Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022IP0135

    Resolutie van het Europees Parlement van 3 mei 2022 over “Naar een duurzame blauwe economie in de EU: de rol van de visserij- en de aquacultuursector” (2021/2188(INI))

    PB C 465 van 6.12.2022, p. 2–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.12.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 465/2


    P9_TA(2022)0135

    Een duurzame blauwe economie in de EU: de rol van de visserij en aquacultuur

    Resolutie van het Europees Parlement van 3 mei 2022 over “Naar een duurzame blauwe economie in de EU: de rol van de visserij- en de aquacultuursector” (2021/2188(INI))

    (2022/C 465/01)

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie van 17 mei 2021 over een nieuwe aanpak voor een duurzame blauwe economie in de EU — De blauwe economie van de EU transformeren voor een duurzame toekomst (COM(2021)0240),

    gezien de artikelen 3, 4, 13, 38, 43 en 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid (1),

    gezien Verordening (EU) 2021/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 7 juli 2021 tot oprichting van het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en tot wijziging van Verordening (EU) 2017/1004 (2) (EFMZVA),

    gezien Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (3),

    gezien het zevende milieuactieprogramma (MAP) en de daarin verankerde concepten, zoals de grenzen van de planeet en de ecologische grenzen,

    gezien Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot vaststelling van een kader voor maritieme ruimtelijke planning (4),

    gezien Richtlijn 2007/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 over beoordeling en beheer van overstromingsrisico’s (5),

    gezien Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (6),

    gezien het politieke akkoord tussen het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2021 over de Connecting Europe Facility 2021-2027,

    gezien de mededeling van de Commissie van 11 december 2019 getiteld “De Europese Green Deal” (COM(2019)0640),

    gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020, getiteld “EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 — De natuur terug in ons leven brengen” (COM(2020)0380) en zijn resolutie van 9 juni 2021 daarover (7),

    gezien de mededeling van de Commissie van 20 mei 2020 getiteld “Een “van boer tot bord”-strategie voor een eerlijk, gezond en milieuvriendelijk voedselsysteem” (COM(2020)0381) en zijn resolutie van 20 oktober 2021 daarover (8),

    gezien het verslag van de Commissie getiteld “The EU Blue Economy Report 2021” (verslag 2021 over de blauwe economie in de EU) (9),

    gezien het verslag van de Commissie van maart 2021 getiteld “Sustainability criteria for the blue economy” (duurzaamheidscriteria voor de blauwe economie) (10),

    gezien de mededeling van de Commissie van 12 mei 2021 getiteld “Strategische richtsnoeren voor een duurzamere en concurrerendere EU-aquacultuur voor de periode 2021 tot en met 2030” (COM(2021)0236),

    gezien de mededeling van de Commissie van 23 juli 2020 getiteld “Een nieuwe aanpak van de maritieme strategie voor het Atlantische gebied — Atlantisch actieplan 2.0 — Een geactualiseerd actieplan voor een duurzame, veerkrachtige en concurrerende blauwe economie in het Atlantische gebied van de Europese Unie” (COM(2020)0329),

    gezien de mededeling van de Commissie van 9 december 2020 getiteld “Strategie voor duurzame en slimme mobiliteit — Het Europees vervoer op het juiste spoor naar de toekomst” (COM(2020)0789),

    gezien de mededeling van de Commissie van 19 november 2020 getiteld “EU-strategie over de benutting van het potentieel van hernieuwbare offshore-energie met het oog op een klimaatneutrale toekomst” (COM(2020)0741),

    gezien zijn resolutie van 8 september 2015 over het aanboren van het potentieel van onderzoek en innovatie in de blauwe economie voor de schepping van banen en groei (11),

    gezien zijn resolutie van 16 januari 2018 getiteld “Internationale oceaangovernance: een agenda voor de toekomst van onze oceanen in de context van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling voor 2030” (12),

    gezien zijn resolutie van 25 maart 2021 over de gevolgen van zwerfvuil op zee voor de visserij (13),

    gezien zijn resolutie van 14 september 2021 over een nieuwe aanpak van de maritieme strategie voor het Atlantische gebied (14),

    gezien zijn resolutie van 7 juli 2021 over de gevolgen voor de visserijsector van offshorewindmolenparken en andere systemen voor hernieuwbare energie (15),

    gezien zijn resolutie van 14 september 2021 getiteld “Naar een sterker partnerschap met de ultraperifere gebieden van de EU” (16),

    gezien de overeenkomst die op de 21e Conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (COP21) op 12 december 2015 in Parijs is gesloten (de Overeenkomst van Parijs),

    gezien de mondiale richtsnoeren en internationale normen voor de visserij en aquacultuur zoals ontwikkeld door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO), in samenwerking met de EU als lid,

    gezien het verslag van de FAO getiteld “The State of World Fisheries and Aquaculture 2020: Sustainability in Action”,

    gezien het initiatief “Blue Fishing Ports Network” dat in juli 2018 door de FAO is gelanceerd,

    gezien de blauwe groeistrategieën van de haven van Vigo voor de perioden 2016-2020 en 2021-2027 (17),

    gezien het advies van het Comité van de Regio’s over de mededeling van de Commissie over een nieuwe aanpak voor een duurzame blauwe economie in de EU — De blauwe economie van de EU transformeren voor een duurzame toekomst (COM(2021)0240),

    gezien het advies van het Comité van de Regio’s van 2 december 2021 over duurzame blauwe economie en aquacultuur (NAT-VVI/020),

    gezien de bevoegdheid van zijn Commissie vervoer en toerisme inzake maritieme programmering en een geïntegreerd maritiem beleid,

    gezien artikel 54 van zijn Reglement,

    gezien de adviezen van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en de Commissie vervoer en toerisme,

    gezien het verslag van de Commissie visserij (A9-0089/2022),

    A.

    overwegende dat de blauwe economie van de EU voor 4,5 miljoen directe banen zorgt en alle industrieën en sectoren omvat die verband houden met oceanen, zeeën en kusten, ongeacht of zij gebaseerd zijn op het mariene milieu (zoals de scheepvaart, het vervoer van passagiers op zee, visserij en de opwekking van energie) of op het land (zoals havens, scheepswerven, kusttoerisme en landgebaseerde aquacultuur); overwegende dat het een breed, snel evoluerend segment van onze economie is dat de afgelopen tien jaar belangrijke stappen heeft gezet om te moderniseren en te diversifiëren, en een belangrijke rol zal spelen bij de verbetering van de ecologische, sociale en economische ontwikkeling;

    B.

    overwegende dat de mondiale blauwe economie, als deze zou worden vergeleken met een nationale economie, de op zes na grootste economie ter wereld zou zijn en dat de oceaan als economische entiteit lid zou zijn van de G7; overwegende dat de blauwe economie betrekking heeft op het grootste ecosysteem van de planeet, aangezien 80 % van alle levensvormen zich in de oceaan bevinden; overwegende dat de oceaan ons omringt en in leven houdt en voorziet in kritieke hulpmiddelen voor de menselijke gezondheid, om nog maar te zwijgen over het netwerk van economische interacties;

    C.

    overwegende dat de blauwe economie de groei en economische ontwikkeling, alsmede de werkgelegenheid, sterk kan stimuleren, met name in kust- en eilandstaten en -gebieden en in de ultraperifere gebieden;

    D.

    overwegende dat de visserijsector, met name kleinschalige, kust- en ambachtelijke visserij, onvoldoende in acht wordt genomen in de strategie van de EU voor de blauwe economie;

    E.

    overwegende dat de blauwe economie zal zorgen voor nog meer nieuwe kansen en nieuwe banen, met name op gebieden zoals oceaanenergie, de blauwe bio-economie, biotechnologie en ontzilting;

    F.

    overwegende dat de sectorale prioriteiten voor de ontwikkeling van de blauwe economie per lidstaat kunnen verschillen afhankelijk van, enerzijds, het ontwikkelingstraject van traditionele of gevestigde sectoren en, anderzijds, van bestaande hulpbronnen en het ontwikkelingspotentieel van opkomende sectoren in elke lidstaat;

    G.

    overwegende dat voor de benutting van het potentieel van de blauwe economie niet teruggegrepen mag worden naar methoden en groeimodellen die niet-duurzaam gebleken zijn voor zeeën en oceanen; overwegende dat bij het gebruik van de hulpbronnen in zeeën en oceanen absoluut rekening moet worden gehouden met de noodzaak om deze hulpbronnen op de juiste wijze te beheren en in stand te houden zonder het evenwicht van de mariene ecosystemen te verstoren;

    H.

    overwegende dat in de richtlijn maritieme ruimtelijke planning is bepaald dat de lidstaten rekening moeten houden met de wisselwerking tussen activiteiten en gebruiksfuncties zoals aquacultuur, visserij, installaties en infrastructuur voor de productie van energie uit hernieuwbare bronnen, en onderzeese kabels, en dat zij de co-existentie van relevante activiteiten moeten bevorderen en een ecosysteemgerichte aanpak moeten toepassen;

    I.

    overwegende dat de blauwe economie die zich binnen de ecologische grenzen ontwikkelt, en bijgevolg niet alleen de visserij- en de aquacultuursector maar alle hieraan verwante mariene sectoren, de ecologische, de sociale en de economische pijler evenzeer horizontaal in acht moeten nemen om als duurzaam te kunnen worden beschouwd;

    J.

    overwegende dat het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) tot doel heeft de biologische rijkdommen van de zee naar behoren in stand te houden en te beheren en ervoor te zorgen dat de visserij- en aquacultuuractiviteiten uit ecologisch oogpunt duurzaam zijn op de lange termijn en worden beheerd op een manier die strookt met de doelstellingen om voordelen te realiseren op economisch en sociaal gebied en op het gebied van werkgelegenheid, en bij te dragen tot de beschikbaarheid van voedselvoorraden;

    K.

    overwegende dat het GVB moet bijdragen tot productiviteitsgroei en een fatsoenlijke levensstandaard in de visserijsector, waaronder in de sector van kleinschalige visserij, en stabiele markten, en de beschikbaarheid van voedsel moet garanderen;

    L.

    overwegende dat het krachtens SDG 14 noodzakelijk is de oceanen, zeeën en mariene hulpbronnen in stand te houden en het duurzame gebruik ervan te bevorderen, terwijl het krachtens SDG 2 noodzakelijk is de voedselveiligheid te garanderen; overwegende dat in subdoel 14.1 de doelstelling is vastgesteld om alle soorten mariene verontreiniging, en met name als gevolg van activiteiten aan land, met inbegrip van zwerfvuil op zee en nutriëntenverontreiniging, uiterlijk 2025 te voorkomen en aanzienlijk te beperken;

    M.

    overwegende dat de oceaan cruciaal is voor het leven op aarde en 50 % van de zuurstof in de atmosfeer produceert, ongeveer 25 % van de door mensen geproduceerde emissies van koolstofdioxide en 90 % van de overtollige warmte in het klimaatsysteem absorbeert en voor de regulering van het mondiale klimaat;

    N.

    overwegende dat de oceanen miljoenen soorten herbergen en dat het herstel, de instandhouding, het behoud en het duurzame gebruik van die mariene biodiversiteit van cruciaal belang zijn voor de gezondheid van de oceanen, voor de bescherming van de gezondheid van de planeet en de basis bieden voor mariene en maritieme economische activiteiten;

    O.

    overwegende dat de verzameling van gegevens voor het toezicht op en de wetenschappelijke beoordeling van de bestanden in zeeën en oceanen, waaronder de beoordeling of deze bestanden zich binnen de veilige biologische grenzen bevinden, essentieel is voor een duurzaam beheer van deze bestanden;

    P.

    overwegende dat aanzienlijke delen van de oceanen en zeebodem nog niet zijn verkend, met name de diepzee, en dat verder onderzoek nodig is om ervoor te zorgen dat eventuele activiteiten in het kader van de blauwe economie volledig duurzaam zullen zijn;

    Q.

    overwegende dat visserij en aquacultuur belangrijke sectoren in de blauwe economie zijn en een belangrijke bron van eiwitten en micronutriënten vormen die essentieel zijn voor de voedselveiligheid en de menselijke gezondheid;

    R.

    overwegende dat de mariene biodiversiteit in Europa onder druk staat, waarbij een groot aandeel onderzochte mariene soorten en habitats de status “ongunstig” of “instandhouding onbekend” heeft; overwegende dat het verlies aan mariene biodiversiteit grote ecologische en sociaal-economische gevolgen heeft voor de visserijsector, kustgebieden, eilanden en de ultraperifere gebieden van de EU, en dat het daarom dringend noodzakelijk is dit verlies om te buigen; overwegende dat de biodiversiteit in samenwerking met alle belanghebbenden, en in het bijzonder met de visserijsector en de wetenschappelijke wereld, moet worden hersteld;

    S.

    overwegende dat kust- en eilandgemeenschappen relevante belanghebbenden zijn in het debat over het potentieel van de blauwe economie en de manieren om dit te benutten;

    T.

    overwegende dat de vissers en aquacultuurexploitanten van de EU overal in de EU een essentiële rol spelen om de territoriale identiteit, culturele traditie, voedselzekerheid, werkgelegenheid en inkomen te beschermen en te bevorderen;

    U.

    overwegende dat rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken en behoeften van de kleinschalige ambachtelijke visserij;

    V.

    overwegende dat de sector recreatievisserij kan bijdragen tot de diversificatie van het inkomen van kustgemeenschappen, als hoogwaardige en duurzame toeristische activiteit;

    W.

    overwegende dat vrouwen een belangrijke rol spelen in de visserij- en aquacultuursector; overwegende dat het nodig is hun zichtbaarheid te vergroten en gelijke toegang tot werkgelegenheid in de sector te waarborgen, alsmede passende wettelijke erkenning;

    X.

    overwegende dat de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s) 3, 6, 9 en 12 van de VN het belang van de dierlijke gezondheid, goede waterkwaliteit, duurzame innovatie en duurzame consumptie en productie in de blauwe economie benadrukken;

    Y.

    overwegende dat de gezondheid en het welzijn van aquatische dieren verband houdt met de kwaliteit van voedselproducten; overwegende dat slecht dierenwelzijn en slechte veehouderij het risico op ziekten en aandoeningen kunnen doen toenemen;

    Z.

    overwegende dat de landbouw op het land, en met name het gebruik van stikstofmeststoffen en de eutrofiëring van de aquatische omgeving, een aanzienlijke impact heeft op mariene ecosystemen en de visserij;

    AA.

    overwegende dat vissers een uiterst belangrijke rol spelen bij de verzameling van achtergelaten zwerfvuil op zee, door het uitvoeren van gerichte campagnes of door het onbewust verzamelen van zwerfvuil tijdens het vissen;

    AB.

    overwegende dat de doelstellingen voor 2020 om te zorgen voor een goede milieutoestand van de Europese zeeën en een einde te maken aan overbevissing niet zijn behaald;

    AC.

    overwegende dat de visserijsector in de EU in 2018 goed was voor ongeveer 163 600 banen en dat de EU-vissersvloot in 2019 ongeveer 4,1 miljoen ton levend gewicht heeft gevangen; overwegende dat in de EU-27 in 2018 1,1 miljoen ton aquatische organismen ter waarde van 3,7 miljard EUR werden geproduceerd (18);

    AD.

    overwegende dat de EU netto-importeur is van producten uit de visserij- en aquacultuur en voor het grootste deel van haar consumptie van aquatische levensmiddelen nog steeds afhankelijk is van invoer, met een aandeel van 34 % van de mondiale waarde van de invoer in 2018; overwegende dat de EU-visserij-invoer ten minste aan vergelijkbare duurzaamheidsnormen moet voldoen als die in de EU; overwegende dat de EU-visserij-invoer direct verband moet houden met duurzame werkgelegenheid in de sectoren invoer, verwerking en detailhandel;

    AE.

    overwegende dat de EU-visserij, -aquacultuur en -kustgemeenschappen reeds de gevolgen van de klimaatverandering hebben ondervonden; overwegende dat de klimaatnoodtoestand een aanzienlijke impact heeft gehad op de gezondheid van de Europese zeeën, met nadelige gevolgen voor de veerkracht van de blauwe economie, en met name voor de visserij en aquacultuur;

    AF.

    overwegende dat verschillende sectoren in de blauwe economie door de COVID-19-pandemie zijn getroffen, met name het kust- en maritiem toerisme; overwegende dat de blauwe economie kan bijdragen tot het herstel van de economische en sociale schade als gevolg van de huidige crisis;

    AG.

    overwegende dat de COVID-19-pandemie aanzienlijke economische gevolgen heeft gehad voor de mensen die werkzaam zijn in de visserij- en aquacultuursector, als gevolg van de gecombineerde effecten van een daling van de vraag en de afwezigheid op veel schepen van omstandigheden die de gezondheid en veiligheid waarborgen; overwegende dat de verstoringen van de markt als gevolg van de pandemie negatieve gevolgen hebben gehad voor vissers in de hele EU; overwegende dat het vissers toch is gelukt voedsel van hoge kwaliteit te leveren en dat derhalve bijzondere aandacht moet worden besteed aan vissers met het oog op hun belang voor de zekerheid van de voedselvoorziening in de EU;

    AH.

    overwegende dat de pandemie heeft aangetoond dat een veerkrachtig milieu, ondersteund door middel van duurzame praktijken bij het beheer van de hulpmiddelen ervan, van belang is voor de mondiale gezondheid en de toekomst van voedselsystemen;

    AI.

    overwegende dat kustgemeenschappen hun inkomstenbronnen moeten diversifiëren teneinde economische en sociale schokken te kunnen weerstaan;

    AJ.

    overwegende dat kustgemeenschappen en afgelegen gemeenschappen bij het diversifiëren van hun inkomstenbronnen veerkracht moeten opbouwen tegen schokken zoals de door de klimaatverandering veroorzaakte schokken;

    AK.

    overwegende dat maritiem en kusttoerisme een pijler van de blauwe economie is, aangezien meer dan de helft van de toeristische accommodatie in de EU zich in kustgebieden bevindt en 30 % van de overnachtingen plaatsvindt in een badplaats; overwegende dat in de mededeling van de Commissie over toerisme en vervoer in en na 2020 (COM(2020)0550) wordt gewezen op het belang van de bescherming en het herstel van de Europese natuurlijke rijkdommen op het land en in de zee;

    AL.

    overwegende dat maritiem en kusttoerisme goed zijn voor 60 % van de werkgelegenheid in de blauwe economie; overwegende dat voor een concurrerende, veerkrachtige en sociaal rechtvaardige blauwe economie hooggekwalificeerde vakmensen nodig zijn; overwegende dat “blauwe banen” groei en carrièremogelijkheden kunnen bevorderen;

    AM.

    overwegende dat hengelsporttoerisme als sector een nieuwe bron van inkomsten kan zijn voor kustgemeenschappen indien de duurzaamheid en goede toestand van de visbestanden worden gewaarborgd en sociale en gezondheidsvoordelen worden geboden;

    AN.

    overwegende dat recreatievisserij voor veel gemeenschappen in Europa reeds een duurzame en hoogwaardige toeristische optie en aanvullende activiteit is; overwegende dat de belangstelling voor recreatievisserij in veel landen is toegenomen, met name na de COVID-19-pandemie;

    AO.

    overwegende dat de ontwikkeling van duurzame infrastructuur in kustgebieden zal helpen de biodiversiteit, kustecosystemen en -landschappen in stand te houden, hetgeen de duurzame ontwikkeling van het toerisme en van kustgebieden zal versterken;

    AP.

    overwegende dat de blauwe economie een essentiële rol speelt in de welvaart van de ultraperifere gebieden, die, aangezien ze afgezonderd zijn, bijzonder afhankelijk zijn van activiteiten op basis van de blauwe economie, zoals zeevervoer, scheepvaart en toerisme;

    AQ.

    overwegende dat havens een essentiële rol spelen bij de verwezenlijking van doelstellingen met betrekking tot de duurzame blauwe economie en overwegende dat de verduurzaming van havens duurzame ontwikkeling in kustgemeenschappen bevordert; overwegende dat havens een belangrijk knooppunt zijn voor het vervoer van goederen en passagiers in ultraperifere gebieden;

    AR.

    overwegende dat havens van cruciaal belang zijn voor de connectiviteit en de economie van regio’s en landen en een belangrijke rol spelen bij de bevordering van duurzame ontwikkeling, die bijdraagt aan het aanpakken van het verlies aan biodiversiteit, zoals aangegeven in de nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030; overwegende dat de rol van havens ook zal evolueren naarmate het Europese industriële landschap verandert (bijvoorbeeld door de uitbreiding van oceaanenergie);

    AS.

    overwegende dat EU-scheepswerven de kansen kunnen aangrijpen die ontstaan als gevolg van de snel groeiende innovatieve markt voor energie-efficiënte dienstvaartuigen;

    AT.

    overwegende dat verschillende aan de blauwe economie gerelateerde activiteiten op één plek leiden tot concurrentie, verontreiniging en conflicten op het gebied van ruimtelijke ordening op zee die vooral van invloed zijn op visserijactiviteiten, en dan met name kleinschalige ambachtelijke visserij en kustgemeenschappen; overwegende dat maritieme ruimtelijke planning van cruciaal belang ter voorkoming van toenemende concurrentie en conflicten op het gebied van ruimtelijke ordening op zee;

    AU.

    overwegende dat de lidstaten door middel van hun maritieme ruimtelijke plannen moeten trachten bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van energiesectoren op zee, zeevervoer, en de visserij- en aquacultuursector, en ook tot het behoud, de bescherming en de verbetering van het milieu, met inbegrip van de weerbaarheid tegen de gevolgen van de klimaatverandering; overwegende dat de belangen van de visserij en de aquacultuur in dit verband bijzondere aandacht moeten krijgen en niet aan de kant mogen worden geschoven wanneer de lidstaten hun maritieme ruimtelijke plannen verder uitwerken en herzien;

    AV.

    overwegende dat het de doelstelling van de Overeenkomst van Parijs is om de mondiale opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder de 2 en bij voorkeur onder de 1,5 graden Celsius ten opzichte van de pre-industriële niveaus;

    AW.

    overwegende dat het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering over de oceaan en de cryosfeer in een veranderend klimaat aantoont dat het combineren van wetenschappelijk kennis met lokale en inheemse knowhow voordelen oplevert wanneer het erom gaat de weerbaarheid te verbeteren;

    AX.

    overwegende dat de EU ernaar streeft uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te worden, overeenkomstig de doelstellingen van de Green Deal; overwegende dat de EU de doelstelling heeft voorgesteld om in 2030 ten minste 55 % minder broeikasgassen uit te stoten; overwegende dat op zee geproduceerde hernieuwbare energie een van de mogelijkheden is die de lidstaten kunnen kiezen om deze doelstelling te verwezenlijken; overwegende dat deze energie een belangrijke rol moet spelen bij het verwezenlijken van deze doelstellingen aan de hand van een geïntegreerde aanpak waarbij rekening wordt gehouden met de drie duurzaamheidspijlers;

    AY.

    overwegende dat in het kader van de EU-biodiversiteitsstrategie voor 2030 een voorstel voor juridisch bindende doelstellingen inzake natuurherstel moet worden opgesteld, in overeenstemming met de doelstelling om 30 % van het zeegebied van de EU te beschermen en 10 % van het zeegebied van de EU strikt te beschermen;

    AZ.

    overwegende dat er voor elke maritieme regio van de EU behoefte is aan specifieke richtsnoeren en robuuste plannen met betrekking tot de doelstellingen inzake beschermde mariene gebieden;

    BA.

    overwegende dat de ultraperifere gebieden echte natuurlijke laboratoria zijn, die rijk zijn aan biodiversiteit, en echte natuurlijke toevluchtsoorden vormen die dringend bescherming behoeven, met name omdat zij voornamelijk archipels zijn, met uitgebreide kustgebieden;

    BB.

    overwegende dat het beheer van ecosystemen een holistische benadering vereist in het kader waarvan rekening wordt gehouden met alle oorzaken van het biodiversiteitsverlies, zoals de klimaatverandering, de verzuring van de oceanen, het verschijnen van uitheemse soorten, kusterosie enz.; overwegende dat er voor het beheer en de instandhouding van de rijkdommen van de zee een holistische visie, een kader en een ecosysteembenadering nodig zijn;

    BC.

    overwegende dat de klimaatverandering de verspreidings- en migratiepatronen van verschillende vissoorten in toenemende mate verandert en gevolgen heeft voor de kleinschalige visserij in ontwikkelingslanden, die kwetsbaarder is voor de gevolgen ervan;

    BD.

    overwegende dat de illegale visserij een belangrijke bedreiging vormt voor de mariene hulpbronnen en de visbestanden uitput, mariene habitats vernietigt, oneerlijke concurrentie veroorzaakt en de bestaansmiddelen van kustgemeenschappen en de visserij van eilanden in gevaar brengt;

    BE.

    overwegende dat het voor de lidstaten essentieel is een eenvoudige, transparante en doeltreffende EU-visserijcontroleregeling toe te passen teneinde ervoor te zorgen dat de duurzaamheidsdoelstellingen van de sector worden verwezenlijkt;

    BF.

    overwegende dat betere traceerbaarheid met toegang tot informatie over de voedingswaarde, de plaats van herkomst en vervaardiging van producten van fundamenteel belang is voor het gedrag van de consument bij het diversifiëren van de consumptie;

    Alomvattende aanpak van de blauwe economie van de EU

    1.

    is ingenomen met de nieuwe strategie van de Commissie voor een duurzame blauwe economie in de EU; betreurt echter het gebrek aan specifieke doelstellingen voor verschillende sectoren, met name visserij en aquacultuur als belangrijke sectoren in de blauwe economie; wijst erop dat nieuwe wetgevingsvoorstellen en actieplannen altijd gebaseerd moeten zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en op sociale, economische en milieueffectbeoordelingen;

    2.

    pleit voor een brede definitie van de blauwe economie die alle sectorale en intersectorale activiteiten met betrekking tot oceanen, zeeën en kustgebieden bestrijkt, met inbegrip van directe en indirecte ondersteunde activiteiten, en waarin naar behoren rekening wordt gehouden met de visserijsector; vestigt de aandacht op het transversale belang van innovatie voor al deze activiteiten, hetzij traditioneel of opkomend;

    3.

    wijst erop dat een geïntegreerde aanpak van de verschillende sectoren van de blauwe economie noodzakelijk is, waarin de prioriteiten van de lidstaten worden erkend en geëerbiedigd en zij worden geholpen bij de ontwikkeling van die prioriteiten;

    4.

    benadrukt dat de blauwe economie in het algemeen een cruciale rol speelt, met name in de ultraperifere gebieden, en kan bijdragen tot het verzachten van de impact van de klimaatverandering, het bevorderen van natuurlijke oplossingen en het verbeteren van het gebruik van maritieme en aquatische hulpbronnen;

    5.

    vestigt de aandacht op de negatieve trends en een duidelijke daling in bepaalde meer traditionele sectoren van de blauwe economie (zoals visserij, scheepsbouw en de reparatie van schepen), met name in gebieden waar zij daadwerkelijk fungeren als ondersteunende activiteiten en de economische activiteit zowel upstream als downstream stimuleren, werkgelegenheid scheppen en groei bevorderen; is van mening dat deze activiteiten in een strategie voor de blauwe economie niet over het hoofd mogen worden gezien en dat de nadruk moet liggen op het potentieel voor innovatie om de geregistreerde daling te kenteren;

    6.

    benadrukt dat het stimuleren van de blauwe economie van cruciaal belang is voor de heropleving van de hele economie en voor het herstel in economisch en sociaal opzicht van verschillende sectoren, zoals vervoer en toerisme, die zwaar door de COVID-19-pandemie zijn getroffen;

    7.

    dringt aan op een betere en meer gecoördineerde uitvoering van alle beschikbare financiële instrumenten, met inbegrip van de structuur- en investeringsfondsen, om de strategie voor de blauwe economie verder te bevorderen;

    8.

    verzoekt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten de specifieke behoeften van de visserijsector in het kader van de financiering van de blauwe economie (op sectoraal, regionaal, nationaal en Europees niveau) te peilen met het oog op de verwezenlijking van het potentieel van de sector qua groei en de schepping van werkgelegenheid;

    9.

    wijst erop dat voor de ontwikkeling van de blauwe economie meer moet worden geïnvesteerd in kennis en dat de EU en de lidstaten teneinde het mariene milieu beter te begrijpen aanzienlijke financiering moeten verschaffen via regelingen die continuïteit en voorspelbaarheid op de lange termijn waarborgen;

    10.

    benadrukt de noodzaak van passende financiële steun voor de blauwe economie om grootschalige investeringen in onderzoek, technologie en infrastructuur op het niveau van de EU en de lidstaten mogelijk te maken; verzoekt de Commissie en de industrie daarom de voordelen te evalueren van het opzetten van EU-partnerschappen voor zeevervoer, ook met de particuliere sector, op EU- en internationaal niveau om de huidige problemen op het gebied van internationale handel en toeleveringsketens aan te pakken, innovatie en concurrentievermogen binnen de sector te bevorderen, bij te dragen aan decarbonisatie, infrastructuur voor walstroom, het laden en leveren van alternatieve brandstoffen in havens en vrachtterminals tot stand te brengen en afvalbeheerplannen voor havens in de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Oostzee te ontwikkelen; is daarom ingenomen met de oprichting van het Europees partnerschap voor een klimaatneutrale, duurzame en productieve blauwe economie, dat erop gericht is de onderzoeks- en innovatieprioriteiten op nationaal, regionaal en EU-niveau op elkaar af te stemmen;

    11.

    roept de Commissie en de lidstaten ertoe op te voorzien in nieuwe projecten en nieuwe instrumenten voor alle actoren in de blauwe economie om hun activiteiten te baseren op een verantwoord en duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, decarbonisatie en de circulaire economie; benadrukt dat de duurzame blauwe economie zich binnen de ecologische grenzen moet ontwikkelen, gebaseerd moet zijn op wetenschappelijk advies en een gezonde mariene omgeving moet bevorderen;

    12.

    benadrukt de noodzaak van een geïntegreerde en op ecosystemen gerichte aanpak voor alle sectoren van de blauwe economie;

    13.

    verzoekt de Commissie wetgevings- en niet-wetgevingsinitiatieven voor te stellen op basis van een degelijke effectbeoordeling van deze initiatieven op de visserij- en de aquacultuursector, en te waarborgen dat de blauwe economie de fundamentele pijler wordt voor de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Europese Green Deal en verwante latere EU-strategieën; wijst erop dat de transformatie die de blauwe economie moet ondergaan de innovatie en de creatie van banen en economische kansen zal stimuleren;

    14.

    benadrukt dat kust- en oceaanafhankelijke gemeenschappen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een duurzame blauwe economie waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden en behoeften van deze gemeenschappen; benadrukt dat zij uiteenlopende proefprojecten kunnen leiden, zoals projecten op het gebied van technologieën voor hernieuwbare offshore-energie, de ontwikkeling van op de natuur gebaseerde activiteiten en de bijdrage van duurzame visserij en aquacultuur aan gezonde, veerkrachtige en veilige voedselsystemen;

    15.

    is van mening dat kustgemeenschappen en eilanden, met name degene die betrokken zijn bij de visserij, volledig moeten worden betrokken bij elk stadium van de ontwikkeling van de blauwe economie en dat dit een absolute voorwaarde is voor de benutting van het potentieel van de sector in termen van innovatie, werkgelegenheid, welvaart en duurzame ontwikkeling;

    16.

    benadrukt dat een holistische benadering van alle sectoren van de blauwe economie, waarbij rekening wordt gehouden met de wisselwerking tussen deze sectoren, noodzakelijk is om te voorkomen dat de activiteiten van de ene sector de activiteiten van de andere belemmeren of tot conflicten leiden; merkt op dat dit ook relevant is voor de bescherming van het mariene milieu; wijst op de noodzaak van een collaboratieve, inclusieve en sectoroverschrijdende maritieme ruimtelijke planning; wijst in dit verband op het belang van een doeltreffende, op het ecosysteem gebaseerde maritieme ruimtelijke planning voor het behalen van de ecologische, sociale en economische doelstellingen, onder meer in de context van de overgang op een klimaatneutrale samenleving; is van mening dat de maritieme ruimtelijke planning zal leiden tot synergieën tussen sectoren en de bestaansmiddelen van vissers zal beschermen; betreurt dat de meerderheid van de lidstaten de vaststelling van maritieme ruimtelijke plannen, zoals vereist op grond van Richtlijn 2014/89/EU, heeft uitgesteld; nodigt de Commissie uit te waarborgen dat de evaluatie van de richtlijn in 2022 tijdig wordt gepresenteerd en deze indien nodig te vergezellen van corrigerende initiatieven;

    17.

    benadrukt dat in de initiatieven die zullen leiden tot de nieuwe visie op de duurzame blauwe economie in de EU rekening moet worden gehouden met de wisselwerking tussen land en zee;

    18.

    benadrukt het belang van het aangaan van bilaterale partnerschapsovereenkomsten met derde landen, met name partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en de bestrijding van illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij (IOO-visserij); wijst erop dat bij het opzetten van bilaterale partnerschappen altijd rekening moet worden gehouden met de naleving van de hoogste ecologische, economische en sociale duurzaamheidscriteria en gebaseerd moeten zijn op het beste beschikbare wetenschappelijke advies;

    19.

    is bezorgd over gevallen van IOO-visserij buiten de EU-wateren; wijst erop dat IOO-visserij, die wordt vergemakkelijkt door onder goedkope vlag te varen, de voedselzekerheid en de bestaansmiddelen van mensen in kustlanden schaadt en tegelijkertijd een voedingsbodem voor piraterij creëert; dringt aan op een sterk wereldwijd systeem van afschrikkende sancties en een veelzijdige aanpak ter bestrijding van IOO-visserij; benadrukt dat het gebruik van goedkope vlaggen en omvlagging moeten worden beperkt en dat overlading op zee moet worden aangepakt, aangezien dit belangrijke instrumenten zijn om mazen op het vlak van IOO-visserij te dichten; verzoekt de EU meer in het algemeen de capaciteitsopbouw op het gebied van corruptiebestrijding te versterken door de samenwerking tussen nationale instanties te bevorderen, de internationale samenwerking te versterken, het toezicht op visserijactoren in ontwikkelingslanden met steun van de EU te verbeteren, en regionale monitoring-, controle- en surveillancecentra en taskforces te ondersteunen;

    20.

    benadrukt dat IOO-visserij op consistente, doeltreffende en alomvattende wijze moet worden bestreden; verzoekt de Commissie verslag uit te brengen over haar uitwisselingen met de staten met een gele kaart; benadrukt het belang van de traceerbaarheid van producten en van het verbod op de invoer van visserijproducten afkomstig van illegale visserij; dringt er bij de lidstaten op aan de aanvoer door vaartuigen van verdachte derde landen daadwerkelijk niet te tolereren;

    21.

    onderstreept hoe belangrijk het is de dialoog met de oeverstaten rond de Middellandse Zee te intensiveren, met name met de landen aan de zuidelijke oever, en de middelen voor projectlijnen gericht op internationale samenwerking in de sectoren van de blauwe economie (Interreg Next Med, het Interreg Euro-MED-programma 2021-2027, Switch Med enz.) sterk op te trekken;

    22.

    wijst erop dat sommige vloten van buiten de EU die in dezelfde gebieden vissen en visserijproducten naar de Europese markt exporteren lagere duurzaamheidsnormen hanteren, hetgeen een negatieve invloed heeft op het concurrentievermogen van de Europese vissers;

    23.

    benadrukt dat een gelijk speelveld tot stand moeten gebracht zodat op gelijke voet kan worden geconcurreerd met producten die worden ingevoerd uit derde landen, waarbij moet worden gegarandeerd dat alle visserij- en aquacultuurproducten die in de EU worden geconsumeerd, worden geproduceerd in duurzame voedingssystemen en bijdragen tot de doelstellingen van de Green Deal; verzoekt de Commissie alle maatregelen te treffen die nodig zijn om via de Wereldhandelsorganisatie, en met name in de handelsovereenkomsten van de Unie, een algemeen klimaat van eerlijke mededinging te scheppen;

    24.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de rechten en arbeidsomstandigheden van onderdanen van derde landen die op EU-schepen werken te blijven versterken, en fatsoenlijke lonen te waarborgen voor al wie werkzaam is in de visserij- en de aquacultuursector en in alle andere sectoren van de blauwe economie;

    25.

    benadrukt dat het noodzakelijk is om de samenwerking te versterken en acties te coördineren met lopende multilaterale fora, zoals het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering, het Biodiversiteitsverdrag en de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en andere gerelateerde internationale en multilaterale processen om de bescherming, het behoud, het duurzame beheer en het herstel van de mariene en zoetwaterbiodiversiteit te bevorderen, terwijl wordt bijgedragen aan andere SDG’s; wijst erop dat COP15 in Kunming, China, een goede mogelijkheid biedt om in dit verband overeenstemming te bereiken over mondiale maatregelen;

    26.

    neemt nota van de doelstelling om tegen 2030 30 % van de oceanen in de wereld te beschermen, maar waarschuwt dat dit niet ten koste mag gaan van de voedselzekerheid, vissers en aquacultuurproducenten, inheemse volkeren en lokale gemeenschappen;

    27.

    is verheugd over de inzet van de Commissie voor de aanwijzing van drie beschermde mariene gebieden in de Zuidelijke Oceaan; betreurt het dat de Commissie voor de instandhouding van de levende rijkdommen in de Antarctische wateren (CCAMLR) in 2021 wederom geen overeenstemming kon bereiken over deze beschermde gebieden;

    28.

    benadrukt de rol van lokale en regionale overheden, die samen met de lidstaten verantwoordelijk zijn voor het helpen vaststellen en aanwijzen van aanvullende beschermde mariene gebieden;

    29.

    wijst erop dat uit steeds meer onderzoek, en met name uit het speciaal verslag van de Intergouvernementele Werkgroep inzake klimaatverandering over de oceaan en de cryosfeer in een veranderend klimaat, blijkt dat de doelstellingen inzake biodiversiteit en beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering beter kunnen worden bereikt wanneer vissers en lokale gemeenschappen zelf de controle hebben over het beheer van de hulpbronnen waarvan zij afhankelijk zijn; benadrukt dat door kustgemeenschappen beheerde ecosystemen tot de rijkste en meest productieve behoren en ook bijdragen tot de aanpassing van kustgebieden aan de gevolgen van de klimaatverandering; wijst op de risico’s van oceaanroof voor maritieme ruimtelijke ordening; benadrukt derhalve dat het zaak is kleinschalige visserij veilig te stellen, te zorgen voor een verantwoord beheer van visgronden, en de begunstigden van EU-ondernemingen die actief zijn in de blauwe economie ter verantwoording te roepen als hun activiteiten de mensenrechten schenden;

    30.

    verzoekt de EU en de partnerlanden in hun strategieën voor de beperking van de klimaatverandering te vertrouwen op de kennis van inheemse volkeren, en participatief beheer, dat doeltreffend is gebleken om de veerkracht van kustgemeenschappen te vergroten, actief te bevorderen;

    31.

    is van mening dat bij internationale oceaangovernance de blauwe economie op sectoroverschrijdende basis moet worden aangepakt, waarbij moet worden gezorgd voor gelijke behandeling van alle maritieme economische activiteiten; pleit ervoor dat de oceaan wordt erkend als gemeenschapsgoed van de mensheid, en dringt erop aan dat partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij (PODV’s) altijd in overeenstemming zijn met de SDG’s voor 2030, met de milieuverplichtingen en -doelstellingen van de EU en met de verplichtingen en doelstellingen van het GVB;

    32.

    is bezorgd dat de sectorale steun die wordt verleend door de PODV’s vaak niet direct ten goede komt aan de lokale visserij en kustgemeenschappen in derde landen, en verzoekt de Commissie bijgevolg de PODV’s nauw te koppelen aan de EU-programmering voor duurzame ontwikkeling;

    33.

    benadrukt dat PODV’s een instrument moeten worden voor de ontwikkeling van lokale blauwe economieën; is van mening dat onvoldoende gegevens het moeilijk maken om de bijdragen van PODV’s aan de verwezenlijking van de SDG’s in partnerlanden te evalueren; dringt er bij de EU op aan de transparantie, de gegevensverzameling (met name over vangsten, de registratie van vaartuigen en arbeidsomstandigheden) en de rapportageverplichtingen in het kader van PODV’s op te voeren en een gecentraliseerde sociaal-economische databank op te zetten voor alle EU-vaartuigen, ongeacht waar zij actief zijn;

    34.

    benadrukt dat alle belanghebbenden moeten worden betrokken bij de onderhandelingen over PODV’s en tijdens de uitvoeringsperiode daarvan en dat ervoor moet worden gezorgd dat rekening wordt gehouden met de behoeften van de gemeenschappen die de grootste gevolgen van deze partnerschappen ondervinden;

    35.

    betreurt het gebrek aan toezicht op de uitvoering en het correcte gebruik van de middelen; is bezorgd over het feit dat sectorale steun in het kader van PODV’s vaak niet rechtstreeks ten goede komt aan kleinschalige vissers; verzoekt de Commissie PODV’s nauw te koppelen aan de ontwikkelingshulp van de EU, teneinde de toegevoegde waarde voor kustgemeenschappen te vergroten; verzoekt de Commissie voorts proactief jaarverslagen te publiceren over de wijze waarop sectorale steun wordt gebruikt, teneinde het gebruik van EU-overheidsgeld beter te volgen;

    36.

    is ingenomen met de rol van regionale zeeverdragen en regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB’s); verzoekt de Commissie ambitieuze mandaten voor ROVB’s voor te stellen teneinde visbestanden in ontwikkelingslanden en internationale wateren te beschermen, met name door het beheer van de bestanden voor soorten zoals tropische tonijn te verbeteren, de teruggooi terug te dringen, de voorzorgsbenadering toe te passen om het behoud van bedreigde soorten en kwetsbare mariene ecosystemen te waarborgen, en de beschikbare gegevens, de naleving en de transparantie van de besluitvorming te verbeteren;

    37.

    dringt meer in het algemeen aan op verbetering van de praktijken op het gebied van visserijbeheer en monitoring en op de ontwikkeling van milieukeuren en nieuwe technologieën zoals blockchain, teneinde de traceerbaarheid van producten te verbeteren;

    38.

    verzoekt de EU technische bijstand te verlenen aan producenten uit ontwikkelingslanden, met name kleinschalige producenten;

    39.

    stipt aan dat alle staten die betrokken zijn bij de visserij in West-Afrika een ROVB moeten oprichten — met name voor de exploitatie van gedeelde bestanden, zoals kleine pelagische vis — zoals vereist op grond van het internationaal recht, de relevante nationale wetgeving, het pan-Afrikaanse en regionale visserijbeleid en andere instrumenten; is van mening dat deze beheersregeling moet voldoen aan een voorzorgsaanpak en een ecosysteemgerichte benadering, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat de totale toegestane vangsten binnen veilige biologische grenzen blijven;

    40.

    dringt er bij de EU op aan de kleinschalige visserij in Afrika, die de belangrijkste bron van inkomsten uit de oceanen is, doeltreffend te bevorderen en te beschermen als hoeksteen van de toekomstige “blue task force” van de EU en Afrika, bijvoorbeeld door de tenuitvoerlegging van de internationale richtsnoeren van de FAO inzake duurzame kleinschalige visserij te financieren;

    41.

    wijst erop dat naast andere factoren de productie van vismeel en visolie kan bijdragen tot overbevissing in ontwikkelingslanden, met name in West-Afrika; pleit voor verplichte zorgvuldigheidsmaatregelen om ervoor te zorgen dat de volledige toeleveringsketen van de schaal- en schelpdierensector eerlijk en volledig traceerbaar is en geen producten afkomstig van IOO-visserij gebruikt en niet in verband staat met mensenrechtenschendingen, met inbegrip van mensenhandel en slavernij;

    42.

    is ingenomen met de rol van regionale zeeverdragen en ROVB’s bij het versterken van het bestuur op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis, die gemakkelijk toegankelijk moet zijn voor alle exploitanten;

    43.

    verzoekt de Commissie ambitieuze mandaten voor te stellen binnen de ROVB’s teneinde visbestanden in ontwikkelingslanden en internationale wateren te beschermen, met name in verband met het verbeteren van het beheer van de bestanden voor soorten zoals tropische tonijn, het beperken van teruggooien, het toepassen van de voorzorgsbenadering ter bescherming van het behoud van bedreigde soorten en kwetsbare mariene ecosystemen (VME’s) en het verbeteren van de gegevenskwaliteit, de naleving en de transparantie van de besluitvorming;

    44.

    verzoekt de Commissie de integratie van doelstellingen voor de aanpassing aan en beperking van de klimaatverandering in haar PODV’s en in de besluitvorming van ROVB’s actief na te streven en te bevorderen;

    45.

    verzoekt om maatregelen van de EU en de lidstaten om hun inspanningen om het mondiale visserijbeheer te verbeteren op te voeren, met name via mechanismen zoals het Fisheries Transparency Initiative (FiTI);

    46.

    stipt aan dat duurzaam hulpbronnenbeheer, op basis van het beste beschikbare wetenschappelijke advies en de beste sociaal-economische effectbeoordelingen, een belangrijke prioriteit moet zijn om de doelstellingen van de strategische agenda van de EU te verwezenlijken en ook deel moet uitmaken van bilaterale partnerschappen;

    47.

    benadrukt dat de blauwe economie vele andere dan traditionele activiteiten omvat en dat de ontwikkeling van nieuwe activiteiten altijd gepaard moet gaan met effectbeoordelingen, met een transparante wetenschappelijke benadering, alsmede met effectieve raadplegingen en een billijke participatie van alle getroffen sectoren, zodat zij op duurzame wijze in de blauwe economie kunnen worden ingepast;

    48.

    benadrukt dat de maritieme sector een belangrijke schakel is voor internationale connectiviteit, het mondiaal handelssysteem, de economie van de EU, haar concurrentievermogen en voor de regio’s van de EU; wijst erop dat het belangrijk is om de rol van havens te versterken, in slimme infrastructuur te investeren en havens te ontwikkelen en te beheren, hetgeen het gemakkelijker moet maken voor havens om zich aan te passen aan de groei van de handel;

    49.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten te investeren in havens aan de EU-kust om aandacht te besteden aan ontbrekende verbindingen met het achterland, met als algemene doelstellingen het vervoer veerkrachtiger te maken en havens om te vormen tot logistieke platforms en strategische clusters voor multimodaal vervoer, energieopwekking, -opslag en -distributie, en toerisme; benadrukt dat het belangrijk is een marktgebaseerde maatregel op te nemen als doelstelling van de Internationale Maritieme Organisatie voor de vermindering van broeikasgassen door maritiem vervoer teneinde een koolstofcompensatieregeling in de internationale scheepvaart in te voeren en een realistisch traject naar emissiereducties te waarborgen;

    50.

    benadrukt dat de mededeling van de Commissie over een strategie voor duurzame en slimme mobiliteit tot doel heeft de eerste emissievrije vaartuigen vóór 2030 op de markt te brengen, en dat de EU via Horizon 2020 reeds belangrijk onderzoek naar de hybridisatie en elektrificatie van vaartuigen heeft gefinancierd; verzoekt de Commissie de invoering van elektrische vaartuigen voor korte routes verder te stimuleren;

    51.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de prioritaire projecten van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) voor de gebieden in en rondom de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Oostzee te voltooien, met name in grensoverschrijdende gebieden en als deel van de toekomstige TEN-T-richtsnoeren en de Connecting Europe Facility 2021-2027, teneinde de volledige ontwikkeling van de TEN-T-snelwegen op zee te bevorderen, te vereenvoudigen en hier voldoende in te investeren om de korte vaart hier beter in te integreren teneinde goederen verder te verspreiden via havens die eilanden met het vasteland verbinden en een alomvattend multimodaal vervoerssysteem; benadrukt dat het van essentieel belang is om naadloze en duurzame vervoersketens voor passagiers en vracht tot stand te brengen voor alle vervoerswijzen, met name vervoer per spoor, over zee en over de binnenwateren; is van mening dat bij projecten bijzondere aandacht moet worden besteed aan de behoeften inzake connectiviteit en toegankelijkheid van perifere, eiland- en ultraperifere gebieden in de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Oostzee;

    52.

    benadrukt dat havens kunnen worden gebruikt om de blauwe economie te stimuleren, aangezien zij een sleutelrol spelen in de economische activiteiten van deze sector, en om de transitie naar duurzame en slimme mobiliteit te waarborgen, in overeenstemming met de beginselen van de Europese Green Deal; verzoekt de Commissie meer EU-middelen toe te wijzen voor de verbetering van de vervoersefficiëntie, de toegankelijkheid van TEN-T-kernhavens en voor de verlaging van de kosten, met inbegrip van investeringen in continue baggerwerkzaamheden, het verdiepen van kanalen en andere maatregelen voor capaciteitsopbouw in geselecteerde havens; herinnert de Commissie en de lidstaten eraan dat verdere investeringen in duurzame en intelligente haveninfrastructuur nodig zijn om havens in staat te stellen multimodale mobiliteits- en vervoershubs te worden, evenals energiehubs voor geïntegreerde elektriciteitssystemen, waterstof en andere alternatieve brandstoffen en testomgevingen voor het hergebruik van afval en de circulaire economie;

    53.

    feliciteert de haven van Vigo, de vooruitstrevende EU-haven die als eerste de Europese strategie voor blauwe groei heeft ingevoerd;

    54.

    is ingenomen met het initiatief netwerk van blauwe vissershavens van de FAO, dat erop gericht is richtsnoeren te ontwikkelen inzake internationale beste praktijken voor vissershavens die de overstap maken naar modellen van de blauwe economie, teneinde hun duurzaamheid te vergroten, het milieu te beschermen en de sociale en economische baten te bevorderen; is voorstander van de oprichting van een permanent kantoor van de FAO in de haven van Vigo teneinde een wereldwijd netwerk van blauwe havens te ontwikkelen en beheren;

    Veerkracht, concurrentievermogen en banen

    55.

    erkent dat de herstelmaatregelen van de EU gericht moeten zijn op de doelstellingen in verband met duurzaamheid, concurrentievermogen en groei; wijst erop dat duurzame financieringsinstrumenten nodig zijn om deze transitie voort te stuwen, onder meer door middel van de versterking van publieke en particuliere investeringen;

    56.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de duurzame ontwikkeling van waardeketens voor de kleinschalige visserij en de aquacultuur van visser tot bord te ondersteunen door de harmonisatie van selectieve, niet-destructieve en energiezuinige visserij- en aquacultuurmethoden te bevorderen, waarbij de kennisuitwisseling van met de EU-onderzoeksgemeenschap wordt vergemakkelijkt en de administratieve lasten worden beperkt;

    57.

    beklemtoont de noodzaak om de sociaal-economische waarde van de recreatievisserij en de bijdrage ervan aan een duurzame blauwe economie in de EU te erkennen; benadrukt dat meer en betere gegevens nodig zijn over recreatievisserij, onder meer over de bijdrage ervan aan de toeristische sector, de interactie ervan met kleinschalige vissers, de milieueffecten alsook het sociaal-economische belang ervan;

    58.

    benadrukt het belang van kleinschalige kustvisserij voor de blauwe economie en voor de culturele identiteit van gemeenschappen in kustgebieden en op eilanden;

    59.

    verzoekt de lidstaten bij de toewijzing van vangstmogelijkheden transparante en objectieve criteria zoals uiteengezet in artikel 17 van het GVB volledig toe te passen;

    60.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de nodige maatregelen te nemen om de verzameling van gegevens over recreatievisserij op zee en in de zoete en brakke binnenwateren te verbeteren, rekening houdend met de milieueffecten en de sociaal-economische waarde ervan, teneinde een eerlijk en evenwichtig beheer van de visserij- en aquacultuursector te waarborgen en meer investeringen in de ontwikkeling van de activiteiten in kustgemeenschappen aan te moedigen;

    61.

    wijst op het belang van inclusieve maritieme ruimtelijke ordening om bij de ontwikkeling van nieuwe activiteiten in de blauwe economie de concurrentie om de ruimte die ten koste gaat van andere activiteiten zoals de visserij, tot een minimum te beperken; benadrukt dat de visserij en aquacultuur een centrale rol spelen en dat deze sectorenvoldoende zichtbaarheid moeten krijgen in de blauwe economie en dringt daarom aan op de ontwikkeling van een strategie ter bevordering van synergieën tussen de verschillende activiteiten van de blauwe economie te land en ter zee waarvan alle activiteiten de vruchten kunnen plukken;

    62.

    dringt er bij de Commissie op aan de ontwikkeling van door de gemeenschap geleide regelingen voor energieproductie te steunen, die kustgemeenschappen, met inbegrip van vissers, in staat stellen volledig deel te nemen aan de planning en ontwikkeling van de productie van hernieuwbare energie, terwijl de winst weer in de lokale gemeenschap wordt geïnvesteerd;

    63.

    verzoekt de lidstaten, in overeenstemming met de bepalingen inzake de maritieme ruimtelijke ordening, specifieke historische en traditionele visgronden van vissers aan te merken als gebieden die vrij moeten blijven van hernieuwbare offshore-energiebronnen;

    64.

    beklemtoont dat offshorewindmolenparken alleen mogen worden gebouwd indien kan worden gegarandeerd dat er geen negatieve milieu- en ecologische, alsook economische, sociaal-economische en sociaal-culturele gevolgen zullen optreden voor vissers en aquacultuurproducenten, in overeenstemming met de doelstellingen van de blauwe economie en de Europese Green Deal;

    65.

    is ingenomen met initiatieven als de “Observatorio de la eólica marina” (waarnemingspost voor windenergie op zee), een forum dat is opgezet door de regionale regering van Galicië en waarin de industrie, de maritieme en visserijsector en verwante organisaties samenkomen om kansen te identificeren en exploitatieactiviteiten die met elkaar concurreren beter in evenwicht te brengen;

    66.

    neemt kennis van het feit dat de winningsindustrie een groeiende sector is in de blauwe oceaaneconomie; benadrukt dat staten de plicht hebben om af te zien van maatregelen, met inbegrip van grootschalige ontwikkelingsprojecten, die negatieve gevolgen kunnen hebben voor de bestaansmiddelen, visgronden of toegangsrechten van kleinschalige binnenvissers en zeevissers, en dat zij projecten in de winningsindustrie die door particuliere entiteiten worden uitgevoerd, vooraf moeten toetsen om hun mogelijke negatieve gevolgen voor de mensenrechten van lokale visserijgemeenschappen te beoordelen;

    67.

    dringt aan op de oprichting van een forum voor dialoog op EU-niveau dat transparant is en de deelname van alle belanghebbenden en een evenwichtige machtsverdeling tussen hen waarborgt, om de samenwerking, de uitwisseling van ervaringen en de oplossing van conflicten tussen sectoren te bevorderen;

    68.

    moedigt de Commissie en de lidstaten aan concrete maatregelen te treffen om de beschikbare investeringsmogelijkheden voor duurzame visserij- en aquacultuurpraktijken in het kader van het nieuwe Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur (EFMZVA) te stimuleren, volledig te benutten en de toegang ertoe te vergemakkelijken, samen met andere EU-programma’s zoals de herstel- en veerkrachtfaciliteit of Horizon Europa, voor duurzame visserijpraktijken en voor duurzame aquacultuuractiviteiten, alsook om ervoor te zorgen dat kust-, afgelegen en overzeese gemeenschappen hun economieën kunnen diversifiëren;

    69.

    verzoekt de Commissie voort te bouwen op de beste praktijken van het EFMZVA om toeristische projecten met betrekking tot recreatievisserij te ontwikkelen en die projecten te blijven financieren via het EFMZVA;

    70.

    herhaalt dat de klimaatverandering gevolgen heeft voor gemeenschappen en hun bestaansmiddelen, en acht het daarom noodzakelijk uitgebreidere strategieën te ontwikkelen om de visserij- en de aquacultuursector alsook de kustgebieden aan de gevolgen van deze veranderingen aan te passen; wijst erop dat het voor alle sectoren noodzakelijk is bij te dragen aan de beperking van de klimaatverandering in lijn met de Europese Green Deal en het zevende en achtste milieuactieprogramma;

    71.

    is van mening dat het GVB een sociale voorwaarde moet omvatten die vergelijkbaar is met de voorwaarde die werd gecreëerd in het kader van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid en die kan voorzien in sancties voor eigenaren van vissersschepen, aquacultuurproducenten en andere begunstigden van het EFMZVA voor het niet waarborgen van passende arbeidsomstandigheden voor al hun werknemers, met inbegrip van seizoenarbeiders en arbeidsmigranten; benadrukt dat deze sociale voorwaarde essentieel is voor de bescherming van de waardigheid op het werk en de sociale rechten van werknemers in de sectoren visserij en aquacultuur en bijdraagt tot het verwezenlijken van sociale rechtvaardigheid voor iedereen;

    72.

    is van mening dat het verbeteren van de werkzekerheid, de veiligheid op de werkplek, gezonde oceanen die bijdragen tot een beter inkomen en sociale zekerheid in de visserij- en aquacultuursector van essentieel belang is om vrouwen en de jongere generatie aan te trekken en bijgevolg de verjonging en continuïteit van de sector te waarborgen;

    73.

    is ingenomen met de rol van vrouwen in waardeketens voor duurzame visserij en aquacultuur en verzoekt daarom dat zij fatsoenlijke arbeidsomstandigheden, een gelijk salaris en sociale zekerheid genieten en zichtbaar en vertegenwoordigd zijn in besluitvormingsstructuren en -processen;

    74.

    wijst erop dat visserij en aquacultuur in vele delen van de EU een belangrijke rol spelen in de werkgelegenheid en de economie, en dat zij in veel kustgemeenschappen en op eilanden, met name in de ultraperifere gebieden, goed zijn voor meer dan de helft van de lokale banen;

    75.

    benadrukt dat, om de duurzaamheid, het concurrentievermogen en de economische prestaties van de visserij- en de aquacultuursector te verbeteren, een gelijk speelveld moet worden gegarandeerd voor exploitanten uit de Unie in de geglobaliseerde economie en bijzondere aandacht moet worden besteed aan beroepsopleiding, levenslang leren, erkenning van deze opleidingen op Europees niveau, advies en de verspreiding van technische en wetenschappelijke kennis en innovatieve praktijken en dat daarbij de bijdrage die brancheorganisaties in dit verband leveren, moet worden erkend;

    76.

    wijst erop dat waarde moet worden toegevoegd aan visserijproducten bij de eerste verkoop, met name die van kleinschalige, ambachtelijke visserijen, teneinde de inkomens en lonen van vissers te verhogen;

    77.

    verzoekt de Commissie nieuwe vormen van duurzaam maritiem en kusttoerisme te ontwikkelen, nieuwe vormen van toeristische activiteiten te stimuleren, extra inkomsten te genereren en de werkgelegenheid gedurende het gehele jaar te vergroten om de waarde van maritieme en kustgebieden te vergroten, en tegelijkertijd het milieu en het blauwe culturele erfgoed te beschermen en mariene en kusthabitats in stand te houden; benadrukt het belang van de circulaire economie in de toeristische sector voor de ontwikkeling van duurzamere praktijken die ten goede komen aan de lokale ontwikkeling; erkent dat de toeristische sector moet samenwerken met kustgemeenschappen en steun nodig heeft om de efficiëntie en duurzaamheid van de infrastructuur en het concurrentievermogen van mariene en toeristische vakantiecomplexen te stimuleren;

    78.

    erkent dat kusttoerisme positieve gevolgen kan hebben voor ontwikkelingslanden, maar schadelijk kan zijn wanneer er strategieën voor massatoerisme worden ontwikkeld, waardoor lokale consumenten moeilijker aan voedsel raken en minder gaan consumeren en het mariene milieu en de culturele identiteit teloorgaan; dringt er bij de EU op aan eerlijke toerismemodellen met een geringe impact te bevorderen;

    79.

    wijst erop dat het noodzakelijk is om onze natuurlijke rijkdommen en ons natuurlijk erfgoed in stand te houden teneinde duurzaam toerisme (zoals ecotoerisme) aan te moedigen, en verzoekt de lidstaten de biodiversiteit te beschermen door dringend te voorzien in maatregelen voor het behoud van het mariene milieu, waaronder grensoverschrijdende maatregelen, met het oog op de bescherming, het herstel en de bevordering van mariene en kustecosystemen, onder meer via de mariene Natura 2000-netwerken;

    80.

    verzoekt de Commissie duurzaam maritiem, eiland- en kusttoerisme op te nemen in gerelateerde maatregelen en programma’s, initiatieven te ondersteunen die de diversificatie van het kust-, maritiem en marine toerisme stimuleren, en toeristische activiteiten en werkgelegenheid minder seizoensgebonden te maken; benadrukt de noodzaak om betere gegevens over de bijdrage van recreatief hengelsporttoerisme aan de kust- en eilandeconomie te verzamelen;

    81.

    wijst op het belang van de blauwe economie in de ultraperifere gebieden, met name voor hun toeristische sectoren; verzoekt de Commissie derhalve een vervoersprogramma op te zetten met opties die specifiek verband houden met het afgelegen en insulaire karakter van deze gebieden (Posei-vervoer), teneinde de behoeften van de eilanden en de ultraperifere gebieden directer aan te pakken en bepaalde commerciële routes naar deze gebieden te ondersteunen;

    82.

    steunt duurzame praktijken op het gebied van kust- en maritiem toerisme, aangezien die van essentieel belang zijn voor het concurrentievermogen van de gebieden in en rondom de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Oostzee, en voor het scheppen van hoogwaardige banen in het blauwe onderwijs en in blauwe beroepsopleidingen; wijst erop dat een specifieke opleiding inzake de activiteiten van de blauwe economie bijdraagt aan de bewustwording op het gebied van mariene ecosystemen en de noodzaak deze te beschermen;

    83.

    verzoekt de Commissie samen met regionale en lokale overheden en alle betrokken belanghebbenden een brede raadpleging uit te voeren om op maat gemaakte oplossingen voor lokale en regionale gemeenschappen te vinden;

    84.

    verzoekt de Commissie mogelijke oplossingen te onderzoeken om de toeristische sector weerbaarder te maken tegen de gevolgen van toekomstige pandemieën of andere ontwrichtende gebeurtenissen die een risico vormen voor toeristische activiteiten, en met passende initiatieven te komen om de arbeidsomstandigheden van werknemers in de sector te verbeteren om de aantrekkelijkheid van de sector te vergroten en het volledige potentieel van de blauwe economie te helpen benutten;

    85.

    onderstreept het belang van de pleziervaart en de zeilsport voor het maritiem toerisme; onderstreept de rol van de lokale cultuur en gastronomie in de ontwikkeling van het Europees kusttoerisme en het belang van strand- en onderwatertoerisme, hengelsporttoerisme, ecotoerisme, watersport en de cruisesector;

    86.

    benadrukt het belang van beschermde mariene gebieden als instrument voor de bescherming van de oceaan; is van mening dat deze gebieden een kans bieden voor de ontwikkeling van wetenschappelijk toerisme;

    87.

    is verheugd over de nadruk die de Commissie legt op duurzaam en “langzaam” toerisme en het doel om steunpakketten te ontwikkelen (een blauwdruk voor lokale Green Deals) ter ondersteuning van een groene transitie voor steden en regio’s; wijst op het potentieel van afgelegen eilanden en kustgemeenschappen om een leidende rol te spelen bij deze transitie;

    88.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten de bijdrage van de recreatieve zeevisserij en van het daardoor gegenereerde toerisme aan de blauwe economie, alsook het potentieel van deze sector om extra economische kansen te creëren in kustgemeenschappen te erkennen;

    89.

    betreurt dat onvoldoende rekening is gehouden met het potentieel van de blauwe economie bij de formulering en evaluatie van de door NextGenerationEU gefinancierde nationale herstel- en veerkrachtplannen;

    90.

    pleit voor het opzetten van een passend financieel kader om de ontwikkeling van de blauwe economie en de schepping van werkgelegenheid te bevorderen, dat moet worden geïntegreerd met en afgestemd op de diverse beschikbare financiële instrumenten, waaronder de structuur- en investeringsfondsen (EFMZVA, EFRO, ESF, Cohesiefonds) en Horizon Europa 2021-2027; vestigt de aandacht op de noodzaak om deze instrumenten beter af te stemmen op de behoeften van de belanghebbenden en meer ruchtbaarheid te geven aan de huidige mogelijkheden;

    91.

    verzoekt om een diepgaande discussie met de sector op EU-niveau, rekening houdend met de ernstige sociaal-economische impact van de regels inzake het meten van de vangstcapaciteit, over de impact van deze regels op de visserij en het leven van vissers, waarbij tegelijkertijd de strenge controle van de vangstcapaciteit in stand moet worden gehouden;

    92.

    wijst op het strategische belang van activiteiten met betrekking tot de bouw en reparatie van schepen en de samenhang ervan met andere sectoren, zoals maritiem toerisme; is van mening dat door in te zetten op technologische innovatie en een hoge mate van specialisatie, mogelijk met winsten in termen van toegevoegde waarde als gevolg, de blootstelling aan internationale concurrentie kan worden verminderd en de achteruitgang in de sector kan worden gekenterd; meent dat specifieke steun moet worden verleend om de scheepsbouwindustrie in de lidstaten in haar verschillende vormen te revitaliseren en moderniseren;

    93.

    merkt op dat de vloten voor ambachtelijke en kleinschalige visserij in de EU zeer oud zijn, met name in de ultraperifere gebieden, dat hun vaartuigen een hoge gemiddelde leeftijd kennen en dat zij onveilig zijn, zowel voor de mensen die erop werken als voor de vangsten zelf, en geeft nogmaals aan dat EFMZVA-steun moet worden bestemd voor de aanschaf van nieuwe vaartuigen, zonder dat dit leidt tot meer vangsten en met inachtneming van de maximale duurzame opbrengst, zodat hun milieuprestaties kunnen worden verbeterd;

    94.

    herinnert eraan dat de visserijvloten in de ultraperifere gebieden in bepaalde gevallen in zeer slechte staat verkeren en een gevaar vormen voor de veiligheid van vissers en het milieu; acht het in dit verband noodzakelijk oplossingen te vinden om de veiligheid en arbeidsomstandigheden van vissers te verbeteren, de CO2-uitstoot te verminderen en de opslag- en bewaaromstandigheden van de vangsten te verbeteren; benadrukt dat moet worden gezorgd voor continuïteit in de voorziening van gezonde en hoogwaardige eiwitten, in omstandigheden die volkomen veilig en zeker zijn, met minder impact op het milieu en zonder vergroting van de vangstcapaciteit;

    95.

    verzoekt de Commissie en de Raad een steuninstrument te ontwikkelen voor de visserij, vergelijkbaar met Posei, teneinde de effecten van het eilandkarakter voor ultraperifere gebieden te verzachten;

    96.

    beklemtoont het potentieel van een duurzaam gebruik van de maritieme dimensie van de EU in de Atlantische Oceaan, waarvoor evenwichtiger moet worden geïnvesteerd in haar eilanden, ultraperifere gebieden en kusthavens, alsmede in veel gevallen in de uitbreiding van het aantal ligplaatsen, hun opslagcapaciteit en hun apparatuur voor de verwerking van vracht, die erg belangrijk zijn voor visserij- en aquacultuurproducten;

    Blauwe transitie

    97.

    dringt aan op de ontwikkeling van instrumenten om maritieme hulpbronnen op duurzame wijze te gebruiken en de maritieme economie te diversifiëren, onder meer door steun voor nieuwe producten die verband houden met en afgeleid zijn van visserijactiviteiten en die waarde kunnen toevoegen aan ons cultureel en natuurlijk erfgoed, met name door middel van een toeristisch aanbod van hoge kwaliteit;

    98.

    wijst erop dat het noodzakelijk is om te komen tot een geïntegreerd maritiem beleidskader van de EU dat zorgt voor consistentie tussen de EU-biodiversiteitsstrategie, de “van boer tot bord”-strategie, het klimaatbeleid en het GVB;

    99.

    is van mening dat de aquacultuursector verschillende parameters moet blijven controleren en verbeteren op basis van empirisch onderbouwde maatregelen, waaronder het welzijn van de vissen en de dichtheid van de vissen; is voorts van mening dat milieueffectbeoordelingen moeten worden uitgevoerd om het welzijn van vissen te verbeteren, met inbegrip van, maar niet beperkt tot het verrijken van hun omgeving, het in stand houden van de waterkwaliteit binnen de welzijnsgrenzen als middel om ziekten en de verspreiding ervan terug te dringen, de behoefte aan antibiotica terug te schroeven en de verontreiniging te blijven beperken, waardoor betere resultaten op het gebied van klimaat en milieu worden bewerkstelligd en de klimaatveerkracht wordt vergroot;

    100.

    merkt op dat de diversificatie van vissoorten in de EU-aquacultuur, met inbegrip van laag-trofische en niet-carnivore soorten, nodig is om de duurzaamheid van de sector te verbeteren;

    101.

    benadrukt de rol die aquacultuur kan spelen, met name voor de schepping van banen en de zekerheid van voedselvoorziening, alsmede voor de bijdrage die zij kan leveren aan de overgang naar duurzame voedselsystemen; acht het van fundamenteel belang dat de druk op de mariene hulpbronnen wordt verminderd door de ontwikkeling en meer gebruik van alternatieven en duurzaam beheerde voederbronnen die anders zijn dan in het wild gevangen vissen, waardoor het verlies aan biodiversiteit in oceanen en zeeën wordt omgekeerd; wijst erop dat het gebruik van mariene ruimte voor aquacultuurdoeleinden naar behoren moet worden gereguleerd; benadrukt in dit verband het belang van een duidelijk en betrouwbaar rechtskader dat met de noodzakelijke waarborgen de toegang tot water bevordert;

    102.

    merkt op dat het toegenomen gebruik van vismeel en visolie in de EU-aquacultuur de duurzaamheid van de wilde visbestanden in de wateren van de EU en derde landen in gevaar kan brengen;

    103.

    wijst erop dat alle maatregelen moeten worden getroffen om de competitieve ontwikkeling van de visserij en aquacultuur te garanderen gezien hun belang voor de zekerheid van voedselvoorziening;

    104.

    benadrukt dat visserij en aquacultuur niet alleen belangrijk zijn voor de eiwitvoorziening, die essentieel is voor de voedselzekerheid, maar ook voor de sociaal-economische ontwikkeling van lokale gemeenschappen en het scheppen van werkgelegenheid wereldwijd; stipt met name aan dat bijna een miljard mensen, voornamelijk in ontwikkelingslanden, voor hun primaire bron van dierlijke eiwitten afhankelijk zijn van vis en schaal- en schelpdieren; merkt op dat meer dan 90 % van de vissers en werknemers in de visserijsector in de wereld afhankelijk is van de kleinschalige visserij; betreurt dat de COVID-19-pandemie aanzienlijke gevolgen heeft gehad voor de werknemers in de visserij- en de aquacultuursector;

    105.

    stipt aan dat duurzaam voedsel uit oceanen, zeeën en zoet water uitsluitend afkomstig mag zijn van verantwoorde visserij en duurzame aquacultuur en dat alle visserij- en aquacultuurproducten die in de EU worden geconsumeerd afkomstig moeten zijn van duurzame voedselsystemen, met volledige eerbiediging van de grenzen van de planeet; verzoekt de Commissie duurzaamheidsindicatoren te ontwikkelen voor visserij- en aquacultuurproducten uit de Unie gebaseerd op wetenschappelijk advies en vergelijkbare duurzaamheidsnormen op te leggen voor producten die in de EU worden ingevoerd;

    106.

    benadrukt dat de EU 1 % van de mondiale algenproductie produceert, en is derhalve van mening dat de lidstaten en het EFMZVA de algenproductie op zee moeten aanmoedigen; benadrukt dat algen een van de toekomstige oplossingen zijn om de doelstellingen van de Green Deal te verwezenlijken, zoals het gebruik van algen voor koolstofdioxideafvang en het vervangen van andere materialen in verschillende economische sectoren, of het gebruik ervan als voedzaam product voor menselijke consumptie, aangezien zij een belangrijke bron van hoogwaardige eiwitten en micronutriënten kunnen zijn;

    107.

    verzoekt de Commissie alle oplossingen te overwegen om de mogelijkheden voor de productie en het gebruik van algen te ontwikkelen, en financieringsmogelijkheden te benutten om de productie van algen te versnellen; verzoekt de Commissie snel te handelen om de toelating van algen als nieuwe voedingsmiddelen mogelijk te maken door de bijbehorende uitvoeringskosten te verlagen en de markttoegang te vergemakkelijken, en tegelijkertijd de kwaliteit en veiligheid van de producten te waarborgen;

    108.

    is van mening dat er duurzame aquacultuurmodellen moeten worden bevorderd die kunnen bijdragen tot het behoud van ecosystemen die bescherming bieden tegen de gevolgen van klimaatverandering; onderstreept dat het belangrijk is een onderscheid te maken tussen productie- en eiwitverwerkingsaquacultuur, met name wanneer die laatste werkwijzen impliceert die de duurzaamheid van de mariene hulpbronnen onder druk zetten; is van mening dat het voeder voor aquacultuurbedrijven afkomstig moet zijn van landbouw en duurzame visserij en dat derhalve alle producten die afkomstig zijn van IOO-visserij en overbevissing daarvan moeten worden uitgesloten;

    109.

    is van mening dat de productie van microalgen het gebruik van niet-duurzaam vismeel in aquacultuurbedrijven kan verminderen; benadrukt dat het noodzakelijk is om de biologische aquacultuur verder te ontwikkelen en te bevorderen, aangezien zij een groot groeipotentieel heeft en de EU-instrumenten en -financiering voor dit doel kunnen worden gebruikt; verzoekt om een betere verzameling, verwerking en verspreiding van statistieken over de productie van de biologische aquacultuur;

    110.

    dringt erop aan dat het GVB over de gehele linie wordt toegepast op alle vissersvloten van de EU om ervoor te zorgen dat het beheer van visserij- en aquacultuuractiviteiten ertoe leidt dat er socio-economische voordelen ontstaan, de beschikbaarheid van levensmiddelen wordt gegarandeerd en de gevolgen van hun specifieke activiteiten voor habitats en mariene ecosystemen tot een minimum worden beperkt, waarbij de populaties van gevangen soorten boven de niveaus worden gebracht en gehouden die de maximale duurzame opbrengst kunnen opleveren; is van mening dat bij de toepassing ervan rekening moet worden gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende zeebekkens;

    111.

    wijst op de rol van de visserij- en de aquacultuursector en hun vakmensen bij de energietransitie en de beperking van de klimaatverandering, door middel van decarbonisatie en de bevordering van een circulaire economie, onder meer via de inzameling van zwerfvuil op zee;

    112.

    waarschuwt dat zwerfvuil op zee en allerlei verontreinigende stoffen, vooral allerhande soorten plastic, het milieu aantasten, ernstige economische schade toebrengen aan activiteiten zoals de visserij en gevolgen hebben voor de menselijke gezondheid in de hele voedselketen; is ingenomen met de toezegging van het EFMZVA om vissers financiële steun te verlenen voor het opvissen en verzamelen, hergebruiken en recyclen van verloren vistuig en ander zwerfvuil op zee; betreurt evenwel de vertraging bij het behalen van de doelstelling van de kaderrichtlijn mariene strategie en wijst er in dit verband op dat verdere bewustmakingscampagnes en opleiding voor vissers moeten worden bevorderd;

    113.

    verzoekt de Commissie en de lidstaten actievere steun te verlenen voor de modernisering en duurzame ontwikkeling van de visserijsector, met name van kleinschalige visserij, en daarbij te streven naar een selectiever gebruik van vistuig en een vermindering van de milieueffecten van de visserij;

    114.

    benadrukt de rol van Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen (19), waarin de maatregelen voor behoud uiteen zijn gezet die bepalen hoe, waar en wanneer mag worden gevist, teneinde kwetsbare soorten en habitats op zowel nationaal als regionaal niveau te beschermen en de vangsten uit te breiden, terwijl de gevolgen voor de mariene ecosystemen worden beperkt, met name door middel van meer selectiviteit;

    115.

    is van mening dat het belangrijk is om continu gegevens te verzamelen om de duurzaamheidscriteria beter te beoordelen en te voorkomen dat visserijgebieden worden vastgesteld waar VME’s zijn gevonden;

    116.

    verzoekt de EU dringend iets te doen aan de schadelijke gevolgen voor het klimaat, de integriteit van de zeebodem, de vispopulaties en kwetsbare soorten (als bijvangst) van visserijtechnieken zoals bodemberoerend vistuig, drijfnetten, bodemzegens of visaantrekkende voorzieningen, onder meer door het gebruik ervan te beperken;

    117.

    verzoekt de EU met name het gebruik van schadelijke technieken in haar strikt beschermde mariene gebieden te verbieden, overeenkomstig het beste beschikbare wetenschappelijke advies; dringt erop aan dat het EFMZVA wordt gebruikt om de vissersvloten van de EU doeltreffend te ondersteunen bij de overgang naar selectievere en minder schadelijke visserijtechnieken;

    118.

    verzoekt de EU wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s op te zetten en te financieren om koolstofrijke mariene habitats in de EU-wateren in kaart te brengen als basis voor het aanwijzen van gebieden als strikt beschermde mariene gebieden, teneinde mariene koolstofputten te beschermen en te herstellen overeenkomstig het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, en ecosystemen, met name die op de zeebodem, te beschermen en te herstellen, overeenkomstig de kaderrichtlijn mariene strategie, en ze te beschermen tegen menselijke activiteiten die kunnen leiden tot verstoring van en afgifte van koolstof in de waterkolom, zoals bodemberoerende visserijactiviteiten;

    119.

    verzoekt de EU alle industriële activiteiten die het milieu schaden, zoals mijnbouw en winning van fossiele brandstoffen, te verbieden in beschermde mariene gebieden;

    120.

    benadrukt dat de diepzee de grootste diversiteit aan soorten en ecosystemen op de aarde kent, kritieke ecologische producten levert en functies vervult (zoals de langdurige vastlegging van koolstof) en zich kenmerkt door een ecologisch milieu dat zeer kwetsbaar is voor verstoringen door de mens; verzoekt de Commissie en de lidstaten derhalve een internationaal moratorium op diepzeemijnbouw te ondersteunen;

    121.

    dringt aan op wetgevende en niet-wetgevende instrumenten voor de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie en voor de versterking van de acties ter verwezenlijking van de doelstellingen van de kaderrichtlijn mariene strategie om de mariene biodiversiteit te behouden en aangetaste ecosystemen te herstellen en het concurrentievermogen van de visserij, de aquacultuur en andere verwante sectoren te bevorderen;

    122.

    is verheugd over de toezegging van de Commissie om de kaderrichtlijn mariene strategie te herzien; verzoekt de Commissie bij de herziening van de richtlijn die af te stemmen op de doelstellingen van de Europese Green Deal, de biodiversiteitsstrategie tot 2030 en het achtste milieuactieprogramma;

    123.

    is van mening dat IOO-visserij nog steeds een van de ernstigste bedreigingen voor de gezondheid van ecosystemen en het economische concurrentievermogen van de visserijsector vormt en daarom dringend moet worden aangepakt; vraagt om meer samenhang tussen het handelsbeleid en het visserijbeleid van de Europese Unie, zodat IOO-visserij effectiever kan worden aangepakt;

    Samenwerking, kennis en innovatie

    124.

    dringt aan op meer samenwerking tussen de academische wereld, onderzoeks- en innovatiecentra, overheden en het bedrijfsleven om uitrusting, methoden, technieken en praktijken te bevorderen die gebaseerd zijn op de beste beschikbare wetenschappelijke kennis en die de efficiëntie en veiligheid op het werk, de economische groei, het concurrentievermogen en de milieuduurzaamheid kunnen verbeteren; herinnert aan het belang van oceaangeletterdheid om de samenleving te waarschuwen en alle burgers en belanghebbenden aan te moedigen een geïnformeerde en verantwoordelijke houding aan te nemen met betrekking tot de oceaan en zijn hulpbronnen;

    125.

    merkt op dat betrouwbare, hoogwaardige en geharmoniseerde gegevens over de oceaan een belangrijke factor zijn voor de duurzame transformatie van de blauwe economie;

    126.

    benadrukt dat het potentieel van een strategie voor de blauwe economie alleen kan worden bereikt door samenwerking tussen alle belanghebbenden; neemt kennis van het toenemende gebruik van gegevens en artificiële intelligentie in het zeevervoer; verzoekt de Commissie de sociaal-economische gevolgen van de automatisering en digitalisering van de sector te beoordelen;

    127.

    verzoekt de Commissie hubs van wetenschappelijke kennis, zoals de mariene dienst van Copernicus en het Europees marien observatie- en datanetwerk, die waardevolle kennis over de zeeën en oceanen van Europa bieden, verder te ontwikkelen en te verbeteren; merkt op dat recreatievisserij de kennis over de aquatische omgeving en de inzet voor de bescherming van deze omgeving doet toenemen;

    128.

    is ingenomen met de oprichting van de oceaanmissie in het kader van het programma Horizon 2030; dringt aan op meer duidelijkheid en communicatie over het tijdschema van de oproepen tot het indienen van voorstellen voor projecten in verband met deze missie;

    129.

    benadrukt de noodzaak om de verzameling van gegevens over sociaal-economische monitoring, milieumonitoring en de monitoring van levende ecosystemen en visbestanden te harmoniseren; onderstreept dat met de verzamelde gegevens ook rekening moet worden gehouden om het effect van andere maritieme economische activiteiten te reguleren;

    130.

    is van mening dat de beperking van de brutotonnage, als criterium om de vangstcapaciteit te meten, moet worden aangepast om de realiteit van de sector te weerspiegelen en aan de noodzaak van het gebruik van modernere, minder vervuilende en energie-efficiëntere motoren; dringt er in deze context bij de Commissie op aan deze criteria te herzien met het oog op de verbetering van de veiligheid en de werk- en leefomstandigheden alsook de noodzakelijke veranderingen toe te staan die de milieuduurzaamheid zouden verbeteren, de sector aantrekkelijker zouden maken voor jonge werknemers en ervoor zouden zorgen dat de milieueffecten afnemen en dat de capaciteit om vissen te vangen niet toeneemt;

    131.

    verzoekt de Commissie consistente gegevens te verzamelen waardoor het slimme beheer van kusttoerisme mogelijk wordt gemaakt en de druk op ecosystemen en lokale gemeenschappen wordt vermeden, evenals de concurrentie met traditionele activiteiten, zoals de ambachtelijke en kustvisserij;

    132.

    benadrukt het belang van het beheer en de aanpassing van maatregelen die noodzakelijk zijn om kustgemeenschappen, habitats en de biodiversiteit te beschermen en die de financiering waard zijn gezien de enorme gevolgen van de klimaatverandering en de hieruit voortvloeiende kosten; verzoekt de Commissie een alarm- en observatiesysteem op te zetten voor het frequenter voorkomende aantal stormen en overstromingen, te voorzien in een adequate monitoring van het milieu en de gezondheid op en onderzoek uit te voeren naar vroegtijdige waarschuwingen; verzoekt de Commissie verschillende scenario’s te evalueren en maatregelen te treffen om de mogelijke stijgingen van de zeespiegel en de toename van extreme weersomstandigheden aan te pakken;

    133.

    herinnert aan het bestaan van instrumenten zoals het Europees CleanSeaNet-programma, dat tot doel heeft olieverontreiniging te monitoren; benadrukt dat regionale samenwerking, onder meer met derde landen, van essentieel belang is, met name in de Middellandse Zee; verzoekt de Commissie daarom de uitwisseling van informatie te verbeteren en de samenwerking tussen landen te versterken; onderstreept het belang van een op samenwerking gebaseerde, inclusieve en sectoroverschrijdende maritieme ruimtelijke planning waarbij rekening wordt gehouden met sociaal-economische, milieu- en biodiversiteitsoverwegingen; wijst op het belang van de energietransitie, waarin de sector van de blauwe economie technologieën voor de opwekking van hernieuwbare offshore-stroom, zoals getijden-, golf-, zonne- en windenergie, kan bevorderen; benadrukt dat het belangrijk is ondersteuning te bieden bij het koolstofvrij maken van de scheepvaart en het zeevervoer door duurzame technologieën te ontwikkelen en het gebruik van emissiearme en hernieuwbare energiebronnen uit te breiden;

    134.

    ondersteunt het beginsel van duurzame ontwikkeling in de blauwe economie als motor voor economische groei in de EU, met name in de gebieden rondom de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Oostzee als manier om alle sectorgebonden en sectoroverschrijdende activiteiten te ondersteunen die verband houden met de oceaan, zoals zeevervoer, scheepsbouw en scheepsreparatie, biotechnologie, duurzaam toerisme, windenergie op zee, commerciële en recreatieve visserij, aquacultuur, golf- en getijdenenergie; verzoekt de Commissie onderzoek, ontwikkeling en innovatie te bevorderen die bijdragen aan duurzaam toerisme, hulpbronnenefficiëntie en hernieuwbare energie; wijst er met name op dat oceaanenergie het potentieel heeft om tegen 2050 een belangrijk onderdeel van het energiesysteem van Europa te worden; roept eveneens op tot stimulansen en financiering voor investeringen in haveninfrastructuur teneinde diensten voor de oceaanenergie-industrie te vergemakkelijken;

    135.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de EU haar rol als leider op technologisch gebied vervult en behoudt, talenten behoudt en energie produceert, waarbij mogelijke schadelijke gevolgen voor de mariene omgeving worden beperkt;

    136.

    wijst op het belang van innovatie in de visserij, om deze zowel uit ecologisch als uit economisch oogpunt efficiënter te maken, en roept op tot een nieuwe benadering van innovatie waarbij innovatie en modernisering niet draaien om het verhogen van de vangstcapaciteit;

    137.

    verzoekt de Commissie, de lidstaten en de regio’s samen te werken ter bevordering en ondersteuning van lokale initiatieven voor het behoud van bestaansmiddelen, tradities en cultureel erfgoed in verband met de visserij en de aquacultuur;

    138.

    verzoekt de Commissie om, met het oog op de fragiele positie van de ultraperifere gebieden, innovatie en onderzoek krachtig te ondersteunen, teneinde in deze gebieden innovatieve, ecologische, sociale en economisch duurzame praktijken en technieken op het gebied van visserij en aquacultuur te ontwikkelen en deze gebieden zo een voortrekkersrol te geven in oceaangovernance;

    139.

    benadrukt dat zwerfvuil op zee in deze regio’s een grote milieu- en sociaal-economische impact heeft, en verzoekt de Commissie derhalve een centrum op te zetten voor de bestrijding van verontreiniging op zee door kunststof, bij voorkeur in een ultraperifeer gebied, met expertise op het gebied van innovatie, ontwikkeling en samenwerking met belanghebbenden en verenigingen uit de visserij en aquacultuur, die zorg dragen voor de goedkeuring van duurzaamheidsstrategieën en -beleidsmaatregelen die navolging kunnen vinden in andere regio’s;

    140.

    acht het van belang dat consumenten een positief beeld krijgen van de voedingswaarde van visserij- en aquacultuurproducten; benadrukt dat het van cruciaal belang is om consumenten correct te informeren teneinde consumptiepatronen te beïnvloeden en de consumptie van miskende visserijproducten uit Europese wateren te bevorderen;

    141.

    benadrukt de noodzaak om de consument bewuster te maken van producten op basis van algen, de acceptatie ervan door de consument te vergroten, en de consument bewuster te maken van voedselverspilling; herhaalt dat de informatie voor consumenten moet worden verbeterd door middel van een doeltreffende etikettering, met inbegrip van duurzaamheidsetikettering;

    o

    o o

    142.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Comité van de Regio’s en het Europees Economisch en Sociaal Comité.

    (1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

    (2)  PB L 247 van 13.7.2021, blz. 1.

    (3)  PB L 164 van 25.6.2008, blz. 19.

    (4)  PB L 257 van 28.8.2014, blz. 135.

    (5)  PB L 288 van 6.11.2007, blz. 27.

    (6)  PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82.

    (7)  PB C 67 van 8.2.2022, blz. 25.

    (8)  Aangenomen teksten, P9_TA(2021)0425.

    (9)  https://blueindicators.ec.europa.eu/sites/default/files/2021_06_BlueEconomy_Report-2021.pdf

    (10)  https://cinea.ec.europa.eu/system/files/2021-05/Sustainability%20criteria%20for%20the%20blue%20economy%20.pdf

    (11)  PB C 316 van 22.9.2017, blz. 64.

    (12)  PB C 458 van 19.12.2018, blz. 9.

    (13)  PB C 494 van 8.12.2021, blz. 14.

    (14)  PB C 117 van 11.3.2022, blz. 30.

    (15)  PB C 99 van 1.3.2022, blz. 88.

    (16)  PB C 117 van 11.3.2022, blz. 18.

    (17)  http://bluegrowthvigo.eu/

    (18)  https://ec.europa.eu/eurostat/statistics-explained/index.php?title=Fishery_statistics#Fisheries:_the_factors_of_production.

    (19)  PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105.


    Top