EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52023PC0161

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van een kader van maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten (verordening voor een nettonulindustrie)

COM/2023/161 final

Brussel, 16.3.2023

COM(2023) 161 final

2023/0081(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een kader van maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten (verordening voor een nettonulindustrie)

(Voor de EER relevante tekst)


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De transitie naar een klimaatneutrale, schone economie en de bijbehorende herziening van ons energiesysteem bieden interessante kansen, zowel voor ontwikkeling in de sectoren voor nettonultechnologie als om hoogwaardige werkgelegenheid en groei te genereren. De mondiale markt voor de belangrijkste in massa geproduceerde nettonultechnologieën zal naar verwachting tegen 2030 verdrievoudigd zijn en een jaarlijkse waarde van zo’n 600 miljard EUR vertegenwoordigen 1 . Onze partners en concurrenten hebben deze kans aangegrepen; zij nemen al ambitieuze maatregelen om belangrijke delen van deze nieuwe markt veilig te stellen. Deze ontwikkelingen zijn mede ingegeven door overwegingen in verband met de voorzienings- en toeleveringszekerheid. De veerkracht van de energiesystemen van de toekomst zal in belangrijke mate worden bepaald door veilige toegang tot de technologieën die deze systemen moeten aandrijven — windturbines, elektrolyse-installaties, batterijen, zonnepanelen, warmtepompen en meer. Op zijn beurt is de energievoorzieningszekerheid van essentieel belang voor de duurzame economische groei en uiteindelijk ook voor de openbare orde en de veiligheid.

In dat verband heeft de Commissie in haar mededeling van 1 februari 2023 over het industrieel plan voor de Green Deal 2 een uitgebreid plan gepresenteerd om het concurrentievermogen van de Europese nettonulindustrie te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te ondersteunen. Het plan is opgebouwd rond de volgende vier pijlers: i) een voorspelbaar en vereenvoudigd regelgevingskader; ii) snellere toegang tot financiering; iii) verbetering van vaardigheden, en iv) open handel voor veerkrachtige toeleveringsketens.

De verordening voor een nettonulindustrie maakt deel uit van de in dat verband aangekondigde acties, en is erop gericht het regelgevingskader te vereenvoudigen en het investeringsklimaat te verbeteren met het oog op de productiecapaciteit van de Unie voor technologieën die van cruciaal belang zijn om de Uniedoelstellingen inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken en ervoor te zorgen dat ons koolstofvrijere energiesysteem veerkrachtig blijft en tegelijkertijd bij te dragen tot de vermindering van verontreiniging, ten behoeve van de volksgezondheid evenals het milieuwelzijn op onze planeet.

Tegen 2050 zal de productie van elektrische voertuigen wereldwijd vervijftienvoudigd en de toepassing van hernieuwbare energiebronnen bijna verviervoudigd zijn. Er zullen in 2050 zes keer zoveel warmtepompen in gebruik zijn genomen als vandaag, en de productie van waterstof door elektrolyse of op basis van aardgas met koolstofafvang en -opslag zal in 2050 zijn opgelopen tot 450 Mt. Hiervoor is wereldwijd 1,2 biljoen USD aan cumulatieve investeringen in de productie nodig om voldoende capaciteit voor de mondiale doelstellingen voor 2030 te genereren 3 . China zit achter 90 % van de investeringen in productiefaciliteiten.

Europa is momenteel een netto-importeur van nettonultechnologieën op het gebied van energie; ongeveer een kwart van de elektrische auto’s en batterijen, en bijna alle fotovoltaïsche modules en brandstofcellen worden geïmporteerd, voornamelijk uit China. Voor de technologieën en componenten voor fotovoltaïsche zonne-energie is Europa afhankelijk van derden bij meer dan 90 % van de producten in bepaalde stroomopwaartse segmenten van de waardeketen, zoals ingots en wafers. In andere sectoren waar de EU-industrie nog steeds een sterke positie heeft, zoals windturbines en warmtepompen, verslechtert onze handelsbalans en worden EU-producenten geconfronteerd met stijgende energie- en inputkosten. Bovendien wordt op het gebied van koolstofafvang en -opslag (carbon capture and storage, CCS) de ontwikkeling van een CCS-waardeketen in de EU op dit moment gehinderd door een gebrek aan CO2-opslaglocaties.

Tegelijkertijd zijn de energiegerelateerde nettonultechnologieën cruciaal voor grote geostrategische belangen en staan ze centraal in de wereldwijde technologische wedloop. De landen willen voor zichzelf de toelevering van de meest geavanceerde technologieën voor energieproductie veiligstellen en de schone transitie stimuleren. In andere regio’s in de wereld worden grote investeringen gedaan en ondersteunende maatregelen getroffen om te innoveren en regionale productievermogens te versterken. De Inflation Reduction Act van de Verenigde Staten zal tegen 2032 meer dan 360 miljard USD mobiliseren. De Japanse plannen voor groene transformatie beogen 20 biljoen JPY (ongeveer 140 miljard EUR) op te halen door middel van “groenetransitieobligaties”. India heeft het Production Linked Incentive Scheme voorgesteld om het concurrentievermogen in sectoren als fotovoltaïsche zonne-energie en batterijen te vergroten. Het Verenigd Koninkrijk, Canada en vele andere landen hebben eveneens eigen investeringsplannen voor nettonultechnologieën gepresenteerd.

Bovendien zijn veel Europese sectoren, met name de energie-intensieve sectoren zoals die voor meststoffen, staal en cement, het afgelopen jaar zwaar getroffen door de energiecrisis. Als deze sectoren willen kunnen blijven concurreren en circulair willen blijven produceren en tegelijkertijd hun doelstellingen op het gebied van decarbonisatie en het tot nul terugbrengen van de verontreiniging willen verwezenlijken, moeten zij toegang hebben tot nettonultechnologieën zoals batterijen, warmtepompen, zonnepanelen, elektrolyse-installaties, brandstofcellen, windturbines en voorzieningen voor koolstofafvang en -opslag. Bovendien spelen deze technologieën een belangrijke rol voor de open strategische autonomie van de Unie omdat zij ervoor zorgen dat burgers toegang hebben tot schone en betaalbare energie en een zekere energievoorziening. De Unie heeft alles in zich om een industriële leider te worden in de toekomstige markt voor nettonultechnologieën: de klimaatwet van de Unie voorziet in een duidelijke langetermijndoelstelling, en de Unie heeft een sterke economie in combinatie met getalenteerde arbeidskrachten en hoogwaardige infrastructuur. Het streven is niet alleen om de afhankelijkheid van derde landen te verminderen, maar ook om de industrie in de EU te verzekeren van de technologieën die zij nodig heeft om koolstofvrij te worden, en om burgers, waaronder kwetsbare huishoudens en huishoudens met een laag en lager middeninkomen, schone en betaalbare energie en een zekere energievoorziening te bieden. Het nettonulecosysteem van de Unie was in 2021 meer dan 100 miljard EUR waard, een verdubbeling sinds 2020 4 .

Deze toelichting hoort bij het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieën op het gebied van energie (verordening voor een nettonulindustrie).

Dit voorstel draagt bij tot de doelstelling om het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieën op het gebied van energie te versterken, zoals uiteengezet in de mededeling van de Commissie over een industrieel plan voor de Green Deal.

In de verordening voor een nettonulindustrie staan de volgende belangrijke aanjagers van investeringen in de productie van nettonultechnologie centraal:

het verbeteren van de investeringszekerheid, de beleidsfocus en de coördinatie door duidelijke doelstellingen en monitoringmechanismen vast te stellen;

het verminderen van de administratieve lasten voor de ontwikkeling van nettonulproductieprojecten, onder meer door de administratieve vereisten te stroomlijnen en het vergunningverleningsproces te vergemakkelijken, testomgevingen op te zetten en de toegang tot informatie te waarborgen;

het vergemakkelijken van de markttoegang door middel van specifieke maatregelen gericht op de publieke vraag via openbare aanbestedingsprocedures en veilingen voor het plaatsen van overheidsopdrachten, alsook door middel van regelingen om de particuliere vraag vanuit consumenten te ondersteunen;

de weg vrijmaken voor projecten voor koolstofafvang en -opslag, onder andere door de beschikbaarheid van CO2-opslaglocaties te verbeteren;

het ondersteunen van innovatie, onder meer door middel van testomgevingen;

het verbeteren van vaardigheden voor hoogwaardige werkgelegenheid op het gebied van nettonultechnologieën;

het coördineren van industriële partnerschappen voor nettonul.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Toenemende toepassing van schone-energietechnologieën is een krachtige katalysator voor de duurzaamheidstransitie en kan leiden tot nieuwe producten en efficiëntere en doeltreffendere manieren om energie op te wekken, die bijdragen tot de doelstellingen van de Europese Green Deal 5 en tot zowel de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 als de doelstelling van klimaatneutraliteit voor 2050. Deze technologieën zijn ook van cruciaal belang om de industrie van de Unie koolstofvrij te maken en in Europa te houden.

Verstoringen in de toelevering en afhankelijkheid van andere regio’s voor de levering van schone-energietechnologieën kunnen de duurzaamheidstransitie van de EU vertragen en gevolgen hebben voor alle sectoren van de economie. Om de verstoringen en afhankelijkheden aan te pakken, wordt met dit voorstel ingezet op het versterken van de Europese productiecapaciteit voor nettonultechnologieën op het gebied van energie. Indien van toepassing moeten de installaties volledig voldoen aan de voorschriften die voortvloeien uit de Uniewetgeving, onder meer op het vlak van milieueffectbeoordeling, emissies in de lucht, het water en de bodem, inclusief de risico’s en de preventie van industriële ongevallen, en moeten ze een hoge energie-, hulpbronnen- en waterefficiëntie proberen te waarborgen. Het voorstel is ook in overeenstemming met de verordening kritieke grondstoffen, die parallel met deze verordening wordt voorgesteld 6 .

Het is verenigbaar met de mededeling van de Commissie uit mei 2021 over de actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020 7 , waarin terreinen worden benoemd waar sprake is van strategische afhankelijkheden die kunnen leiden tot kwetsbaarheden zoals toeleveringsproblemen. De voorgestelde verordening is ook volledig afgestemd op de voorstellen in het verslag over het eindresultaat van de Conferentie over de toekomst van Europa.

Dit voorstel wordt ingediend in de context van de mogelijkheden die worden geboden door het innovatiefonds, het InvestEU-programma 8 , de herstel- en veerkrachtfaciliteit, Horizon Europa en de programma’s van het cohesiebeleid, waarmee de doelstellingen van deze handeling kunnen worden ondersteund.

Tot slot is dit initiatief ook in overeenstemming met Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad tot totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen (“taxonomieverordening”) 9 .

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het voorstel draagt bij tot de doelstellingen van de delen van het “Fit for 55”-pakket die gericht zijn op het koolstofvrij maken van de EU-industrie, met name in sectoren waar de uitstoot moeilijk te verminderen is, tot verdere elektrificatie, en tot het stimuleren van het gebruik van schonere voertuigen en brandstoffen op een technologisch neutrale manier 10 . De herziening van de CO2-emissienormen voor nieuwe auto’s en bestelwagens heeft tot doel de broeikasgasemissies van deze voertuigen verder terug te dringen en een duidelijk en realistisch traject naar emissievrije mobiliteit te bieden. De vraag van consumenten naar emissievrije voertuigen, zoals elektrisch oplaadbare voertuigen, neemt al toe 11 en kan ook aanzienlijke nevenvoordelen opleveren voor de verwezenlijking van de ambitie om verontreiniging tot nul terug te dringen 12 .

De voorgestelde maatregelen zullen ook bijdragen tot de veerkracht en open strategische autonomie van de EU door de voorzieningszekerheid wat betreft belangrijke energiegerelateerde technologieën te waarborgen, wat van cruciaal belang is voor zowel het ondersteunen van de ontwikkeling van andere sectoren van de economie als voor de openbare orde en veiligheid.

Dit voorstel is in overeenstemming met de EU-aanpak om een billijke en rechtvaardige groene transitie tot stand te brengen 13 . Het is eveneens in overeenstemming met de acties die zijn gepland in het kader van het Europees Jaar van de vaardigheden 2023 en lopende initiatieven in het kader van het Europees pact voor vaardigheden en de bijbehorende grootschalige partnerschappen op het gebied van vaardigheden, alsook met andere bestaande beleidsmaatregelen op het gebied van vaardigheden, zoals de blauwdrukken voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden. Bij de beoordeling, monitoring en prognose van de behoeften aan vaardigheden zal worden voortgebouwd op de werkzaamheden van onder meer het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en de Europese Arbeidsautoriteit (ELA), waarop de plannen volledig zullen worden afgestemd. Het Europees netwerk van diensten voor de arbeidsvoorziening (Eures) biedt ondersteuning bij arbeidsbemiddeling, en via het bijbehorende portaal worden gemiddeld meer dan 3 miljoen vacatures aangeboden. Ook de via het Eures-netwerk en het Eures-portaal gefaciliteerde arbeidsbemiddeling draagt wezenlijk bij aan de werkgelegenheid in de nettonulindustrie, door de verscheidenheid aan vacatures en werkgevers via een geautomatiseerde instrument te koppelen aan de beschikbare vaardigheden. Om meer investeringen in de opleidingen voor nieuwe nettonultechnologieën en -productieprocessen op gang te brengen, heeft de Commissie in haar industrieel plan voor de Green Deal onder meer aangekondigd het plafond van de algemene groepsvrijstellingsverordening voor steun aan kmo’s voor opleiding van 2 miljoen EUR tot 3 miljoen EUR te verhogen, maatregelen op het gebied van vaardigheden in aanmerking te nemen bij de beoordeling van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, en te gaan onderzoeken of opleidingsuitgaven van bedrijven eerder als een investering dan als een uitgave of exploitatiekosten kunnen worden beschouwd.

Het voorstel is in overeenstemming met de mededeling “Het benutten van talent in Europa’s regio’s” in het streven de Europese beroepsbevolking bij en om te scholen, ook in regio’s die met lacunes bij de ontwikkeling van talent te kampen hebben of waarvoor die situatie dreigt. Daarbij zal onder meer rekening worden gehouden met het Talent Booster Mechanism dat is ontwikkeld om EU-regio’s te ondersteunen die te maken hebben met een steeds sneller krimpende beroepsbevolking. Het voorstel is bovendien in overeenstemming met de acties in het kader van de nieuwe Europese innovatieagenda, waaronder een vlaggenschipinitiatief om deeptech-talenten te stimuleren, aan te trekken en te behouden, waarmee wordt beoogd in een periode van drie jaar één miljoen deeptech-talenten uit alle lidstaten te bereiken 14 .

Het voorstel bevordert de ontwikkeling van nettonulproductieprojecten in minder ontwikkelde en overgangsregio’s door die regio’s eenvoudig en automatisch toegang te verlenen tot de status van strategisch project. Het voorstel komt dus de cohesiedoelstellingen ten goede en draagt bij tot convergentie in deze regio’s door duurzame en toekomstbestendige economische activa op te bouwen. Het voorstel schept een kader voor de productie van specifieke nettonultechnologieën en vormt daarmee een aanvulling op alle toepasselijke vereisten uit hoofde van de verordening inzake ecologisch ontwerp 15 , alsook met de voorgestelde wijziging 16 daarvan en de bijbehorende uitvoeringsmaatregelen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Met deze verordening wordt in het algemeen beoogd een rechtskader op te zetten ter ondersteuning van de ontwikkeling van de productie van nettonultechnologieën op het gebied van energie in de Unie, teneinde de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie voor 2030 en haar doelstelling inzake klimaatneutraliteit tegen 2050 te ondersteunen en de voorzieningszekerheid te waarborgen wat betreft nettonultechnologieën die nodig zijn om de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te verzekeren.

Deze algemene doelstelling is vertaald in meer specifieke, te weten het bevorderen van investeringen in nettonultechnologieën (pijler 1), het verminderen van CO2-emissies (pijler 2), het vergemakkelijken van markttoegang (pijler 3), het verbeteren van vaardigheden voor hoogwaardige werkgelegenheid op het gebied van nettonultechnologieën (pijler 4), het ondersteunen van innovatie (pijler 5) en het opzetten van een specifieke structuur voor de verwezenlijking van deze doelstellingen, zowel op het gebied van governance als monitoring (pijlers 6 en 7).

De passende rechtsgrondslag is daarom artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (“het Verdrag”), dat de Unie in staat stelt maatregelen te nemen die de harmonisatie vergroten, teneinde binnen de Unie een gelijk speelveld tot stand te brengen waarin de productie van nettonultechnologie kan floreren, hetgeen bevorderlijk is voor innovatie en de groene transitie vergemakkelijkt.

Ten eerste zal de specifieke doelstelling om de goede werking van de interne markt te waarborgen door geharmoniseerde regels vast te stellen voor de verhoging van de productiecapaciteit van nettonultechnologieën in de Unie, het mogelijk maken de huidige versnippering van de interne markt aan te pakken op essentiële punten, zoals de vergunningverleningsprocessen voor producenten van nettonultechnologieën. De verordening zal daarnaast de rechtszekerheid vergroten en de administratieve lasten vereenvoudigen voor producenten die binnen de Unie nieuwe productiefaciliteiten willen bouwen of bestaande productiefaciliteiten willen uitbreiden, en de voorwaarden scheppen om de toegang tot financiering te vergemakkelijken. De rechtsgrondslag voor deze pijler is daarom artikel 114 van het Verdrag, dat voorziet in de vaststelling van maatregelen om de instelling en de werking van de interne markt te waarborgen.

Om de CO2-emissies in de Unie te helpen terugdringen, worden in het kader van de tweede pijler een Unie-doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit en maatregelen om die doelstelling te verwezenlijken vastgesteld.

Met de derde specifieke doelstelling, in het kader van de derde pijler, om de toegang tot de eengemaakte markt voor nettonultechnologieën te vergemakkelijken, wordt beoogd de vraag bij particulieren en overheden naar duurzame producten te stimuleren, onder meer door ervoor te zorgen dat overheidsinkopers consequent criteria toepassen om een hoog niveau van duurzaamheid en veerkracht bij de door hen aangekochte nettonulproducten te waarborgen.

De vierde specifieke doelstelling is gericht op het creëren van synergieën tussen de lidstaten en het harmoniseren van de inspanningen ter bevordering van de scholing, opleiding en flexibiliteit van werknemers en van arbeidsmarkten die snel kunnen inspelen op economische veranderingen, bij de transitie naar schone energie. 

De ondersteuning van innovatie in het kader van de vijfde pijler vraagt eveneens om coördinatie tussen de lidstaten bij het opzetten van testomgevingen om overal in de Unie te zorgen voor een gelijk speelveld voor experimenten en daarbij vergelijkbare vrijstellingen van het Unierecht mogelijk te maken.

Tot slot worden bij de zesde en zevende pijler een geharmoniseerde governancestructuur en uniforme monitoringvereisten gecreëerd om te kunnen beoordelen welke vooruitgang wordt geboekt bij de verwezenlijking van de algemene doelstelling om de productie van nettonultechnologieën te doen toenemen.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, aangezien de problemen grensoverschrijdend van aard zijn en niet beperkt blijven tot afzonderlijke lidstaten of tot een aantal lidstaten. De voorgestelde acties zijn gericht op gebieden waar optreden op Unieniveau aantoonbare toegevoegde waarde biedt door de omvang, de snelheid en de reikwijdte van de vereiste inspanningen.

Een alomvattende reactie op de energiecrisis die de EU treft, vereist snel en gecoördineerd gezamenlijk optreden van diverse belanghebbenden, in samenwerking met de lidstaten. Gezien de moeilijkheden die het versnellen van de uitrol van nettonultechnologieën in de weg staan draagt interventie op het niveau van de Unie bovendien bij tot de coördinatie van de maatregelen waarmee tegemoet wordt gekomen aan de behoeften van de Unie wat betreft extra productiecapaciteit voor nettonultechnologieën en waarmee structurele afhankelijkheden moeten worden voorkomen. Verder is een grensoverschrijdende, op de eengemaakte markt gerichte benadering van koolstofafvang en -opslag nodig om een doeltreffende oplossing te bieden voor industrieën in alle lidstaten, ook de lidstaten zonder CO2-opslagcapaciteit, en kan dit onderwerp daarom het best op gecoördineerde wijze op EU-niveau worden aangepakt.

Het is duidelijk dat optreden op Unieniveau de Europese actoren op weg kan zetten naar een gemeenschappelijke visie en uitvoeringsstrategie. Dat is cruciaal voor het realiseren van schaal- en toepassingsvoordelen en van de benodigde kritische massa om de productie van nettonultechnologieën in de EU op te schalen, en tegelijkertijd de versnippering van de inspanningen en de schadelijke subsidiewedlopen tussen de lidstaten te beperken. 

Het optreden van de Unie is noodzakelijk op de gebieden waarop dit voorstel via de verscheidene pijlers betrekking heeft.

Met betrekking tot de eerste pijler (“het bevorderen van investeringen”) zal het initiatief grootschalige technologische capaciteitsopbouw in de hele Unie ondersteunen om de ontwikkeling en productie van nettonultechnologieën mogelijk te maken en het opzetten van nettonulproductieprojecten, met inbegrip van strategische projecten, te bevorderen door de administratieve en vergunningverleningsprocessen te stroomlijnen. Deze acties vereisen optreden op het niveau van de Unie om een gelijk speelveld binnen de eengemaakte markt te garanderen.

Om de doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit in de Unie in het kader van de tweede pijler te verwezenlijken, is een gecoördineerd optreden op het niveau van de Unie nodig om de inspanningen op nationaal niveau te ondersteunen. 

Wat de derde pijler betreft (“markttoegang”), kunnen activiteiten die gericht zijn op het versnellen van investeringen in nettonultechnologieën alleen op het niveau van de Unie adequaat worden voorbereid en uitgevoerd, gezien de omvang van de benodigde investeringen en omdat dergelijke productiefaciliteiten de interne markt ten goede kunnen komen, het hele ecosysteem versterken en de voorzieningszekerheid helpen waarborgen.

De vierde pijler (“het verbeteren van vaardigheden voor hoogwaardige werkgelegenheid op het gebied van nettonultechnologieën”) zorgt voor coördinatie van de inspanningen om ervoor te zorgen dat de voor een nettonulindustrie in Europa benodigde gekwalificeerde arbeidskrachten beschikbaar zijn door het opzetten van gespecialiseerde academies voor vaardigheden te ondersteunen en door een platform voor nettonultechnologie in Europa op te richten.

Wat de vijfde pijler (“innovatie”) betreft, is het opzetten van testomgevingen bedoeld om een gelijk speelveld te creëren voor innovatie op het gebied van nettonultechnologieën in de Unie en om te zorgen voor gerichte vrijstellingen van het Unierecht indien nodig en zonder afbreuk te doen aan andere regelgevingsdoelstellingen.

In het kader van de zesde pijler (“governance”) zal de oprichting van een unieke structuur op het niveau van de Unie, te weten het platform voor nettonultechnologie in Europa, de Commissie in staat stellen de bovengenoemde acties samen met de lidstaten te coördineren om te zorgen voor een uniforme toepassing van de verordening in de hele Unie en voor het delen van kennis.

In verband met de zevende pijler (“monitoring”) zal nauwere samenwerking in de Unie zorgen voor de noodzakelijke verzameling van onderling vergelijkbare gegevens. Dit zal de lidstaten en de Commissie in staat stellen te anticiperen op tekorten, en deze ook te voorkomen, en de nodige maatregelen te nemen om het Europese ecosysteem voor schone-energietechnologieën te versterken — op doeltreffendere wijzen dan met een lappendeken van nationale maatregelen mogelijk zou zijn.

Evenredigheid

Het voorstel is bedoeld om het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieën te versterken door middel van maatregelen om investeringen te vergemakkelijken, de vraag te stimuleren en de Europese beroepsbevolking bij en om te scholen.

Hoewel het voorstel een breed scala aan nettonultechnologieën ten goede zal komen, wordt in het voorstel specifiek de nadruk gelegd op de onderdelen van het ecosysteem voor nettonultechnologieën die het meest kunnen bijdragen aan verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030. Met die nadruk op zonne-energie, batterijen/opslag, windenergie, elektrolyse-installaties en brandstofcellen, warmtepompen, biomethaan, netwerken en koolstofafvang en -opslag (CCS) worden de acties zo veel mogelijk toegespitst op strategische nettonulproducten en -componenten die de groene transitie van Europa kunnen helpen waarmaken.

Het aanwijzen van strategische nettonulprojecten en opzetten van testomgevingen voor nettonultechnologie zorgt voor de mechanismen die nodig zijn om het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de Europese industrie voor de langere termijn te waarborgen door in te zetten op productievermogens, proefomgevingen voor tests en experimenten, bepalingen voor CO2-opslagcapaciteit, risicovermindering voor investeringen in strategische projecten, en op start-ups, scale-ups en kmo’s. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat vergunningen voor dergelijke productieprojecten worden verleend via snellere en minder omslachtige procedures, om de installatie van nieuwe productiecapaciteit te versnellen in reactie op de energiecrisis in de Unie en om de kosten en administratieve lasten te verminderen voor bedrijven die hun Europese productiecapaciteit voor schone-energietechnologieën willen uitbreiden. 

Bovendien moet in het kader van pijler 2 tegen 2030 voldoende CO2-injectiecapaciteit beschikbaar komen, aangezien dit gebrek aan infrastructuur het grootste knelpunt is voor investeringen in CO2-afvang, onder meer in sectoren waar de uitstoot moeilijk te verminderen is. Olie- en gasproducenten beschikken over de middelen en de vaardigheden om deze capaciteit te realiseren. Door samen te werken kunnen zij de meest kosteneffectieve projecten vinden om de nodige injectiecapaciteit te leveren, nog voordat die nodig wordt.

De stimulansen in het kader van pijler 3 zijn bedoeld om te zorgen voor een stabiele vraag naar nettonultechnologieën die het voor bedrijven economisch aantrekkelijk zal maken om de productie van de op maat gesneden nettonultechnologieën met goede duurzaamheidsprestaties op te schalen. Zij zullen er ook voor zorgen dat de verordening stimuleert dat overheidsmiddelen naar dergelijke technologieën gaan. De EU zal haar klimaatambities voor 2030 alleen kunnen waarmaken als een snelle overgang naar duurzame nettonultechnologieën kan worden gerealiseerd.

De acties op het gebied van vaardigheden voor nettonultechnologieën in het kader van pijler 4 zullen de Unie in staat stellen haar beroepsbevolking zo goed mogelijk te laten bijdragen aan de transitie naar schone energie. 

Het opzetten van testomgevingen in het kader van pijler 5 is onderworpen aan passende waarborgen om ervoor te zorgen dat elke vrijstelling van het Unierecht en het nationale recht vergezeld gaat van passende risicobeperkende maatregelen om ervoor te zorgen dat andere regelgevingsdoelstellingen van even groot belang eveneens worden verwezenlijkt terwijl innovatie wordt ondersteund.

Om ervoor te zorgen dat de hierboven beschreven maatregelen optimaal kunnen werken, wordt onder pijler 6 een governancestructuur opgezet waarin de lidstaten en de Commissie worden samengebracht om hun acties ter verwezenlijking van hun gemeenschappelijke doelstellingen wat betreft energiezekerheid en de groene transitie in Europa te coördineren.

Tot slot is monitoring in het kader van pijler 7 noodzakelijk om te zorgen voor de verwezenlijking van de doelstelling op het niveau van de Unie voor de productie van nettonultechnologieën en de CO2-opslagdoelstellingen, en meer in het algemeen voor de toepassing van deze verordening en voor de uitwisseling van informatie door de lidstaten en de Unie om mogelijke verstoringen van de toeleveringsketen te voorkomen.

Keuze van het instrument

Het voorstel heeft de vorm van een verordening van het Europees Parlement en de Raad. Dit is het meest geschikte rechtsinstrument voor pijler 1 gezien de noodzaak van een uniforme toepassing van de nieuwe regels, met name wat betreft de definitie van de strategische nettonulprojecten, alsook van een uniforme procedure voor de erkenning daarvan, en van ondersteuning van een industriële sector in de hele interne markt, terwijl tegelijkertijd de totstandbrenging van volledige productieketens mogelijk wordt gemaakt door aan de behoeften van marktdeelnemers uit de hele EU tegemoet te komen. De keuze voor een verordening als rechtsinstrument voor de pijlers 2 en 3 is gerechtvaardigd, omdat alleen de rechtstreeks toepasselijke wettelijke bepalingen van een verordening kunnen zorgen voor de uniformiteit die nodig is voor de vermindering van CO2-emissies en de totstandbrenging en werking van een initiatief van de Unie om de vraag voor de hele interne markt op uniforme wijze te stimuleren. Ook de doelstellingen van pijler 4 kunnen het best worden bestreken met een verordening die de ontwikkeling van vaardigheden in de hele Unie op uniforme wijze ondersteunt. Een verordening is eveneens het meest geschikte instrument om de onder pijler 5 beoogde innovatie op de interne markt te ondersteunen, alsook voor pijler 6, waarin een governancestructuur wordt gecreëerd die de lidstaten en de Commissie in staat stelt hun acties te coördineren, en voor pijler 7, waarin uniforme toezichtmechanismen worden vastgesteld. Het mechanisme vereist geen omzetting door middel van nationale maatregelen en is rechtstreeks toepasselijk.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Dit voorstel zorgt voor verdere harmonisatie en vormt het eerste samenhangende rechtskader op EU-niveau voor schone-energietechnologieën. Er worden in dit kader daarom geen evaluaties achteraf uitgevoerd.

Raadpleging van belanghebbenden

De verordening voor een nettonulindustrie is aangekondigd door Commissievoorzitter Ursula von der Leyen op 17 januari 2023 op het Wereld Economisch Forum in Davos 17 : “De eerste pijler is snelheid. We moeten een regelgevingskader creëren dat ons in staat stelt snel op te schalen en gunstige voorwaarden te scheppen voor sectoren die cruciaal zijn om tot een nettonuluitstoot te komen. Het gaat hierbij onder meer om windenergie, warmtepompen, zonne-energie, schone waterstof, opslag en andere technologieën — waarvoor de vraag wordt gestimuleerd met onze plannen NextGenerationEU en REPowerEU. Om te helpen dit een realiteit te maken, zullen we een nieuwe verordening voor een nettonulindustrie voorstellen. Die zal hetzelfde model volgen als onze chipverordening. Bij de nieuwe verordening voor een nettonulindustrie zullen duidelijke, tegen 2030 te behalen doelstellingen voor Europese schone technologie worden vastgesteld. Het streven is investeringen toe te spitsen op strategische projecten in de hele toeleveringsketen. We zullen met name nagaan hoe de vergunningverlening voor nieuwe locaties voor productie met schone technologie kan worden vereenvoudigd en versneld.”. Gezien de dringende noodzaak om actie te ondernemen, is er geen effectbeoordeling of online openbare raadpleging uitgevoerd. De analyse en alle bewijsstukken zullen worden opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie dat uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van dit voorstel wordt gepubliceerd.

Tijdens de eerste vergadering van het platform Clean Tech Europe, die op 30 november 2022 door de Commissie werd georganiseerd, vonden een discussie op hoog niveau en een eerste ronde van raadpleging van de lidstaten en belanghebbenden uit de nettonulsector plaats. De bijeenkomst bracht vertegenwoordigers op hoog niveau uit 23 lidstaten bijeen, samen met vertegenwoordigers van de industrie en de waardeketen voor windenergie, batterijen, het elektriciteitsnet, warmtepompen en fotovoltaïsche zonne-energie. Tijdens de vergadering benadrukten de deelnemers dat de productiecapaciteit van nettonultechnologieën dringend moet worden opgevoerd in reactie op de Russische aanvalsoorlog tegen Oekraïne en de wereldwijde wedloop wat betreft regelgeving voor de sector, bijvoorbeeld de Inflation Reduction Act van de Verenigde Staten. De vertegenwoordigers uit de industrie wezen op verschillende knelpunten in de Unie en gaven aan dat vooral de langdurige vergunningsprocedures voor het opbouwen of uitbreiden van nettonulproductiecapaciteit een belemmering vormen die ook de mobilisering van particuliere investeringen in de weg zou staan, evenals tekorten aan gekwalificeerd personeel.

In aanvulling op het staande gebruik van regelmatige uitwisselingen met relevante belanghebbenden is in februari 2023 een aanvullende gerichte enquête met een korte termijn uitgevoerd met een selectie van belanghebbende organisaties uit de wind-, zonne-, batterij-, warmtepomp- en waterstof-/elektrolyse-industrie om aanvullende inzichten te verschaffen. De belanghebbenden noemden uitdagingen met betrekking tot:

1)lange aanlooptijden en langdurige vergunningsprocedures voor projecten en het opvoeren van de productievermogens;

2)het gebrek aan een gelijk speelveld met de internationale concurrenten;

3)verstoringen en tekorten op het gebied van materialen;

4)een lappendeken van wetgeving, onduidelijke of beperkende wetgevingskaders op Unie- en/of nationaal niveau;

5)moeilijkheden bij het vinden van geschikte productie- en uitrollocaties;

6)belemmeringen in verband met openbare aanbestedingen;

7)het tekort aan gekwalificeerde arbeidskrachten;

8)onvoldoende eigen productie en afhankelijkheid van productiecapaciteit voor essentiële componenten;

9)hoge productiekosten.

Verder is rekening gehouden met aanvullende, voor de beleidsopties van het voorstel relevante inbreng die naar voren is gebracht tijdens vergaderingen met vertegenwoordigers van de industrie en overheidsinstanties in het kader van de werkzaamheden van de door de Europese Commissie gestarte industriële allianties, met name de Europese alliantie voor batterijen, de Europese alliantie voor schone waterstof (met inbegrip van het bijbehorende partnerschap inzake elektrolyse-installaties), de grondstoffenalliantie en de Europese alliantie voor de zonne-energiesector. Bovendien bood het Europese industrieel forum schone energie, dat in de vorm van regelmatige bijeenkomsten in 2021 en 2022 werd georganiseerd, een groot platform voor discussie over de behoeften van het bedrijfsleven. Wat koolstofafvang en -opslag betreft, hebben belanghebbenden tijdens het EU-CCUS-forum van 2022 geraamd dat de jaarlijkse vraag naar opslagdiensten in de Europese Economische Ruimte (EER) zal toenemen van een heel laag uitgangspunt tot 80 miljoen ton CO2 in 2030, en zal oplopen tot ten minste 300 miljoen ton CO2 tegen 2040.

Daarnaast maakte een lange geschiedenis van regelmatig contact met belanghebbenden uit de sector, de lidstaten en beroepsorganisaties het mogelijk relevante informatie en feedback te verzamelen.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Reeds lang bestaande en regelmatige contacten met belanghebbenden uit de sector, de lidstaten, brancheorganisaties en gebruikersverenigingen maakten de verzameling van een redelijke hoeveelheid informatie en feedback voor het voorstel mogelijk.

Er zijn de afgelopen jaren talrijke studies en verslagen gepubliceerd met betrekking tot de sector voor de productie van nettonultechnologie, waarin trends zijn beschreven en feiten en cijfers zijn verzameld, en die als basis voor het voorstel hebben gediend, waaronder:

1)Europese Commissie. Vooruitgang op het gebied van het concurrentievermogen van schone-energietechnologieën. COM/2022/643 final

2)Europese Commissie. Annual JRC report of the European Climate Neutral Industry Competitiveness Scoreboard (CIndECS). 2021

3)Waarnemingscentrum voor schone-energietechnologie (CETO). Verslagen 2022.

4)Internationaal Energieagentschap (IEA). Vooruitzichten voor energietechnologie. 2023

Effectbeoordeling

Dit voorstel gaat niet vergezeld van een formele effectbeoordeling. Gezien de hierboven toegelichte noodzaak van dringende actie had binnen de beschikbare tijd vóór de goedkeuring van het voorstel geen effectbeoordeling kunnen worden uitgevoerd. De analyse en alle bewijsstukken zullen worden opgenomen in een werkdocument van de diensten van de Commissie dat uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van dit voorstel wordt gepubliceerd.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

Dit voorstel bevat maatregelen om het ecosysteem voor nettonultechnologieën te versterken. Voor bedrijven die schone-energietechnologie produceren in Europa zal het de rechtszekerheid vergroten, het opzetten van nieuwe productiefaciliteiten vergemakkelijken met vereenvoudigde en snellere vergunningverleningsprocessen, de toegang tot financiering vergemakkelijken door projecten minder risicovol te maken en zorgen voor gekwalificeerde arbeidskrachten in de Unie. Voor aanbieders van oplossingen op basis van nettonultechnologie zal het zorgen voor een stabiele vraag naar zeer duurzame apparatuur, producten en componenten op het gebied van schone energie. Voor nationale overheidsdiensten zal het de toepassing van nettonultechnologieën in de Unie bevorderen en de coördinatie versterken (door het opzetten van een platform voor nettonultechnologie in Europa). Bovendien zal het kader voorzien in specifieke maatregelen ter ondersteuning van innovatie, met inbegrip van het opzetten van testomgevingen en het bieden van specifieke steun om kleinschalige gebruikers en aanbieders van hoogwaardige duurzame nettonultechnologieën te helpen afzetmarkten in Europa te vinden en hun behoeften op die van andere marktdeelnemers af te stemmen, teneinde binnen de EU volledige waardeketens tot stand te brengen.

Het voorstel heeft ook specifiek tot doel het concurrentievermogen en de industriële basis van Europa op het gebied van nettonultechnologieën te versterken. Er wordt gezorgd voor volledige consistentie met de bestaande sectorale wetgeving van de Unie die van toepassing is op nettonultechnologieën (bv. inzake energiebesparing, energie-etikettering en de uitrol van technologie) om meer duidelijkheid te verschaffen en de handhaving van de nieuwe regels en de voorgestelde wetgeving inzake kritieke grondstoffen verder te vereenvoudigen.

Grondrechten

Artikel 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: “het Handvest”) voorziet in de vrijheid van ondernemerschap. De maatregelen in het kader van dit voorstel creëren innovatiecapaciteit en stimuleren de vraag naar schone-energietechnologieën, wat de vrijheid van ondernemerschap kan versterken overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgeving en praktijken. Niettemin kunnen sommige maatregelen van pijler 2 die nodig zijn om ernstige verstoringen in de toelevering van nettonultechnologieën in de Unie aan te pakken, tijdelijk de vrijheid van ondernemerschap en de contractvrijheid, die worden beschermd door artikel 16 van het Handvest, en het recht op eigendom, dat wordt beschermd door artikel 17 van het Handvest, beperken. Elke beperking van die rechten in dit voorstel zal, overeenkomstig artikel 52, lid 1, van het Handvest, bij wet worden gesteld, de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen en in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel.

Mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, eerbiedigt de verplichting om specifieke informatie aan de Commissie mee te delen de wezenlijke inhoud van de vrijheid van ondernemerschap en zal die vrijheid niet onevenredig worden aangetast (artikel 16 van het Handvest). Elk verzoek om informatie dient de doelstelling van algemeen belang van de Unie om de identificatie van eventuele mitigatiemaatregelen tijdens een energiecrisis mogelijk te maken. Die verzoeken zijn passend en doeltreffend om het doel te bereiken omdat de nodige informatie wordt verstrekt om de crisis te beoordelen. In beginsel verzoekt de Commissie alleen om de gewenste informatie van representatieve organisaties en kan zij uitsluitend verzoeken tot individuele ondernemingen richten indien dat noodzakelijk is ter aanvulling. Aangezien informatie over de toeleveringssituatie niet op een andere wijze kan worden verkregen, bestaat er geen even doeltreffende maatregel voor het verkrijgen van de nodige informatie aan de hand waarvan de Europese besluitvormers mitigatiemaatregelen kunnen nemen. In het licht van de ernstige economische en maatschappelijke gevolgen van een tekortschietende energievoorziening en het belang van beperkende maatregelen, staan verzoeken om informatie in verhouding tot het beoogde doel.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel voorziet in de oprichting van een platform voor nettonultechnologie in Europa. Rubriek 7 van de EU-begroting zal de organisatie van het platform voor nettonultechnologie in Europa ondersteunen met in totaal 5,130 miljoen EUR voor zes ambtenaren. Dit komt neer op een jaarlijkse kostenpost van 1,026 miljoen EUR. Het gevraagde personeel zal verantwoordelijkheid dragen voor de uitvoering van de taken in verband met het platform voor nettonultechnologie in Europa en de academies voor nettonultechnologie, zoals vastgesteld in deze verordening. Verder voorziet het voorstel in een begroting van 125 000 EUR voor de geraamde extra kosten voor comités.

De financiering van de operationele kosten van dit initiatief zal worden ondersteund vanuit de begroting voor de werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten in het kader van het huidige meerjarig financieel kader tot 2027.

Voor onderzoek en gegevensanalyse om het initiatief en de marktontwikkelingen te monitoren en om actuele gegevens te verkrijgen over toeleveringsketens voor nettonultechnologie om problemen in verband met deze verordening aan te pakken, wordt 720.000 EUR begroot.

Dit voorstel voorziet in een startfinanciering voor academies voor nettonultechnologie ter hoogte van 3 miljoen EUR uit de begroting voor de Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” en van 2,5 miljoen EUR uit de kmo-pijler van de begroting van het programma voor de eengemaakte markt.

Zie voor nadere gegevens het financieel memorandum in bijlage bij dit voorstel.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

De Commissie zal de output, de resultaten en het effect van dit voorstel evalueren drie jaar na de datum waarop het van toepassing wordt, en vervolgens om de vier jaar. De belangrijkste bevindingen van de evaluatie worden gepresenteerd in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad, dat openbaar wordt gemaakt.

Artikelsgewijze toelichting

1.1 Hoofdstuk I – Onderwerp, toepassingsgebied en definities

In hoofdstuk I worden de doelstellingen en het onderwerp van deze verordening uiteengezet. De doelstellingen van de verordening worden vertaald in een gekwantificeerde algemene, centrale benchmark, die ervoor moet zorgen dat de productiecapaciteit in de Unie voor de in de bijlage vermelde strategische nettonultechnologieën tegen 2030 bijna 40 % of meer van de jaarlijkse behoeften van de Unie op dat vlak dekt. Deze benchmark is een weergave van een algemene politieke ambitie om de Europese veerkracht met betrekking tot strategische nettonultechnologieën en het energiesysteem in zijn geheel te vergroten, waarbij rekening wordt gehouden met de noodzaak om dit op een flexibele en gediversifieerde manier te doen. Bij het bepalen van de hoogte van deze benchmark is rekening gehouden met de indicatieve technologiespecifieke doelstellingen zoals die in overweging 16 van het voorstel zijn uiteengezet. De benchmark is niet gelijk aan het gemiddelde van die laatste, aangezien:

i)de reikwijdte van de bijlage ruimer is dan de vijf technologieën waarvoor in overweging 16 indicatieve technologiespecifieke doelstellingen zijn vastgesteld;

ii)voor sommige strategische nettonultechnologieën, zoals fotovoltaïsche zonne-energie, 40 % een realistische maar ambitieuze opschaling van de benodigde productiecapaciteit inhoudt;

iii)met de algemene centrale benchmark rekening wordt gehouden met de noodzaak om de productiecapaciteit op te schalen, niet alleen voor eindproducten, maar ook voor specifieke componenten. Voor sommige daarvan (zoals wafers, ingots of zonnecellen in het geval van fotovoltaïsche zonne-energie of anoden en kathoden voor batterijen) is het bereiken van de benchmark van 40 % een realistische maar zeer ambitieuze doelstelling;

iv)de centrale benchmark, in combinatie met de modaliteiten voor de monitoring overeenkomstig artikel 31, zal bijdragen tot het vroegtijdig signaleren van bestaande of potentiële kwetsbaarheden of problemen in verband met de veerkracht van strategische nettonultechnologieën, waarop, waar passend, actie kan worden ondernomen.

In hoofdstuk I worden daarnaast de definities verduidelijkt die in het hele instrument worden gebruikt, met inbegrip van het concept nettonultechnologieën. Bij de verordening wordt een kader met zeven “pijlers” vastgesteld, met het overkoepelende doel het concurrentievermogen van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologie te versterken. In de verordening worden met name de voorwaarden vastgesteld die nodig zijn om projecten voor de productie van nettonultechnologie te bevorderen, de administratieve en vergunningverleningsprocessen te stroomlijnen en strategische nettonulprojecten vast te stellen (pijler 1). Ook worden de voorwaarden vastgesteld voor het vergroten van de CO2-injectiecapaciteit (pijler 2) en het stimuleren van de vraag naar nettonultechnologieën (pijler 3). In de verordening wordt een kader gecreëerd voor het waarborgen van een gekwalificeerde beroepsbevolking voor de sector (pijler 4) innovatie bevorderd (pijler 5), een governancestructuur ingesteld (pijler 6) en een kader vastgesteld voor monitoring van de uitvoering van deze maatregelen (pijler 7).

1.2. Hoofdstuk II – Randvoorwaarden voor de productie van nettonultechnologie

Afdeling 1 omvat regels ten behoeve van gestroomlijnde vergunningverleningsprocessen voor projecten voor de productie van nettonultechnologie. Alle projecten voor de productie van nettonultechnologie zullen baat hebben bij het feit dat de lidstaten één nationale bevoegde instantie aanwijzen die optreedt als centraal aanspreekpunt, verantwoordelijk is voor de coördinatie en facilitering van vergunningen, ondernemers aanstuurt en ervoor zorgt dat informatie openbaar toegankelijk is en dat alle documenten digitaal kunnen worden ingediend. Bij de verordening worden gedetailleerde tijdschema’s voor de vergunningsprocedures vastgesteld, gedifferentieerd naar de aard van het te ontwikkelen project. Het voorstel is in overeenstemming met de wetgeving van de Unie inzake vergunningen, zoals Richtlijn (EU) 2018/2001 inzake hernieuwbare energie 18 , de TEN-E-verordening 19 , de gasrichtlijn 20 en de verordening van de Raad betreffende vergunningen voor de inzet van hernieuwbare energie 21 , alsook met de voorstellen tot wijziging van de richtlijn hernieuwbare energie op grond van REPowerEU 22 , het voorstel voor een chipverordening 23 en het voorstel voor een verordening kritieke grondstoffen. Snellere vergunningsprocedures laten de in de EU-wetgeving voorgeschreven milieubeoordelingen en -vergunningen onverlet.

Afdeling 2 omvat regels voor de selectie en uitvoering van strategische nettonulprojecten. De criteria voor de selectie van strategische projecten hebben betrekking op de bijdrage die het project kan leveren aan de technologische en industriële veerkracht van het energiesysteem van de Unie en/of aan het concurrentievermogen van de toeleveringsketen van de nettonulindustrie in de EU. In de verordening worden de procedures vastgesteld die moeten worden toegepast voor projecten om ze als strategisch nettonulproject te laten erkennen door de lidstaten. Strategische nettonulprojecten krijgen een prioritaire status zodat zij zo snel mogelijk in overeenstemming met de nationale en EU-wetgeving kunnen worden goedgekeurd, en genieten meer zekerheid over de termijnen van de vergunningverlening. Zij kunnen ook als zijnde van groot openbaar belang worden beschouwd met het oog op de vergunningverlening, mits aan de voorwaarden in de EU-wetgeving wordt voldaan. Onverminderd de staatssteunregels zullen de lidstaten activiteiten ondernemen om particuliere investeringen in strategische nettonulprojecten te versnellen en aan te trekken om de uitvoering van die projecten te versnellen. Promotoren van strategische nettonulprojecten zullen ook financieringsadvies kunnen inwinnen bij het bij hoofdstuk VII opgerichte platform voor nettonultechnologie in Europa.

1.3. Hoofdstuk III – CO2-injectiecapaciteit

Hoofdstuk III bevat een tegen 2030 te verwezenlijken doelstelling op het niveau van de Unie van een jaarlijkse injectiecapaciteit voor CO2-opslag van 50 Mt CO2 evenals maatregelen om die doelstelling te realiseren. Deze maatregelen zijn erop gericht de meest relevante activa samen te brengen om een eengemaakte markt van de Unie voor CO2-opslagdiensten tot stand te brengen waarvan grote CO2-uitstoters, waaronder in industriële sectoren waar de uitstoot moeilijk te verminderen is, gebruik kunnen maken om hun activiteiten koolstofvrij te maken. Onder meer worden betere informatie over geologische gegevens met betrekking tot productielocaties van olie en gas, lopende of voor de komende 5 jaar geplande CO2-afvangprojecten en een raming van de overeenkomstige behoefte aan injectie- en opslagcapaciteit beschikbaar gemaakt. Strategische nettonulprojecten voor CO2-opslag die zich op het grondgebied van de Unie bevinden, tot doel hebben tegen 2030 of eerder operationeel beschikbare CO2-injectiecapaciteit te leveren en waarvoor een vergunning voor de veilige en permanente geologische opslag van CO2 is aangevraagd overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EU 24 , worden door de instanties van de lidstaten ondersteund. Voor de verwezenlijking van de doelstelling van de Unie voor 2030 wordt gerekend op bijdragen door olie- en gasproducenten die over een vergunning op grond van Richtlijn 94/22/EG 25 beschikken.

1.4. Hoofdstuk IV — Markttoegang

Hoofdstuk IV bevat maatregelen om de markttoegang voor nettonultechnologieën te versnellen. Dit wordt in de eerste plaats gerealiseerd aan de hand van maatregelen om overheidsinstanties te helpen een stabiele publieke vraag naar nettonultechnologieën te creëren en in stand te houden, waardoor het voor bedrijven economisch aantrekkelijk wordt om de productie van op maat gesneden producten voor de Europese markt die met hoge duurzaamheids- en weerbaarheidscriteria voor ogen zijn ontworpen, op te schalen. Dergelijke maatregelen betreffen in de eerste plaats openbare aanbestedingsprocedures en veilingen voor de uitrol van hernieuwbare energiebronnen, waarvoor overheidsinstanties bij de gunning van overheidsopdrachten of de onderlinge vergelijking van de inschrijvingen rekening moeten houden met criteria in verband met duurzaamheid en veerkracht. Ten tweede bevat het hoofdstuk maatregelen om ervoor te zorgen dat andere vormen van overheidssteun om de particuliere vraag te stimuleren, tot hetzelfde doel bijdragen. 

1.5 Hoofdstuk V – Het verbeteren van vaardigheden voor hoogwaardige werkgelegenheid op het gebied van nettonultechnologieën

In hoofdstuk V worden maatregelen voorgesteld om ervoor te zorgen dat de nettonultechnologiesector in de Unie over voldoende grote aantallen gekwalificeerde arbeidskrachten beschikt. De huidige tekorten aan vaardigheden, de verwachte verergering van die situatie, en de mismatches in vaardigheden brengen de opkomst van de Europese nettonultechnologiesector in gevaar. In het voorstel worden mechanismen in het leven geroepen waarmee de benodigde vaardigheden kunnen worden vormgegeven en ingezet op een manier die doeltreffend inspeelt op de behoeften van nettonulindustrieën op zowel Europees als lokaal niveau. Dit wordt ingevuld door ervoor te zorgen dat de Commissie de oprichting ondersteunt van gespecialiseerde Europese academies voor vaardigheden, elk gericht op een nettonultechnologie en elk een samenwerkingsverband met de lidstaten, de industrie, de sociale partners en aanbieders van onderwijs en opleidingen, om onderwijs- en opleidingsprogramma’s te ontwerpen en uit te rollen om de voor industrieën voor nettonultechnologie benodigde werknemers om en bij te scholen. Het platform voor nettonultechnologie in Europa zou bijdragen tot de beschikbaarheid van mensen met de benodigde vaardigheden op het gebied van nettonultechnologieën door middel van een reeks in deze verordening vastgestelde taken, onder meer met betrekking tot de activering van vrouwen en van jongeren die geen onderwijs en geen opleiding volgen en geen werk hebben (NEET-jongeren). De nieuwe wetgeving is bedoeld als aanvulling op een aantal acties van de Commissie die bedoeld zijn om tegemoet te komen aan de vaardigheidsbehoeften die voortvloeien uit de groene transitie van de EU, zoals het EU-pact voor vaardigheden, de EU-vaardighedenagenda, de industriële transitietrajecten en het Europees Jaar van de vaardigheden 2023.

1.6 Hoofdstuk VI - Innovatie

Hoofdstuk VI voorziet in testomgevingen voor nettonultechnologie om innovatie op het gebied van nettonultechnologieën te bevorderen. Het voorstel introduceert testomgevingen om innovatieve nettonultechnologieën in een gecontroleerde omgeving gedurende een beperkte periode te kunnen testen. De innovatieve technologieën die onder de testomgevingen vallen, kunnen uiteindelijk als essentieel worden beschouwd om de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken, de voorzieningszekerheid en de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te waarborgen en bijgevolg in het kader van deze verordening in het domein van strategische nettonultechnologieën terechtkomen.

1.7 Hoofdstuk VII - Governance

In hoofdstuk VII wordt een structuur opgezet, het platform voor nettonultechnologie in Europa, die de Commissie in staat stelt de bovengenoemde acties samen met de lidstaten te coördineren. Het platform is een referentie-instantie die de Commissie en de lidstaten de ruimte biedt om te discussiëren, informatie te delen en beste praktijken uit te wisselen over kwesties in verband met deze verordening, en waarmee de Commissie input kan krijgen van derden, zoals deskundigen en vertegenwoordigers, bijvoorbeeld uit de nettonulindustrie. De werkzaamheden kunnen in verschillende permanente of tijdelijke subgroepen worden georganiseerd. De activiteiten voor het platform worden beschreven in de verschillende artikelen van deze verordening en omvatten met name de stroomlijning van administratieve procedures en vergunningverleningsprocessen, met inbegrip van centrale aanspreekpunten [artikel 4], strategische nettonulprojecten [artikel 11], coördinatie van financiering [artikel 15], markttoegang [artikelen 19, 20 en 21], vaardigheden [artikel 25] testomgevingen voor innovatieve nettonultechnologieën [artikel 26] en advies over de opstelling van de jaarverslagen over het concurrentievermogen van schone-energietechnologieën, in het kader van het verslag over de stand van de energie-unie 26 . Daarnaast kunnen de Commissie en de lidstaten binnen het platform discussiëren over industriële partnerschappen voor nettonultechnologie [artikel 28]. Voorts kunnen de Commissie en de lidstaten in het kader van het platform in actie komen om grensoverschrijdende contacten tussen ondernemingen die in nettonulsectoren binnen de Europese Unie actief zijn, te bevorderen, met name door voort te bouwen op het werk van industriële allianties.

1.8 Hoofdstuk VIII - Monitoring

Hoofdstuk VIII bevat uniforme bepalingen die het mogelijk maken de toeleveringsketens te monitoren om de vooruitgang met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde doelstellingen en de vooruitgang bij het bereiken van de CO2-opslagdoelstelling te volgen. Het bevat ook bepalingen met betrekking tot monitoring van de toepassing van deze verordening in algemene zin.

1.9 Hoofdstuk IX - Slotbepalingen

Hoofdstuk IX bevat bepalingen inzake bevoegdheidsdelegatie, wijzigingen van andere handelingen, waaronder Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad 27 en Richtlijn 2013/34/EU 28 , een verplichting voor de Commissie om regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad met het oog op de evaluatie van deze verordening, en de inwerkingtreding en toepassing van de verordening.

1.10 Bijlage – Strategische nettonultechnologieën

De in de bijlage opgenomen lijst van technologieën is samengesteld op basis van drie belangrijke criteria: 1) niveau van technologische paraatheid; 2) bijdrage aan decarbonisatie van de economie en aan het concurrentievermogen, en 3) risico’s voor de voorzieningszekerheid. Deze werden geselecteerd op basis van de algemene doelstellingen van de verordening voor een nettonulindustrie om de productiecapaciteit van de EU voor nettonultechnologieën op te schalen, met name technologieën die commercieel beschikbaar zijn en snel opgeschaald kunnen worden.

Het eerste criterium, niveau van technologische paraatheid, betreft een methode om de rijpheid van technologieën in te schatten en bouwt voort op de door het Internationaal Energieagentschap (IEA) gebruikte classificatie. Binnen het toepassingsgebied van deze verordening gaat het in principe om de nettonultechnologieën die een niveau van technologische paraatheid van 8 (commercialiseringsprimeur — commerciële demonstratie, grootschalige uitrol in definitieve vorm) of hoger hebben bereikt.

Het tweede criterium betreffende decarbonisatie en concurrentievermogen licht die nettonultechnologieën uit die naar verwachting een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de “Fit-for-55”-doelstelling voor 2030 om de netto-uitstoot van broeikasgassen met minstens 55 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990.

Het derde criterium, tot slot, heeft betrekking op de voorzieningszekerheid die de technologische en industriële veerkracht van het energiesysteem van de Unie waarborgt door de productiecapaciteit te vergroten van een component of deel van de waardeketen voor nettonultechnologie waarvoor de Unie sterk of in toenemende mate van invoer, met name uit één enkel derde land, afhankelijk is.

Op basis van deze criteria werden 8 groepen nettonultechnologieën geselecteerd. Daarnaast hebben de respectieve groepen nettonultechnologie niet alleen betrekking op het technologische eindproduct of de eindmontages, maar ook op de belangrijkste stroomopwaartse componenten die een essentieel onderdeel van de respectieve technologieën vormen (bv. ingots, wafers en zonnecellen voor zonnemodules; gondels, masten en rotorbladen voor windturbines, enz.).

2023/0081 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van een kader van maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten (verordening voor een nettonulindustrie)

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 29 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio’s 30 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De Unie heeft zich verbonden tot een versnelde decarbonisatie van haar economie en tot een ambitieuze uitrol van hernieuwbare energiebronnen om tegen 2050 tot klimaatneutraliteit of een nettonuluitstoot (emissies na aftrek van verwijderingen) te komen. Die doelstelling vormt de kern van de Europese Green Deal en de geactualiseerde industriestrategie van de EU, en strookt met de verbintenis tot mondiale klimaatactie die de EU in het kader van de Overeenkomst van Parijs 31 is aangegaan. Om de doelstelling van klimaatneutraliteit te bereiken, is in Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad 32 een bindende klimaatdoelstelling op het niveau van de Unie vastgesteld om de netto broeikasgasemissies tegen 2030 met ten minste 55 % te verminderen ten opzichte van 1990. Het voorgestelde “Fit for 55”-pakket 33 heeft tot doel de klimaatdoelstelling van de Unie voor 2030 te verwezenlijken en bij dit pakket wordt in dit verband Uniewetgeving herzien en geactualiseerd.

(2)De eengemaakte markt biedt een passend klimaat om op de vereiste schaal en het vereiste tempo toegang te bieden tot de technologieën die nodig zijn om de klimaatambitie van de Unie te verwezenlijken. Gezien de complexiteit en het transnationale karakter van nettonultechnologieën zouden ongecoördineerde nationale maatregelen om de toegang tot die technologieën te waarborgen zeer waarschijnlijk de concurrentie verstoren en de eengemaakte markt fragmenteren. Om de werking van de eengemaakte markt te waarborgen, is het derhalve noodzakelijk een gemeenschappelijk rechtskader van de Unie tot stand te brengen om deze centrale opgave gezamenlijk aan te pakken door de veerkracht en de voorzieningszekerheid van de Unie op het gebied van nettonultechnologieën te vergroten.

(3)Wat de externe aspecten betreft, met name met betrekking tot opkomende markten en ontwikkelingslanden, zal de EU in het kader van haar Global Gateway-strategie streven naar wederzijds voordelige partnerschappen, die bijdragen tot de diversificatie van haar toeleveringsketen van grondstoffen en tot de inspanningen van de partnerlanden om een dubbele transitie te realiseren, en tot de ontwikkeling van lokale toegevoegde waarde.

(4)Om deze verbintenissen na te komen, moet de Unie haar transitie naar schone energie versnellen, met name door de energie-efficiëntie en het aandeel hernieuwbare energiebronnen te vergroten. Hiermee zal worden bijgedragen tot de verwezenlijking van de EU-doelstellingen van het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten voor 2030 van een arbeidsparticipatie van ten minste 78 % en een deelname aan opleidingen door ten minste 60 % van de volwassenen. Dit zal er ook toe bijdragen dat de groene transitie eerlijk en billijk is 34 .

(5)De hogere energieprijzen na de ongerechtvaardigde en onwettige militaire agressie van de Russische Federatie tegen Oekraïne hebben een sterke impuls gegeven om de uitvoering van de Europese Green Deal te versnellen en de veerkracht van de energie-unie te versterken door de transitie naar schone energie te versnellen en een einde te maken aan elke afhankelijkheid van uit de Russische Federatie aangeleverde fossiele brandstoffen. Het REPowerEU-plan 35 speelt een sleutelrol bij de respons op de beproevingen en de verstoring van de mondiale energiemarkt als gevolg van de invasie van Oekraïne door de Russische Federatie. Dat plan heeft tot doel de energietransitie in de Europese Unie te versnellen, teneinde het gas- en elektriciteitsverbruik van de Unie te verminderen en investeringen in de uitrol van energie-efficiënte en koolstofarme oplossingen te stimuleren. In dat plan zijn onder meer de doelstellingen vastgesteld om de fotovoltaïsche capaciteit te verdubbelen tegen 2025, en tegen 2030 een fotovoltaïsche capaciteit van 600 GW te installeren; om de uitrol van warmtepompen te verdubbelen; om tegen 2030 10 miljoen ton binnenlandse hernieuwbare waterstof te produceren, en om de productie van biomethaan aanzienlijk te verhogen. In dat plan is ook opgenomen dat, om de REPowerEU-doelstellingen te verwezenlijken, de levering van apparatuur voor koolstofarme energie en van kritieke grondstoffen moet worden gediversifieerd, de afhankelijkheid van sectoren moet worden verminderd, knelpunten in de toeleveringsketen moeten worden weggewerkt en de productiecapaciteit van de Unie voor technologie op het gebied van schone energie moet worden uitgebreid. Als onderdeel van haar inspanningen om het aandeel van hernieuwbare energie in de elektriciteitsopwekking, de industrie, gebouwen en vervoer te verhogen, stelt de Commissie voor de doelstelling in de richtlijn hernieuwbare energie op te trekken tot 45 % tegen 2030 en de doelstelling in de richtlijn energie-efficiëntie tot 13 %. Dit zou de totale opwekkingscapaciteit van hernieuwbare energie tegen 2030 op 1 236 GW brengen, in vergelijking met 1 067 GW tegen 2030 zoals voorzien in het voorstel van 2021, en zal leiden tot een grotere behoefte aan opslag via batterijen om de fluctuerende niveaus in het elektriciteitsnet te ondervangen. Evenzo zullen beleidsmaatregelen in verband met het koolstofvrij maken van de wegvervoersector, zoals Verordening (EU) 2019/631 en Verordening (EU) 2019/1242, sterke drijvende krachten zijn voor een verdere elektrificatie van de wegvervoersector en zo de vraag naar batterijen doen toenemen.

(6)De transitie naar nettonul leidt nu al tot enorme industriële, economische en geopolitieke verschuivingen over de hele wereld, die alleen maar groter zullen worden naarmate de wereldwijde decarbonisatie-inspanningen vorderen. De weg naar een nettonuluitstoot vertaalt zich in goede kansen voor de uitbreiding van de nettonulindustrie in de Unie, waarvoor gebruik wordt gemaakt van de kracht van de eengemaakte markt door investeringen in technologieën te bevorderen, op het gebied van hernieuwbare-energietechnologieën, technologieën voor elektriciteits- en warmteopslag, warmtepompen, nettechnologieën, technologieën voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong, elektrolyse-installaties en brandstofcellen, fusie, kleine modulaire reactoren en aanverwante brandstoffen met voor hun categorie uitstekende prestaties, technologieën voor koolstofafvang, -gebruik en -opslag, en energiesysteemgerelateerde technologieën voor energie-efficiëntie en de toeleveringsketens daarvan, waardoor onze economische sectoren gedecarboniseerd kunnen worden, van energievoorziening tot vervoer, gebouwen en industrie. Een sterke nettonulindustrie binnen de Europese Unie kan aanzienlijk bijdragen tot de doeltreffende verwezenlijking van de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie, alsook tot de ondersteuning van andere doelstellingen van de Green Deal, en tegelijkertijd banen en groei genereren.

(7)Om de klimaat- en energiedoelstellingen voor 2030 te halen, moet prioriteit worden gegeven aan energie-efficiëntie. Energie besparen is de goedkoopste, veiligste en schoonste manier om deze doelstellingen te verwezenlijken. “Energie-efficiëntie eerst” is een algemeen beginsel in het energiebeleid van de EU en is belangrijk bij zowel praktische toepassingen als bij beleids- en investeringsbeslissingen. Daarom is het van essentieel belang de productiecapaciteit van de Unie voor energie-efficiënte technologieën zoals warmtepompen en technologieën voor slimme netwerken, die de EU helpen haar energieverbruik te verminderen en te beheersen, uit te breiden.

(8)De decarbonisatiedoelstellingen van de Unie, de energievoorzieningszekerheid, de digitalisering van het energiesysteem en de elektrificatie van de vraag, bijvoorbeeld op het gebied van mobiliteit en de behoefte aan snelle oplaadpunten, vereisen een enorme uitbreiding van de elektriciteitsnetten in de Europese Unie, zowel op transmissieniveau als op distributieniveau. Op transmissieniveau zijn hoogspanningsgelijkstroomsystemen (HVDC-systemen) nodig om hernieuwbare energiebronnen op zee aan te sluiten; op distributieniveau is het aansluiten van elektriciteitsleveranciers en de omgang met flexibiliteit aan de vraagzijde afhankelijk van investeringen in innovatieve nettechnologieën, zoals slimme oplaadmogelijkheden voor elektrische voertuigen (EVSC), energie-efficiënte gebouwen en automatisering van industrie, en slimme regelaars, slimme-meterinfrastructuur (AMI) en energiebeheersystemen voor woningen (HEMS). Het elektriciteitsnet moet kunnen communiceren met tal van actoren of apparaten op basis van een nauwkeurige waarneembaarheid — m.a.w. op basis van gegevens — om flexibiliteit, slim laden en slimme gebouwen mogelijk te maken, waarbij aan de vraagzijde slimme elektriciteitsnetten een respons van consumenten en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen mogelijk maken. De aansluiting van nettonultechnologieën op het net van de Europese Unie vereist een aanzienlijke uitbreiding van de productievermogens voor elektriciteitsnetten, bijvoorbeeld wat betreft offshore- en onshore-kabels, verdeelstations en transformatoren.

(9)Er zijn aanvullende beleidsinspanningen nodig ter ondersteuning van technologieën die commercieel beschikbaar zijn en snel opgeschaald kunnen worden om de klimaatdoelstellingen van de Unie voor 2030 te ondersteunen, de voorzieningszekerheid wat betreft nettonultechnologieën en de toeleveringsketens daarvan te verbeteren en de algehele veerkracht en het concurrentievermogen van het energiesysteem van de Unie te waarborgen of te versterken. Daartoe behoort toegang tot een veilige en duurzame bron van brandstoffen met voor hun categorie uitstekende prestaties, zoals beschreven in overweging 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2022/1214 van de Commissie.

(10)Om de doelstellingen voor 2030 te verwezenlijken, moet aan een aantal van de nettonultechnologieën bijzondere aandacht worden besteed, mede gezien de aanzienlijke bijdrage die zij op het traject naar klimaatneutraliteit tegen 2050 kunnen leveren. Tot deze technologieën behoren technologieën voor fotovoltaïsche en thermische zonne-energie, hernieuwbare energie op land of zee, batterijen en opslag, warmtepompen en geothermische energie, elektrolyse-installaties en brandstofcellen, duurzaam biogas/biomethaan, koolstofafvang en -opslag en voor het elektriciteitsnet. Deze technologieën spelen een belangrijke rol voor de open strategische autonomie van de Unie en zorgen ervoor dat burgers toegang hebben tot schone en betaalbare energie en een zekere energievoorziening. Gezien die rol moeten voor deze technologieën nog snellere vergunningsprocedures worden geregeld, moeten zij binnen het respectieve nationale recht de status van het hoogst mogelijke nationale belang krijgen, en moeten zij aanvullende steun krijgen zodat investeringen kunnen worden aangetrokken.

(11)Om ervoor te zorgen dat het toekomstige energiesysteem van de Unie veerkrachtig is, moet in de hele toeleveringsketen van de desbetreffende technologieën worden opgeschaald, in volledige complementariteit met de verordening kritieke grondstoffen.

(12)In 2020 heeft de Europese Commissie een EU-strategie voor een geïntegreerd energiesysteem goedgekeurd. Daarin werd een visie uiteengezet over hoe de transitie naar een beter geïntegreerd energiesysteem, een systeem dat klimaatneutraliteit in alle economische sectoren ondersteunt tegen de laagste kosten, kan worden versneld. Integratie van het energiesysteem omvat drie concepten die elkaar aanvullen en versterken. Ten eerste een meer “circulair” energiesysteem, waarin energie-efficiëntie centraal staat. Ten tweede een grotere directe elektrificatie van eindgebruikerssectoren. Ten derde het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen, waaronder waterstof, voor eindtoepassingen waarin directe verwarming of elektrificatie niet haalbaar, niet efficiënt of duurder zijn. Bij de integratie van het energiesysteem gaat het bijvoorbeeld om oplossingen voor de volledige integratie in het bredere energiesysteem van alle elektriciteit die door installaties voor hernieuwbare energie wordt opgewekt. Dit betekent bijvoorbeeld dat technische oplossingen moeten worden vastgesteld die het mogelijk maken de door installaties voor hernieuwbare elektriciteit opgewekte overtollige elektriciteit te integreren, onder meer met opslag in allerlei vormen en sturing aan de vraagzijde.

(13)Bij de ontwikkeling van oplossingen voor koolstofafvang en -opslag voor de industrie spelen grote coördinatieproblemen. Ondanks de steeds sterkere prikkel van CO2-beprijzing in het kader van het EU-emissiehandelssysteem, loopt de industrie bij het investeren in afvang van CO2-emissies en het economisch levensvatbaar maken daarvan een aanzienlijk risico dat zij geen vergunde geologische opslaglocatie kunnen krijgen. Tegelijkertijd krijgen investeerders bij nieuwe CO2-opslaglocaties nog voordat zij een wettelijke opslagvergunning kunnen aanvragen te maken met aanloopkosten in verband met het vinden, ontwikkelen en evalueren van locaties. Transparantie over de potentiële CO2-opslagcapaciteit in de zin van de geologische geschiktheid van beoogde gebieden en toegang tot geologische gegevens, met name gegevens die bij de exploratie van koolwaterstofproductielocaties zijn gegenereerd, kan marktdeelnemers helpen bij het plannen van investeringen. De lidstaten moeten dergelijke gegevens openbaar toegankelijk maken en regelmatig verslag uitbrengen in de vorm van een toekomstgericht perspectief betreffende de voortgang bij de ontwikkeling van CO2-opslaglocaties en de overeenkomstige behoeften wat betreft de bovengenoemde injectie- en opslagcapaciteit, teneinde de Uniewijde doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit gezamenlijk te kunnen bereiken.

(14)Een belangrijk knelpunt voor investeringen in koolstofafvang, die op dit moment steeds economisch haalbaarder worden, is de beschikbaarheid van operationele CO2-opslaglocaties in Europa, die essentieel zijn voor de stimulansen van Richtlijn 2003/87/EG. De EU moet een toekomstgericht aanbod ontwikkelen van locaties voor permanente geologische CO2-opslag waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EU 36 een vergunning is verleend, zodat de technologie kan worden opgeschaald en de EU haar toonaangevende productiecapaciteit kan uitbreiden. De doelstelling van de EU om tegen 2030 te beschikken over een jaarlijkse operationele CO2-injectiecapaciteit van 50 miljoen ton, wat overeenkomt met de capaciteit die naar verwachting tegen die tijd nodig zal zijn, stelt de betrokken sectoren in staat hun investeringen af te stemmen op een Europese waardeketen voor CO2-vervoer en opslag die op een nettonuluitstoot ingericht is en die bedrijven kunnen gebruiken om hun activiteiten koolstofvrij te maken. Deze eerste aanzet zal ook verdere CO2-opslag tegen 2050 ondersteunen. Volgens de ramingen van de Commissie zou de Unie tegen 2050 tot 550 miljoen ton CO2 per jaar moeten afvangen om de doelstelling van een nettonuluitstoot te halen 37 , onder meer door koolstofverwijderingen. Met deze eerste opslagcapaciteit op industriële schaal zal het minder risicovol worden te investeren in het afvangen van CO2-emissies als belangrijk instrument om klimaatneutraliteit te bereiken. Wanneer deze verordening in de EER-overeenkomst wordt opgenomen, zal de Unie-doelstelling van een jaarlijkse operationele CO2-injectiecapaciteit van 50 miljoen ton tegen 2030 dienovereenkomstig worden aangepast.

(15)CO2-opslaglocaties die bijdragen tot de doelstelling van de Unie voor 2030 aanmerken als strategische nettonulprojecten kan de ontwikkeling van CO2-opslaglocaties versnellen en vergemakkelijken, en op die manier kan de toenemende vraag naar opslaglocaties vanuit de industrie worden opgevangen met de meest kosteneffectieve opvanglocaties. Steeds grotere delen van de gas- en olievelden die tot veilige CO2-opslaglocaties zouden kunnen worden omgevormd, bevinden zich aan het einde van hun productieve levensduur. Daarnaast heeft de olie- en gasindustrie bevestigd vastbesloten te zijn een energietransitie aan te vatten en beschikt zij over de middelen, vaardigheden en kennis die nodig zijn om extra opslaglocaties te verkennen en te ontwikkelen. Om de doelstelling van de Unie van een jaarlijkse operationele CO2-injectiecapaciteit van 50 miljoen ton tegen 2030 te kunnen verwezenlijken, moet de sector de krachten bundelen en zorgen voor koolstofafvang en -opslag als klimaatoplossing, nog voordat die nodig wordt. Om te zorgen voor tijdige, Uniebrede en kosteneffectieve ontwikkeling van CO2-opslaglocaties overeenkomstig de EU-doelstelling voor injectiecapaciteit, moeten vergunninghouders voor olie- en gasproductie in de EU aan deze doelstelling bijdragen naar rato van hun olie- en gasproductiecapaciteit, en tegelijkertijd de flexibiliteit bieden om samen te werken en rekening te houden met bijdragen van derden.

(16)De Unie heeft bijgedragen tot de opbouw van een mondiaal economisch systeem dat gebaseerd is op open en op regels gebaseerde handel, heeft zich sterk gemaakt voor de eerbiediging en bevordering van sociale en milieuduurzaamheidsnormen en zet zich ten volle in voor die waarden.

(17)De productiecapaciteit voor nettonultechnologie in de Unie moet worden uitgebreid om problemen in verband met de voorzieningszekerheid aan te pakken en bij te dragen tot het ondersteunen van de veerkracht van het energiesysteem van de Unie en de inspanningen voor decarbonisatie en modernisering. De fabrikanten van technologieën voor fotovoltaïsche zonne-energie in de Unie moeten hun concurrentievoordeel vergroten en de vooruitzichten voor de voorzieningszekerheid verbeteren door ernaar te streven tegen 2030 ten minste 30 gigawatt operationele productiecapaciteit voor fotovoltaïsche zonne-energie te bereiken in de gehele waardeketen, in overeenstemming met de doelstellingen van de Europese alliantie voor de fotovoltaïsche zonne-energiesector, die wordt ondersteund in het kader van de EU-strategie voor zonne-energie 38 . Fabrikanten van windenergie- en warmtepomptechnologieën in de Unie moeten hun concurrentievoorsprong dit decennium consolideren en hun huidige marktaandeel handhaven of uitbreiden, in overeenstemming met de prognoses van de Unie voor de uitrol van technologie voor haar energie- en klimaatdoelstellingen voor 2030 39 . Dit komt neer op een productiecapaciteit binnen de Unie van ten minste 36 GW voor windenergie en van ten minste 31 GW voor warmtepompen in 2030. Fabrikanten van batterijen en elektrolyse-installaties in de Unie moeten hun technologisch leiderschap consolideren en deze markten actief mede vormgeven. Voor batterijtechnologieën zou dit betekenen dat wordt bijgedragen aan de doelstellingen van de Europese alliantie voor batterijen en dat ernaar wordt gestreefd dat bijna 90 % van de jaarlijkse vraag naar batterijen in de Unie zal worden vervuld door de batterijfabrikanten in de Unie, wat neerkomt op een productiecapaciteit van ten minste 550 GWh in de Unie in 2030. Voor producenten van elektrolyse-installaties in de Unie wordt in het REPowerEU-plan uitgegaan van 10 miljoen ton eigen productie van hernieuwbare waterstof en nog eens tot 10 miljoen ton aan invoer van hernieuwbare waterstof tegen 2030. Om ervoor te zorgen dat het technologische leiderschap van de EU zich vertaalt in commercieel leiderschap, zoals in het kader van de gezamenlijke verklaring van de Commissie over elektrolyse-installaties en de Europese alliantie voor schone waterstof wordt ondersteund, moeten de fabrikanten van elektrolyse-installaties in de EU hun capaciteit verder vergroten, zodat de totale elektrolysecapaciteit tegen 2030 ten minste 100 GW aan waterstof bereikt.

(18)Gezien deze reeks doelstellingen en rekening houdend met het feit dat de productiecapaciteit van de Unie voor bepaalde elementen van de toeleveringsketen (zoals omvormers en zonnecellen, wafers en ingots voor fotovoltaïsche zonne-energie of kathoden en anoden voor batterijen) zwak is, moet voor de jaarlijkse capaciteit van de Unie voor nettonultechnologieën worden uitgegaan van het tegen 2030 benaderen of bereiken van een jaarlijkse productiebenchmark van ten minste 40 % van de jaarlijkse behoeften op dat vlak.

(19)Het vergroten van de productiecapaciteit voor nettonultechnologieën in de Europese Unie zal ook de mondiale voorziening van nettonultechnologieën en de overschakeling op schone energiebronnen wereldwijd vergemakkelijken.

(20)Tegelijkertijd zullen nettonultechnologieproducten bijdragen tot de veerkracht van de Unie en een zekere voorziening van schone energie. Een zekere voorziening van schone energie is een voorwaarde voor economische ontwikkeling en voor de openbare orde en veiligheid. Nettonultechnologieproducten zullen ook voordelen opleveren voor andere economische sectoren van groot strategisch belang, zoals landbouw en voedselproductie, door de toegang tot schone energie en apparatuur tegen concurrerende prijzen te waarborgen en aldus op duurzame wijze bij te dragen tot de voedselzekerheid in de EU en tot steeds betere afzetmogelijkheden voor biogebaseerde alternatieven via de circulaire economie. De verwezenlijking van de klimaatambities van de Unie zal zich evenzeer vertalen in zowel economische groei als sociaal welzijn.

(21)Wil de Unie haar concurrentievermogen behouden en de huidige strategische afhankelijkheid van de invoer van essentiële nettonultechnologieproducten en de bijbehorende toeleveringsketens verminderen, en tegelijkertijd nieuwe afhankelijkheden voorkomen, dan moet zij haar industriële basis op het gebied van nettonultechnologie blijven versterken en concurrerender en innovatievriendelijker worden. De Unie moet ervoor zorgen dat de productiecapaciteit zich sneller, eenvoudiger en voorspelbaarder kan ontwikkelen.

(22)De lidstaten moeten in juni 2023 geactualiseerde ontwerpversies van hun nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 indienen 40 . Zoals in de richtsnoeren van de Commissie aan de lidstaten voor het actualiseren van de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 41 is benadrukt, moeten in de geactualiseerde plannen de doelstellingen en beleidslijnen van de lidstaten worden beschreven om de opschaling van productieprojecten voor commercieel beschikbare energie-efficiënte en koolstofarme technologieën, apparatuur en belangrijke componenten op hun grondgebied te vergemakkelijken. In die plannen moeten ook de doelstellingen en beleidslijnen van de lidstaten worden beschreven om een dergelijke opschaling tot stand te brengen door middel van diversificatie-inspanningen in derde landen, en om hun industrieën in staat te stellen CO2-emissies af te vangen en permanent op te slaan in geologische opslaglocaties.

(23)Daarnaast bevat de mededeling over een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk 42 een alomvattende aanpak ter ondersteuning van een opschaling van schone-energietechnologie die steunt op vier pijlers. De eerste pijler heeft tot doel een regelgevingskader tot stand te brengen dat de vergunningverlening voor nieuwe productie- en assemblagelocaties voor nettonultechnologie vereenvoudigt en versnelde trajecten mogelijk maakt, en dat de opschaling van de nettonulindustrie van de Unie vergemakkelijkt. De tweede pijler van het plan is het stimuleren van investeringen in en de financiering van de productie van nettonultechnologie aan de hand van het in maart 2023 aangenomen herziene tijdelijke crisis- en transitiekader en de oprichting van een Europees soevereiniteitsfonds om de Europese voorsprong te behouden op het gebied van kritieke en opkomende technologieën die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie. De derde pijler heeft betrekking op de ontwikkeling van de vaardigheden die nodig zijn om de transitie tot stand te brengen en het aantal gekwalificeerde werknemers in de sector schone energietechnologie te verhogen. De vierde pijler is gericht op de handel en op de diversificatie van de toeleveringsketen voor kritieke grondstoffen. In dat kader wordt een samenwerkingsverband met betrekking tot kritieke grondstoffen opgericht en wordt samengewerkt met gelijkgestemde partners om de toeleveringsketens collectief te versterken, en wordt ingezet op diversificatie wat betreft leveranciers voor kritieke input.

(24)In het kader van de eerste pijler moet de Unie een industriële basis ontwikkelen en in stand houden voor de levering van oplossingen op basis van nettonultechnologie om haar energievoorziening veilig te stellen, en tegelijkertijd haar ambities op het gebied van klimaatneutraliteit waarmaken. Om dat doel te ondersteunen en afhankelijkheden bij de toelevering van nettonultechnologieën te voorkomen die de inspanningen van de Unie op het gebied van broeikasgasemissiereductie zouden vertragen of de energievoorzieningszekerheid in gevaar zouden brengen, worden in deze verordening bepalingen vastgesteld om de vraag naar duurzame en veerkrachtige nettonultechnologieën te stimuleren. 

(25)Op grond van de Richtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU en 2014/25/EU mogen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die via openbare aanbestedingsprocedures overheidsopdrachten gunnen, zich bij de selectie van de economisch meest voordelige inschrijving, naast prijzen of kosten, reeds op aanvullende criteria baseren. Zulke criteria betreffen bijvoorbeeld de kwaliteit van de inschrijving, met inbegrip van sociale, milieu- en innovatieve kenmerken. Bij de gunning van opdrachten voor nettonultechnologie via openbare aanbestedingen moeten aanbestedende diensten en aanbestedende instanties de bijdragen van de inschrijvingen op het gebied van duurzaamheid en veerkracht naar behoren beoordelen aan de hand van een reeks criteria met betrekking tot de milieuduurzaamheid, innovatie, systeemintegratie en veerkracht. 

(26)Sociale duurzaamheidscriteria kunnen al worden toegepast in het kader van de bestaande wetgeving, en die kunnen arbeidsomstandigheden en collectief onderhandelen omvatten in overeenstemming met de Europese pijler van sociale rechten overeenkomstig de artikelen 30, lid 3, van Richtlijn 2014/23/EU, 18, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU en 36, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU. Aanbestedende diensten moeten bijdragen tot sociale duurzaamheid door passende maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat ondernemers bij de uitvoering van overheidsopdrachten voldoen aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, het nationale recht, collectieve overeenkomsten of de internationale milieu-, sociale en arbeidsrechtelijke bepalingen zoals die zijn opgenomen in bijlage X bij Richtlijn 2014/23/EU, bijlage X bij Richtlijn 2014/24/EU en bijlage XIV bij Richtlijn 2014/25/EU 43 .

(27)Onverminderd de wetgeving van de Unie die van toepassing is op een specifieke technologie, onder meer in het kader van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten 44 en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen 45 , en tenzij daarin anders is aangegeven, kunnen aanbestedende diensten en instanties bij de beoordeling van de milieuduurzaamheid van de op basis van deze verordening aangekochte oplossingen rekening houden met verschillende elementen die gevolgen hebben voor het klimaat en het milieu. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om de duurzaamheid en betrouwbaarheid van de oplossing; het gemak van reparatie en onderhoud; het gemak van upgraden en opknappen; het gemak waarmee recycling plaatsvindt en de kwaliteit ervan; het gebruik van stoffen; het verbruik van energie, water en andere hulpbronnen in een of meer stadia van de levenscyclus van het product; het gewicht en het volume van het product en de verpakking ervan; de inbouw van gebruikte componenten; de hoeveelheid, kenmerken en beschikbaarheid van de verbruiksgoederen die nodig zijn voor correct gebruik en onderhoud; de milieuvoetafdruk van het product en de milieueffecten ervan gedurende de levenscyclus; de koolstofvoetafdruk van het product; het vrijkomen van microplastics; de emissies in de lucht, het water of de bodem in een of meer levenscyclusfasen van het product; de hoeveelheden afval die wordt gegenereerd; de gebruiksvoorwaarden.

(28)Om in het kader van een openbare aanbestedingsprocedure rekening te houden met de noodzaak om de toeleveringsketens van nettonultechnologieën te diversifiëren en voor de toelevering van die technologieën minder vaak afhankelijk te zijn van één enkele bron in de zin van artikel 19, lid 2, en onverminderd de internationale verbintenissen van de Unie, moet de toelevering ten minste als onvoldoende gediversifieerd worden beschouwd wanneer voor meer dan 65 % van de vraag voor een specifieke nettonultechnologie in de Unie wordt voorzien uit één enkele bron.

(29)Met het oog op het opzetten van regelingen die ten goede komen aan huishoudens of consumenten en die de aankoop van eindproducten met nettonultechnologie stimuleren, en onverminderd de internationale verbintenissen van de Unie, moet de toelevering als onvoldoende gediversifieerd worden beschouwd wanneer voor meer dan 65 % van de totale vraag voor een specifieke nettonultechnologie in de Unie wordt voorzien uit één enkele bron. Met het oog op een consistente toepassing moet de Commissie vanaf de datum van toepassing van deze verordening jaarlijks een lijst bekendmaken met de herkomst van de onder deze categorie vallende eindproducten met nettonultechnologie, uitgesplitst naar het aandeel van het aanbod in de Unie dat afkomstig is uit verschillende bronnen, op basis van het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn.

(30)Bij Besluit 2014/115/EU van de Raad is met name de wijziging van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten van de Wereldhandelsorganisatie (hierna de “GPA-overeenkomst” genoemd) 46 , goedgekeurd. De GPA-overeenkomst beoogt de invoering van een multilateraal kader van evenwichtige rechten en verplichtingen met betrekking tot overheidsopdrachten met het oog op de liberalisering en de expansie van de wereldhandel. Voor opdrachten die onder aanhangsel I van de Europese Unie van de GPA-overeenkomst vallen, alsmede onder andere toepasselijke internationale overeenkomsten waardoor de Unie gebonden is, met inbegrip van vrijhandelsovereenkomsten en artikel III:8, punt a), van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel 1994 voor de aanschaffing door overheidsinstanties van producten die worden aangekocht niet met het oog op commerciële wederverkoop of het gebruik bij de productie van goederen voor commerciële verkoop, mogen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties de voorschriften van artikel 19, lid 1, punt d), niet toepassen op de bij toeleveringsbronnen behorende ondernemers die de overeenkomsten hebben ondertekend.

(31)De toepassing van de bepalingen inzake veerkracht bij openbare aanbestedingen overeenkomstig artikel 19 mag geen afbreuk doen aan de toepassing van artikel 25 van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad 47 en artikel 43 en artikel 85 van Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad 48 , overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie van 2019 49 . Evenzo moeten bepalingen inzake openbare aanbestedingen van toepassing blijven op werkzaamheden, leveringen en diensten die vallen onder artikel 19, met inbegrip van artikel 67, lid 4, van Richtlijn 2014/24/EU en alle uitvoeringsmaatregelen die voortvloeien uit het voorstel voor een verordening betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten. 

(32)De weging van criteria van openbare aanbestedingsprocedures voor de bijdrage van de inschrijving wat betreft duurzaamheid en veerkracht doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor aanbestedende diensten en aanbestedende instanties om een hogere drempel vast te stellen voor de criteria met betrekking tot milieuduurzaamheid en innovatie, in overeenstemming met artikel 41, lid 3, en overweging 64 van Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad 50 , artikel 67, lid 5, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 82, lid 5, van Richtlijn 2014/25/EU.

(33)Ter beperking van de administratieve lasten als gevolg van de noodzaak om rekening te houden met criteria met betrekking tot de bijdrage van de aanbesteding wat betreft duurzaamheid en veerkracht, met name voor kleinere overheidsafnemers en voor opdrachten die een lagere waarde vertegenwoordigen en die geen belangrijke gevolgen hebben voor de markt, moet de toepassing van de desbetreffende bepalingen van deze verordening voor overheidsafnemers die geen aankoopcentrale zijn en voor opdrachten met een waarde van minder dan 25 miljoen EUR met twee jaar worden uitgesteld.

(34)Voor de toepassing van de bepalingen inzake openbare aanbestedingen overeenkomstig artikel 19 mogen aanbestedende diensten of aanbestedende instanties, wanneer een product onder een krachtens Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad 51 vastgestelde gedelegeerde handeling valt, alleen die producten aankopen die aan de verplichting van artikel 7, lid 2, van die verordening voldoen.

(35)Huishoudens en eindgebruikers vormen een essentieel deel van de vraag van de Unie naar eindproducten met nettonultechnologie en overheidssteunregelingen om de aankoop van dergelijke producten door huishoudens te stimuleren, met name voor kwetsbare huishoudens en consumenten en huishoudens en consumenten met een laag en lager middeninkomen, zijn belangrijke instrumenten om de groene transitie te versnellen. In het kader van het in de EU-strategie voor zonne-energie 52 aangekondigde initiatief voor zonnepaneeldaken moeten de lidstaten bijvoorbeeld nationale steunprogramma’s opzetten om de grootschalige uitrol van zonne-energie op daken te ondersteunen. In het REPowerEU-plan riep de Commissie de lidstaten op om ten volle gebruik te maken van ondersteunende maatregelen die de omschakeling op warmtepompen aanmoedigen.Dergelijke steunregelingen die op nationaal niveau door de lidstaten of lokaal door lokale of regionale overheden worden opgezet, moeten ook bijdragen tot het vergroten van de duurzaamheid en veerkracht van de nettonultechnologieën van de EU. Overheidsinstanties moeten begunstigden bijvoorbeeld een hogere financiële compensatie bieden voor de aankoop van eindproducten met nettonultechnologie die een grotere bijdrage zullen leveren aan de veerkracht in de Unie. Overheidsinstanties moeten ervoor zorgen dat hun regelingen open, transparant en niet-discriminerend zijn, zodat zij bijdragen tot een grotere vraag naar nettonultechnologieproducten in de Unie. Overheidsinstanties moeten daarnaast de aanvullende financiële compensatie voor dergelijke producten beperken om de uitrol van nettonultechnologieën in de Unie niet te vertragen. Om de efficiëntie van dergelijke regelingen te vergroten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat informatie gemakkelijk toegankelijk is voor zowel consumenten als fabrikanten van nettonultechnologie op een gratis website. Gebruikmaking door overheidsinstanties van de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht in het kader van op consumenten of huishoudens gerichte regelingen mag geen afbreuk doen aan de staatssteunregels en de WTO-regels inzake subsidies.

(36)Bij het vormgeven van regelingen die ten goede komen aan huishoudens of consumenten en die de aankoop van in de bijlage vermelde eindproducten met nettonultechnologie stimuleren, moeten lidstaten, regionale of lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit een of meer van deze autoriteiten of een of meer van deze instellingen, ervoor zorgen dat de internationale verbintenissen van de Unie worden nageleefd, onder meer door ervoor te zorgen dat de regelingen niet een omvang bereiken die de belangen van WTO-leden ernstig schaadt.

(37)De Commissie moet de lidstaten ook bijstaan bij het ontwerpen van op huishoudens en consumenten gerichte regelingen om synergieën tot stand te brengen en beste praktijken uit te wisselen. Het platform voor nettonultechnologie in Europa moet ook een belangrijke rol spelen om ervoor te zorgen dat de bijdrage wat betreft duurzaamheid en weerbaarheid door lidstaten en overheidsinstanties in hun praktijken inzake openbare aanbestedingen en veilingen wordt geïntegreerd. Het platform moet richtsnoeren verstrekken en beste praktijken vaststellen voor het definiëren en toepassen van de bijdrage, met concrete en specifieke voorbeelden.

(38)Om de industrie in staat te stellen zijn productie tijdig aan te passen, moeten aanbestedende diensten en aanbestedende instanties de markt vooraf informeren over hun geraamde aankoopbehoeften inzake nettonultechnologieproducten.

(39)Zoals aangegeven in de op 1 februari 2023 bekendgemaakte mededeling over een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk staat het marktaandeel van de EU-industrie onder sterke druk, omdat subsidies in derde landen het speelveld verstoren. Dit vertaalt zich in de behoefte aan een snelle en ambitieuze reactie van de Unie betreffende de modernisering van haar rechtskader.

(40)Toegang tot financiering is van cruciaal belang voor het waarborgen van de open strategische autonomie van de Unie en voor het tot stand brengen van een solide productiebasis voor nettonultechnologieën en de bijbehorende toeleveringsketens in de hele Unie. De meeste van de investeringen die nodig zijn om de doelstellingen van de Green Deal te verwezenlijken, zullen afkomstig zijn van particulier kapitaal 53 dat wordt aangetrokken door het groeipotentieel van het nettonulecosysteem. Goed functionerende, diepe en geïntegreerde kapitaalmarkten zullen daarom van essentieel belang zijn om de benodigde middelen voor de groene transitie en nettonulproductieprojecten aan te trekken en naar de juiste projecten te helpen voeren. Snelle vooruitgang in de richting van de kapitaalmarktenunie is dus noodzakelijk om de EU in staat te stellen haar doelstellingen inzake een nettonuluitstoot te verwezenlijken. De agenda voor duurzame financiering (en gemengde financiering) speelt eveneens een cruciale rol bij het opschalen van investeringen in nettonultechnologieën, en waarborgt het concurrentievermogen van de sector.

(41)Wanneer particuliere investeringen alleen niet volstaan, kan voor de effectieve uitrol van nettonulproductieprojecten overheidssteun in de vorm van staatssteun nodig zijn. Dergelijke steun moet een stimulerend effect hebben en noodzakelijk, passend en evenredig zijn. De bestaande richtsnoeren inzake staatssteun, die onlangs grondig zijn herzien in overeenstemming met de doelstellingen van de dubbele transitie, bieden ruime mogelijkheden om onder bepaalde voorwaarden investeringen te ondersteunen voor projecten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen. De lidstaten kunnen een belangrijke rol spelen bij het vergemakkelijken van de toegang tot financiering voor projecten voor de productie van nettonultechnologieën door marktfalen aan te pakken met gerichte inzet van staatssteun. Het op 9 maart 2023 aangenomen tijdelijke crisis- en transitiekader voor staatssteun moet zorgen voor een gelijk speelveld binnen de interne markt, gericht op de sectoren waar een risico van verplaatsing naar een derde land is vastgesteld, dat ook evenredig is in termen van steunbedragen. Het zou de lidstaten in staat stellen regelingen in te voeren ter ondersteuning van nieuwe investeringen in productiefaciliteiten in welomschreven strategische nettonulsectoren, onder meer via belastingvoordelen. Het toegestane steunbedrag kan worden gemoduleerd met hogere steunintensiteiten en steunplafonds indien de investering plaatsvindt in steungebieden, om bij te dragen tot de doelstelling van convergentie tussen lidstaten en regio’s. Er moeten passende voorwaarden gelden om de concrete risico’s van verlegging van de investering buiten de EER te verifiëren en om na te gaan of er geen risico van verplaatsing binnen de EER bestaat. Om daartoe nationale middelen vrij te maken, kunnen de lidstaten een deel van de ETS-inkomsten gebruiken die de lidstaten in dat geval moeten toewijzen voor klimaatgerelateerde doeleinden.

(42)Verschillende financieringsprogramma’s van de Unie, zoals de herstel- en veerkrachtfaciliteit, InvestEU, de programma’s van het cohesiebeleid, of het innovatiefonds, zijn ook inzetbaar voor de financiering van investeringen in projecten voor de productie van nettonultechnologie.

(43)In het kader van de gewijzigde verordening betreffende de herstel- en veerkrachtfaciliteit 54 werd aan de lidstaten nog eens 20 miljard EUR aan niet-terugvorderbare steun ter beschikking gesteld om de energie-efficiëntie te bevorderen en fossiele brandstoffen te vervangen, onder meer via projecten van de EU met betrekking tot de nettonulindustrie. Zoals vermeld in de richtsnoeren van de Commissie betreffende de REPowerEU-hoofdstukken 55 worden de lidstaten aangemoedigd om in het REPowerEU-hoofdstuk van hun herstel- en veerkrachtplannen maatregelen op te nemen ter ondersteuning van investeringen in de productie van nettonultechnologieën en industriële innovatie, overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad 56 .

(44)InvestEU is het toonaangevende programma van de EU op het gebied van het stimuleren van investeringen, met name in de groene en de digitale transitie, door financiering en technische bijstand te verlenen, bijvoorbeeld door middel van blendingmechanismen. Een dergelijke aanpak draagt bij tot het aantrekken van extra publiek en particulier kapitaal. Daarnaast worden de lidstaten aangemoedigd om bij te dragen via het lidstaatcompartiment van InvestEU om ondersteuning te bieden voor financiële producten die beschikbaar zijn voor de productie van nettonultechnologie, onverminderd de toepasselijke staatssteunregels. 

(45)De lidstaten kunnen steun verlenen uit programma’s in het kader van het cohesiebeleid, in overeenstemming met de toepasselijke regels van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad 57 , om de benutting van strategische nettonulprojecten in minder ontwikkelde en overgangsregio’s aan te moedigen door middel van investeringspakketten voor infrastructuur, productieve investeringen in innovatie, productiecapaciteit in kmo’s, diensten, opleidings- en bijscholingsmaatregelen, met inbegrip van steun voor capaciteitsopbouw bij overheidsinstanties en promotoren. De in de programma’s vastgestelde toepasselijke medefinancieringspercentages kunnen tot 85 % oplopen voor minder ontwikkelde regio’s en tot 60 % of 70 % voor overgangsregio’s, afhankelijk van het desbetreffende fonds en de status van de regio, maar de lidstaten mogen deze plafonds op het niveau van het project overschrijden, waar dat op grond van de staatssteunregels toegestaan is. Het instrument voor technische ondersteuning kan de lidstaten en de regio’s helpen bij het opstellen van groeistrategieën voor een nettonulindustrie, het verbeteren van het ondernemingsklimaat, het beperken van de administratieve formaliteiten en het versnellen van de vergunningverlening. De lidstaten moeten worden aangemoedigd om de duurzaamheid van strategische nettonulprojecten te bevorderen door deze investeringen in Europese waardeketens te integreren, met name waar op interregionale en grensoverschrijdende samenwerkingsnetwerken kan worden voortgebouwd.

(46)Het innovatiefonds biedt nog een veelbelovende en kostenefficiënte manier om de opschaling van de productie en toepassing van hernieuwbare waterstof en andere strategische nettonultechnologieën in Europa te ondersteunen, waardoor de soevereiniteit van Europa op het gebied van cruciale technologieën voor klimaatactie en energiezekerheid wordt versterkt.

(47)Een Europees soevereiniteitsfonds zou een structureel antwoord bieden voor de investeringsbehoeften. Het zal bijdragen tot het behoud van een Europese voorsprong op het gebied van kritieke en opkomende technologieën die relevant zijn voor de groene en de digitale transitie, met inbegrip van nettonultechnologieën. Dit structurele instrument bouwt voort op de ervaring met gecoördineerde meerlandenprojecten in het kader van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang en beoogt de toegang van alle lidstaten tot dergelijke projecten te verbeteren en aldus de cohesie en de eengemaakte markt te beschermen tegen risico’s als gevolg van de ongelijke beschikbaarheid van staatssteun.

(48)Om de beperkingen van de huidige versnipperde inspanningen op het gebied van publieke en particuliere investeringen weg te nemen en integratie en rendement op investering te bevorderen, moeten de Commissie en de lidstaten de bestaande financieringsprogramma’s op Unie- en nationaal niveau beter coördineren en synergieën tot stand brengen en zorgen voor een betere coördinatie en samenwerking met de industrie en belangrijke belanghebbenden uit de particuliere sector. Het platform voor nettonultechnologie in Europa heeft een belangrijke rol te spelen bij het opstellen van een alomvattend overzicht van de beschikbare en relevante financieringsmogelijkheden en bij het overleg over de individuele financieringsbehoeften van strategische nettonulprojecten.

(49)Teneinde zo snel mogelijk projecten voor de productie van nettonultechnologie op gang te brengen of uitgebreid te zien worden om de toeleveringszekerheid voor nettonultechnologieën in de Unie te waarborgen, is het belangrijk om zekerheid voor de planning en investeringen te creëren door de administratieve lasten voor projectpromotoren tot een minimum te beperken. Daarom moeten de vergunningverleningsprocessen van de lidstaten voor projecten voor de productie van nettonultechnologie worden gestroomlijnd, waarbij wel moet worden gewaarborgd dat die projecten veilig, betrouwbaar en milieuvriendelijk zijn en voldoen aan de milieu-, sociale en veiligheidseisen. In de milieuwetgeving van de Unie zijn gemeenschappelijke voorwaarden voor de vorm en de inhoud van nationale vergunningverleningsprocessen vastgesteld, waarmee een hoog niveau van milieubescherming wordt gewaarborgd. De toekenning van de status van strategisch nettonulproject mag geen afbreuk doen aan de toepasselijke vergunningsvoorwaarden voor de desbetreffende projecten, met inbegrip van die welke zijn vastgesteld in Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad 58 , Richtlijn 92/43/EEG van de Raad 59 , Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 60 , Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad 61 en Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad 62 .

(50)Tegelijkertijd ondermijnt de onvoorspelbaarheid, complexiteit en soms buitensporig lange duur van nationale vergunningverleningsprocessen de voor de doeltreffende ontwikkeling van projecten voor de productie van nettonultechnologieën benodigde investeringszekerheid. Om te zorgen voor en vaart te zetten achter doeltreffende uitvoering van die projecten, moeten de lidstaten daarom gestroomlijnde en voorspelbare vergunningsprocedures toepassen. Daarnaast moet op nationaal niveau prioriteit worden gegeven aan strategische nettonulprojecten om te zorgen voor een snelle administratieve afhandeling en een dringende behandeling van alle gerechtelijke en geschillenbeslechtingsprocedures in verband met die projecten, zonder dat de bevoegde autoriteiten worden belet de vergunningverlening voor andere projecten voor de productie van nettonultechnologieën dan strategische nettonulprojecten, of meer in het algemeen, te stroomlijnen.

(51)Gezien de rol van strategische nettonulprojecten bij het waarborgen van de voorzieningszekerheid van de Unie wat betreft nettonultechnologieën en hun bijdrage aan de open strategische autonomie van de Unie en de groene en de digitale transitie, moeten de verantwoordelijke vergunningverlenende instanties deze projecten beschouwen als in het algemeen belang. Op basis van haar beoordeling per geval kan een bevoegde vergunningverlenende instantie concluderen dat het door het project gediende algemeen belang prevaleert boven het algemeen belang dat verband houdt met de bescherming van de natuur en het milieu en dat bijgevolg een vergunning voor het project kan worden verleend, mits aan alle relevante voorwaarden van Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG 63 is voldaan. 

(52)Om het proces te vereenvoudigen en de efficiëntie en transparantie te vergroten, moet het voor projectpromotoren van projecten voor de productie van nettonultechnologieën mogelijk zijn te communiceren met slechts één nationale instantie die verantwoordelijk zal zijn voor de coördinatie van het gehele vergunningverleningsproces en het uitvaardigen van een raambesluit binnen de toepasselijke termijn. Daartoe moeten de lidstaten één nationale bevoegde instantie aanwijzen. De taken van de nationale bevoegde instantie moeten onder dezelfde voorwaarden aan een andere autoriteit kunnen worden gedelegeerd, in overeenstemming met de interne organisatie van een lidstaat. Om de doeltreffende uitvoering van hun verantwoordelijkheden te waarborgen, moeten de lidstaten hun nationale bevoegde instantie, of elke autoriteit die namens hen optreedt, voorzien van voldoende personeel en middelen.

(53)Om duidelijkheid over de vergunningsstatus van strategische nettonulprojecten te verschaffen en om de doeltreffendheid van mogelijke onrechtmatige rechtzaken te beperken, zonder afbreuk te doen aan doeltreffende rechterlijke toetsing, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat geschillen met betrekking tot het vergunningverleningsproces tijdig worden opgelost. Daartoe moeten de nationale bevoegde instanties ervoor zorgen dat aanvragers en projectpromotoren toegang hebben tot een eenvoudige geschillenbeslechtingsprocedure en dat strategische nettonulprojecten met spoed worden behandeld in alle hen betreffende gerechtelijke en geschillenbeslechtingsprocedures, terwijl tegelijkertijd de eerbiediging van de rechten van verdediging gegarandeerd blijft. 

(54)Om bedrijven en projectpromotoren rechtstreeks te doen profiteren van de voordelen van de interne markt zonder onnodige extra administratieve lasten, voorziet Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad 64 in algemene regels voor de toegang tot onlineprocedures die relevant zijn voor de werking van de interne markt, ook voor grensoverschrijdende projecten. De informatie die bij de nationale bevoegde instanties moet worden ingediend in het kader van de vergunningverleningsprocessen in het kader van deze verordening, moet worden opgenomen in bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1724 na de wijziging daarvan bij deze verordening, en de desbetreffende procedures zijn opgenomen in bijlage II bij die verordening om ervoor te zorgen dat projectpromotoren kunnen profiteren van procedures die volledig online worden doorlopen en van het technisch systeem voor de toepassing van het eenmaligheidsbeginsel. De nationale bevoegde instanties die overeenkomstig deze verordening als centraal aanspreekpunt optreden, worden opgenomen in de lijst van diensten voor ondersteuning en probleemoplossing in bijlage III bij Verordening (EU) 2018/1724.

(55)Projecten voor de productie van nettonultechnologie hebben te maken met lange en complexe vergunningsprocedures die 2 tot 7 jaar kunnen duren, afhankelijk van de lidstaat, de technologie en het segment van de waardeketen. Gezien de omvang van de vereiste investeringen — met name voor projecten van gigafabriekomvang, die nodig zijn om de verwachte schaalvoordelen te behalen — zorgen tekortkomingen bij de vergunningverlening voor een extra en vaak schadelijke belemmering voor het vergroten van de productiecapaciteit voor nettonultechnologie in de Unie. Om projectpromotoren en andere investeerders de benodigde zekerheid en duidelijkheid te bieden om de ontwikkeling van projecten voor de productie van nettonultechnologieën te bevorderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat bij het vergunningverleningsproces met betrekking tot dergelijke projecten de vooraf vastgestelde termijnen niet worden overschreden. Voor strategische nettonulprojecten mag de duur van het vergunningverleningsproces niet langer zijn dan twaalf maanden voor installaties met een jaarlijkse productieoutput van meer dan 1 GW, en negen maanden voor installaties met een jaarlijkse productieoutput van minder dan 1 GW. Voor alle andere projecten voor de productie van nettonultechnologie mag de duur van het vergunningverleningsproces niet langer zijn dan 18 maanden voor installaties met een jaarlijkse productieoutput van meer dan 1 GW, en twaalf maanden voor installaties met een jaarlijkse productieoutput van minder dan 1 GW. Voor nettonultechnologieën waarvoor het aantal GW niet relevant is, zoals netwerken en technologieën voor koolstofafvang en -opslag (CCS) of koolstofafvang en -gebruik (CCU), moeten de bovengrenzen van de bovengenoemde termijnen van toepassing zijn. Voor de uitbreiding van bestaande productielijnen moet elk van de bovengenoemde termijnen worden gehalveerd.

(56)Gezien het belang van strategische nettonulprojecten voor de energievoorziening van de Unie moet bovendien een reeks administratieve beperkingen gedeeltelijk worden opgeheven of vereenvoudigd om de uitvoering van die projecten te versnellen.

(57)De krachtens het Unierecht vereiste milieubeoordelingen en -vergunningen, onder meer met betrekking tot water, lucht, ecosystemen, habitats, biodiversiteit en vogels, maken integraal deel uit van de vergunningsprocedure voor projecten voor de productie van nettonultechnologie en vormen een essentiële waarborg om ervoor te zorgen dat negatieve milieueffecten worden voorkomen of tot een minimum worden beperkt. Om er echter voor te zorgen dat de vergunningsprocedures voor projecten voor de productie van nettonultechnologieën voorspelbaar zijn en tijdig worden afgerond, moet elk potentieel om de vereiste beoordelingen en vergunningen te stroomlijnen zonder dat het niveau van milieubescherming daardoor wordt verlaagd, worden benut. In dat verband moet ervoor worden gezorgd dat de vereiste beoordelingen worden gebundeld om onnodige overlappingen te voorkomen en van projectpromotoren en verantwoordelijke instanties worden verlangd uitdrukkelijk overeen te komen wat de reikwijdte van de gebundelde beoordeling moet zijn alvorens die beoordeling wordt uitgevoerd, om onnodige follow-up te voorkomen.

(58)Conflicten over grondgebruik kunnen belemmeringen vormen bij de uitrol van projecten voor de productie van nettonultechnologieën. Goed opgezette plannen, met inbegrip van bestemmingsplannen en plannen voor ruimtelijke ordening, waarin rekening wordt gehouden met het potentieel voor de uitvoering van projecten voor de productie van nettonultechnologieën, waarvan de potentiële milieueffecten worden beoordeeld, kunnen bijdragen tot het bewaren van het evenwicht tussen collectieve goederen en openbare belangen, het risico op conflicten verminderen en de duurzame uitrol van projecten voor de productie van nettonultechnologieën in de Unie versnellen. De verantwoordelijke nationale, regionale en lokale autoriteiten moeten daarom overwegen om bij de ontwikkeling van dergelijke plannen bepalingen op te nemen met betrekking tot projecten voor de productie van nettonultechnologieën.

(59)Ruimtegegevens en -diensten die zijn afgeleid van de in het kader van het ruimtevaartprogramma van de EU, en met name Copernicus, geleverde gegevens, worden voor zover mogelijk gebruikt om informatie te verstrekken met betrekking tot de geologie, biologie, ecologie, sociaal-economische ontwikkeling en de beschikbaarheid van hulpbronnen voor milieubeoordelingen en -vergunningen; dergelijke gegevens en diensten, en met name de capaciteit in het kader van Copernicus voor monitoring en verificatie van antropogene CO2-emissies, zijn van het grootste belang voor de beoordeling van het effect van industriële projecten en het effect van putten van antropogene CO2 op de mondiale concentraties en stromen van broeikasgassen.

(60)Overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1025/2012 moet de Commissie een of meer Europese normalisatieorganisaties verzoeken Europese normen op te stellen ter ondersteuning van de doelstellingen van deze verordening.

(61)Waterstofvalleien met toepassingen voor eindgebruik in de industrie spelen een belangrijke rol bij het koolstofvrij maken van de energie-intensieve industrieën. In REPowerEU is de doelstelling opgenomen om het aantal waterstofvalleien in de Unie te verdubbelen. Om deze doelstelling te verwezenlijken, moeten de lidstaten de vergunningverleningsprocessen versnellen, testomgevingen overwegen en toegang tot financiering tot een prioriteit maken. Om de veerkracht van de nettonulindustrie te vergroten, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de waterstofvalleien over de grenzen van de lidstaten heen met elkaar verbonden worden. Industriële installaties die hun eigen energie produceren en een positieve bijdrage kunnen leveren aan de productie van elektriciteit, moeten worden aangemoedigd om als energieproducenten te leveren aan het slimme elektriciteitsnet door de regelgevingsvereisten te vereenvoudigen.

(62)Testomgevingen voor nettonultechnologie kunnen een belangrijk instrument zijn om innovatie op het gebied van nettonultechnologieën en leren op regelgevingsgebied te bevorderen. Innovatie moet vooruit worden geholpen door ruimte te bieden voor experimenten, omdat de beschikbare wetenschappelijke resultaten nog in een gecontroleerde reële omgeving moeten worden getest. Er moeten testomgevingen voor nettonultechnologie worden opgezet om innovatieve nettonultechnologieën gedurende een beperkte periode te kunnen testen in een gecontroleerde omgeving. Er moet daarvoor een evenwicht worden gevonden tussen rechtszekerheid voor deelnemers aan de testomgevingen voor nettonultechnologie en de verwezenlijking van de doelstellingen van het Unierecht. Aangezien testomgevingen voor nettonultechnologie in elk geval moeten voldoen aan de essentiële eisen inzake nettonultechnologie zoals die zijn vastgelegd in het Unierecht en het nationale recht, is het passend te bepalen dat deelnemers die aan de toelatingsvoorwaarden voor testomgevingen voor nettonultechnologie voldoen en die te goeder trouw de richtsnoeren van de bevoegde instanties opvolgen en zich aan de voorwaarden van het met die instanties overeengekomen plan houden, geen administratieve boetes of sancties opgelegd kunnen krijgen. Dit is gerechtvaardigd omdat de bestaande waarborgen in principe zullen zorgen voor de effectieve naleving van de wetgeving van de Unie of de lidstaten inzake de nettonultechnologie waarop in de testomgevingen toezicht wordt gehouden. De Commissie zal in 2023 richtsnoeren voor testomgevingen uitbrengen, zoals aangekondigd in de nieuwe Europese innovatieagenda, om de lidstaten te ondersteunen bij de voorbereiding van de testomgevingen voor nettonultechnologie. Die innovatieve technologieën kunnen uiteindelijk essentieel worden om de doelstelling van de Unie inzake klimaatneutraliteit te verwezenlijken, de voorzieningszekerheid en de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te waarborgen en bijgevolg in het domein van strategische nettonultechnologieën terechtkomen.

(63)Er worden een algemene benchmark en indicatieve doelstellingen voor de productie van belangrijke nettonultechnologieproducten in de Europese Unie voorgesteld om de problemen op het gebied van invoerafhankelijkheid en kwetsbaarheid aan te pakken en ervoor te zorgen dat de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie worden verwezenlijkt.

(64)De opschaling van de industrieën voor nettonultechnologie in Europa vereist aanzienlijke extra aantallen gekwalificeerde werknemers, wat significante investeringsbehoeften met zich meebrengt op het gebied van bij- en omscholing, onder meer voor beroepsonderwijs en -opleiding. Dit moet bijdragen tot het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid, in overeenstemming met de doelstellingen betreffende werkgelegenheid en opleiding van de Europese pijler van sociale rechten. De energietransitie vraagt om een aanzienlijke toename van het aantal gekwalificeerde werknemers in een flink aantal sectoren, waaronder hernieuwbare energie en energieopslag, en biedt een groot potentieel voor het scheppen van hoogwaardige werkgelegenheid. Volgens het Europees strategisch plan voor energietechnologie van de Commissie 65 zijn er tegen 2030 alleen al voor de productie in de subsector voor waterstoftechnologieën op basis van brandstofcellen naar schatting 180 000 opgeleide werknemers, technici en ingenieurs nodig. In de sector voor fotovoltaïsche zonne-energie zouden alleen al in de productie tot 66 000 banen moeten worden ingevuld. Het Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (Eures) verstrekt informatie en advies en richt zich op werving of plaatsing ten gunste van werknemers en werkgevers, en is ook grensoverschrijdend op de interne markt actief.

(65)Aangezien een versterking van de productiecapaciteit van belangrijke nettonultechnologieën in de Unie niet mogelijk zal zijn zonder een aanzienlijke gekwalificeerde beroepsbevolking, is het noodzakelijk maatregelen te nemen om de activering van meer mensen op de arbeidsmarkt te stimuleren, met name wat betreft vrouwen en NEET-jongeren (jongeren die geen onderwijs en geen opleiding volgen en geen werk hebben), onder meer door op kwalificaties gebaseerde aanwerving aan te vullen met werkwijzen gericht op vaardigheden. Daarnaast is, voor werknemers in teruglopende of overbodig geworden sectoren, specifieke steun bij de overstap naar een nieuwe baan belangrijk, in overeenstemming met de doelstellingen van de aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit. Dit betekent dat moet worden geïnvesteerd in vaardigheden en in het scheppen van de hoogwaardige werkgelegenheid die voor de nettonultechnologieën in de Unie nodig zijn. Voortbouwend op en met de opgedane kennis in het kader van bestaande initiatieven zoals het Europees pact voor vaardigheden, activiteiten op EU-niveau op het gebied van informatie over en prognoses betreffende vaardigheden, bijvoorbeeld door het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) en de Europese Arbeidsautoriteit, en de blauwdrukken voor sectorale samenwerking op het gebied van vaardigheden, is het de bedoeling alle actoren te mobiliseren: de instanties van de lidstaten, ook op regionaal en lokaal niveau, aanbieders van onderwijs en opleidingen, sociale partners en het bedrijfsleven, en met name kmo’s, om de behoeften aan vaardigheden vast te stellen, onderwijs- en opleidingsprogramma’s te ontwikkelen en deze snel operationeel te krijgen en op grote schaal in te zetten. Strategische nettonulprojecten spelen in dit verband een belangrijke rol. De lidstaten en de Commissie kunnen zorgen voor financiële steun, onder meer door de mogelijkheden van de Uniebegroting te benutten via instrumenten zoals het Europees Sociaal Fonds Plus, het Fonds voor een rechtvaardige transitie, Europese fondsen voor regionale ontwikkeling, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het moderniseringsfonds, REPowerEU en het programma voor de eengemaakte markt.

(66)Voortbouwend op eerdere ervaringen, zoals die van het EU-pact voor vaardigheden en de Europese alliantie voor batterijen, moeten de academies voor nettonultechnologie leerinhoud voor onderwijs en opleidingen ontwikkelen en verspreiden zodat die kan worden ingezet om de voor belangrijke waardeketens voor nettonultechnologie benodigde werknemers bij en om te scholen, bijvoorbeeld op het gebied van fotovoltaïsche en thermische zonne-energietechnologieën, technologieën voor hernieuwbare waterstof en grondstoffen. De desbetreffende academies zouden ernaar streven binnen drie jaar na hun oprichting elk opleidingen en onderwijs voor 100 000 lerenden mogelijk te maken om bij te dragen tot de beschikbaarheid van voor de nettonultechnologieën vereiste vaardigheden, waaronder in kleine en middelgrote ondernemingen. Die leerinhoud moet in samenwerking met aanbieders van onderwijs en opleidingen in de lidstaten, de desbetreffende instanties van de lidstaten en de sociale partners worden ontwikkeld en verspreid. De door de academies samen te stellen leerinhoud moet door aanbieders van onderwijs en opleidingen, marktdeelnemers in de industrie en andere actoren op het gebied van bij- en omscholing in de lidstaten, zoals openbare diensten voor arbeidsvoorziening, worden aangeleverd Om de transparantie en overdraagbaarheid van vaardigheden en de mobiliteit van werknemers te waarborgen, zullen de academies voor nettonultechnologie credentials, en bijvoorbeeld ook microcredentials, ontwikkelen en uitrollen die de leerprestaties inzichtelijk maken. Zij moeten worden afgegeven in de vorm van Europese credentials voor leerprestaties en zouden kunnen worden geïntegreerd in Europass-profielen en, indien van toepassing, worden opgenomen in nationale kwalificatiekaders. De lidstaten worden aangemoedigd om, via nationale programma’s evenals financiering van de Unie, onder meer uit het Europees Sociaal Fonds Plus, de herstel- en veerkrachtfaciliteit, het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, het moderniseringsfonds en het instrument voor technische ondersteuning, steun te verlenen voor voortdurende om- en bijscholing die via de academies en de desbetreffende aanbieders van onderwijs en opleidingen voor hun grondgebied wordt aangeboden. Het platform voor nettonultechnologie in Europa moet helpen de werkzaamheden van de academies aan te sturen en daarop toezicht te houden.

(67)Hoewel het bij gebrek aan specifieke bepalingen in het Unierecht met minimumopleidingseisen voor de toegang tot of de uitoefening van een gereglementeerd beroep aan de lidstaten is om te beslissen of en hoe een beroep wordt gereglementeerd, mogen nationale regels voor de toegang tot gereglementeerde beroepen geen ongerechtvaardigde of onevenredige belemmering voor de uitoefening van die grondrechten vormen. De bevoegdheid om de toegang tot een beroep te reglementeren moet worden uitgeoefend binnen de grenzen van de beginselen van non-discriminatie en evenredigheid, overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/958 van het Europees Parlement en de Raad van 28 juni 2018 betreffende een evenredigheidsbeoordeling voorafgaand aan de vaststelling van een nieuwe reglementering van beroepen. Bij hun beoordeling moeten de lidstaten rekening houden met de nadelige gevolgen die het reglementeren van beroepen zou kunnen hebben op de beschikbaarheid van vaardigheden in de nettonulindustrie en ernaar streven het reglementeren op deze gebieden zoveel mogelijk te beperken. 

(68)Wanneer de door de Europese academies voor nettonultechnologie ontwikkelde leerprogramma’s leiden tot credentials die nuttig zouden zijn voor personen die toegang willen krijgen tot een gereglementeerd beroep, moeten de lidstaten, om de mobiliteit in beroepen in strategische nettonulindustrieën te vergemakkelijken, deze credentials aanvaarden als voldoende bewijs van de kennis, vaardigheden en competenties waarvoor zij zijn afgegeven.

(69)Op het niveau van de Unie moet een platform voor nettonultechnologie in Europa worden opgericht, dat zal bestaan uit de lidstaten en wordt voorgezeten door de Commissie. Het platform voor nettonultechnologie in Europa kan de Commissie en de lidstaten adviseren en bijstaan bij specifieke kwesties en een referentie-instantie vormen waarbinnen de Commissie en de lidstaten hun optreden coördineren en de uitwisseling van informatie over kwesties in verband met deze verordening vergemakkelijkt wordt. Het platform voor nettonultechnologie in Europa moet de in de verschillende artikelen van deze verordening beschreven taken verder uitvoeren, met name met betrekking tot vergunningen, met inbegrip van centrale aanspreekpunten, strategische nettonulprojecten, coördinatie van financiering, markttoegang, vaardigheden en testomgevingen voor innovatieve nettonultechnologieën. Indien nodig kan het platform permanente of tijdelijke subgroepen oprichten en derden uitnodigen, zoals deskundigen of vertegenwoordigers van nettonulindustrieën.

(70)In het kader van het industrieel plan voor de Green Deal kondigde de Commissie al haar voornemen aan om industriële partnerschappen te ontwikkelen met betrekking tot nettonultechnologieën, om de wereldwijde toepassing van nettonultechnologieën te bevorderen en de rol van de industriële capaciteiten van de EU bij het effenen van de weg voor de wereldwijde transitie naar schone energie te ondersteunen. De Commissie en de lidstaten kunnen de partnerschappen binnen het platform coördineren door relevante bestaande partnerschappen en processen te bespreken, zoals groene partnerschappen, energiedialogen en andere vormen van bestaande bilaterale contractuele regelingen, alsook mogelijke synergieën met relevante bilaterale overeenkomsten van de lidstaten met derde landen te onderzoeken.

(71)De Unie moet ernaar streven de internationale handel en investeringen in nettonultechnologieën te diversifiëren en wereldwijd hoge sociale en milieunormen te bevorderen, in nauwe samenwerking en in partnerschap met gelijkgezinde landen. Evenzo moeten in nauwe samenwerking met partnerlanden en als deel van een open maar assertieve aanpak, sterkere inspanningen worden geleverd op het gebied van onderzoek en innovatie om nettonultechnologieën te ontwikkelen en uit te rollen.

(72)In het geval dat in deze verordening aan de Commissie de bevoegdheid wordt verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen, is het van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de in het interinstitutionele akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016 vastgelegde beginselen. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die de gedelegeerde handelingen voorbereiden.

(73)Voor zover een van de in deze verordening bedoelde maatregelen staatssteun vormt, doen de bepalingen betreffende dergelijke maatregelen geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag.

(74)Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Hoofdstuk I
Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1 
Onderwerp

1.Bij deze verordening wordt het kader van maatregelen voor het innoveren en opschalen van de productiecapaciteit voor nettonultechnologieën in de Unie vastgesteld, om de doelstelling van de Unie voor 2030 om de nettobroeikasgasemissies van de Unie met ten minste 55 % te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990 en de doelstelling van de Unie om tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2021/1119, te ondersteunen, en om de toegang van de Unie tot een zekere en duurzame toeleveringsstroom voor de nettonultechnologieën die nodig zijn om de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te waarborgen en bij te dragen tot het scheppen van hoogwaardige banen.

2.Met het oog op de in lid 1 bedoelde algemene doelstelling bevat deze verordening maatregelen, om ervoor te zorgen dat:

a)de productiecapaciteit in de Unie voor de in de bijlage vermelde strategische nettonultechnologieën tegen 2030 de benchmark haalt of benadert om ten minste 40 % van de jaarlijkse behoeften van de Unie wat betreft de uitrol van de desbetreffende technologieën die nodig zijn om de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 te verwezenlijken, intern te kunnen realiseren;

b)het vrije verkeer van nettonultechnologieën die op de eengemaakte markt worden gebracht, gewaarborgd is.

3.Indien de Commissie op basis van het in artikel 35 bedoelde verslag concludeert dat de Unie de in lid 1 opgenomen doelstellingen waarschijnlijk niet zal verwezenlijken, beoordeelt zij de haalbaarheid en evenredigheid van het voorstellen van maatregelen of het uitoefenen van haar bevoegdheden op het niveau van de Unie om de verwezenlijking van die doelstellingen te waarborgen.

Artikel 2 
Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op nettonultechnologieën, met uitzondering van de artikelen 26 tot en met 27 van deze verordening, die van toepassing zijn op innovatieve nettonultechnologieën. Grondstoffen, verwerkte materialen of componenten die onder het toepassingsgebied van Verordening (EU).../... [voetnoot toevoegen met publicatiegegevens van de verordening kritieke grondstoffen] vallen, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van deze verordening.

Artikel 3 
Definities

1.Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)“nettonultechnologieën”: technologieën voor hernieuwbare energie 66 ; technologieën voor elektriciteits- en warmteopslag; warmtepompen; nettechnologieën; technologieën voor hernieuwbare brandstoffen van niet-biologische oorsprong; technologieën voor duurzame alternatieve brandstoffen 67 ; elektrolyse-installaties en brandstofcellen; geavanceerde technologieën voor de productie van energie uit nucleaire processen met een minimum aan afval van de splijtstofcyclus, kleine modulaire reactoren en aanverwante brandstoffen met voor hun categorie uitstekende prestaties; technologieën voor koolstofafvang, -gebruik en -opslag, en energiesysteemgerelateerde energie-efficiëntietechnologieën. Hiermee worden de eindproducten, specifieke componenten en specifieke machines bedoeld die primair voor de productie van die producten worden gebruikt. Zij moeten een niveau van technologische paraatheid van ten minste 8 hebben bereikt;

b)“component”: een klein onderdeel van een nettonultechnologie dat door een bedrijf uit verwerkte materialen wordt vervaardigd en wordt verhandeld;

c)“innovatieve nettonultechnologieën”: technologieën die voldoen aan de definitie van “nettonultechnologieën” maar niet een niveau van technologische paraatheid van 8 of meer hebben bereikt, die wezenlijke innovatie met zich meebrengen, die momenteel niet op de markt beschikbaar zijn en die voldoende geavanceerd zijn om te worden getest in een gecontroleerde omgeving;

d)“project voor de productie van nettonultechnologie” of “productieproject”: een geplande industriële faciliteit of uitbreiding of herbestemming van een bestaande faciliteit voor de productie van nettonultechnologieën;

e)“strategisch nettonulproject”: een project voor de productie van nettonultechnologie dat zich in de Unie bevindt en voldoet aan de criteria van artikel 10;

f)“vergunningverleningsproces”: een proces dat alle relevante administratieve vergunningen omvat voor het plannen, opbouwen, uitbreiden en exploiteren van projecten voor de productie van nettonultechnologie, met inbegrip van alle eventueel vereiste vergunningen en milieubeoordelingen in verband met de bouw, chemische stoffen en aansluiting op het net, en dat alle administratieve aanvragen en procedures omvat vanaf de erkenning van de geldigheid van de aanvraag tot de kennisgeving van het raambesluit over het resultaat van de procedure door de verantwoordelijke nationale bevoegde instantie;

g)“raambesluit”: een door instanties van een lidstaat — met uitsluiting van rechterlijke instanties — genomen besluit of verzameling van besluiten waarin wordt bepaald of een projectpromotor vergunning voor de uitvoering van een project voor de productie van nettonultechnologie krijgt, onverminderd alle besluiten die worden genomen in de context van procedures van administratief beroep;

h)“projectpromotor”: een onderneming die of consortium van ondernemingen dat een project voor de productie van nettonultechnologie of een strategisch nettonulproject ontwikkelt;

i)“testomgeving voor nettonultechnologie”: een regeling die ondernemingen in staat stelt innovatieve nettonultechnologieën te testen in een gecontroleerde omgeving onder reële omstandigheden, in het kader van een specifiek plan dat wordt ontwikkeld en gemonitord door een bevoegde instantie;

j)“niveau van technologische paraatheid”: een methode om de rijpheid van technologieën in te schatten overeenkomstig de door het Internationaal Energieagentschap gebruikte classificatie;

k)“betrokken instantie”: instantie die volgens het nationaal recht bevoegd is voor de afgifte van vergunningen en toestemmingen betreffende de planning, het ontwerp en de bouw van onroerende activa, met inbegrip van energie-infrastructuur;

l)“openbare aanbestedingsprocedure”: een van de volgende procedures:

i)alle soorten gunningsprocedures die vallen onder Richtlijn 2014/24/EU wat betreft het sluiten van een overheidsopdracht, of onder Richtlijn 2014/25/EU wat betreft het sluiten van een opdracht voor werken, leveringen en diensten;

ii)een procedure voor de gunning van een concessie voor werken of diensten die valt onder Richtlijn 2014/23/EU;

m)“aanbestedende dienst”, in het kader van aanbestedingsprocedures: een aanbestedende dienst zoals gedefinieerd in artikel 6 van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 2, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 3 van Richtlijn 2014/25/EU;

n)“aanbestedende instantie”, in het kader van aanbestedingsprocedures: een aanbestedende instantie zoals gedefinieerd in artikel 7 van Richtlijn 2014/23/EU en artikel 4 van Richtlijn 2014/25/EU;

o)“opdracht”, in het kader van openbare aanbestedingsprocedures: een overheidsopdracht zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 5), van Richtlijn 2014/24/EU, “opdrachten” in de zin van “opdrachten voor werken, leveringen en diensten” zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Richtlijn 2014/25/EU en “concessies” in de zin van artikel 5, punt 1), van Richtlijn 2014/23/EU;

p)“veiling”: een mechanisme voor openbare aanbestedingsprocedures dat niet onder de definitie van “concessies” van artikel 5, punt 1), van Richtlijn 2014/23/EU valt;

q)“CO2-injectiecapaciteit”: de hoeveelheid CO2 die jaarlijks kan worden geïnjecteerd in een operationele geologische opslaglocatie, waarvoor krachtens Richtlijn 2009/31/EG een vergunning is verleend, met als doel emissies te verminderen of meer koolstofverwijderingen te realiseren, met name voor grote industriële installaties, en die wordt gemeten in ton per jaar;

r)“integratie van het energiesysteem”: oplossingen voor de planning en exploitatie van het energiesysteem in zijn geheel, over meerdere energiedragers, infrastructuren en verbruikssectoren heen, door hun onderlinge banden te versterken, zodat fossielvrije, betrouwbare en hulpbronnenefficiënte energiediensten kunnen worden geleverd tegen zo laag mogelijke kosten voor de samenleving;

s)“productiecapaciteit”: de totale outputcapaciteit van de in het kader van een productieproject geproduceerde nettonultechnologieën. Indien het productieproject geen eindproducten produceert, maar specifieke componenten of specifieke machines die primair voor de productie van die producten worden gebruikt, gaat het bij productiecapaciteit om de outputcapaciteit van het eindproduct voor de productie waarvan dergelijke componenten of specifieke machines zouden worden gebruikt.

Hoofdstuk II
Randvoorwaarden voor de productie van nettonultechnologie

Afdeling I
Stroomlijning van administratieve procedures en vergunningverleningsprocessen

Artikel 4 
Centraal aanspreekpunt

1.Uiterlijk op... [3 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] wijzen de lidstaten één nationale bevoegde instantie aan die verantwoordelijk is voor het faciliteren en coördineren van het vergunningverleningsproces voor projecten voor de productie van nettonultechnologie, onder meer voor strategische nettonulprojecten, en voor het verstrekken van advies over het verminderen van de administratieve lasten overeenkomstig artikel 5.

2.De in lid 1 bedoelde nationale bevoegde instantie is het enige aanspreekpunt voor de projectpromotor in het vergunningverleningsproces dat leidt tot een raambesluit voor een bepaald project en coördineert de indiening van alle relevante documenten en informatie.

3.De verantwoordelijkheden van de in lid 1 bedoelde nationale bevoegde instantie of de daarmee verband houdende taken kunnen voor een bepaald project worden gedelegeerd aan of uitgevoerd door een andere instantie, op voorwaarde dat:

a)de nationale bevoegde instantie de projectpromotor van die delegatie in kennis stelt;

b)voor elk van de projecten telkens één enkele instantie verantwoordelijk is;

c)één enkele instantie de indiening van alle relevante documenten en informatie coördineert.

4.Projectpromotoren mogen alle documenten die relevant zijn voor het vergunningverleningsproces in elektronische vorm indienen.

5.De nationale bevoegde instantie houdt bij het vergunningverleningsproces voor dit project overeenkomstig dit artikel rekening met al eerder uitgevoerde gefundeerde studies en al eerder verleende vergunningen of toestemmingen, en eist geen duplicaten van studies en vergunningen of toestemmingen, tenzij het Unierecht anders voorschrijft.

6.De nationale bevoegde instantie zorgt ervoor dat aanvragers gemakkelijk toegang hebben tot informatie over en eenvoudige procedures voor de beslechting van geschillen in verband met de vergunningverleningsproces en de afgifte van vergunningen voor het opzetten en uitbreiden van projecten, met inbegrip van, waar van toepassing, alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen.

7.De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale bevoegde instantie die voor de gehele vergunningverleningsprocessen, met inbegrip van alle procedurele stappen, verantwoordelijk is, over voldoende gekwalificeerd personeel en voldoende financiële, technische en technologische middelen, waaronder middelen voor bij- en omscholing, beschikt om haar taken uit hoofde van deze verordening doeltreffend te kunnen uitvoeren.

8.Binnen het in artikel 28 en 29 bedoelde platform wordt periodiek de toepassing van deze afdeling en de artikelen 12 en 13 besproken en worden beste praktijken betreffende de organisatie van nationale bevoegde instanties en het versnellen van vergunningsprocedures uitgewisseld.

Artikel 5 
Online-toegankelijkheid van informatie

De lidstaten stellen de volgende informatie over administratieve processen met betrekking tot projecten voor de productie van nettonultechnologie, met inbegrip van strategische nettonulprojecten, online en op gecentraliseerde en gemakkelijk toegankelijke wijze beschikbaar:

a)het vergunningverleningsproces

b)financiering en diensten in verband met investeringen;

c)financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten;

d)bedrijfsondersteunende diensten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de aangifte voor de vennootschapsbelasting, lokale belastingwetgeving en het arbeidsrecht.

Artikel 6 
Duur van het vergunningverleningsproces

1.Het vergunningverleningsproces voor projecten voor de productie van nettonultechnologie mag niet langer duren dan een van de volgende termijnen:

a)12 maanden voor de opbouw van projecten voor de productie van nettonultechnologie met een jaarlijkse productiecapaciteit van minder dan 1 GW;

b)18 maanden voor de opbouw van projecten voor de productie van nettonultechnologie met een jaarlijkse productiecapaciteit van meer dan 1 GW.

2.Voor projecten voor de productie van nettonultechnologie waarbij de jaarlijkse productiecapaciteit niet in GW wordt gemeten, mag het vergunningverleningsproces niet langer dan 18 maanden duren.

3.Voor de uitbreiding van de productiecapaciteit in bestaande productiefaciliteiten worden de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen gehalveerd.

4.In uitzonderlijke gevallen, wanneer de aard, de complexiteit, de locatie of de omvang van het voorgestelde project dit vereisen, kunnen de bevoegde instanties de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen met maximaal 1 maand verlengen; dit moet per geval worden beoordeeld en moet voor het verstrijken van die termijnen worden bepaald.

Wanneer de bevoegde instanties van oordeel zijn dat het voorgestelde project uitzonderlijke risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers of van de bevolking in het algemeen met zich meebrengt, en indien extra tijd nodig is om te bepalen of de passende waarborgen voorhanden zijn, kunnen zij die termijnen met nog eens 6 maanden verlengen; dit moet per geval worden beoordeeld en moet voor het verstrijken van die termijnen worden bepaald.

5.In beide gevallen stelt de bevoegde instantie de projectpromotor schriftelijk in kennis van de redenen voor de verlenging van de termijn en van de datum waarop het raambesluit schriftelijk kan worden verwacht.

6.Uiterlijk één maand na ontvangst van de vergunningsaanvraag bevestigen de bevoegde instanties de geldigheid van de aanvraag of verzoeken zij de projectpromotor om binnen veertien dagen na dat verzoek een volledige aanvraag in te dienen indien de projectpromotor niet alle voor de behandeling van een aanvraag vereiste informatie heeft toegezonden. De datum van de bevestiging van de geldigheid van de aanvraag door de in artikel 4, lid 1, bedoelde nationale bevoegde instantie dient als startdatum van het vergunningverleningsproces.

7.Uiterlijk één maand na de datum van de bevestiging van de geldigheid van de aanvraag stelt de nationale bevoegde instantie, in nauwe samenwerking met de projectpromotor en andere betrokken instanties, een gedetailleerd tijdschema voor het vergunningverleningsproces op. Het tijdschema wordt door de in artikel 4, lid 1, bedoelde nationale bevoegde instantie bekendgemaakt op een gratis toegankelijke website.

8.De in dit artikel vastgestelde termijnen laten verplichtingen die voortvloeien uit het Unie- en internationale recht onverlet, evenals administratieve beroepsprocedures en beroepsprocedures bij een rechterlijke instantie.

9.De in dit artikel vastgestelde termijnen voor de vergunningsprocedures laten eventuele kortere termijnen die door de lidstaten worden vastgesteld, onverlet.

Artikel 7 
Milieubeoordelingen en -vergunningen

1.Wanneer een milieueffectbeoordeling moet worden uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 5 tot en met 9 van Richtlijn 2011/92/EU, verzoekt de betrokken projectpromotor de in artikel 4 bedoelde bevoegde instantie om advies over de reikwijdte en het detailleringsniveau van de informatie die overeenkomstig artikel 5, lid 1, van die richtlijn in het milieueffectbeoordelingsrapport moet worden opgenomen. De nationale bevoegde instantie zorgt ervoor dat het in de eerste alinea bedoelde advies zo spoedig mogelijk en binnen een termijn van ten hoogste dertig dagen na de datum waarop de projectpromotor zijn verzoek heeft ingediend, wordt uitgebracht.

2.Wanneer de verplichting om een beoordeling van de milieueffecten uit te voeren gelijktijdig voortvloeit uit meerdere richtlijnen uit de lijst van Richtlijn 2011/92/EU, Richtlijn 92/43/EEG, Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad 68 , Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad 69 , Richtlijn 2010/75/EU en Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad 70 , voorziet de nationale bevoegde instantie in gecoördineerde of gezamenlijke procedures die aan de voorschriften van die Uniewetgeving voldoen.

In het kader van de in de eerste alinea bedoelde gecoördineerde procedure coördineert de nationale bevoegde instantie de verschillende door de toepasselijke wetgeving van de Unie vereiste afzonderlijke beoordelingen van de milieueffecten van een bepaald project.

In het kader van de in de eerste alinea bedoelde gezamenlijke procedure voorziet de nationale bevoegde instantie in één enkele beoordeling van de milieueffecten van een bepaald project, zoals door de toepasselijke wetgeving van de Unie vereist.

3.De nationale bevoegde instantie zorgt ervoor dat de betrokken instanties binnen drie maanden na ontvangst van alle overeenkomstig de artikelen 5, 6 en 7 van Richtlijn 2011/92/EU verzamelde informatie en na afloop van het in de artikelen 6 en 7 van die richtlijn bedoelde overleg een gemotiveerde conclusie over de milieueffectbeoordeling uitbrengen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt g), iv), van Richtlijn 2011/92/EU.

4.De termijnen waarbinnen het betrokken publiek wordt geraadpleegd over het in artikel 5, lid 1, van Richtlijn 2011/92/EU bedoelde milieueffectbeoordelingsrapport bedragen ten hoogste 45 dagen. In gevallen die onder artikel 6, lid 4, tweede alinea, vallen, wordt deze termijn verlengd tot 90 dagen.

Artikel 8 
Planning

1.Bij het opstellen van plannen, met inbegrip van bestemmingsplannen en plannen voor ruimtelijke ordening, nemen de nationale, regionale en lokale autoriteiten waar passend in die plannen bepalingen op voor de ontwikkeling van projecten voor de productie van nettonultechnologie, met inbegrip van strategische nettonulprojecten. Er wordt prioriteit gegeven aan kunstmatige en bebouwde oppervlakken, industrieterreinen, brownfieldterreinen en, waar passend, greenfieldterreinen die niet bruikbaar zijn voor de land- en bosbouw.

2.Indien plannen met bepalingen voor de ontwikkeling van productieprojecten voor nettonultechnologie, met inbegrip van strategische nettonulprojecten, onderworpen zijn aan een beoordeling uit hoofde van Richtlijn 2001/42/EG en artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG, worden die beoordelingen gecombineerd. Indien van belang wordt in die gecombineerde beoordeling ook aandacht besteed aan de gevolgen voor mogelijk getroffen waterlichamen en wordt nagegaan of het plan kan verhinderen dat een waterlichaam een goede toestand of goed potentieel bereikt, of een achteruitgang van de toestand of van het potentieel als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG kan veroorzaken, of het bereiken van een goede toestand of een goed potentieel zou kunnen belemmeren. Indien van belang moeten de lidstaten de effecten van bestaande en toekomstige activiteiten op het mariene milieu, met inbegrip van de wisselwerking tussen land en zee, als bedoeld in artikel 4 van Richtlijn 2014/89/EU, beoordelen, en dan worden deze effecten ook in de gecombineerde beoordeling opgenomen.

Artikel 9 
Toepasselijkheid van VN/ECE-verdragen

1.De bepalingen van deze verordening doen geen afbreuk aan de verplichtingen uit hoofde van de artikelen 6 en 7 van het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, ondertekend te Aarhus op 25 juni 1998, en uit hoofde van het VN/ECE-Verdrag betreffende milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, ondertekend te Espoo op 25 februari 1991.

2.Alle op grond van deze afdeling en de artikelen 12 en 13 vastgestelde besluiten worden openbaar toegankelijk gemaakt.

Afdeling II
Strategische nettonulprojecten

Artikel 10 
Selectiecriteria

1.De lidstaten erkennen projecten voor de productie van nettonultechnologie als strategische nettonulprojecten wanneer zij overeenstemmen met een in de bijlage vermelde en zich in de Unie bevindende technologie die bijdraagt tot de verwezenlijking van de in artikel 1 van deze verordening opgenomen doelstellingen, en die aan ten minste een van de volgende criteria voldoen:

a)het project voor de productie van nettonultechnologie draagt bij tot de technologische en industriële veerkracht van het energiesysteem van de Unie doordat de productiecapaciteit wordt vergroot van een component of deel van de waardeketen voor nettonultechnologie waarvoor de Unie sterk van invoer uit één enkel derde land afhankelijk is;

b)het project voor de productie van nettonultechnologie heeft een positief effect op de toeleveringsketen van de nettonulindustrie of stroomafwaartse sectoren in de Unie, buiten de projectpromotor en de betrokken lidstaten om, en draagt bij tot het concurrentievermogen van en hoogwaardige werkgelegenheid in de toeleveringsketen van de nettonulindustrie van de Unie, en voldoet aan ten minste drie van de volgende criteria:

i)het voegt een aanzienlijke mate van productiecapaciteit in de Unie voor nettonultechnologieën toe;

ii)het produceert technologieën die verdere verduurzaming en betere prestaties mogelijk maken;

iii)in het kader ervan worden maatregelen genomen om de werknemers die voor nettonultechnologieën nodig zijn aan te trekken, bij te scholen of om te scholen, onder meer door middel van leer-werktrajecten, in nauwe samenwerking met de sociale partners;

iv)het werkt op basis van een omvangrijk geheel van koolstofarme en circulaire productiepraktijken, met inbegrip van terugwinning van afvalwarmte.

2.De lidstaten erkennen CO2-opslagprojecten die aan de volgende cumulatieve criteria voldoen, als strategische nettonulprojecten:

a)de CO2-opslaglocatie bevindt zich op het grondgebied van de Unie, haar exclusieve economische zones of op het continentaal plat in de zin van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos);

b)het CO2-opslagproject draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 18 beschreven doelstelling;

c)voor het CO2-opslagproject is een vergunning aangevraagd voor de veilige en permanente geologische opslag van CO2 overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG.

3.Projecten voor de productie van een van de in de bijlage vermelde nettonultechnologieën en die zich bevinden in “minder ontwikkelde regio’s en overgangsregio’s” en door het Fonds voor een rechtvaardige transitie bestreken gebieden en die in aanmerking komen voor steun in het kader van het cohesiebeleid, worden op verzoek van de projectpromotor door de lidstaten erkend als strategische nettonulprojecten uit hoofde van artikel 11, lid 3, zonder dat de projectpromotor een formele aanvraag uit hoofde van artikel 11, lid 2, hoeft in te dienen.

4.Een zich in de Unie bevindend project voor de productie van nettonultechnologie dat bijdraagt tot de verwezenlijking van de in artikel 1, lid 1, opgenomen doelstellingen en dat ofwel uit het ETS-innovatiefonds wordt ondersteund, ofwel deel uitmaakt van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang, Europese waterstofvalleien, of van de waterstofbank, wordt, wanneer die fondsen investeringen in productiecapaciteit voor een in de bijlage vermelde technologie ondersteunen, op verzoek van de projectpromotor door de lidstaten erkend als strategisch nettonulproject uit hoofde van artikel 11, lid 3, zonder dat de projectpromotor een formele aanvraag uit hoofde van artikel 11, lid 2, hoeft in te dienen.

Artikel 11 
Aanvraag en erkenning

1.Aanvragen voor de erkenning van projecten op het gebied van nettonultechnologie als strategische nettonulprojecten worden door de projectpromotor bij de betrokken lidstaat ingediend.

2.De in lid 1 bedoelde aanvraag moet alle volgende elementen omvatten:

a)relevante bewijsstukken met betrekking tot de naleving van de criteria van artikel 10, lid 1 of lid 2;

b)een bedrijfsplan waarin de financiële levensvatbaarheid van het project wordt beoordeeld en dat moet stroken met de doelstelling om hoogwaardige werkgelegenheid te scheppen.

3.Lidstaten beoordelen de in lid 1 bedoelde aanvraag binnen een maand en aan de hand van een eerlijk en transparant proces. De afwezigheid van een besluit van lidstaten binnen die termijn geldt als erkenning van het project.

4.De Commissie kan een advies uitbrengen over de erkende projecten. Als de aanvraag door een lidstaat wordt afgewezen, heeft de aanvrager het recht de aanvraag in te dienen bij de Commissie, die de aanvraag binnen 20 werkdagen beoordeelt.

5.Indien de Commissie na haar beoordeling overeenkomstig lid 4 de afwijzing van de aanvraag door de lidstaat bevestigt, stelt zij de aanvrager per brief in kennis van haar conclusie. Wanneer de Commissie tot een ander oordeel komt dan de lidstaat, wordt het project in kwestie besproken binnen het platform voor nettonultechnologie in Europa.

6.Indien de Commissie of een lidstaat tot de bevinding komt dat een strategisch nettonulproject ingrijpende wijzigingen heeft ondergaan of dat het niet langer voldoet aan de criteria van artikel 10, lid 1 of lid 3, of indien de erkenning ervan gebaseerd was op een aanvraag met onjuiste informatie, stelt deze de betrokken projectpromotor daarvan in kennis. Na de projectpromotor te hebben gehoord, kan de lidstaat het besluit tot toekenning van de status van strategisch nettonulproject intrekken.

7.Projecten die niet langer als strategisch nettonulproject worden erkend, verliezen alle met die status verbonden rechten uit hoofde van deze verordening.

8.De Commissie begint en onderhoudt een openbaar register van strategische nettonulprojecten.

Artikel 12

Prioritaire status van strategische nettonulprojecten

1.Projectpromotoren en alle instanties die volgens het nationale recht bevoegd zijn voor de afgifte van verschillende vergunningen en toestemmingen betreffende de planning, het ontwerp en de bouw van onroerende activa, met inbegrip van energie-infrastructuur, zorgen ervoor dat deze processen voor strategische nettonulprojecten zo snel mogelijk en in overeenstemming met het Unierecht en het nationale recht worden afgehandeld.

2.Onverminderd de verplichtingen waarin het Unierecht voorziet, kennen de lidstaten aan strategische nettonulprojecten de hoogst mogelijke status van nationaal belang toe, indien het nationale recht een dergelijke status erkent, en worden zij als zodanig behandeld in de vergunningverleningsprocessen, met inbegrip van die met betrekking tot milieubeoordelingen en, indien het nationale recht daarin voorziet, die met betrekking tot ruimtelijke ordening.

3.Strategische nettonulprojecten worden geacht bij te dragen tot de voorzieningszekerheid wat betreft strategische nettonultechnologieën in de Unie en derhalve in het algemeen belang te zijn. Met betrekking tot de milieueffecten waarop de artikelen 6, lid 4, en 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG, artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG en artikel 9, lid 1, punt a), van Richtlijn 2009/147/EG betrekking hebben, worden strategische nettonulprojecten in de Unie beschouwd als projecten van algemeen belang en kunnen zij als zijnde van groot openbaar belang worden beschouwd, mits aan alle voorwaarden van die richtlijnen is voldaan.

4.Alle procedures voor geschillenbeslechting, beroepsprocedures, bezwaarschriften en rechtsmiddelen in verband met strategische nettonulprojecten voor een nationale rechterlijke instantie, gerecht of kamer, met inbegrip van bemiddeling of arbitrage, indien het nationale recht daarin voorziet, worden met spoed behandeld, indien en voor zover het nationale recht in dergelijke spoedprocedures voorziet en de normaal toepasselijke rechten van de verdediging voor individuen of lokale gemeenschappen worden geëerbiedigd; projectpromotoren van strategische nettonulprojecten nemen indien van toepassing aan dergelijke spoedprocedures deel.

Artikel 13 
Duur van het vergunningverleningsproces voor strategische nettonulprojecten

1.Het vergunningverleningsproces voor strategische nettonulprojecten mag niet langer duren dan een van de volgende termijnen:

a)9 maanden voor de opbouw van strategische nettonulprojecten met een jaarlijkse productiecapaciteit van minder dan 1 GW;

b)12 maanden voor de opbouw van strategische nettonulprojecten met een jaarlijkse productiecapaciteit van meer dan 1 GW;

c)18 maanden voor alle benodigde vergunningen voor de exploitatie van een opslaglocatie overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG.

2.Voor strategische nettonulprojecten waarbij de jaarlijkse productiecapaciteit niet in GW wordt gemeten, mag het vergunningverleningsproces niet langer dan 12 maanden duren.

3.Voor de uitbreiding van de productiecapaciteit in bestaande productiefaciliteiten worden de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen gehalveerd.

4.De nationale bevoegde instanties zorgen ervoor dat het uitblijven van een antwoord van de betrokken administratieve instanties binnen de in dit artikel bedoelde toepasselijke termijnen leidt tot de specifieke tussentijdse stappen die als goedkeuring moeten worden beschouwd, behalve wanneer het specifieke project onderworpen is aan een milieueffectbeoordeling overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of Richtlijn 2000/60/EG, Richtlijn 2008/98/EG, Richtlijn 2009/147/EG, Richtlijn 2010/75/EU, 2011/92/EU of Richtlijn 2012/18/EU of er vastgesteld moet worden of een dergelijke milieueffectbeoordeling nodig is en de desbetreffende beoordelingen nog niet zijn uitgevoerd, of wanneer het beginsel van stilzwijgende goedkeuring of administratieve stilte in het nationale rechtsstelsel niet bestaat. Deze bepaling is niet van toepassing op definitieve besluiten over de uitkomst van het proces, die expliciet moeten zijn. Alle besluiten worden openbaar toegankelijk gemaakt.

Artikel 14 
Versnelde uitvoering

1.De Commissie en de lidstaten ondernemen activiteiten om particuliere investeringen in strategische nettonulprojecten te versnellen en aan te trekken. Bij dergelijke activiteiten kunnen, onverminderd artikel 107 en artikel 108 van het VWEU, onder meer bestaan uit het verlenen en coördineren van steun voor strategische nettonulprojecten die moeilijkheden ondervinden bij de toegang tot financiering.

2.De lidstaten kunnen administratieve steun aan strategische nettonulprojecten verlenen om de snelle en doeltreffende uitvoering ervan te vergemakkelijken, onder meer door te voorzien in:

a)bijstand bij de naleving van de toepasselijke administratieve en rapportageverplichtingen;

b)bijstand aan projectpromotoren om het publieke draagvlak voor het project verder te vergroten.

Artikel 15 
Coördinatie van financiering

1.Binnen het bij artikel 28 opgerichte platform voor nettonultechnologie in Europa worden de financiële behoeften en knelpunten van strategische nettonulprojecten besproken en eventuele beste praktijken uitgewisseld, met name met het doel grensoverschrijdende toeleveringsketens van de EU te ontwikkelen, in belangrijke mate op basis van regelmatige uitwisselingen met de relevante industriële allianties.

2.Het platform voor nettonultechnologie in Europa biedt op verzoek van de promotor van het strategische nettonulproject de mogelijkheid van besprekingen en advies over de wijze waarop de financiering voor het project kan worden rondgekregen, rekening houdend met de reeds toegezegde financiering, waarbij ten minste de volgende elementen worden overwogen: 

a)aanvullende particuliere financieringsbronnen;

b)steun met middelen van de Europese Investeringsbank Groep of andere internationale financiële instellingen, waaronder de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling;

c)bestaande instrumenten en programma’s van de lidstaten, ook van nationale stimuleringsbanken en -instellingen;

d)relevante subsidie- en financieringsprogramma’s van de Unie.

Hoofdstuk III
CO
2-injectiecapaciteit

Artikel 16 
EU-doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit

Tegen 2030 wordt een jaarlijkse injectiecapaciteit van ten minste 50 miljoen ton CO2 bereikt in niet met tertiaire winning van koolwaterstoffen gecombineerde opslaglocaties op het grondgebied van de Europese Unie, haar exclusieve economische zones of op het continentaal plat in de zin van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee (Unclos).

Artikel 17 
Transparantie van gegevens over de CO2-opslagcapaciteit

1.Uiterlijk 3 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)gegevens over gebieden op hun grondgebied waar CO2-opslaglocaties kunnen worden toegestaan, openbaar toegankelijk gemaakt worden;

b)entiteiten die over een vergunning in de zin van artikel 1, punt 3, van Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad 71 op hun grondgebied beschikken, ertoe worden verplicht alle geologische gegevens over productielocaties die buiten gebruik zijn gesteld of waarvan de ontmanteling aan de bevoegde instantie is gemeld, openbaar toegankelijk te maken;

c)de gegevens voor de toepassing van punt a) ten minste de informatie omvatten die wordt gevraagd in de mededeling van de Commissie over richtsnoeren voor de lidstaten voor de actualisering van de nationale energie- en klimaatplannen voor 2021-2030.

2.Uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening, en vervolgens elk jaar, dient elke lidstaat bij de Commissie een verslag in met een beschrijving van:

a)de lopende projecten voor het afvangen van CO2 en een raming van de overeenkomstige behoefte aan injectie- en opslagcapaciteit;

b)de lopende projecten voor de opslag van CO2 op zijn grondgebied, met inbegrip van de status van vergunning uit hoofde van Richtlijn 2009/31/EG, verwachte data voor het definitieve investeringsbesluit (FID) en de inbedrijfstelling;

c)de nationale steunmaatregelen die kunnen worden vastgesteld om de in punt a) en b) bedoelde projecten te stimuleren.

Artikel 18 
Bijdrage van olie- en gasproducenten met een vergunning

1.Elke entiteit die houder is van een vergunning zoals gedefinieerd in artikel 1, punt 3, van Richtlijn 94/22/EG levert een individuele bijdrage aan de in artikel 16 vastgestelde EU-doelstelling voor beschikbare CO2-injectiecapaciteit. Die individuele bijdragen worden pro rata berekend op basis van het aandeel van elke entiteit in de productie van ruwe aardolie en aardgas in de Unie van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 en bestaan uit CO2-injectiecapaciteit in een opslaglocatie waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide een vergunning is verleend en die tegen 2030 beschikbaar is voor de markt.

2.Binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de in lid 1 bedoelde entiteiten en hun volumes voor de productie van ruwe aardolie en aardgas in de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2023 vast en delen ze deze mee aan de Europese Commissie.

3.Na ontvangst van de overeenkomstig artikel 17, lid 2, van deze verordening ingediende verslagen specificeert de Commissie, na raadpleging van de lidstaten en belanghebbenden, het aandeel van de bijdrage aan de CO2-injectiecapaciteit van de Unie tegen 2030 voor de in lid 1 bedoelde entiteiten.

4.Binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van de verordening dienen de in lid 1 bedoelde entiteiten bij de Commissie een plan in waarin wordt uiteengezet hoe zij voornemens zijn hun bijdrage te leveren aan het bereiken van doelstelling van de Unie voor 2030 wat betreft de CO2-injectiecapaciteit. In die plannen:

a)wordt de bijdrage van de entiteit bevestigd, die wordt uitgedrukt in het beoogde volume nieuwe CO2-opslag- en injectiecapaciteit dat tegen 2030 in gebruik zal zijn genomen;

b)worden de middelen en mijlpalen voor het bereiken van het beoogde volume gespecificeerd.

5.Om tot hun beoogde volumes van beschikbare injectiecapaciteit te komen, kunnen de in lid 1 bedoelde entiteiten:

a)alleen of in samenwerking CO2-opslagprojecten ontwikkelen;

b)overeenkomsten sluiten met andere in lid 1 bedoelde entiteiten;

c)ten behoeve van het leveren van hun bijdrage overeenkomsten sluiten met derden die opslagprojecten ontwikkelen of daarin investeren.

6.Twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening, en vervolgens elk jaar, dienen de in lid 1 bedoelde entiteiten bij de Commissie een verslag over hun vooruitgang bij het leveren van hun bijdrage in. De Commissie maakt deze verslagen openbaar.

7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 32 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen wat betreft:

a)de mate waarin en manier waarop de overeenkomsten tussen de in lid 1 bedoelde entiteiten en investeringen in opslagcapaciteit die in het bezit is van derden kunnen worden gebruikt om aan de individuele bijdragen uit hoofde van lid 5, punten b) en c) te voldoen;

b)de inhoud van de verslagen zoals bedoeld in lid 6.

Hoofdstuk IV
Markttoegang

Artikel 19 
Bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht in openbare aanbestedingsprocedures

1.Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties baseren de gunning van opdrachten voor de in de bijlage opgenomen nettonultechnologie op een openbare aanbestedingsprocedure voor de economisch voordeligste inschrijving, met inbegrip van de beste prijs-kwaliteitsverhouding, die ten minste de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht van de inschrijving omvat, in overeenstemming met de Richtlijnen 2014/23/EU, 2014/24/EU of 2014/25/EU, de toepasselijke sectorale wetgeving, en de internationale verbintenissen van de Unie, met inbegrip van de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten waartoe de Unie zich verbonden heeft.

2.De bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht is gebaseerd op de volgende cumulatieve criteria, die objectief, transparant en niet-discriminerend zijn:

a)een milieuduurzaamheid die verder gaat dan de in de toepasselijke wetgeving opgenomen minimumvereisten;

b)als er een innovatieve oplossing moet worden ontwikkeld, het effect en de kwaliteit van het uitvoeringsplan, met inbegrip van risicobeheersmaatregelen; 

c)indien van toepassing, de bijdrage van de inschrijving aan de integratie van het energiesysteem;

d)de bijdrage van de inschrijving aan de veerkracht, rekening houdend met het aandeel van de producten dat afkomstig is van één enkele bron, zoals bepaald overeenkomstig Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad 72 , en waarvan meer dan 65 % van de toelevering voor die specifieke nettonultechnologie in de Unie afkomstig is uit het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, ten opzichte van wanneer de aanbestedingsprocedure plaatsvindt.

3.Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kennen de bijdrage van de inschrijving wat betreft duurzaamheid en veerkracht een wegingsfactor toe van tussen 15 % en 30 % van de gunningscriteria, onverminderd de toepassing van artikel 41, lid 3, van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 67, lid 5, van Richtlijn 2014/24/EU of artikel 82, lid 5, van Richtlijn 2014/25/EU voor het toekennen van een grotere wegingsfactor voor de in lid 2, punten a) en b), bedoelde criteria.

4.De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie is niet verplicht de overwegingen in verband met de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht van nettonultechnologieën toe te passen, indien die toepassing die dienst of instantie ertoe zou verplichten apparatuur aan te schaffen tegen onevenredige kosten of met technische kenmerken die van die van bestaande apparatuur verschillen, zodat incompatibiliteit ontstaat of zich technische problemen bij het gebruik en het onderhoud voordoen. Kostenverschillen van meer dan 10 % kunnen door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties als onevenredig worden beschouwd. Deze bepaling doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om abnormaal lage inschrijvingen uit te sluiten overeenkomstig artikel 69 van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 84 van Richtlijn 2014/25/EU, noch aan andere gunningscriteria in overeenstemming met de EU-wetgeving, met inbegrip van sociale aspecten overeenkomstig artikel 30, lid 3, en artikel 36, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/23/EU, artikel 18, lid 2, en artikel 67, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 36, lid 2, en artikel 82, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU.

Artikel 20 
Veilingen voor de uitrol van hernieuwbare energiebronnen

1.Onverminderd artikel 4 van Richtlijn (EU) 2018/2001 en de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, en onverminderd de internationale verbintenissen van de Unie, met inbegrip van de GPA-overeenkomst en andere internationale overeenkomsten waartoe de Unie zich verbonden heeft, beoordelen lidstaten, regionale of lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit een of meer van deze autoriteiten of een of meer van deze instellingen, bij het opstellen van de criteria voor het rangschikken van biedingen in het kader van veilingen, die tot doel hebben de productie of het verbruik van energie uit hernieuwbare bronnen in de zin van artikel 2, punt 1, van Richtlijn (EU) 2018/2001 te ondersteunen, de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht zoals bedoeld in artikel 19, lid 2, van deze verordening.

2.Aan de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht wordt een wegingsfactor toegekend van tussen 15 % en 30 % van de gunningscriteria, onverminderd de mogelijkheid om een hogere wegingsfactor toe te kennen aan de criteria in artikel 19, lid 2, punt a) en b), indien van toepassing op grond van Uniewetgeving, en aan eventuele beperkingen voor niet-prijsgerelateerde criteria die in het kader van de staatssteunregels zijn vastgesteld.

3.De lidstaten, regionale of lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit een of meer van deze autoriteiten of een of meer van deze instellingen zijn niet verplicht de overwegingen in verband met de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht van nettonultechnologieën toe te passen, indien die toepassing die entiteiten ertoe zou verplichten apparatuur aan te schaffen tegen onevenredige kosten of met technische kenmerken die van die van bestaande apparatuur verschillen, zodat incompatibiliteit ontstaat of zich technische problemen bij het gebruik en het onderhoud voordoen. Kostenverschillen van meer dan 10 % kunnen door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties als onevenredig worden beschouwd.

Artikel 21 
Andere vormen van overheidsinterventie

1.Onverminderd de artikelen 107 en 108 van het Verdrag en artikel 4 van Richtlijn 2018/2001 73 en in overeenstemming met de internationale verbintenissen van de Unie, zorgen lidstaten, regionale of lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit een of meer van deze autoriteiten of een of meer van deze instellingen wanneer zij besluiten tot het opzetten van regelingen die ten goede komen aan huishoudens of consumenten en die de aankoop van in de bijlage vermelde eindproducten met nettonultechnologie stimuleren, voor een regeling die dusdanig wordt vormgegeven dat de aankoop door de begunstigden van eindproducten met nettonultechnologie die een grote bijdrage leveren wat betreft duurzaamheid en veerkracht als bedoeld in artikel 19, lid 2, wordt gestimuleerd door middel van evenredige aanvullende financiële compensatie.

2.De aanvullende financiële compensatie die door de instanties overeenkomstig lid 1 wordt toegekend als gevolg van de toepassing van de in artikel 19, lid 2, in de punten b), c) en d), bedoelde criteria, mag niet meer bedragen dan 5 % van de kosten van het eindproduct met nettonultechnologie voor de consument.

3.Bij het vormgeven en toepassen van een regeling onder lid 1, baseert de instantie zich op een open, niet-discriminerend en transparant proces om de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht van de op de markt beschikbare producten te beoordelen. Voor elk eindproduct met nettonultechnologie kan te allen tijde een aanvraag voor toegang tot die regeling worden ingediend. De instantie specificeert een minimumscore voor producten die voor de aanvullende financiële compensatie in het kader van de steunregeling in aanmerking komen.

4.De lidstaten maken voor elk relevant nettonultechnologieproduct op één gratis toegankelijke website alle informatie met betrekking tot regelingen overeenkomstig artikel 21, lid 1, openbaar.

Artikel 22 
Coördinatie van initiatieven inzake markttoegang

1.Indien gewenst verstrekt de Commissie richtsnoeren over de criteria voor beoordeling van de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht van beschikbare producten die in aanmerking komen voor de vormen van overheidsinterventie van de artikelen 19, 20 en 21.

2.De Commissie stelt een lijst beschikbaar met alle in de bijlage vermelde eindproducten met nettonultechnologie, die is uitgesplitst naar het aandeel van het aanbod in de Unie dat afkomstig is uit verschillende derde landen op basis van het laatste jaar waarvoor gegevens beschikbaar zijn, en werkt deze informatie regelmatig bij.

3.Binnen het platform voor nettonultechnologie in Europa worden de door de lidstaten ter uitvoering van de artikelen 19 en 21 getroffen maatregelen besproken en worden beste praktijken uitgewisseld, onder meer met betrekking tot ervaringen met het gebruik van criteria om bij openbare aanbestedingen de bijdrage wat betreft duurzaamheid en veerkracht te beoordelen, of ervaring met regelingen om de aankoop van eindproducten met nettonultechnologie te stimuleren.

Hoofdstuk V
Verbetering van vaardigheden voor hoogwaardige werkgelegenheid

Artikel 23 
Europese academies voor nettonultechnologie

1.De Commissie ondersteunt, onder meer door het verstrekken van startfinanciering, de oprichting van Europese academies voor nettonultechnologie, die tot doel hebben:

a)leerprogramma’s, leerinhoud en leer- en opleidingsmateriaal te ontwikkelen voor opleidingen en onderwijs betreffende het ontwikkelen, produceren, installeren, in bedrijf stellen, gebruiken, onderhouden en recyclen van nettonultechnologieën, en de bijbehorende grondstoffen, en ter ondersteuning van de capaciteiten van de in hoofdstuk II bedoelde overheidsinstanties die voor de afgifte van vergunningen verantwoordelijk zijn en van de in hoofdstuk IV bedoelde aanbestedende diensten;

b)het gebruik van de leerprogramma’s, leerinhoud en leermaterialen door aanbieders van onderwijs en opleidingen in de lidstaten mogelijk te maken en te bevorderen, onder meer door opleiders op te leiden, en mechanismen te ontwikkelen om de kwaliteit van de door onderwijs- en opleidingsaanbieders in de lidstaten aangeboden opleidingen te waarborgen aan de hand van de bovengenoemde leerprogramma’s, leerinhoud en leermaterialen;

c)credentials, en bijvoorbeeld ook microcredentials, te ontwikkelen en uit te rollen om de transparantie van de verworven vaardigheden en de overdraagbaarheid ervan naar een andere baan te bevorderen en de grensoverschrijdende mobiliteit van werknemers te verbeteren, en om de afstemming tussen vaardigheden en relevante banen te bevorderen door middel van instrumenten zoals het Europees netwerk van diensten voor arbeidsvoorziening (Eures) en Euraxess.

2.De academies voor nettonultechnologie bestrijden genderstereotypen en besteden bijzondere aandacht aan de noodzaak om meer vrouwen en meer jongeren die geen onderwijs of opleiding volgen en geen opleiding volgen, voor de arbeidsmarkt te activeren.

Artikel 24

Gereglementeerde beroepen in nettonulindustrieën en erkenning van beroepskwalificaties

1.Uiterlijk op 31 december 2024, en vervolgens om de twee jaar, bepalen de lidstaten of de door de Europese academies voor nettonultechnologie ontwikkelde leerprogramma’s gelijkwaardig zijn aan de specifieke kwalificaties die de ontvangende lidstaat vereist om toegang te krijgen tot gereglementeerde activiteiten in het kader van een beroep dat van bijzonder belang is voor de nettonulindustrie. De lidstaten zorgen ervoor dat de resultaten van de beoordelingen openbaar en gemakkelijk online toegankelijk worden gemaakt.

2.Lidstaten die concluderen dat er sprake is van gelijkwaardigheid zoals dat in de eerste alinea van dit artikel is beschreven, zetten zich in voor de erkenning van voor de erkenning van credentials die door aanbieders van onderwijs en opleidingen worden afgegeven op basis van de door de academies ontwikkelde leerprogramma’s, in het kader van titel III, hoofdstuk I, van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad 74 wanneer een houder van een dergelijke credential toegang vraagt tot een gereglementeerd beroep in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), van Richtlijn 2005/36/EG, dat van bijzonder belang is voor de nettonulsector, door de credential te aanvaarden als voldoende onderbouwing voor en gelijkwaardig aan een opleidingstitel.

3.Wanneer de toegang tot een beroep dat van bijzonder belang is voor de nettonulindustrie gereglementeerd is in de zin van artikel 3, lid 1, punt a), van Richtlijn 2005/36/EG, streven de lidstaten ernaar een voor de uitoefening van dit specifieke beroep vereist gemeenschappelijk geheel van minimumkennis, vaardigheden en competenties te ontwikkelen, met het oog op de vaststelling van een gemeenschappelijk opleidingskader als bedoeld in artikel 49 bis, lid 1, van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad, teneinde automatische erkenning van kwalificaties mogelijk te maken. Het platform voor nettonultechnologie in Europa kan ook voorstellen als bedoeld in artikel 49 bis, lid 3, van Richtlijn 2005/36/EG voorleggen.

Artikel 25 
Het platform voor nettonultechnologie in Europa en de rol van vaardigheden

Het in artikel 28 bedoelde platform voor nettonultechnologie in Europa ondersteunt de beschikbaarheid en toepassing van vaardigheden voor nettonultechnologieën en bij de in de hoofdstukken II en IV bedoelde bevoegde instanties en aanbestedende diensten door:

1)de Commissie bij te staan bij het beoordelen, voortdurend monitoren en voorspellen van de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten met de benodigde vaardigheden op het gebied van nettonultechnologieën en de beschikbaarheid en benutting van overeenkomstige onderwijs- en opleidingsmogelijkheden, en waar passend input te geven voor de activiteiten van de Europese academies voor nettonultechnologie;

2)de activiteiten van de Europese academies voor nettonultechnologie en van aanbieders van onderwijs en opleidingen die de door de academies ontwikkelde leerprogramma’s aanbieden te volgen, synergieën te bevorderen met andere initiatieven en projecten op het gebied van vaardigheden op nationaal en Unieniveau, en toezicht te houden;

3)belanghebbenden, waaronder de industrie, de sociale partners en aanbieders van onderwijs en opleidingen, te helpen mobiliseren voor de uitrol van de leerprogramma’s die door de Europese academies voor nettonultechnologie worden ontwikkeld;

4)bij te dragen tot de acceptatie en erkenning van credentials van de Europese academies voor nettonultechnologie in de lidstaten om de erkenning van vaardigheden en de afstemming van vaardigheden op banen te bevorderen, onder meer door geldigheid en aanvaarding van de credentials overal op de arbeidsmarkt van de Europese Unie te bevorderen;

5)de ontwikkeling te ondersteunen van Europese beroepsprofielen, bestaande uit een gemeenschappelijk geheel van kennis, vaardigheden en competenties voor belangrijke beroepen op het gebied van nettonultechnologieën, waarbij onder meer wordt voortgebouwd op de leerprogramma’s die door de Europese academies voor nettonultechnologie worden ontwikkeld, en, waar zinvol, gebruik wordt gemaakt van de terminologie van de Europese classificatie van vaardigheden, competenties, kwalificaties en beroepen (ESCO) om de transparantie en mobiliteit tussen banen en over de grenzen van de interne markt heen te bevorderen;

6)adequate arbeidsomstandigheden in banen in de nettonultechnologiesector te bevorderen, de aantallen jongeren, vrouwen en senioren op de arbeidsmarkt voor nettonultechnologie te vergroten en gekwalificeerde werknemers uit derde landen aan te trekken, en op die manier een diversere beroepsbevolking tot stand te brengen;

7)nauwere coördinatie en uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten te bevorderen om de beschikbaarheid van vaardigheden op het gebied van nettonultechnologieën te verbeteren, onder meer door bij te dragen aan beleid van de Unie en de lidstaten op het gebied van het aantrekken van nieuw talent uit derde landen.

Hoofdstuk VI
Innovatie

Artikel 26 
Testomgevingen voor nettonultechnologie

1.De lidstaten kunnen op eigen initiatief testomgevingen voor nettonultechnologie opzetten, die het mogelijk maken innovatieve nettonultechnologieën te ontwikkelen, te testen en te valideren in een gecontroleerde omgeving onder reële omstandigheden en gedurende een beperkte periode, alvorens zij in de handel worden gebracht of in gebruik worden genomen, zodat het leren op regelgevingsgebied en het potentieel voor opschaling en bredere toepassing worden verbeterd. De lidstaten richten testomgevingen voor nettonultechnologie, overeenkomstig lid 1, op het verzoek van elk bedrijf dat innovatieve nettonultechnologieën ontwikkelt en voldoet aan de in lid 4, punt a), bedoelde toelatings- en selectiecriteria en dat door de bevoegde instanties is geselecteerd na de in lid 4, punt b), bedoelde selectieprocedure.

2.De modaliteiten en de voorwaarden voor de inrichting en werking van de testomgevingen voor nettonultechnologie in het kader van deze verordening worden vastgesteld door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig de in artikel 36 bedoelde onderzoeksprocedure. De modaliteiten en voorwaarden zijn, voor zover mogelijk, gericht op flexibiliteit voor de nationale bevoegde instanties om hun testomgevingen voor nettonultechnologie naar eigen invulling op te zetten en te gebruiken, innovatie en leren op regelgevingsgebied te bevorderen en met name rekening te houden met de bijzondere omstandigheden en capaciteiten van deelnemende kmo’s, met inbegrip van start-ups. De in lid 3 bedoelde uitvoeringshandelingen bevatten gemeenschappelijke kernbeginselen met betrekking tot de volgende punten:

a)geschiktheid en selectie voor deelname aan de testomgevingen voor nettonultechnologie;

b)procedures voor het aanvragen van toelating tot, de deelname aan, monitoring van, het verlaten van en de beëindiging van de testomgevingen voor nettonultechnologie, met inbegrip van het plan voor die testomgeving en het eindverslag;

c)de voorwaarden die van toepassing zijn op de deelnemers.

3.Deelname aan de testomgevingen voor nettonultechnologie doet geen afbreuk aan de toezichts- en corrigerende bevoegdheden van de autoriteiten die toezicht houden op de testomgeving. Het testen, ontwikkelen en valideren van innovatieve nettonultechnologieën vindt plaats onder direct toezicht en directe begeleiding van de bevoegde instanties. De bevoegde instanties oefenen hun toezichtbevoegdheden op flexibele wijze uit binnen de grenzen van de desbetreffende wetgeving, door bestaande regelgevingspraktijken aan te passen en gebruik te maken van hun discretionaire bevoegdheden bij de uitvoering en handhaving van wettelijke bepalingen voor een specifieke testomgeving voor nettonultechnologie, met als doel belemmeringen weg te nemen, de regeldruk te verlichten, onzekerheid over de regelgeving te verminderen en innovatie op het gebied van nettonultechnologieën te ondersteunen.

4.Indien dit relevant is voor de verwezenlijking van de doelstelling van dit artikel, overwegen de bevoegde instanties afwijkingen of vrijstellingen toe te staan voor zover dit op grond van het toepasselijke Unierecht of nationale recht mogelijk is. De bevoegde instanties zorgen ervoor dat het plan voor de testomgeving waarborgt dat de belangrijkste doelstellingen en essentiële eisen van de EU- en nationale wetgeving worden nageleefd. De bevoegde instanties zorgen ervoor dat alle significante risico’s voor de gezondheid, de veiligheid of het milieu die bij de ontwikkeling en het testen van innovatieve nettonultechnologieën aan het licht zijn gekomen, openbaar bekend worden gemaakt en dat de ontwikkelings- en testprocedure onmiddellijk wordt opgeschort totdat dat risico is beperkt. Wanneer de bevoegde instanties van oordeel zijn dat het voorgestelde project uitzonderlijke risico’s voor de gezondheid en veiligheid van werknemers, de bevolking in het algemeen of het milieu met zich meebrengt, met name omdat het gaat om tests, ontwikkeling of validering waarbij bijzonder giftige stoffen betrokken zijn, keuren zij het plan voor de testomgeving pas goed wanneer zij ervan overtuigd zijn dat passende waarborgen zijn ingesteld die in verhouding staan tot het vastgestelde uitzonderlijke risico.

5.De instanties mogen met betrekking tot de nettonultechnologie die in de testomgeving wordt bestudeerd geen administratieve boetes of andere sancties voor inbreuken op de toepasselijke wetgeving van de Unie of de lidstaten opleggen aan deelnemers die het overeenkomstig dit artikel vastgestelde en in lid 2 genoemde plan voor de testomgeving en de voorwaarden voor hun deelname daaraan naleven en te goeder trouw de richtsnoeren van de instanties opvolgen.

6.Deelnemers aan de testomgeving voor innovatieve nettonultechnologieën blijven aansprakelijk overeenkomstig toepasselijke aansprakelijkheidswetgeving van de Unie en de lidstaten voor aan derden toegebrachte schade als gevolg van tests die zich in de testomgeving plaatsvinden.

7.De duur van de testomgeving voor nettonultechnologie kan met instemming van de nationale bevoegde instantie volgens dezelfde procedure worden verlengd. 

8.De testomgevingen voor nettonultechnologie worden zo vormgegeven en uitgevoerd dat zij, waar relevant, de grensoverschrijdende samenwerking tussen de nationale bevoegde instanties vergemakkelijken. De lidstaten die testomgevingen voor nettonultechnologie hebben opgezet, gebruiken het platform voor nettonultechnologie in Europa om de activiteiten daarvan te coördineren en samen te werken met het oog op het delen van relevante informatie. Zij brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de resultaten van de tests in testomgevingen, met inbegrip van goede praktijken, geleerde lessen en aanbevelingen over het opzetten van die testomgevingen, en voor zover relevant, over de toepassing van deze verordening en andere Uniewetgeving binnen de testomgeving op een op die testomgeving afgestemde wijze.

Artikel 27 
Maatregelen voor kleine en middelgrote ondernemingen 

1.De lidstaten:

a)bieden kleine en middelgrote ondernemingen prioritaire toegang tot de testomgevingen voor innovatieve nettonultechnologieën, voor zover die aan de in artikel 26 vastgestelde voorwaarden voor toelating voldoen;

b)organiseren bewustmakingsactiviteiten over de deelname aan testomgevingen door kleine en middelgrote ondernemingen;

c)zetten indien passend een speciaal communicatiekanaal op om contact te onderhouden met kleine en middelgrote ondernemingen om richtsnoeren te verstrekken en vragen over de uitvoering van artikel 26 te beantwoorden.

2.De lidstaten houden rekening met de specifieke belangen en behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen en verlenen passende administratieve ondersteuning om ze in staat te stellen deel te nemen aan testomgevingen. Onverminderd de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag moeten de lidstaten kleine en middelgrote ondernemingen informeren over de voor hun activiteiten in de testomgevingen beschikbare financiële steun.

Hoofdstuk VII
Governance

Artikel 28 
Oprichting en taken van het platform voor nettonultechnologie in Europa

1.Het platform voor nettonultechnologie in Europa (“het platform”) wordt opgericht.

2.Het platform voert de in deze verordening vastgestelde taken uit.

3.Het platform kan de Commissie en de lidstaten adviseren en bijstaan met betrekking tot hun acties om de in hoofdstuk I van deze verordening uiteengezette doelstellingen te verwezenlijken, waarbij rekening wordt gehouden met de uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1999 75 ingediende nationale energie- en klimaatplannen van de lidstaten.

4.De Commissie en de lidstaten kunnen binnen het platform coördineren met betrekking tot industriële partnerschappen voor nettonul en ook afstemmen met relevante derde landen om de wereldwijde toepassing van nettonultechnologieën te helpen bevorderen en de rol van de industriële capaciteiten van de Unie bij het effenen van de weg voor de wereldwijde transitie naar schone energie te ondersteunen, in overeenstemming met de algemene doelstellingen van deze verordening die voortvloeien uit artikel 1 van deze verordening. Het platform kan periodiek bespreken:

a)hoe de samenwerking tussen de Unie en derde landen in de nettonulwaardeketen kan worden verbeterd;

b)hoe niet-tarifaire handelsbelemmeringen kunnen worden aangepakt, bijvoorbeeld door wederzijdse erkenning van conformiteitsbeoordelingen of door af te spreken om uitvoerbeperkingen te vermijden;

c)welke derde landen prioriteit moeten krijgen bij het sluiten van industriële partnerschappen voor nettonul, waarbij het volgende moet worden meegewogen:

i)de potentiële bijdrage aan de voorzieningszekerheid, onder meer met oog op hun productiecapaciteit voor nettonultechnologieën;

ii)of er al bestaande samenwerkingsovereenkomsten zijn tussen een derde land en de Unie.

5.De lidstaten ondersteunen de Commissie bij de uitvoering van de in het industriële partnerschap voor nettonul vastgestelde maatregelen betreffende samenwerking. Industriële partnerschappen voor nettonul hebben tot doel de handel tussen de deelnemers te vergemakkelijken, onder meer door de nodige investeringen binnen de Unie en in derde landen te bevorderen, de veerkracht en duurzaamheid van de ondersteunende waardeketens te vergroten en een gelijk speelveld te verzekeren.

Artikel 29 
Structuur en werking van het platform voor nettonultechnologie in Europa

1.Het platform is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. De voorzitter is een vertegenwoordiger van de Commissie.

2.Elke lidstaat benoemt een vertegenwoordiger op hoog niveau voor het platform. Indien dit relevant is voor de functie en de deskundigheid, kan een lidstaat meer dan één vertegenwoordiger hebben met betrekking tot verschillende taken in verband met de werkzaamheden van het platform. Elk lid van het platform heeft een plaatsvervanger.

3.Het platform stelt zijn reglement van orde vast bij gewone meerderheid van zijn leden, op basis van een voorstel van de Commissie.

4.Het platform komt op gezette tijden bijeen om ervoor te zorgen dat het zijn taken, zoals gespecificeerd in deze verordening, doeltreffend uitvoert. Indien nodig komt het platform bijeen op een met redenen omkleed verzoek van de Commissie of van een gewone meerderheid van zijn leden.

5.De Commissie staat het platform bij door middel van een uitvoerend secretariaat, dat technische en logistieke ondersteuning biedt.

6.Het platform kan permanente of tijdelijke subgroepen oprichten die zich bezighouden met specifieke vragen en taken. 

7.Het platform nodigt vertegenwoordigers van het Europees Parlement uit om als waarnemer zijn vergaderingen bij te wonen, met inbegrip van die van de in lid 6 bedoelde permanente of tijdelijke subgroepen. 

8.Indien passend kan het platform of de Commissie deskundigen en andere derden uitnodigen om vergaderingen van het platform en subgroepen bij te wonen of schriftelijke bijdragen te leveren.

9.Het platform neemt de nodige maatregelen om de veilige behandeling en verwerking van vertrouwelijke en commercieel gevoelige informatie te waarborgen.

10.Het platform stelt alles in het werk om tot consensus te komen.

11.Het platform coördineert en werkt samen met bestaande industriële allianties.

Artikel 30 
Koppeling met de nationale energie- en klimaatplannen

De lidstaten houden rekening met deze verordening bij het opstellen van hun nationale energie- en klimaatplannen en de actualiseringen daarvan, die worden ingediend overeenkomstig de artikelen 3, 9 en 14 van Verordening (EU) 2018/1999, met name wat betreft de dimensie “onderzoek, innovatie en concurrentievermogen” van de energie-unie, en bij de indiening van hun tweejaarlijkse voortgangsverslagen overeenkomstig artikel 17 van die verordening.

Hoofdstuk VIII
Monitoring

Artikel 31 
Monitoring

1.De Commissie monitort doorlopend:

a)de vooruitgang van de Unie met betrekking tot de in artikel 1 bedoelde doelstellingen van de Unie, en het daarmee samenhangende effect van deze verordening;

b)de vorderingen bij het bereiken van de in artikel 16 genoemde EU-doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit.

2.De lidstaten en de nationale instanties die zij daarvoor aanwijzen, verzamelen en verstrekken de krachtens lid 1, punten a) en b), vereiste gegevens en andere bewijsstukken. Meer specifiek verzamelen zij en brengen zij jaarlijks bij de Commissie verslag uit over gegevens met betrekking tot:

a)ontwikkelingen op het gebied van nettonultechnologie en markttendensen, met inbegrip van gemiddelde investeringskosten en productiekosten, en marktprijzen voor de respectieve nettonultechnologieën;

b)de productiecapaciteit voor nettonultechnologie en aanverwante activiteiten, met inbegrip van gegevens over werkgelegenheid en vaardigheden en de vooruitgang bij de verwezenlijking van de in overweging 13 genoemde doelstellingen voor 2030;

c)de waarde en het volume van de invoer in de Unie en de uitvoer naar landen buiten de Unie van nettonultechnologieën;

d)de gemiddelde duur van de vergunningsprocedures uit hoofde van deze verordening;

e)de soorten en aantallen vergunningen die in de afgelopen 12 maanden op nationaal niveau zijn verleend;

f)het aantal vergunningverleningsprocessen dat in de afgelopen 12 maanden is voltooid, vastgelopen of geannuleerd en, in geval van onderbreking of annulering, de soorten belemmeringen die zich hebben voorgedaan;

g)het aantal testomgevingen dat in de afgelopen 12 maanden is opgezet;

h)de hoeveelheid CO2 die permanent ondergronds wordt opgeslagen overeenkomstig Richtlijn 2009/31/EG;

3.De gegevens omvatten ten minste de informatie die wordt gevraagd in de mededeling van de Commissie over richtsnoeren voor de lidstaten voor de actualisering van de nationale energie- en klimaatplannen voor 2021-2030.

4.Het eerste verslag wordt door elke lidstaat uiterlijk eind mei van het jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van deze verordening aan de Commissie toegezonden. De volgende verslagen worden uiterlijk eind mei van elk daaropvolgende jaar toegezonden.

5.De lidstaten geven daarnaast de overeenkomstig lid 2 van dit artikel verkregen gegevens door aan de nationale bureaus voor de statistiek en aan Eurostat met het oog op de samenstelling en publicatie van statistieken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad 76 . De lidstaten wijzen de nationale instantie aan die verantwoordelijk is voor de toezending aan de nationale bureaus voor de statistiek en Eurostat van de gegevens.

6.Op basis van de overeenkomstig lid 2 van dit artikel ingediende verslagen monitort de Commissie de vooruitgang van de Unie als bedoeld in lid 1, punt a), en publiceert zij jaarlijks aanbevelingen in dat verband als onderdeel van de jaarverslagen over het concurrentievermogen van schone-energietechnologieën, overeenkomstig artikel 35, lid 2, punt m), van Verordening (EU) 2018/1999.

7.Op basis van de overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2009/31/EG ingediende aanvragen voor ontwerp-vergunning en de overeenkomstig de artikelen 17, lid 2, en artikel 18, leden 4 en 6, van deze verordening ingediende verslagen monitort de Commissie de vooruitgang bij het bereiken van de in lid 1, punt b), van dit artikel bedoelde EU-doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit en brengt zij hierover jaarlijks verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

Hoofdstuk IX
Slotbepalingen

Artikel 32 
Bevoegdheidsdelegatie

De Commissie is overeenkomstig artikel 33 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de mate waarin en wijze waarop entiteiten de in artikel 18, lid 1, bedoelde overeenkomsten met andere entiteiten en investeringen in opslagcapaciteit van derden kunnen gebruiken om aan hun individuele bijdrage te voldoen, als bedoeld in artikel 18, lid 5, en tot wijziging van de inhoud van de in artikel 18, lid 6, bedoelde verslagen.

Artikel 33 
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in artikel 32 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van [de datum van toepassing]. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 32 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig artikel 32 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 34
Comitéprocedure

1.De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 4 van toepassing.

Artikel 35 
Evaluatie

1.Voor... [drie jaar na de datum van toepassing van deze verordening] en vervolgens om de drie jaar stelt de Commissie een evaluatie van deze verordening op en brengt zij over de belangrijkste bevindingen verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

2.Bij de evaluatie wordt beoordeeld of de doelstellingen van deze verordening, zoals vastgesteld in artikel 1, zijn verwezenlijkt en wat het effect ervan is op zakelijke gebruikers, met name kmo’s, en eindgebruikers, en op de doelstellingen van de Europese Green Deal.

3.Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de resultaten van het in artikel 31 omschreven monitoringproces.

4.De bevoegde instanties van de lidstaten verstrekken de Commissie alle hun ter beschikking staande informatie die de Commissie nodig kan hebben voor het opstellen van het in lid 1 bedoelde verslag.

Artikel 36 
Verwerking van vertrouwelijke informatie

1.Informatie die bij de uitvoering van deze verordening wordt verkregen, wordt alleen gebruikt voor de toepassing van deze verordening en is beschermd door de toepasselijke Unie- en nationale wetgeving.

2.De lidstaten en de Commissie waarborgen de bescherming van handels- en bedrijfsgeheimen en andere gevoelige, vertrouwelijke en gerubriceerde informatie die bij de toepassing van deze verordening is verkregen en opgesteld, met inbegrip van aanbevelingen en te nemen maatregelen, overeenkomstig het Unierecht en het toepasselijke nationale recht.

3.De lidstaten en de Commissie zorgen ervoor dat op grond van deze verordening verstrekte of uitgewisselde gerubriceerde informatie geen lagere rubriceringsgraad krijgt of gederubriceerd wordt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de opsteller.

4.Indien een lidstaat van oordeel is dat de openbaarmaking van geaggregeerde informatie in het kader van artikel 18 zijn nationale veiligheidsbelangen echter in gevaar kan brengen, kan hij door middel van een onderbouwde kennisgeving bezwaar maken tegen de openbaarmaking van die informatie door de Commissie.

5.De Commissie en de nationale instanties, hun ambtenaren, werknemers en andere personen die onder hun toezicht werken, waarborgen de vertrouwelijkheid van de informatie die zij bij de uitvoering van hun taken en activiteiten verkrijgen. Deze verplichting geldt ook voor alle vertegenwoordigers van de lidstaten, waarnemers, deskundigen en andere deelnemers die overeenkomstig artikel 29 vergaderingen van het platform bijwonen.

Artikel 37 
Wijziging van Verordening (EU) 2018/1724

Verordening (EU) 2018/1724 wordt als volgt gewijzigd:

1)In bijlage I wordt in de eerste kolom een nieuwe rij “R. Projecten voor de productie van nettonultechnologie:” toegevoegd.

2)In bijlage I worden in de tweede kolom, in de rij “R. Projecten voor de productie van nettonultechnologie:”, de volgende punten toegevoegd:

“1. informatie over het vergunningverleningsproces”;

“2. financiering en diensten in verband met investeringen”;

“3. financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten”;

“4. bedrijfsondersteunende diensten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de aangifte voor de vennootschapsbelasting, lokale belastingwetgeving en het arbeidsrecht”.

3)In bijlage II wordt in de eerste kolom een nieuwe rij “Projecten voor de productie van nettonultechnologie:” toegevoegd.

4)In bijlage II worden in de tweede kolom, in de rij “Projecten voor de productie van nettonultechnologie”, de volgende punten toegevoegd:

“Procedures voor alle relevante administratieve vergunningen voor het plannen, opbouwen, uitbreiden en exploiteren van projecten voor de productie van nettonultechnologie, met inbegrip van alle vergunningen en milieubeoordelingen die in verband met de bouw, chemische stoffen en aansluiting op het net vereist zijn, en die alle administratieve aanvragen en procedures omvatten”.

5)In bijlage II wordt in de derde kolom, in de rij “R. Projecten voor de productie van nettonultechnologie”, het volgende punt toegevoegd:

“Alle outputs met betrekking tot de procedures, van de erkenning van de geldigheid van de aanvraag tot de kennisgeving van het raambesluit over het resultaat van de procedure door de verantwoordelijke nationale bevoegde instantie”.

6)Aan bijlage III wordt het volgende punt toegevoegd:

“8. Nationale bevoegde instanties die optreden als een centraal aanspreekpunt overeenkomstig artikel 4 van de verordening voor een nettonulindustrie.”

Artikel 38 
Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op … [de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie].

Zij is van toepassing met ingang van [de datum van inwerkingtreding]. Tot [2 jaar na de datum van toepassing van deze verordening] is artikel 19, lid 2, punten a), b) en c), alleen van toepassing op opdrachten die worden gesloten door aankoopcentrales als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 16), van Richtlijn 2014/24/EU en artikel 2, lid 1, punt 12), van Richtlijn 2014/25/EU, en op opdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan 25 miljoen EUR.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter



FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

1.4.4.Prestatie-indicatoren

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieproducten (verordening voor een nettonulindustrie)

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) 

Eengemaakte markt

Een Europese Green Deal

Een Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk

Een sterker Europa in de wereld

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 77  

 de verlenging van een bestaande actie 

 de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling(en)

1.4.1.Algemene doelstelling(en)

Het industrieel plan voor de Green Deal beschrijft een alomvattende aanpak voor de ondersteuning van de opschaling van schone-energietechnologie dat is opgebouwd rond vier pijlers. De eerste pijler, waar het in deze verordening voor een nettonulindustrie in de kern om gaat, heeft tot doel een regelgevingskader tot stand te brengen dat de vergunningverlening voor nieuwe productielocaties voor nettonultechnologieproducten vereenvoudigt en versnelde trajecten mogelijk maakt, en dat de opschaling van de nettonulindustrie van de Unie vergemakkelijkt.

De verordening voor een nettonulindustrie heeft tot doel de veerkracht van de Unie te vergroten en de continuïteit van de energievoorziening in de Unie te waarborgen, alsook energie-efficiëntie en de ontwikkeling van nieuwe en hernieuwbare vormen van energie te bevorderen.

De algemene doelstelling van de verordening voor een nettonulindustrie is het vestigen van de voorwaarden voor het opschalen van de productiecapaciteit voor nettonultechnologieën in de Unie, om de decarbonisatiedoelstellingen van de Unie voor 2030 te ondersteunen en de voorzieningszekerheid te waarborgen van de nettonultechnologieën die nodig zijn om de veerkracht van het energiesysteem van de Unie te verzekeren.

De algemene doelstelling van dit voorstel vertaalt zich in de eerste plaats in de doelstelling om de goede werking van de interne markt te waarborgen door geharmoniseerde regels vast te stellen voor de totstandbrenging van productiecapaciteit voor nettonultechnologieën in de Unie.

1.4.2.Specifieke doelstelling(en)

Bij deze verordening wordt een kader vastgesteld om het concurrentievermogen van de industriële basis van de Unie op het gebied van nettonultechnologieën te vergroten en de bijdrage van de Unie aan de wereldwijde transitie naar een nettonuluitstoot te versterken, en tegelijkertijd de transitie van de Unie naar koolstofarme energiebronnen te versnellen, onder meer door zware industrieën koolstofvrij te maken.

De verordening bevat maatregelen om een specifieke doelstelling te verwezenlijken om ervoor te zorgen dat de productiecapaciteit voor nettonultechnologieën in de Unie tegen 2030 de benchmark haalt of benadert om ten minste 40 % van de jaarlijkse behoeften van de Unie wat betreft de uitrol van de desbetreffende technologieën die nodig zijn om de klimaat- en energiedoelstellingen van de Unie voor 2030 te verwezenlijken, intern te kunnen realiseren.

1.4.3.Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

De verordening voor een nettonulindustrie heeft tot doel de productie van nettonultechnologieën op te schalen en het concurrentievermogen van de industriële basis op het gebied van nettonultechnologieën te vergroten. Bijgevolg zal dit initiatief de veerkracht en het concurrentievermogen van ons toekomstige koolstofvrije energiesysteem versterken.

In de verordening voor een nettonulindustrie staan de volgende belangrijke aanjagers van investeringen in de productie van nettonultechnologie centraal:

   het verbeteren van de investeringszekerheid, de beleidsfocus en de coördinatie door duidelijke doelstellingen en monitoringmechanismen vast te stellen;

   het verminderen van de administratieve lasten voor de ontwikkeling van nettonulproductieprojecten, onder meer door de administratieve vereisten te stroomlijnen en het vergunningverleningsproces te vergemakkelijken, testomgevingen op te zetten en de toegang tot informatie te waarborgen;

   het vergemakkelijken van de markttoegang door middel van specifieke maatregelen gericht op de publieke vraag via openbare aanbestedingsprocedures en veilingen, alsook door middel van regelingen om de particuliere vraag vanuit consumenten te ondersteunen;

   de weg vrijmaken voor projecten voor koolstofafvang en -opslag, onder andere door de beschikbaarheid van CO2-opslaglocaties te verbeteren;

   het ondersteunen van innovatie, onder meer door middel van testomgevingen;

   het verbeteren van vaardigheden voor nettonultechnologieën en het bevorderen van hoogwaardige werkgelegenheid op die manier;

   het coördineren van industriële partnerschappen voor nettonul.

1.4.4.Prestatie-indicatoren

Vermeld de indicatoren voor de monitoring van de voortgang en de beoordeling van de resultaten

De verordening voorziet in een pijler voor monitoring van het initiatief. Nauwere samenwerking binnen de Europese Unie zal zorgen voor de noodzakelijke verzameling van vergelijkbare informatie en gegevens.

De Commissie zal toezicht houden op de ontwikkelingen en trends met betrekking tot de verwezenlijking van de respectieve doelstellingen in de wetgeving betreffende de productie van nettonultechnologie in de EU. De Commissie zal de output, resultaten en gevolgen van het initiatief na drie jaar beoordelen. De belangrijkste bevindingen van de evaluatie zullen in een verslag aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. worden gepresenteerd Dat verslag zal ook openbaar worden gemaakt.

De Commissie zal ook een gedetailleerd programma opstellen om de outputs, resultaten en effecten van deze verordening te monitoren met een monitoringprogramma waarin de gebruikte middelen en de frequentie van de gegevensverzameling zijn uiteengezet.

De Commissie zal de technologische ontwikkelingen, de markttendensen en het concurrentievermogen van de nettonultechnologieën van de EU monitoren, evenals het effect van deze verordening. De resultaten van die monitoring en de bijbehorende aanbevelingen zullen jaarlijks worden gepubliceerd als onderdeel van de jaarverslagen over het concurrentievermogen van schone-energietechnologieën.

De Commissie zal samen met de lidstaten werken aan een verscherpte markttoezicht op productspecifieke eisen om ervoor te zorgen dat alleen producten die aan de wetgeving van de Unie voldoen in de handel worden gebracht, zodat zowel binnen de EU als op mondiaal niveau een gelijk speelveld wordt gewaarborgd.

Om de doelstelling betreffende de jaarlijkse injectiecapaciteit in CO2-opslaglocaties te verwezenlijken, zal de Commissie de vooruitgang in de richting van de EU-wijde doelstelling voor CO2-injectiecapaciteit monitoren en jaarlijks daarover verslag uitbrengen.

De hierboven genoemde doelstellingen zullen opnieuw worden beoordeeld en de Commissie zal de vooruitgang monitoren, en wordt daarbij regelmatig bijgestaan door het platform voor nettonultechnologie in Europa. Het platform voor nettonultechnologie in Europa zal de prestaties monitoren en zal bijdragen aan de evaluatie. Het platform voor nettonultechnologie in Europa zal een belangrijke rol spelen bij het inzamelen van bewijs bij de industrie en de EU-lidstaten en bij het vaststellen en uitvoeren van beleidsondersteuningsmaatregelen voor toeleveringsketens voor schone-energietechnologie. Het platform voor nettonultechnologie in Europa zal ook een belangrijke rol spelen bij het monitoren van de verbetering van vaardigheden door het monitoren van de academies voor nettonultechnologie en het beoordelen van de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten met de voor nettonulindustrieën benodigde vaardigheden.

Verder kunnen voor de nettonulindustrieën de volgende ontwikkelingen worden gemeten als de monitoringtaken in het kader van het platform wat breder worden opgevat:

   het aantal juridische entiteiten (onderverdeeld naar omvang, type en land van vestiging) dat betrokken is bij de door het initiatief ondersteunde acties;

   het totale bedrag aan investeringen in nettonulindustrieën, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de financiering die uit de publieke en de particuliere sector is aangetrokken;

   het bedrag aan investeringen door bedrijven, ook per segment van de waardeketen waarin zij actief zijn;

   monitoring van gegevens over de ontwikkeling van projecten en de ontwikkeling van vraag en aanbod;

   de overheidsopdrachten die op basis van criteria met betrekking tot milieuduurzaamheid, innovatie en systeemintegratie zijn toegekend;

   monitoring van de omscholings- en bijscholingsactiviteiten van de academies voor nettonultechnologie, zoals ondersteund door het platform voor nettonultechnologie in Europa, met inbegrip van het aantal lerenden en de daarmee verband houdende investeringen; monitoring van de tot stand gebrachte extra banen in nettonulindustrieën en hun belangrijkste kwaliteitskenmerken, onder meer met betrekking tot lonen, arbeidsomstandigheden en arbeidsverhoudingen.

1.5.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Deze verordening moet kort na de vaststelling ervan in werking treden, d.w.z. op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. De eerste elementen zullen echter al eerder aanwezig zijn, zoals het platform voor nettonultechnologie in Europa, dat in november 2022 is opgericht. In de verordening voor een nettonulindustrie wordt de governancestructuur van het platform nader omschreven.

Er kunnen gedelegeerde handelingen worden vastgesteld, na een grondige effectbeoordeling en raadpleging van belanghebbenden, om rekening te houden met technologische veranderingen en marktontwikkelingen, in overeenstemming met de doelstellingen en criteria van het initiatief.

Met het inzamelen van informatie bij representatieve verenigingen van ondernemingen die schone technologie produceren, moet al een begin gemaakt zijn en de lidstaten hebben met de Commissie al een aantal mogelijke maatregelen besproken om schone technologie en nettonulindustrieën in Europa te ondersteunen en de relevante waardeketens te monitoren.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaten zou zijn gecreëerd.

Het industrieel plan voor de Green Deal is gebaseerd op vier pijlers, waarvan de eerste bestaat uit dit initiatief, de verordening voor een nettonulindustrie. Bij deze verordening wordt een regelgevingsklimaat geschapen dat vereenvoudigde en versnelde vergunningverlening voor nieuwe productielocaties voor schone-energietechnologieën mogelijk maakt en de opschaling van de Europese nettonulindustrie vergemakkelijkt.

De toenemende toepassing van schone energie en nettonultechnologieën is van essentieel belang om de EU te helpen haar doelstelling in het kader van haar “Fit for 55”-verbintenissen voor een klimaatneutrale EU tegen 2050 te verwezenlijken. De omschakeling op hernieuwbare energiebronnen is eveneens van cruciaal belang voor een stabiele energievoorziening in de EU die haar industrie, en uiteindelijk ook haar rol bij het waarborgen van de nationale veiligheid van de lidstaten zal ondersteunen. Het draagt zo ook bij tot het streven van de EU naar open strategische autonomie.

Het afgelopen jaar heeft Europa te maken gehad met verstoringen in de toeleveringsketens voor hernieuwbare energie en nettonultechnologieën, met tekorten in verschillende economische sectoren en mogelijk ernstige maatschappelijke consequenties tot gevolg.

In het ecosysteem voor nettonultechnologieën is relatief weinig diversificatie van de toeleveringsbronnen en voor sommige producten is er een grote afhankelijkheid van de uitvoer uit derde landen. Het marktaandeel van de EU-industrie staat onder sterke druk, omdat subsidies in derde landen een gelijk speelveld ondermijnen. Dit initiatief zal gunstige randvoorwaarden mogelijk maken met een aantal maatregelen voor bijvoorbeeld kortere termijnen voor vergunningverlening en stimulering van de publieke vraag. Dit zal industrieën in Europa helpen financiering voor de productie van nettonultechnologieën aan te trekken. Het is van cruciaal belang om meer investeringen in de Europese productie van nettonultechnologie te realiseren om te zorgen voor een solide industriële basis voor nettonultechnologieën en de bijbehorende toeleveringsketens overal in de EU.

Het doel is niet alleen om de afhankelijkheid te verminderen, maar ook om de economische kansen te grijpen die voortvloeien uit de mondiale markt voor technologieën voor de nettonulindustrie, die volgens het Internationaal Energieagentschap tegen 2030 naar verwachting een jaarlijkse waarde van zo’n 600 miljard EUR zal bereiken, zoals in het bij het voorstel gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie is uiteengezet. Bovendien zal de verordening het concurrentievermogen van het Europese ecosysteem voor nettonulindustrie en van de Europese industrie in het algemeen versterken door innovatieve producten voor de Europese burgers aan te bieden. De Unie beschikt over de troeven om een industriële leider in de toekomstige markt voor schone-energietechnologieën en nettonultechnologieën te worden.

Bovendien voorkomt deze actie op EU-niveau versnippering tot 27 regelgevingsbenaderingen en zal zij de verwezenlijking van de klimaatambities op EU-niveau vergemakkelijken.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

In de mededeling “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk” van januari 2023 is uiteengezet waarom een krachtige gezamenlijke Europese respons nodig is om de nettonulindustrie een impuls te geven. De Commissie neemt zich voor om, als onderdeel van het industrieel plan voor de Green Deal, wetgeving voor een nettonulindustrie voor te stellen ter ondersteuning van het concurrentievermogen van de industrie voor nettonultechnologieën in de EU.

Het plan gaat uit van de noodzaak om de technologische ontwikkeling, productie en uitrol van nettonultechnologieën in het komende decennium aanzienlijk te versnellen resp. vergroten, en van de toegevoegde waarde van een EU-brede aanpak om deze uitdaging samen aan te gaan. Dit wordt bemoeilijkt door de wereldwijde wedloop om grondstoffen en geschoold personeel. Het plan wil deze tweedeling aanpakken door zich te concentreren op de gebieden waar Europa het grootste verschil kan maken. Het is ook bedoeld om door een mix van diversificatie en eigen ontwikkeling en productie te voorkomen dat we het risico lopen dat onze afhankelijkheid van Russische fossiele brandstoffen wordt vervangen door andere strategische afhankelijkheden die onze toegang tot belangrijke technologieën en input voor de groene transitie zouden kunnen belemmeren. Het plan zal een aanvulling vormen op de lopende inspanningen om de industrie te transformeren in het kader van de Europese Green Deal en de industriestrategie van de EU, met name het actieplan voor de circulaire economie. Ook het moderniseren en koolstofvrij maken van energie-intensieve industrieën blijft een topprioriteit, evenals het waarborgen van beroepsmobiliteit en het scheppen van hoogwaardige banen door middel van opleiding en onderwijs.

De EU vertrouwt van oudsher op een sterk regelgevingskader voor het scheppen van gunstige voorwaarden voor het bedrijfsleven, het bieden van hoogwaardige werkgelegenheid voor onze werknemers en een hoog niveau van bescherming van ons milieu. Deze drie dimensies kunnen elkaar versterken als de regelgeving evenwichtig is en slim is ontworpen, hetgeen voortdurende aandacht vergt. Daarom heeft de Commissie voor alle nieuwe regelgeving een “concurrentievermogenstoets” ingevoerd om ervoor te zorgen dat alle potentiële gevolgen voor het concurrentievermogen worden aangepakt. Een eenvoudig, voorspelbaar en duidelijk regelgevingskader is essentieel om investeringen te bevorderen.

1.5.4.Verenigbaarheid met het meerjarig financieel kader en eventuele synergie met andere passende instrumenten

De Commissie en de lidstaten ondernemen activiteiten om de randvoorwaarden te scheppen voor de bevordering van investeringen in de toeleveringsketen van de nettonulindustrie in de EU. Deze activiteiten zullen met name gericht zijn op het versnellen van investeringen in strategische nettonulprojecten.

Het platform voor nettonultechnologie in Europa zal de Commissie en de lidstaten helpen knelpunten en mogelijke beste praktijken in kaart te brengen, met name op basis van regelmatige uitwisselingen met de relevante industriële allianties, zoals de allianties inzake batterijen, zonnepanelen en het partnerschap inzake elektrolyse-installaties.

Met het initiatief wordt ondersteuning geboden voor het mobiliseren van middelen onder de volgende titels van het meerjarig financieel kader:

Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid: Titel 2 – Europese strategische investeringen

_InvestEU-fonds

Rubriek 1 – Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid: Titel 3 – Eengemaakte markt

_Programma voor de eengemaakte markt

Rubriek 2 – Cohesie, veerkracht en waarden: Titel 5 – Regionale ontwikkeling en cohesie

_Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

Rubriek 2 – Cohesie, veerkracht en waarden: Titel 6 – Herstel en veerkracht

_Herstel- en veerkrachtfaciliteit

Rubriek 2 – Cohesie, veerkracht en waarden: Titel 7 – Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden

_Europees Sociaal Fonds

Rubriek 3 – Natuurlijke hulpbronnen en milieu: Titel 9 – Milieu- en klimaatactie

_Fonds voor een rechtvaardige transitie

In het kader van NextGenerationEU wordt in de 27 nationale herstel- en veerkrachtplannen die uit de herstel- en veerkrachtfaciliteit (RRF) worden gefinancierd, al 250 miljard EUR beschikbaar gesteld voor groene maatregelen, waaronder investeringen ter ondersteuning van het koolstofvrij maken van de industrie. Horizon Europa besteedt 40 miljard EUR aan onderzoek en innovatie in het kader van de Green Deal, ook in partnerschap met het bedrijfsleven. Het cohesiebeleid, met inbegrip van het Fonds voor een rechtvaardige transitie, maakt ongeveer 85 miljard EUR vrij voor de groene transitie. De Commissie zal de snelle mobilisering van cohesie-investeringen ter ondersteuning van het industrieel plan voor de Green Deal blijven faciliteren, onder meer door het ontwerp van en de vergoeding voor projecten op het gebied van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie te versnellen door middel van standaardvergoedingsregelingen. Tot op heden zijn deze EU-financieringsbronnen grotendeels ten goede gekomen aan onderzoek en innovatie en de uitrol van hernieuwbare energie en aanverwante infrastructuur, eerder dan aan de productiecapaciteit in de sector. De omvang en snelheid van de financiering voor waardeketens voor de nettonulindustrie kan worden opgevoerd. Om te voorkomen dat de eengemaakte markt versnipperd raakt als gevolg van de uiteenlopende niveaus van nationale steun en de uiteenlopende mogelijkheden om dergelijke steun te verlenen, moet er echter ook voldoende financiering op EU-niveau beschikbaar zijn om de bloei van dergelijke industriële waardeketens in de hele Unie te bevorderen.

1.5.5.Beoordeling van de verschillende beschikbare financieringsopties, waaronder mogelijkheden voor herschikking

Het initiatief valt onder het industrieel plan voor de Green Deal, dat steun biedt voor de Europese nettonulindustrie. De in dit deel beschreven financieringsopties zijn niet afhankelijk van het voorstel, maar kunnen op basis van eerder bestaande, met dit voorstel verbandhoudende wetgeving worden aangesproken.

Het voorstel heeft tot doel het concurrentievermogen van de Europese nettonulindustrie te versterken en de snelle transitie naar klimaatneutraliteit te ondersteunen. Het plan heeft tot doel een omgeving te scheppen die gunstiger is voor het opschalen van de capaciteit van de EU-industrie om de nettonultechnologieën en -producten te produceren die nodig zijn om de ambitieuze klimaatdoelstellingen van Europa te halen. Het plan bouwt voort op eerdere initiatieven en steunt op de sterke punten van de eengemaakte markt van de EU, en vormt een aanvulling op de lopende inspanningen in het kader van de Europese Green Deal, waarin de voordelen worden erkend van het investeren in de duurzaamheid van ons concurrerentievermogen door te bouwen aan een eerlijker, groener en digitaler Europa. Het vormt ook een aanvulling op de inspanningen in het kader van REPowerEU, het antwoord van de EU op de problemen en de verstoring van de mondiale energiemarkt als gevolg van de Russische invasie van Oekraïne, dat als doel heeft het Europese energiesysteem te transformeren door een einde te maken aan de afhankelijkheid van de EU van Russische fossiele brandstoffen en de klimaatcrisis aan te pakken. Dit zal uiteindelijk leiden tot meer energiebesparingen, diversificatie van de energievoorziening en een versnelde uitrol van koolstofarme energie.

In het plan kondigde de Commissie aan dat zij de lidstaten nog meer flexibiliteit wil bieden om staatssteun toe te kennen, maar uitsluitend op zorgvuldig afgebakende gebieden en op tijdelijke basis. Met betrekking tot staatssteun wordt in het plan uitgelegd dat het mededingingsbeleid van de EU instrumenten biedt ter ondersteuning van de ontwikkeling en uitrol van cruciale geavanceerde technologieën, ook in de vorm van opleiding, die van strategisch belang zijn voor de groene en de digitale transitie, met behoud van de integriteit van de eengemaakte markt en met inachtneming van de internationale verplichtingen van de EU.

De Commissie zal de lidstaten raadplegen over een voorstel om de staatssteunregels tijdelijk, tot eind 2025, aan te passen met het oog op meer snelheid en vereenvoudiging, met gemakkelijkere berekeningen, eenvoudigere procedures en snellere goedkeuringen. Deze wijzigingen zullen de lidstaten ook helpen bij het uitvoeren van specifieke projecten in het kader van de nationale herstelplannen die binnen het toepassingsgebied ervan vallen. Daarnaast wordt in het plan uitgelegd dat, om de uitrol van nieuwe projecten te versnellen, de goedkeuring van projecten in verband met belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang verder zal worden gestroomlijnd en vereenvoudigd.

Er zijn meerdere instrumenten die de verordening voor een nettonulindustrie kunnen ondersteunen en die op basis van bestaande wetgeving inzetbaar zijn.

InvestEU

Het InvestEU-programma is bij uitstek geschikt om nettonulinvesteringen in de EU te stimuleren. InvestEU is het instrument van de Unie dat werkt als een katalysator om particuliere investeringen op prioritaire gebieden van de EU te bevorderen. Via de EIB, het EIF, de EBWO en 14 andere uitvoerende partners ondersteunt de EU particuliere en overheidsinvesteringen in nettonultechnologie en industriële innovatie.

Innovatiefonds 

Het innovatiefonds ondersteunt de ontwikkeling en eerste uitrol van technologieën en oplossingen die energie-intensieve industrie koolstofvrij maken, hernieuwbare energie en energieopslag (met inbegrip van batterijen en waterstof) stimuleren en de toeleveringsketens voor nettonultechnologie versterken door de productie van kritieke componenten voor batterijen, wind- en zonne-energie, elektrolyse-installaties, brandstofcellen en warmtepompen te ondersteunen.

Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI)

Belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren aan het behalen van strategische EU-doelstellingen. Dit komt met name door de positieve overloopeffecten van dit type projecten. Dergelijke projecten kunnen lidstaten en stakeholders uit de hele Unie samenbrengen om zo een antwoord te bieden voor aanzienlijk markt- of systeemfalen en grote maatschappelijke uitdagingen, waarvoor er anders geen oplossing zou komen.

Europees Soevereiniteitsfonds

Voor de middellange termijn is de Commissie voornemens een structureel antwoord te bieden op de investeringsbehoeften door in het kader van de herziening van het meerjarig financieel kader vóór de zomer van 2023 een Europees Soevereiniteitsfonds voor te stellen. Bovendien onderzoekt de Commissie hoe de totale financiering voor InvestEU kan worden verhoogd, met name voor de periode 2024-2027.

Deze initiatieven zijn erop gericht particuliere financiering aan te trekken om de investeringskloof wat betreft de transitie naar klimaatneutraliteit te dichten en de verwezenlijking van de doelstellingen aan te vullen.

Zoals hieronder wordt uiteengezet, zullen voor de uitvoering van deze wetgeving aanvullende personele middelen en ondersteunende uitgaven nodig zijn.

1.6.Duur en financiële gevolgen van het voorstel/initiatief

beperkte geldigheidsduur

   van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor vastleggingskredieten en vanaf JJJJ tot en met JJJJ voor betalingskredieten.

onbeperkte geldigheidsduur

uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Wijze(n) van uitvoering van de begroting 78

 Direct beheer door de Commissie

door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 Gedeeld beheer met de lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken toe te vertrouwen aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

publiekrechtelijke organen;

privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die zijn voorzien van voldoende financiële garanties;

organen waaraan of personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Dit financieel memorandum omvat personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing. De Commissie zal de output, resultaten en gevolgen van dit voorstel evalueren drie jaar na de datum waarop het van toepassing wordt. Met het oog op de evaluatie zullen het platform voor nettonultechnologie in Europa, de lidstaten en de nationale bevoegde instanties de Commissie op haar verzoek informatie verstrekken.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

De beheersvorm voor het initiatief is direct beheer door de Commissie. De Commissie zal worden bijgestaan door het bestuursorgaan, dat bestaat uit het platform voor nettonultechnologie in Europa met vertegenwoordigers van de lidstaten en belanghebbenden. Samengevat zijn voor het initiatief personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventuele administratieve regelingen vereist. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken

In het algemeen vereist het initiatief personeelsuitgaven, uitgaven voor studies en onderzoek, en startfinanciering ter ondersteuning van de oprichting en werking van academies voor nettonultechnologie en andere administratieve regelingen. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

Voor de meeste aspecten van het initiatief worden de standaardprocedures voor het verkrijgen van technische ondersteuning gevolgd, waarbij belanghebbenden en de vaststelling van secundaire wetgeving een rol spelen. Zoals in het verleden al is gebleken, is het grootste risico dat er niet genoeg personele middelen zijn voor het uitvoeren van werkplannen.

Dit voorstel gaat niet vergezeld van een formele effectbeoordeling. Gezien de hierboven toegelichte noodzaak van dringende actie had binnen de beschikbare tijd vóór de goedkeuring van het voorstel geen effectbeoordeling kunnen worden uitgevoerd. De analyse is opgenomen in het bij dit voorstel gevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie “Beoordeling van de investeringsbehoeften en financieringsmogelijkheden om de capaciteit van de productie van nettonultechnologie in de EU te versterken”. Bij de voorbereiding van dit voorstel is een gerichte raadpleging van belanghebbenden gehouden; de reeds lang bestaande en regelmatige contacten met belanghebbenden uit de sector, de lidstaten, brancheorganisaties en gebruikersverenigingen maakten de verzameling van een redelijke hoeveelheid informatie en feedback voor het voorstel mogelijk. Hoewel bij de keuze van beleidsopties voor het voorstel rekening is gehouden met relevante input, kan dit initiatief nog altijd onbedoelde gevolgen en effecten hebben. De Commissie is van plan zulke onbedoelde gevolgen en effecten meteen via de gedegen, in de verordening vastgestelde monitoringprocedures op te sporen, en zal ze in voorkomend geval met passende middelen en acties bestrijden.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

Voor het initiatief zijn in het algemeen personeelsuitgaven, overheidsopdrachten en eventueel administratieve regelingen vereist. Voor dit soort uitgaven zijn de standaardregels van toepassing.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.

De Commissie zorgt ervoor dat procedures voor fraudebestrijding in alle stadia van het beheerproces worden toegepast door het platform voor nettonultechnologie in Europa, in zijn hoedanigheid van bestuursorgaan.

De Commissie zorgt ervoor dat passende maatregelen zijn getroffen om te waarborgen dat bij de uitvoering van de acties die uit hoofde van de relevante wetgeving, rekening houdend met de verordening voor een nettonulindustrie, zijn gefinancierd, het financiële belang van de Unie wordt beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

De Europese Rekenkamer is bevoegd om audits met betrekking tot het programma uit te voeren op basis van documenten en controles ter plaatse. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 en Verordening nr. 883/2013 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad. De Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten eveneens toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Het Europees Openbaar Ministerie (EOM) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU) 2017/193923 van de Raad onderzoeken uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek(en) van het meerjarig financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

·Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/NGK 79

van EVA-landen 80

van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten 81

van andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

1

03.02.01.01

GK/NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

1

03.02.02.00

GK/NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

1

01.02.02.54

GK/NGK

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

·Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarig financieel kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort 
uitgave

Bijdrage

Nummer

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten en aspirant-kandidaten

van andere derde landen

andere bestemmingsontvangsten

3.2.Geraamde financiële gevolgen van het voorstel inzake kredieten 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de beleidskredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Nummer

DG: GROW

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

• Beleidskredieten

Begrotingsonderdeel 82  03.020101 — Werking en ontwikkeling van de interne markt voor goederen en diensten

Vastleggingen

(1a)

0,180

0,180

0,180

0,180

0,720

Betalingen

(2a)

0,060

0,180

0,180

0,180

0,120

0,720

Begrotingsonderdeel 03.02.02.00 — Programma voor de eengemaakte markt — Kmo-pijler

Vastleggingen

(1b)

2,500

2,500

Betalingen

(2b)

0,500

2,000

2,500

Begrotingsonderdeel 01 02 02 54 — Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof”

Vastleggingen

(1b)

3,000

3,000

Betalingen

(2b)

0,750

2,250

3,000

Uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten 83  

Begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten 
voor DG GROW

Vastleggingen

=1a+1b +3

5,500

0,180

0,180

0,180

0,180

6,220

Betalingen

=2a+2b

+3

1,25

4,310

0,180

0,180

0,180

0,120

6,220



   TOTAAL beleidskredieten

Vastleggingen

(4)

5,500

0,180

0,180

0,180

0,180

6,220

Betalingen

5)

1,250

4,310

0,180

0,180

0,180

0,120

• TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten

(6)

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEK 1 
van het meerjarig financieel kader

Vastleggingen

=4+6

5,500

0,180

0,180

0,180

0,180

6,220

Betalingen

=5+6

1,250

4,310

0,180

0,180

0,180

0,120

6,220

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere beleidsrubrieken, herhaal bovenstaand deel:

 TOTAAL beleidskredieten (alle beleidsrubrieken)

Vastleggingen

4)

Betalingen

5)

TOTAAL uit het budget van specifieke programma’s gefinancierde administratieve kredieten (alle beleidsrubrieken)

6)

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 6 
van het meerjarig financieel kader 
(referentiebedrag)

Vastleggingen

=4+6

Betalingen

=5+6

Betalingen

=5+6




Rubriek van het meerjarig financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”

Dit deel moet worden ingevuld aan de hand van de “administratieve begrotingsgegevens”, die eerst moeten worden opgenomen in de bijlage bij het financieel memorandum (bijlage 5 bij het besluit van de Commissie betreffende de interne uitvoeringsvoorschriften voor de afdeling “Commissie” van de algemene begroting van de Europese Unie), te uploaden in DECIDE met het oog op overleg tussen de diensten.

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: GROW

• Personele middelen

0,513

0,513

0,513

0,513

0,513

2,565

• Andere administratieve uitgaven

0,025

0,025

0,025

0,025

0,025

0,125

TOTAAL DG GROW

Kredieten

0,538

0,538

0,538

0,538

0,538

2,69

Jaar 
2023

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

DG: ENER

• Personele middelen

0,513

0,513

0,513

0,513

0,513

2,565

• Andere administratieve uitgaven

TOTAAL DG ENER

Kredieten

0,513

0,513

0,513

0,513

0,513

2,565

TOTAAL kredieten 
voor RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

1,051

1,051

1,051

1,051

1,051

5,255

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 2023

Jaar 
2024 84

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 7 
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

5,500

1,231

1,231

1,231

1,231

1,051

11,457

Betalingen

1,250

5,361

1,231

1,231

1,231

1,171

11,457

3.2.2.Geraamde output, gefinancierd met beleidskredieten 

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

OUTPUTS

Soort 85

Gem. kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Aantal

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 86

- Output

- Output

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2…

- Output

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

TOTAAL

3.2.3.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten 

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar

2023

Jaar 
2024 87

Jaar 
2025

Jaar 
2026

Jaar 
2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

1,026

1,026

1,026

1,026

1,026

5,13

Andere administratieve uitgaven

0,025

0,025

0,025

0,025

0,025

0,125

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

1,051

1,051

1,051

1,051

1,051

5,255

Buiten RUBRIEK 7 88  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere
administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 
7 
van het meerjarig financieel kader

Buiten RUBRIEK 7 89  
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere
administratieve uitgaven

Subtotaal
buiten RUBRIEK 
7 
van het meerjarig financieel kader

TOTAAL

1,051

1,051

1,051

1,051

1,051

5,255

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

3.2.3.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaar 
2024

Jaar 
2025

Jaar 2026

Jaar 2027

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

•Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

20 01 02 01 (centrale diensten en vertegenwoordigingen van de Commissie)

6

6

6

6

6

20 01 02 03 (delegaties)

01 01 01 01 (onderzoek onder contract)

01 01 01 11 (eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) 90

20 02 01 (AC, END, INT van de “totale financiële middelen”)

20 02 03 (AC, AL, END, INT en JPD in de delegaties)

XX 01 xx yy zz 91

- centrale diensten

- delegaties

01 01 01 02 (AC, END, INT – onderzoek onder contract)

01 01 01 12 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

6

6

6

6

6

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De drie ambtenaren van DG GROW die in het kader van deze verordening gevraagd worden, worden belast met de coördinatie en organisatie van het platform voor nettonultechnologie in Europa. De verantwoordelijkheden van het platform zijn vastgelegd in de verordening. Hiermee zal de uitvoering van de maatregelen in het kader van dit initiatief worden bevorderd en zal de ontwikkeling van de productiebasis voor nettonultechnologie worden gevolgd en gemonitord.

De drie ambtenaren van DG ENER zullen deelnemen aan de gewone werkzaamheden van het platform, feedback geven met betrekking tot strategische nettonulprojecten en de monitoring van de verordening ondersteunen via de jaarverslagen over het concurrentievermogen van schone-energietechnologieën.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarig financieel kader 

Het voorstel/initiatief:

   kan volledig worden gefinancierd door middel van herschikking binnen de relevante rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK).

Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. Verstrek een Excel-tabel in het geval van een omvangrijke herprogrammeringsexercitie.

   hiervoor moet een beroep worden gedaan op de niet-toegewezen marge in de desbetreffende rubriek van het MFK en/of op de speciale instrumenten zoals gedefinieerd in de MFK-verordening.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen, de desbetreffende bedragen en de voorgestelde instrumenten.

   hiervoor is een herziening van het MFK nodig.

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

3.2.5.Bijdragen van derden 

Het voorstel/initiatief:

   voorziet niet in medefinanciering door derden

   voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Jaar 
N 92

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Medefinancieringsbron 

TOTAAL medegefinancierde kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor overige ontvangsten

geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven    

in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Gevolgen van het voorstel/initiatief 93

Jaar 
N

Jaar 
N+1

Jaar 
N+2

Jaar 
N+3

Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel ………….

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie). 

(1)    “Energy Technology Perspectives (2023)”, Internationaal Energieagentschap.
(2)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk”, COM(202362 final van 1 februari 2023.
(3)    “Energy Technology Perspectives (2023)”, Internationaal Energieagentschap.
(4)     The rise of European Clean Tech – Report , https://dealroom.co/uploaded/2022/04/Dealroom-Talis-Climate-Tech-Europe-2022.pdf
(5)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “De Europese Green Deal”, COM(2019640 final van 11 december 2019.
(6)    PB: Gelieve het nummer van de verordening kritieke grondstoffen in de tekst in te voegen en het nummer, de datum, de titel en de verwijzing naar het PB van die verordening in de voetnoot in te voegen.
(7)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Actualisering van de nieuwe industriestrategie van 2020: een sterkere eengemaakte markt tot stand brengen voor het herstel van Europa”, COM(2021350 final van 5 mei 2021.
(8)    Verordening (EU) 2021/523 van het Europees Parlement en de Raad van 24 maart 2021 tot vaststelling van het InvestEU-programma en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/1017 (PB L 107 van 26.3.2021, blz. 30).
(9)    Verordening (EU) 2020/852 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2020 betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/2088 (PB L 198 van 22.6.2020, blz. 13).
(10)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s ““Fit for 55”: het EU-klimaatstreefdoel voor 2030 bereiken op weg naar klimaatneutraliteit”, COM(2021) 550 final van 14 juli 2021.
(11)    Zo wordt het aandeel van elektrische auto’s in de nieuw verkochte auto’s in Europa groter en zal het in 2021 naar verwachting 14 % bedragen.
(12)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Route naar een gezonde planeet voor iedereen – EU-actieplan: Verontreiniging van lucht, water en bodem naar nul”, COM(2021) 400 final van 12 mei 2021.
(13)    Aanbeveling van de Raad van 16 juni 2022 inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit (PB C 243 van 27.6.2022, blz. 35).
(14)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een nieuwe Europese innovatieagenda”, COM(2022) 332 final van 5 juli 2022.
(15)    Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (herschikking) (PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10).
(16)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG, COM(2022142 final van 30.3.2022.
(17)     https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/speech_23_232
(18)    Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(19)    Verordening (EU) 2022/869 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende richtsnoeren voor de trans-Europese energie-infrastructuur, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2009, (EU) 2019/942 en (EU) 2019/943, en Richtlijnen 2009/73/EG en (EU) 2019/944, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 347/2013 (PB L 152 van 3.6.2022, blz. 45).
(20)    Richtlijn 2009/73/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas en tot intrekking van Richtlijn 2003/55/EG (PB L 211 van 14.8.2009, blz. 94).
(21)    Verordening (EU) 2022/2577 van de Raad van 22 december 2022 tot vaststelling van een kader om de inzet van hernieuwbare energie te versnellen (PB L 335 van 29.12.2022, blz. 36).
(22)    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn (EU) 2018/2001 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen en Richtlijn 2012/27/EU betreffende energie-efficiëntie, COM(2022222 final van 18.5.2022.
(23)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor halfgeleiders (de chipverordening), COM(2022) 46 final van 8.2.2022.
(24)    Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).
(25)    Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3).
(26)    In het verslag over de stand van de energie-unie overeenkomstig artikel 35 en artikel 35, lid 2, punt m), van Verordening (EU) 2018/1999
(27)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(28)    Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en van de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).
(29)    PB C [...] van [...], blz. [...]
(30)    PB C [...] van [...], blz. [...]
(31)    Besluit (EU) 2016/1841 van de Raad van 5 oktober 2016 betreffende de ondertekening namens de Europese Unie van de Overeenkomst van Parijs, die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4).
(32)    Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (“Europese klimaatwet”) (PB L 243 van 9.7.2021, blz. 1).
(33)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s ““Fit for 55”: het EU-klimaatstreefdoel voor 2030 bereiken op weg naar klimaatneutraliteit”, COM(2021) 550 final van 14 juli 2021.
(34)    Aanbeveling van de Raad inzake het garanderen van een rechtvaardige transitie naar klimaatneutraliteit, aangenomen op 16 juni 2022 als onderdeel van het “Fit for 55”-pakket.
(35)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “REPowerEU-plan”, COM(2022) 230 final van 18 mei 2022.
(36)    Richtlijn 2009/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG van de Raad, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 114).
(37)    Diepgaande analyse ter ondersteuning van de Mededeling van de Commissie COM (2018)773, “Een schone planeet voor iedereen - Een Europese strategische langetermijnvisie voor een bloeiende, moderne, concurrerende en klimaatneutrale economie”.
(38)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “EU-strategie voor zonne-energie”, SWD(2022) 148 final van 18 mei 2022.
(39)    Overeenkomstig de REPowerEU-doelstellingen die zijn uiteengezet in het REPowerEU-plan, document COM/2022/230 final, en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie “Uitvoering van het REPowerEU-plan: investeringsbehoeften, waterstofversneller en verwezenlijken van de doelstellingen inzake biomethaan” bij: Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “REPowerEU-plan”, SWD(2022) 230 final van 18 mei 2022.
(40)    De lidstaten moeten hun nationale plannen voor 2021-2030 uiterlijk in juni 2023 (ontwerpplannen) en juni 2024 (definitieve plannen) hebben geactualiseerd. Zie artikel 14 en de voorschriften van hoofdstuk 2 van en bijlage I bij Verordening (EU) 2018/1999.
(41)     Mededeling van de Commissie betreffende richtsnoeren aan de lidstaten voor het actualiseren van de nationale energie- en klimaatplannen voor de periode 2021-2030 2022/C 495/02 (PB C 495 van 29.12.2022, blz. 24).
(42)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “Een industrieel plan voor de Green Deal voor het nettonultijdperk”, COM(202362 final van 1 februari 2023.
(43)    Mededeling van de Commissie “Sociaal kopen – Gids voor de inachtneming van sociale overwegingen bij overheidsaanbestedingen” (tweede editie), C(2021) 3573 final.
(44)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van vereisten inzake ecologisch ontwerp voor duurzame producten en tot intrekking van Richtlijn 2009/125/EG, COM(2022142 final van 30.3.2022.
(45)    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake batterijen en afgedankte batterijen, tot intrekking van Richtlijn 2006/66/EG en tot wijziging van Verordening (EU) 2019/1020 (COM(2020) 798 final van 10.12.2020).
(46)    Besluit 2014/115/EU van de Raad van 2 december 2013 betreffende de sluiting van het Protocol tot wijziging van de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (PB L 68 van 7.3.2014, blz. 1).
(47)    Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
(48)    Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
(49)    Mededeling van de Commissie “Richtsnoeren voor de deelname van inschrijvers en goederen uit derde landen aan de aanbestedingsmarkt van de EU”, C(2019) 5494 final van 24 juli 2019.
(50)    Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).
(51)    Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
(52)    Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “EU-strategie voor zonne-energie”, COM(2022) 221 final van 18 mei 2022.
(53)

   Werkdocument van de diensten van de Commissie getiteld “Identifying Europe’s recovery needs”,

behorend bij de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Europese Raad, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s — Het moment van Europa: herstel en voorbereiding voor de volgende generatie, SWD(2020) 98 final van 27 mei 2020.

(54)    Verordening (EU) 2023/435 van het Europees Parlement en de Raad van 27 februari 2023 tot wijziging van Verordening (EU) 2021/241 wat betreft REPowerEU-hoofdstukken in herstel- en veerkrachtplannen en tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1303/2013, (EU) 2021/1060 en (EU) 2021/1755 en Richtlijn 2003/87/EG (PB L 63 van 28.2.2023, blz. 1).
(55)    Mededeling van de Commissie “Richtsnoeren voor herstel- en veerkrachtplannen in het kader van REPowerEU” 2023/C 80/01 (PB C 80 van 3.3.2023, blz. 1).
(56)    Verordening (EU) 2021/241 van het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2021 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (PB L 57 van 18.2.2021, blz. 17).
(57)    Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visabeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).
(58)    Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB L 26 van 28.1.2012, blz. 1).
(59)    Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
(60)    Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).
(61)    Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het voorkomen en herstellen van milieuschade (PB L 143 van 30.4.2004, blz. 56).
(62)    Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (herschikking) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).
(63)    Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
(64)    Verordening (EU) 2018/1724 van het Europees Parlement en de Raad van 2 oktober 2018 tot oprichting van één digitale toegangspoort voor informatie, procedures en diensten voor ondersteuning en probleemoplossing en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 1).
(65)    Europese Commissie, directoraat-generaal Onderzoek en Innovatie, Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, “The strategic energy technology (SET) plan”, Bureau voor publicaties van de Europese Unie, 2019, https://data.europa.eu/doi/10.2777/04888
(66)    “hernieuwbare energie”: “hernieuwbare energie” zoals gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen.
(67)    “duurzame alternatieve brandstoffen”: de brandstoffen die zijn bestreken in het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het waarborgen van een gelijk speelveld voor duurzaam luchtvervoer (COM(2021) 561 final) en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het gebruik van hernieuwbare en koolstofarme brandstoffen in de zeevaart (COM(2021) 562 final).
(68)    Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001 betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s (PB L 197 van 21.7.2001, blz. 30).
(69)    Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PB L 312 van 22.11.2008, blz. 3).
(70)    Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 1).
(71)    Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en het gebruik maken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen (PB L 164 van 30.6.1994, blz. 3).
(72)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(73)    Richtlijn 2018/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking) (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
(74)    Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22).
(75)    Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(76)    Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 betreffende de Europese statistiek en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1101/2008 betreffende de toezending van onder de statistische geheimhoudingsplicht vallende gegevens aan het Bureau voor de Statistiek van de Europese Gemeenschappen, Verordening (EG) nr. 322/97 van de Raad betreffende de communautaire statistiek en Besluit 89/382/EEG, Euratom van de Raad tot oprichting van een Comité statistisch programma van de Europese Gemeenschappen (PB L 87 van 31.3.2009, blz. 164).
(77)    In de zin van artikel 58, lid 2, punt a) of b), van het Financieel Reglement.
(78)    Nadere gegevens over de wijzen van uitvoering van de begroting en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BUDGpedia: https://myintracomm.ec.europa.eu/corp/budget/financial-rules/budget-implementation/Pages/implementation-methods.aspx
(79)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(80)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(81)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(82)    Volgens de officiële begrotingsnomenclatuur.
(83)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(84)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(85)    Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(86)    Zoals beschreven in punt 1.4.2 “Specifieke doelstelling(en)…”.
(87)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(88)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(89)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek onder contract, eigen onderzoek.
(90)    AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professionals in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(91)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(92)    Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen. Vervang “N” door het verwachte eerste jaar van uitvoering (bijvoorbeeld: 2021). Hetzelfde voor de volgende jaren.
(93)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
Top

Brussel, 16.3.2023

COM(2023) 161 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

tot vaststelling van een kader voor maatregelen ter versterking van het Europese ecosysteem voor de productie van nettonultechnologieën op het gebied van energie (verordening voor een nettonulindustrie)


BIJLAGE

Strategische nettonultechnologieën

1.

Technologieën voor fotovoltaïsche en thermische zonne-energie

2.

Technologieën voor onshorewindenergie en hernieuwbare offshore-energie

3.

Batterij-/opslagtechnologieën

4.

Warmtepompen en technologieën voor geothermische energie

5.

Elektrolyse-installaties en brandstofcellen

6.

Technologieën voor duurzaam biogas/biomethaan

7.

Technologieën voor koolstofafvang en -opslag (CCS)

8.

Nettechnologieën

Top