EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 30.6.2021
SWD(2021) 167 final
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE
RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN – SAMENVATTEND VERSLAG
bij
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's
Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU — Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden in 2040
{COM(2021) 345 final} - {SWD(2021) 166 final}
1. INLEIDING: DOELSTELLINGEN EN BELANGHEBBENDEN
In dit verslag worden de resultaten gepresenteerd van de verschillende onderdelen van de raadpleging die is gehouden ter onderbouwing van de mededeling “Een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU — Naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden”. De noodzaak van een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden werd benadrukt in de politieke beleidslijnen van voorzitter Von der Leyen en in de opdrachtbrieven aan vicevoorzitter Šuica (Democratie en Demografie), commissaris Wojciechowski (Landbouw) en commissaris Ferreira (Cohesie en Hervormingen).
Als integraal onderdeel van de prioriteit “Een nieuwe impuls voor de Europese democratie” van de Commissie-Von der Leyen was de openbare raadpleging gericht op een sterke participatie van burgers en belanghebbenden, bij wie werd gepeild naar de prioriteiten voor i) het platteland vandaag en ii) het platteland van de toekomst.
De raadplegingsstrategie was zo opgezet dat bijzondere aandacht werd besteed aan plattelandsbewoners en lokale en regionale overheden, zoals uiteengezet in de opdrachtbrief aan Dubravka Šuica, vicevoorzitter voor Democratie en Demografie. Het raadplegingsproces bereikte zijn hoogtepunt met de , die online werd georganiseerd van 22 tot en met 26 maart 2021.
De raadpleging omvatte de volgende elementen:
Figuur 1. Verloop van de raadpleging voor de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU
Deze raadplegingsstappen werden gepland om de groepen belanghebbenden te bereiken die waren geïdentificeerd bij de inventarisatie in het kader van de raadplegingsstrategie, namelijk:
·landbouwers en hun organisaties (op EU-, nationaal en lokaal niveau);
·consumenten en hun organisaties (op EU-, nationaal en lokaal niveau);
·de particuliere sector — upstream-downstream (voedselketen, distributie enz.), plattelandsbedrijven (op EU-, nationaal en lokaal niveau);
·de autoriteiten van de lidstaten (regeringen, parlementen, overheidsinstanties);
·de regionale/lokale overheden;
·milieu-ngo’s (op EU-, nationaal en lokaal niveau);
·andere verenigingen, ngo’s en maatschappelijke organisaties (op EU-, nationaal en lokaal niveau);
·plattelandsnetwerken (op EU-, nationaal en regionaal niveau);
·de academische wereld, deskundigen;
·andere geïnteresseerde groepen en personen.
De raadpleging vond plaats tegen de achtergrond van de COVID-19-pandemie. De meeste uitwisselingen en raadplegingen vonden virtueel plaats, met uitzondering van een beperkt aantal lokale evenementen die door plattelandsnetwerken werden georganiseerd. Met de verschillende raadplegingsactiviteiten werden alle geïdentificeerde groepen belanghebbenden bereikt.
2. METHODOLOGIE EN INSTRUMENTEN
De Commissie heeft zowel voor haar routekaart als voor de openbare onlineraadpleging feedback verzameld via onlinevragenlijsten. De feedback over de routekaart werd kwantitatief en kwalitatief geanalyseerd om de uitdagingen, de kansen en de actieprioriteiten in kaart te brengen. De openbare onlineraadpleging bestond uit een combinatie van gesloten vragen (waarop respondenten konden antwoorden door een keuze te maken uit een aantal aangeboden antwoorden) en open vragen (waarop zij vrij konden antwoorden — maximum 1 000 tekens per antwoord). De vragenlijst van de openbare onlineraadpleging was toegespitst op drie belangrijke aspecten: i) het platteland vandaag, ii) het platteland van de toekomst en iii) het beleid in de plattelandsgebieden.
‑‑Verschillende vragen van de speciale Eurobarometer 504 hadden betrekking op de situatie in de plattelandsgebieden, op de veranderingen in de periode 2009-2020 en op de doelstellingen van de plattelandsontwikkeling, de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Deze enquête werd in de EU27 gehouden van 3 augustus tot en met 15 september 2020. In totaal werden 27 237 EU-burgers uit verschillende sociale en demografische categorieën bevraagd, in de meeste gevallen in hun moedertaal. Gezien de impact van COVID-19 en de daaruit voortvloeiende gezondheids- en veiligheidsmaatregelen waren persoonlijke interviews in sommige landen ofwel niet mogelijk ofwel slechts tot op zekere hoogte mogelijk, en werden ze vervangen door online-interviews. Van 9 tot en met 18 april 2021 werd in de EU27 ook een speciale Flash Eurobarometer 491 uitgevoerd om na te gaan op welke prioriteiten de langetermijnvisie voor plattelandsgebieden moest worden toegespitst. In totaal werden 25 841 EU-burgers telefonisch geïnterviewd. De enquête had betrekking op de volgende onderwerpen: 1) EU-investeringen in plattelandsgebieden, 2) vervoer in en verbindingen met plattelandsgebieden, 3) gevolgen van de COVID-19-pandemie, 4) milieuproblemen in plattelandsgebieden, 5) participatie van plattelandsbewoners.
Het langetermijnvisie-initiatief werd ook gepresenteerd tijdens een aantal evenementen die in de hele EU werden georganiseerd om te peilen naar de standpunten van belanghebbenden op het platteland en van regionale en lokale overheden. Voor elk evenement hebben vertegenwoordigers van de Commissie de voornaamste onder de aandacht gebrachte punten in kaart gebracht. Voorts vonden gerichte raadplegingen van belanghebbenden plaats: de voor plattelandsontwikkeling bevoegde nationale autoriteiten werden geraadpleegd via het beheerscomité voor plattelandsontwikkeling, de belanghebbenden op het gebied van plattelandsontwikkeling werden geraadpleegd via de groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld op het gebied van plattelandsontwikkeling, en ook in de bestuursvergaderingen van de EU-netwerken voor het platteland vonden raadplegingen plaats. De participatieve prognoseoefening voor de opstelling van de visie, onder leiding van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, vond plaats tijdens een reeks vergaderingen van een thematische groep over de langetermijnvisie op het platteland, die werd opgericht in het kader van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling (ENPO).
Daarnaast heeft de Commissie, met steun van het ENPO, een workshoptoolkit “Welkom in ons plattelandsgebied” samengesteld, die online in 22 EU-talen beschikbaar was en waar de nationale plattelandsnetwerken (NPN’s) en andere belanghebbenden op het platteland materiaal konden downloaden waarmee zij lokale participatieve evenementen konden organiseren die gericht waren op hun eigen lokale regio en de waarschijnlijke en gewenste ontwikkelingen daarvan in de periode tot 2040. De resultaten werden aan de Commissie meegedeeld in “harvest sheets”, waarin de resultaten van de tijdens de workshop gehouden besprekingen werden samengevat. De NPN’s pasten het materiaal aan hun plaatselijke omstandigheden aan, en aan de tijd en middelen waarover zij beschikten. Sommige groepen hielden zich zeer nauwgezet aan de sjablonen, sommigen gebruikten ze veel vrijer, en anderen creëerden aanvullende, vindingrijke middelen om te peilen naar de stem van het platteland over de daar heersende visie over de toekomst van het Europese platteland in 2040. Wegens de COVID-19-pandemie vonden bijna alle workshops virtueel plaats. Nadere bijzonderheden over de resultaten kunnen worden gevonden in het ENPO-verslag “Rural Voices: A qualitative analysis of the findings from stakeholder workshops contributing to the Long-term Vision for Rural Areas”.
Tot slot was er de “Week van de plattelandsvisie: zo zou de toekomst van de plattelandsgebieden van Europa eruit kunnen zien”, een grootschalige participatieve conferentie die het ENPO van 22 tot en met 26 maart 2021 online heeft georganiseerd, in nauwe samenwerking met de Commissie. Daar werden de resultaten van de verschillende onderdelen van de raadpleging gepresenteerd, met de belanghebbenden besproken en verder uitgediept. Voorts werden specifieke workshops over belangrijke thema’s georganiseerd (acht participatieve workshops, plenaire werkvergaderingen, elf nevenevenementen, de uitreiking van de ENPO-prijs voor plattelandsinspiratie en een marktplaats waar verschillende belanghebbenden en netwerken hun activiteiten en initiatieven in verband met de visie presenteerden). Het was de bedoeling om de deelnemers zo veel mogelijk kansen tot uitwisseling te bieden en daaruit collectieve standpunten te putten over de ambities van de belanghebbenden met betrekking tot de plattelandsvisie. Alle presentaties en informatie betreffende het evenement zijn beschikbaar op het ENPO.
3. RAADPLEGINGSACTIVITEITEN
A. Raadpleging over de routekaart van de Commissie
De raadpleging over de routekaart voor de visie stond open voor feedback van 22 juli tot en met 9 september 2020. In totaal hebben 198 belanghebbenden geantwoord, waaronder regionale belangengroepen, thematische netwerken, internationale organisaties, openbare (nationale, regionale en lokale) autoriteiten, burgerorganisaties, de academische wereld en individuele burgers.
De overgrote meerderheid van de ingediende standpuntnota’s had betrekking op de inhoud van het initiatief, en niet op de routekaart zelf (die gericht was op het proces). De bijdragen van de belanghebbenden aan deze exercitie werden sowieso ook meegenomen in de analyse van de resultaten van de openbare onlineraadpleging.
B. Openbare onlineraadpleging
De openbare raadpleging, die liep van 7 september tot en met 30 november 2020, leverde in totaal 2 326 reacties van alle 27 lidstaten en 87 standpuntnota’s van verschillende belanghebbenden op.
Figuur 2. Aantal respondenten van de openbare raadpleging, per land van herkomst
De respondenten behoorden tot de volgende categorieën: 62 % burgers (52 % van hen gaf aan in een plattelandsgebied te wonen en 9 % in een afgelegen plattelandsgebied), 9 % bedrijven en verenigingen, 5 % academische en onderzoeksinstellingen, 9 % overheidsinstanties, 7 % ngo’s, 5 % netwerken voor plattelandsontwikkeling en 2 % andere.
In april 2021 werd een Flash Eurobarometer-enquête gehouden om de resultaten van de openbare onelineraadpleging aan te vullen aan de hand van een representatieve steekproef van de EU-bevolking.
De resultaten van de openbare onlineraadpleging kunnen worden geraadpleegd in het samenvattend verslag (“Factual Summary on the public consultation on the long/term vision for rural areas”) en in de “Synthesis of the online public consultation on the Long-term Vision for Rural Areas”.
c. Eurobarometers
Bijna alle respondenten van de speciale Eurobarometer 504 (95 %, + 3 procentpunten sinds 2017) vinden landbouw en plattelandsgebieden belangrijk voor de toekomst. Over een langere periode bekeken is het aandeel sinds 2009 met vijf procentpunten gestegen.
De respondenten werd gevraagd of de situatie op het platteland in hun land is verbeterd, verslechterd of ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van tien jaar geleden. Een groter deel van de respondenten is van mening dat de toestand verbeterd is wat betreft de toegang tot snel internet en de vervoersinfrastructuur die het platteland met de steden verbindt. Daarentegen heeft een relatieve meerderheid geantwoord dat de toestand verslechterd is wat betreft de kansen op werk en de gezondheidszorg (figuur 3).
Figuur 3. VA19 van speciale Eurobarometer 504 over veranderingen in plattelandsgebieden in het afgelopen decennium
De belangrijkste bevindingen van de Flash Eurobarometer 491 kunnen als volgt worden samengevat: een meerderheid (79 %) van de EU-burgers is er voorstander van dat de EU bij besluiten over overheidsuitgaven rekening houdt met de plattelandsgebieden. Daarnaast is 65 % van de EU-burgers van mening dat de lokale regio of de provincie moet kunnen beslissen hoe de EU-plattelandsinvestering wordt verricht. De vaakst vermelde belangrijkste behoeften van plattelandsgebieden (44 %) zijn vervoersinfrastructuur en verbindingen. Wat de vervoersverbindingen betreft, vinden respondenten uit afgelegen plattelandsgebieden het moeilijk of onmogelijk om in hun gebied verschillende diensten via het openbaar vervoer te bereiken (variërend van 52 % tot 59 % naargelang van de dienst). De respondenten uit de plattelandsgebieden zouden graag toegang hebben tot meer lokale busdiensten. Burgers die in grote steden wonen, geven aan dat zij (61 %) de plattelandsgebieden waarschijnlijk vaker zullen bezoeken dan vóór de COVID-19-pandemie. Wat het milieu betreft, antwoordt een meerderheid van de respondenten dat milieuproblemen een onmiddellijk probleem vormen voor de plattelandsgebieden (variërend van 52 % tot 65 % naargelang van het milieuprobleem). Hoewel de EU-burgers verdeeld zijn over de vraag of zij invloed kunnen uitoefenen op beslissingen die impact hebben op hun lokale regio, willen alle respondenten zich meer betrokken voelen door aan burgerraadplegingen deel te nemen (63 %), vergaderingen of evenementen in hun lokale regio bij te wonen, deel te nemen aan door de gemeenschap geleide projecten (56 %) en meer aangesproken te worden via feeds op sociale media (42 %).
d. Gerichte raadplegingen via vergaderingen, conferenties en evenementen
De Commissie maakte van deze fase gebruik om de kwesties diepgaander en uitvoeriger te onderzoeken. Ondanks de kwalitatief hoogstaande aard van de gerichte raadplegingen van belanghebbenden waren er verrassend sterke overeenkomsten tussen de standpunten van alle groepen. Belangrijke punten die aan bod kwamen, zijn onder meer het belang van ontvolking en het probleem van de generatievernieuwing, de noodzaak om de toegang tot infrastructuur en diensten te waarborgen, met name mobiliteit en connectiviteit, en de behoefte aan kansen op werk.
Bijlage 1 bevat een gedetailleerde lijst van vergaderingen, conferenties en evenementen en de belangrijke punten die daar ter sprake kwamen.
e. Workshoptoolkit
Zoals aangegeven in punt 2 heeft de Europese Commissie, met steun van het ENPO, een toolkit met materialen verstrekt als ondersteuning voor de organisatie van participatieve workshops met belanghebbenden op het platteland. Nationale plattelandsnetwerken (NPN’s), lokale actiegroepen (LAG’s), Europe Direct-centra, lokale overheden, burgers en gemeenschapsgroepen hebben via deze raadplegingsstroom bijgedragen aan de ontwikkeling door de Europese Commissie van een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden (LTVRA).
De toolkit was beschikbaar vanaf november 2020. Om aan het tijdschema voor de wetgeving te voldoen, moesten de workshops uiterlijk in de eerste week van februari 2021 afgerond zijn. Ondanks dit zeer korte tijdsbestek reageerden lokale belanghebbenden massaal, met workshops in 19 lidstaten en 170 bijdragen, waarbij meer dan 3 000 plattelandsburgers als actief deelnemer betrokken waren.
Bijlage 2 bevat een door het ENPO opgesteld overzicht van kernboodschappen die naar voren kwamen uit de met de belanghebbenden gehouden workshops over de plattelandsvisie.
f. Week van de plattelandsvisie
De participatieve conferentie (die in nauwe samenwerking met de Europese Commissie werd georganiseerd door het ENPO) “Week van de plattelandsvisie: zo zou de toekomst van de plattelandsgebieden van Europa eruit kunnen zien” heeft van 22 tot en met 26 maart 2021 als online-evenement plaatsgevonden.
Tijdens het hele evenement stonden in de participatieve besprekingen twee belangrijke vragen centraal:
a.Wat zijn de belangrijkste ideeën die in de visie moeten staan; en
b.Wat zijn de belangrijkste veranderingen/voorwaarden die nodig zijn om de visie te realiseren vanuit de huidige stand van zaken.
De belangstelling voor de “week van de plattelandsvisie” was groot, met in totaal 1 365 inschrijvingen en 600 verschillende “live” deelnemers. Er waren deelnemers uit de 27 lidstaten en uit 8 niet-EU-landen. Op het evenement waren er meer dan 60 sprekers. De marktplaats werd meer dan 3 000 maal bezocht en de webpagina van het evenement werd meer dan 6 000 keer bekeken. Het evenement kreeg ook veel aandacht in de sociale media, met meer dan 13 000 mensen die actief waren op Facebook. Kenmerkend voor de weerklank die het evenement had, is onder meer de “Rural Innovation Awards”, waarbij prijzen werden uitgereikt voor uit het Elfpo gesteunde projecten rond een aantal thema’s in verband met “De toekomst van ons platteland”, wat aansluit op de visie. Meer dan 10 000 mensen hebben online gestemd voor de categorie “publieksprijs”.
De presentaties, opnamen van plenaire vergaderingen en kernboodschappen van de “week van de plattelandsvisie” zijn online beschikbaar op de ENPO-website.
g. Contacten met het Europees Parlement
Op 29 januari 2021 heeft Norbert Lins, lid van het Europees Parlement en voorzitter van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling een mondelinge vraag bij de Commissie ingediend over de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden. De belangrijkste kwesties die in de mondelinge vraag aan de orde werden gesteld, hebben betrekking op de coördinatie tussen de verschillende betrokken EU-beleidsterreinen; de betrokkenheid van de regionale en lokale overheden van de plattelandsgebieden; de afstemming van de strategische GLB-plannen op de visie en de in dat verband overwogen aanpassingen van de GLB-instrumenten; en de financiering voor plattelandsgebieden in het kader van het GLB en het cohesiebeleid. Commissaris Wojciechowski antwoordde namens de Commissie.
Op 4 februari 2021 vond een gezamenlijke vergadering van de Commissie natuurlijke hulpbronnen van het Comité van de Regio’s en de Commissie landbouw van het Europees Parlement plaats over een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden. De leden van beide instellingen bespraken manieren om het herstel in de plattelandsgebieden van Europa te stimuleren en om de regio’s in staat te stellen hun rol te blijven spelen bij de voorbereiding en het beheer van het toekomstige GLB. De leden van het Europees Parlement en de lokale leiders waren het erover eens dat het toekomstige plattelandsontwikkelingsbeleid van de EU ambitieuzer moet zijn en een concreet beleidskader moet omvatten dat zal worden gemonitord en geëvalueerd.
h. Contacten met het Comité van de Regio’s (CvdR) en het Economisch en Sociaal Comité (EESC)
Het EESC heeft in september 2020 een advies goedgekeurd, nl. “Een geïntegreerde aanpak voor het platteland in de EU, met bijzondere aandacht voor de kwetsbare regio’s”. In december 2020 heeft ook het CvdR een advies goedgekeurd over de noodzakelijke maatregelen voor de plattelandsgebieden, nl. “EU-strategie om het platteland te doen heropleven”. De Europese Commissie verwees naar de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden als een manier om gevolg te geven aan een aantal van hun verzoeken. Daarnaast heeft de Europese Commissie meermaals met beide comités overleg gepleegd over de specifieke behoeften van de plattelandsgebieden en het noodzakelijke beleidsantwoord.
i. Vergaderingen van vicevoorzitter Šuica en commissaris Wojciechowski met belangrijke belanghebbenden
Sinds september 2020 ontmoeten vicevoorzitter Šuica en commissaris Wojciechowski belangrijke belanghebbenden die zich inzetten voor de langetermijnvisie. De zienswijzen van deze belanghebbenden lopen gelijk op met de hierboven genoemde.
4. VERVLOCHTENHEID EN CONSISTENTIE IN DE BIJDRAGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN
De consistentie tussen de bijdragen van de belanghebbenden uit alle verschillende groepen en tussen de bevindingen bij elk onderdeel van de raadpleging was groot. Hieronder staan de belangrijkste punten van zorg voor de groepen belanghebbenden.
(I)Dringende behoeften en uitdagingen voor de plattelandsgebieden
-Infrastructuur: vervoersinfrastructuur en connectiviteitsinfrastructuur;
-Gebrek aan basisdiensten en ‑voorzieningen: overheidsdiensten van slechte kwaliteit (scholen, gezondheidszorg en sociale zorg, openbaar vervoer), kwalitatief hoogstaande onderwijs- en opleidingsmogelijkheden, hoogwaardige connectiviteit, banken, postkantoren en problemen in verband met waterbeheer;
-Gebrek aan kwaliteitsvolle banen en aan kansen op dergelijke banen;
-Lage inkomens;
-Beperkte generatievernieuwing in de landbouw;
-Vergrijzing en een bijzonder dramatische bevolkingsafname in sommige plattelandsgebieden;
-Onvoldoende en ongeschikte huisvesting in bepaalde lidstaten;
-Bedreigingen voor het milieu;
-Capaciteitsopbouw: behoefte aan ontwikkeling van gemeenschapsleiderschap, ondersteuning van gemeenschapsactiviteiten en netwerkvorming;
-Gebrek aan deelname aan de besluitvorming: bevordering van inclusie en betrokkenheid, duidelijker bestuurskader met verticale en horizontale verbanden.
(II)Kansen voor de plattelandsgebieden
Economische kansen:
-Implementeren en omarmen van innovatie (economische en sociale innovatie, inclusief netwerkvorming om de nodige schaal te creëren);
-De groene transitie en de groene economie (met inbegrip van duurzame landbouw, hernieuwbare energie en waarde van ecosysteemdiensten).
Aantrekkelijkheid:
-Een hogere levenskwaliteit (nabijheid tot de natuur);
-Het gevoel erbij te horen;
-Inclusie en betrokkenheid.
5. KERNBOODSCHAPPEN DIE UIT DE RAADPLEGING NAAR VOREN KOMEN
Na analyse van de hierboven genoemde resultaten van het raadplegingsproces kan de input worden ingedeeld in i) dringende behoeften en uitdagingen voor de plattelandsgebieden, ii) kansen voor de plattelandsgebieden, iii) essentiële elementen voor de strategie en iv) voorgestelde specifieke acties.
(I)Dringende behoeften en uitdagingen voor de plattelandsgebieden
Bij de belanghebbenden was er grote unanimiteit over de infrastructuur in de plattelandsgebieden. Algemeen heerst de perceptie dat er in tal van plattelandsgebieden een gebrek is aan infrastructuur van goede kwaliteit. Hierbij gaat het zowel om vervoersinfrastructuur als om connectiviteitsinfrastructuur.
In verband met connectiviteit werd gewezen op de ontoereikende en soms zeer beperkte toegang tot digitale infrastructuur in een aantal plattelandsgebieden. Daarnaast hadden de belanghebbenden het over de zwakke digitale vaardigheden van de plattelandsbevolking en het lage niveau van digitale innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen op het platteland. Deze drie elementen zorgen ervoor dat de plattelandsgebieden het moeilijker hebben om deel te nemen aan de digitale transformatie.
‑Gebrek aan basisdiensten en voorzieningen. In verschillende plattelandsregio’s zijn de essentiële openbare diensten ontoereikend. Hierbij gaat het om openbaar vervoer, hoogwaardige onderwijs- en opleidingsmogelijkheden, banken en postkantoren. Er zijn ook problemen met het waterbeheer. In de meeste raadplegingsonderdelen is gewezen op het probleem van de slechte kwaliteit van de openbare diensten, de scholen, de gezondheidszorg en de sociale zorg. Deze problemen worden groter naarmate het plattelandsgebied meer afgelegen is.
In sommige lidstaten hebben de belanghebbenden er ook op gewezen dat de huisvesting in de plattelandsgebieden ontoereikend en inadequaat is om aan de huidige behoeften te voldoen. Zo zijn er onvoldoende betaalbare huurwoningen en is het moeilijk om koopwoningen te vinden.
EU-burgers beschouwen bedreigingen voor het milieu als een van de problemen die in de plattelandsgebieden moeten worden aangepakt. Het meest genoemde punt is de impact van de mens op de biodiversiteit, de waterkwaliteit en de klimaatverandering.
‑De belanghebbenden hebben consequent gewezen op de noodzaak van capaciteitsopbouw om gemeenschapsleiderschap te ontwikkelen en gemeenschapsorganisaties en activiteiten te ondersteunen. Er bestaat veel capaciteit voor onderlinge sociale ondersteuning, maar voor de ontwikkeling van die capaciteit is steun nodig, met name in de gebieden waar de bevolking afneemt.
De plattelandsgemeenschappen moeten meer deelnemen aan de besluitvorming die voor hen van belang is. Dit vereist actieve maatregelen om alle leden van de gemeenschap, met inbegrip van jongeren en nieuwkomers, te bereiken en bij de besluitvorming te betrekken, en een passend bestuurskader.
Economische behoeften en economische kansen zijn van cruciaal belang voor de ondersteuning van de plattelandsbevolking. Mensen die in plattelandsgebieden wonen, hebben onvoldoende kwaliteitsvolle banen en onvoldoende kansen op kwaliteitsvolle banen. Sommige belanghebbenden hebben erop gewezen dat de benutting van de regionale toegevoegde waarde in de plattelandsgebieden beperkt is, ook op het vlak van toerisme. In bepaalde plattelandsgebieden leidt het gebrek aan economische diversificatie en economische bedrijvigheid tot minder kansen op werk, wat de vicieuze cirkel voortzet. Lagere inkomensniveaus, zoals in de landbouwsector, zetten de mensen er niet toe aan om zich in plattelandsgebieden te vestigen, en spelen daarenboven een negatieve rol in de gebrekkige investeringscapaciteit van potentiële ondernemers. Er zijn inspanningen nodig om de besluitvorming van bedrijven en de gegenereerde meerwaarde op het platteland te behouden, in plaats van zowel macht als winst te exporteren.
De landbouw wordt nog steeds beschouwd als een sector die de duurzaamheid van de plattelandsgebieden en, in ruimere zin, van de agrovoedingssector waarborgt. De landbouw heeft echter te lijden onder een beperkte generatievernieuwing, en de levensvatbaarheid van kleine landbouwbedrijven vormt een risicofactor. Dat de landbouw duurzamer moet worden, staat buiten kijf.
Plattelandsgebieden hebben te kampen met demografische veranderingen, zoals vergrijzing en een bijzonder dramatische bevolkingsafname in sommige plattelandsgebieden. De risicoregio’s moeten in kaart worden gebracht en er moeten maatregelen worden genomen om een nieuw territoriaal evenwicht tot stand te brengen. Sommige belanghebbenden zijn voorstander van maatregelen voor positieve discriminatie voor regio’s die te kampen hebben met ontvolking. Met name in die gebieden zijn innovatieve benaderingen van dienstverlening nodig.
Op te merken valt dat meer dan 40 % van de respondenten van de openbare onlineraadpleging die in plattelandsgebieden wonen, zich achtergelaten voelt door de samenleving; bij de burgers in afgelegen plattelandsgebieden is dat percentage nog hoger. De redenen voor deze perceptie van de plattelandsbewoners zijn: verwaarloosde infrastructuur en diensten, onvoldoende economische kansen en het feit dat bij de politieke besluitvorming geen rekening wordt gehouden met de specifieke behoeften.
(II)Kansen voor de plattelandsgebieden
Economische kansen:
·De landbouw wordt gezien als een sector die garanties biedt voor duurzaamheid doordat hij banen schept, toegang verschaft tot betaalbaar en kwalitatief hoogwaardig voedsel en de rurale landschappen in stand houdt. Hoewel de plattelandsgebieden meer zijn dan landbouw, speelt landbouw nog steeds een belangrijke rol in het rurale weefsel. Duurzame landbouw speelt een belangrijke rol bij de overgang naar de groene economie en bij het creëren van veerkracht in plattelandsgebieden. In de toekomst moet de landbouw duurzamer zijn, sterkere lokale connecties (korte toeleveringsketens) hebben en over diverse waardeketens beschikken. Daarnaast moet, aangezien de generatievernieuwing gevaar loopt, verder worden geïnvesteerd in de opleiding van de volgende generatie landbouwers en deskundigen inzake geografische aanduidingen, die de activiteiten kan overnemen.
·Implementeren en omarmen van innovatie in al haar aspecten — digitaal, wat de productie betreft, sociaal, vanuit de gemeenschap geleid — is van essentieel belang voor de toekomst van de plattelandsgebieden. Sociale innovaties — vanuit de gemeenschap geleid en door de gemeenschap gedragen — zijn bijzonder relevant voor de plattelandsgebieden en moeten met het oog op de toekomst worden versterkt en bevorderd. Toegang tot economische kansen wordt gezien als een van de belangrijkste factoren die ervoor zorgen dat gebieden op lange termijn aantrekkelijk blijven.
De groene transitie:
·De groene transitie moet worden gezien als een voordeel en niet als een last. De plattelandsgebieden zijn goed geplaatst om voort te bouwen op hun natuurlijke troeven, met een grotere nadruk op matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering. Dit vereist een grotere erkenning van de ecosysteemdiensten en een inclusieve aanpak die een eerlijke transitie ondersteunt.
Diensten en connectiviteit:
·De aantrekkelijkheid van de plattelandsgebieden hangt af van meerdere factoren, met name de verstrekking van (e-)diensten (gezondheidszorg en onderwijs), een betere internetconnectiviteit en meer mensen die op het platteland wonen. Toegang tot zorgvoorzieningen wordt gezien als een van de belangrijkste factoren die ervoor zorgen dat gebieden op lange termijn aantrekkelijk blijven.
·Innovatieve en alternatieve mobiliteitsbenaderingen kunnen de kosten en het klimaateffect verminderen en de toegankelijkheid verbeteren.
Aantrekkelijkheid:
·Een betere levenskwaliteit, nabijheid tot de natuur en het gevoel van verbondenheid zijn enkele van de vele redenen om op het platteland te blijven of er zich te vestigen.
·Het gevoel van verbondenheid is van cruciaal belang voor de aantrekkelijkheid van de plattelandsgebieden. De plattelandsgebieden moeten in 2040 openstaan en iedereen het gevoel geven dat hij of zij erbij hoort, ongeacht zijn of haar etnische groep, geslacht, leeftijd, handicap of afkomst. Dit vereist dat wordt ingespeeld op de behoeften van zowel de nieuwkomers als de huidige bewoners.
·Ook werd gewezen op het belang van het behoud van het “rurale” karakter (“het platteland moet het platteland blijven”).
·De waardering van de plattelandsgebieden na de pandemie (minder druk, minder besmetting, telewerken van huis uit).
Naast de analyse van de aan bod gekomen kansen en behoeften is het voor de plattelandsgebieden van cruciaal belang om hun veerkracht te vergroten, wat betekent dat de plattelandsgebieden moeten streven naar een eerlijke, groene en inclusieve transitie. Veerkracht omvat sociale, groene en economische elementen. De belanghebbenden zijn van mening dat slimme specialisatie een meerwaarde kan bieden, maar er wordt veel nadruk gelegd op diversiteit. Diversificatie en samenwerking zijn belangrijke elementen voor de veerkracht van het platteland.
(III)Belangrijkste elementen van de strategie
Bij de verschillende raadplegingsprocessen kwam de noodzaak naar voren van een holistische langetermijnstrategie, op de juiste schaal, die wordt ontwikkeld door middel van bottom-upprocessen waarbij de lokale gemeenschappen betrokken zijn: met een holistische, inclusieve, flexibele en plaatsgebonden aanpak. De deelnemers aan de raadplegingsonderdelen hebben aangegeven dat de volgende elementen aan bod moeten komen in de visie:
·Betere toegang tot infrastructuur en diensten. Sommige belanghebbenden waren voorstander van de vaststelling van een basisminimum (benchmark) voor de beschikbaarheid van infrastructuur/diensten in plattelandsgebieden.
·Scheppen van banen en ondersteuning van ondernemerschap en innovatie op het platteland. Het is van essentieel belang innovatie te ondersteunen en de innovatie in al haar aspecten — digitaal, wat de productie betreft, sociaal, vanuit de gemeenschap geleid — te implementeren en te omarmen. Sociale innovaties — vanuit de gemeenschap geleid en door de gemeenschap gedragen — zijn bijzonder relevant voor de plattelandsgebieden en moeten met het oog op de toekomst worden versterkt en bevorderd.
·Betere connectiviteit en digitale oplossingen, die het ontstaan en de ontwikkeling van slimme dorpen ondersteunen. Breedband is een basisinfrastructuur, net als water en elektriciteit. Om de digitalisering optimaal te laten verlopen, moeten door middel van digitale ecosystemen vaardigheden en toepassingen worden ontwikkeld die zijn afgestemd op de behoeften van het platteland. Infrastructuur, vaardigheden en toepassingen moeten beschikbaar, betaalbaar en toegankelijk zijn. Passende opleidingen en ondersteuning voor de verwerving van digitale geletterdheid zijn van cruciaal belang.
·Verwezenlijking van klimaat-, energie- en biodiversiteitsdoelstellingen. Voortbouwen op de natuurlijke troeven van de plattelandsgebieden om bij te dragen aan de nationale streefcijfers, binnen een passend beleids- en regelgevingskader dat eigenaarschap, zeggenschap en gegenereerde waarde in de plattelandsgemeenschappen houdt.
·Het aanpakken van demografische uitdagingen zoals ontvolking, generatievernieuwing en genderongelijkheid.
Werkgelegenheid en innovatie, toegang tot infrastructuur en diensten, en digitale connectiviteit worden gezien als de belangrijkste prioriteiten voor de langetermijnvisie van de EU en voor het EU-actieplan voor het platteland.
Tijdens de verschillende raadplegingen is het belang onderstreept van een bottom-upbenadering die het mogelijk maakt met de diversiteit van de plattelandsgebieden rekening te houden en de plattelandsgemeenschappen erbij te betrekken. De visie moet de inclusie en de betrokkenheid van alle verschillende groepen (jongeren, migranten, ouderen, vrouwen, minderheden enz.) bevorderen. Bruisende gebieden zijn in de toekomst afhankelijk van reeds geslagen bruggen, van vertrouwen, diversiteit en eigenaarschap van alle beleidsterreinen. Met bottom-upbenaderingen, flexibiliteit en werkelijk eigenaarschap van de activiteiten worden veel win-/win-/win-kansen gecreëerd, die sociale, economische en ecologische voordelen opleveren voor de lokale gemeenschap en daarbuiten. Daarnaast is er behoefte aan samenwerking op alle niveaus. Uitwisselen, samenwerken en banden creëren (open communicatie) zijn cruciaal op alle niveaus en voor alle soorten activiteiten (zowel economische, sociale als ecologische), omdat hierdoor ervaringen kunnen worden gedeeld, ondersteuning kan worden geboden en gemeenschappen worden samengebracht. “Wie klein is, kan niet alles alleen aan” en daarom is het hebben van gemeenschappelijke agenda’s erg belangrijk.
·Veel deelnemers benadrukten dat er ruimte is om bestaande instrumenten, met name Leader, te gebruiken om de toekomstvisie op lokaal niveau te helpen vormgeven en uit te voeren. Volgens hen is het van belang lokale gemeenschappen mondiger te maken door bestaande initiatieven, zoals plaatselijke actiegroepen en de Leader-methodologie, te versterken teneinde acties voor plattelandsontwikkeling op te zetten, en de lokale gemeenschappen stimulansen te bieden om actief aan de beleidsvorming van de EU bij te dragen.
·Participatieve benaderingen worden ook geacht een actieve en directe bijdrage van de plattelandsbevolking aan het beleidsvormingsproces te waarborgen.
·Samenwerking en netwerkvorming, die betrokkenheid creëert op lokaal niveau, als alternatief voor de traditionele gang van zaken waarbij tot bedrijfsconsolidatie wordt overgegaan. Netwerken werken ook op afstand en geografische nabijheid is geen noodzakelijke vereiste.
·De banden tussen stad en platteland moeten zich afspelen in het kader van evenwichtige partnerschappen die zorgen voor een gelijk speelveld. Ook de onderlinge banden tussen de plattelandsgebieden moeten worden bevorderd.
(IV)Voorgestelde specifieke acties
De actoren hebben een aantal specifieke maatregelen en instrumenten voorgesteld om de beschreven uitdagingen aan te pakken en de naar voren gebrachte kansen optimaal te benutten. Om de plattelandsontwikkeling te ondersteunen zouden het EU-beleid en de andere bestuursniveaus het volgende kunnen doen:
·zorgen voor een betere toegang tot en een betere verstrekking van economische en financiële steun, met inbegrip van steun voor lokale projecten en toegang tot financiering, vanuit de EU of via particuliere investeringen, voor plattelandsactoren. Daarnaast hebben tal van belanghebbenden erop gewezen dat het combineren van verschillende instrumenten voor territoriale ontwikkeling moet worden vergemakkelijkt (bv. multifinanciering tussen het EFRO of het ESF+ en het Elfpo). In verband met de financiering hebben de belanghebbenden ook gewezen op de noodzaak om de administratieve rompslomp te verminderen. Die maakt het vaak moeilijk om positieve bottom-upinitiatieven te ontwikkelen. Het wegnemen van dit soort belemmeringen zal het potentieel van plattelandsinitiatieven ontsluiten;
·de afstemming van het beleid op de lokale behoeften verder verbeteren. Er zijn flexibele beleids- of regelgevingskaders nodig om lokale acties mogelijk te maken en te ondersteunen, met een sterke politieke betrokkenheid en verantwoordelijkheid voor follow-up op alle niveaus (zowel op EU-niveau als op nationaal, regionaal en lokaal niveau). Dankzij een mechanisme voor plattelandstoetsing kunnen sommige beleidsmaatregelen (waaronder staatssteun en fiscaal beleid) worden gescreend vanuit een plattelandsperspectief. De belanghebbenden benadrukten dat dit mechanisme onmiddellijk van start moet gaan en ook op de financieringsprogramma’s moet worden toegepast;
·lokale gemeenschappen mondiger maken door bestaande initiatieven (zoals plaatselijke actiegroepen en Leader) te versterken en stimulansen aan hen bieden om actief aan de beleidsvorming bij te dragen. Om het innovatiepotentieel, dat in plattelandsgebieden vaak collectief is, te ontsluiten, is het absoluut noodzakelijk om de capaciteitsopbouw te bevorderen en te ondersteunen, de lokale actoren erbij te betrekken en de toegang tot kennis en oplossingen te vergemakkelijken (sociale innovatie). Daarvoor zijn ontwikkeling van gemeenschapsleiderschap en ondersteuning van gemeenschapsactiviteiten en van netwerkvorming vereist. Lokale innovatiemakelaars/‑animatoren zijn nodig om de kiem van verandering te leggen. Leader speelt hierbij een rol. Het potentieel van rurale knooppunten werd sterk benadrukt;
·er moeten gegevens beschikbaar zijn waaruit kan worden geput voor de opstelling van economische modellen die niet gericht zijn op groei, maar op levenskwaliteit/welzijn. Gegevens moeten worden gecreëerd, bekendgemaakt en gedeeld/gebruikt. Die zijn immers nodig om de bijdrage van de plattelandsgebieden en de follow-up-uitvoering van de acties te beoordelen. Om klaar te zijn voor de toekomst zijn analytische modellen en gegevens noodzakelijk. In dit verband werd het idee geopperd van een waarnemingspost voor het platteland als een mogelijk op te zetten mechanisme;
·andere voorgestelde acties hadden betrekking op diverse sociale, culturele, economische en ecologische aspecten.
Over het algemeen is er in de EU zeer veel steun voor een langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden en het bijbehorende actieplan.
6. OP WELKE WIJZE IS MET DE FEEDBACK REKENING GEHOUDEN?
De standpunten van de belanghebbenden over de langetermijnvisie en de vereiste maatregelen werden geanalyseerd en zoveel mogelijk in aanmerking genomen. De mededeling over de langetermijnvisie omvat dus een EU-actieplan voor het platteland met concrete maatregelen om de uitdagingen aan te pakken en de kansen te benutten die in de openbare raadpleging naar voren zijn gekomen en die hierboven zijn gepresenteerd. De visie heeft betrekking op vier blokken die verwijzen naar sterkere, verbonden, veerkrachtige en welvarende plattelandsgebieden. De Commissie heeft nota genomen van de krachtige oproep om bestuurskwesties aan te pakken en stelt in de mededeling ook voor om, in samenwerking met het Comité van de Regio’s, een participatief proces op EU-niveau op te zetten waarbij lokale bestuursniveaus worden betrokken, om na te gaan hoe de visie kan worden bewerkstelligd.
Een aantal acties die door de belanghebbenden in de raadpleging worden voorgesteld, houden verband met – of zijn de exclusieve bevoegdheid van – de lidstaten. De uitvoering van deze acties zal daarom afhangen van de inzet van de lidstaten via het voorgestelde plattelandspact. De Commissie is bereid de maatregelen van de lidstaten op dit gebied te ondersteunen en aan te vullen.
Bijlage 1. Evenementen in het kader van de raadplegingsactiviteiten betreffende de langetermijnvisie voor de plattelandsgebieden van de EU
Datum
|
Evenement
|
Organisator
|
Kernpunten van de bespreking
|
26.5.2020
|
13e van de stuurgroep voor plattelandsnetwerken
|
DG AGRI
|
De vergadering had tot doel de leden van de stuurgroep voor plattelandsnetwerken te informeren over de doelstellingen en het proces voor de langetermijnvisie voor plattelandsgebieden (“long term Vision for rural areas” – LTVRA).
Doelgroep: bestuursleden van de EU-netwerken voor het platteland (overheden, het maatschappelijk middenveld, plaatselijke actiegroepen in het kader van Leader, netwerkadviseurs, onderzoekers enz.).
|
2.9.2021
|
Evaluatievergadering DeSIRA
|
Uitvoerend agentschap onderzoek (REA)
|
DeSIRA presenteerde zijn opdracht in het kader van de LTVRA met betrekking tot baanbrekende digitale veranderingen in de landbouw, bosbouw en plattelandsgebieden.
Doelgroep: wetenschappers en deskundigen van de Europese Commissie.
|
22-23.9.2020
|
Eerste van de thematische groep over de langetermijnvisie op het platteland
|
ENPO
|
De bijeenkomst diende om de toon te zetten voor de werkzaamheden met betrekking tot de LTVRA, om de werkzaamheden voor de prognoseoefening te starten en om te bespreken welke stappen nodig waren om de betrokkenheid van de belanghebbenden te stimuleren.
Doelgroep: deskundigen en praktijkmensen op het gebied van plattelandsontwikkeling.
|
6.10.2020
|
Comité voor plattelandsontwikkeling
|
DG AGRI
|
Informatie over de stand van zaken en over het verslag over de impact van demografische veranderingen — geen opmerkingen.
Doelgroep: nationale autoriteiten die zich bezighouden met plattelandsontwikkeling.
|
8.10.2020
|
14e van de stuurgroep voor plattelandsnetwerken
|
DG AGRI
|
Informatie over de geplande stappen voor de opstelling van de LTVRA. Gedachtewisseling over de rol die voor hen en voor de plattelandsnetwerken is weggelegd om de belanghebbenden bij dit proces te betrekken.
Doelgroep: bestuursleden van de EU-netwerken voor het platteland (overheden, het maatschappelijk middenveld, plaatselijke actiegroepen in het kader van Leader, netwerkadviseurs, onderzoekers enz.).
|
11.10.2020
|
Reto “España Vaciada”
|
DG COMM
|
Maakt zich grote zorgen over ontvolking en generatievernieuwing. De digitale vaardigheden van de plattelandsbewoners, met name de ouderen, moeten worden ondersteund.
Doelgroep: plattelandsactoren uit door ontvolking getroffen gebieden.
|
12.10.2020
|
Derde “Citizen Engagement and Deliberative Democracy Festival”
|
Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek
|
Presentatie van de LTVRA, met bijzondere aandacht voor de workshoptoolkit voor belanghebbenden en de mogelijkheden om die in andere beleidsomgevingen te gebruiken.
|
13.10.2020
|
Europese week van regio’s en steden — ESPON ESCAPE
|
REGIO/ESPON ESCAPE
|
Reageren op de presentatie van het onderzoeksproject, informeren over LTVRA en de verbanden/beleidsrelevantie van het project illustreren.
|
13.10.2020
|
Europese week van regio’s en steden — Visie van jongeren op het platteland en digitalisering
|
Ondersteuningsfaciliteit van het netwerk van adviesbureaus voor breedband
|
Presentatie van de LTVRA en debat met jongerenorganisaties.
Doelgroep: jongeren op het platteland.
|
20.10.2020
|
Tussentijdse van de thematische groep over de langetermijnvisie op het platteland
|
ENPO
|
In de vergadering werden de werkzaamheden van de eerste vergadering van de thematische groep met betrekking tot de prognoseoefening voortgezet met het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.
Doelgroep: deskundigen en praktijkmensen op het gebied van plattelandsontwikkeling.
|
22.10.2020
|
18e van de nationale plattelandsnetwerken (NPN)
|
ENPO
|
Tijdens de vergadering werden de NPN’s geïnformeerd over de LTVRA en werden zij aangemoedigd om belanghebbenden in hun respectieve landen daarbij te betrekken. In dit verband heeft DG AGRI een presentatie gehouden en was er een korte gedachtewisseling over de workshoptoolkit voor belanghebbenden die is uitgedacht om belanghebbenden uit het platteland erbij te betrekken.
Doelgroep: ondersteunende eenheden van de nationale plattelandsnetwerken.
|
12.11.2020
|
Workshop voor onderzoek en beleidsvorming op het platteland
|
REA en AGRI
|
Presentatie van de LTVRA bij 19 onderzoeks- en innovatieprojecten op het platteland die in het kader van Horizon 2020 worden gefinancierd, en bespreking van de resultaten en de potentiële input van die projecten.
Doelgroepen: wetenschappers en deskundigen van de Europese Commissie.
|
23.11.2020
|
Beleidsseminar
|
RELOCAL-consortium
|
Percepties van ruimtelijke onrechtvaardigheid. Reageren op projectbevindingen. Informeren over de plattelandsvisie.
Doelgroep: wetenschappers en beleidsmakers.
|
24.11.2020
|
Ontmoeting met plattelandsvrouwen — Castellón, Extremadura en Albacete (ES)
|
Europe Direct Extremadura
|
Herstel van de EU is enkel mogelijk als ook de plattelandsgebieden zich herstellen. Bij de generatievernieuwing moet bijzondere aandacht worden besteed aan gender. Het GLB moet de gendergelijkheid verbeteren. Het is belangrijk ook rekening te houden met de situatie van oudere vrouwen in plattelandsgebieden.
Doelgroep: vrouwen op het platteland.
|
24.11.2020
|
ENPO- voor nationale plattelandsnetwerken over het valoriseren en bekendmaken van succesvolle projecten
|
ENPO
|
Tijdens de workshop werden de NPN’s geïnformeerd over de LTVRA en over relevante informatiebronnen, zoals de portaalsite voor de plattelandsvisie van het ENPO, en werd feedback gegeven over geplande NPN-activiteiten om belanghebbenden bij het LTVRA-proces te betrekken.
Doelgroep: ondersteunende eenheden van de nationale plattelandsnetwerken.
|
26.11.2020
|
Reto demográfico - NextGenerationEU-27
|
Europe Direct Castellón
|
De noodzaak om basisdiensten te waarborgen, kleine gemeenten te ondersteunen en demografische uitdagingen aan te pakken in het kader van een demografische strategie.
Doelgroep: plattelandsbewoners uit door ontvolking getroffen gebieden.
|
27.11.2020
|
: “Behoefte aan een Europese plattelandsagenda na de covid-crisis”
|
Comité van de Regio’s
|
Het ENPO-contactpunt presenteerde de werkzaamheden en resultaten betreffende de landelijke respons op covid en de verbanden met de LTVRA.
Doelgroep: Comité van de Regio’s, interfractiewerkgroepen van het EP, belanghebbenden.
|
2-3.12.2020
|
Tweede van de thematische groep over de langetermijnvisie op het platteland
|
ENPO
|
Tijdens de vergadering werd aan de prognoseoefening voortgewerkt om de scenario’s verder te ontwikkelen. Er was ook een sessie waarin de activiteiten om de belanghebbenden bij de LTVRA te betrekken, werden besproken.
Doelgroep: deskundigen en praktijkmensen op het gebied van plattelandsontwikkeling.
|
4.12.2020
|
Zevende bijeenkomst van de van de EU-netwerken voor het platteland
|
DG AGRI
|
De vergadering had tot doel de leden te informeren over de stappen die worden ondernomen om de LTVRA te ontwikkelen (input van DG AGRI). Er werd besproken welke rol zij kunnen spelen om de belanghebbenden erbij te betrekken.
Doelgroep: bestuursleden van de EU-netwerken voor het platteland (overheden, het maatschappelijk middenveld, plaatselijke actiegroepen in het kader van Leader, netwerkadviseurs, onderzoekers enz.).
|
11.1.2021
|
Evaluatievergadering RURALIZATION
|
REA
|
Ruralization presenteerde werk over trends en plattelandsdromen van jongeren als belangrijke input.
Doelgroep: wetenschappers en deskundigen van de Europese Commissie.
|
27.1.2021
|
Derde van de thematische groep over de langetermijnvisie op het platteland
|
ENPO
|
Tijdens de vergadering werd de balans opgemaakt van de belangrijkste boodschappen die naar voren kwamen uit de werkzaamheden die tot dusver door belanghebbenden en in het kader van projecten in de hele EU waren verricht, en werd van gedachten gewisseld over de gemeenschappelijke lijnen en de diepgaande veranderingen die nodig zijn om ervoor te zorgen dat de toekomstige LTVRA werkelijkheid wordt voor de plattelandsgemeenschappen in heel Europa.
Doelgroep: deskundigen en praktijkmensen op het gebied van plattelandsontwikkeling.
|
28.1.2021
|
Franse NPN-vergadering (regio’s)
|
NPN Frankrijk (regio’s)
|
Vergadering met RED, ANCT, Leader France, regionale NPN’s en het ENPO, met een korte presentatie over het LTVRA-proces en de volgende stappen.
Doelgroep: leden van Franse plattelandsnetwerken.
|
11.2.2021
|
19de van de nationale plattelandsnetwerken
|
ENPO
|
Tijdens de vergadering werden de eerste resultaten van de door de respectieve NPN’s georganiseerde besprekingen met belanghebbenden gedeeld en werd hun betrokkenheid bij de komende “week van de plattelandsvisie” besproken.
Doelgroep: ondersteunende eenheden van de nationale plattelandsnetwerken.
|
11.2.2021
|
Groep voor de dialoog met het maatschappelijk middenveld over plattelandsontwikkeling
|
AGRI
|
Belang van jongeren en digitalisering (“geen glasvezel, geen jongeren; geen jongeren, geen bruisende plattelandsgebieden”). Belang van de landbouw naast economie en banen — landschap, milieu en levenskwaliteit; impact van covid (een nieuwe blik op plattelandsgebieden). Presentatie van uit onderzoek getrokken lessen.
Doelgroep: belanghebbenden die zich bezighouden met plattelandsontwikkeling.
|
22-26.3.2021
|
Week van de plattelandsvisie: Zo zou de toekomst van de plattelandsgebieden van Europa eruit kunnen zien
|
ENPO
|
Grootschalig participatief online-evenement rond de langetermijnvisie — meer gegevens in punt 3, f).
Doelgroep: een breed scala van belanghebbenden op het gebied van plattelandsontwikkeling, waaronder ngo’s/verenigingen, nationale plattelandsnetwerken, plaatselijke actiegroepen in het kader van Leader, beheersautoriteiten en instanties die regionale en lokale overheden vertegenwoordigen, onderzoekers, EU-instellingen enz.
|
5.5.2021
|
Vierde van de thematische groep over de langetermijnvisie op het platteland
|
ENPO
|
‑Tijdens de vergadering werd de balans opgemaakt van de belangrijkste boodschappen die uit de “Week van de plattelandsvisie” naar voren kwamen, werden ervaringen uitgewisseld van lidstaten die hun eigen geïntegreerde plattelandsstrategieën of agenda’s hebben opgesteld, en werd nagegaan hoe belanghebbenden de toekomstvisie op lokaal niveau kunnen helpen verwezenlijken en hoe netwerken het best steun kunnen bieden.
Doelgroep: deskundigen en praktijkmensen op het gebied van plattelandsontwikkeling.
|
Diverse datums
|
OESO-werkgroep platteland
|
OESO
|
Informeren over het initiatief betreffende de plattelandsvisie, waarbij de nadruk wordt gelegd op de verbanden met activiteiten van de OESO.
Deskundigen op het gebied van plattelandsontwikkeling uit OESO-landen.
|
Bijlage 2 — “Plattelandsstemmen”: overzicht van de thematische kernboodschappen van de workshops met belanghebbenden over het platteland (bron: ENPO)
THEMA’S
|
HUIDIGE PUNTEN VAN ZORG
|
KANSEN VOOR DE TOEKOMST
|
SPECIFIEKE ACTIES OM DIEPGAANDE VERANDERINGEN MOGELIJK TE MAKEN
|
Infrastructuur en diensten
|
·Overheidsdiensten, scholen, gezondheidszorg, sociale zorg en infrastructuur van slechte kwaliteit.
·Een te sterk op steden gericht vervoers- en mobiliteitssysteem.
·Gebrek aan vitaliteit van dorps‑ en stadscentra en ‑hubs.
·Verwaarlozing van het erfgoed aan historische en industriële gebouwen.
·Onvoldoende en ongeschikte huisvesting om aan de huidige behoeften te voldoen.
·Ontoereikende watervoorziening en ‑zuivering en ontoereikend beheer van overstromingen en droogte.
|
·Ruimte voor digitale innovatie, dienstenhubs en plattelandsscholen voor het verlenen van plattelandsdiensten
·Groeiende vraag naar bredere duurzame mobiliteitsbenaderingen op het platteland op basis van een groter aanbod aan koppelingen tussen de verschillende vervoerswijzen, diensten op aanvraag en nieuwe technologieën.
·Revitalisering van plattelandscentra en verlaten gebouwen om een nieuwe plattelandsidentiteit te creëren.
·Een groeiend woningbestand op het platteland dat zo moet worden beheerd dat wordt tegemoetgekomen aan de vraag van de huidige bewoners en van nieuwkomers.
·Het potentieel van een verbeterde infrastructuur voor waterbeheer om droogte en overstromingen aan te pakken.
|
·Een basisniveau vastleggen voor infrastructuur om de werking van de welvaartsstaat op het platteland te ondersteunen, met een minimum aan basisdiensten die als een recht kunnen worden beschouwd (bv. internet, toegang tot openbare diensten enz.).
·Investeren in een modale verschuiving van personenauto’s naar openbaar vervoer en alternatieve mobiliteit en van koolwaterstof- naar post-koolstoftransportsystemen.
·Herinrichten van buurtcentra en gericht investeren in historische en traditionele gebouwen zodat gebouwen die niet langer voor hun doel geschikt zijn, kunnen worden omgevormd voor gemeenschapsactiviteiten en bedrijven.
·De waterinfrastructuur veerkrachtiger maken, aan het veranderende klimaat aanpassen en klimaatbestendiger maken op het gebied van drinkwatervoorziening, riolering, overstromingsbeheer, hemelwater, droogte en irrigatiebehoeften.
·Capaciteitsopbouw en steun voor gemeenschaps- en vrijwilligersdiensten
|
Digitale en technologische veranderingen
|
·Gebrekkige toegang tot digitale infrastructuur in plattelandsgebieden.
·Zwakke digitale vaardigheden van de plattelandsbevolking.
·Geringe digitale innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen op het platteland.
|
·Opkomst van het digitale tijdperk, met nieuwe modellen voor de verstrekking van basisdiensten op het platteland, banen, arbeidspraktijken en markttoegang.
·Groeiende vraag naar digitale diensten en technologische innovatie op lokaal niveau (in dorpen en landbouwbedrijven).
|
·Zorgen voor betaalbare digitale infrastructuur, als een basisrecht, die toereikend is voor bedrijfsactiviteiten, e-dienstverlening en het sociale leven.
·De digitale geletterdheid van de burgers op het platteland verbeteren door middel van inclusieve opleidingen, onderwijsprogramma’s en voorlichtingscampagnes, en de verstrekking en het gebruik van e-diensten verbeteren.
·Innovatiepartnerschappen en adviesverlening op het gebied van innovatie uitbreiden tot het hele platteland en innovatieactiviteiten krachtiger bevorderen op lokaal niveau.
|
Basisgoederen/voedsel/
energie
|
·Een al te geglobaliseerd voedsel- en energiesysteem waarbij aan het lokale potentieel wordt voorbijgegaan en de gegenereerde waarde niet in de lokale regio blijft.
·Ontbreken van opvolgingsplannen en twijfelachtige levensvatbaarheid van veel kleine landbouwbedrijven.
·Ontoereikende adviesdiensten.
·Tekort aan vaardigheden in de regeneratieve/biologische landbouw.
·Geringe betrokkenheid van de plattelandsgemeenschappen bij de productie van hernieuwbare energie.
·Onvoldoende erkenning van de rol van landgebruik bij koolstofafvang op het platteland (zie het hoofdstuk over klimaatverandering).
·Het niet-omarmen van modellen voor transformationele veranderingen en duurzaamheidstransities in de basissectoren (landbouw, steenkoolwinning en steenkoolgebruikende gemeenschappen), ook wat betreft het verminderen van de administratieve rompslomp/regelgeving.
|
·Toenemende interesse voor de relocatie van de voedsel‑ en houtproductiesystemen met kortere leveringsketen.
·Opkomst van nieuwe technologieën die de professionalisering van de landbouw en de koppeling met de bio-economie zullen bevorderen.
·Vraag naar niche‑ en kwaliteitsgewassenrassen en ‑producten op basis van lokale biodiversiteit/identiteit.
·Toenemende erkenning van regeneratieve landbouw als duurzame landbouwpraktijk.
·Groeiende belangstelling voor en toenemend bewustzijn van de gemeenschapsgebaseerde productie van hernieuwbare energie.
·Mogelijkheden om nieuwe markten aan te boren via digitale technologie.
·Beschikbaarheid van instrumenten voor geïntegreerde transformationele veranderingen zoals slimme dorpen, energiegemeenschappen, Leader, lokaal voedselbeleid enz.
·Groeiende politieke belangstelling voor het ondersteunen van een “rechtvaardige en groene transitie” in plattelandsgemeenschappen met achterblijvende industrieën op basis van koolwaterstof of koolstof.
|
·Landbouwproductie. Twee alternatieve benaderingen komen naar voren:
I)relocatie van de productie, verkorting van de toeleveringsketens en invoering van regeneratieve en/of biologische landbouwpraktijken op basis van traditionele variëteiten en rassen; en
II)inzet van technologieën om de kosten en het milieueffect te verminderen, de productiviteit te verhogen en gewassen te produceren die geschikt zijn voor de bredere bio-economie.
·Verminderen van de administratieve rompslomp en verbeteren van de verwerkingsmogelijkheden voor zowel lokale levensmiddelen als levensmiddelen die uit de regio worden uitgevoerd.
·De toegang van jonge volwassenen tot grondgebonden sectoren ondersteunen.
·Investeringen richten op het stimuleren van milieuvriendelijke praktijken op individueel niveau (kleinschalige productie, eigen verbruik) (bv. permacultuur) en versterken van andere lokale en biologische voedingsinitiatieven.
·Aanmoedigen van moderne technologie in de grondgebonden sector en ontwikkelen van de bio-economie (bv. verticale landbouw, methoden voor genoombewerking).
·Bevorderen van een leven lang leren in de landgebonden sector, waarbij onder meer de beginselen van duurzaamheid en de circulaire economie aan bod komen.
·Bevorderen van brede territoriale planningsbenaderingen (die verder gaan dan landbouw en bosbouw) ter ondersteuning van de overgang naar een plattelandseconomie die gebaseerd is op duurzaamheidsbeginselen en beginselen van de circulaire economie.
·Ondersteunen van systemen of regelgevingskaders die regionale of gemeenschapsacties op het gebied van hernieuwbare energie en een post-koolstoftransitie stimuleren in gemeenschappen die van steenkool afhankelijk zijn.
|
Inkomen, werk en werkgelegenheid in de bredere economie
|
·De regionale toegevoegde waarde, die onder meer afkomstig is van het toerisme, wordt slechts in beperkte mate benut en blijft niet in de regio.
·Weinig ontwikkeling van en waardering voor lokale ambachten.
·Geringe toepassing van de beginselen van de circulaire economie.
·Beperkte erkenning en ondersteuning van innovatieve bedrijfsmodellen en
gebrek aan waardering/erkenning van ecosysteemdiensten.
|
·Heropleving van traditionele sectoren en opkomst van nieuwe sectoren (bijv. ambachtswerk, sociale landbouw) en professionals die bijdragen aan de diversificatie van het platteland.
·Ontstaan van nieuwe modellen ter ondersteuning van ondernemerschap en innovatie (bv. starterscentra, hubs, netwerken enz.).
·Groeiende erkenning door de markt van de waarde van regionale identiteit en biogebaseerde goederen en diensten, waaronder ecosysteemdiensten, op basis van beginselen van duurzaamheid en circulariteit.
·Waardecreatie door verwerkings- en afzetcentra, kortere toeleveringsketens en gastronomisch, sociaal en cultureel toerisme.
|
·Zorgen voor een goede digitale infrastructuur als voorwaarde voor een gediversifieerde moderne economie in de plattelandsgebieden.
·Creatie van passende voorwaarden voor lokaal ondernemerschap om mensen op het platteland te houden en uitwerking van creatieve benaderingen om ondernemerschap te bevorderen, zoals telewerk‑ en starterscentra, het beperken van de administratieve rompslomp enz.
·Ondersteunen van nieuwe modellen van collectief ondernemerschap en gemeenschapsondernemerschap.
·Ondersteunen van zowel commercieel ondernemerschap in de particuliere sector als sociale ondernemingen en openstaan voor het stimuleren van nieuwe arbeidsmodellen.
·Ondersteunen van duurzaam toerisme, dat beter aansluit bij het specifieke aanbod van de bredere componenten van plattelandseconomieën (bijv. gelinkt aan culinaire specialiteiten, ambachten en de heropleving van de lokale cultuur).
|
Sociale inclusie en vitaliteit
|
·Demografische veranderingen, met name een dramatische bevolkingsafname in sommige plattelandsgebieden.
·Uiteenlopende identiteiten en een divers samenhorigheidsgevoel bij de plattelandsbewoners.
·Hiaten op het gebied van inclusiviteit en diversiteit in sommige plattelandsgebieden.
·Beperkte betrokkenheid van en partnerschappen met het maatschappelijk middenveld in sommige gebieden, en behoefte aan steun voor gemeenschaps‑ en vrijwilligersorganisaties.
·Beperkte territoriale samenwerking met agentschappen uit de derde sector.
|
·Groeiende belangstelling om naar plattelandsgebieden te verhuizen en te thuiswerken, een tendens die is toegenomen door de covid-pandemie.
·Groei van een nieuw gedeeld gemeenschapsgevoel en een nieuwe landelijkheid bij bestaande inwoners, nieuwkomers en niet-permanente bewoners.
·Aanwezigheid van sterke plattelandsidentiteiten die de uittocht uit het platteland vertragen.
·Erkenning van inclusiviteit en diversiteit als een waarde om positieve veranderingen op het platteland teweeg te brengen, met onder meer integratie van vluchtelingen en migranten.
·Toenemende vraag naar sociale gemeenschapsdiensten voor mensen in moeilijke levenssituaties.
|
·Vaststellen van een stimuleringsbeleid om jongeren en professionals aan te moedigen zich op het platteland te vestigen (bv. fiscale prikkels en adequate diensten) en van ondersteuningssystemen voor het vinden van banen, huizen enz.
·Uitvoeren van een activeringsprogramma voor plattelandsjongeren om hen te helpen professioneel actief te zijn in plattelandsgebieden.
·Ondersteunen van acties voor sociale inclusie van Roma en migranten via het plattelandsontwikkelingsprogramma (bv. opleiding en verwerving van vaardigheden voor de landbouw).
·Capaciteitsopbouw/steun voor gemeenschapsorganisaties, bv. onderzoek naar digitale vormen voor het creëren van een gemeenschapsgevoel en deelname aan lokale ontwikkeling, onder meer via “vrijwilligersbanken”.
·Versterken van netwerking, samenwerking en partnerschapsopbouw en zorgen voor participatie van plattelandsburgers in de besluitvorming, bijvoorbeeld via Leader.
·Bevorderen van een verandering in de waarden in de samenleving door valorisatie van het leven op het platteland.
|
Milieu
|
·Milieuschade die door mensen wordt veroorzaakt, bv. door productiesystemen op het platteland die gevolgen hebben voor de biodiversiteit, de waterkwaliteit en de klimaatverandering.
·Verslechtering van de toestand, en verlies, van cultuurlandschappen en historische gebouwen.
·Ontbreken van een cultuur van zorg voor het milieu bij plattelandsbewoners, inclusief grondbeheerders.
·Overmatig afval en ontbreken van doeltreffend afvalbeheer.
·Ontbreken van een coherente visie of mechanismen om veranderingen te sturen in de vorm van geïntegreerde territoriale plannen die als richtsnoer kunnen dienen voor zowel de productieve als de ecologische functies van het platteland, met inbegrip van adequate mechanismen om ecosysteemdiensten te belonen.
|
·Meer ruimte voor maatregelen om de negatieve effecten van systemen voor intensief landgebruik op de biodiversiteit en de waterkwaliteit te verminderen.
·Erkenning van de positieve effecten van gerichte en geïntegreerde benaderingen op landschapsschaal door middel van partnerschappen met alle belangrijke belanghebbenden.
·Aanzienlijke mogelijkheden om zowel cultuurlandschappen als traditionele gebouwen te valoriseren op een manier die toerisme en andere sociale activiteiten ondersteunt.
·Potentieel om maatschappelijke attitudes te veranderen in de richting van duurzamer gedrag.
·Beschikbaarheid van instrumenten voor de ontwikkeling van bredere geïntegreerde duurzaamheidsstrategieën.
|
·Ervoor zorgen dat het landbouwbeleid en alle plattelandssectoren voldoen aan de vereisten van de Europese Green Deal.
·De behoeften op het gebied van landgebruik op het platteland veel centraler zien in de context van een veel bredere ruimtelijke ordening en niet als een afzonderlijke entiteit.
·Ondersteunen van gezamenlijk beheer om milieuschade in de landbouw- en de bosbouwsector op landschapsschaal aan te pakken.
·Samenbrengen van de verschillende facetten van duurzaamheidsplanning in territoriale plannen die erfgoedland en ‑gebouwen beschermen, een op herstel gerichte ecologie tot stand brengen, het waterbeheer verbeteren en duurzaam gedrag bevorderen.
·Verstrekken van milieu-educatie aan alle burgers als een publieke verantwoordelijkheid. Ondersteunen van de opleiding van landbouwers in regeneratieve landbouwpraktijken.
·Tot stand brengen van partnerschappen tussen universiteiten en landbouwonderwijscentra met hun achterland om ervoor te zorgen dat plaatsgebonden duurzaamheidsinnovaties worden ontwikkeld.
·Ondersteunen van een grotere betrokkenheid van burgers bij het vormgeven en beheren van de groene ruimte op overheidsgrond.
·Ervoor zorgen dat collectieve goederen die bij erfgoedlandschappen en erfgoedgebouwen horen, via steunmaatregelen in stand worden gehouden.
|
Klimaatverandering
|
·Weinig bewustzijn van de gevolgen van klimaatverandering.
·Weinig ontwikkeling op het vlak van, en weinig betrokkenheid van de gemeenschap bij, hernieuwbare energie op het Europese platteland.
·Beperkte betrokkenheid van grondbeheerders en anderen bij klimaatmitigatie en de ontwikkeling van de bio-economie, zelfs wanneer oplossingen bekend zijn, deels als gevolg van een gebrek aan stimulansen/vaardigheden.
·Onvoldoende aanpassing aan de nieuwe klimaatrealiteit.
·De noodzaak om koolstofvrij te worden, ook buiten de energiesector.
|
·Relatief lage koolstofvoetafdruk in sommige plattelandsgebieden, met name in enkele van de minst ontwikkelde gebieden.
·Toenemende vraag naar hernieuwbare energie, met daarbij de oprichting van hernieuwbare-energiegemeenschappen op basis van zonne-, wind- of biomassasystemen en een groter verbruik van zelfgeproduceerde energie.
·Groeiende maatschappelijke belangstelling voor de transitie naar klimaatvriendelijke productiemethoden, beter landbouw- en bosbeheer en de bio-economie.
·Er is veel ruimte voor actie om gebouwen energie-efficiënter te maken, het vervoer koolstofvrij te maken en het waterbeheer te verbeteren.
|
·Overstappen van ontwikkelingsplanning naar planning voor lokale veerkracht.
·De respons op klimaatverandering op nationaal niveau verdiepen en het rechtskader voor maatregelen tot matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, en de uitvoering daarvan in strategieën, plannen en projecten, opnieuw beoordelen.
·Innovatieve en slimme strategieën voor planning en programmering op het gebied van de vermindering van de koolstofuitstoot bevorderen en deze koppelen aan regionale en nationale strategieën, programma’s en projecten.
·Ondersteunen van activiteiten die gericht zijn op het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen.
·Ondersteunen van maatregelen en activiteiten om het water op het platteland te houden (indien nodig), bijvoorbeeld door slim waterbeheer en beheer van regenwater en grijs water, heraanleg van irrigatiesystemen, groendaken enz.
·Bewustmaken en ondersteunen van onderwijs en opleiding van professionals en deskundigen op het gebied van maatregelen tot matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering, alsook van burgers (met inbegrip van jongeren).
|