese Rekenkamer.

(35)

Teneinde financiële besparingen te realiseren, moet het Agentschap waar nodig nauw samenwerken met andere instellingen, instanties en organen van de Unie, in het bijzonder die welke in dezelfde lidstaat gevestigd zijn.

(36)

De afgelopen jaren, naarmate meer gedecentraliseerde agentschappen werden opgericht, is de transparantie van en de controle over het beheer van de aan hen toegewezen financiering van de Unie verbeterd, in het bijzonder met betrekking tot het opnemen in de begroting van vergoedingen, financiële controle, kwijtingsbevoegdheid, bijdragen aan de pensioenregeling en interne begrotingsprocedure (gedragscode). Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (21) moet op soortgelijke wijze onverkort van toepassing zijn op het Agentschap, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (22).

(37)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk de oprichting van een gespecialiseerde instantie die de Commissie en de lidstaten kan bijstaan bij de doeltreffende toepassing en uitvoering van het Unierecht met betrekking tot zeevervoer in de hele Unie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de vereiste samenwerking beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(38)

Voor de goede werking van het Agentschap is het noodzakelijk om met betrekking tot het bestuur van het Agentschap bepaalde beginselen toe te passen teneinde te voldoen aan de gezamenlijke verklaring en gemeenschappelijke aanpak, die tot doel hebben de activiteiten van de agentschappen te stroomlijnen en hun prestaties te verbeteren.

(39)

Deze verordening neemt de grondrechten in acht en gaat uit van de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.

(40)

Het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid blijft dezelfde rechtspersoon en zal al zijn activiteiten en procedures voortzetten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I

Onderwerp, toepassingsgebied en doelstellingen

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Bij deze verordening wordt het Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (“het Agentschap”) opgericht.

Het bij deze verordening opgerichte Agentschap is de vervanger en opvolger van het bij Verordening (EG) nr. 1406/2002 opgerichte Europees Agentschap voor maritieme veiligheid.

2.   Deze verordening voorziet in uitgebreide regels voor de taken, de werking en het bestuur van het Agentschap.

3.   Het Agentschap staat de lidstaten en de Commissie bij bij de doeltreffende toepassing en uitvoering van het Unierecht met betrekking tot het zeevervoer in de hele Unie. Daartoe werkt het Agentschap samen met de lidstaten en de Commissie en verleent het hun technische, operationele en wetenschappelijke bijstand binnen de reikwijdte van de in artikel 2 en de hoofdstukken II en III beschreven doelstellingen en taken van het Agentschap.

4.   Door de in lid 3 bedoelde bijstand te verlenen, ondersteunt het Agentschap de lidstaten en de Commissie met name om de desbetreffende rechtshandelingen van de Unie toe te passen en bij te dragen tot de algehele efficiëntie van de zeevaart en het zeevervoer, zoals vastgesteld in deze verordening, teneinde de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie op het gebied van maritiem vervoer te faciliteren.

5.   Door het Agentschap verleende bijstand en in de artikelen 4 tot en met 11 beschreven taken mogen geen afbreuk doen aan de rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten.

Artikel 2

Doelstellingen van het Agentschap

1.   De belangrijkste doelstellingen van het Agentschap zijn het waarborgen van een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme veiligheid voor een maximale beperking van ongevallen, een hoog, uniform en doeltreffend niveau van maritieme beveiliging, de vermindering van de broeikasgasuitstoot van schepen, de milieuduurzaamheid van de maritieme sector, de voorkoming en bestrijding van door schepen veroorzaakte verontreiniging en de bestrijding van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging.

2.   Andere doelstellingen van het Agentschap zijn de ondersteuning van de digitalisering en de beperking van de administratieve lasten in de maritieme sector door de elektronische overdracht van gegevens te faciliteren, en de ondersteuning van de vereenvoudiging en van de verstrekking van geïntegreerde systemen en diensten voor maritiem toezicht en maritiem situationeel bewustzijn aan de Commissie en de lidstaten.

Hoofdstuk II

Taken van het Agentschap

Artikel 3

Horizontale technische bijstand

1.   Het Agentschap staat de Commissie bij:

a)

bij de monitoring van de doeltreffende uitvoering van relevante bindende rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, met name door het uitvoeren van bezoeken en inspecties als bedoeld in artikel 10;

b)

bij de voorbereidende werkzaamheden voor het actualiseren en ontwikkelen van relevante rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, met name in samenhang met de ontwikkeling van het relevante internationaal recht;

c)

bij de uitvoering van eventuele andere in wetgevingshandelingen van de Unie aan de Commissie toegewezen taken die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea kan het Agentschap de Commissie verbeteringen voorstellen.

2.   Het Agentschap werkt samen met de lidstaten om:

a)

indien passend relevante capaciteitsopbouw- en opleidingsactiviteiten te organiseren op gebieden die onder de doelstellingen van het Agentschap en onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten vallen;

b)

technische oplossingen te ontwikkelen, met inbegrip van het verstrekken van relevante operationele diensten, en technische bijstand te verlenen voor de opbouw van de nodige nationale capaciteit om de rechtshandelingen van de Unie die onder de doelstellingen van het Agentschap vallen, uit te voeren.

Voor de toepassing van punt a) van de eerste alinea van lid stelt het Agentschap passende capaciteiten vast met het oog op de ontwikkeling, uitvoering en coördinatie van opleidingsactiviteiten die relevant zijn voor de doelstellingen van het Agentschap. de opleidingsactiviteiten worden uitgewerkt in nauw overleg met de lidstaten en de Commissie en goedgekeurd door de raad van beheer overeenkomstig artikel 17 van deze verordening, met volledige inachtneming van artikel 166 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

3.   Het Agentschap bevordert en vergemakkelijkt samenwerking tussen de lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de Commissie bij de uitvoering van de rechtshandelingen van de Unie, door de uitwisseling en de verspreiding van ervaringen en goede praktijken te bevorderen.

4.   Op verzoek van de Commissie of op eigen initiatief, en onder voorbehoud van voorafgaande goedkeuring door de raad van beheer overeenkomstig artikel 17, draagt het Agentschap bij tot maritieme onderzoeksactiviteiten op het niveau van de Unie wanneer dat nodig is om de doelstellingen van het Agentschap te verwezenlijken. In dat verband staat het Agentschap de Commissie en de lidstaten bij bij het vastleggen van de belangrijkste onderzoeksthema’s, zonder afbreuk te doen aan andere onderzoeksactiviteiten op het niveau van de Unie, en bij het analyseren van lopende en voltooide onderzoeksprojecten die relevant zijn voor de doelstellingen van het Agentschap. Indien passend verspreidt het Agentschap, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake intellectuele eigendom en beveiligingsoverwegingen en na goedkeuring door de Commissie, de resultaten van zijn onderzoeks- en innovatieactiviteiten als onderdeel van zijn bijdrage tot het creëren van synergieën tussen de onderzoeks- en innovatieactiviteiten van andere organen van de Unie en de lidstaten.

5.   Als dat nodig is voor de uitvoering van zijn taken, kan het Agentschap studies verrichten waarbij de Commissie en, indien van toepassing, via de raadpleging van stuurgroepen, de lidstaten, en indien passend, de sociale partners en de vertegenwoordigers van de sector met deskundigheid aangaande de relevante onderwerpen worden betrokken.

6.   Op basis van onderzoek en studies van het Agentschap en op basis van de ervaring die is opgedaan tijdens zijn eigen activiteiten, met name de bezoeken en inspecties, en tijdens de uitwisseling van informatie en goede praktijken met de lidstaten en de Commissie, kan het Agentschap, met instemming van de Commissie en de raad van beheer, de lidstaten voorzien van relevante niet-bindende aanbevelingen, richtsnoeren of handleidingen om de lidstaten en, indien passend, de sector, te ondersteunen bij de uitvoering van de relevante rechtshandelingen van de Unie.

Artikel 4

Taken in verband met maritieme veiligheid

1.   Het Agentschap monitort de vooruitgang op het gebied van de veiligheid van het zeevervoer in de Unie, voert risicoanalyses uit op basis van de beschikbare gegevens en ontwikkelt modellen voor de beoordeling van veiligheidsrisico’s om veiligheidsuitdagingen en -risico’s in kaart te brengen. Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang op het gebied van maritieme veiligheid, met eventuele technische aanbevelingen die op Unieniveau of op internationaal niveau kunnen worden opgevolgd, met name met betrekking tot potentiële veiligheidsrisico’s die gepaard gaan met de ontwikkeling, het gebruik en de uitrol van duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, met inbegrip van emissievrije technologieën en walstroomvoorziening zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2023/1805.

2.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Richtlijn 2009/21/EG. Het Agentschap staat de Commissie met name bij bij het organiseren, indien passend en op basis van verzoeken om bijstand van de lidstaten, van relevante opleidingsactiviteiten voor vlaggenstaatinspecteurs en vlaggenstaatcontroleurs als bedoeld in artikel 4 quater van die richtlijn. Het Agentschap staat de Commissie ook bij bij de ontwikkeling, het onderhoud en de actualisering van een digitaal interoperabel portaal overeenkomstig artikel 6 van die richtlijn, alsook van de scheepsinformatiedatabank overeenkomstig artikel 6 bis van die richtlijn, en bij het opzetten van het in artikel 9 ter van die richtlijn vermelde elektronische rapportage-instrument, en het Agentschap kan, op basis van de aldus verzamelde gegevens, aanbevelingen doen aan de Commissie.

Het Agentschap staat de Commissie bij bij de ontwikkeling van relevante instrumenten en diensten om de lidstaten op hun verzoek bij te staan bij het nakomen van hun verplichtingen op grond van Richtlijn 2009/21/EG.

3.   Het Agentschap staat de Commissie bij bij de ontwikkeling, het onderhoud en de actualisering van de inspectiedatabank waarin artikel 24 van Richtlijn 2009/16/EG voorziet en ontwikkelt, onderhoudt en actualiseert het valideringsinstrument waarin artikel 24 bis van die richtlijn voorziet, en ondersteunt de lidstaten. Op basis van de in die databank verzamelde gegevens staat het Agentschap de Commissie bij bij de analyse van de relevante informatie en bij de bekendmaking van informatie over schepen en maatschappijen met zwakke en zeer zwakke prestaties op grond van Richtlijn 2009/16/EG.

Het Agentschap voorziet in relevante instrumenten en diensten om de lidstaten op hun verzoek bij te staan bij het nakomen van hun verplichtingen op grond van Richtlijn 2009/16/EG.

Het Agentschap staat de Commissie tevens bij bij de ontwikkeling van een beroepsopleidingsprogramma voor havenstaatinspecteurs van de lidstaten in samenwerking met de lidstaten en zoals overeengekomen in het kader van het Memorandum van Parijs, zoals bepaald in artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2009/16/EG.

4.   Het Agentschap staat de Commissie bij bij de ontwikkeling en het onderhoud van de in artikel 17 van Richtlijn 2009/18/EG vermelde Europese databank voor ongevallen op zee. Op basis van de in die databank verzamelde gegevens stelt het Agentschap jaarlijks een overzicht op van ongevallen en incidenten op zee. Op verzoek van de autoriteiten voor maritiemeveiligheidsonderzoek van de betrokken lidstaten en in de veronderstelling dat zich geen belangenconflict voordoet, verleent het Agentschap die lidstaten operationele ondersteuning bij het uitvoeren van hun maritiemeveiligheidsonderzoeken. Het Agentschap analyseert ook in Richtlijn 2009/18/EG vooorzien maritiemeveiligheidsonderzoeksrapporten om vast te stellen welke meerwaarde de Unie levert in de vorm van relevante lessen die moeten worden getrokken.

Het Agentschap verzorgt regelmatig opleidingen die zijn afgestemd op de behoeften van de autoriteiten voor maritiemeveiligheidsonderzoek van de lidstaten.

5.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Richtlijn 98/41/EG van de Raad (23) en van Richtlijnen 2003/25/EG (24) en 2009/45/EG (25) van het Europees Parlement en de Raad. Het Agentschap staat de Commissie met name bij bij de ontwikkeling en het onderhoud van een databank van maatregelen zoals bepaald in artikel 9, lid 4, zevende alinea, van Richtlijn 2009/45/EG en artikel 9, lid 3, punt a), van Richtlijn 98/41/EG, en het staat de Commissie bij bij de beoordeling van dergelijke maatregelen.

6.   Het Agentschap faciliteert de samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de Commissie en de lidstaten met het oog op de beoordeling van de erkende organisaties die onderzoeks- en certificeringstaken uitvoeren overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009. Dat houdt met name in dat het Agentschap:

a)

de Commissie adviseert over haar beoordeling van de erkende organisaties uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009;

b)

de lidstaten passende informatie verstrekt over de bezoeken en inspecties die worden uitgevoerd door het Agentschap om de Commissie te ondersteunen bij de beoordeling uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 391/2009 ter ondersteuning van de monitoring van erkende organisaties overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad (26), ter ondersteuning van de lidstaten bij het kwijten van hun EU- en internationale verplichtingen als vlaggenstaten;

c)

de Commissie technische bijstand verleent bij eventuele corrigerende maatregelen of het opleggen van geldboeten aan erkende organisaties overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van Verordening (EG) nr. 391/2009 en de overeenkomstige vereisten inzake voorafgaande kennisgeving;

Voor de toepassing van punt b) van de eerste alinea van dit lid staat het Agentschap de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van artikel 9 bis van Richtlijn 2009/21/EG.

7.   Het Agentschap staat de Commissie bij bij de uitvoering van Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad (27) door een technische beoordeling van de veiligheids- en milieuaspecten te verstrekken, aanbevelingen te doen met lijsten van de respectieve ontwerp-, constructie- en prestatie-eisen en beproevingsnormen, en het staat de Commissie bij bij het opzetten en bijhouden van de in artikel 35, lid 4, van die richtlijn vermelde databank en bij het vergemakkelijken van de samenwerking tussen aangemelde beoordelingsinstanties, waarbij de Commissie als technisch secretariaat voor hun coördinatiegroep optreedt.

8.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij het in kaart brengen van veiligheidsrisico’s in verband met de ontwikkeling van technologieën met geavanceerde automatisering.

9.   Het Agentschap analyseert statistieken over zeevarenden die worden verstrekt en gebruikt overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad (28). Het kan ook, op verzoek van de raad van beheer, statistieken analyseren over de tekortkomingen in verband met MLC 2006 die zijn vastgesteld tijdens uit hoofde van Richtlijn 2009/16/EG verrichte inspecties in het kader van de havenstaatcontrole teneinde bij te dragen tot betere arbeids- en leefomstandigheden van zeevarenden aan boord.

10.   Na voorafgaande goedkeuring door de raad van beheer kan het Agentschap de Commissie en de lidstaten bijstaan op opkomende gebieden inzake maritieme veiligheid, voor zover passend en zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten op die gebieden.

Artikel 5

Taken in verband met milieuduurzaamheid

1.   Het Agentschap ondersteunt de lidstaten op kostenefficiënte wijze met extra operationele middelen, met inbegrip van de middelen die zullen worden ontwikkeld voor duurzame alternatieve brandstoffen, tegen door schepen veroorzaakte verontreiniging en door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging.

Het Agentschap verleent die ondersteuning op verzoek van de betrokken lidstaat onder wiens gezag de schoonmaakwerkzaamheden worden uitgevoerd. Die bijstand mag geen afbreuk doen aan de verantwoordelijkheid van de kuststaten om over passende mechanismen voor de bestrijding van verontreiniging te beschikken en eerbiedigt de bestaande samenwerking tussen de lidstaten op dat gebied.

Bij het ter beschikking stellen van operationele middelen van het Agentschap aan de lidstaten wordt rekening gehouden met de overschakeling van de sector op duurzame alternatieve energiebronnen voor schepen, en wordt die voorbereid. Indien passend worden verzoeken voor de inzet van middelen voor de bestrijding van verontreiniging doorgegeven via het Uniemechanisme voor civiele bescherming dat is ingesteld bij Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad (29) (het “Uniemechanisme voor civiele bescherming”).

2.   Voor alle zeebekkens van de EU wordt door het Agentschap een risicobeoordeling opgesteld en geactualiseerd, die als basis dient voor de positionering van de schepen van het Agentschap voor de bestrijding van olie- en chemische verontreiniging ter ondersteuning van de activiteiten van de lidstaten voor de bestrijding van verontreiniging van het mariene milieu.

3.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij het opsporen van mogelijke verontreiniging en het volgen van schepen die illegale lozingen verrichten, overeenkomstig Richtlijn 2005/35/EG. Het Agentschap verleent met name bijstand bij de uitvoering van de artikelen 10 tot en met 10 quinquies van die richtlijn door:

a)

het ontwikkelen en onderhouden van de Europese dienst voor de opsporing van verontreiniging per satelliet (CleanSeaNet) als onderdeel van het SafeSeaNet, en van andere rapportagemechanismen en -systemen;

b)

het verzamelen, analyseren en verspreiden van relevante informatie over de uitvoering van, en handhaving op grond van, Richtlijn 2005/35/EG;

c)

het voorzien in capaciteitsopbouw voor de bevoegde nationale autoriteiten en het bevorderen van de onderlinge uitwisseling van beste praktijken;

d)

het ontwikkelen en onderhouden van het online extern meldkanaal voor het ontvangen en verwerken van informatie over mogelijke illegale lozingen die door de bemanning wordt meegedeeld, en het doorgeven van die informatie aan de betrokken lidstaat of lidstaten, waarbij de nodige bescherming wordt gewaarborgd van personen die mogelijke inbreuken melden en van hun persoonsgegevens.

4.   Het Agentschap werkt samen met andere agentschappen van de Unie, zoals het bij Verordening (EU) 2019/473 opgerichte Europees Bureau voor visserijcontrole (European Fisheries Control Agency - EFCA), overeenkomstig de in artikel 12, lid 2, van deze verordening bedoelde werkafspraken.

5.   Het Agentschap verleent de dienst CleanSeaNet en verstrekt alle andere instrumenten om de Commissie en de lidstaten, op verzoek van de Commissie of een lidstaat, bij te staan bij het monitoren van de omvang en de milieueffecten van door olie- en gasinstallaties veroorzaakte olieverontreiniging op zee.

6.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Richtlijn (EU) 2019/883, met inbegrip van het ontwikkelen, onderhouden en bijwerken van de inspectiedatabank waarin artikel 14 van die richtlijn voorziet.

7.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG, door bij te dragen tot de doelstelling van de verwezenlijking of het behoud van een goede milieutoestand van de mariene wateren zoals gedefinieerd in die richtlijn voor de scheepvaartgerelateerde aspecten van Richtlijn 2008/56/EG en bij het gebruikmaken van bestaande instrumenten zoals de geïntegreerde maritieme diensten die door het Agentschap worden verleend.

8.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten, op verzoek van de Commissie of een lidstaat, bij bij de uitvoering van de scheepvaartgerelateerde aspecten van Richtlijn (EU) 2016/802, onder meer met operationele instrumenten en diensten. In dat verband houdt het Agentschap ook de relevante inspectiedatabank bij om de lidstaten bij te staan bij het beoordelen van het risico dat schepen die richtlijn niet naleven.

9.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad (30) door het verzamelen en analyseren van gegevens over de naleving van die verordening.

10.   Na voorafgaande goedkeuring door de raad van beheer kan het Agentschap de Commissie en de lidstaten ondersteunen op opkomende gebieden inzake milieuduurzaamheid, voor zover passend en zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de lidstaten op die gebieden.

11.   Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang bij het beperken van de milieueffecten van het zeevervoer op het niveau van de Unie.

Artikel 6

Taken in verband met decarbonisatie

1.   Het Agentschap verleent de Commissie en de lidstaten, op verzoek van de Commissie of een lidstaat, technische bijstand met betrekking tot operationele en technische maatregelen en regelgeving om de broeikasgasemissies van schepen te verminderen. In dat verband kan het Agentschap gebruikmaken van alle relevante operationele instrumenten of diensten. Het Agentschap onderzoekt en analyseert relevante richtsnoeren of aanbevelingen met betrekking tot de invoering en de uitrol van duurzame alternatieve brandstoffen en energie- en aandrijfsystemen voor schepen en stelt die, na raadpleging van de lidstaten, voor aan de Commissie, zoals emissievrije technologieën, walstroomvoorzieningen, door wind ondersteunde voortstuwing, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2023/1805, of door zon ondersteunende voortstuwing, alsook met betrekking tot energie-efficiëntiemaatregelen, zoals snelheidsoptimalisering.

2.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Verordening (EU) 2023/1805. Het Agentschap staat de Commissie met name bij bij de ontwikkeling en het onderhoud van de bij artikel 19 van Verordening (EU) 2023/1805 opgerichte FuelEU-databank en andere relevante IT-instrumenten als vermeld in artikel 19 van die verordening, bij de ontwikkeling van passende monitoringinstrumenten, richtsnoeren en op risico gebaseerde targetinginstrumenten, zoals met name voorzien in artikel 18 van die verordening, om uitvoerings-, verificatie- en handhavingsactiviteiten te vergemakkelijken, alsook bij de analyse van de relevante gegevens en de voorbereiding van de rapportage uit hoofde van artikel 30 van die verordening.

3.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Verordening (EU) 2015/757. Het Agentschap staat de Commissie met name bij bij de ontwikkeling, de actualisering en het onderhoud van relevante IT-instrumenten, databanken en richtsnoeren met het oog op de uitvoering van die verordening en het vergemakkelijken van handhavingsactiviteiten, het staat de Commissie bij bij de analyse van relevante gegevens die uit hoofde van die verordening worden gerapporteerd, en het ondersteunt de Commissie bij haar activiteiten om te voldoen aan de verplichtingen op grond van artikel 21 van die verordening.

4.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de uitvoering van Richtlijn 2003/87/EG met betrekking tot de maritieme sector. Het Agentschap staat de Commissie met name bij bij de ontwikkeling van passende IT-implementatietools, monitoringinstrumenten, richtsnoeren en op risico gebaseerde targetinginstrumenten om verificatie-, handhavings- en uitvoeringsactiviteiten in verband met die richtlijn, wat betreft de maritieme sector te vergemakkelijken en het maakt daarbij gebruik van de resultaten van bestaande relevante instrumenten, diensten en databanken.

5.   De in de leden 1 tot en met 4 bedoelde bijstand omvat tevens de monitoring en rapportage van de potentiële gevolgen voor het havenverkeer, het mijden van havens en verschuivingen van verkeer naar naburige overslaghavens, ten koste van havens in de Unie.

6.   Om de drie jaar dient het Agentschap bij de Commissie een rapport in over de vooruitgang bij de decarbonisatie van het zeevervoer op het niveau van de Unie. Indien mogelijk bevat het rapport een technische analyse van vastgestelde problemen die op Unieniveau kunnen worden aangepakt. Het rapport wordt in een doorzoekbaar formaat openbaar gemaakt op de website van het Agentschap.

Artikel 7

Taken in verband met maritieme beveiliging en cyberbeveiliging

1.   Het Agentschap verleent de Commissie technische bijstand bij de uitvoering van de haar op grond van artikel 9, lid 4, van Verordening (EG) nr. 725/2004 toegewezen inspectietaken.

2.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten, op verzoek van de Commissie of een lidstaat, samen met andere relevante organen van de Unie, bij door het verstrekken van technische richtsnoeren en door het vergemakkelijken van de uitwisseling van beste praktijken en informatie over cyberweerbaarheid en cyberbeveiligingsincidenten tussen de lidstaten.

Artikel 8

Taken in verband met maritiem toezicht en maritieme crises

1.   Het Agentschap verleent de Commissie en de lidstaten, op verzoek van de Commissie of van een lidstaat, geavanceerde maritieme toezichts- en communicatiediensten, met inbegrip van ruimte- en grondinfrastructuur en op een platform bevestigde sensoren, die het maritiem situationeel bewustzijn verbeteren, onder meer met betrekking tot geopolitieke uitdagingen.

2.   Op het gebied van de monitoring van de scheepvaart uit hoofde van Richtlijn 2002/59/EG bevordert het Agentschap in het bijzonder de samenwerking tussen oeverstaten in de betrokken vaargebieden en het ontwikkelt, onderhoudt en beheert het Europees datacentrum voor het op lange afstand identificeren en volgen van schepen (long-range identification and tracking – LRIT) zoals gedefinieerd in artikel 6 ter van die richtlijn en SafeSeaNet zoals bedoeld in artikel 22 bis van die richtlijn, alsook het internationale gegevensuitwisselingssysteem voor LRIT overeenkomstig de in de IMO gedane toezegging.

3.   Op verzoek en onverminderd het Unierecht en het nationale recht, verstrekt het Agentschap toepasselijke gegevens over de positionering van vaartuigen en aardeobservatiegegevens aan de Commissie, aan de bevoegde nationale autoriteiten en aan de betrokken organen van de Unie, binnen de grenzen van hun mandaat, teneinde maatregelen te bevorderen tegen dreigingen van piraterij en opzettelijke onwettige handelingen, zoals bepaald in het toepasselijke Unierecht of uit hoofde van op internationaal niveau overeengekomen rechtsinstrumenten op het gebied van maritiem vervoer, met inachtneming van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming en overeenkomstig de administratieve procedures zoals vastgesteld bij Richtlijn 2002/59/EG. Voor het verstrekken van LRIT-informatie is de toestemming van de betrokken vlaggenstaat vereist.

4.   Het Agentschap leidt een centrum dat 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar is en dat, op verzoek en onverminderd het Unierecht en het nationale recht, de Commissie, de bevoegde nationale autoriteiten, onverminderd hun rechten en verantwoordelijkheden als vlaggen-, kust- en havenstaat, en de betrokken organen van de Unie, binnen hun mandaat, maritiem situationeel bewustzijn en analytische gegevens, naargelang het geval, verstrekt om hen te ondersteunen bij:

a)

de veiligheid, beveiliging en het bestrijden van verontreiniging op zee;

b)

noodsituaties op zee;

c)

de uitvoering van rechtshandelingen van de Unie waarbij toezicht op scheepsbewegingen en gevaren voor de scheepvaart vereist is;

d)

maatregelen tegen dreigingen van piraterij en andere opzettelijke onrechtmatige handelingen, zoals bepaald in het toepasselijke Unierecht of uit hoofde van internationaal overeengekomen rechtsinstrumenten op het gebied van maritiem vervoer;

e)

de uitvoering van de uit hoofde van artikel 29 VEU of artikel 215 VWEU vastgestelde beperkende maatregelen van de Unie die onder de bevoegdheden van het Agentschap vallen.

Dergelijke informatieverstrekking gebeurt volgens de toepasselijke regels voor gegevensbescherming en in overeenstemming met richtlijnen die door de overeenkomstig Richtlijn 2002/59/EG opgerichte stuurgroep op hoog niveau moeten worden verstrekt, naargelang het geval. Voor het verstrekken van LRIT-informatie is de toestemming van de betrokken vlaggenstaat vereist.

5.   Het Agentschap draagt binnen zijn bevoegdheid bij tot de tijdige reactie op en de beperking van crises, door de lidstaten en de Commissie op verzoek bij te staan bij de uitvoering van noodplannen en door de onderlinge uitwisseling van informatie en beste praktijken te bevorderen.

6.   Het Agentschap staat de Commissie bij bij de werking van het onderdeel maritiem toezicht van de veiligheidsdienst van Copernicus, binnen het financieel en bestuurskader van het Copernicus-programma.

7.   Het Agentschap staat de Commissie en de lidstaten bij bij de ontwikkeling en het onderhoud van de vrijwillige gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur (CISE), een interoperabiliteitsoplossing, met als doel de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken tussen de verschillende systemen die worden gebruikt door nationale civiele en militaire autoriteiten met verantwoordelijkheid op maritiem gebied, ter aanvulling van de informatie die reeds beschikbaar is via de verplichte informatiesystemen.

Artikel 9

Taken in verband met digitalisering en vereenvoudiging

1.   Op de gebieden van het Unierecht die onder de bevoegdheid van hetAgentschap vallen, verzamelt en verstrekt het Agentschap, indien passend, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare statistieken, informatie en gegevens om de doeltreffendheid en kostenefficiëntie van bestaande maatregelen te evalueren. Dat omvat het faciliteren en bevorderen van elektronische certificaten, het gebruikmaken van bestaande databanken en het gebruik van innovatieve IT- en AI-instrumenten.

2.   Het Agentschap staat de Commissie bij bij de uitvoering van Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad (31) door de uitvoering van de volgende taken:

a)

het ontwikkelen en onderhouden van de gemeenschappelijke IT-componenten en -diensten van het bij artikel 1 van Verordening (EU) 2019/1239 ingestelde Europees maritiem éénloketsysteem (EMSWe), onder de verantwoordelijkheid van de Commissie;

b)

het onderhouden van de bij Verordening (EU) 2019/1239 ingestelde EMSWe-dataset, de leidraad voor berichten en de modellen van de digitale spreadsheets;

c)

het verstrekken van niet-bindende technische richtsnoeren aan de lidstaten voor de invoering van het EMSWe;

d)

het faciliteren van beter hergebruik en delen van gegevens die via SafeSeaNet in het EMSWe worden uitgewisseld.

3.   Het Agentschap verleent de lidstaten, op hun verzoek en onverminderd de bestaande technische oplossingen voor hun registers of hun rechten en plichten als vlaggenstaat, bijstand, waaronder opleiding, bij de digitalisering van hun registers en procedures om het gebruik van elektronische certificaten te bevorderen en de administratieve lasten te verminderen.

4.   Bij de ontwikkeling van IT-instrumenten en andere technische oplossingen houdt het Agentschap te allen tijde rekening met cyberbeveiliging.

Artikel 10

Bezoeken aan de lidstaten en inspecties

1.   Om de Commissie bij te staan bij het vervullen van haar verplichtingen in het kader van het VWEU en met name de beoordeling van de efficiënte uitvoering van het relevante Unierecht op het gebied van maritieme veiligheid en het voorkomen van verontreiniging, verricht het Agentschap bezoeken aan de lidstaten, indien de Commissie die taak aan het Agentschap delegeert, overeenkomstig de door de raad van beheer vastgestelde werkwijze. Die werkwijze omvat een geïntegreerde aanpak die erop gericht is de naleving te controleren van meer dan één wettekst die relevant is voor de functie van vlaggen-, haven- of kuststaat van de betrokken lidstaat.

2.   Het Agentschap stelt de betrokken lidstaat, overeenkomstig de in lid 1 bedoelde werkwijze, tijdig in kennis van het geplande bezoek, de identiteit van de gemachtigde ambtenaren en de aanvangsdatum en de verwachte duur van het bezoek. De met die bezoeken belaste ambtenaren van het Agentschap leggen een schriftelijk besluit van de uitvoerend directeurvan het Agentschap (de “uitvoerend directeur”) over waarin het voorwerp en het doel van hun opdracht zijn vermeld.

3.   Het Agentschap kan namens de Commissie de inspecties uitvoeren waarin bindende rechtshandelingen van de Unie voorzien, onder meer met betrekking tot erkende organisaties en met betrekking tot de opleiding en diplomering van zeevarenden in derde landen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2022/993, indien de Commissie die taak aan het Agentschap delegeert.

4.   Het Agentschap kan namens de Commissie ook inspecties ter plaatse van recyclinginrichtingen in derde landen uitvoeren overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1257/2013, indien de Commissie die taak aan het Agentschap delegeert.

5.   Na elk bezoek of elke inspectie, als bedoeld in dit artikel, stelt het Agentschap een rapport op dat aan de Commissie en aan de betrokken lidstaat wordt toegezonden. Voor dat rapport wordt een door de Commissie vastgesteld model gebruikt.

6.   Indien passend, en in ieder geval wanneer een bezoek- of inspectiecyclus, als bedoeld in dit artikel, is afgerond, analyseert het Agentschap de rapporten van die cyclus teneinde horizontale bevindingen en algemene conclusies over de doeltreffendheid en kostenefficiëntie van de maatregelen te formuleren. Het Agentschap legt die analyse voor verdere bespreking voor aan de Commissie en de lidstaten, teneinde er passende lessen uit te trekken en de verspreiding van goede werkmethoden te faciliteren.

Hoofdstuk III

Andere taken van het Agentschap op het gebied van internationale betrekkingen en samenwerking met de Europese kustwacht

Artikel 11

Internationale betrekkingen

1.   Op verzoek van de Commissie of een lidstaat verleent het Agentschap de nodige technische bijstand aan de lidstaten en de Commissie om bij te dragen tot de relevante werkzaamheden van de technische instanties van de IMO, van de IAO op het gebied van scheepvaart, van het Memorandum van Parijs en, ten aanzien van aangelegenheden waarvoor de Unie bevoegd is, van relevante regionale organisaties.

Met het oog op een efficiënte en doeltreffende verlening van die technische bijstand kan de uitvoerend directeur besluiten personeel in de delegatie van de Unie in het Verenigd Koninkrijk te vestigen, mits passende overeenkomsten met de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) worden gesloten, om de lidstaten en de Commissie te ondersteunen bij hun activiteiten in verband met hun deelname aan de werkzaamheden van de IMO. Voor een dergelijk besluit is de voorafgaande toestemming van de Commissie en de raad van beheer vereist. In dat besluit wordt de reikwijdte omschreven van de door het aldaar gevestigde personeel te verrichten activiteiten, teneinde onnodige kosten en verdubbeling van administratieve functies van het Agentschap te voorkomen.

2.   Op verzoek van de Commissie kan het Agentschap technische bijstand, zoals het organiseren van ter zake doende opleidingsactiviteiten, met betrekking tot de toepasselijke rechtshandelingen van de Unie verstrekken aan kandidaat-lidstaten, en, waar van toepassing, aan Europese nabuurschapspartnerlanden en aan landen die partij zijn bij het Memorandum van Parijs.

3.   Op verzoek van de Commissie en/of van de EDEO, of van de lidstaten, kan het Agentschap bijstand verlenen voor door schepen veroorzaakte verontreiniging en voor door olie- en gasinstallaties veroorzaakte mariene verontreiniging, met een impact op derde landen die een regionaal zeebekken delen met de Unie. Het Agentschap verleent die bijstand overeenkomstig het Uniemechanisme voor civiele bescherming en de voorwaarden die van toepassing zijn op de lidstaten als bedoeld in artikel 5, lid 1, die naar analogie worden toegepast op die derde landen. Die taken worden gecoördineerd met de bestaande regionale regelingen voor samenwerking bij mariene verontreiniging.

4.   Onverminderd artikel 24 kan het Agentschap op verzoek van de Commissie technische bijstand verlenen aan derde landen voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Commissie vallen.

5.   Mits goedkeuring van de Commissie kan het Agentschap administratieve regelingen treffen en samenwerking aangaan met andere organen van de Unie die werkzaam zijn op het gebied van aangelegenheden die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen. Die regelingen en samenwerking zijn onderworpen aan het gunstige advies van en de daaropvolgende periodieke rapportage aan de raad van beheer.

6.   De raad van beheer stelt, als onderdeel van het enkelvoudig programmeringsdocument, een strategie vast voor de internationale betrekkingen van het Agentschap met betrekking tot aangelegenheden die onder de bevoegdheid van het Agentschap vallen.

Artikel 12

Europese samenwerking met betrekking tot kustwachttaken

1.   Het Agentschap biedt, in samenwerking met het Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) en het Europees Bureau voor visserijcontrole (EFCA), elk binnen hun respectieve mandaat, ondersteuning aan nationale autoriteiten bij de uitvoering van kustwachttaken op nationaal en Unieniveau en, indien van toepassing, op internationaal niveau, door:

a)

informatie die beschikbaar is in systemen voor de rapportage van vaartuigen en andere informatiesystemen die door die agentschappen worden gehost of kunnen worden geraadpleegd, uit te wisselen, samen te voegen en te analyseren, overeenkomstig hun respectieve rechtsgronden en onverminderd de eigendomsrechten van lidstaten op die gegevens;

b)

geavanceerde toezichts- en communicatiediensten te verstrekken, met inbegrip van ruimte- en grondinfrastructuur en op een platform bevestigde sensoren;

c)

capaciteit op te bouwen door richtsnoeren en aanbevelingen op te stellen, goede praktijken te bepalen, opleiding te verstrekken en personeel uit te wisselen;

d)

informatie-uitwisseling en samenwerking op het gebied van kustwachttaken te verbeteren, door onder meer operationele problemen en nieuwe risico’s op maritiem gebied te analyseren;

e)

capaciteit te delen door operaties met meerdere doeleinden te plannen en uit te voeren en door middelen en andere vermogens te delen, voor zover die activiteiten door die agentschappen worden gecoördineerd en door de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten zijn goedgekeurd.

2.   Onverminderd de in artikel 15 beschreven bevoegdheden van de raad van beheer worden de precieze vormen van samenwerking inzake kustwachttaken tussen het Agentschap, Frontex en het EFCA vastgelegd in werkafspraken, overeenkomstig hun respectieve mandaat en de voor die agentschappen geldende financiële regels. Die werkafspraken worden goedgekeurd door de raad van beheer, de raad van beheer van Frontex en de raad van bestuur van het EFCA.

3.   De Commissie stelt in nauwe samenwerking met de lidstaten, het Agentschap, Frontex en het EFCA een praktische handleiding voor Europese samenwerking op het gebied van kustwachttaken ter beschikking. Die handleiding bevat richtsnoeren, aanbevelingen en beste praktijken voor informatie-uitwisseling. De Commissie stelt de handleiding vast in de vorm van een aanbeveling.

4.   De in dit artikel beschreven taken mogen geen afbreuk doen aan de in de artikelen 4 tot en met 11 vermelde taken van het Agentschap en aan de rechten en plichten van de lidstaten, met name in hun hoedanigheid van vlaggen-, haven- of kuststaten.

Artikel 13

Communicatie en verspreiding

Het Agentschap kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op gebieden die binnen zijn mandaat vallen, teneinde zijn activiteiten te promoten en relevante richtlijnen te verspreiden. De communicatieactiviteiten ondersteunen de in de leden 3 tot en met 12 vermelde taken en worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante communicatie- en verspreidingsplannen die de raad van beheer heeft vastgesteld. De raad van beheer actualiseert die plannen regelmatig op basis van een behoefteanalyse.

Hoofdstuk IV

Organisatie van het Agentschap

Artikel 14

Administratieve en beheerstructuur

De administratieve en beheerstructuur van het Agentschap omvat:

a)

een raad van beheer, die de in artikel 16 genoemde taken uitvoert;

b)

een uitvoerend directeur, die de in artikel 22 genoemde functies uitoefent.

Artikel 15

Samenstelling van de raad van beheer

1.   De raad van beheer bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat en vier vertegenwoordigers van de Commissie, die allen stemrecht hebben.

Tot de raad van beheer behoren ook vier vakmensen uit sectoren die het meest betrokken zijn bij de doelstellingen van het Agentschap, zoals bepaald in artikel 2, die zijn benoemd door de Commissie; zij hebben geen stemrecht.

Alle leden van de raad van beheer worden benoemd op basis van hun relevante ervaring- en deskundigheid op de in artikel 2 genoemde gebieden. De lidstaten en de Commissie streven ieder naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van beheer. Een van de vier vakmensen is een vertegenwoordiger van het raamwerk voor permanente samenwerking tussen autoriteiten voor maritiemeveiligheidsonderzoek als bedoeld in artikel 10 van Richtlijn 2009/18/EG.

2.   Iedere lidstaat en de Commissie benoemen hun leden van de raad van beheer, alsook een plaatsvervanger die het lid in zijn of haar afwezigheid vertegenwoordigt.

3.   De leden van de raad van beheer worden benoemd voor een ambtstermijn van vier jaar. De ambtstermijn van de leden van de raad van beheer kan worden verlengd.

4.   Elk lid en elke plaatsvervanger van de raad van beheer ondertekent bij ambtsaanvaarding een schriftelijke verklaring dat hij of zij niet in een situatie van belangenconflict verkeert. Elk lid en elke plaatsvervanger van de raad van beheer actualiseert zijn of haar verklaring wanneer zich een verandering in de omstandigheden betreffende belangenconflicten voordoet. Het Agentschap publiceert die verklaringen en de geactualiseerde versies daarvan op zijn website.

Artikel 16

Taken van de raad van beheer

1.   Om te waarborgen dat het Agentschap zijn taken vervult, verricht de raad van beheer de volgende werkzaamheden:

a)

algemene en strategische aansturing van de activiteiten van het Agentschap;

b)

jaarlijks, bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, na ontvangst van het advies van de Commissie en overeenkomstig artikel 17, het enkelvoudig programmeringsdocument van het Agentschap vaststellen;

c)

bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, de jaarlijkse begroting en de personeelsformatie van het Agentschap vaststellen, en andere functies uitoefenen met betrekking tot de begroting van het Agentschap op grond van hoofdstuk VI;

d)

bij tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap vaststellen, dat jaarlijks uiterlijk op 1 juli indienen bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de lidstaten en dat openbaar maken;

e)

overeenkomstig artikel 24 de financiële regels vaststellen die van toepassing zijn op het Agentschap;

f)

met tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden advies uitbrengen over de definitieve rekeningen van het Agentschap;

g)

de werkwijze vaststellen voor op grond van artikel 10 uit te voeren bezoeken;

h)

administratieve regelingen in overweging nemen en goedkeuren overeenkomstig artikel 11, lid 5;

i)

een fraudebestrijdingsstrategie vaststellen die in verhouding staat tot de frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

j)

regels vaststellen en openbaar maken voor het voorkomen en beheren van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden en jaarlijks op zijn website de belangenverklaring van de leden van de raad van beheer publiceren;

k)

regels en procedures vaststellen inzake transparantie met betrekking tot lobbyactiviteiten en de betrokkenheid van derde entiteiten bij de opstelling van verslagen of andere documenten die het Agentschap op zijn website moet publiceren, met name wanneer die betrekking hebben die derde entiteiten;

l)

de in artikel 13 genoemde communicatie- en verspreidingsplannen vaststellen en die regelmatig actualiseren op basis van een behoefteanalyse;

m)

het reglement van orde vaststellen met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden en dat openbaar maken;

n)

overeenkomstig lid 2 ten aanzien van het personeel van het Agentschap de bevoegdheden uitoefenen die het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie (het “Statuut van de ambtenaren”) toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie (de “regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden”) toekent aan het tot het sluiten van arbeidscontracten bevoegde gezag, vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (32);

o)

de regels vaststellen tot uitvoering van het Statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren;

p)

de uitvoerend directeur benoemen, richtsnoeren verstrekken en toezicht houden op zijn of haar prestaties, en indien relevant zijn of haar ambtstermijn verlengen of hem of haar uit zijn of haar functie ontheffen, met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, overeenkomstig artikel 21;

q)

procedures vaststellen voor het nemen van besluiten door de uitvoerend directeur;

r)

indien nodig een rekenplichtige benoemen die onder het Statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden valt en die volledig onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn of haar taken;

s)

een passende opvolging waarborgen van de bevindingen en aanbevelingen naar aanleiding van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook naar aanleiding van onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) of het Europees Openbaar Ministerie (EOM);

t)

alle besluiten nemen over de instelling van de interne structuren van het Agentschap met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, met inbegrip van de oprichting en, waar nodig, de wijziging van advies- of werkgroepen zonder beslissingsbevoegdheid, met oog voor een gezond begrotingsbeheer;

u)

met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden machtiging verlenen voor regelingen voor de deelname van derde landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, overeenkomstig artikel 23;

v)

een strategie voor efficiëntiewinsten en synergieën vaststellen;

w)

de in artikel 36 bedoelde interne beveiligingsvoorschriften van het Agentschap vaststellen;

x)

de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap benoemen.

Voor de toepassing van punt g) van de eerste alinea bespreekt de raad van beheer, indien de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van de werkwijze bezwaar maakt, de werkwijze opnieuw en stelt hij ze, eventueel gewijzigd, in tweede lezing vast, ofwel met een tweederdemeerderheid, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, ofwel met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten;

2.   De raad van beheer neemt overeenkomstig artikel 110, lid 2, van het Statuut van de ambtenaren een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren en artikel 6 van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van die gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur kan die bevoegdheden op zijn of haar beurt delegeren.

Indien uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van beheer door middel van een besluit de delegatie van bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en bevoegdheden die die laatste op zijn of haar beurt verder heeft gedelegeerd, tijdelijk schorsen en die bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

Artikel 17

Jaarlijkse en meerjarige programmering

1.   Uiterlijk op 30 november van elk jaar stelt de raad van beheer een enkelvoudig programmeringsdocument vast met de jaarlijkse en meerjarige programmering op basis van een door de uitvoerend directeur voorgelegd ontwerp, rekening houdend met het advies van de Commissie. De raad van beheer dient dat document in bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Indien de Commissie binnen een periode van 15 dagen na de datum van vaststelling van het enkelvoudig programmeringsdocument bezwaar maakt, bespreekt de raad van beheer het enkelvoudig programmeringsdocument opnieuw en neemt hij het, eventueel gewijzigd, binnen twee maanden na het bezwaar van de Commissie aan in tweede lezing, hetzij met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, hetzij met eenparigheid van stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten.

2.   Het enkelvoudig programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

3.   Het jaarlijks werkprogramma omvat een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de verwachte resultaten, inclusief prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de beginselen betreffende activiteitsgestuurd begroten en beheren. Het jaarlijks werkprogramma is in overeenstemming met het meerjarig werkprogramma. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. In de jaarlijkse en/of meerjarige programmering worden de strategie voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties, zoals bedoeld in artikel 11, en de activiteiten in verband met die strategie uiteengezet.

4.   De raad van beheer past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer het Agentschap een nieuwe taak krijgt toegewezen. Het opnemen van een nieuwe taak wordt afhankelijk gesteld van een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen, en er kan door de raad van beheer worden besloten om andere taken uit te stellen.

5.   Niettegenstaande het recht van de raad van beheer om bepaalde taken en activiteiten in de jaarlijkse en meerjarige programmering te prioriteren, onderzoekt de raad van beheer, in het kader van de opstelling van het enkelvoudig programmeringsdocument, de verzoeken om technische bijstand van de Commissie of de lidstaten als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt c), artikel 3, lid 2, punt b), artikel 4, leden 2, 9 en 10, artikel 5, leden 6, 8 en 10, artikel 7, lid 2, artikel 8, leden 6 en 7, artikel 9, lid 3, artikel 10, lid 4, en artikel 11, leden 2 en 4, en keurt het die goed. De goedkeuring van die verzoeken:

a)

mag geen afbreuk doen aan de andere taken van het Agentschap;

b)

leidt niet tot dubbel werk;

c)

wordt onderworpen aan een analyse van de gevolgen voor de personele en budgettaire middelen; en

d)

kan het voorwerp uitmaken van een besluit van de raad van beheer om andere taken uit te stellen.

6.   Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld volgens dezelfde procedure als voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van beheer kan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke wijzigingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

7.   Het meerjarige werkprogramma bevat een beschrijving van de algemene strategische programmering, met inbegrip van doelstellingen, verwachte resultaten en prestatie-indicatoren. Het bevat ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen.

8.   De in lid 7 bedoelde strategische programmering wordt indien passend geactualiseerd, met name in het licht van de resultaten van de in artikel 38 bedoelde evaluatie. De in lid 7 bedoelde programmering van de middelen wordt jaarlijks geactualiseerd.

Artikel 18

Voorzitter van de raad van beheer

1.   De raad van beheer kiest uit zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en vicevoorzitter worden door de stemgerechtigde leden van de raad van beheer gekozen met een tweederdemeerderheid.

2.   De vicevoorzitter vervangt automatisch de voorzitter wanneer de voorzitter is verhinderd zijn of haar taken te verrichten.

3.   De ambtstermijn van de voorzitter en van de vicevoorzitter bedraagt vier jaar en kan eenmaal worden verlengd. Indien het lidmaatschap van de voorzitter of van de vicevoorzitter van de raad van beheer echter tijdens zijn of haar ambtstermijn eindigt, loopt zijn of haar ambtstermijn automatisch af op dezelfde datum.

Artikel 19

Vergaderingen van de raad van beheer

1.   De vergaderingen van de raad van beheer vinden plaats overeenkomstig zijn reglement van orde en worden door de voorzitter bijeengeroepen.

2.   De uitvoerend directeur neemt deel aan de beraadslagingen, behalve wanneer zijn of haar deelname tot een belangenconflict kan leiden, zoals besloten door de voorzitter, of wanneer de raad van beheer een besluit moet nemen overeenkomstig artikel 32.

3.   De raad van beheer belegt tweemaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt de raad van beheer bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of van een derde van de lidstaten.

4.   Indien specifieke agendapunten vertrouwelijk zijn of er belangenconflicten bestaan, kan de raad van beheer beslissen om die te bespreken zonder dat de betrokken leden daarbij aanwezig zijn. Dat laat het recht van de lidstaten en de Commissie onverlet om zich door een plaatsvervanger of enig ander persoon te laten vertegenwoordigen. Nadere voorschriften voor de toepassing van deze bepaling worden vastgelegd in het reglement van orde van de raad van beheer.

5.   De raad van beheer kan iedereen wiens mening van belang kan zijn, uitnodigen om specifieke agendapunten van de vergaderingen als waarnemer bij te wonen.

6.   In overeenstemming van het reglement van orde kunnen de leden van de raad van beheer zich laten bijstaan door raadgevers of deskundigen.

7.   Het secretariaat voor de raad van beheer wordt verzorgd door het Agentschap.

Artikel 20

Stemprocedure in de raad van beheer

1.   De raad van beheer neemt zijn besluiten bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

2.   Indien de Commissie ernstige bezwaren uit over een bij de raad van beheer ingediend voorstel van besluit over aangelegenheden die verband houden met Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715, en met het Statuut van de ambtenaren en de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden, stelt de raad van beheer de vaststelling van het betrokken besluit uit. Binnen 15 dagen nadat de Commissie ernstige bezwaren heeft geuit over een bij de raad van beheer ingediend voorstel van besluit, bespreekt de raad van beheer het voorstel opnieuw en neemt hij het besluit, desgevallend gewijzigd, aan in tweede lezing, hetzij met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden, met inbegrip van de vertegenwoordigers van de Commissie, hetzij met een viervijfdemeerderheid van de vertegenwoordigers van de lidstaten.

3.   Elk lid van de raad van beheer heeft één stem. De uitvoerend directeur neemt niet aan de stemming deel.

4.   Bij afwezigheid van een lid van de raad van beheer mag zijn of haar plaatsvervanger zijn of haar stemrecht uitoefenen.

5.   Het reglement van orde bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemprocedure, inclusief onder welke voorwaarden een lid van de raad van beheer namens een ander lid kan optreden.

Hoofdstuk V

Uitvoerend directeur

Artikel 21

Benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ambtsontheffing

1.   De uitvoerend directeur wordt door de raad van beheer aangesteld op basis van verdiensten en aangetoonde bekwaamheid en van voor de maritieme sector relevante ervaring, en gekozen uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten die is opgesteld op basis van een open en transparante selectieprocedure waarbij de beginselen van genderevenwicht en geografisch evenwicht in acht wordt genomen.

2.   Vóór de benoeming wordt de door de raad van beheer gekozen kandidaat verzocht een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

3.   Voor de sluiting van het contract met de uitvoerend directeur wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van beheer.

4.   De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Voor het verstrijken van die termijn stelt de Commissie tijdig een beoordeling op waarbij de evaluatie van het functioneren van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van het Agentschap in aanmerking worden genomen en dient zij die beoordeling, samen met het voorstel inzake de verlenging van de ambtstermijn, ter informatie in bij de raad van beheer.

5.   Op voorstel van de Commissie kan de raad van beheer, rekening houdend met de in lid 4 genoemde beoordeling, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal met ten hoogste vijf jaar verlengen. De raad van beheer stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. Voordat de raad van beheer besluit de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen, kan de uitvoerend directeur worden verzocht een verklaring af te leggen voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

6.   Een uitvoerend directeur van wie de ambtstermijn is verlengd, mag niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde betrekking.

7.   De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn of haar ambt worden ontzet bij besluit van de raad van beheer op basis van een voorstel dat is ingediend door de Commissie of ten minste één derde van de stemgerechtigde leden van de raad van beheer.

8.   De uitvoerend directeur wordt in dienst genomen als tijdelijke functionaris van het Agentschap uit hoofde van artikel 2, punt a), van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden.

Artikel 22

Taken en verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

1.   De uitvoerend directeur leidt het Agentschap overeenkomstig de besluiten van de raad van beheer en legt verantwoording af aan de raad van beheer.

2.   Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en de raad van beheer is de uitvoerend directeur onafhankelijk bij de uitvoering van zijn of haar taken en vraagt of aanvaardt hij of zij geen instructies van een regering of andere instantie.

3.   De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit aan het Europees Parlement over de uitvoering van zijn of haar taken. De Raad kan de uitvoerend directeur uitnodigen verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn of haar taken.

4.   De uitvoerend directeur treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

5.   De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de taken die bij deze verordening aan het Agentschap zijn toegewezen. De uitvoerend directeur is met name belast met de volgende taken:

a)

zorgen voor een duurzaam en efficiënt dagelijks bestuur van het Agentschap;

b)

binnen de grenzen van de besluiten van de raad van beheer de werkzaamheden en het personeel van het Agentschap organiseren en leiden en er toezicht op houden;

c)

de door de raad van beheer aangenomen besluiten opstellen en uitvoeren;

d)

het ontwerp opstellen van financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap, ter goedkeuring door de raad van beheer;

e)

overeenkomstig artikel 26 een ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap opstellen, en overeenkomstig artikel 27 de begroting van het Agentschap uitvoeren;

f)

het ontwerp van het enkelvoudig programmeringsdocument opstellen en, na raadpleging van de Commissie, ten minste vier weken voor de desbetreffende vergadering van de raad van beheer ter goedkeuring voorleggen aan de raad van beheer;

g)

het enkelvoudig programmeringsdocument uitvoeren, de vooruitgang beoordelen aan de hand van de relevante indicatoren en verslag over de uitvoering ervan uitbrengen aan de raad van beheer;

h)

het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap opstellen en het ter beoordeling en goedkeuring indienen bij de raad van beheer;

i)

antwoorden op verzoeken om technische bijstand overeenkomstig artikel 17, lid 5;

j)

besluiten nemen tot uitvoering van bezoeken en inspecties zoals bedoeld in artikel 10, na raadpleging van de Commissie en volgens de werkwijze voor bezoeken die de raad van beheer in overeenstemming met artikel 16, lid 1, punt g), heeft vastgesteld;

k)

besluiten om administratieve regelingen aan te gaan met andere instellingen van de Unie die actief zijn op de actiegebieden van het Agentschap, op voorwaarde dat die ontwerpregelingen overeenkomstig artikel 11, lid 5, eerst ter advies zijn voorgelegd aan de Commissie en daarna aan de raad van beheer, en dat de raad van beheer binnen een termijn van vier weken na de indiening ervan geen bezwaar heeft gemaakt;

l)

noodzakelijke stappen ondernemen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om de werking van het Agentschap overeenkomstig deze verordening te waarborgen;

m)

een efficiënt toetsingssysteem organiseren teneinde de prestaties van het Agentschap te kunnen vergelijken met de in deze verordening vastgestelde doelstellingen en taken;

n)

een doeltreffend en efficiënt internecontrolesysteem instellen en toezien op het functioneren ervan, en belangrijke wijzigingen ervan aan de raad van beheer rapporteren;

o)

zorgen voor de uitvoering van risicobeoordelingen en risicobeheer voor het Agentschap;

p)

een actieplan opstellen voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en evaluaties, alsook van onderzoeken van OLAF en het EOM, zoals bedoeld in artikel 35, en over de geboekte vooruitgang regelmatig verslag uitbrengen aan de raad van beheer en tweemaal per jaar aan de Commissie;

q)

de financiële belangen van de Unie beschermen door, zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van OLAF en het EOM, preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten te nemen, doeltreffende controles uit te voeren en bij onregelmatigheden de ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en indien passend doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties op te leggen, met inbegrip van financiële sancties;

r)

een strategie voor fraudebestrijding, een strategie voor efficiëntiewinsten en synergieën, een strategie voor samenwerking met derde landen en/of internationale organisaties en een strategie voor het organisatorisch beheer en internecontrolesystemen voor het Agentschap opstellen en ter goedkeuring voorleggen aan de raad van beheer;

s)

diversiteit bevorderen en genderevenwicht waarborgen bij de aanwerving van personeel voor het Agentschap;

t)

personeel aanwerven op basis van een zo breed mogelijke geografische spreiding;

u)

een communicatiebeleid voor het Agentschap opstellen en uitvoeren;

v)

alle andere taken uitvoeren die aan hem of haar door de raad van beheer worden toegewezen of gedelegeerd of die uit hoofde van deze verordening moeten worden uitgevoerd.

Voor de toepassing van punt m) van de eerste alinea, stelt de uitvoerend directeur in overleg met de Commissie en de raad van beheer op maat gesneden prestatie-indicatoren vast waarmee de behaalde resultaten doeltreffend kunnen worden beoordeeld. De uitvoerend directeur waarborgt dat de organisatorische structuur van het Agentschap, rekening houdend met de beschikbare financiële en personele middelen, regelmatig wordt aangepast aan de veranderende behoeften. In dat opzicht voert de uitvoerend directeur procedures voor geregelde evaluatie in die aan erkende vaknormen voldoen.

Artikel 23

Deelname van derde landen

1.   Het Agentschap staat open voor deelname van derde landen die overeenkomsten met de Unie hebben gesloten, waarbij ze het Unierecht op het gebied van maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, voorkoming van verontreiniging en bestrijding van verontreiniging veroorzaakt door schepen hebben aangenomen en toepassen.

2.   Uit hoofde van de desbetreffende bepalingen van die overeenkomsten stelt het Agentschap na advies van de Commissie en goedkeuring door de raad van beheer regelingen vast tot nadere bepaling van de aard en de reikwijdte van de gedetailleerde regels voor de deelname van die derde landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen inzake financiële bijdragen en personeel.

Hoofdstuk VI

Financiële bepalingen

Artikel 24

Financiële regels

De financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap, worden vastgesteld door de raad van beheer, na raadpleging van de Commissie. De financiële regels wijken niet af van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715, tenzij dat in verband met de werking van het Agentschap specifiek vereist is en de Commissie daarvoor vooraf toestemming heeft verleend.

Artikel 25

Begroting

1.   Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van het Agentschap geraamd en vervolgens in de begroting van het Agentschap opgenomen.

2.   De ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten in evenwicht zijn.

3.   Onverminderd andere middelen, bestaan de ontvangsten van het Agentschap uit:

a)

een in de algemene begroting van de Unie opgenomen bijdrage van de Unie en subsidies van organen van de Unie;

b)

mogelijke bijdragen van derde landen die overeenkomstig artikel 23 deelnemen aan de werkzaamheden van het Agentschap;

c)

alle vergoedingen voor infrastructuur, publicaties, opleiding of andere diensten die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen en die door het Agentschap worden verleend;

d)

alle vrijwillige financiële bijdragen van lidstaten, derde landen of andere entiteiten, op voorwaarde dat die bijdragen transparant zijn, duidelijk in de begroting worden aangegeven en de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van het Agentschap niet in het gedrang brengen.

4.   De uitgaven van het Agentschap omvatten de bezoldiging van het personeel, de uitgaven voor administratie en infrastructuur en de werkingskosten.

Artikel 26

Opstelling van de begroting

1.   Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, met inbegrip van de personeelsformatie, en zendt die toe aan de raad van beheer.

2.   Op basis van het in lid 1 bedoelde ontwerp stelt de raad van beheer een voorlopige ontwerpraming vast van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar.

3.   De voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap wordt elk jaar uiterlijk op 31 januari aan de Commissie toegezonden. De raad van beheer stuurt de Commissie uiterlijk op 31 maart van dat jaar de definitieve ontwerpraming toe.

4.   De Commissie zendt de raming samen met het ontwerp van algemene begroting van de Unie toe aan het Europees Parlement en de Raad (“de begrotingsautoriteit”).

5.   Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting van de Unie, op in het ontwerp van algemene begroting van de Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 VWEU voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

6.   De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de bijdrage aan het Agentschap goed.

7.   De begrotingsautoriteit stelt de personeelsformatie voor het Agentschap vast.

8.   De begroting van het Agentschap wordt vastgesteld door de raad van beheer. Die begroting wordt definitief nadat de algemene begroting van de Unie definitief is vastgesteld. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

9.   Op bouwprojecten die significante gevolgen kunnen hebben voor de begroting van het Agentschap, is Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van toepassing.

Artikel 27

Uitvoering van de begroting

1.   De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2.   De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie toe over de resultaten van de evaluatieprocedures.

Artikel 28

Indiening van de rekeningen en kwijting

1.   Uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Europese Rekenkamer.

2.   Uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt het Agentschap het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Europese Rekenkamer.

3.   Uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, toe aan de Europese Rekenkamer.

4.   Na ontvangst van de opmerkingen van de Europese Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap op grond van artikel 252 van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad (33), maakt de uitvoerend directeur onder zijn of haar eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt die ter advies voor aan de raad van beheer.

5.   De raad van beheer brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

6.   Uiterlijk op 1 juli van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het Agentschap de definitieve rekeningen en het advies van de raad van beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Europese Rekenkamer.

7.   De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het volgende begrotingsjaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

8.   De uitvoerend directeur stuurt de Europese Rekenkamer uiterlijk op 30 september een antwoord op haar opmerkingen. De uitvoerend directeur zendt dat antwoord ook naar de raad van beheer.

9.   De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek, overeenkomstig artikel 267, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) 2024/2509, alle inlichtingen die nodig zijn voor de vlotte afhandeling van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

10.   Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting voor het jaar N.

Hoofdstuk VII

Personeel

Artikel 29

Algemene bepaling

Het Statuut van de ambtenaren, de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden en de voorschriften die in onderling overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie ter uitvoering van dat Statuut en die regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Agentschap.

Artikel 30

Gedetacheerde nationale deskundigen en andere personeelsleden

1.   Het Agentschap mag een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet in dienst zijn van het Agentschap.

2.   Bij besluit van de raad van beheer worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij het Agentschap.

Hoofdstuk VIII

Algemene en slotbepalingen

Artikel 31

Juridische status en zetel

1.   Het Agentschap is een orgaan van de Unie en bezit rechtspersoonlijkheid.

2.   In elk van de lidstaten geniet het Agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid die aan rechtspersonen uit hoofde van de wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het kan, met name roerende en onroerende goederen verwerven en vervreemden, en in rechte optreden.

3.   Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

4.   De zetel van het Agentschap bevindt zich in Lissabon, Portugal.

5.   Op verzoek van de Commissie kan de raad van beheer, met toestemming van en in samenwerking met de betrokken lidstaten en terdege rekening houdend met de gevolgen voor de begroting, waaronder eventuele bijdragen die de betrokken lidstaten kunnen leveren, besluiten regionale centra te vestigen die noodzakelijk zijn om, op de meest efficiënte en effectieve manier, een aantal van de taken van het Agentschap uit te voeren. Wanneer de raad van beheer een dergelijk besluit neemt, stelt hij het precieze takenpakket van het regionale centrum vast, waarbij onnodige financiële kosten worden vermeden en de samenwerking met bestaande regionale en nationale netwerken wordt verbeterd.

Artikel 32

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol inzake de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het Agentschap en zijn personeel.

Artikel 33

Talenregeling

1.   De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad (34) zijn van toepassing op het Agentschap.

2.   Vertaling en alle andere taalkundige diensten die door het Agentschap worden verlangd, behalve vertolking, worden verricht door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 34

Transparantie

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (35) is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van het Agentschap.

2.   De raad van beheer stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de gedetailleerde regels ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.   Tegen een besluit van het Agentschap op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan, onder de in respectievelijk artikel 228 en artikel 263 VWEU bepaalde voorwaarden, een klacht worden ingediend bij de Europese Ombudsman of een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie (het “HvJ van de EU”).

4.   Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (36) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap.

Artikel 35

Fraudebestrijding

1.   Om de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten uit hoofde van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 te vergemakkelijken, stelt het Agentschap passende bepalingen vast die van toepassing zijn op alle personeelsleden van het Agentschap.

2.   De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies en contractanten en subcontractanten die van het Agentschap Uniemiddelen hebben ontvangen, audits te verrichten, zowel op basis van documenten als ter plaatse.

3.   OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 onderzoeken verrichten, met inbegrip van controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad in verband met een subsidie of een door het Agentschap gefinancierde overeenkomst.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Agentschap bepalingen die de Europese Rekenkamer, OLAF en het EOM uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 36

Beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

Het Agentschap stelt zijn eigen beveiligingsvoorschriften vast die gelijkwaardig zijn aan de beveiligingsvoorschriften van de Commissie voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als vermeld in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (37) en 2015/444 (38) van de Commissie. De beveiligingsvoorschriften van het Agentschap omvatten onder andere bepalingen voor de uitwisseling, verwerking en opslag van dergelijke informatie.

Artikel 37

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op de betrokken overeenkomst van toepassing is.

2.   Het HvJ van de EU is bevoegd om uitspraak te doen op grond van arbitrageclausules in de door het Agentschap gesloten overeenkomsten.

3.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door het Agentschap of door zijn personeel bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

4.   Het HvJ van de EU is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.   Op de persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden van het Agentschap jegens het Agentschap zijn de bepalingen van toepassing van het Statuut van de ambtenaren of van de regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden waaronder zij vallen.

Artikel 38

Evaluatie en herziening

1.   Uiterlijk op … [5 jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en vervolgens om de vijf jaar verricht de Commissie een evaluatie om met name het effect, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het Agentschap en zijn werkwijze te beoordelen, rekening houdend met het advies van de raad van beheer. Die evaluatie richt zich met name op de vraag of het mandaat van het Agentschap moet worden gewijzigd, met name om rekening te houden met de ontwikkeling van het Unierecht op het gebied van zeevervoer, en op de financiële implicaties van dergelijke wijzigingen, alsook op de noodzaak om een vergoedingen- en tariefregeling vast te stellen en om te bepalen welke diensten het Agentschap in het kader van een dergelijke regeling kan aanbieden.

2.   De Commissie dient het evaluatierapport samen met haar conclusies over dat rapport in bij het Europees Parlement, de Raad en de raad van beheer. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

3.   Bij elke tweede evaluatie beoordeelt de Commissie de door het Agentschap bereikte resultaten aan de doelstellingen, het mandaat en de taken van het Agentschap. Als de Commissie van oordeel is dat het voortbestaan van het Agentschap niet langer gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.

Artikel 39

Administratieve onderzoeken van de Europese Ombudsman

Overeenkomstig artikel 228 VWEU zijn de activiteiten van het Agentschap onderworpen aan onderzoeken door de Europese Ombudsman.

Artikel 40

Overgangsbepalingen

1.   In afwijking van artikel 15 van deze verordening blijven de leden van de raad van bestuur die vóór … [datum van inwerkingtreding van deze verordening] zijn benoemd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1406/2002, in functie als leden van de raad van beheer tot de datum waarop hun ambtstermijn verstrijkt, onverminderd het recht van elke lidstaat om een nieuwe vertegenwoordiger te benoemen.

2.   De op grond van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1406/2002 benoemde uitvoerend directeur blijft toegewezen aan de functie van uitvoerend directeur met de in artikel 22 van deze verordening bedoelde taken en verantwoordelijkheden.

3.   De inwerkingtreding van deze verordening laat alle arbeidsovereenkomsten die op … [datum van inwerkingtreding van deze verordening] van kracht zijn, onverlet.

Artikel 41

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1406/2002 wordt ingetrokken.

Artikel 42

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te …, …

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter


(1)   PB C, C/2023/873, 8.12.2023, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2023/873/oj.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 12 maart 2024 (PB C, C/2025/1026, 27.2.2025, ELI: http://data.europa.eu/eli/C/2025/1026/oj) en standpunt van de Raad in eerste lezing van 13 oktober 2025 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Standpunt van het Europees Parlement van … (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(3)  Verordening (EG) nr. 1406/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 tot oprichting van een Europees Agentschap voor maritieme veiligheid (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/1406/oj).

(4)  Richtlijn 2005/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 inzake de handhaving van internationale normen betreffende verontreiniging vanaf schepen en de invoering van administratieve sancties voor verontreinigingsdelicten (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 11, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2005/35/oj).

(5)  Richtlijn 2009/16/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende havenstaatcontrole (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 57, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/16/oj).

(6)  Richtlijn 2009/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongevallen in de zeescheepvaartsector en tot wijziging van de Richtlijn 1999/35/EG van de Raad en Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 114, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/18/oj).

(7)  Richtlijn 2009/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de naleving van vlaggenstaatverplichtingen (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 132, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/21/oj).

(8)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/715 van de Commissie van 18 december 2018 houdende de financiële kaderregeling van de bij het VWEU en het Euratom-Verdrag opgerichte organen, bedoeld in artikel 70 van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 122 van 10.5.2019, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2019/715/oj).

(9)  Verordening (EG) nr. 391/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 11, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/391/oj).

(10)  Richtlijn (EU) 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake havenontvangstvoorzieningen voor de afvalafgifte van schepen, tot wijziging van Richtlijn 2010/65/EU en tot intrekking van Richtlijn 2000/59/EG (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 116, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2019/883/oj).

(11)  Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (kaderrichtlijn mariene strategie) (PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2008/56/oj).

(12)  Richtlijn (EU) 2016/802 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 58, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2016/802/oj).

(13)  Verordening (EU) 2015/757 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de monitoring, de rapportage en de verificatie van broeikasgasemissies door maritiem vervoer en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 55, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2015/757/oj).

(14)  Verordening (EU) 2023/1805 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in het zeevervoer, en tot wijziging van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 234 van 22.9.2023, blz. 48, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2023/1805/oj).

(15)  Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van Richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275 van 25.10.2003, blz. 32, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/87/oj).

(16)  Verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PB L 129 van 29.4.2004, blz. 6, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2004/725/oj).

(17)  Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad (PB L 208 van 5.8.2002, blz. 10, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2002/59/oj).

(18)  Verordening (EU) 2021/696 van het Europees Parlement en de Raad van 28 april 2021 tot vaststelling van het ruimtevaartprogramma van de Unie, tot oprichting van het Agentschap van de Europese Unie voor het ruimtevaartprogramma en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 912/2010, (EU) nr. 1285/2013 en (EU) nr. 377/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU (PB L 170 van 12/05/2021, blz. 69, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2021/696/oj).

(19)  Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB L 295 van 14.11.2019, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1896/oj).

(20)  Verordening (EU) 2019/473 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 betreffende het Europees Bureau voor visserijcontrole (PB L 83 van 25.3.2019, blz. 18, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/473/oj).

(21)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/883/oj).

(22)   PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15, ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_interinstit/1999/531/oj.

(23)  Richtlijn 98/41/EG van de Raad van 18 juni 1998 inzake de registratie van de opvarenden van passagiersschepen die vanuit of naar havens in de lidstaten van de Gemeenschap varen (PB L 188 van 2.7.1998, blz. 35, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1998/41/oj).

(24)  Richtlijn 2003/25/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 april 2003 betreffende specifieke stabiliteitsvereisten voor ro-ro-passagiersschepen (PB L 123 van 17.5.2003, blz. 22, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2003/25/oj).

(25)  Richtlijn 2009/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen (PB L 163 van 25.6.2009, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/45/oj).

(26)  Richtlijn 2009/15/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake gemeenschappelijke voorschriften en normen voor met de inspectie en controle van schepen belaste organisaties en voor de desbetreffende werkzaamheden van maritieme instanties (PB L 131 van 28.5.2009, blz. 47, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2009/15/oj).

(27)  Richtlijn 2014/90/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 inzake uitrusting van zeeschepen en tot intrekking van Richtlijn 96/98/EG van de Raad (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 146, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/90/oj).

(28)  Richtlijn (EU) 2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PB L 169 van 27.6.2022, blz. 45, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2022/993/oj).

(29)  Besluit nr. 1313/2013/EU van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende een Uniemechanisme voor civiele bescherming (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 924, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2013/1313/oj).

(30)  Verordening (EU) nr. 1257/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG (PB L 330 van 10.12.2013, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2013/1257/oj).

(31)  Verordening (EU) 2019/1239 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot instelling van een Europees maritiem éénloketsysteem en tot intrekking van Richtlijn 2010/65/EU (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 64, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2019/1239/oj).

(32)   PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1968/259(1)/oj.

(33)  Verordening (EU, Euratom) 2024/2509 van het Europees Parlement en de Raad van 23 september 2024 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L, 2024/2509, 26.9.2024, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2024/2509/oj).

(34)  Verordening Nr. 1 van de Raad tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/1958/1(1)/oj).

(35)  Verordening (EG) Nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2001/1049/oj).

(36)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1725/oj).

(37)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/443/oj).

(38)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53, ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2015/444/oj).


ELI: http://data.europa.eu/eli/posit/C/2025/6554/oj

ISSN 1977-0995 (electronic edition)


Top