Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52022HB0013

    Aanbeveling van de Europese Centrale Bank van 25 maart 2022 tot wijziging van Aanbeveling ECB/2017/10 betreffende gemeenschappelijke specificaties voor de wijze waarop nationaal bevoegde autoriteiten ten overstaan van minder belangrijke instellingen gebruikmaken van enkele keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2022/13) 2022/C 142/01

    ECB/2022/13

    PB C 142 van 30.3.2022, p. 1–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    30.3.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 142/1


    AANBEVELING VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK

    van 25 maart 2022

    tot wijziging van Aanbeveling (EU) 2017/10 van de Europese Centrale Bank betreffende gemeenschappelijke specificaties voor de wijze waarop nationaal bevoegde autoriteiten ten overstaan van minder belangrijke instellingen gebruikmaken van enkele keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt

    (ECB/2022/13)

    (2022/C 142/01)

    DE RAAD VAN BESTUUR VAN DE EUROPESE CENTRALE BANK,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen (1), en met name artikel 4, lid 3 en artikel 6, lid 1 en artikel 6, lid 5, punt c),

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Op 4 april 2017 heeft de Europese Centrale Bank (ECB) Aanbeveling (EU) 2017/10 van de Europese Centrale Bank (ECB/2017/9) (2) (hierna de “O&D-aanbeveling” genoemd) vastgesteld, waarin zij gemeenschappelijke specificaties vaststelde voor de uitoefening van bepaalde keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte waarover de nationale bevoegde autoriteiten (NBA’s) op grond van het Unierecht beschikken ten overstaan van minder belangrijke instellingen. De wetgeving die sinds de vaststelling van de O&D-aanbeveling werd ingevoerd heeft een aantal van de opties en manoeuvreerruimte waarin het Unierecht voorziet en die in de O&D-aanbeveling waren opgenomen, gewijzigd of geschrapt, en daarnaast werd ook de ECB-gids voor opties en manoeuvreerruimte die beschikbaar is in het Unierecht van november 2016 (hierna “de ECB-gids” genoemd) geactualiseerd. Derhalve zijn bepaalde daaruit voortvloeiende wijzigingen van de O&D-aanbeveling noodzakelijk.

    (2)

    Voor wat betreft de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in verband met geconsolideerd toezicht en de ontheffing van prudentiële vereisten, moeten de NCB’s ertoe worden aangemoedigd een prudente benadering te hanteren wanneer zij dergelijke ontheffingen op individuele basis toekennen, zulks overeenkomstig de in hoofdstuk 1 van de ECB-gids bedoelde aanbevelingen. De regels voor de identificatie van de consoliderende toezichthouder en de methoden en reikwijdte van consolidatie en subconsolidatie moeten ook worden toegepast op een wijze die in overeenstemming is met de ECB-gids.

    (3)

    Aangaande liquiditeitsontfheffingen op grensoverschrijdend niveau, beveelt de ECB een specifieke aanpak aan voor minder belangrijke instellingen aangezien niet alle in de ECB-gids voor de beoordeling van verzoeken opgenomen specificaties voor deze instellingen relevant zijn.

    (4)

    De ECB beveelt een consistente en prudente aanpak aan met betrekking tot opties en manoeuvreerruimte in verband met eigenvermogensvereisten, zulks in overeenstemming met de specificaties Deel II, hoofdstuk 2, van de ECB-gids. Teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van minder belangrijke instellingen in verband met het vereiste van een extra kapitaalmarge voor verminderingen van het eigen vermogen, zijn bepaalde aanpassingen van die specificaties noodzakelijk.

    (5)

    De ECB beveelt een consistente en prudente benadering aan met betrekking tot keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die verband houden met de in Deel II, hoofdstuk 6, van de ECB-gids uiteengezette liquiditeitsvereisten, aangezien deze keuzemogelijkheden een impact hebben op de berekening van de vereisten inzake de liquiditeitsdekkingsratio, bijvoorbeeld door middel van de specificatie van de behandeling van specifieke in- en uitstromen.

    (6)

    Met betrekking tot de uitstromen uit met handelsfinanciering verband houdende producten buiten de balanstelling, zijn aan de ECB-gids specificaties toegevoegd om rekening te houden met het nieuwe ECB-beleid dat extra flexibiliteit biedt bij de bepaling van de uitstroompercentages. Teneinde te zorgen voor consistentie bij de toepassing van uitstroompercentages op blootstellingen voor handelsfinanciering buiten de balanstelling onder significante en minder belangrijke instellingen, moeten NBA’s de specificaties in de ECB-gids volgen.

    (7)

    Wat de op stabiele retaildeposito’s toe te passen uitstroompercentages betreft, hebben bepaalde factoren de praktische toepassing van de beoordelingsvrijheid van artikel 13 van Verordening (EU) 2016/445 van de Europese Centrale Bank (ECB/2016/4) (3) belemmerd, op grond waarvan de bevoegde autoriteiten instellingen een uitstroompercentage van 3 % toe te passen op stabiele retaildeposito’s die onder een depositogarantiestelsel (DGS) vallen, behoudens voorafgaande goedkeuring van de Europese Commissie overeenkomstig artikel 24, leden 4 en 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 2015/61 van de Commissie (4). Nadere gegevens en analyses zijn noodzakelijk om aan te tonen dat de afvloeiingspercentages voor stabiele retaildeposito’s die gedekt worden door een depositogarantiestelsel als bedoeld in artikel 24, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 tijdens een stressperiode minder dan 3 % zouden bedragen in overeenstemming met de in artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 bedoelde scenario’s. Bij gebrek aan dergelijk bewijs en dergelijke analyse is de algemene specificatie van een uitstroompercentage van 3 % geschrapt uit Richtsnoer ECB/2017/9 van de Europese Centrale Bank (5) betreffende de wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke instellingen gebruikmaken van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt. Het standpunt van de ECB ten aanzien van deze optie is uiteengezet in deel III van de ECB-gids. Teneinde te zorgen voor consistentie in de uitoefening van opties en manoeuvreerruimte met betrekking tot belangrijke en minder belangrijke instellingen, moeten NBA’s hetzelfde standpunt innemen.

    (8)

    Met betrekking tot de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in verband met de hefboomratio beveelt de ECB een consistente en prudente aanpak aan, zulks in overeenstemming met de specificaties in deel I, hoofdstuk 3 en deel II, hoofdstuk 7 van de ECB-gids.

    (9)

    Met betrekking tot keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte ten overstaan van intermediaire moederondernemingen en de mogelijkheid voor de bevoegde autoriteiten om twee of meer instellingen in de Unie die deel uitmaken van dezelfde groep uit een derde land toe te staan twee intermediaire EU-moederondernemingen te hebben overeenkomstig artikel 21 ter, lid 2, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (6), en met betrekking tot de relevantie van een dergelijke mogelijkheid in het geval van minder belangrijke instellingen, beveelt de ECB met het oog op waarborging van een gelijk speelveld aan dat NBA’s een aanpak hanteren die in overeenstemming is met die van deel II, hoofdstuk 9 van de ECB-gids

    (10)

    Aangaande de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte in verband met tot rapportagevereisten voor instellingen, met name met betrekking tot de waardering van activa en posten buiten de balansstelling en met betrekking tot ontheffingen voor rapportage, beveelt de ECB aan dat NBA’s de in deel II, hoofdstuk 8, van de ECB-gids beschreven benadering volgen, teneinde zowel een consistente toepassing van de beleidsnormen in het gehele gemeenschappelijk toezichtsmechanisme als een gelijk speelveld te waarborgen.

    (11)

    Wat de opties en manoeuvreerruimte in verband met governance betreft, moet de O&D-aanbeveling worden gewijzigd om rekening te houden met wetswijzigingen betreffende de toezichtbehandeling van (gemengde) financiële holdings.

    (12)

    Derhalve moet Aanbeveling ESRB/2017/10 dienovereenkomstig worden gewijzigd,

    HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

    DEEL EEN

    Wijzigingen

    Aanbeveling ESRB/2017/10 wordt als volgt gewijzigd:

    1.

    In deel een wordt afdeling I, punt 2, vervangen door:

    “2.

    Definities

    Voor de toepassing van deze aanbeveling gelden de definities van Verordening (EU) nr. 1024/2013, Verordening (EU) nr. 468/2014 (ECB/2014/17), Verordening (EU) nr. 575/2013, Richtlijn 2013/36/EU, Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 (*1) van de Commissie en Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad (*2).

    (*1)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1)."

    (*2)  Richtlijn 2014/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de Richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de Verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 190).”;"

    2.

    in deel II wordt de volgende afdeling II bis ingevoegd:

    II bis.

    Eigenvermogensvereisten

    1.

    Artikel 78, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 575/2013: vermindering van eigen vermogen: margevereiste kapitaaloverschot

    1.1

    Een NBA moet de overeenkomstig artikel 78, lid 1, punt b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 de vereiste overschrijdingsmarge bepalen met het oog op een vermindering van het eigen vermogen, mits aan de voorwaarden van artikel 78, lid 1, is voldaan en na beoordeling van alle van de volgende factoren:

    a)

    of de kredietinstelling die een van de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 genoemde handelingen verricht, gedurende een periode van drie jaar de totale kapitaalvereisten die zijn vastgesteld in het meest recente toepasselijke besluit inzake toetsing en evaluatie in het kader van toezicht (supervisory review and evaluation process - SREP) zou blijven overschrijden met ten minste de aanbeveling voor aanvullen eigen vermogen zoals vastgelegd in het hetzelfde SREP-besluit;

    b)

    of de kredietinstelling die een van de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 genoemde handelingen verricht, gedurende een periode van drie jaar de in Richtlijn 2014/59/EU vastgelegde vereisten zou blijven overschrijden met ten minste de marge die de nationale afwikkelingsautoriteit of de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, in overleg met de NBA, noodzakelijk acht om aan de voorwaarde van artikel 78 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 te voldoen;

    c)

    de impact van de geplande vermindering op het relevante niveau van het eigen vermogen;

    d)

    of de kredietinstelling die een van de in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 genoemde handelingen verricht, gedurende een periode van drie jaar het in artikel 92, lid 1, punt d), van die verordening vastgestelde hefboomratiovereiste en het aanvullend-eigenvermogensvereiste om het risico van buitensporige hefboomwerking aan te pakken, zoals uiteengezet in het meest recente toepasselijke SREP-besluit, zou blijven overschrijden met tenminste de aanbeveling inzake aanvullend eigen vermogen teneinde het risico van buitensporige hefboomwerking aan te pakken zoals vastgelegd in dat SREP-besluit.

    1.2

    Aanvragen tot vermindering van het eigen vermogen die zijn ontvangen van kredietinstellingen die niet voldoen aan bovengenoemde marges, moeten nog steeds per geval worden goedgekeurd indien zij naar behoren worden gerechtvaardigd door gegronde prudentiële argumenten. Indien de marge van punt 1.1, b), niet wordt aangehouden, wint de NBA het advies van de nationale afwikkelingsautoriteit of de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad in over de vraag of de vermindering van het eigen vermogen de naleving van de in Richtlijn 2014/59/EU vastgestelde vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva in gevaar kan brengen.

    1.3

    Indien voor de toepassing van punt 1.1, a) of d), op de kredietinstelling geen richtsnoeren inzake aanvullend eigen vermogen van toepassing zijn, moet de marge van geval tot geval worden bepaald, rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de kredietinstelling.

    2.

    Artikel 78, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013: vermindering van eigen vermogen: algemene voorafgaande toestemming

    Een NBA moet de in artikel 78, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde algemene voorafgaande toestemming verlenen indien aan de daarin en in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 241/2014 van de Commissie (*3) vastgelegde voorwaarden is voldaan. Een NBA moet de in artikel 78, lid 1, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013 gespecificeerde marge bepalen na beoordeling van alle in afdeling II bis, punt 1, van deze aanbeveling beschreven factoren.

    3.

    In Deel twee wordt afdeling V geschrapt;

    4.

    De bijlage wordt vervangen door de bijlage bij deze aanbeveling.

    DEEL TWEE

    Geadresseerden

    Deze aanbeveling is gericht tot de NBA’s van de deelnemende lidstaten.

    NBA’s wordt aanbevolen deze aanbeveling toe te passen vanaf de datum van vaststelling ervan.

    Gedaan te Frankfurt am Main, 25 maart 2022.

    De president van de ECB

    Christine LAGARDE


    (1)  PB L 287 van 29.10.2013, blz. 63.

    (2)  Richtsnoer (EU) 2017/697 van de Europese Centrale Bank van 4 april 2017 betreffende de wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke instellingen gebruikmaken van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2017/10) (PB C 120 van 13.4.2017, blz. 2).

    (3)  Verordening (EU) 2016/445 van de Europese Centrale Bank van 14 maart 2016 betreffende de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2016/4) (PB L 78 van 24.3.2016, blz. 60).

    (4)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61 van de Commissie van 10 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot het liquiditeitsdekkingsvereiste voor kredietinstellingen (PB L 11 van 17.1.2015, blz. 1).

    (5)  Richtsnoer (EU) 2017/697 van de Europese Centrale Bank van 4 april 2017 betreffende de wijze waarop nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot minder belangrijke instellingen gebruikmaken van de keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte die het Unierecht biedt (ECB/2017/9) (PB L 101 van 13.4.2017, blz. 156).

    (6)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).


    BIJLAGE

    De bijlage bij Richtsnoer ECB/2017/10 wordt vervangen door:

    “BIJLAGE

    Rechtsgrondslag van de keuzemogelijkheid en/of manoeuvreerruimte

    Aanbevolen benadering: consistentie met het beleid inzake keuzemogelijkheden en manoeuvreerruimte voor belangrijke instellingen

    Geconsolideerd toezicht en ontheffingen van prudentiële vereisten

    Artikel 7, leden 1 tot en met 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: kapitaalvrijstellingen

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 8, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffingen van liquiditeitsvereisten

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 4 van de ECB-gids

    Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 575/2013: individuele consolidatiemethode

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 5 van de ECB-gids

    Artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffingen voor kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 6 van de ECB-gids

    Artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: consolidatiemethoden in het geval van ondernemingen waarmee en betrekking bestaat in de zin van artikel 22, lid 7, van Richtlijn 2013/34/EU

    Deel III, hoofdstuk 1, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 18, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013: consolidatiemethoden in geval van deelnemingen of andere vormen van kapitaalbinding dan die bedoeld in artikel 18, leden 1 en 4

    Deel III, hoofdstuk 1, paragraaf 2 van de ECB-gids

    Artikel 18 lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013:consolidatie in geval van invloed van betekenis en gemeenschappelijk beheer

    Deel III, hoofdstuk 1, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 18, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013: consolidatie

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 8 van de ECB-gids

    Artikel 18, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013: consolidatie

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 4 van de ECB-gids

    Artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: consolidatie

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 9 van de ECB-gids

    Artikel 24, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: waardering van activa en posten buiten de balanstelling – gebruik van International Financial Reporting Standards voor prudentiële doeleinden

    Deel II, hoofdstuk 1, paragraaf 10 van de ECB-gids

    Eigen vermogen

    Artikel 26, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: indeling als tier 1-kernkapitaalinstrumenten van opeenvolgende uitgiften

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: aftrek van verzekeringsbezit

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 5 van de ECB-gids

    Artikel 49, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: aftrek van bezit van entiteiten uit de financiële sector

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 6 van de ECB-gids

    Artikel 54, lid 1, punt e), van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van de trigger voor aanvullend-tier 1-instrumenten die zijn uitgegeven door in derde landen gevestigde dochterondernemingen

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 7 van de ECB-gids

    Artikel 78, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: vermindering van eigen vermogen – onderlinge maatschappijen, spaarinstellingen, coöperatieve verenigingen,

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 10 van de ECB-gids

    Artikel 78, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013: vermindering van aanvullende tier 1- of tier 2-instrumenten

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 11 van de ECB-gids

    Artikel 79, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: vermindering van aanvullende tier 1- of tier 2-instrumenten

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 12 van de ECB-gids

    Artikel 83, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffing voor door een special purpose entity uitgegeven aanvullend-tier 1- en tier-2-instrumenten

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 13 van de ECB-gids

    Artikel 84, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013: minderheidsbelangen die in het geconsolideerde tier 1-kapitaal worden opgenomen

    Deel II, hoofdstuk 2, paragraaf 14 van de ECB-gids

    Artikel 142, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: niet-naleving van het gecombineerde buffervereiste of hefboomratiobuffervereiste

    Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 12 van de ECB-gids

    Kapitaalvereisten

    Artikel 113, lid 6, van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van risicogewogen posten – intragroepblootstellingen

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 162, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: blootstellingenlooptijd

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 5 van de ECB-gids

    Artikel 225, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013: volatiliteitsaanpassingen op basis van eigen ramingen

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 6 van de ECB-gids

    Artikel 244, lid 2 en artikel 245, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 575/2013: overdracht van een aanzienlijk deel van het risico

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 9 van de ECB-gids

    Artikel 283, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: toepassing van de internemodellenmethode

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 8 van de ECB-gids

    Artikel 284, leden 4 en 9, van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van de blootstellingswaarde voor het tegenpartijkredietrisico

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 9 van de ECB-gids

    Artikel 366, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013: berekening van de VAR-waarde

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 13 van de ECB-gids

    Institutionele protectiestelsels

    Artikel 8, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013: liquiditeitsontheffing voor leden van institutionele protectiestelsels

    Deel II, hoofdstuk 4, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Grote blootstellingen

    Artikel 396, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: naleving van de vereisten inzake grote risicoblootstellingen

    Deel II, hoofdstuk 5, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 400, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 575/2013: naleving van de vereisten inzake grote risicoblootstellingen

    Deel II, hoofdstuk 5, paragraaf 4 van de ECB-gids

    Liquiditeit

    Artikel 414 van Verordening (EU) nr. 575/2013: naleving van de liquiditeitsvereisten.

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 422, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 29 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: intragroepliquiditeitsuitstromen

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 10 van de ECB-gids

    Artikel 425, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: intragroepliquiditeitsinstromen

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 14 van de ECB-gids

    Artikel 8, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: diversificatie van aangehouden liquide activa

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 5 van de ECB-gids

    Artikel 8, lid 3, punt c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: beheer van liquide activa

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 6 van de ECB-gids

    Artikel 8, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: valutamismatches

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 4 van de ECB-gids

    Artikel 17, lid 4, punt c), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: ontheffing van het afwikkelingsmechanisme

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 23, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: uitstromen van andere producten en diensten

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 7 van de ECB-gids

    Artikel 24, leden 4 en 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: uitstromen voortkomende uit stabiele retaildeposito’s

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 24, lid 6, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: multiplicator voor retaildeposito’s die gedekt zijn door een depositogarantiestelsel

    Deel II, hoofdstuk 3, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 25, lid 3, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: hogere uitstroompercentages

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 8 van de ECB-gids

    Artikel 26 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: uitstromen met afhankelijke instromen

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 9 van de ECB-gids

    Artikel 29 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: preferentiële behandeling binnen een groep of institutioneel protectiestelsel (IPS)

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 10 van de ECB-gids

    Artikel 30, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: aanvullende onderpanduitstromen voortkomende uit ratingverlagingstriggers

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 11 van de ECB-gids

    Artikel 33, lid 2, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: instroombegrenzing

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 12 van de ECB-gids

    Artikel 33, leden 3 tot en met 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: gespecialiseerde kredietinstellingen

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 13 van de ECB-gids

    Artikel 34 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/61: instromen binnen een groep of institutioneel protectiestelsel

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 14 van de ECB-gids

    Artikel 428 ter, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013:nettostabielefinancieringsvereiste (net stabel funding requirement - NSFR) — beperking van valutamismatches

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 15 van de ECB-gids

    Artikel 428 septies, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: NSFR — onderling afhankelijke activa en passiva

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 16 van de ECB-gids

    Artikel 428 nonies van Verordening (EU) nr. 575/2013: NSFR — Preferentiële behandeling binnen een groep of IPS

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 17 van de ECB-gids

    Artikel 428 septdecies, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013: NSFR — behandeling van niet-standaard centralebanktransacties

    Deel I, hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 428 sextricies, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013: NSFR — toepassing van het vereenvoudigde nettostabielefinancieringsvereiste (simplified net stable funding requirement - sNSFR)

    Deel II, hoofdstuk 6, paragraaf 18 van de ECB-gids

    Artikel 428 quaterqadragies, lid 7, van Verordening (EU) nr. 575/2013 — NSFR — behandeling van niet-standaard centralebanktransacties (sNSFR)

    Deel I, hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 8 van Verordening (EU) nr. 575/2013: ontheffingen van liquiditeitsvereisten

    Deel II, hoofdstuk 4, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Hefboomfinanciering

    Artikel 429 bis, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013:prefentiële behandeling van publieke ontwikkelingsbanken

    Deel II, hoofdstuk 7, paragraaf 3 van de ECB-gids

    Artikel 429 bis, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013: uitsluiting van centralebankreserves van de berekening van de hefboomratio

    Deel I, hoofdstuk 3, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 429 ter, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013: preferentiële behandeling van notional cashpoolregelingen

    Deel II, hoofdstuk 7, paragraaf 4 van de ECB-gids

    Rapportagevereisten

    Artikel 430, lid 11, van Verordening (EU) nr. 575/2013: rapportage inzake prudentiële vereisten en financiële informatie

    Deel II, hoofdstuk 8, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Algemene vereisten voor de toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen

    Artikel 21, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: vrijstellingen voor kredietinstellingen die blijvend zijn aangesloten bij een centraal orgaan

    Deel II, hoofdstuk 9, paragraaf 1 van de ECB-gids

    Artikel 21 ter, lid 2, van Verordening 2013/36/EU: intermediaire moederonderneming

    Deel II, hoofdstuk 9, paragraaf 2 van de ECB-gids

    Governanceregelingen en prudentieel toezicht

    Artikel 88, lid 1, punt e), van Richtlijn 2013/36/EU: functies van voorzitter en CEO combineren

    Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 4 van de ECB-gids

    Artikel 91, lid 6, van Richtlijn 2013/36/EU: nog één niet-uitvoerende bestuursfunctie

    Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 5 van de ECB-gids

    Artikel 108, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU: intern beoordelingsproces van de kapitaaltoereikendheid voor kredietinstellingen die permanent zijn aangesloten bij een centraal orgaan

    Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 6 van de ECB-gids

    Artikelen 117 en 118 van Richtlijn 2013/36/EU: samenwerkingsplicht

    Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 9 van de ECB-gids

    Artikel 142 van Richtlijn 2013/36/EU: kapitaalconserveringsplannen

    Deel II, hoofdstuk 11, paragraaf 12 van de ECB-gids


    Top