EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021PC0579

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad

COM/2021/579 final

Brussel, 22.9.2021

COM(2021) 579 final

2021/0297(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad

{SEC(2021) 330 final} - {SWD(2021) 266 final} - {SWD(2021) 267 final}


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

De Europese Unie (EU) kent sinds 1971 door middel van het stelsel van algemene preferenties 1 (SAP) handelspreferenties toe aan ontwikkelingslanden. Dit stelsel maakt deel uit van haar gemeenschappelijke handelspolitiek, overeenkomstig de algemene bepalingen betreffende het externe optreden van de EU 2 .

Het SAP is een van de voornaamste handelsinstrumenten van de EU om ontwikkelingslanden te helpen integreren in de wereldeconomie, om armoede terug te dringen en om duurzame ontwikkeling te ondersteunen door het bevorderen van fundamentele mensenrechten en rechten van werkenden, milieubescherming en goed bestuur. Het SAP bestaat uit drie regelingen:

·de standaard-SAP-regeling (“standard GSP”): de regeling voor laaginkomenslanden en lagermiddeninkomenslanden, die voorziet in verlaging of volledige afschaffing van de douanerechten op twee derde van de EU-tarieflijnen;

·de SAP+-regeling: de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, die voor grotendeels dezelfde tarieflijnen als bij de standaard-SAP-regeling de tarieven tot 0 % verlaagt. Die regeling geldt voor kwetsbare laaginkomenslanden en lagermiddeninkomenslanden die 27 internationale verdragen op het gebied van mensenrechten en rechten van werkenden, milieubescherming en goed bestuur uitvoeren;

·de EBA-regeling (Everything But Arms – Alles behalve wapens): de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen (MOL’s), die deze landen rechten- en contingentvrije toegang tot de EU-markt biedt voor alle producten, met uitzondering van wapens en munitie.

Het huidige stelsel geldt tot en met 31 december 2023. Tenzij een nieuwe verordening wordt aangenomen, zullen de standaard-SAP-regeling en de SAP+-regeling met ingang van 1 januari 2024 niet langer van toepassing zijn. De invoer uit ontwikkelingslanden in het kader van de standaard-SAP-regeling en de SAP+-regeling zou derhalve aan hogere rechten worden onderworpen. De invoer uit de MOL’s zou echter nog steeds worden bestreken door de EBA-regeling, waarvoor geen einddatum geldt. Met het voorstel voor een nieuwe SAP-verordening wordt beoogd het stelsel met nog eens tien jaar te verlengen. Het SAP is een volwassen onderdeel van het EU-instrumentarium voor het handelsbeleid. Met de herziening van het SAP moet de wijze van functioneren ervan worden fijngeregeld en moeten de efficiëntie en de doeltreffendheid ervan worden verbeterd. De gekozen reeks beleidsopties, die ook in de externe studie en de effectbeoordeling zijn omschreven en verder zijn onderzocht, is dan ook tot in de details uitgewerkt. Die beleidsopties beogen specifieke en beperkte verbeteringen, om ervoor te zorgen dat het SAP over het geheel genomen relevant blijft en om de ontwikkelings- en duurzaamheidsdoelstellingen ervan te verwezenlijken.

De overkoepelende doelstelling die de EU met de herziene SAP-verordening nastreeft is de essentiële kenmerken van de huidige verordening, namelijk de uitbanning van armoede en de ondersteuning van duurzame ontwikkeling en goed bestuur, te behouden, zonder dat de belangen van de EU in het gedrang komen. Tegelijkertijd wordt beoogd de algemene efficiëntie en doeltreffendheid van het SAP te verbeteren om in te spelen op toekomstige uitdagingen:

a)de toegang tot de SAP+-regeling vergemakkelijken voor het groeiend aantal MOL’s dat de EBA-status ontgroeit;

b)de drempels voor productgraduatie aanpassen om de preferenties beter af te stemmen op minder concurrerende producten en landen;

c)rekening houden met de veranderende prioriteiten, zoals die welke ten grondslag liggen aan de Europese Green Deal, door de negatieve conditionaliteit ook uit te breiden tot verdragen op het gebied van milieu en goed bestuur;

d)de lijst van internationale verdragen op gerichte en beheersbare wijze actualiseren zonder het monitoringproces in gevaar te brengen;

e)zorgen voor een procedure voor het intrekken van preferenties die beter inspeelt op dringende gevallen;

f)de monitoring en de uitvoering van de SAP+-verbintenissen verbeteren, bijvoorbeeld door grotere transparantie en meer participatie van de betrokken belanghebbenden, onder meer via het onlangs ingestelde mechanisme van het centrale toegangspunt (SEP, Single Entry Point) voor klachten in verband met niet-naleving.

Dit initiatief ressorteert onder het programma voor gezonde regelgeving (Refit).

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

De algemene doelstellingen van het SAP zijn verenigbaar met de analyse die de Commissie heeft verricht en de zienswijzen die zij heeft geformuleerd in haar mededeling met de titel “Evaluatie van het handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid” van 18 februari 2021 3 . De evaluatie van het handelsbeleid bevestigt de doelstelling die met de herziening van het SAP wordt nagestreefd, namelijk het vergroten van de handelsmogelijkheden voor ontwikkelingslanden om de armoede terug te dringen en banen te scheppen op basis van internationale waarden en beginselen. Verder wordt erop gewezen dat de EU er belang bij heeft om kwetsbare ontwikkelingslanden te ondersteunen bij de integratie in de wereldeconomie en om het multilateralisme te bevorderen, alsmede om ervoor te zorgen dat de universele waarden worden geëerbiedigd, waarbij de nadruk komt te liggen op de uitdagingen op het gebied van klimaat en milieu, en tevens bereid te blijven om daadkrachtig op te treden als het erom gaat haar belangen te verdedigen.

Het initiatief strookt met de benoeming van de hoge ambtenaar voor handhaving van de handelsregels (CTEO, Chief Trade Enforcement Officer) en de oprichting van het SEP, de lopende ontwikkeling van wetgeving inzake passende zorgvuldigheid in de toeleveringsketen, de onlangs ingestelde wereldwijde EU-sanctieregeling voor de mensenrechten en de lopende programmering van ontwikkelingssamenwerking.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

De voortzetting van het SAP maakt deel uit van het politieke engagement van de EU om wereldwijd duurzame ontwikkeling te ondersteunen, zoals dat tot uiting komt in de uitvoering van de Agenda 2030 van de Verenigde Naties voor duurzame ontwikkeling en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s), waartoe alle leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zich hebben verbonden. De doelstellingen van het SAP zijn ook in overeenstemming met de EU-beleidscoherentie voor ontwikkeling, die een belangrijke pijler vormt onder de inspanningen van de EU om het positieve effect en de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking te vergroten 4 . Voorts stroken die doelstellingen met de Verdragsbepalingen inzake de bevordering van duurzame ontwikkeling en mensenrechten door middel van extern optreden, de handelsbepalingen tot regulering van de invoer, de Green Deal-initiatieven van de EU en het EU-actieplan inzake mensenrechten en democratie.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

De rechtsgrondslag voor een nieuwe SAP-verordening is artikel 207 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), dat betrekking heeft op de gemeenschappelijke handelspolitiek van de EU.

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)

De gemeenschappelijke handelspolitiek wordt in artikel 3 VWEU genoemd als een van de gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie vallen.

Ingevolge artikel 5, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) is het subsidiariteitsbeginsel niet van toepassing op gebieden die onder de exclusieve bevoegdheid van de EU vallen.

Evenredigheid

Er wordt voldaan aan het evenredigheidsbeginsel, aangezien het voorstel slechts in beperkte aanpassingen op het gebied van doeltreffendheid en efficiëntie voorziet. Het voorstel gaat vergezeld van een effectbeoordelingsverslag, waarin de evenredigheid ter sprake komt in hoofdstuk 3 (Waarom zou de EU moeten optreden?), hoofdstuk 6 (Welke gevolgen hebben de beleidsopties?) en hoofdstuk 7 (Hoe verhouden de opties zich tot elkaar?). De praktische gevolgen van het initiatief worden besproken in bijlage 3 bij het effectbeoordelingsverslag (Wie wordt er getroffen en hoe?) dat bij het wetgevingsvoorstel is gevoegd. De beleidskeuzes in het voorstel worden beschreven in hoofdstuk 8 van het bijgevoegde effectbeoordelingsverslag (hoofdstuk 8 – Voorkeursopties) en kunnen als volgt worden samengevat:

handhaving van de huidige structuur die uit drie regelingen bestaat;

wijziging van de kwetsbaarheidscriteria (economische criteria voor het in aanmerking komen) voor de SAP+-regeling, zodat MOL’s die de MOL-status ontgroeien kunnen toetreden tot de SAP+-regeling;

herziening van de drempels voor productgraduatie;

uitbreiding van de negatieve conditionaliteit tot verdragen op het gebied van milieu en goed bestuur alsmede herziening van de lijst van internationale verdragen;

uitbreiding en verbetering van de intrekkingsprocedure (uitvoeren van een sociaaleconomische effectbeoordeling, voorzien in een mechanisme voor snelle respons dat kan worden geactiveerd in geval van buitengewoon ernstige schendingen, uitbreiding van het toepassingsgebied van het instrument zodat het zich ook uitstrekt tot de beginselen van de verdragen op het gebied van milieu en goed bestuur en bijkomende gebieden zoals migratie);

verbetering van de transparantie en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld alsmede stroomlijning van de monitoringcyclus (rapportage om de 3 jaar).

Keuze van het instrument

De SAP-verordening is de enige passende maatregel die de Unie kan nemen om voor ontwikkelingslanden eenzijdige, niet-wederkerige preferentiële toegang tot de markt van de Unie tot stand te brengen.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

In 2018 is een evaluatie halverwege (MTE, mid-term evaluation) van de huidige SAP-verordening afgerond 5 . In de MTE werd geconcludeerd dat de doelstellingen van het SAP over het algemeen werden gehaald 6 en dat het niet nodig was de verordening vóór het verstrijken van de geldigheidsduur ervan op 31 december 2023 te wijzigen. In de MTE werden echter verschillende aanbevelingen gedaan om de doeltreffendheid en de efficiëntie van het stelsel te verbeteren. Op basis van deze aanbevelingen zijn de problemen in kaart gebracht die in detail zijn beschreven in punt 2 van het effectbeoordelingsverslag bij dit voorstel.

Het MTE-projectteam heeft de volgende aanbevelingen gedaan: 1) de SAP-monitoring en de SAP+-monitoring door de EU transparanter maken en daaraan meer bekendheid geven; 2) de vrijwaringsbepalingen doeltreffender toepassen; 3) de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties doeltreffender inzetten; 4) de lijst van verdragen inzake fundamentele mensenrechten en rechten van werkenden, milieu en beginselen van goed bestuur actualiseren; 5) beoordelen of de standaard-SAP-regeling nog steeds relevant is als aparte regeling naast de SAP+-regeling, en overwegen om de voorwaarden in verband met verdragen uit te breiden; 6) de balans opmaken van de ontheffing voor diensten van de WTO ten behoeve van de MOL’s, en 7) het vraagstuk van de samenhang tussen het SAP en de regelingen in het kader van de vrijhandelsovereenkomsten/preferentiële handelsovereenkomsten onderzoeken. Sommige van deze aspecten zijn aan bod gekomen tijdens de uitvoering van de SAP-verordening, met name via het SAP Hub-project inzake transparantie en bewustmaking. Het vrijwarings- en het intrekkingsmechanisme werden eveneens sinds de MTE toegepast; de uit de toepassing daarvan getrokken lessen worden gepresenteerd in de bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling.

Raadpleging van belanghebbenden

Van 11 maart 2020 tot en met 15 juli 2020 is een openbare raadpleging over het SAP en de voorgestelde hervormingsopties gehouden. Een gedetailleerde samenvatting van de raadpleging van belanghebbenden is opgenomen in bijlage 2 bij het bijgevoegde effectbeoordelingsverslag.

Er zijn 512 reacties op de openbare raadpleging binnengekomen. Bij 54 % van de respondenten gaat het om belanghebbenden uit de EU, bij 41 % om belanghebbenden uit SAP-landen en bij de overige 5 % om belanghebbenden uit andere landen (waaronder het VK). Opgesplitst naar type respondent zijn de meeste reacties afkomstig van “bedrijven/brancheorganisaties” (28 %), gevolgd door bedrijfsverenigingen (24 %), EU-burgers (17 %), de overheidssector (12 %), het maatschappelijk middenveld (ngo’s, milieu- en consumentenorganisaties en de academische wereld) (8 %) en anderen (waaronder vakbonden) (7 %).

Een grote meerderheid, d.w.z. ongeveer 70 %, van de respondenten is van mening dat internationale handel een belangrijke bijdrage kan leveren aan de uitbanning van armoede in ontwikkelingslanden en nog eens 10 % denkt dat internationale handel een kleine bijdrage daaraan kan leveren; 17 % denkt dat internationale handel niet kan bijdragen tot armoedebestrijding. De SAP-landen zijn duidelijk positiever gestemd over de rol van handel bij armoedebestrijding: in dit verband geeft 92 % van de respondenten aan dat handel een belangrijke bijdrage kan leveren, tegenover 52 % van de EU-respondenten; omgekeerd is 19 % van de EU-respondenten van mening dat handel armoede niet kan helpen uitbannen, tegenover 2 % in de SAP-landen. Op de vraag op welke wijze handel tot armoedebestrijding heeft bijgedragen, wezen de meeste respondenten op het scheppen van werkgelegenheid en, op de lange termijn, op de ontwikkeling van vaardigheden door export.

Gemiddeld genomen wordt het SAP geacht positieve effecten op alle gebieden van duurzame ontwikkeling te hebben.

86 % van de respondenten vindt het belangrijk dat de EU blijft toezien op het niveau van uitvoering van de 27 internationale verdragen door SAP+-begunstigde landen, tegenover 8 % die dit onbelangrijk vindt. De respondenten zijn van mening dat een breed spectrum aan informatiebronnen nuttige informatie biedt voor het toezicht van de Commissie op de uitvoering van internationale verdragen. Met enige afstand bestaat de meest relevante bron uit de verslagen van de toezichthoudende organen van de verdragen, d.w.z. de VN, de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) en andere internationale organisaties, gevolgd door de informatie die wordt verstrekt door het bedrijfsleven en de sociale partners in de begunstigde landen alsmede door niet-gouvernementele organisaties (ngo’s).

De ontvangen input is meegenomen in het bijgevoegde effectbeoordelingsverslag, met name bij het formuleren van de probleemomschrijvingen (hoofdstuk 2), de algemene en specifieke doelstellingen van het initiatief (hoofdstuk 4) en de beschikbare beleidsopties (hoofdstuk 5).

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Een externe studie (“de studie”) die als input voor het ontwerp van het effectbeoordelingsverslag diende, werd verricht door BKP Economic Advisors GmbH. Het eindverslag van die studie werd in mei 2021 gepubliceerd en is beschikbaar op de website van DG Handel 7 . Met de studie werd gevolg gegeven aan de conclusies van de MTE, en de studie richtte zich op verschillende beleidsopties die de algemene doelstellingen van het SAP-instrument beter zouden kunnen helpen verwezenlijken. Bij de studie werden de bestaande literatuur en de resultaten van de hierboven beschreven openbare raadpleging in aanmerking genomen. Een samenvatting van de aanbevelingen van de studie is beschikbaar op de website van DG Handel 8 .

De resultaten van de ondersteunende studie werden op 20 oktober 2020, 7 december 2020 en 23 februari 2021 aan de SAP-deskundigengroep gepresenteerd; op 12 april 2021 vond een technische presentatie achter gesloten deuren plaats voor de commissie INTA.

De belangrijkste elementen van dit voorstel zijn op 19 april 2021 en 14 juni 2021 verder besproken met de SAP-deskundigen.

Effectbeoordeling

De samenvatting van het bijgevoegde effectbeoordelingsverslag is beschikbaar als onderdeel van het voorstelpakket. De Raad voor regelgevingstoetsing heeft op 9 april 2021 een positief advies over het effectbeoordelingsverslag uitgebracht.

In het kader van de effectbeoordeling werden beleidsalternatieven in vijf thematische clusters onderzocht: 1) SAP-regelingen en begunstigde landen, 2) lijst van producten en mechanisme voor productgraduatie, 3) voorwaarden voor het verkrijgen/behouden van tariefpreferenties, 4) transparantie bij de uitvoering van het SAP en 5) vrijwaringsmaatregelen. Voor elke cluster werden verschillende beleidsopties afgezet tegen het basisscenario dat het SAP-stelsel blijft zoals het is.

1)SAP-regelingen en begunstigde landen (graduatie van landen)

In dit cluster wordt gekeken naar de voortdurende afname van het aantal SAP-begunstigde landen. Landen kunnen de toegang tot het SAP verliezen als zij een vrijhandelsovereenkomst met de EU sluiten of als zij naar de categorie hogermiddeninkomenslanden opklimmen. In de effectbeoordeling worden opties onderzocht om de drieledige structuur van het SAP en de geografische dekking van het stelsel te wijzigen. Uit de analyse blijkt dat er geen dwingende reden is om de bestaande structuur of de geografische dekking van het SAP te wijzigen, aangezien het stelsel al op de meest behoeftige landen is toegespitst en met de drieledige structuur aan de verschillende ontwikkelingsbehoeften van de begunstigde landen tegemoet wordt gekomen.

De optie die het meest bijdraagt tot de algemene doelstelling om armoede te helpen uitbannen en tot de specifieke doelstelling om de uitvoer uit ontwikkelingslanden te verhogen, is het wijzigen van de economischekwetsbaarheidscriteria voor de SAP+-regeling. Met deze optie wordt geprobeerd de aanzienlijke negatieve gevolgen van het verlies van EBA-preferenties als gevolg van het feit dat die landen de MOL-status zijn ontgroeid, te verzachten.

Permanente toegang tot het SAP (met name tot de SAP+-regeling) is van belang voor het relatief grote aantal begunstigde MOL’s dat naar verwachting de EBA-status in de komende jaren zal verliezen. Uit de ondersteunende studie blijkt dat van de twaalf landen die waarschijnlijk tijdens de looptijd van de volgende verordening de EBA-status zullen ontgroeien, er zes waarschijnlijk aanzienlijke economische gevolgen zullen ondervinden, met name Bangladesh.

In de ondersteunende studie en het effectbeoordelingsverslag worden daarom de volgende opties voorgesteld om ervoor te zorgen dat alle EBA-landen die naar verwachting de MOL-status zullen ontgroeien, naar de SAP+-regeling kunnen overstappen: 1) handhaving van de huidige structuur die uit drie regelingen bestaat, en 2) wijziging van de kwetsbaarheidscriteria (criteria voor het in aanmerking komen) om voor een groter aantal landen die de MOL-status ontgroeien de toegang tot de SAP+-regeling te vergemakkelijken.

2)Lijst van producten en mechanisme voor productgraduatie

In de ondersteunende studie en het effectbeoordelingsverslag werd onderzocht of het mechanisme voor productgraduatie in voldoende mate op de meest concurrerende producten 9 en de meest concurrerende landen is gericht (optie om het mechanisme voor productgraduatie uit te breiden van onder de standaard-SAP-regeling begunstigde landen tot SAP+- of EBA-begunstigde landen). Voorts werd daarin nagegaan of de lijst van producten het uitvoerpotentieel van de SAP-begunstigde landen weerspiegelt.

Uit de sociaaleconomische analyse is gebleken dat de huidige definitie van het graduatiemechanisme kan worden gehandhaafd en uitsluitend op de standaard-SAP-regeling van toepassing kan blijven. Er worden geen significante economische en sociale effecten waargenomen als de productgraduatie wordt uitgebreid tot SAP+- of EBA-begunstigde landen of als de lijst van producten wordt uitgebreid tot nieuwe sectoren en producten.

Daarom stellen wij voor de productgraduatie uitsluitend voor de standaard-SAP-regeling te handhaven, maar de drempels voor productgraduatie te herzien. Wij stellen voor de huidige graduatiemethode per afdeling te handhaven en de drempels voor productgraduatie met 10 procentpunten te verlagen.

3)Voorwaarden voor het verkrijgen/behouden van tariefpreferenties

Het koppelen van voorwaarden aan het SAP blijft een van de belangrijkste instrumenten van de EU om eerbiediging van mensenrechten en internationaal humanitair recht, rechten van werkenden, milieubescherming en goed bestuur in de SAP-begunstigde landen te bevorderen: een land mag niet voor preferentiële handelsregelingen in aanmerking komen als het handelt op een wijze die in strijd is met internationale normen en beginselen en daarmee ook met zijn eigen ontwikkelingsbehoeften. In de effectbeoordeling wordt gekeken naar opties voor het uitbreiden van de positieve en de negatieve conditionaliteit, voor het wijzigen van de lijst van de voor het SAP relevante verdragen en voor het aanbrengen van wijzigingen in de procedure voor het intrekken van preferenties.

Voortbouwend op de MTE en de ondersteunende studie is de belangrijkste conclusie dat de negatieve conditionaliteit (d.w.z. de intrekkingsbepalingen van artikel 19, lid 1, punt a), van de huidige SAP-Verordening, namelijk Verordening (EU) nr. 978/2012) ook moet worden uitgebreid tot verdragen op het gebied van milieu en goed bestuur (momenteel heeft die alleen betrekking op de VN/IAO-verdragen betreffende fundamentele mensenrechten en rechten van werkenden). Voorts wordt beoogd de bijdrage van het SAP aan duurzame ontwikkeling verder te versterken door de lijst van internationale verdragen te actualiseren en de intrekkingsprocedure te verbeteren.

De ervaring met het monitoring- en het intrekkingsmechanisme van het SAP zoals die momenteel op verdragen betreffende mensenrechten en rechten van werkenden worden toegepast, leert dat uitbreiding van de negatieve conditionaliteit tot verdragen op het gebied van milieu en goed bestuur soortgelijke mogelijkheden zou bieden om zich voor dergelijke kwesties sterk te maken ter ondersteuning van de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de VN en de bijdrage van de groene agenda van de EU aan SAP-begunstigde landen.

Wat de SAP-intrekkingsprocedure betreft, is uit de ervaring tot nu toe gebleken dat het lang kan duren vooraleer een definitief besluit wordt genomen; alle eerdere intrekkingsprocedures hebben tot twee jaar geduurd, waarbij de voorbereidende stadia vóór de start van een intrekkingsonderzoek zijn meegerekend. Buitengewoon ernstige schendingen verlangen echter dat de Commissie over de instrumenten beschikt om snel te reageren. Daarom stellen wij een mechanisme voor snelle respons voor, dat rekening houdt met de specifieke omstandigheden in het begunstigde land.

Uit de ervaring met de tijdelijke en gedeeltelijke intrekking 10 in 2020 van de aan Cambodja verleende EBA-preferenties is gebleken dat de sociaaleconomische gevolgen van de intrekking van preferenties voor de getroffen productiesectoren zorgvuldig moeten worden geëvalueerd om te voorkomen dat het meest kwetsbare deel van de bevolking schade wordt toegebracht.

4)Transparantie bij de monitoring en de uitvoering van SAP-verbintenissen

In juli 2020 heeft de Commissie de hoge ambtenaar voor handhaving van de handelsregels (CTEO) benoemd, die tot taak heeft het handelsbeleid beter te handhaven. In dit verband heeft de Commissie in november 2020 een nieuw klachtenmechanisme gelanceerd, het SEP, als onderdeel van de grotere inspanningen die zij levert om de handhaving van de handelsverbintenissen te versterken en de uitvoering daarvan te verbeteren. Via het SEP ontvangt de Commissie klachten over diverse kwesties in verband met het handelsbeleid, onder meer over schendingen van de SAP-verbintenissen. Daarom moet dit nieuwe klachtensysteem worden geïntegreerd in het kader van de SAP-verordening, met name wat de intrekkingsprocedure betreft.

Belanghebbenden die tijdens de MTE in 2018 en bij de voorbereiding van de ondersteunende studie voor de effectbeoordeling uit 2021 werden geraadpleegd, wezen op de noodzaak om in de verschillende stadia van de werkzaamheden in verband met de monitoring en de uitvoering van het SAP de transparantie en de communicatie te verbeteren. Dit zou kunnen helpen het monitoringstelsel robuuster te maken en kunnen bijdragen tot een doeltreffendere dialoog met de begunstigde landen, en de betrokkenheid van belanghebbenden bij het SAP kunnen versterken.

In de effectbeoordeling wordt nagegaan op welke wijze het monitoringproces en de betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld kunnen worden verbeterd en de SAP+-monitoringcyclus kan worden aangepast. Daarom stellen wij voor richtsnoeren te publiceren over het monitoringproces zoals dat in het kader van de administratieve praktijk is ontwikkeld, de betrokken actoren en de mogelijkheden voor betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld. In het wetgevingsvoorstel verschaffen wij meer duidelijkheid over de brede openstelling voor informatiebronnen ten behoeve van de SAP+-monitoring en stellen wij voor de duur van de SAP-monitoringcyclus te wijzigen van twee in drie jaar.

5)Toepassing van vrijwaringsmaatregelen

In de ondersteunende studie en het effectbeoordelingsverslag werden met betrekking tot automatische vrijwaringsmaatregelen twee soorten uitbreidingen onderzocht, namelijk uitbreiding van de lijst van producten en uitbreiding van de lijst van SAP-begunstigde landen. De conclusie luidt dat geen van beide uitbreidingen tot een frequentere toepassing van dit mechanisme zou leiden. Daarom lijkt er geen behoefte aan ingrijpende wijzigingen van het vrijwaringsmechanisme te zijn. Er wordt dan ook voorgesteld uitsluitend een aantal technische aanpassingen en verbeteringen aan te brengen die ertoe strekken de automatische vrijwaringsmaatregelen beter af te stemmen op de graduatie van producten, te weten: 1) de berekening van plotse stijgingen van de invoer op het niveau van de SAP-afdeling baseren op invoerwaarden in plaats van op invoervolumes, wegens de heterogeniteit van producten binnen de afdelingen; op deze manier zal beter rekening worden gehouden met gevallen van toegenomen invoer die het bedrijfsleven in de EU schade zouden kunnen berokkenen; 2) de drempels voor automatische vrijwaringsmaatregelen en productgraduatie zo op elkaar afstemmen dat zij elkaar aanvullen.

Algemene gevolgen van de reeks voorkeursopties

De algemene economische en niet-economische gevolgen (op het gebied van sociaal beleid, milieu, mensenrechten) van de voorgestelde beleidsopties zijn beperkt, aangezien wordt voorgesteld de huidige drieledige structuur van het SAP te handhaven. Hier is voor gekozen om de verwachte achteruitgang van het reële bbp, van de welvaart, van de totale uitvoer naar de EU en van de overheidsinkomsten ten opzichte van het huidige basisscenario, die in geval van wijziging van de huidige structuur zou kunnen worden gevoeld door de onder de standaard-SAP-regeling begunstigde landen of door de SAP+-begunstigde landen, juist te beperken. Bij stopzetting van de standaard-SAP-regeling en/of de SAP+-regeling zou een aanzienlijke daling van de uitvoer te verwachten zijn in specifieke sectoren zoals textiel en kleding, leder en schoeisel, agrovoedingsproducten, chemische stoffen, rubber en kunststoffen. De economische analyse in de ondersteunende studie is uitgevoerd met behulp van simulaties op basis van het algemene evenwichtsmodel per computer (Computable General Equilibrium, CGE). De analyse bracht (in alle andere scenario’s dan handhaving van de huidige structuur van het SAP) de negatieve impact op het bbp en de handel voor zowel de EU als de SAP-begunstigde landen (waarvan sommige harder kunnen worden getroffen) 11 aan het licht en ondersteunt deze fundamentele keuze ten gunste van de continuïteit van het stelsel en de huidige structuur ervan.

De keuze om voor de MOL’s die de EBA-regeling verlaten een brug naar de SAP+-regeling te slaan (door wijziging van de economische criteria om voor de SAP+-regeling in aanmerking te komen) versterkt de keuze voor continuïteit en vermindert de negatieve gevolgen die zich voor de MOL’s hadden kunnen voordoen.

Het actiever koppelen van voorwaarden aan mogelijke (gedeeltelijke of sectorale) intrekkingen zal naar verwachting een positief effect hebben op de doeltreffendheid van het SAP-stelsel: daardoor zou de verwezenlijking van de SAP-doelstelling inzake duurzame ontwikkeling verder worden bespoedigd. Dat zou ook stroken met ander EU-beleid, met name op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, bevordering van mensenrechten en sociale kwesties, en de bijdrage van de EU aan de Agenda 2030.

Algemene gevolgen voor de politieke betrekkingen

Met de voortzetting van het SAP met de voorgestelde gerichte wijzigingen zal de EU een belangrijk bemoedigend signaal aan de ontwikkelingspartners afgeven, en blijft een belangrijk platform behouden om samen met de begunstigde landen veranderingen teweeg te brengen die in overeenstemming zijn met de waardenagenda van de EU en haar beleidscoherentie voor ontwikkeling.

De politieke impact van de voorkeursopties speelt een cruciale rol. Voor dit gebied is een kwalitatieve analyse gemaakt, op basis van formele en informele raadplegingen. Wij verwachten dat de keuze voor continuïteit van de huidige SAP-structuur wordt toegejuicht door de begunstigde landen en de ontwikkelde partnerlanden die lid zijn van de WTO. Dit is in overeenstemming met het reeds lang bestaande beginsel van de machtigingsclausule van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (GATT), die permanente vrijstelling van het beginsel van de meest begunstigde natie (non-discriminatie) verleent voor ontwikkelde landen om eenzijdig afschaffing of verlaging toe te staan van de tarieven die worden betaald op de invoer uit ontwikkelingslanden die dezelfde handels-, financierings- en ontwikkelingsbehoeften delen. De voortzetting van het SAP is in overeenstemming met de EU-beleidscoherentie voor ontwikkeling (verankerd in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie), die een belangrijke pijler vormt onder de inspanningen van de EU om het positieve effect en de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking te vergroten. De voortzetting van het SAP maakt bovendien deel uit van het politieke engagement van de EU om wereldwijd duurzame ontwikkeling te ondersteunen, zoals dat tot uiting komt in de uitvoering van de VN-Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen, waartoe alle leden van de WTO zich hebben verbonden.

Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging

De volledige tabellen met baten en kosten zijn te vinden in bijlage 3 bij het effectbeoordelingsverslag dat bij dit voorstel is gevoegd. De mogelijke baten van de voorgestelde reeks doelstellingen zijn moeilijk te kwantificeren, aangezien het daarbij vaak gaat om technische verbeteringen van de bestaande structuur en bepalingen van het SAP-kader, om de efficiëntie en de doeltreffendheid ervan te maximaliseren en de mogelijkheden voor duurzame economische ontwikkeling van de begunstigde landen te vergroten. Het voorstel handhaaft de status quo als er geen dwingende reden voor verandering is, om de voorspelbaarheid en de stabiliteit van het stelsel te waarborgen. Wat de voorgestelde wijzigingen betreft, heeft het initiatief – afgezet tegen het basisscenario en per cluster – de volgende praktische implicaties, baten en bijbehorende kosten:

g)regelingen en geografische dekking: alle landen die de EBA-status ontgroeien, zouden a priori in aanmerking komen voor de SAP+-regeling, in het geval dat de autoriteiten van die landen een aanvraag voor de regeling wensen in te dienen. Dit is een mitigatiemaatregel: er worden geen voordelen verwacht, maar het is de bedoeling verliezen en ernstige negatieve economische gevolgen te voorkomen voor landen die niet langer tot de MOL’s behoren en die de EBA-preferenties zouden verliezen. De maatregel ondersteunt voorts de ontwikkelingsdoelstelling van het SAP, door voor de meest behoeftige landen ononderbroken toegang tot het stelsel te garanderen. Dit zou ook leiden tot enige vereenvoudiging van het stelsel en tot een vermindering van de administratieve lasten voor de berekening en de monitoring van de relevante criteria;

h)lijst van producten en productgraduatie: met de wijziging van de productgraduatiedrempels wordt beoogd het productgraduatiemechanisme doeltreffender te maken bij de afstemming op specifieke concurrerende producten. Dit zal er naar verwachting toe bijdragen dat het stelsel beter op de producten en de meest behoeftige landen wordt toegespitst;

i)conditionaliteit: de uitbreiding van de negatieve conditionaliteit draagt bij tot de bestrijding van klimaatverandering doordat de SAP-begunstigde landen worden aangemoedigd om de uitvoering van klimaat- en milieuverdragen te verbeteren, en tot verbeteringen op het gebied van goed bestuur in alle begunstigde landen. Het SAP kan een belangrijke rol spelen, aangezien de aantasting van het milieu de ontwikkelingslanden meestal het hardst treft als gevolg van grootschalige productie die afhankelijk is van natuurlijke hulpbronnen (zoals de textielproductie) en het vaak geconstateerde gebrek aan wetgeving en programma’s op het gebied van milieubescherming in die landen. Het actualiseren van de lijst van internationale verdragen vergroot het hefboomeffect en zorgt ervoor dat meer aandacht wordt besteed aan essentiële mensenrechten (bijvoorbeeld de rechten van personen met een handicap, de rechten van kinderen) en normen (bijvoorbeeld inzake arbeidsinspectie); ook worden de maatregelen ter bestrijding van klimaatverandering ondersteund door de Overeenkomst van Parijs in die lijst op te nemen (en het verouderde Protocol van Kyoto daaruit te schrappen).

Door een effectbeoordeling vóór de intrekking van preferenties in te voeren zal het mogelijk worden het evenwicht te bewaren tussen de algemene doelstellingen van het SAP, namelijk bijdragen aan armoedebestrijding en ondersteunen van duurzame ontwikkeling. Hierdoor wordt met name gewaarborgd dat een eventuele intrekking wordt aangepast aan de omstandigheden in het betrokken begunstigde land, de behoeften ervan op het gebied van economische ontwikkeling en de sociaaleconomische gevolgen van eventuele intrekkingsmaatregelen.

Met de invoering van een snellere intrekkingsprocedure wordt voorzien in een specifiek instrument om het hoofd te bieden aan specifieke omstandigheden die worden gekenmerkt door buitengewoon ernstige schendingen en de noodzaak om snel te reageren. Dit maakt de intrekking ook doeltreffender doordat de druk op de begunstigde landen om een antwoord op de vastgestelde problemen te bieden toeneemt;

j)transparantie: de verlenging van de SAP+-monitoringcyclus verbetert de doeltreffendheid en de efficiëntie ervan doordat de duur van de SAP+-monitoringcyclus wordt aangepast aan die van de cyclus van monitoring van de internationale verdragen door de respectieve toezichthoudende verdragsorganen en doordat de begunstigde landen meer tijd krijgen om in te gaan op kwesties in verband met de uitvoering van de verdragen;

k)vrijwaringsmaatregelen: de voorgestelde technische wijzigingen zorgen voor samenhang tussen de maatregelen ter bescherming van het bedrijfsleven in de EU en voorzien in vereenvoudiging van de automatische vrijwaringsprocedure en vermindering van de administratieve lasten.

De ontwikkeling van de SAP-verordening zal naar verwachting niet significant worden beïnvloed door digitale technologieën. Bij de uitvoering van het voorstel kan de EU gebruikmaken van bestaande bedrijfsprocessen en -oplossingen voor de veilige verwerking van gegevens langs elektronische weg (d.w.z. uitwisseling van informatie met de autoriteiten van de begunstigde landen, de toezichthoudende organen van internationale verdragen en het maatschappelijk middenveld, openbare raadplegingen, aangiften van invoer uit derde landen in het REX-systeem (Registered Exporter System), enz.).

Grondrechten

Steun voor de eerbiediging van de grondrechten in de SAP-begunstigde landen maakt deel uit van de algemene doelstellingen van de SAP-verordening, namelijk 1) de ontwikkelingslanden helpen bij hun inspanningen om armoede terug te dringen, 2) goed bestuur en duurzame ontwikkeling bevorderen. Daarom zijn in de hele bijgevoegde effectbeoordeling de relevante aspecten van en de relevante impact op de grondrechten onderzocht. Er is bijzondere aandacht geschonken aan internationale instrumenten op het gebied van mensenrechten en rechten van werkenden, die ook zijn vermeld in de lijst van verdragen in bijlage VI bij dit voorstel. De betrokken diensten van de Commissie (SJ, DG JUST, HOME, EMPL, INTPA) en de EDEO zijn geraadpleegd over dit voorstel, dat naar verwachting over het algemeen een positief effect op de grondrechten zal hebben.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De voorgestelde verordening heeft geen financiële gevolgen voor de EU-begroting. De toepassing ervan leidt wel tot een verlies aan inkomsten uit douanerechten. Op basis van de laatst beschikbare gegevens (2019) 12 vertegenwoordigen deze preferenties in het kader van de voorgestelde SAP-verordening een inkomstenderving voor de EU ten bedrage van 2 977,6 miljoen EUR. De nieuwe verordening zou de bestaande preferenties grotendeels bestendigen, maar de voorwaarden voor de graduatie van afzonderlijke productafdelingen aanscherpen. Bijgevolg zou het patroon van inkomstendervingen in het kader van de nieuwe verordening iets lager uitvallen dan onder de huidige verordening 13 . Bovendien zou de mogelijkheid dat landen buiten de regeling vallen omdat zij de hogere middeninkomensstatus bereiken of een vrijhandelsovereenkomst met de EU sluiten, ertoe bijdragen dat de inkomstenderving lager uitvalt.

Bij onderstaand voorstel hoort een gedetailleerd financieel memorandum.

Algemene gevolgen voor de administratieve kosten

In het voorstel wordt de nadruk gelegd op continuïteit, wat ertoe leidt dat de gevolgen voor de administratieve lasten voor de EU en de begunstigde landen over het algemeen als gering worden beoordeeld. Van de voorkeursopties zullen het meest waarschijnlijk de voorstellen inzake conditionaliteit en de daaruit voortvloeiende extra inspanningen die op het gebied van monitoring nodig zullen zijn, dergelijke gevolgen hebben. In de cluster conditionaliteit (beschreven in punt 6.3.1 van het effectbeoordelingsverslag) kunnen met name de volgende beleidsopties tot extra administratieve kosten leiden: toevoeging van nieuwe verdragen als voorwaarde om ook voortaan SAP-preferenties te krijgen of te genieten; uitbreiding van de negatieve conditionaliteit tot verdragen op het gebied van milieu en goed bestuur; verkorting van de duur van de intrekkingsprocedure in uitzonderlijke omstandigheden; opstelling van een sociaaleconomische effectbeoordeling als extra stap nadat de SAP-intrekkingsprocedure van start is gegaan of toevoeging van elementen in verband met de verplichting van het begunstigde land tot overname van eigen onderdanen (meestal extra kosten wegens het hierbij betrokken personeel). Administratieve lasten (beoordeeld in tabel 6 van het effectbeoordelingsverslag) worden voorkomen door ervoor te kiezen de positieve conditionaliteit, zoals de ratificatie van verdragen en de krachtige monitoringverplichtingen voor de begunstigde landen onder de standaard-SAP-regeling en de EBA-regeling, niet uit te breiden.

De beleidsopties met betrekking tot monitoring (beschreven in punt 6.4 van het effectbeoordelingsverslag) zijn ook rechtstreeks van invloed op de administratieve kosten. Zij kunnen met name de EU met bijkomende administratieve taken opzadelen. Kwantificering hiervan is echter moeilijk omdat het gaat om een codificatie van reeds bestaande praktijken. Bovendien zou de wijziging tegemoetkomen aan de verzoeken van belanghebbenden zoals vakbonden en ngo’s om een actievere rol in het monitoringproces te spelen.

Een andere kostenfactor zou de technische bijstand en steun van de EU aan de SAP-landen zijn voor het vergroten van hun institutionele capaciteit om internationale verdragen te ratificeren en uit te voeren. Deze kostenelementen zijn echter zeer moeilijk te ramen omdat relevante informatie in dit stadium ontbreekt.

De verlenging van de monitoringcyclus van twee naar drie jaar zal naar verwachting de administratieve lasten voor zowel de EU als de begunstigde landen verminderen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Aangezien bij dit voorstel minimale wijzigingen ter verbetering van de doeltreffendheid en de efficiëntie worden ingevoerd, kan de uitvoering van de SAP-verordening worden voortgezet zonder ingrijpende aanpassingen op basis van de huidige praktijken zodra deze in werking treedt.

De Commissie zal met ingang van 1 januari 2027 om de drie jaar verslag aan het Europees Parlement en de Raad uitbrengen over de uitvoering van de verordening. De Commissie zal regelmatig verslag over de uitvoering van de verordening uitbrengen aan haar SAP-deskundigengroep en aan de SAP-werkgroep van de Raad. Voor de evaluatie halverwege van de verordening wordt 1 januari 2030 voorgesteld, d.w.z. nadat het stelsel vijf jaar lang daadwerkelijk is toegepast.

Toelichtende stukken (bij richtlijnen)

Niet van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting

Bijlage VIII bij dit voorstel bevat een gedetailleerde concordantietabel.

Hieronder wordt per hoofdstuk een toelichting op de specifieke bepalingen gegeven.

Hoofdstuk I – Algemene bepalingen:

artikel 2: definities van “klacht” (13), “regionale cumulatie” (14) en “uitgebreide cumulatie” (15) toegevoegd;

artikel 3: in lid 2 de mogelijkheid toegevoegd om de lijst van in aanmerking komende landen te actualiseren op basis van wijzigingen in hun handels- en ontwikkelingsbehoeften. Geen andere inhoudelijke wijzigingen voorgesteld.

Hoofdstuk II – Standaardregeling (Standaard-SAP-regeling):

artikel 4: lid 3 geschrapt omdat het een overgangsbepaling voor de verordening van 2012 betreft. Geen andere inhoudelijke wijzigingen voorgesteld.

Hoofdstuk III – Bijzondere stimuleringsregeling (SAP+-regeling):

artikel 9: in lid 1, punt d) voor kandidaat-landen voor de SAP+-regeling de verplichting toegevoegd om als onderdeel van de SAP+-aanvraag een actieplan voor de daadwerkelijke uitvoering van de voor het SAP relevante verdragen in te dienen;

artikel 9: lid 2 geschrapt omdat het verband houdt met het voor de SAP+-regeling geldende kwetsbaarheidscriterium voor het concurrentievermogen op de exportmarkt, waarvan op basis van de ondersteunende studie en de effectbeoordeling de schrapping wordt voorgesteld;

artikel 10: lid 8 toegevoegd om te voorzien in overgangsregelingen voor landen die momenteel door de SAP+-regeling worden begunstigd, die opnieuw een aanvraag voor de SAP+-regeling moeten indienen om te voldoen aan de nieuwe vereisten daarvoor (ratificeren van nog zes verdragen waarvan de toevoeging aan de lijst van de voor de SAP+-regeling relevante verdragen wordt voorgesteld);

artikel 14: de duur van de verslagperiode gewijzigd in drie jaar met het oog op stroomlijning en betere synchronisatie met de verslagen van de toezichthoudende instanties;

artikel 15: in lid 9 het voorschrift opgenomen dat de Commissie in het kader van haar voorstel tot intrekking nagaat wat de sociaaleconomische gevolgen van de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het begunstigde land zijn;

artikel 16: de mogelijkheid opgenomen om het toepassingsgebied van de intrekkingsmaatregelen uit te breiden in geval van aanvullende redenen of andere schendingen.

Hoofdstuk IV – Bijzondere regeling (EBA):

artikel 18: leden 2 en 3 geschrapt omdat zij niet langer nodig zijn.

Hoofdstuk V – Tijdelijke intrekking:

artikel 19: in lid 1, punt c), de mogelijkheid van intrekking in verband met de overname van eigen onderdanen opgenomen;

artikel 19: in lid 10 het voorschrift opgenomen dat de Commissie in het kader van haar voorstel tot intrekking nagaat wat de sociaaleconomische gevolgen van de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het begunstigde land zijn;

artikel 19: lid 14 toegevoegd om te zorgen voor meer flexibiliteit om de reikwijdte van de intrekking te kunnen herzien of om de toepassing ervan te kunnen uitstellen of opschorten in geval van uitzonderlijke omstandigheden zoals een mondiale noodsituatie op gezondheidsgebied;

artikel 19: leden 16 en 17 toegevoegd om te voorzien in een spoedprocedure voor intrekking in geval van ernstige schendingen van de voor het SAP relevante verdragen wanneer een snelle respons nodig is gezien de specifieke omstandigheden in het begunstigde land;

artikel 20: de mogelijkheid opgenomen om het toepassingsgebied van de intrekkingsmaatregelen uit te breiden in geval van aanvullende redenen of andere schendingen.

Hoofdstuk VI – Vrijwaring en toezicht:

artikel 29: in lid 1 het voorschrift geschrapt dat de vrijwaringsdrempels op basis van de invoervolumes worden vastgesteld en vervangen door een berekening op basis van de invoerwaarde.

Hoofdstuk VII – Gemeenschappelijke bepalingen:

artikel 33: leden 3 en 4 voorzien in een specifieke procedure om ervoor te zorgen dat de cumulatie tegemoetkomt aan de ontwikkelings-, financierings- en handelsbehoeften van het verzoekende land;

artikel 40: verlengt de periode waarover een verslag bij het Parlement en de Raad moet worden ingediend van twee tot drie jaar.

Hoofdstuk VIII – Slotbepalingen:

Lijst van bijlagen:

Bijlage I: één enkele bijlage met de lijst van in aanmerking komende landen en de regeling waarvoor zij in aanmerking komen; vervangt bijlage I en de positieve delen van de bijlagen II, III en IV bij de oude SAP-verordening. De landen die in het kader van de SAP-regeling niet als ontwikkelingslanden worden beschouwd (Rusland, China, Hongkong, Macau) worden van de lijst van in aanmerking komende landen geschrapt, om ervoor te zorgen dat de SAP-voordelen beperkt blijven tot ontwikkelingslanden met soortgelijke handels-, financierings- en ontwikkelingsbehoeften;

Bijlage II: bevat één lijst van landen waarvoor de SAP-preferenties zijn ingetrokken; vervangt de overeenkomstige specifieke lijsten in de oude bijlagen II, III en IV;

Bijlage III: bevat een lijst van producten die onder de SAP- en de SAP+-regeling vallen;

Bijlage IV: (oude bijlage VI) stelt de productgraduatie- en vrijwaringsdrempels met 10 % naar beneden bij, voor betere afstemming op concurrerende producten;

Bijlage V: (oude bijlage V) schrapt het kwetsbaarheidscriterium voor het concurrentievermogen op de exportmarkt als hierboven bedoeld;

Bijlage VI: (oude bijlage VIII) voegt nog zes internationale verdragen toe, overeenkomstig de ondersteunende studie en de effectbeoordeling;

Bijlage VII: bevat een lijst van producten die uitsluitend onder de SAP+-regeling vallen;

Bijlage VIII: (oude bijlage X) bevat een concordantietabel.

2021/0297 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

houdende toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Sinds 1971 kent de Gemeenschap aan ontwikkelingslanden handelspreferenties toe in het kader van het stelsel van algemene tariefpreferenties (“SAP”).

(2)De gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie berust op de beginselen en de doelstellingen van de algemene bepalingen betreffende het extern optreden van de Unie zoals neergelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU).

(3)De gemeenschappelijke handelspolitiek van de Unie moet stroken met de doelstellingen van het beleid van de Unie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking zoals neergelegd in artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), met name met de doelstellingen inzake uitbanning van armoede, bevordering van duurzame ontwikkeling op economisch, sociaal en milieugebied alsmede goed bestuur in de ontwikkelingslanden, en moet deze doelstellingen consolideren. Zij moet in overeenstemming zijn met de voorschriften van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) en in het bijzonder met het Besluit betreffende een gedifferentieerde en gunstigere behandeling, reciprociteit en vollediger deelneming van ontwikkelingslanden (“de machtigingsclausule”), dat is vastgesteld in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade, GATT) in 1979, volgens welke de WTO-leden een gedifferentieerde en gunstiger behandeling voor ontwikkelingslanden mogen toestaan.

(4)Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad 14   voorziet in de toepassing van het stelsel van algemene tariefpreferenties (“het stelsel”) tot en met 31 december 2023, behalve wat de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen betreft, waarvoor die einddatum niet geldt. Daarna moet het SAP van toepassing blijven voor een periode van tien jaar vanaf de datum van toepassing van de preferenties waarin de onderhavige verordening voorziet, behalve wat de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen betreft, die zonder einddatum moet worden voortgezet.

(5)De algemene doelstellingen van het SAP zijn het ondersteunen van de uitbanning van armoede in al zijn vormen, in overeenstemming met de Agenda 2030 en duurzameontwikkelingsdoelstelling 17.12, en het bevorderen van de agenda voor duurzame ontwikkeling, waarbij moet worden voorkomen dat schade aan de belangen van het bedrijfsleven in de EU wordt toegebracht. In de in 2018 verrichte evaluatie halverwege van het SAP en de in 2021 uitgevoerde studie ter ondersteuning van de effectbeoordeling die aan de onderhavige verordening ten grondslag liggen, werd geconcludeerd dat het SAP-kader als vastgesteld in Verordening (EU) nr. 978/2012 deze hoofddoelstellingen, die centraal stonden bij de herziening van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad in 2012, heeft verwezenlijkt 15 .

(6)Die doelstellingen zijn in de huidige mondiale context nog steeds relevant en zijn verenigbaar met de analyse die de Commissie heeft verricht en de zienswijzen die zij heeft geformuleerd in haar recente mededeling met de titel “Evaluatie van het handelsbeleid – Een open, duurzaam en assertief handelsbeleid” 16 . Volgens de evaluatie van het handelsbeleid heeft de Unie er “strategisch belang bij de integratie in de wereldeconomie van kwetsbare ontwikkelingslanden te ondersteunen” en moet zij “ten volle gebruikmaken van de kracht die voortvloeit uit haar openheid en de aantrekkelijkheid van haar eengemaakte markt” teneinde multilateralisme te ondersteunen en ervoor te zorgen dat de universele waarden worden geëerbiedigd. Wat specifiek het SAP betreft, wordt er in die evaluatie gewezen op de belangrijke rol die het SAP speelt bij “het bevorderen van de eerbiediging van fundamentele mensenrechten en rechten van werknemers” en wordt als doelstelling van het SAP vastgelegd “het verder vergroten van de handelsmogelijkheden voor ontwikkelingslanden om de armoede terug te dringen en banen te scheppen op basis van internationale waarden en beginselen”. Bovendien moet het stelsel de begunstigde landen helpen de gevolgen van de coronacrisis te boven te komen en hun economieën op duurzame wijze te heropbouwen, onder meer met inachtneming van de internationale normen op het gebied van mensenrechten, rechten van werkenden, milieu en goed bestuur. Er moet worden gezorgd voor samenhang tussen het SAP en de doelstellingen ervan, enerzijds, en de aan de begunstigde landen verleende bijstand, anderzijds, in overeenstemming met de EU-beleidscoherentie voor ontwikkeling, die een belangrijke pijler vormt onder de inspanningen van de Unie om het positieve effect en de doeltreffendheid van ontwikkelingssamenwerking te vergroten 17 .

(7)Door ontwikkelingslanden preferentiële toegang tot de markt van de Unie te verlenen, moet het stelsel deze landen ondersteunen bij hun inspanningen om de armoede terug te dringen en om goed bestuur en duurzame ontwikkeling te verwezenlijken en te bevorderen, door ze te helpen door middel van internationale handel aanvullende inkomsten te genereren, die zij dan ten behoeve van hun eigen ontwikkeling opnieuw kunnen investeren, en daarnaast hun economie te diversifiëren. De tariefpreferenties van het stelsel moeten afgestemd zijn op de ontwikkelingslanden waar de ontwikkelings-, handels- en financiële behoeften het grootst zijn.

(8)Het stelsel moet een basisregeling (“de standaard-SAP-regeling”) omvatten alsmede twee bijzondere regelingen, namelijk “de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, of SAP+-regeling” en “de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, of EBA-regeling”. Daarom wordt met het stelsel de structuur van de afgelopen tien jaar voortgezet, die als een succes wordt beschouwd, aangezien die afgestemd is op de meest behoeftige landen en tegemoetkomt aan de uiteenlopende ontwikkelingsbehoeften van de begunstigde landen.

(9)De standaard-SAP-regeling moet gelden voor alle ontwikkelingslanden die gemeenschappelijke ontwikkelingsbehoeften hebben en die in een soortgelijk stadium van economische ontwikkeling verkeren. Er bestaat op het niveau van de WTO geen definitie van “ontwikkelingsland”, en het wordt aan de landen die preferenties toekennen overgelaten om de lijst van voor het SAP in aanmerking komende ontwikkelingslanden vast te stellen. Landen die met succes de overgang van een centraal geleide economie naar een markteconomie hebben gemaakt en vandaag de dag economische mogendheden zijn die een sterke positie in de internationale handel innemen, zoals China, Hongkong, Macau en Rusland, mogen in de context het SAP niet als ontwikkelingslanden worden beschouwd en moeten daarom van de lijst van in aanmerking komende landen worden geschrapt. Landen die door de Wereldbank worden gerangschikt als hooginkomenslanden of hogermiddeninkomenslanden, hebben een inkomen per hoofd van de bevolking waarmee zij ook zonder de tariefpreferenties van het stelsel een hoger diversificatieniveau kunnen bereiken. Zij bevinden zich in een ander stadium van economische ontwikkeling en hebben dus niet dezelfde ontwikkelings-, handels- en financiële behoeften als laaginkomenslanden of meer kwetsbare ontwikkelingslanden. Om ongerechtvaardigde discriminatie te voorkomen, moeten zij verschillend worden behandeld; daarom komen zij niet in aanmerking voor de standaard-SAP-regeling. Bovendien zou in geval van toekenning van tariefpreferenties in het kader van het stelsel door hooginkomenslanden en hogermiddeninkomenslanden de concurrentiedruk op de uitvoer van armere, meer kwetsbare landen worden verhoogd, zodat dit een ongerechtvaardigde belasting voor deze meer kwetsbare ontwikkelingslanden zou kunnen vormen. De standaard-SAP-regeling moet rekening houden met het feit dat de ontwikkelings-, handels- en financiële behoeften aan verandering onderhevig zijn, en moet ervoor zorgen open te blijven als de situatie van een land verandert.

(10)Omwille van de consistentie mogen de in het kader van de standaard- SAP-regeling toegekende tariefpreferenties niet worden uitgebreid tot ontwikkelingslanden die deelnemen aan een met de Unie getroffen regeling voor preferentiële markttoegang die ten minste hetzelfde niveau van tariefpreferenties biedt als de regeling voor vrijwel alle handel. Om een begunstigd land en de marktdeelnemers echter de tijd te geven zich op een ordelijke wijze aan te passen, moet de standaard-SAP-regeling nog twee jaar worden voortgezet vanaf de datum van toepassing van een regeling voor preferentiële markttoegang.

(11)De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+) stoelt op het integrale concept van duurzame ontwikkeling, zoals erkend in internationale verdragen en instrumenten als de VN-Verklaring over het recht op ontwikkeling van 1986, de Verklaring van Rio de Janeiro inzake milieu en ontwikkeling van 1992, de Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende de fundamentele principes en rechten op het werk van 1998, de Millenniumverklaring van de VN van 2000, de Verklaring van Johannesburg inzake duurzame ontwikkeling van 2002, de Eeuwfeestverklaring van de IAO over de toekomst van werk van 2019, het slotdocument van de VN-top over duurzame ontwikkeling van 2015 met de titel “Transforming Our World: the 2030 Agenda for Sustainable Development” (“Onze wereld transformeren: Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling”), de leidende beginselen van de VN inzake bedrijfsleven en mensenrechten, en de in het kader van het Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering gesloten Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering. Bijgevolg moeten de aanvullende tariefpreferenties waarin de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur voorziet worden toegekend aan ontwikkelingslanden die wegens een gebrek aan diversificatie economisch kwetsbaar zijn en die de belangrijkste internationale verdragen inzake mensenrechten en rechten van werkenden, klimaat- en milieubescherming en goed bestuur hebben geratificeerd en die zich ertoe verbinden de daadwerkelijke uitvoering daarvan te waarborgen. De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur moet die landen helpen de extra verantwoordelijkheden op zich te nemen die voortvloeien uit de ratificatie en de daadwerkelijke uitvoering van deze verdragen. De lijst van de voor het SAP relevante verdragen moet worden geactualiseerd om beter rekening te houden met de ontwikkeling van de belangrijkste internationale instrumenten en normen en om een proactieve aanpak met betrekking tot duurzame ontwikkeling te volgen in overeenstemming met de duurzameontwikkelingsdoelstellingen en de Agenda 2030 18 . In dit verband worden de volgende overeenkomsten en verdragen toegevoegd: de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering (2015), die het Protocol van Kyoto vervangt; het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap; het Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten; IAO-Verdrag nr. 81 betreffende arbeidsinspecties; IAO-Verdrag nr. 144 betreffende tripartiete raadplegingsprocedures, en het VN-Verdrag tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad.

(12)Landen die de door de VN vastgestelde categorie van minst ontwikkelde landen (MOL’s) ontgroeien, moeten worden gestimuleerd om koers naar duurzame ontwikkeling te blijven zetten. Daartoe moeten de economischekwetsbaarheidscriteria om voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur in aanmerking te komen worden versoepeld ten opzichte van Verordening (EU) nr. 978/2012, om de toegang voor een groter aantal landen die de categorie minst ontwikkelde landen ontgroeien, te vergemakkelijken.

(13)De preferenties moeten zodanig worden vormgegeven dat zij verdere economische groei stimuleren en aldus positief inspelen op de behoefte aan duurzame ontwikkeling. In het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur moeten de ad-valoremrechten voor de betrokken begunstigde landen dan ook worden geschorst. Ook de specifieke rechten moeten worden geschorst, tenzij zij gecombineerd zijn met een ad-valoremrecht.

(14)Landen die voldoen aan de criteria om voor de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur in aanmerking te komen, moeten de aanvullende tariefpreferenties kunnen genieten indien de Commissie op hun verzoek vaststelt dat aan de relevante voorwaarden is voldaan.

(15)Landen waaraan overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012 de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur is toegekend, moeten binnen twee jaar na de datum van toepassing van de onderhavige verordening een nieuwe aanvraag indienen. Om echter de continuïteit en de rechtszekerheid voor de marktdeelnemers te waarborgen, moeten de tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur waarin Verordening (EU) nr. 978/2012 voorziet, worden gehandhaafd tijdens de periode waarin hun aanvraag wordt beoordeeld. De verzoeken om technische en financiële bijstand van de verzoekende landen in verband met de ratificatie en de uitvoering van de verdragen kunnen gunstig worden beoordeeld.

(16)De Commissie en in voorkomend geval de Europese Dienst voor extern optreden moeten toezicht houden op de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van de internationale verdragen inzake mensenrechten en rechten van werkenden, milieubescherming en goed bestuur alsmede met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering daarvan, door de relevante informatie, met name – indien beschikbaar – de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties die uit hoofde van deze verdragen zijn opgericht, te onderzoeken. De Commissie moet om de drie jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen over de stand van zaken met betrekking tot de ratificatie van de desbetreffende verdragen, de naleving door de begunstigde landen van eventuele rapportageverplichtingen in het kader van die verdragen en de stand van zaken met betrekking tot de daadwerkelijke uitvoering van de verdragen.

(17)De verslagen van de betrokken toezichthoudende instanties zijn van essentieel belang voor het toezicht op de uitvoering en, in voorkomend geval, de intrekking van tariefpreferenties. Deze verslagen kunnen echter worden aangevuld met andere informatie waarover de Commissie beschikt, waaronder informatie die is verkregen in het kader van bilaterale of multilaterale programma’s voor technische bijstand, en via andere informatiebronnen, mits zij nauwkeurig en betrouwbaar zijn. Daarbij zou het kunnen gaan om informatie afkomstig van het Europees Parlement en de Raad, regeringen, internationale organisaties, het maatschappelijk middenveld en sociale partners, of om via het centrale toegangspunt (SEP, Single Entry Point) ontvangen klachten, mits zij aan de desbetreffende voorschriften voldoen. De tekortkomingen die tijdens het monitoringproces aan het licht komen, kunnen op meer gerichte wijze als input dienen voor de toekomstige programmering door de Commissie van ontwikkelingshulp.

(18)In juli 2020 heeft de Commissie de hoge ambtenaar voor handhaving van de handelsregels benoemd. In dit verband heeft de Commissie in november 2020 een nieuw klachtenmechanisme gelanceerd, het SEP, als onderdeel van de grotere inspanningen die zij levert om de handhaving van de handelsverbintenissen te versterken en de uitvoering daarvan te verbeteren. Via het SEP ontvangt de Commissie klachten over diverse kwesties in verband met het handelsbeleid, onder meer over schendingen van de SAP-verbintenissen. Dit nieuwe klachtensysteem moet worden opgenomen in het kader van deze verordening.

(19)De bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen (EBA) moet ook voortaan voorzien in rechtenvrije toegang tot de markt van de Unie voor producten van oorsprong uit de minst ontwikkelde landen die als zodanig door de Verenigde Naties (VN) worden erkend en ingedeeld, behalve wat de handel in wapens betreft. Voor landen die door de VN niet langer als minst ontwikkelde landen worden ingedeeld, moet een overgangsperiode worden ingesteld om de eventuele negatieve gevolgen van het wegvallen van de tariefpreferenties uit hoofde van die regeling te ondervangen. De tariefpreferenties in het kader van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen moeten ook voortaan worden toegekend aan de minst ontwikkelde landen die deelnemen aan een andere met de Unie getroffen regeling voor preferentiële markttoegang.

(20)Het onderscheid dat in de standaard-SAP-regeling wordt gemaakt tussen tariefpreferenties voor niet-gevoelige producten en tariefpreferenties voor gevoelige producten moet worden gehandhaafd, om rekening te houden met de situatie van de bedrijfstakken in de Unie die dezelfde producten vervaardigen.

(21)De schorsing van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op niet-gevoelige producten moet worden gehandhaafd, terwijl de rechten op gevoelige producten moeten worden verlaagd, zodat er voldoende gebruik van wordt gemaakt, maar er tegelijkertijd ook rekening wordt gehouden met de situatie van de desbetreffende bedrijfstakken van de Unie.

(22)Deze tariefverlaging moet voor de handelaren voldoende aantrekkelijk zijn om hen ertoe te bewegen gebruik te maken van de door het stelsel geboden mogelijkheden. Daarom moet op de ad-valoremrechten in het algemeen een forfaitaire verlaging met 3,5 procentpunten ten opzichte van het meestbegunstigingsrecht worden toegepast, en moeten die rechten voor textielstoffen en textielwaren met 20 % worden verlaagd. Specifieke rechten moeten met 30 % worden verlaagd. Wanneer een minimumrecht is vermeld, wordt dit niet toegepast.

(23)De rechten moeten volledig worden geschorst wanneer voor een afzonderlijke invoeraangifte de preferentiële behandeling in een ad-valoremrecht van 1 % of minder of in een specifiek recht van 2 EUR of minder resulteert, omdat het innen van die rechten meer kan kosten dan het oplevert.

(24)De graduatie van producten moet geschieden aan de hand van criteria die betrekking hebben op de afdelingen en hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief. De graduatie van producten moet voor een afdeling of onderafdeling worden toegepast om het aantal gevallen van graduatie van heterogene producten te beperken. Een afdeling of een (uit hoofdstukken bestaande) onderafdeling moet voor een begunstigd land worden gegradueerd wanneer de afdeling gedurende drie opeenvolgende jaren aan de criteria voor graduatie voldoet, teneinde de graduatie voorspelbaarder en billijker te maken, doordat het effect van grote en uitzonderlijke schommelingen in de invoerstatistieken wordt geneutraliseerd. De productgraduatie mag niet worden toegepast voor de begunstigde landen van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (SAP+) en voor de begunstigde landen van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen (EBA), aangezien zij een zeer soortgelijk economisch profiel hebben dat hen op grond van een zwakke, niet-gediversifieerde uitvoerbasis kwetsbaar maakt. De tariefpreferenties waarin deze verordening voorziet, zijn van toepassing op producten van oorsprong uit de begunstigde landen overeenkomstig de oorsprongsregels die zijn vastgelegd in het douanewetboek van de Unie en de rechtshandelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig de op grond van dat douanewetboek toegekende bevoegdheden, met name Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie 19 en Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie 20 . De regionale cumulatie tussen landen van verschillende regionale groepen en de uitgebreide cumulatie moeten worden toegestaan op voorwaarde dat het verzoekende begunstigde land voldoende bewijs levert waaruit blijkt dat de cumulatie aan zijn ontwikkelings-, financierings- en handelsbehoeften tegemoetkomt, en dus onder meer tot economische groei, uitbanning van armoede, diversificatie van de uitvoer en industrialisering zou kunnen leiden, en op voorwaarde dat de cumulatie geen negatieve gevolgen heeft voor de situatie van andere landen, met name EBA-begunstigde landen. Wanneer de Commissie beoordeelt of het toestaan van de cumulatie aan de ontwikkelings-, financierings- en handelsbehoeften van het verzoekende land tegemoetkomt, moet zij de afhankelijkheid van het begunstigde land ten opzichte van het land van levering en de toekomstperspectieven wat de producten in kwestie betreft in aanmerking nemen.

(25)Ernstige en systematische schendingen van de beginselen die zijn neergelegd in internationale verdragen inzake fundamentele mensenrechten (met inbegrip van bepaalde in die verdragen verankerde beginselen van internationaal humanitair recht) en rechten van werkenden, klimaat- en milieubescherming en goed bestuur moeten worden aangemerkt als reden voor tijdelijke intrekking van de regelingen overeenkomstig het stelsel, teneinde de doelstellingen van die verdragen te bevorderen. De tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur moeten tijdelijk worden ingetrokken indien het begunstigde land zich niet houdt aan zijn bindende toezegging om de ratificatie van die verdragen te handhaven en aan de daadwerkelijke uitvoering van die verdragen vast te houden of om aan de door de desbetreffende verdragen opgelegde rapportageverplichtingen te voldoen dan wel indien het begunstigde land geen medewerking verleent aan de in deze verordening neergelegde monitoringprocedures van de Unie. De tijdelijke intrekking moet worden gehandhaafd totdat de daaraan ten grondslag liggende redenen niet langer van toepassing zijn. In situaties die worden gekenmerkt door buitengewoon ernstige schendingen, moet de Commissie de bevoegdheid hebben snel te reageren door binnen een kortere termijn maatregelen vast te stellen. In het kader van de nultolerantiebenadering van de Unie voor kinderarbeid moeten de redenen voor tijdelijke intrekking de uitvoer omvatten van goederen die zijn vervaardigd door internationaal verboden kinderarbeid, alsook dwangarbeid, met inbegrip van slavernij en gevangenisarbeid, zoals vastgesteld in de desbetreffende verdragen in bijlage VI.

(26)Reguliere internationale migratie kan belangrijke voordelen opleveren voor de landen van herkomst en de landen van bestemming van de migranten en kan voorzien in hun behoeften op het gebied van duurzame ontwikkeling. Het versterken van de samenhang tussen het handels-, het ontwikkelings- en het migratiebeleid is cruciaal om ervoor te zorgen dat de voordelen van migratie zowel aan de landen van herkomst als aan de landen van bestemming ten goede komen. In dit verband is het van essentieel belang dat zowel de landen van herkomst als de landen van bestemming gemeenschappelijke uitdagingen aanpakken, zoals het intensiveren van de samenwerking op het gebied van de overname van eigen onderdanen en hun duurzame re-integratie in het land van herkomst, met name om te voorkomen dat voortdurend arbeidskrachten uit de landen van herkomst wegtrekken, met de daaruit voortvloeiende langetermijngevolgen voor de ontwikkeling, en om ervoor te zorgen dat migranten waardig worden behandeld.

(27)Terugkeer, overname en re-integratie vormen voor de Unie en haar partners een gemeenschappelijke uitdaging. Met name is elke staat op grond van het internationaal gewoonterecht en multilaterale internationale verdragen zoals het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart verplicht zijn eigen onderdanen over te nemen. Het verbeteren van duurzame re-integratie en capaciteitsopbouw zou de lokale ontwikkeling in de partnerlanden aanzienlijk versterken.

(28)Op grond van Verordening (EU) nr. 978/2012 en de voorlopers daarvan zijn de tariefpreferenties voor de invoer van producten van oorsprong uit Belarus (volledig) en Cambodja (gedeeltelijk) ingetrokken wegens ernstige en systematische schendingen van de beginselen van bepaalde verdragen inzake mensenrechten en rechten van werkenden. Aangezien de redenen voor de intrekking van de preferenties nog steeds gelden, moet de tijdelijke intrekking wat Belarus en Cambodja betreft in het kader van de onderhavige verordening van kracht blijven.

(29)Om te komen tot een evenwicht tussen de noodzaak van betere afstemming, grotere samenhang en transparantie, enerzijds, en een betere bevordering van duurzame ontwikkeling en goed bestuur door middel van een unilateraal stelsel van handelspreferenties, anderzijds, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot de wijziging van de bijlagen bij deze verordening, de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties wegens ernstige en systematische schendingen van de in de desbetreffende verdragen neergelegde beginselen inzake mensenrechten en rechten van werkenden, klimaat- en milieubescherming en goed bestuur alsmede op andere relevante gronden die in deze verordening worden genoemd, de procedureregels voor het indienen van verzoeken voor de tariefpreferenties die in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur worden toegekend, of het uitvoeren van onderzoeken met het oog op tijdelijke intrekking of het instellen van vrijwaringsmaatregelen teneinde eenvormige en gedetailleerde technische regelingen vast te stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 21 . Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen. Teneinde in een stabiel kader voor de marktdeelnemers te voorzien moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU een handeling vast te stellen met betrekking tot de intrekking van een besluit tot tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het kader van de spoedprocedure voordat dat besluit tot tijdelijke intrekking van toepassing wordt, wanneer de redenen voor die tijdelijke intrekking niet langer gelden. De Commissie moet ook de bevoegdheid krijgen om gedelegeerde handelingen vast te stellen die ertoe strekken om de datum van toepassing van een handeling tot tijdelijke intrekking uit te stellen of het toepassingsgebied ervan te wijzigen, om redenen die verband houden met een mondiale noodsituatie op gezondheidsgebied of andere uitzonderlijke omstandigheden.

(30)Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 22 .

(31)Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen tot schorsing van de tariefpreferenties van bepaalde SAP-afdelingen voor de begunstigde landen en van besluiten tot inleiding van een procedure voor tijdelijke intrekking moet, rekening houdend met de aard en de gevolgen van deze handelingen, de raadplegingsprocedure worden toegepast.

(32)Voor de vaststelling van uitvoeringshandelingen inzake vrijwaringsonderzoeken en van besluiten tot schorsing van de regelingen voor tariefpreferenties wanneer invoer de markten van de Unie ernstig kan verstoren, moet de onderzoeksprocedure worden toegepast.

(33)Teneinde de integriteit en de ordelijke werking van het stelsel te waarborgen moet de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met tijdelijke intrekking wegens niet-naleving van douaneprocedures en -verplichtingen, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(34)Teneinde in een stabiel kader voor de marktdeelnemers te voorzien moet de Commissie, na afloop van de maximumperiode van zes maanden, onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met de beëindiging of de verlenging van de tijdelijke intrekking wegens niet-naleving van douaneprocedures en -verplichtingen, om dwingende redenen van urgentie vereist is.

(35)De Commissie moet ook onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vaststellen indien dit, in naar behoren gemotiveerde gevallen die verband houden met vrijwaringsonderzoeken, vereist is om dwingende redenen van urgentie die verband houden met de moeilijk ongedaan te maken verslechtering van de economische en/of financiële situatie van de producenten in de Unie.

(36)De Commissie moet via de bevoegde institutionele organen aan het Europees Parlement en aan de Raad regelmatig verslag uitbrengen over de gevolgen van het stelsel op grond van deze verordening. Uiterlijk op 1 januari 2030 moet de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de toepassing van deze verordening halverwege de looptijd ervan en beoordelen of een herziening van het stelsel noodzakelijk is. Het verslag is nodig om de gevolgen van het stelsel voor de ontwikkelings-, handels- en financiële behoeften van de begunstigde landen alsmede voor de bilaterale handel en voor de EU-inkomsten uit tarieven te kunnen analyseren, met bijzondere aandacht voor de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.

(37)Verordening (EU) nr. 978/2012 moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

1.Het stelsel van algemene tariefpreferenties waarmee de Unie preferentiële toegang tot haar markt verleent (het “stelsel” of “SAP”) is van toepassing overeenkomstig deze verordening.

2.Het stelsel voorziet in de volgende tariefpreferentieregelingen:

a)een standaardregeling (“standaard-SAP”);

b)een bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (“SAP+”);

c)een bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen (“Alles behalve wapens” (“EBA”)).

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)“landen”: landen en gebieden die beschikken over een douaneadministratie;

2)“in aanmerking komende landen”: de in bijlage I opgenomen ontwikkelingslanden;

3)“standaard-SAP-begunstigde landen”: de in bijlage I opgenomen begunstigde landen van de standaardregeling;

4)“SAP+-begunstigde landen”: de in bijlage I opgenomen begunstigde landen van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur;

5)“EBA-begunstigde landen”: de in bijlage I opgenomen begunstigde landen van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen;

6)“rechten van het gemeenschappelijk douanetarief”: de rechten die zijn vermeld in het Tweede deel van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 23 , met uitzondering van de rechten die als deel van tariefcontingenten zijn vastgesteld;

7)“afdeling”: elk van de afdelingen van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87;

8)“hoofdstuk”: elk van de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87;

9)“SAP-afdeling”: een afdeling die is genoemd in bijlage III en die is vastgesteld op basis van afdelingen en hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief;

10)“preferentiële markttoegangsregeling”: preferentiële toegang tot de markt van de Unie door middel van een handelsovereenkomst die ofwel voorlopig wordt toegepast ofwel van kracht is, of door middel van door de Unie toegekende autonome preferenties;

11)“daadwerkelijke tenuitvoerlegging”: de volledige tenuitvoerlegging van de verbintenissen en verplichtingen in het kader van de internationale verdragen die worden genoemd in bijlage VI, waardoor wordt gewaarborgd dat de in die verdragen vastgestelde beginselen, doelstellingen en rechten op het gehele grondgebied van het begunstigde land worden nageleefd;

12)“klacht”: een klacht die bij de Commissie is ingediend via het centrale toegangspunt (SEP);

13)“regionale cumulatie tussen begunstigde landen van verschillende regionale groepen”: de cumulatie van de oorsprong als bedoeld in artikel 55, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;

14)“uitgebreide cumulatie”: de cumulatie van de oorsprong als bedoeld in artikel 56, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

Artikel 3

1.Een lijst van in aanmerking komende landen is opgenomen in bijlage I, kolommen A en B.

2.De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de kolommen A en B van de tabel in bijlage I te wijzigen om rekening te houden met veranderingen in de internationale status of classificatie van landen, hun economische ontwikkeling of hun handels-, financierings- en ontwikkelingsbehoeften.

3.De Commissie stelt een in aanmerking komend land in kennis van relevante wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

HOOFDSTUK II

Standaardregeling

Artikel 4

1.Een in aanmerking komend land geniet de tariefpreferenties waarin is voorzien in de standaardregeling zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), tenzij het:

a)gedurende drie opeenvolgende jaren onmiddellijk vóór de actualisering van de lijst van begunstigde landen door de Wereldbank als hoog-inkomensland of hogere-middeninkomensland is ingedeeld; of

b)een preferentiële markttoegangsregeling met de Unie geniet die dezelfde tariefpreferenties biedt als het stelsel, of bij voorkeur, voor vrijwel alle handel.

2.Lid 1, punten a) en b), is niet van toepassing op de minst ontwikkelde landen als bepaald door de Verenigde Naties.

Artikel 5

1.De standaard-SAP-begunstigde landen die aan de criteria van artikel 4 voldoen, zijn opgenomen in bijlage I, kolom C.

2.Per 1 januari van elk jaar na de inwerkingtreding van deze verordening herziet de Commissie bijlage I. Om een standaard-SAP-begunstigd land en de marktdeelnemers tijd te geven zich op een ordelijke wijze aan te passen aan de veranderde status van een land in het kader van het stelsel:

a)is het besluit om een begunstigd land van de lijst van standaard-SAP-begunstigde landen te schrappen, in overeenstemming met lid 3 van dit artikel en overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt a), van toepassing vanaf 1 januari van het jaar na het verstrijken van één jaar na de datum van inwerkingtreding van dat besluit;

b)is het besluit om een begunstigd land van de lijst van standaard-SAP-begunstigde landen te schrappen, in overeenstemming met lid 3 van dit artikel en overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt b), van toepassing vanaf 1 januari van het jaar na het verstrijken van twee jaar na de datum van toepassing van een preferentiële markttoegangsregeling.

3.Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I, kolom C, te wijzigen op basis van de in artikel 4 genoemde criteria.

4.De Commissie stelt een standaard-SAP-begunstigd land in kennis van wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

Artikel 6

1.De producten die onder de in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde standaardregeling vallen, zijn in bijlage III vermeld.

2.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III, teneinde wijzigingen op te nemen die noodzakelijk zijn als gevolg van veranderingen in de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 7

1.De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage III als niet-gevoelig zijn aangemerkt, worden volledig geschorst, met uitzondering van agrarische elementen.

2.De ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage III als gevoelig zijn aangemerkt, worden met 3,5 procentpunten verlaagd. Voor producten van de SAP-afdelingen S-11a en S-11b van bijlage III bedraagt de verlaging 20 %.

3.Wanneer de preferentiële rechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 978/2012 op basis van de ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief zoals van toepassing op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening, een tariefverlaging van meer dan 3,5 procentpunten opleveren voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde producten, zijn deze preferentiële rechten van toepassing.

4.De specifieke rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, andere dan minimum- of maximumrechten, voor de producten die in bijlage III als gevoelig zijn aangemerkt, worden met 30 % verlaagd.

5.Wanneer de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage III als gevoelig zijn aangemerkt, zowel ad-valoremrechten als specifieke rechten omvatten, worden de specifieke rechten niet verlaagd.

6.Wanneer de in overeenstemming met leden 2 en 4 verlaagde rechten een maximumrecht vermelden, wordt dit maximumrecht niet verlaagd. Indien dergelijke rechten een minimumrecht vermelden, wordt dit minimumrecht niet toegepast.

Artikel 8

1.De in artikel 7 genoemde tariefpreferenties worden geschorst voor producten van een SAP-afdeling van oorsprong uit een standaard-SAP-begunstigd land, indien de gemiddelde waarde van de invoer naar de Unie van dergelijke producten uit dat standaard-SAP-begunstigde land gedurende drie opeenvolgende jaren de in bijlage IV genoemde drempelwaarden overschrijdt. De drempelwaarden worden berekend als percentage van de totale waarde van invoer naar de Unie van hetzelfde product uit alle SAP-begunstigde landen.

2.Voordat de door deze verordening voorziene tariefpreferenties worden toegepast, stelt de Commissie, in overeenstemming met de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, een uitvoeringshandeling vast, waarin een lijst van SAP-afdelingen wordt vastgesteld waarvoor de in artikel 7 bedoelde tariefpreferenties voor een standaard-SAP-begunstigd land worden geschorst. Die uitvoeringshandeling is van toepassing vanaf 1 januari 2024.

3.De Commissie evalueert om de drie jaar de in lid 2 van dit artikel genoemde lijst en stelt in overeenstemming met de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure een uitvoeringshandeling vast om de in artikel 7 bedoelde tariefpreferenties te schorsen of weer in te voeren. Deze uitvoeringshandeling is van toepassing vanaf 1 januari van het jaar volgend op de inwerkingtreding ervan.

4.De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde lijst wordt vastgesteld overeenkomstig de gegevens die beschikbaar zijn op 1 september van het jaar waarin de evaluatie is uitgevoerd en van de twee aan het evaluatiejaar voorafgaande jaren. De lijst houdt rekening met invoer uit SAP-begunstigde landen die zijn opgenomen in bijlage I zoals op dat moment van toepassing. Met de waarde van de invoer uit SAP-begunstigde landen die op de datum van toepassing van de schorsing niet langer de tariefpreferenties in het kader van artikel 4, lid 1, punt b), genieten, wordt echter geen rekening gehouden.

5.De Commissie stelt het betrokken land in kennis van de overeenkomstig leden 2 en 3 genomen uitvoeringshandeling.

6.Indien bijlage I wordt gewijzigd in overeenstemming met de in artikel 4 vastgestelde criteria, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage IV te wijzigen om de in die bijlage genoemde voorwaarden aan te passen, teneinde proportioneel hetzelfde gewicht van de SAP-afdelingen waarvoor de tariefpreferenties krachtens lid 1 van dit artikel zijn geschorst te behouden.

HOOFDSTUK III

Bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur

Artikel 9

Een SAP-begunstigd land kan de tariefpreferenties genieten waarin de in artikel 1, lid 2, punt b), bedoelde bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur voorziet, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)het wordt kwetsbaar geacht als gevolg van onvoldoende diversificatie zoals bepaald in bijlage V;

b)het heeft alle in bijlage VI opgenomen verdragen (“de desbetreffende verdragen”) geratificeerd en de Commissie heeft op basis van de beschikbare informatie, met name de recentst beschikbare conclusies van de toezichthoudende instanties overeenkomstig die verdragen, geen ernstige fouten bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van een van die verdragen geconstateerd;

c)het heeft met betrekking tot de desbetreffende verdragen geen voorbehoud geformuleerd dat door een van die verdragen is verboden of dat voor de toepassing van dit artikel als onverenigbaar met het voorwerp en doel van dat verdrag wordt beschouwd.

Voor de toepassing van dit artikel wordt een voorbehoud in de volgende gevallen als onverenigbaar met het voorwerp en het doel van een verdrag beschouwd:

i)zulks is bepaald in een in het kader van het verdrag daartoe uitdrukkelijk ingestelde procedure;

ii)bij gebrek aan een dergelijke procedure hebben de Unie indien zij verdragspartij is, en/of een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten die verdragspartij zijn, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden als vastgesteld in de Verdragen, tegen het voorbehoud bezwaar gemaakt op grond dat het onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van het verdrag en zich daarbij verzet tegen de inwerkingtreding van het verdrag tussen hen en het voorbehoud makende land in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, ondertekend in Wenen op 23 mei 1969;

d)het gaat een bindende verbintenis aan om de ratificatie van de desbetreffende verdragen niet ongedaan te maken en hun daadwerkelijke tenuitvoerlegging te waarborgen, vergezeld van een actieplan voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de desbetreffende verdragen;

e)het aanvaardt zonder voorbehoud de door elk van de verdragen opgelegde rapportageverplichtingen na te komen en gaat de bindende verbintenis aan regelmatig toezicht op en evaluatie van zijn staat van dienst inzake de tenuitvoerlegging toe te staan overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende verdragen;

f)het gaat de bindende verbintenis aan om aan de in artikel 13 bedoelde rapportage- en toezichtprocedure van de Unie deel te nemen en mee te werken.

Artikel 10

1.De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur wordt toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)een SAP-begunstigd land heeft daartoe een verzoek ingediend;

b)de Commissie is op basis van het onderzoek van het verzoek van mening dat hetbetrokken land aan de voorwaarden van artikel 9 voldoet.

2.Het verzoekende land dient zijn verzoek schriftelijk bij de Commissie in. Het verzoek biedt alomvattende informatie over de ratificatie van de desbetreffende verdragen en omvat de in artikel 9, punten d), e) en f), bedoelde bindende verbintenissen.

3.Na ontvangst van een verzoek stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis.

4.Na het verzoek te hebben onderzocht, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde een verzoekend land de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toe te kennen door dat land op te nemen in de lijst van SAP+-begunstigde landen.

5.Wanneer een SAP+-begunstigd land niet langer aan de in artikel 9, punt a) of punt c), bedoelde voorwaarden voldoet of een van zijn in artikel 9, punten d), e) en f), bedoelde bindende verbintenissen intrekt, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 een gedelegeerde handeling vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde dit land uit de SAP+-regeling te verwijderen.

6.Na de bekendmaking van de gedelegeerde handeling tot wijziging van bijlage I in het Publicatieblad van de Europese Unie stelt de Commissie het verzoekende land in kennis van een overeenkomstig de leden 4 en 5 van dit artikel genomen besluit. Wanneer de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur aan het verzoekende land wordt toegekend, wordt dit land in kennis gesteld van de datum waarop de desbetreffende gedelegeerde handeling van toepassing wordt.

7.De Commissie is overeenkomstig artikel 36 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door regels in te stellen voor de procedure voor toekenning van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, met name voor de termijnen en de indiening en verwerking van verzoeken.

8.Landen die op 31 januari 2023 SAP+-begunstigde landen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 978/2012 zijn, kunnen tot en met 31 december 2025 verzoeken om toekenning van de SAP+-regeling uit hoofde van deze verordening. De SAP+-regeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 978/2012 voor die verzoekende landen wordt gehandhaafd totdat die termijn verstrijkt en gedurende de periode waarin de Commissie het verzoek onderzoekt en, in voorkomend geval, gedurende de periode waarin het Europees Parlement en de Raad de vastgestelde gedelegeerde handeling tot wijziging van bijlage I evalueren, overeenkomstig de procedure van artikel 36, lid 5.

Artikel 11

1.De producten die onder de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur vallen, zijn opgenomen in de bijlagen III en VII.

2.Onverminderd artikel 6, lid 2, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VII, teneinde rekening te houden met wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur die van invloed zijn op de in die bijlage genoemde producten.

Artikel 12

1.De ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief op alle in bijlage III en bijlage VII opgenomen producten van oorsprong uit een SAP+-begunstigd land worden geschorst.

2.De specifieke rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de in lid 1 bedoelde producten worden volledig geschorst, behalve voor producten waarvoor de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief ad-valoremrechten omvatten. Voor producten bedoeld bij code 1704 10 90 van de gecombineerde nomenclatuur wordt het specifieke recht beperkt tot 16 % van de douanewaarde.

Artikel 13

1.Vanaf de datum van toekenning van de tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur evalueert en monitort de Commissie voor elk SAP+-begunstigd land voortdurend de stand van de ratificatie van de desbetreffende verdragen en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan en de samenwerking van het SAP+-begunstigd land met de betrokken toezichthoudende instanties. Daarbij onderzoekt de Commissie alle relevante informatie, met name de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties.

2.Een SAP+-begunstigd land werkt met de Commissie samen en verstrekt alle nodige informatie, zodat kan worden beoordeeld of het de in artikel 9, punten d), e) en f), bedoelde bindende verbintenissen nakomt, en wat zijn situatie met betrekking tot artikel 9, punten b) en c), is.

Artikel 14

1.Uiterlijk op 1 januari 2027 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de stand van de ratificatie van de desbetreffende verdragen, de naleving door de SAP+-begunstigde landen van rapportageverplichtingen in het kader van deze verdragen en de stand van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan.

2.Het verslag bevat:

a)de conclusies of aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties voor alle SAP+-begunstigde landen; en

b)de conclusies van de Commissie en, in voorkomend geval, van de Europese Dienst voor extern optreden met betrekking tot de vraag of elk SAP+-begunstigd land zijn bindende verbintenissen om aan de rapportageverplichtingen te voldoen, om met de betrokken toezichthoudende instanties overeenkomstig de desbetreffende verdragen samen te werken en om te zorgen voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan naleeft.

Het verslag kan alle informatie uit eender welke bron bevatten die de Commissie passend acht.

3.Wanneer de Commissie en, in voorkomend geval, de Europese Dienst voor extern optreden conclusies trekken betreffende de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de desbetreffende verdragen, beoordelen zij de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties alsmede, onverminderd andere bronnen, eventuele informatie van het Europees Parlement of de Raad of van derden, waaronder regeringen en internationale organisaties, maatschappelijke organisaties en sociale partners.

Artikel 15

1.De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur wordt tijdelijk ingetrokken voor alle of bepaalde producten van oorsprong uit een SAP+-begunstigd land, indien dat land zijn bindende verbintenissen zoals bedoeld in artikel 9, punten d), e) en f), niet nakomt, of indien het SAP+-begunstigde land een voorbehoud heeft geformuleerd dat door het desbetreffende verdrag wordt verboden of dat overeenkomstig artikel 9, punt c), onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van het verdrag.

2.De bewijslast voor de nakoming van zijn bindende verbintenissen als bedoeld in artikel 9, punten d), e) en f), en voor zijn situatie als bedoeld in artikel 9, punt c), rust op het SAP+-begunstigde land.

3.Indien de Commissie, hetzij op grond van de conclusies van het in artikel 14 bedoelde verslag, hetzij op grond van de beschikbare bewijzen, waaronder bij een klacht ingediende bewijzen, gerechtvaardigde twijfels heeft dat een bepaald SAP+-begunstigd land zijn bindende verbintenissen zoals bedoeld in artikel 9, punten d), e) en f), niet nakomt, of een voorbehoud heeft gemaakt dat door een van de desbetreffende verdragen wordt verboden of dat overeenkomstig artikel 9, punt c), onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van dat verdrag, stelt zij overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure een uitvoeringshandeling vast tot inleiding van de procedure voor tijdelijke intrekking van de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur verleende tariefpreferenties. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis.

4.De Commissie maakt een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en stelt het betrokken SAP+-begunstigde land daarvan in kennis. Het bericht:

a)vermeldt de redenen voor de in lid 3 bedoelde gerechtvaardigde twijfel waardoor afbreuk kan worden gedaan aan het recht van het SAP+-begunstigde land om verder de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende handelspreferenties te genieten;

b)specificeert de periode waarbinnen het SAP+-begunstigd land zijn opmerkingen moet mededelen; deze periode mag niet meer dan drie maanden vanaf de datum van bekendmaking van het bericht bedragen.

5.De Commissie geeft het SAP+-begunstigde land alle gelegenheid om tijdens de in lid 4, punt b), bedoelde periode medewerking te verlenen.

6.De Commissie verzamelt alle informatie die zij noodzakelijk acht, met inbegrip van onder meer de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties. Bij het opstellen van haar conclusies beoordeelt de Commissie alle relevante informatie.

7.Binnen drie maanden na afloop van de in dit bericht gespecificeerde periode besluit de Commissie:

a)de procedure voor tijdelijke intrekking te beëindigen;

b)de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende handelspreferenties tijdelijk in te trekken.

8.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek geen tijdelijke intrekking rechtvaardigen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast tot beëindiging van de procedure voor tijdelijke intrekking overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. Die uitvoeringshandeling wordt onder meer gebaseerd op het ontvangen bewijsmateriaal.

9.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek tijdelijke intrekking rechtvaardigen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde redenen, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I en bijlage II om de tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b), tijdelijk in te trekken. Bij de vaststelling van de gedelegeerde handeling kan de Commissie in voorkomend geval rekening houden met de sociaaleconomische gevolgen van de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het begunstigde land.

10.Wanneer de Commissie tot tijdelijke intrekking besluit, wordt die gedelegeerde handeling van toepassing zes maanden na de dag waarop zij is vastgesteld.

11.Indien de redenen die de tijdelijke intrekking rechtvaardigen niet langer gelden voordat de in lid 9 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling van toepassing wordt, is de Commissie gemachtigd de vastgestelde handeling tot tijdelijke intrekking van handelspreferenties in te trekken in overeenstemming met de in artikel 37 bedoelde spoedprocedure.

12.De Commissie is gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door regels te bepalen voor de procedure voor tijdelijke intrekking van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, met name voor termijnen, rechten van de partijen, geheimhouding en voorwaarden voor de evaluatie.

Artikel 16

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de redenen die een tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties als bedoeld in artikel 15, lid 1, rechtvaardigen, niet langer gelden, is zij gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I en bijlage II vast te stellen om de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende handelspreferenties opnieuw in te voeren.

Wanneer sommige van de in artikel 15, lid 1, bedoelde redenen waarom tot tijdelijke intrekking is besloten, blijven gelden en andere niet, of wanneer nog andere redenen dan die welke een tijdelijke intrekking rechtvaardigden, aan het licht komen, worden de overeenkomstig artikel 15, lid 9, vastgestelde maatregelen dienovereenkomstig aangepast.

HOOFDSTUK IV

Bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen

Artikel 17

1.Een in aanmerking komend land geniet de tariefpreferenties in het kader van de in artikel 1, lid 2, punt c), bedoelde bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, indien dat land door de Verenigde Naties als minst ontwikkeld land is aangemerkt.

2.De Commissie evalueert de lijst van EBA-begunstigde landen in bijlage I, kolom C, voortdurend op basis van de recentst beschikbare informatie.

Wanneer een EBA-begunstigd land niet langer aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden voldoet, is de Commissie gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage I te wijzigen om dit land uit de EBA-regeling te verwijderen na een overgangsperiode van drie jaar vanaf de datum waarop het EBA-begunstigd land niet langer aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden voldoet.

3.In afwachting van een besluit van de Verenigde Naties om een nieuw onafhankelijk land als minst ontwikkeld land aan te merken, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast om als tussentijdse maatregel bijlage I te wijzigen teneinde een dergelijk land in de lijst van EBA-begunstigde landen op te nemen.

Indien een recentelijk onafhankelijk geworden land door de Verenigde Naties tijdens de eerst beschikbare evaluatie van de categorie van minst ontwikkelde landen niet als minst ontwikkeld land is aangemerkt, wordt de Commissie overeenkomstig artikel 36 gemachtigd onmiddellijk gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I vast te stellen om dit land uit die bijlage te schrappen zonder toekenning van de in lid 2 van dit artikel vermelde overgangsperiode.

4.De Commissie stelt een EBA-begunstigd land in kennis van wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

Artikel 18

De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor alle producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, behalve die in hoofdstuk 93, van oorsprong uit een EBA-begunstigd land, worden volledig geschorst.

HOOFDSTUK V

Voor alle regelingen gemeenschappelijke tijdelijke-intrekkingsbepalingen

Artikel 19

1.De preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, kunnen tijdelijk worden ingetrokken ten aanzien van alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, om een van de volgende redenen:

a)ernstige en systematische schending van de beginselen die zijn vastgelegd in de in bijlage VI opgenomen verdragen;

b)uitvoer van goederen vervaardigd door internationaal verboden kinderarbeid en dwangarbeid, met inbegrip van slavernij en gevangenisarbeid;

c)ernstig tekortschietende douanecontroles op de uit- of doorvoer van verdovende middelen (illegale stoffen of precursoren), ernstige tekortkomingen aan de verplichting van het begunstigde land om de eigen onderdanen over te nemen of ernstige niet-naleving van internationale verdragen inzake anti-terrorisme of de bestrijding van witwassen van geld;

d)ernstig en systematisch oneerlijke handelspraktijken, waaronder die welke de levering van grondstoffen belemmeren, die schade berokkenen aan het bedrijfsleven van de Unie en waartegen het begunstigde land niet is opgetreden. Ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken die verboden zijn door of waartegen maatregelen kunnen worden genomen krachtens de WTO-verdragen, wordt dit artikel pas toegepast nadat de bevoegde WTO-instantie een vaststelling in die zin heeft uitgesproken;

e)ernstige en systematische inbreuken op de doelstellingen van regionale visserijorganisaties of internationale akkoorden waarbij de Unie partij is en die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van visbestanden.

2.Lid 1, punt d), is niet van toepassing op producten uit een begunstigd land waarop krachtens Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad 24 of Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad 25 antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen van toepassing zijn.

3.Wanneer de Commissie naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief van oordeel is dat er voldoende redenen zijn die tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties in het kader van een preferentiële regeling als bedoeld in artikel 1, lid 2, rechtvaardigen op grond van de in lid 1 van dit artikel bedoelde redenen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast tot inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure, overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad van die uitvoeringshandeling in kennis.

4.De Commissie maakt een bericht tot inleiding van een tijdelijke-intrekkingsprocedure bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en stelt het betrokken begunstigde land daarvan in kennis. Het bericht:

a)vermeldt voldoende redenen voor de uitvoeringshandeling tot inleiding van een tijdelijke-intrekkingsprocedure als bedoeld in lid 3;

b)vermeldt dat de Commissie gedurende de in lid 5 bedoelde monitoring- en evaluatieperiode op de situatie in het betrokken begunstigde land zal toezien en deze zal evalueren.

5.De Commissie geeft het begunstigde land alle gelegenheid om tijdens de periode van toezicht en evaluatie van zes maanden vanaf de datum van bekendmaking van het bericht aan het onderzoek mee te werken.

6.De Commissie verzamelt alle informatie die zij noodzakelijk en passend acht, onder meer de beschikbare beoordelingen, commentaren, besluiten, aanbevelingen en conclusies van de betrokken toezichthoudende instanties, en relevante informatie uit andere bronnen, met inbegrip van bewijsmateriaal dat via een klacht is ingediend of door derden is verstrekt. Bij het opstellen van haar conclusies beoordeelt de Commissie alle relevante informatie.

7.Binnen drie maanden na afloop van de in lid 5 genoemde periode dient de Commissie bij het betrokken begunstigde land een verslag met haar bevindingen en conclusies in. Het begunstigde land heeft het recht opmerkingen over het verslag toe te zenden. De periode voor indiening van opmerkingen bedraagt maximaal één maand.

8.Binnen zes maanden na afloop van de in lid 4, punt b), bedoelde periode besluit de Commissie:

a)de procedure voor tijdelijke intrekking te beëindigen;

b)de in het kader van de in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen toegekende tariefpreferenties tijdelijk in te trekken.

9.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen geen tijdelijke intrekking rechtvaardigen, stelt zij, overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, een uitvoeringshandeling vast betreffende de beëindiging van de tijdelijke-intrekkingsprocedure.

10.Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek tijdelijke intrekking rechtvaardigen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde redenen, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I en bijlage II vast te stellen om de tariefpreferenties zoals voorzien onder de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, tijdelijk in te trekken. Bij de vaststelling van de gedelegeerde handeling kan de Commissie in voorkomend geval rekening houden met de sociaaleconomische gevolgen van de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het begunstigde land.

11.In elk van de in de leden 9 en 10 bedoelde gevallen is de handeling onder meer gebaseerd op verzamelde en ontvangen bewijzen.

12.Wanneer de Commissie tot tijdelijke intrekking besluit, wordt die gedelegeerde handeling van toepassing zes maanden na de dag waarop zij is vastgesteld.

13.Indien de redenen die de tijdelijke intrekking rechtvaardigen, niet langer gelden voordat de in lid 10 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling van toepassing wordt, wordt de Commissie gemachtigd de vastgestelde handeling tot tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in te trekken in overeenstemming met de in artikel 37 bedoelde spoedprocedure.

14.Wanneer de Commissie van oordeel is dat het in uitzonderlijke omstandigheden, zoals een mondiale gezondheids- of sanitaire noodsituatie, natuurramp of andere onvoorziene gebeurtenis, passend is het toepassingsgebied van de tijdelijke intrekking te herzien of de toepassing van de tijdelijke intrekking uit te stellen of op te schorten, is de Commissie bevoegd de gedelegeerde handeling te wijzigen overeenkomstig de in artikel 37 bedoelde spoedprocedure.

15.De Commissie is overeenkomstig artikel 36 gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door regels vast te stellen voor de procedure voor de tijdelijke intrekking van alle regelingen, met name wat termijnen, rechten van de partijen, geheimhouding en evaluatie van de vastgestelde regels betreft.

16.Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in lid 1, punt a), genoemde reden gerechtvaardigd is en dat de uitzonderlijke ernst van de schendingen in het licht van de specifieke omstandigheden in het begunstigde land een snelle reactie vereist, leidt zij de procedure voor tijdelijke intrekking in overeenkomstig de leden 3 tot en met 15. De in lid 4, punt b), bedoelde termijn wordt echter verkort tot 2 maanden en de in lid 8 bedoelde termijn tot 5 maanden.

17.Indien de Commissie besluit tot tijdelijke intrekking overeenkomstig lid 16 van dit artikel, wordt die gedelegeerde handeling vastgesteld overeenkomstig artikel 37 en is zij van toepassing één maand na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de redenen die een tijdelijke intrekking van de in artikel 19, lid 1, bedoelde tariefpreferenties rechtvaardigen, niet langer gelden, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I en bijlage II, om de handelspreferenties die zijn toegekend in het kader van de in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen opnieuw in te voeren.

Wanneer sommige van de in artikel 19, lid 1, bedoelde redenen waarom tot tijdelijke intrekking is besloten, blijven gelden en andere niet, of wanneer aanvullende redenen naast die welke een tijdelijke intrekking rechtvaardigden, gaan gelden, worden de overeenkomstig artikel 19, lid 10, vastgestelde maatregelen dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 21

1.De preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet, kunnen tijdelijk worden ingetrokken voor alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land in geval van fraude, onregelmatigheden, systematisch niet-naleven of niet-handhaven van de regels inzake de oorsprong van producten en de desbetreffende procedures, dan wel het niet-verlenen van de vereiste administratieve samenwerking voor de toepassing en het toezicht op de naleving van de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2.

2.Voor de in lid 1 bedoelde administratieve samenwerking is het onder meer noodzakelijk dat een begunstigd land:

a)de Commissie de voor de toepassing van de oorsprongsregels en voor het toezicht op de naleving daarvan noodzakelijke informatie meedeelt en haar van nieuwe ontwikkelingen op de hoogte houdt;

b)de Unie bijstand verleent door op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten een controle achteraf van de oorsprong uit te voeren en de resultaten daarvan mee te delen aan de Commissie;

c)de Unie bijstand verleent door de Commissie toe te staan in overleg en nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het betrokken land administratieve en investigatieve samenwerkingsmissies van de Unie uit te voeren ter controle van de echtheid van de documenten of de juistheid van de gegevens op basis waarvan de in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen worden toegekend;

d)passend onderzoek verricht of doet verrichten ter opsporing en voorkoming van inbreuken op de oorsprongsregels;

e)de oorsprongsregels in verband met de regionale cumulatie naleeft of doet naleven, indien het betrokken land voor regionale cumulatie in aanmerking komt; en

f)de Unie bijstand verleent bij het onderzoek naar de gevolgde praktijken wanneer wordt vermoed dat met de oorsprongsregels is gefraudeerd, waarbij een vermoeden van fraude gerechtvaardigd is wanneer de invoer van producten in het kader van de preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet, de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden van het begunstigde land ver overtreffen.

3.Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde redenen gerechtvaardigd is, stelt zij in overeenstemming met de in artikel 39, lid 4, genoemde spoedprocedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast om de tariefpreferenties van de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, tijdelijk in te trekken voor alle of voor bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land.

4.Alvorens dergelijke handelingen vast te stellen, maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend waarin wordt aangekondigd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de nakoming van de leden 1 en 2 door het begunstigde land, hetgeen afbreuk kan doen aan het recht van dat land om verder gebruik te maken van de bij deze verordening toegekende voordelen.

5.De Commissie stelt het betrokken begunstigde land in kennis van elk overeenkomstig lid 3 vastgestelde handeling voordat die van toepassing wordt.

6.De tijdelijke-intrekkingsperiode duurt niet langer dan zes maanden. Ten laatste bij het verstrijken van deze periode stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 39, lid 4, bedoelde procedure een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandeling vast om de tijdelijke intrekking te beëindigen dan wel de tijdelijke-intrekkingsperiode te verlengen.

7.De lidstaten delen de Commissie alle ter zake dienende informatie mee die de tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties of de verlenging of beëindiging van de tijdelijke intrekking kan rechtvaardigen.

HOOFDSTUK VI

Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht

Afdeling I

Algemene vrijwaringsmaatregelen

Artikel 22

1.Wanneer een product van oorsprong uit een begunstigd land van een van de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt ingevoerd in hoeveelheden of tegen prijzen die ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, kunnen de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op dat product geheel of ten dele opnieuw worden ingesteld.

2.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder “soortgelijk product” verstaan een product dat identiek is, dat wil zeggen in elk opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebrek aan een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in elk opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product.

3.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder “belanghebbende partijen” verstaan de partijen die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van de in lid 1 bedoelde ingevoerde producten en van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten.

4.De Commissie is gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door regels vast te stellen voor de procedure voor de vaststelling van algemene vrijwaringsmaatregelen, met name wat termijnen, rechten van de partijen, geheimhouding, bekendmaking, controle, bezoeken en evaluatie van de maatregelen betreft.

Artikel 23

Ernstige moeilijkheden in de zin van artikel 22, lid 1, worden geacht zich voor te doen wanneer producenten in de Unie kampen met een verslechtering van hun economische of financiële situatie. Wanneer de Commissie onderzoekt of er van een dergelijke verslechtering sprake is, houdt zij, wanneer informatie beschikbaar is, onder meer rekening met de volgende factoren betreffende producenten in de Unie:

a)marktaandeel;

b)productie;

c)voorraden;

d)productiecapaciteit;

e)faillissementen;

f)rentabiliteit;

g)bezettingsgraad;

h)werkgelegenheid;

i)invoer;

j)prijzen.

Artikel 24

1.Indien de Commissie meent dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, is voldaan, onderzoekt zij of de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief geheel of gedeeltelijk opnieuw moeten worden ingesteld.

2.Een onderzoek wordt geopend op verzoek van een lidstaat, een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die namens de producenten in de Unie optreedt, dan wel op eigen initiatief van de Commissie, als het voor de Commissie duidelijk is dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is, zoals vastgesteld op grond van de in artikel 23 bedoelde factoren, om een dergelijk onderzoek te openen. Het verzoek tot opening van een onderzoek bevat bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de in artikel 22, lid 1, vastgestelde vrijwaringsmaatregelen is voldaan. Het verzoek wordt bij de Commissie ingediend. De Commissie onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid en de toereikendheid van het in het verzoek vermelde bewijsmateriaal, teneinde vast te stellen of het voorlopig bewijsmateriaal voldoende is om tot de opening van een onderzoek over te gaan.

3.Wanneer blijkt dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen, maakt de Commissie daartoe een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Indien een onderzoek wordt geopend, bevat het bericht alle nodige details over de procedure en termijnen, waaronder de mogelijkheid om een beroep te doen op de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie. De procedure wordt binnen een maand na ontvangst van het overeenkomstig lid 2 ingediende verzoek ingeleid.

4.Een onderzoek, met inbegrip van de in de artikelen 25, 26 en 27 bedoelde procedurehandelingen, wordt binnen twaalf maanden na de opening ervan beëindigd.

Artikel 25

Om naar behoren gerechtvaardigde dwingende redenen in verband met de verslechtering van de economische of financiële situatie van producenten in de Unie, en als vertraging moeilijk te verhelpen schade zou kunnen veroorzaken, stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast overeenkomstig de in artikel 39, lid 4, bedoelde procedure, teneinde de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief gedurende een periode van maximaal twaalf maanden opnieuw in te voeren.

Artikel 26

Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een uitvoeringshandeling vast teneinde de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief opnieuw in te voeren. Die uitvoeringshandeling treedt in werking binnen een maand na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een uitvoeringshandeling vast tot beëindiging van het onderzoek. Die uitvoeringshandeling wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Indien binnen de in artikel 24, lid 4, bedoelde termijn geen uitvoeringshandeling is bekendgemaakt, wordt het onderzoek geacht te zijn beëindigd en komen alle overeenkomstig artikel 25 vastgestelde uitvoeringshandelingen automatisch te vervallen. Rechten op grond van het gemeenschappelijk douanetarief die uit hoofde van die uitvoeringshandelingen zijn geïnd, worden terugbetaald.

Artikel 28

Rechten op grond van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheel of ten dele opnieuw ingesteld voor zolang als nodig is om de verslechtering van de economische of financiële situatie van producenten in de Unie tegen te gaan, dan wel voor zolang de dreiging van een dergelijke verslechtering aanhoudt. De periode van de wederinvoering bedraagt maximaal drie jaar, tenzij deze in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden wordt verlengd.

Afdeling II

Vrijwaringsmaatregelen in de sectoren textiel, landbouw en visserij

Artikel 29

1.Onverminderd afdeling I van dit hoofdstuk, stelt de Commissie op 1 januari van elk jaar, op eigen initiatief en in overeenstemming met de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, een uitvoeringshandeling vast om de in de artikelen 7 en 12 bedoelde tariefpreferenties in te trekken, die betrekking hebben op producten van SAP-afdelingen S-11a en S-11b of producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 2207 10 00, 2207 20 00, 2909 19 10, 3814 00 90, 3820 00 00, 38249956, 38249957, 38249992, 38248400, 38248500, 38248600, 38248700, 38248800, 38249993 en 38249996, wanneer de invoer van dergelijke producten van oorsprong is uit een begunstigd land en de totale waarde ervan:

a)voor producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 2207 10 00, 2207 20 00, 2909 19 10, 3814 00 90, 3820 00 00 en 38249956, 38249957, 38249992, 38248400, 38248500, 38248600, 38248700, 38248800, 38249993 en 38249996 gedurende een kalenderjaar het in bijlage IV, punt 1, bedoelde aandeel in de waarde van de invoer in de Unie van dezelfde producten uit alle in bijlage I, kolommen A en B, genoemde landen en gebieden overtreft,

b)voor producten die onder SAP-afdelingen S-11a en S-11b vallen, gedurende een kalenderjaar het in bijlage IV, punt 3, bedoelde aandeel in de waarde van de invoer in de Unie van producten in SAP-afdelingen S-11a en S-11b uit alle in bijlage I, kolommen A en B, genoemde landen en gebieden overtreft.

2.Lid 1 is niet van toepassing voor EBA-begunstigde landen en evenmin voor landen met een in lid 1 bedoeld aandeel voor de betrokken producten van maximaal 6 % van de totale invoer in de Unie van dezelfde producten.

3.De intrekking van de tariefpreferenties wordt van toepassing twee maanden na de datum van bekendmaking van de daartoe strekkende handeling van de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 30

Onverminderd afdeling I van dit hoofdstuk, wanneer de invoer van producten die zijn vermeld in bijlage I bij het VWEU, de markten van de Unie, met name in een of meer van de ultraperifere gebieden, of de desbetreffende marktordeningen ernstig verstoort of dreigt te verstoren, stelt de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, nadat zij het comité van beheer van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordening voor landbouw of visserij heeft geraadpleegd, overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een uitvoeringshandeling vast om de preferentiële regelingen ten aanzien van de betrokken producten op te schorten.

Artikel 31

De Commissie stelt het betrokken begunstigde land zo spoedig mogelijk in kennis van elk overeenkomstig de artikelen 29 of 30 genomen besluit voordat dit van toepassing wordt.

Afdeling III

Vrijwaringsmaatregelen in de sectoren landbouw en visserij

Artikel 32

1.Onverminderd afdeling I van dit hoofdstuk kan voor producten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87, van oorsprong uit begunstigde landen, een speciaal toezichtmechanisme worden toegepast om verstoring van de markten van de Unie te vermijden. De Commissie stelt, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, na raadpleging van het Comité van beheer van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordening voor landbouw of visserij, overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure, een uitvoeringshandeling vast om te bepalen of en voor welke producten dat speciaal toezichtmechanisme moet worden toegepast.

2.Wanneer afdeling I van dit hoofdstuk wordt toegepast voor producten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87, van oorsprong uit begunstigde landen, wordt de in artikel 24, lid 4, van deze verordening bedoelde periode met twee maanden verkort wanneer:

a)het betrokken begunstigde land de naleving van de oorsprongsregels niet waarborgt of de in artikel 21 bedoelde administratieve samenwerking niet verleent;

b)de invoer van producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, in het kader van de krachtens deze verordening toegekende preferentiële regelingen de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden van het begunstigde land ver overtreft.

HOOFDSTUK VII

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 33

1.De producten waarvoor aanspraak wordt gemaakt op tariefpreferenties komen hiervoor alleen in aanmerking als zij van oorsprong zijn uit een begunstigd land.

2.Voor de toepassing van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening bedoelde tariefpreferentieregelingen gelden de regels betreffende de preferentiële oorsprong die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 64, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad 26 .

3.Onverminderd de in lid 2 bedoelde regels en op verzoek van een begunstigd land kent de Commissie regionale cumulatie tussen begunstigde landen van verschillende regionale groepen of uitgebreide cumulatie toe indien en voor zover is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a)het verzoek van het begunstigde land bevat voldoende bewijs dat die cumulatie noodzakelijk is in het licht van de specifieke handels-, ontwikkelings- en financieringsbehoeften van dat land;

b)de cumulatie leidt niet tot onnodige handelsproblemen voor andere in aanmerking komende landen, met name begunstigden in het kader van de EBA-regeling, gelet op mogelijke verlegging van handelsstromen;

c)het begunstigde land toont aan dat het niet aan de oorsprongsregels die op de betrokken goederen van toepassing zijn, kan voldoen indien een dergelijke cumulatie niet wordt toegestaan.

4.Bij haar beoordeling of het verzoek gerechtvaardigd is in het licht van de specifieke handels-, ontwikkelings- en financieringsbehoeften van het begunstigde land, met name op basis van de door dat land verstrekte informatie, houdt de Commissie rekening met de mate waarin het begunstigde land afhankelijk is van productie die is geïntegreerd met de derde landen waarop het verzoek betrekking heeft, de gevolgen van die afhankelijkheid voor het begunstigde land, de relevantie van sectoren met een dergelijke geïntegreerde productie voor de economie van het begunstigde land en toekomstige ontwikkelingsperspectieven met betrekking tot de betrokken producten.

5.Voordat de Commissie een besluit neemt over een verzoek, stelt zij het begunstigde land in de gelegenheid zijn standpunt kenbaar te maken.

Artikel 34

1.Wanneer voor een afzonderlijke invoeraangifte een ad-valoremrecht dat in overeenstemming met deze verordening wordt verlaagd, 1 % of minder bedraagt, wordt dit recht volledig geschorst.

2.Wanneer voor een afzonderlijke invoeraangifte een specifiek recht dat in overeenstemming met deze verordening wordt verlaagd, 2 EUR of minder per afzonderlijk in euro luidend bedrag beloopt, wordt dit recht volledig geschorst.

3.Onverminderd de leden 1 en 2 wordt het overeenkomstig deze verordening berekende definitieve preferentiële recht op één decimaal naar beneden afgerond.

Artikel 35

1.Als statistische bron voor de toepassing van deze verordening wordt gebruikgemaakt van de statistieken van de buitenlandse handel van de Commissie (Eurostat).

2.De lidstaten sturen de Commissie (Eurostat) hun statistische gegevens betreffende de producten die onder de douaneregeling voor het in het vrije verkeer brengen zijn geplaatst met toepassing van de tariefpreferenties waarin Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad 27  voorziet. Om de informatieverstrekking te vergemakkelijken en te zorgen voor meer transparantie, zorgt de Commissie ervoor dat de relevante statistische gegevens voor de SAP-afdelingen regelmatig voorhanden zijn in een openbare gegevensbank.

3.Overeenkomstig de artikelen 55 en 56 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 verstrekken de lidstaten de Commissie op haar verzoek gegevens over de hoeveelheid en de waarde van de goederen die de voorafgaande maanden met toepassing van de tariefpreferenties in het vrije verkeer zijn gebracht. Die gegevens omvatten ook de in lid 4 van dit artikel bedoelde producten.

4.De Commissie houdt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, toezicht op de invoer van producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 0603, 0803 90 10, 1006, 1604 14, 1604 19 31, 1604 19 39, 1604 20 70, 1701, 1704, 1806 10 30, 1806 10 90, 2002 90, 2103 20, 2106 90 59, 2106 90 98, 6403, 2207 10 00, 2207 20 00, 2909 19 10, 3814 00 90, 3820 00 00, 3824 99 56, 38249957, 38249992, 38248400, 38248500, 38248600, 38248700, 38248800, 38249993 en 38249996, teneinde vast te stellen of aan de voorwaarden van de artikelen 22, 29 en 30 is voldaan.

Artikel 36

1.De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.De in de artikelen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 15, 16, 17, 19, 20 en 22 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van 1 januari 2024.

3.Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 15, 16, 17, 19, 20 of 22 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.Een overeenkomstig de artikelen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 15, 16, 17, 19, 20 of 22 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 37

1.Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van die gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2.Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 36, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 38

1.De op grond van deze verordening ontvangen inlichtingen worden slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werden gevraagd.

2.Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt.

3.Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van gegevens wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk zijn. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

4.Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan waarschijnlijk aanzienlijk nadeel zal voortvloeien voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is, dan wel voor de bilaterale internationale betrekkingen van de Unie.

5.De leden 1 tot en met 4 beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.

Artikel 39

1.De Commissie wordt bijgestaan door het Comité algemene preferenties dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 732/2008. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

Artikel 40

Uiterlijk op 1 januari 2027 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de gevolgen van het stelsel over de recentste driejarige periode en over alle in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen.

Uiterlijk op 1 januari 2030 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit rapport kan in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetsvoorstel.

Artikel 41

Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt met ingang van 1 januari 2024 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening, overeenkomstig de concordantietabel in bijlage VIII.

HOOFDSTUK VIII

Slotbepalingen

Artikel 42

1.Onderzoeken die zijn geopend of procedures voor tijdelijke intrekking die zijn ingeleid en niet beëindigd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012, worden krachtens deze verordening automatisch opnieuw ingeleid, behalve voor een begunstigd land van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig de genoemde verordening, indien het onderzoek of de procedure enkel betrekking heeft op de krachtens de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende voordelen. Een dergelijk onderzoek of een dergelijke procedure wordt echter automatisch opnieuw geopend of ingeleid indien hetzelfde begunstigde land voor 1 januari 2025 om de bijzondere stimuleringsregeling uit hoofde van deze verordening verzoekt.

2.Met de informatie die is ontvangen in de loop van een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012 geopend maar niet beëindigd onderzoek wordt in een opnieuw geopend onderzoek rekening gehouden.

Artikel 43

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf 1 januari 2024.

Deze verordening is van toepassing tot en met 31 december 2033. De einddatum is evenwel niet van toepassing op de in hoofdstuk IV vastgestelde bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, noch op enige andere bepaling van deze verordening indien die bepaling in samenhang met dat hoofdstuk wordt toegepast.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

FINANCIEEL MEMORANDUM “ONTVANGSTEN” – VOOR VOORSTELLEN DIE GEVOLGEN HEBBEN AAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING

1.    BENAMING VAN HET VOORSTEL

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 978/2012 van de Raad

2.    BEGROTINGSONDERDELEN

Onderdeel ontvangsten (hoofdstuk/artikel/post): Artikel 120

Begroot bedrag voor het betrokken jaar: n.v.t.

(alleen in geval van bestemmingsontvangsten):

De ontvangsten worden toegewezen aan het volgende begrotingsonderdeel voor uitgaven (hoofdstuk/artikel/post): n.v.t.

3.FINANCIËLE GEVOLGEN

   Het voorstel heeft geen financiële gevolgen

X    Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de uitgaven maar wel voor de ontvangsten.

   Het voorstel heeft financiële gevolgen voor de bestemmingsontvangsten,

namelijk: 

(in miljoen EUR, tot op 1 decimaal)

Onderdeel ontvangsten

Gevolgen voor ontvangsten 28 29

Periode van 12 maanden die ingaat op 01/01/2024 (indien van toepassing)

Jaar 2024

/Artikel/ 120

Gevolgen voor de eigen middelen

-2 977,6

Hoofdstuk/artikel/post ...

Situatie na de actie

Onderdeel ontvangsten

[N+1]

[N+2]

[N+3]

[N+4]

[N+5]

Hoofdstuk/artikel/post ...

Hoofdstuk/artikel/post ...

(Alleen in geval van bestemmingsontvangsten, op voorwaarde dat het begrotingsonderdeel reeds bekend is): n.v.t.

Begrotingsonderdeel 30

Jaar N

Jaar N+1

Hoofdstuk/artikel/post ...

Hoofdstuk/artikel/post ...

Situatie na de actie

Begrotingsonderdeel

[N+1]

[N+2]

[N+3]

[N+4]

[N+5]

Hoofdstuk/artikel/
post ...

Hoofdstuk/artikel/
post ...

1.FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

n.v.t.

ANDERE OPMERKINGEN

Het stelsel van algemene preferenties (SAP) verleent, onder voorwaarden, douanepreferenties aan bepaalde producten die de EU binnenkomen.

Op basis van de laatst beschikbare gegevens (2019) 31 vertegenwoordigen die preferenties in het kader van de voorgestelde SAP-verordening een inkomstenderving voor de EU van 2 978 miljoen euro (bijlage 1).

De nieuwe verordening zou de bestaande preferenties grotendeels bestendigen, maar de voorwaarden voor de graduatie van afzonderlijke productafdelingen aanscherpen. Bijgevolg zou het traject van de inkomstenderving in het kader van de nieuwe verordening iets lager liggen dan onder de huidige regelgeving 32 . Bovendien zou de mogelijkheid dat landen buiten de regeling vallen omdat zij de hogere middeninkomensstatus bereiken of een vrijhandelsovereenkomst met de EU sluiten, ertoe bijdragen dat de inkomstenderving lager uitvalt.

De totale inkomstenderving zou 3 970 miljoen euro (bruto) bedragen. Na aftrek van 25 % die in de lidstaten worden ingehouden om de inningskosten te compenseren, zou het verlies aan inkomsten voor de EU-begroting 2 978 miljoen euro bedragen, verdeeld over de verschillende regelingen op de volgende wijze:

Miljoenen euro’s

Preferentiële invoer

Inkomstenderving

25 % aftrek “inningskosten lidstaten”

EBA

25 171

2 764

2 073

SAP+

8 406

776

582

SAP

13 005

430

323

Totaal

46 583

3 970

2 978

Bijlage 1: Effect op de inkomsten van de EU per SAP-begunstigde

EBA-landen

Totale invoer x 1000 EUR

In aanmerking komende invoer x 1000 EUR

Preferentiële invoer x 1000 EUR

MBN gemiddelde

Gemiddeld EBA-recht

EU-inkomstenderving x 1000 EUR

Afghanistan

49 655

19 501

14 802

2,9 %

-

434

Angola

3 520 990

37 270

31 004

7,7 %

-

2 378

Bangladesh

15 927 629

15 874 498

15 366 176

11,7 %

-

1 805 019

Benin

19 183

2 854

2 059

7,0 %

-

145

Bhutan

10 022

9 817

9 435

5,7 %

-

542

Burkina Faso

242 090

20 944

20 000

6,1 %

-

1 225

Burundi

31 505

262

142

5,3 %

-

7

Cambodja

4 574 251

4 428 234

4 173 909

11,9 %

-

497 288

Centraal-Afrikaanse Republiek

12 149

66

-

-

-

-

Tsjaad

135 515

1 950

-

-

-

-

Comoren

23 416

9 408

8 691

6,6 %

-

573

Congo (Democratische Republiek)

822 182

8 453

1 794

11,1 %

-

200

Djibouti

3 184

874

81

11,5 %

-

9

Equatoriaal-Guinea

886 116

16 843

7 407

0,7 %

-

52

Eritrea

1 962

1 737

1 681

11,9 %

-

200

Ethiopië

520 210

255 691

246 854

8,8 %

-

21 684

Gambia

13 247

10 897

10 145

8,0 %

-

808

Guinee

732 435

4 534

1 738

5,9 %

-

103

Guinee-Bissau

64 299

515

411

8,4 %

-

35

Haïti

33 890

10 672

8 747

11,0 %

-

962

Kiribati

66

65

12

11,0 %

-

1

Laos

285 962

240 844

212 040

10,0 %

-

21 274

Lesotho

299 445

4 710

597

9,1 %

-

54

Liberia

327 056

3 113

2 001

4,5 %

-

90

Madagaskar

906 173

698 620

8 151

6,9 %

-

566

Malawi

259 579

246 715

238 199

0,1 %

-

199

Mali

30 942

5 873

3 700

5,1 %

-

189

Mauritanië

675 106

336 957

332 825

8,8 %

-

29 243

Mozambique

1 619 461

1 144 760

1 099 775

3,0 %

-

33 386

Myanmar

2 731 998

2 593 015

2 470 859

11,0 %

-

273 017

Nepal

67 719

59 535

55 329

7,9 %

-

4 377

Niger

6 185

3 927

2 583

1,0 %

-

26

Rwanda

52 002

10 968

10 046

5,9 %

-

593

Sao Tomé en Principe

7 659

877

740

3,4 %

-

25

Senegal

471 995

337 004

330 186

10,0 %

-

32 859

Sierra Leone

265 673

2 927

1 455

3,3 %

-

48

Salomonseilanden

61 559

61 419

61 272

22,2 %

-

13 612

Somalië

23 119

301

-

-

-

 

Zuid-Soedan

1 862

1 447

-

-

-

 

Soedan

272 348

7 975

6 998

1,6 %

-

113

Tanzania

419 033

232 563

225 134

4,0 %

-

9 052

Oost-Timor

4 187

1 256

0

12,3 %

-

0

Togo

211 711

17 563

16 359

6,4 %

-

1 045

Tuvalu

224

88

-

-

-

 

Uganda

416 610

131 769

129 242

7,6 %

-

9 798

Vanuatu

742

77

22

4,0 %

-

1

Jemen

95 481

9 726

8 723

13,2 %

-

1 148

Zambia

352 622

54 298

49 852

2,8 %

-

1 371

Totaal EBA

37 490 449

26 923 416

25 171 176

11,0 %

2 763 751

SAP+-landen

Totale invoer x 1000 EUR

In aanmerking komende invoer x 1000 EUR

Preferentiële invoer x 1000 EUR

MBN gemiddelde

Gemiddeld SAP+-recht

EU-inkomstenderving x 1000 EUR

Armenië

334 119

200 580

196 657

4,6 %

-

9 028

Bolivia

547 509

83 017

78 203

1,7 %

-

1 319

Kaapverdië

84 537

68 040

61 240

20,1 %

-

12 288

Republiek Kirgizië

104 734

7 444

4 541

5,5 %

-

249

Mongolië

74 705

17 351

14 060

11,0 %

-

1 542

Pakistan

5 917 043

5 268 942

5 116 967

10,1 %

-

514 803

Filipijnen

7 075 078

2 437 012

1 766 682

7,6 %

-

133 553

Sri Lanka

2 266 802

1 922 801

1 167 843

8,9 %

-

103 391

Totaal SAP+

16 404 528

10 005 187

8 406 193

9,2 %

776 174

Landen standaard-SAP

Totale invoer x 1000 EUR

In aanmerking komende invoer x 1000 EUR

Preferentiële invoer x 1000 EUR

MBN gemiddelde

Gemiddeld SAP-recht

EU-inkomstenderving x 1000 EUR

Congo

737 147

2 623

236

7,4 %

4,1 %

8

Cookeilanden

6 385

1 083

 

-

-

 

India

38 052 127

8 626 452

7 929 033

9,6 %

6,5 %

247 014

Indonesië

13 531 056

6 140 299

4 835 094

8,2 %

4,6 %

174 707

Kenia

971 904

334 198

1 640

4,9 %

1,9 %

50

Micronesia

39

24

4

11,5 %

7,0 %

0

Nauru

202

10

 

-

-

 

Nigeria

17 072 490

161 796

129 049

7,3 %

2,8 %

5 726

Niue

269

35

 

-

-

 

Samoa

879

457

 

-

-

 

Syrië

44 378

23 635

4 143

8,3 %

4,4 %

162

Tadzjikistan

42 091

14 082

12 517

11,5 %

9,1 %

299

Tonga

237

177

127

9,7 %

3,2 %

8

Oezbekistan

172 288

106 678

93 595

6,7 %

4,3 %

2 220

Totaal standaard-SAP

70 631 494

15 411 550

13 005 438

9,1 %

5,8 %

430 195

Bijlage 2: Effecten van verlaagde drempels voor graduatie van producten 33

SAP-landen

Gegradueerde afdelingen

Totale invoer x 1000 EUR

In aanmerking komende invoer x 1000 EUR

Preferentiële invoer x 1000 EUR

MBN gemiddelde

Gemiddeld SAP-recht

EU-inkomstenderving x 1000 EUR

Congo

S-05

71 854

3 850

3 849

0,7 %

0,7 %

27

India

S-03

273 555

262 840

254 663

5,3 %

3,5 %

8 923

India

S-07a

985 329

960 287

848 855

6,5 %

5,2 %

44 061

India

S-07b

760 733

725 509

692 450

3,7 %

3,6 %

25 000

India

S-08 a

136 918

112 623

108 055

4,8 %

3,4 %

3 719

India

S-08b

1 082 753

1 082 730

1 015 073

3,9 %

3,3 %

33 782

India

S-13

641 617

433 108

380 132

4,6 %

3,0 %

11 527

India

S-16

5 105 031

3 480 980

2 633 846

2,9 %

2,9 %

75 580

India

S-17 a

19 403

19 219

11 907

1,8 %

1,8 %

213

Indonesië

S-05

431 569

343

323

1,2 %

1,2 %

4

Indonesië

S-06b

1 270 998

1 095 728

1 003 957

4,9 %

4,9 %

49 309

Indonesië

S-09 a

367 846

89 453

87 438

6,0 %

3,3 %

2 883

Indonesië

S-09b

37 718

37 616

35 473

3,7 %

3,7 %

1 301

Nigeria

S-05

16 185 680

167

 

 

 

Totaal

27 371 004

8 304 453

7 076 020

4,1 %

3,6 %

256 328

(1)    De term “ontwikkelingslanden” wordt gebruikt volgens de terminologie van de WTO; zie bijvoorbeeld de aanhef van de Overeenkomst van Marrakesh tot oprichting van de WTO (“Erkennende dat er positieve inspanningen nodig zijn om ervoor te zorgen dat ontwikkelingslanden, en met name de minst ontwikkelde onder hen, een aandeel in de groei van de internationale handel verwerven dat in overeenstemming is met de behoeften van hun economische ontwikkeling”) en de GATT-machtigingsclausule (“Besluit betreffende een gedifferentieerde en gunstigere behandeling, reciprociteit en vollediger deelneming van ontwikkelingslanden”).
(2)    Verdrag betreffende de Europese Unie – TITEL V: ALGEMENE BEPALINGEN INZAKE HET EXTERN OPTREDEN VAN DE UNIE EN SPECIFIEKE BEPALINGEN BETREFFENDE HET GEMEENSCHAPPELIJK BUITENLANDS EN VEILIGHEIDSBELEID – Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen betreffende het extern optreden van de Unie – Artikel 21 ( https://eur-lex.europa.eu/eli/treaty/teu_2008/art_21/oj?locale=nl )
(3)    COM(2021) 66 final van 18 februari 2021 https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2021/EN/COM-2021-66-F1-EN-MAIN-PART-1.PDF
(4)    Wat de beleidscoherentie voor ontwikkeling betreft, luidt artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: “De Unie houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking.
(5)    Werkdocument van de diensten van de Commissie, Midterm Evaluation of the Generalised Scheme of Preferences ( SWD(2018) 430 final ), http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/september/tradoc_156085.pdf
(6)    Zo heeft het EBA-begunstigde Bangladesh sinds 2011 zijn uitvoer naar de EU bijna verdubbeld, van toen 9 miljard EUR tot ongeveer 18 miljard EUR in 2018. De uitvoer uit de SAP-landen, met name uit de MOL’s, is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen. Er werd gebruikgemaakt van de vrijwaringsmaatregelen van het stelsel. Door de sociaaleconomische ontwikkeling te bevorderen, met eerbiediging van de kernwaarden, heeft het SAP een positieve bijdrage geleverd aan de bevordering en bescherming van de mensenrechten en rechten van werkenden. In de MTE werd evenwel opgemerkt dat het effect van het SAP op de milieubescherming minder evident was.
(7)     https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/706f539c-f0db-11eb-a71c-01aa75ed71a1/language-en/format-PDF/source-221478841 and https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/be174994-f337-11eb-aeb9-01aa75ed71a1/language-en
(8)    https://op.europa.eu/en/publication-detail/-/publication/f7031da3-f0dc-11eb-a71c-01aa75ed71a1/language-en
(9)    Berekend als procentueel aandeel van een bepaalde, uit een begunstigd land in de EU ingevoerde productgroep in de totale EU-invoer van die productgroep uit alle SAP-begunstigde landen.
(10)    De mogelijkheid van gedeeltelijke intrekking van preferenties werd ingevoerd als gevolg van de hervorming van het SAP in 2012.
(11)    Uit de CGE-analyse blijkt dat het bbp van de EU met maximaal 0,01 % zou dalen, terwijl de relatieve verliezen van de SAP-landen groter zouden zijn, d.w.z. tussen de 0,04 % en de 0,07 %. Deze betrekkelijk gematigde gemiddelde daling doet niet af aan het feit dat sommige landen sterkere nadelige gevolgen zouden ondervinden, met name Pakistan en Bangladesh, met een verlies van maximaal 0,3 % respectievelijk 0,36 % van het bbp.
(12)    De gegevens voor 2020 zijn beschikbaar, maar zijn niet gekozen als basis voor de berekeningen omdat dit als een ongewoon en niet-representatief jaar wordt beschouwd.
(13)    Zie voor nadere bijzonderheden het financieel memorandum.
(14)    Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad (PB L 303 van 31.10.2012, blz. 1).
(15)    Verordening (EG) nr. 732/2008 van de Raad van 22 juli 2008 betreffende de toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties vanaf 1 januari 2009 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 552/97 en (EG) nr. 1933/2006 en de Verordeningen (EG) nr. 1100/2006 en (EG) nr. 964/2007 van de Commissie (PB L 211 van 6.8.2008, blz. 1).
(16)    COM(2021) 66 final van 18 februari 2021.
(17)    Wat de beleidscoherentie voor ontwikkeling betreft, luidt artikel 208 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: “De Unie houdt bij de uitvoering van beleid dat gevolgen kan hebben voor de ontwikkelingslanden rekening met de doelstellingen van de ontwikkelingssamenwerking.
(18)    Verenigde Naties (2015). Resolutie van de Algemene Vergadering van 25 september 2015, Transforming our World: the Agenda 2030 for Sustainable Development (A/RES/70/1), beschikbaar op: https://sustainabledevelopment.un.org/post2015/transformingourworld
(19)    Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(20)    Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 558).
(21)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(22)    Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(23)    Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).
(24)    Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21).
(25)    Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (PB L 176 van 30.6.2016, blz. 55).
(26)    Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1).
(27)    Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 betreffende Europese bedrijfsstatistieken en tot intrekking van tien rechtshandelingen op het gebied van bedrijfsstatistieken (PB L 327 van 17.12.2019, blz. 1).
(28)    De bedragen per jaar moeten een raming zijn op basis van de in deel 5 gedefinieerde formule of methode. Voor het eerste jaar wordt het jaarlijkse bedrag normaal gesproken uitbetaald zonder vermindering of pro rata.
(29)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.
(30)    Alleen te gebruiken indien noodzakelijk.
(31)    De gegevens voor 2020 zijn beschikbaar, maar zijn niet gekozen als basis voor de berekeningen omdat dit als een ongewoon en niet-representatief jaar wordt beschouwd.
(32)    Zie bijlage 2 voor nadere bijzonderheden.
(33)    Naast die welke zijn vermeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2019/249 van de Commissie
Top

Brussel, 22.9.2021

COM(2021) 579 final

BIJLAGEN

bij

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

houdende toepassing van een schema van algemene tariefpreferenties en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 978/2012 van het Europees Parlement en de Raad

{SEC(2021) 330 final} - {SWD(2021) 266 final} - {SWD(2021) 267 final}


LIJST VAN BIJLAGEN

Bijlage

Inhoudsopgave

I

Voor het SAP in aanmerking komende en SAP-begunstigde landen 

II

Begunstigde landen waarvoor SAP-preferenties tijdelijk zijn ingetrokken of geschorst ten aanzien van alle of bepaalde producten van oorsprong uit die landen

III

Lijst van producten die vallen onder de in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde standaardregeling en onder de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b)

IV

Voorwaarden voor de toepassing van artikel 8

V

Voorwaarden voor de toepassing van hoofdstuk III

VI

In artikel 9 en artikel 19, lid 1, punt a) bedoelde verdragen

VII

Lijst van producten die alleen vallen onder de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b)

VIII

Concordantietabel

BIJLAGE I

Voor het SAP in aanmerking komende en SAP-begunstigde landen

Kolom A:

lettercode volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistiek van de buitenlandse handel van de Unie

Kolom B:

Kolom C

Naam

SAP-regeling die op het land van toepassing is 

A

B

C

AE

Verenigde Arabische Emiraten

AF

Afghanistan

EBA

AG

Antigua en Barbuda

AL

Albanië

AM

Armenië

AO

Angola

EBA

AR

Argentinië

AZ

Azerbeidzjan

BA

Bosnië en Herzegovina

BB

Barbados

BD

Bangladesh

EBA

BF

Burkina Faso

EBA

BH

Bahrein

BI

Burundi

EBA

BJ

Benin

EBA

BN

Brunei

BO

Bolivia

SAP+

BR

Brazilië

BS

Bahama’s

BT

Bhutan

EBA

BW

Botswana

BY

Belarus

*

BZ

Belize

CD

Democratische Republiek Congo

EBA

CF

Centraal-Afrikaanse Republiek

EBA

CG

Congo

Standaard SAP

CI

Ivoorkust

CK

Cookeilanden

Standaard SAP

CL

Chili

CM

Kameroen

CO

Colombia

CR

Costa Rica

CU

Cuba

CV

Kaapverdië

SAP+

DJ

Djibouti

EBA

DM

Dominica

DO

Dominicaanse Republiek

DZ

Algerije

EC

Ecuador

EG

Egypte

ER

Eritrea

EBA

ET

Ethiopië

EBA

FJ

Fiji

FM

Micronesia

Standaard SAP

GA

Gabon

GD

Grenada

GE

Georgië

GH

Ghana

GM

Gambia

EBA

GN

Guinee

EBA

GQ

Equatoriaal-Guinea

GT

Guatemala

GW

Guinee-Bissau

EBA

GY

Guyana

HN

Honduras

HT

Haïti

EBA

ID

Indonesië

Standaard SAP

IN

India

Standaard SAP

IQ

Irak

IR

Iran

JM

Jamaica

JO

Jordanië

KE

Kenia

Standaard SAP

KG

Kirgizië

SAP+

KH

Cambodja

EBA 1

KI

Kiribati

EBA

KM

Comoren

EBA

KN

Saint Kitts en Nevis

KW

Koeweit

KZ

Kazachstan

LA

Laos

EBA

LB

Libanon

LC

Saint Lucia

LK

Sri Lanka

SAP+

LR

Liberia

EBA

LS

Lesotho

EBA

LY

Libië

MA

Marokko

MD

Moldavië

ME

Montenegro

MG

Madagaskar

EBA

MH

Marshalleilanden

MK

Noord-Macedonië

ML

Mali

EBA

MM

Myanmar/Birma

EBA

MN

Mongolië

SAP+

MR

Mauritanië

EBA

MU

Mauritius

MV

Maldiven

MW

Malawi

EBA

MX

Mexico

MY

Maleisië

MZ

Mozambique

EBA

NA

Namibië

NE

Niger

EBA

NG

Nigeria

Standaard SAP

NI

Nicaragua

NP

Nepal

EBA

NR

Nauru

NU

Niue

Standaard SAP

OM

Oman

PA

Panama

PE

Peru

PG

Papoea-Nieuw-Guinea

PH

Filipijnen

SAP+

PK

Pakistan

SAP+

PW

Palau

PY

Paraguay

QA

Qatar

RW

Rwanda

EBA

SA

Saudi-Arabië

SB

Salomonseilanden

EBA

SC

Seychellen

SD

Sudan

EBA

SL

Sierra Leone

EBA

SN

Senegal

EBA

SO

Somalië

EBA

SR

Suriname

SS

Zuid-Sudan

EBA

ST

Sao Tomé en Principe

EBA

SV

El Salvador

SY

Syrië

Standaard SAP

SZ

Eswatini

TD

Tsjaad

EBA

TG

Togo

EBA

TH

Thailand

TJ

Tadzjikistan

Standaard SAP

TL

Timor-Leste

EBA

TM

Turkmenistan

TN

Tunesië

TO

Tonga

TT

Trinidad en Tobago

TV

Tuvalu

EBA

TZ

Tanzania

EBA

UA

Oekraïne

UG

Uganda

EBA

UY

Uruguay

UZ

Oezbekistan

SAP+

VC

Saint Vincent en de Grenadines

VE

Venezuela

VN

Vietnam

VU

Vanuatu

EBA

WS

Samoa

XK

Kosovo*

RS

Servië

YE

Jemen

EBA

ZA

Zuid-Afrika

ZM

Zambia

EBA

ZW

Zimbabwe

*Deze benaming laat de standpunten over de status van Kosovo onverlet, en is in overeenstemming met Resolutie 1244 (1999) van de VN-Veiligheidsraad en het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo.

BIJLAGE II

Begunstigde landen waarvoor SAP-preferenties tijdelijk zijn ingetrokken of geschorst ten aanzien van alle of bepaalde producten van oorsprong uit die landen

Kolom A:

lettercode volgens de nomenclatuur van landen en gebieden voor de statistiek van de buitenlandse handel van de Unie

Kolom B:

Kolom C

naam

regeling die voor het land is ingetrokken of geschorst

A

B

C

BY

Belarus

Standaard SAP

KH

Cambodja

EBA 2

BIJLAGE III

Lijst van producten die vallen onder de in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde standaardregeling en onder de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b)

Onverminderd de voorschriften voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur (“GN”) wordt de omschrijving van de producten slechts geacht een indicatieve waarde te hebben, aangezien de GN-codes de tariefpreferenties bepalen. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding “ex”, worden de tariefpreferenties zowel door de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Voor producten met een GN-code die wordt gemarkeerd met een asterisk (*), gelden de voorwaarden in het desbetreffende recht van de Unie.

De kolom “Gevoelig/niet gevoelig” verwijst naar de producten die zijn opgenomen in de standaardregeling (artikel 6). Deze producten worden aangeduid als hetzij NG (niet-gevoelig in de zin van artikel 7, lid 1), hetzij G (gevoelig in de zin van artikel 7, lid 2).

Ter vereenvoudiging zijn de producten gegroepeerd. Die groepen kunnen producten omvatten waarvoor de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief zijn ingetrokken of geschorst.

SAP-afdeling

Hoofdstuk

GN-code

Omschrijving

Gevoelig/niet gevoelig

S-1a

01

0101 29 90

Levende paarden, andere dan fokdieren van zuiver ras, andere dan slachtdieren

G

0101 30 00

Levende ezels

G

0101 90 00

Levende muildieren en muilezels

G

0104 20 10*

Levende fokgeiten van zuiver ras

G

0106 14 10

Levende tamme konijnen

G

0106 39 10

Levende duiven

G

02

0205 00

Vlees van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers, gekoeld of bevroren

G

0206 80 91

Eetbare slachtafvallen van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, vers of gekoeld, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

G

0206 90 91

Eetbare slachtafvallen van paarden, van ezels, van muildieren of van muilezels, bevroren, andere dan bestemd voor de vervaardiging van farmaceutische producten

G

0207 14 91

Levers van hanen of van kippen (Gallus domesticus), bevroren

G

0207 27 91

Levers van kalkoenen, bevroren

G

0207 45 95

0207 55 95

0207 60 91

Levers van eenden, van ganzen of van parelhoenders, andere dan vette levers (foies gras) van eenden of van ganzen

G

0208 90 70

Kikkerbilletjes

NG

0210 99 10

Vlees van paarden, gezouten, gepekeld of gedroogd

G

0210 99 59

Slachtafvallen van runderen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan longhaasjes en omlopen

G

ex 0210 99 85

Slachtafvallen van schapen en van geiten, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt

G

ex 0210 99 85

Slachtafvallen, gezouten, gepekeld, gedroogd of gerookt, andere dan levers van pluimvee en andere dan van varkens (huisdieren), van runderen, van schapen en van geiten

G

04

0403 10 51

Yoghurt, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

G

0403 10 53

0403 10 59

0403 10 91

0403 10 93

0403 10 99

0403 90 71

Karnemelk, gestremde melk en room, kefir en andere gegiste of aangezuurde melk en room, gearomatiseerd of met toegevoegde vruchten of cacao

G

0403 90 73

0403 90 79

0403 90 91

0403 90 93

0403 90 99

0405 20 10

Zuivelpasta’s met een vetgehalte van 39 of meer gewichtspercenten doch niet meer dan 75 gewichtspercenten

G

0405 20 30

0407 19 90

0407 29 90

0407 90 90

Vogeleieren in de schaal, vers, verduurzaamd of gekookt, andere dan van pluimvee

G

0410 00 00

Eetbare producten van dierlijke oorsprong, elders genoemd noch elders onder begrepen

G

05

0511 99 39

Echte sponzen, andere dan ruw

G

S-1b

03

ex Hoofdstuk 3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren, met uitzondering van producten bedoeld bij onderverdeling 0301 19 00

G

0301 19 00

Levende siervis, zijnde zeevis

NG

S-2a

06

ex Hoofdstuk 6

Levende planten en producten van de bloementeelt, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 0603 12 00 en 0604 20 40

G

0603 12 00

Anjers (afgesneden bloemen, bloesems en bloemknoppen), voor bloemstukken of voor versiering, vers

NG

0604 20 40

Takken en twijgen van naaldbomen, vers

NG

S-2b

07

0701

Aardappelen, vers of gekoeld

G

0703 10

Uien en sjalotten, vers of gekoeld

G

0703 90 00

Prei en andere eetbare looksoorten, vers of gekoeld

G

0704

Rodekool, wittekool, bloemkool, spruitjes, koolrabi, boerenkool en dergelijke eetbare kool van het geslacht “Brassica”, vers of gekoeld

G

0705

Sla (Lactuca sativa), andijvie, witloof en andere cichoreigroenten (Cichorium spp.), vers of gekoeld

G

0706

Wortelen, rapen, kroten, schorseneren, knolselderij, radijs en dergelijke eetbare wortelen en knollen, vers of gekoeld

G

ex 0707 00 05

Komkommers, vers of gekoeld, van 16 mei tot en met 31 oktober

G

0708

Peulgroenten, ook indien gedopt, vers of gekoeld

G

0709 20 00

Asperges, vers of gekoeld

G

0709 30 00

Aubergines, vers of gekoeld

G

0709 40 00

Selderij, andere dan knolselderij, vers of gekoeld

G

0709 51 00

ex 0709 59

Paddenstoelen en truffels, vers of gekoeld, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 0709 59 50

G

0709 60 10

Niet-scherpsmakende pepers, vers of gekoeld

G

0709 60 99

Vruchten van de geslachten Capsicum en Pimenta, vers of gekoeld, andere dan niet-scherpsmakende pepers, andere dan bestemd voor de vervaardiging van capsaïcine of van tincturen en andere dan bestemd voor de industriële vervaardiging van etherische oliën of van harsaroma’s

G

0709 70 00

Spinazie, Nieuw-Zeelandse spinazie en tuinmelde, vers of gekoeld

G

ex 0709 91 00

Artisjokken, vers of gekoeld, van 1 juli tot en met 31 oktober

G

0709 92 10*

Olijven, vers of gekoeld, bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie

G

0709 93 10

Courgettes, vers of gekoeld

G

0709 93 90

0709 99 90

Andere groenten, vers of gekoeld

G

0709 99 10

Sla, vers of gekoeld, andere dan Lactuca sativa en andere dan cichoreigroenten (Cichorium spp.)

G

0709 99 20

Snijbiet en kardoen, vers of gekoeld

G

0709 99 40

Kappers, vers of gekoeld

G

0709 99 50

Venkel, vers of gekoeld

G

ex 0710

Groenten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, met uitzondering van het product bedoeld bij onderverdeling 0710 80 85

G

ex 0711

Groenten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 0711 20 90

G

ex 0712

Gedroogde groenten, ook indien in stukken of in schijven gesneden, dan wel fijngemaakt of in poedervorm, doch niet op andere wijze bereid, met uitzondering van olijven en de producten bedoeld bij onderverdeling 0712 90 19

G

0713

Gedroogde zaden van peulgroenten, ook indien gepeld (bijvoorbeeld spliterwten)

G

0714 20 10*

Bataten (zoete aardappelen), vers, geheel, bestemd voor menselijke consumptie

NG

0714 20 90

Bataten (zoete aardappelen), vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets, andere dan vers en geheel en bestemd voor menselijke consumptie

G

0714 90 90

Aardperen en dergelijke wortelen en knollen met een hoog gehalte aan inuline, vers, gekoeld, bevroren of gedroogd, ook indien in stukken of in pellets; merg van de sagopalm

NG

08

0802 11 90

Amandelen, vers of gedroogd, ook zonder dop, andere dan bittere amandelen

G

0802 12 90

0802 21 00

Hazelnoten (Corylus spp.), vers of gedroogd, ook zonder dop, al dan niet gepeld

G

0802 22 00

0802 31 00

Walnoten (okkernoten), vers of gedroogd, ook zonder dop

G

0802 32 00

0802 41 00

0802 42 00

Kastanjes (Castanea spp.), vers of gedroogd, ook zonder dop, al dan niet gepeld

G

0802 51 00

0802 52 00

Pimpernoten (pistaches), vers of gedroogd, ook zonder dop, al dan niet gepeld

NG

0802 61 00

0802 62 00

Macadamianoten, vers of gedroogd, ook zonder dop, al dan niet gepeld

NG

0802 90 50

Pingels of pignolen (Pinus spp.), vers of gedroogd, ook zonder dop, al dan niet gepeld

NG

0802 90 85

Andere noten, vers of gedroogd, ook zonder dop of schaal, al dan niet gepeld

NG

0803 10 10

“Plantains”, vers

G

0803 10 90

0803 90 90

Bananen, “plantains” daaronder begrepen, gedroogd

G

0804 10 00

Dadels, vers of gedroogd

G

0804 20 10

Vijgen, vers of gedroogd

G

0804 20 90

0804 30 00

Ananassen, vers of gedroogd

G

0804 40 00

Advocaten (avocado’s), vers of gedroogd

G

ex 0805 21

Mandarijnen (tangerines en satsuma’s daaronder begrepen), en clementines, wilkings en dergelijke kruisingen van citrusvruchten, vers of gedroogd, van 1 maart tot en met 31 oktober

G

ex 0805 22

ex 0805 29

0805 40 00

Pompelmoezen en pomelo’s, vers of gedroogd

NG

0805 50 90

Lemmetjes (Citrus aurantifolia, Citrus latifolia), vers of gedroogd

G

0805 90 00

Andere citrusvruchten, vers of gedroogd

G

ex 0806 10 10

Druiven voor tafelgebruik, vers, van 1 januari tot en met 20 juli en van 21 november tot en met 31 december, met uitzondering van druiven van de soort Emperor (Vitis vinifera cv.) van 1 tot en met 31 december

G

0806 10 90

Andere druiven, vers

G

ex 0806 20

Rozijnen en krenten, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling ex 0806 20 30 in onmiddellijke verpakkingen met een netto-inhoud van meer dan 2 kg

G

0807 11 00

Meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers

G

0807 19 00

0808 10 10

Persappelen, vers, los verladen, van 16 september tot en met 15 december

G

0808 30 10

Verse persperen, los verladen, van 1 augustus tot en met 31 december

G

ex 0808 30 90

Andere peren, vers, van 1 mei tot en met 30 juni

G

0808 40 00

Kweeperen, vers

G

ex 0809 10 00

Abrikozen, vers, van 1 januari tot en met 31 mei en van 1 augustus tot en met 31 december

G

0809 21 00

Zure kersen (Prunus cerasus), vers

G

ex 0809 29

Kersen, vers, van 1 januari tot en met 20 mei en van 11 augustus tot en met 31 december, andere dan zure kersen (Prunus cerasus)

G

ex 0809 30

Perziken (nectarines daaronder begrepen), vers, van 1 januari tot en met 10 juni en van 1 oktober tot en met 31 december

G

ex 0809 40 05

Pruimen, vers, van 1 januari tot en met 10 juni en van 1 oktober tot en met 31 december

G

0809 40 90

Sleepruimen, vers

G

ex 0810 10 00

Aardbeien, vers, van 1 januari tot en met 30 april en van 1 augustus tot en met 31 december

G

0810 20

Frambozen, bramen, moerbeien en loganbessen, vers

G

0810 30

Zwarte, witte of rode aalbessen en kruisbessen, vers

G

0810 40 30

Vruchten van de Vaccinium myrtillus, vers

G

0810 40 50

Vruchten van de Vaccinium macrocarpon en van de Vaccinium corymbosum, vers

G

0810 40 90

Andere vruchten van het geslacht Vaccinium, vers

G

0810 50 00

Kiwi’s, vers

G

0810 60 00

Doerians, vers

G

0810 70 00

0810 90 75

Dadelpruimen

Ander fruit, vers

G

ex 0811

Vruchten, ook indien gestoomd of in water gekookt, bevroren, al dan niet met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 0811 10 en 0811 20

G

ex 0812

Vruchten, voorlopig verduurzaamd (bijvoorbeeld door middel van zwaveldioxide of in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd), doch als zodanig niet geschikt voor dadelijke consumptie, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 0812 90 30

G

0812 90 30

Papaja’s

NG

0813 10 00

Abrikozen, gedroogd

G

0813 20 00

Pruimen

G

0813 30 00

Appelen, gedroogd

G

0813 40 10

Perziken (nectarines daaronder begrepen), gedroogd

G

0813 40 30

Peren, gedroogd

G

0813 40 50

Papaja’s, gedroogd

NG

0813 40 95

Andere vruchten, andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806, gedroogd

NG

0813 50 12

Mengsels van gedroogde vruchten (andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806) van papaja’s, tamarindevruchten, cashewappelen, lychees, nangka’s (“jackfruit”), sapodilla’s, passievruchten, carambola’s en pitahaya’s, maar zonder pruimen

G

0813 50 15

Andere mengsels van gedroogde vruchten (andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806), zonder pruimen

G

0813 50 19

Mengsels van gedroogde vruchten (andere dan bedoeld bij de posten 0801 tot en met 0806), met pruimen

G

0813 50 31

Mengsels uitsluitend bestaande uit tropische noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802

G

0813 50 39

Mengsels uitsluitend bestaande uit noten bedoeld bij de posten 0801 en 0802, andere dan tropische noten

G

0813 50 91

Andere mengsels van noten en gedroogde vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8, geen pruimen of vijgen bevattend

G

0813 50 99

Andere mengsels van noten en gedroogd fruit bedoeld bij hoofdstuk 8

G

0814 00 00

Schillen van citrusvruchten en van meloenen (watermeloenen daaronder begrepen), vers, bevroren, gedroogd, dan wel in water waaraan, voor het voorlopig verduurzamen, zout, zwavel of andere stoffen zijn toegevoegd

NG

S-2c

09

ex Hoofdstuk 9

Koffie, thee, maté en specerijen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 0901 12 00, 0901 21 00, 0901 22 00, 0901 90 90 en 0904 21 10, de posten 0905 en 0907 en de onderverdelingen 0910 91 90, 0910 99 33, 0910 99 39, 0910 99 50 en 0910 99 99

NG

0901 12 00

Koffie, ongebrand, waaruit cafeïne is verwijderd

G

0901 21 00

Koffie, gebrand, waaruit geen cafeïne is verwijderd

G

0901 22 00

Koffie, gebrand, waaruit cafeïne is verwijderd

G

0901 90 90

Koffiesurrogaten die koffie bevatten, ongeacht de mengverhouding

G

0904 21 10

Niet-scherpsmakende pepers, gedroogd, niet fijngemaakt en niet gemalen

G

0905

Vanille

G

0907

Kruidnagels, moernagels en kruidnagelstelen

G

0910 91 90

Mengsels van twee of meer producten vallende onder verschillende van de posten 0904 tot en met 0910, fijngemaakt of gemalen

G

0910 99 33

Tijm; laurierbladeren

G

0910 99 39

0910 99 50

0910 99 99

Andere specerijen, fijngemaakt of gemalen, andere dan mengsels van twee of meer producten vallende onder verschillende van de posten 0904 tot en met 0910

G

S-2d

10

1008 50 00

Quinoa (Chenopodium guinoa)

G

11

1104 29 17

Granen, gepareld (met uitzondering van granen van gerst, van haver, van maïs, van rijst en van tarwe)

G

1105

Meel, gries, poeder, vlokken, korrels en pellets, van aardappelen

G

1106 10 00

Meel, gries en poeder van gedroogde zaden van peulgroenten bedoeld bij post 0713

G

1106 30

Meel, gries en poeder van vruchten bedoeld bij hoofdstuk 8

G

1108 20 00

Inuline

G

12

ex Hoofdstuk 12

Oliehoudende zaden en vruchten; allerlei zaden, zaaigoed en vruchten, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 1209 21 00, 1209 23 80, 1209 29 50, 1209 29 80, 1209 30 00, 1209 91 80 en 1209 99 91; planten voor industrieel en voor geneeskundig gebruik, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 1211 90 30, en met uitzondering van de producten bedoeld bij post 1210 en bij de onderverdelingen 1212 91 en 1212 93 00

G

1209 21 00

Zaaigoed van luzerne

NG

1209 23 80

Zaaigoed van ander zwenkgras

NG

1209 29 50

Zaaigoed van lupinen

NG

1209 29 80

Zaaigoed van andere voedergewassen

NG

1209 30 00

Zaaigoed van kruidachtige planten hoofdzakelijk gekweekt voor de bloemen

NG

1209 91 80

Ander groentezaad

NG

1209 99 91

Zaaigoed van planten hoofdzakelijk gekweekt voor de bloemen, ander dan dat bedoeld bij onderverdeling 1209 30 00

NG

1211 90 30

Tonkabonen, vers of gedroogd, ook indien gesneden, gebroken of in poedervorm

NG

13

ex Hoofdstuk 13

Gomlak (schellak); gommen, harsen en andere plantensappen en plantenextracten, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 1302 12 00

G

1302 12 00

Plantensappen en plantenextracten, van zoethout

NG

S-3

15

1501 90 00

Vet van gevogelte, ander dan dat bedoeld bij post 0209 of 1503

G

1502 10 90

1502 90 90

Rund-, schapen- of geitenvet, ander dan dat bedoeld bij post 1503 en ander dan bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie

G

1503 00 19

Varkensstearine en oleostearine, andere dan bestemd voor industrieel gebruik

G

1503 00 90

Spekolie, oleomargarine en talkolie, niet geëmulgeerd, niet vermengd, noch op andere wijze bereid, andere dan talkolie bestemd voor ander industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie

G

1504

Vetten en oliën, van vis of van zeezoogdieren, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

1505 00 10

Ruw wolvet

G

1507

Sojaolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

1508

Grondnotenolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

1511 10 90

Ruwe palmolie, andere dan voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van producten voor menselijke consumptie

G

1511 90

Palmolie en fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd, andere dan ruwe olie

G

1512

Zonnebloemzaad-, saffloer- en katoenzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

1513

Kokosolie (kopraolie), palmpitten- en babassunotenolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

1514

Koolzaad-, raapzaad- en mosterdzaadolie, alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

1515

Andere plantaardige vetten en vette oliën (jojobaolie daaronder begrepen), alsmede fracties daarvan, ook indien geraffineerd, doch niet chemisch gewijzigd

G

ex 1516

Dierlijke en plantaardige vetten en oliën, alsmede fracties daarvan, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd, veresterd, opnieuw veresterd of geëlaïdiniseerd, ook indien geraffineerd, doch niet verder bereid, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 1516 20 10

G

1516 20 10

Gehydrogeneerde ricinusolie, zogenaamde “opal-wax”

NG

1517

Margarine; mengsels en bereidingen, voor menselijke consumptie, van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, andere dan de vetten en oliën of fracties daarvan, bedoeld bij post 1516

G

1518 00

Standolie en andere dierlijke of plantaardige oliën, alsmede fracties daarvan, gekookt, geoxideerd, gedehydreerd, gezwaveld, geblazen of op andere wijze chemisch gewijzigd, andere dan die bedoeld bij post 1516; mengsels en bereidingen van dierlijke of plantaardige vetten of oliën of van fracties van verschillende vetten en oliën bedoeld bij hoofdstuk 15, niet geschikt voor menselijke consumptie, elders genoemd noch elders onder begrepen

G

1521 90 99

Bijenwas en was van andere insecten, ook indien geraffineerd of gekleurd

G

1522 00 10

Dégras

G

1522 00 91

Droesem of bezinksel van olie; soapstocks, andere dan die welke olie bevatten die de kenmerken van olijfolie heeft

G

S-4a

16

1601 00 10

Worst van alle soorten, van lever, en bereidingen van deze producten, voor menselijke consumptie

G

1602 20 10

Bereidingen en conserven van ganzen- of eendenlevers

G

1602 41 90

Bereidingen en conserven van andere varkens dan huisdieren: hammen en delen daarvan

G

1602 42 90

Bereidingen en conserven van andere varkens dan huisdieren: schouders en delen daarvan

G

1602 49 90

Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen, mengsels daaronder begrepen, van andere varkens dan huisdieren

G

1602 90 31

Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen, van wild of van konijn

G

1602 90 69

Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen, van schapen, van geiten of van andere dieren, geen niet-gekookt of niet-gebakken vlees of niet-gekookte of niet-gebakken slachtafvallen van runderen bevattend en geen vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend

G

1602 90 91

1602 90 95

1602 90 99

1603 00 10

Extracten en sappen van vlees, van vis, van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg

G

1604

Bereidingen en conserven van vis; kaviaar en kaviaarsurrogaten bereid uit kuit

G

1605

Bereidingen en conserven van schaaldieren, van weekdieren of van andere ongewervelde waterdieren

G

S-4b

17

1702 50 00

Chemisch zuivere fructose

G

1702 90 10

Chemisch zuivere maltose

G

1704

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

G

18

Hoofdstuk 18

Cacao en bereidingen daarvan

G

19

ex Hoofdstuk 19

Bereidingen van graan, van meel, van zetmeel of van melk; gebak, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 1901 20 00 en 1901 90 91

G

1901 20 00

Mengsels en deeg, voor de bereiding van bakkerswaren bedoeld bij post 1905

NG

1901 90 91

Andere, bevattende geen van melk afkomstige vetstoffen, sacharose, isoglucose, glucose of zetmeel, of bevattende minder dan 1,5 gewichtspercent van melk afkomstige vetstoffen, minder dan 5 gewichtspercenten sacharose (het gehalte aan invertsuiker daaronder begrepen) of isoglucose, minder dan 5 gewichtspercenten glucose of zetmeel, met uitzondering van bereidingen in poeder voor menselijke consumptie van producten bedoeld bij de posten 0401 tot en met 0404

NG

20

ex Hoofdstuk 20

Bereidingen van groenten, van vruchten en van andere plantendelen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2008 20 19, 2008 20 39 en met uitzondering van de producten van post 2002 en van de onderverdelingen 2005 80 00, 2008 40 19, 2008 40 31, 2008 40 51 tot en met 2008 40 90, 2008 70 19, 2008 70 51, 2008 70 61 tot en met 2008 70 98

G

2008 20 19

Ananas, op andere wijze bereid of verduurzaamd, met toegevoegde alcohol, elders genoemd noch elders onder begrepen

NG

2008 20 39

21

ex Hoofdstuk 21

Diverse producten voor menselijke consumptie, met uitzondering van de producten van de onderverdelingen 2101 20 en 2102 20 19, en met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2106 10, 2106 90 30, 2106 90 51, 2106 90 55 en 2106 90 59

G

2101 20

Extracten, essences en concentraten, van thee of van maté en preparaten op basis van deze producten of op basis van thee of van maté

NG

2102 20 19

Andere inactieve gist

NG

22

ex Hoofdstuk 22

Dranken, alcoholhoudende vloeistoffen en azijn, met uitzondering van de producten onder post 2207, de onderverdelingen 2204 10 11 tot en met 2204 30 10 en onderverdeling 2208 40

G

23

2302 50 00

Soortgelijke residuen en afval, ook indien in pellets, van het breken, het vermalen of van andere bewerkingen van peulvruchten

G

2307 00 19

Andere wijnmoer

G

2308 00 19

Andere draf (droesem) van druiven

G

2308 00 90

Andere plantaardige zelfstandigheden, ander plantaardig afval, andere plantaardige residuen en andere bijproducten, ook indien in pellets, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, elders genoemd noch elders onder begrepen

NG

2309 10 90

Ander honden- en kattenvoer, opgemaakt voor de verkoop in het klein, ander dan die bevattende glucose (druivensuiker), glucosestroop, maltodextrine of maltodextrinestroop, bedoeld bij de onderverdelingen 1702 30 50 tot en met 1702 30 90, 1702 40 90, 1702 90 50 en 2106 90 55, zetmeel of zuivelproducten

G

2309 90 10

Visperswater en perswater van zeezoogdieren (“solubles”), van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

NG

2309 90 91

Bietenpulp waaraan melasse is toegevoegd, van de soort gebruikt voor het voederen van dieren

G

2309 90 96

Andere bereidingen van de soort gebruikt voor het voederen van dieren, ook indien met een gehalte aan cholinechloride van 49 gewichtspercenten of meer, op een organische of anorganische drager

G

S-4c

24

ex Hoofdstuk 24

Tabak en tot verbruik bereide tabakssurrogaten, met uitzondering van producten bedoeld bij onderverdeling 2401 10 60

G

2401 10 60

Tabak van de soort Oriënt, “sun-cured”, ongestript

NG

S-5

25

2519 90 10

Magnesiumoxide, ander dan gebrand natuurlijk magnesiumcarbonaat

NG

2522

Ongebluste kalk, gebluste kalk en hydraulische kalk, andere dan calciumoxide en calciumhydroxide bedoeld bij post 2825

NG

2523

Hydraulisch cement (cementklinker daaronder begrepen), ook indien gekleurd

NG

27

Hoofdstuk 27

Minerale brandstoffen, aardolie en distillatieproducten daarvan; bitumineuze stoffen; minerale was

NG

S-6a

28

2801

Fluor, chloor, broom en jood (jodium)

NG

2802 00 00

Gesublimeerde of geprecipiteerde zwavel; colloïdale zwavel

NG

ex 2804

Waterstof, edelgassen en andere niet-metalen, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 2804 69 00

NG

2805 19

Alkali- of aardalkalimetalen (m.u.v. natrium en calcium)

NG

2805 30

Zeldzame aardmetalen, scandium en yttrium, ook indien onderling vermengd of onderling gelegeerd

NG

2806

Waterstofchloride (zoutzuur); chlorozwavelzuur

NG

2807 00

Zwavelzuur; oleum (rokend zwavelzuur)

NG

2808 00 00

Salpeterzuur; nitreerzuren

NG

2809

Difosforpentaoxide (fosforzuuranhydride); fosforzuur; polyfosforzuren, al dan niet chemisch welbepaald

NG

2810 00 90

Booroxiden, andere dan diboortrioxide; boorzuren

NG

2811

Andere anorganische zuren en andere anorganische zuurstofverbindingen van niet-metalen

NG

2812

Halogeniden en halogenideoxiden van niet-metalen

NG

2813

Zwavelverbindingen van niet-metalen; fosfortrisulfide in handelskwaliteit

NG

2814

Ammoniak, watervrij of in waterige oplossing (ammonia)

G

2815

Natriumhydroxide (bijtende soda); kaliumhydroxide (bijtende potas); natriumperoxide en kaliumperoxide

G

2816

Magnesiumhydroxide en magnesiumperoxide; strontiumoxide, strontiumhydroxide en strontiumperoxide; bariumoxide, bariumhydroxide en bariumperoxide

NG

2817 00 00

Zinkoxide; zinkperoxide

G

2818 10

Kunstmatig korund, al dan niet chemisch welbepaald

G

2818 20

Aluminiumoxide, met uitzondering van kunstmatig korund

NG

2819

Chroomoxiden en chroomhydroxiden

G

2820

Mangaanoxiden

G

2821

IJzeroxiden en ijzerhydroxiden; verfaarden die 70 of meer gewichtspercenten ijzerverbindingen, berekend als Fe2O3, bevatten

NG

2822 00 00

Kobaltoxiden en kobalthydroxiden; kobaltoxiden in handelskwaliteit

NG

2823 00 00

Titaanoxiden

G

2824

Loodoxiden; loodmenie (bijvoorbeeld rode menie, kristalmenie, oranje menie)

NG

ex 2825

Hydrazine en hydroxylamine, alsmede anorganische zouten daarvan; andere anorganische basen; andere oxiden, hydroxiden en peroxiden van metalen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2825 10 00 en 2825 80 00

NG

2825 10 00

Hydrazine en hydroxylamine, alsmede anorganische zouten daarvan

G

2825 80 00

Antimoonoxiden

G

2826

Fluoriden; fluorosilicaten, fluoroaluminaten en andere complexe fluorzouten

NG

ex 2827

Chloriden, chlorideoxiden en chloridehydroxiden, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2827 10 00 en 2827 32 00; bromiden en bromideoxiden; jodiden en jodideoxiden

NG

2827 10 00

Ammoniumchloride

G

2827 32 00

Aluminiumchloride

G

2828

Hypochlorieten; calciumhypochloriet in handelskwaliteit; chlorieten; hypobromieten

NG

2829

Chloraten en perchloraten; bromaten en perbromaten; jodaten en perjodaten

NG

ex 2830

Sulfiden, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 2830 10 00; polysulfiden, al dan niet chemisch welbepaald

NG

2830 10 00

Natriumsulfiden

G

2831

Dithionieten en sulfoxylaten

NG

2832

Sulfieten; thiosulfaten

NG

2833

Sulfaten; aluinen; peroxosulfaten (persulfaten)

NG

2834 10 00

Nitrieten

G

2834 21 00

Nitraten

NG

2834 29

2835

Fosfinaten (hypofosfieten), fosfonaten (fosfieten) en fosfaten; polyfosfaten, al dan niet chemisch welbepaald

G

ex 2836

Carbonaten, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2836 20 00, 2836 40 00 en 2836 60 00; peroxocarbonaten (percarbonaten); ammoniumcarbamaathoudend ammoniumcarbonaat in handelskwaliteit

NG

2836 20 00

Dinatriumcarbonaat

G

2836 40 00

Kaliumcarbonaten

G

2836 60 00

Bariumcarbonaat

G

2837

Cyaniden, cyanideoxiden en complexe cyaniden

NG

2839

Silicaten; alkalimetaalsilicaten in handelskwaliteit

NG

2840

Boraten; peroxoboraten (perboraten)

NG

ex 2841

Zouten van oxometaalzuren of van peroxometaalzuren, met uitzondering van het product bedoeld bij onderverdeling 2841 61 00

NG

2841 61 00

Kaliumpermanganaat

G

2842

Andere anorganische zouten en peroxozouten (aluminosilicaten, al dan niet chemisch welbepaald, daaronder begrepen), met uitzondering van aziden

NG

2843

Edele metalen in colloïdale toestand; anorganische of organische verbindingen van edele metalen, al dan niet chemisch welbepaald; amalgamen van edele metalen

NG

ex 2844 30 11

Cermets bevattende uranium waaruit U 235 is afgescheiden of verbindingen van dit product, andere dan ruwe

NG

ex 2844 30 51

Cermets bevattende thorium of verbindingen van dit product, andere dan ruwe

NG

2845 90 90

Isotopen, andere dan die bedoeld bij post 2844; anorganische en organische verbindingen daarvan, al dan niet chemisch welbepaald, andere dan deuterium en verbindingen daarvan, waterstof en verbindingen daarvan verrijkt met deuterium en mengsels en oplossingen die deze producten bevatten

NG

2846

Anorganische en organische verbindingen van zeldzame aardmetalen, van yttrium of van scandium, dan wel van mengsels van die metalen

NG

2847 00 00

Waterstofperoxide, ook indien in vaste toestand gebracht met ureum

NG

ex 2849

Carbiden, al dan niet chemisch welbepaald, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2849 20 00 en 2849 90 30

NG

2849 20 00

Siliciumcarbide, al dan niet chemisch welbepaald

G

2849 90 30

Wolfraamcarbiden, al dan niet chemisch welbepaald

G

ex 2850 00

Hydriden, nitriden, aziden en boriden, al dan niet chemisch welbepaald, andere dan verbindingen die tevens carbiden bedoeld bij post 2849 zijn

NG

ex 2850 00 60

Siliciden, al dan niet chemisch welbepaald

G

2852

Anorganische en organische kwikverbindingen, met uitzondering van amalgamen

NG

2853

Fosfiden, al dan niet chemisch welbepaald, andere dan ijzerfosfiden (fosforijzer); andere anorganische verbindingen (gedistilleerd water, conductometrisch zuiver water en dergelijk zuiver water daaronder begrepen); vloeibare lucht (ook indien daaraan edelgassen zijn onttrokken); samengeperste lucht; amalgamen, andere dan die van edele metalen

NG

29

2903

Halogeenderivaten van koolwaterstoffen

G

ex 2904

Sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten van koolwaterstoffen, ook indien gehalogeniseerd, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 2904 20 00

NG

2904 20 00

Derivaten die enkel nitro- of enkel nitrosogroepen bevatten

G

ex 2905

Acyclische alcoholen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan, met uitzondering van het product bedoeld bij onderverdeling 2905 45 00, en met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2905 43 00 en 2905 44

G

2905 45 00

Glycerol

NG

2906

Cyclische alcoholen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

NG

ex 2907

Fenolen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2907 15 90 en ex 2907 22 00; fenolalcoholen

NG

2907 15 90

Naftolen en zouten daarvan, andere dan 1-naftol

G

ex 2907 22 00

Hydrochinon

G

2908

Halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten van fenolen of van fenolalcoholen

NG

2909

Ethers, etheralcoholen, etherfenolen, etherfenolalcoholen, alcoholperoxiden, etherperoxiden, ketonperoxiden (al dan niet chemisch welbepaald), alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

G

2910

Epoxiden, epoxyalcoholen, epoxyfenolen en epoxyethers, met een drieringsysteem, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

NG

2911 00 00

Acetalen en hemiacetalen, ook indien met andere zuurstofhoudende groepen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

NG

ex 2912

Aldehyden, ook indien met andere zuurstofhoudende groepen; cyclische polymeren van aldehyden; paraformaldehyd, met uitzondering van het product bedoeld bij onderverdeling 2912 41 00

NG

2912 41 00

Vanilline (4-hydroxy-3-methoxybenzaldehyde)

G

2913 00 00

Halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten van de producten bedoeld bij post 2912

NG

ex 2914

Ketonen en chinonen, ook indien met andere zuurstofhoudende groepen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2914 11 00, ex 2914 29 en 2914 22 00

NG

2914 11 00

Aceton

G

ex 2914 29

Kamfer

G

2914 22 00

Cyclohexanon en methylcyclohexanonen

G

2915

Verzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

G

ex 2916

Onverzadigde eenwaardige acyclische carbonzuren en eenwaardige cyclische carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren; de halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen ex 2916 11 00, 2916 12 en 2916 14

NG

ex 2916 11 00

Acrylzuur

G

2916 12

Esters van acrylzuur

G

2916 14

Esters van methacrylzuur

G

ex 2917

Meerwaardige carbonzuren, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren; de halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2917 11 00, ex 2917 12 00, 2917 14 00, 2917 32 00, 2917 35 00 en 2917 36 00

NG

2917 11 00

Oxaalzuur en zouten en esters daarvan

G

ex 2917 12 00

Adipinezuur en zouten daarvan

G

2917 14 00

Maleïnezuuranhydride

G

2917 32 00

Dioctylorthoftalaten

G

2917 35 00

Ftaalzuuranhydride

G

2917 36 00

Tereftaalzuur en zouten daarvan

G

ex 2918

Carbonzuren met andere zuurstofhoudende groepen, daarvan afgeleide anhydriden, halogeniden, peroxiden en peroxyzuren, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2918 14 00, 2918 15 00, 2918 21 00, 2918 22 00 en ex 2918 29 00

NG

2918 14 00

Citroenzuur

G

2918 15 00

Zouten en esters van citroenzuur

G

2918 21 00

Salicylzuur en zouten daarvan

G

2918 22 00

O-acetylsalicylzuur en zouten en esters daarvan

G

ex 2918 29 00

Sulfosalicylzuren en hydroxynaftoëzuren, alsmede zouten en esters daarvan

G

2919

Fosforzure esters en zouten daarvan, lactofosfaten daaronder begrepen, alsmede halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten daarvan

NG

2920

Esters van andere anorganische zuren van niet-metalen (andere dan esters van waterstofhalogeniden), alsmede zouten daarvan; halogeen-, sulfo-, nitro- en nitrosoderivaten van deze producten

NG

2921

Aminoverbindingen

G

2922

Aminoverbindingen met zuurstofhoudende groepen

G

2923

Quaternaire ammoniumzouten en -hydroxiden; lecithinen en andere fosfoaminolipiden, al dan niet chemisch welbepaald

NG

ex 2924

Amidoverbindingen van carbonzuren of van koolzuur, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 2924 23 00

G

2924 23 00

2-Aceetamidobenzoëzuur (N-acetylantranilzuur) en zouten daarvan

NG

2925

Imidoverbindingen van carbonzuren, sacharine en zouten daarvan daaronder begrepen; iminoverbindingen

NG

ex 2926

Nitrillen (cyaanverbindingen), met uitzondering van het product bedoeld bij onderverdeling 2926 10 00

NG

2926 10 00

Acrylonitril

G

2927 00 00

Diazo-, azo- en azoxyverbindingen

G

2928 00 90

Andere organische derivaten van hydrazine of van hydroxylamine

NG

2929 10

Isocyanaten

G

2929 90 00

Andere verbindingen met andere stikstofhoudende groepen

NG

2930 20 00

Thiocarbamaten en dithiocarbamaten; thiurammono-, thiuramdi- en thiuramtetrasulfiden; dithiocarbonaten (xanthaten)

NG

2930 30 00

ex 2930 90 98

2930 40 90

Methionine, captafol (ISO), methamidofos (ISO) en andere organische zwavelverbindingen, andere dan dithiocarbonaten (xanthaten)

G

2930 80 00

2930 90 13

2930 90 16

2930 70 00

2930 60 00

ex 2930 90 98

2931

Andere organische verbindingen van niet-metalen of van metalen

NG

ex 2932

Heterocyclische verbindingen met uitsluitend één of meer zuurstofatomen als heteroatoom, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 2932 12 00, 2932 13 00 en ex 2932 20 90

NG

2932 12 00

2-furaldehyde (furfuraldehyde)

G

2932 13 00

Furfurylalcohol en tetrahydrofurfurylalcohol

G

ex 2932 20 90

Cumarine, methylcumarinen en ethylcumarinen

G

ex 2933

Heterocylische verbindingen met uitsluitend één of meer stikstofatomen als heteroatoom, met uitzondering van het product bedoeld bij onderverdeling 2933 61 00

NG

2933 61 00

Melamine

G

2934

Nucleïnezuren en zouten daarvan, al dan niet chemisch welbepaald; andere heterocyclische verbindingen

NG

2935 00

Sulfonamidoverbindingen

G

2938

Glycosiden (heterosiden), natuurlijke of door synthese gereproduceerd, alsmede zouten, ethers, esters en andere derivaten daarvan

NG

ex 2940 00 00

Suikers, chemisch zuiver, andere dan sacharose, lactose, maltose, glucose en fructose, en met uitzondering van ramnose, raffinose en mannose; ethers, acetalen en esters van suikers, alsmede zouten daarvan, andere dan de producten bedoeld bij de posten 2937, 2938 en 2939

G

ex 2940 00 00

Ramnose, raffinose en mannose

NG

2941 20 30

Dihydrostreptomycine, alsmede zouten, esters en hydraten daarvan

NG

2942 00 00

Andere organische verbindingen

NG

S-6b

31

3102 21

Ammoniumsulfaat

NG

3102 40

Mengsels van ammoniumnitraat en calciumcarbonaat of andere niet-vruchtbaarmakende anorganische stoffen

NG

3102 50

Natriumnitraat

NG

3102 60

Dubbelzouten en mengsels van calciumnitraat en ammoniumnitraat

NG

3103 11 00

3103 19 00

Superfosfaat

G

3105

Minerale of chemische meststoffen die twee of drie van de vruchtbaarmakende elementen stikstof, fosfor en kalium bevatten; andere meststoffen; producten bedoeld bij hoofdstuk 31, in tabletten of in dergelijke vormen, dan wel in verpakkingen met een brutogewicht van niet meer dan 10 kg

G

32

ex Hoofdstuk 32

Looi- en verfextracten; looizuur (tannine) en derivaten daarvan; pigmenten en andere kleur- en verfstoffen; verf en vernis; mastiek; inkt, met uitzondering van de producten bedoeld bij de posten 3204 en 3206, en met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 3201 90 20, ex 3201 90 90 (looiextract van eucalyptusbast), ex 3201 90 90 (looiextracten van gambirbladeren en myrobalanen) en ex 3201 90 90 (andere looiextracten van plantaardige oorsprong)

NG

3201 20 00

Looiextract van mimosabast

NG

3204

Synthetische organische kleurstoffen, ook indien chemisch welbepaald; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op hoofdstuk 32, op basis van synthetische organische kleurstoffen; synthetische organische producten van de soort gebruikt als fluorescerende heldermakende stoffen of als “lichtgevende stoffen” (luminoforen), ook indien chemisch welbepaald

G

3206

Andere kleur- en verfstoffen; preparaten bedoeld bij aantekening 3 op hoofdstuk 32, andere dan die bedoeld bij de posten 3203, 3204 en 3205; anorganische producten van de soort gebruikt als “lichtgevende stoffen” (luminoforen), ook indien chemisch welbepaald

G

33

Hoofdstuk 33

Etherische oliën en harsaroma’s; parfumerieën, toiletartikelen en cosmetische producten

NG

34

Hoofdstuk 34

Zeep, organische tensioactieve producten; wasmiddelen, smeermiddelen, kunstwas, bereide was, poets- en onderhoudsmiddelen, kaarsen en dergelijke artikelen, modelleerpasta’s, tandtechnische waspreparaten en tandtechnische preparaten op basis van gebrand gips

NG

35

3501

Caseïne, caseïnaten en andere derivaten van caseïne; lijm van caseïne

G

3502 90 90

Albuminaten en andere derivaten van albuminen

NG

3503 00

Gelatine (gelatine in vierkante of rechthoekige bladen of vellen, ook indien gekleurd of aan het oppervlak bewerkt, daaronder begrepen) en derivaten daarvan; “isinglass”; andere lijm van dierlijke oorsprong, andere dan lijm van caseïne bedoeld bij post 3501

NG

3504 00

Peptonen en derivaten daarvan; andere proteïnestoffen en derivaten daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; poeder van huiden, ook indien behandeld met chroom

NG

3505 10 50

Zetmeel, door ethervorming of door verestering gewijzigd

NG

3506

Lijm en andere bereide kleefmiddelen, elders genoemd noch elders onder begrepen; als lijm of als kleefmiddel te gebruiken producten, opgemaakt voor de verkoop in het klein als lijm of als kleefmiddel, in een opmaak met een nettogewicht van niet meer dan 1 kg

NG

3507

Enzymen; bereidingen van enzymen, elders genoemd noch elders onder begrepen

G

36

Hoofdstuk 36

Kruit en springstoffen; pyrotechnische artikelen; lucifers; vonkende legeringen; ontvlambare stoffen

NG

37

Hoofdstuk 37

Producten voor fotografie en cinematografie

NG

38

ex Hoofdstuk 38

Diverse producten van de chemische industrie, met uitzondering van de producten bedoeld bij de posten 3802 en 3817 00, de onderverdelingen 3823 12 00 en 3823 70 00 en post 3825, en met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 3809 10 en 3824 60

NG

3802

Actieve kool; geactiveerde natuurlijke minerale producten; dierlijk zwartsel, afgewerkt dierlijk zwartsel daaronder begrepen

G

3817 00

Alkylbenzenen en alkylnaftalenen, van gemengde samenstelling, andere dan die bedoeld bij post 2707 of 2902

G

3823 12 00

Oliezuur

G

3823 70 00

Industriële vetalcoholen

G

3825

Residuen van de chemische of van aanverwante industrieën, elders genoemd noch elders onder begrepen; stedelijk afval; slib van afvalwater; andere afvallen bedoeld bij aantekening 6 op hoofdstuk 38

G

S-7a

39

ex Hoofdstuk 39

Kunststof en werken daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de posten 3901, 3902, 3903 en 3904, de onderverdelingen 3906 10 00, 3907 10 00, 3907 61, 3907 69 en 3907 99, de posten 3908 en 3920 en de onderverdelingen ex 3921 90 10 en 3923 21 00

NG

3901

Polymeren van ethyleen, in primaire vormen

G

3902

Polymeren van propyleen of van andere olefinen, in primaire vormen

G

3903

Polymeren van styreen, in primaire vormen

G

3904

Polymeren van vinylchloride of van andere halogeenolefinen, in primaire vormen

G

3906 10 00

Poly(methylmethacrylaat)

G

3907 10 00

Polyacetalen

G

3907 69

Ander poly(ethyleentereftalaat) 

G

3907 61 00

Poly(ethyleentereftalaat) in primaire vormen, met een viscositeitsgetal van ≥ 78 ml/g

NG

3907 99

Andere polyesters, andere dan onverzadigde

G

3908

Polyamiden in primaire vormen

G

3920

Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van kunststof zonder celstructuur, niet versterkt, gelaagd of op dergelijke wijze gecombineerd met andere stoffen, niet op een drager

G

Ex 3921 90 10

Andere platen, vellen, foliën, stroken en strippen, van polyesters, andere dan producten met celstructuur en andere dan gegolfde platen en vellen

G

3923 21 00

Zakken van polymeren van ethyleen

G

S-7b

40

ex Hoofdstuk 40

Rubber en werken daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 4010

NG

4010

Drijfriemen, drijfsnaren en transportbanden, van gevulkaniseerde rubber

G

S-8a

41

ex 4104

Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet-afgewerkt leder („crust”) van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen, ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 4104 41 19 en 4104 49 19

G

ex 4106 31 00

Gelooide onthaarde huiden en vellen en niet-afgewerkt leder van varkens, in vochtige staat (“wet-blue” daaronder begrepen), gesplit, maar niet verder bewerkt, of in droge staat (“crust”), ook indien gesplit, maar niet verder bewerkt

NG

4106 32 00

4107

Leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, van runderen (buffels daaronder begrepen), van paarden of van paardachtigen, onthaard, ook indien gesplit, andere dan de producten bedoeld bij post 4114

G

4112 00 00

Leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, van schapen, onthaard, ook indien gesplit, andere dan de producten bedoeld bij post 4114

G

ex 4113

Leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, van andere dieren, en leder dat na het looien of het drogen verder is bewerkt, alsmede tot perkament verwerkte huiden en vellen, van niet-behaarde dieren, ook indien gesplit, andere dan de producten bedoeld bij post 4114, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 4113 10 00

NG

4113 10 00

Van geiten

G

4114

Zeemleder, gecombineerd gelooid zeemleder daaronder begrepen; lakleder, gelamineerd lakleder daaronder begrepen; gemetalliseerd leder

G

4115 10 00

Kunstleder op basis van leder of van ledervezels, in platen, bladen, vellen of strippen, ook indien op rollen

G

S-8b

42

ex Hoofdstuk 42

Lederwaren; zadel- en tuigmakerswerk; reisartikelen, handtassen en dergelijke bergingsmiddelen; werken van darmen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de posten 4202 en 4203

NG

4202

Reiskoffers en valiezen, koffers voor toiletbenodigdheden, documentenkoffertjes, aktetassen, school- en boekentassen, etuis, foedralen en kokers voor kijkers, voor camera’s, voor wapens, voor muziekinstrumenten of voor brillen, alsmede dergelijke bergingsmiddelen; reiszakken, isothermische zakken voor voedsel of voor dranken, toiletzakken, rugzakken, handtassen, boodschappentassen, portefeuilles, portemonnees, kaartentassen, sigarettenkokers, tabakszakken, gereedschapstassen en -zakken, tassen, etuis, foedralen en kokers voor sportartikelen, etuis, foedralen en kokers voor flacons, juwelendoosjes, poederdozen, etuis, foedralen en kokers voor messenmakerswerk, alsmede dergelijke bergingsmiddelen, van leder, van kunstleder, van kunststof in vellen, van textiel, van vulkanfiber of van karton, of geheel of voor het grootste deel bekleed met deze stoffen of met papier

G

4203

Kleding en kledingtoebehoren, van leder of van kunstleder

G

43

Hoofdstuk 43

Pelterijen en bontwerk; namaakbont

NG

S-9a

44

ex Hoofdstuk 44

Hout, houtskool en houtwaren, met uitzondering van de producten bedoeld bij de posten 4410, 4411 en 4412 en de onderverdelingen 4418 10, 4418 20 10, 4418 74 00, 4420 10 11, 4420 90 10 en 4420 90 91

NG

4410

Spaanplaat, zogenoemde oriented strand board (OSB) en dergelijke plaat (bijvoorbeeld zogenoemde waferboard), van hout of van andere houtachtige stoffen, ook indien samengeperst met harsen of met andere organische bindmiddelen

G

4411

Vezelplaat van houtvezels of van andere houtachtige vezels, ook indien gebonden met harsen of met andere organische bindmiddelen

G

4412

Triplex- en multiplexhout, met fineer bekleed hout en op dergelijke wijze gelaagd hout

G

4418 10

Vensters en vensterdeuren, alsmede kozijnen daarvoor

G

4418 20 10

Deuren en kozijnen daarvoor, alsmede drempels, van tropische houtsoorten bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 44

G

4418 74 00

Ineengezette mozaïekpanelen voor vloerbedekking, van hout

G

4420 10 11

Beeldjes en andere siervoorwerpen, van tropische houtsoorten bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 44; inlegwerk van hout; koffertjes, kistjes en etuis, voor juwelen of voor goudsmidswerk, alsmede dergelijke artikelen, van hout; meubelmakerswerk, ander dan dat bedoeld bij hoofdstuk 94, van tropische houtsoorten bedoeld bij aanvullende aantekening 2 op hoofdstuk 44

G

4420 90 10

4420 90 91

S-9b

45

ex Hoofdstuk 45

Kurk en kurkwaren, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 4503

NG

4503

Werken van natuurkurk

G

46

Hoofdstuk 46

Vlechtwerk en mandenmakerswerk

G

S-11a

50

Hoofdstuk 50

Silk

G

51

ex Hoofdstuk 51

Wol, fijn haar en grof haar, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 5105; garens en weefsels van paardenhaar (crin)

G

52

Hoofdstuk 52

Katoen

G

53

Hoofdstuk 53

Andere plantaardige textielvezels; papiergarens en weefsels daarvan

G

54

Hoofdstuk 54

Synthetische of kunstmatige filamenten; strippen en artikelen van dergelijke vorm, van synthetische of van kunstmatige textielstoffen

G

55

Hoofdstuk 55

Synthetische of kunstmatige stapelvezels

G

56

Hoofdstuk 56

Watten, vilt en gebonden textielvlies; speciale garens; bindgaren, touw en kabel, alsmede werken daarvan

G

57

Hoofdstuk 57

Tapijten

G

58

Hoofdstuk 58

Speciale weefsels; getufte textielstoffen; kant; tapisserieën; passementwerk; borduurwerk

G

59

Hoofdstuk 59

Weefsels, geïmpregneerd, bekleed, bedekt of met inlagen; technische artikelen van textielstoffen

G

60

Hoofdstuk 60

Brei- en haakwerk aan het stuk

G

S-11b

61

Hoofdstuk 61

Kleding en kledingtoebehoren, van brei- of haakwerk

G

62

Hoofdstuk 62

Kleding en kledingtoebehoren, andere dan van brei- of haakwerk

G

63

Hoofdstuk 63

Andere geconfectioneerde artikelen van textiel; stellen of assortimenten; oude kleren en dergelijke; lompen en vodden

G

S-12a

64

Hoofdstuk 64

Schoeisel, beenkappen en dergelijke artikelen; delen daarvan

G

S-12b

65

Hoofdstuk 65

Hoofddeksels en delen daarvan

NG

66

Hoofdstuk 66

Paraplu’s, parasols, wandelstokken, zitstokken, zwepen, rijzwepen, alsmede delen daarvan

G

67

Hoofdstuk 67

Geprepareerde veren en geprepareerd dons en artikelen van veren of van dons; kunstbloemen; werken van mensenhaar

NG

S-13

68

Hoofdstuk 68

Werken van steen, van gips, van cement, van asbest, van mica en van dergelijke stoffen

NG

69

Hoofdstuk 69

Keramische producten

G

70

Hoofdstuk 70

Glas en glaswerk

G

S-14

71

ex Hoofdstuk 71

Echte en gekweekte parels, edelstenen en halfedelstenen, edele metalen en metalen geplateerd met edele metalen, alsmede werken daarvan; fancybijouterieën; munten, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 7117

NG

7117

Fancybijouterieën

G

S-15a

72

7202

Ferrolegeringen

G

73

Hoofdstuk 73

Werken van gietijzer, van ijzer en van staal

NG

S-15b

74

Hoofdstuk 74

Koper en werken van koper

G

75

7505 12 00

Staven en profielen, van nikkellegeringen

NG

7505 22 00

Draad van nikkellegeringen

NG

7506 20 00

Platen, bladen en strippen, van nikkellegeringen

NG

7507 20 00

Hulpstukken voor buisleidingen, van nikkel

NG

76

ex Hoofdstuk 76

Aluminium en werken van aluminium, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 7601

G

78

ex Hoofdstuk 78

Lood en werken van lood, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 7801

G

7801 99

Ruw lood met uitzondering van geraffineerd lood, en met uitzondering van lood waarin, van de andere elementen, antimoon met het hoogste gewicht voorkomt

NG

79

ex Hoofdstuk 79

Zink en werken van zink, met uitzondering van de producten bedoeld bij de posten 7901 en 7903

G

81

ex Hoofdstuk 81

Andere onedele metalen; cermets; werken van deze stoffen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 8101 10 00, 8102 10 00, 8102 94 00, 8109 20 00, 8110 10 00, 8112 21 90, 8112 51 00, 8112 59 00, 8112 92 en 8113 00 20, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 8101 94 00, 8104 11 00, 8104 19 00, 8107 20 00, 8108 20 00 en 8108 30 00

G

8101 94 00

Ruw wolfraam, met inbegrip van staven en roeden die enkel door sinteren zijn verkregen

NG

8104 11 00

Ruw magnesium, bevattende 99,8 of meer gewichtspercenten magnesium

NG

8104 19 00

Ruw magnesium (met uitzondering van magnesium bedoeld bij onderverdeling 8104 11 00)

NG

8107 20 00

Ruw cadmium; poeder

NG

8108 20 00

Ruw titanium; poeder

NG

8108 30 00

Afval en restanten van titaan

NG

82

Hoofdstuk 82

Gereedschap; messenmakerswerk, lepels en vorken, van onedel metaal; delen van deze artikelen van onedel metaal

G

83

Hoofdstuk 83

Allerlei werken van onedele metalen

G

S-16

84

ex Hoofdstuk 84

Kernreactoren, stoomketels, machines, toestellen en mechanische werktuigen, en delen daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 8401 10 00 en 8407 21 10

NG

8401 10 00

Kernreactoren

G

8407 21 10

Buitenboordmotoren, met een cilinderinhoud van niet meer dan 325 cm3

G

85

ex Hoofdstuk 85

Elektrische machines, apparaten, uitrustingsstukken, alsmede delen daarvan; toestellen voor het opnemen of het weergeven van geluid, toestellen voor het opnemen of het weergeven van beelden en geluid voor televisie, alsmede delen en toebehoren van deze toestellen, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 8516 50 00, 8519 20, 8519 30, de posten 8521, 8525 en 8527, de onderverdelingen 8528 49, 8528 59 en 8528 69 tot en met 8528 72, post 8529 en de onderverdelingen 8540 11 en 8540 12

NG

8516 50 00

Microgolfovens

G

8519 20

Toestellen werkende op munten, bankbiljetten, bankkaarten, penningen of door andere wijze van betaling; platenspelers

G

8519 30

ex 8521

Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner, met uitzondering van producten bedoeld bij onderverdeling 8521 90 00 

G

8521 90 00

Video-opname- en videoweergaveapparaten (met uitzondering van typen die werken met magneetbanden); video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner (met uitzondering van typen die werken met magneetbanden en met uitzondering van videocamera-opnametoestellen)

NG

8525

Zendtoestellen voor radio-omroep of televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid; televisiecamera’s; digitale fototoestellen en videocamera-opnametoestellen

G

8527

Ontvangtoestellen voor radio-omroep, ook indien in dezelfde kast gecombineerd met een toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of met een uurwerk

G

Monitors en projectietoestellen, niet uitgerust met ontvangtoestel voor televisie, andere dan van de soort die uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem als bedoeld bij post 8471; ontvangtoestellen voor televisie, ook indien met ingebouwd ontvangtoestel voor radio-omroep of toestel voor het opnemen of het weergeven van geluid of van beelden

G

8528 59

8528 69 t/m 8528 72

8529

Delen waarvan kan worden onderkend dat zij uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor de toestellen bedoeld bij de posten 8525 tot en met 8528

G

8540 11

Kathodestraalbuizen voor ontvangtoestellen voor televisie, buizen voor videomonitors daaronder begrepen, voor kleurenweergave of voor monochrome weergave (zwart-wit of ander)

G

8540 12 00

S-17a

86

Hoofdstuk 86

Rollend en ander materieel voor spoor- en tramwegen, alsmede delen daarvan; mechanische (elektromechanische daaronder begrepen) signaal- en waarschuwingstoestellen voor het verkeer

NG

S-17b

87

ex Hoofdstuk 87

Automobielen, tractors, rijwielen, motorrijwielen en andere voertuigen voor vervoer over land, alsmede delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van de posten 8702, 8703, 8704, 8705, 8706 00, 8707, 8708, 8709, 8711, 8712 00 en 8714

NG

8702

Automobielen voor het vervoer van tien of meer personen, de bestuurder daaronder begrepen

G

8703

Automobielen en andere motorvoertuigen hoofdzakelijk ontworpen voor personenvervoer (andere dan die bedoeld bij post 8702), motorvoertuigen van het type stationwagen of break en racewagens daaronder begrepen

G

8704

Automobielen voor goederenvervoer

G

8705

Automobielen voor bijzondere doeleinden (bijvoorbeeld takelwagens, kraanauto’s, brandweerauto’s, automobielen met menginstallatie voor beton, veegauto’s, sproeiauto’s, werkplaatsauto’s, röntgenauto’s), andere dan die hoofdzakelijk ontworpen voor het vervoer van personen of van goederen

G

8706 00

Chassis met motor, voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705

G

8707

Carrosserieën voor motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705, cabines daaronder begrepen

G

8708

Delen en toebehoren van motorvoertuigen bedoeld bij de posten 8701 tot en met 8705

G

8709

Transportwagens met eigen beweegkracht, niet voorzien van een hefsysteem, van de soort gebruikt in fabrieken, in opslagplaatsen, op haventerreinen of op vliegvelden, voor het vervoer van goederen over korte afstanden; trekkers van de soort gebruikt voor het trekken van perronwagentjes; delen daarvan

G

8711

Motorrijwielen en rijwielen met hulpmotor, ook indien met zijspan; zijspanwagens

G

8712 00

Rijwielen (bakfietsen daaronder begrepen), zonder motor

G

8714

Delen en toebehoren van de voertuigen bedoeld bij de posten 8711 tot en met 8713

G

88

Hoofdstuk 88

Luchtvaart en ruimtevaart

NG

89

Hoofdstuk 89

Scheepvaart

NG

S-18

90

Hoofdstuk 90

Instrumenten, apparaten en toestellen voor de fotografie en de cinematografie; meet-, verificatie-, controle- en precisie-instrumenten, medische en chirurgische instrumenten, apparaten en toestellen; delen en toebehoren daarvan

G

91

Hoofdstuk 91

Uurwerken

G

92

Hoofdstuk 92

Muziekinstrumenten; delen en toebehoren van muziekinstrumenten

NG

S-20

94

ex Hoofdstuk 94

Meubelen (ook voor medisch of voor chirurgisch gebruik); artikelen voor bedden en dergelijke artikelen; verlichtingstoestellen, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen; geprefabriceerde bouwwerken, met uitzondering van de producten bedoeld bij post 9405

NG

9405

Verlichtingstoestellen (zoeklichten en schijnwerpers daaronder begrepen) en delen daarvan, elders genoemd noch elders onder begrepen; lichtreclames, verlichte aanwijzingsborden en dergelijke artikelen, voorzien van een vast aangebrachte lichtbron, alsmede elders genoemde noch elders onder begrepen delen daarvan

G

95

ex Hoofdstuk 95

Speelgoed, spellen, artikelen voor ontspanning en sportartikelen; delen en toebehoren daarvan, met uitzondering van de producten bedoeld bij de onderverdelingen 9503 00 35 tot en met 9503 00 99

NG

9503 00 35 t/m 9503 00 99

Ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten

G

96

Hoofdstuk 96

Diverse werken

NG 

BIJLAGE IV

Voorwaarden voor de toepassing van artikel 8

1.Artikel 8 is van toepassing als het percentage als bedoeld in lid 1 van dat artikel hoger is dan 47 %.

2.Artikel 8 is van toepassing voor elke SAP-afdeling S-2a, S-3 en S-5 van bijlage III als het percentage als bedoeld in lid 1 van dat artikel hoger is dan 17,5 %.

3.Artikel 8 is van toepassing voor elke SAP-afdeling S-11a en S-11b van bijlage III als het percentage als bedoeld in lid 1 van dat artikel hoger is dan 37 %.

BIJLAGE V

Voorwaarden voor de toepassing van hoofdstuk III

1.Voor de toepassing van hoofdstuk III wordt onder een kwetsbaar land verstaan een land

waarvoor, uitgedrukt in waarde, de zeven grootste SAP-afdelingen van zijn invoer in de Unie van de in bijlage III opgenomen producten de drempel overschrijden van 75 % in waarde van zijn totale invoer in de Unie van de in die bijlage opgenomen producten, als een gemiddelde tijdens de laatste drie opeenvolgende jaren.

2.Voor de toepassing van artikel 9, punt a), zijn de gegevens die voor de toepassing van punt 1 van deze bijlage moeten worden gebruikt, de gegevens die beschikbaar zijn op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar van het in artikel 10, lid 1, bedoelde verzoek.

3.Voor de toepassing van artikel 11 zijn de gegevens die voor de toepassing van punt 1 van deze bijlage moeten worden gebruikt, de gegevens die beschikbaar zijn op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de gedelegeerde handelingen als bedoeld in artikel 11, lid 2, is vastgesteld.

BIJLAGE VI

In artikel 9 en artikel 19, lid 1, punt a) bedoelde verdragen

VN/IAO-verdragen betreffende fundamentele mensen- en arbeidsrechten

1.

Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (1948)

2.

Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie (1965)

3.

Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (1966)

4.

Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (1966)

5.

Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen (1979)

6.

Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (1984)

7.

8.

Verdrag inzake de rechten van het kind (1989)

Facultatief Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van het kind inzake de betrokkenheid van kinderen bij gewapende conflicten (2000)

9.

10.

Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (2007)

Verdrag betreffende de gedwongen of verplichte arbeid, nr. 29 (1930)

11.

 
12.

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, nr. 87 (1948)

Verdrag betreffende de arbeidsinspectie, nr. 81 (1947)

13.

Verdrag betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen, nr. 98 (1949)

14.

Verdrag betreffende gelijke beloning van mannelijke en vrouwelijke arbeidskrachten voor arbeid van gelijke waarde, nr. 100 (1951)

15.

Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid, nr. 105 (1957)

16.

Verdrag betreffende discriminatie in arbeid en beroep, nr. 111 (1958)

17.

18.

Verdrag betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces, nr. 138 (1973)

Verdrag betreffende tripartiete raadplegingsprocedures, nr. 144 (1976)

19.

Verdrag betreffende het verbod op en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid, nr. 182 (1999)



Verdragen betreffende beginselen op het gebied van klimaat, milieu en goed bestuur

20.

Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (1973)

21.

Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken (1987)

22.

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (1989)

23.

Verdrag inzake biologische diversiteit (1992)

24.

Raamverdrag van de VN inzake klimaatverandering (1992)

25.

Protocol van Cartagena inzake bioveiligheid (2000)

26.

Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (2001)

27.

De Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering

28.

Enkelvoudig Verdrag van de VN inzake verdovende middelen (1961)

29.

Verdrag inzake psychotrope stoffen (1971)

30.

Verdrag van de VN tegen de sluikhandel in verdovende middelen en psychotrope stoffen (1988)

31.

32.

Verdrag van de VN ter bestrijding van corruptie (2004)

Verdrag van de Verenigde Naties tegen grensoverschrijdende georganiseerde misdaad (2000)

BIJLAGE VII

Lijst van producten die alleen vallen onder de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b)

Onverminderd de voorschriften voor de uitlegging van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de producten slechts geacht een indicatieve waarde te hebben, aangezien de GN-codes de tariefpreferenties bepalen. Wanneer de GN-code wordt voorafgegaan door de aanduiding “ex”, worden de tariefpreferenties zowel door de GN-code als door de bijbehorende omschrijving bepaald.

Voor producten met een GN-code die wordt gemarkeerd met een asterisk (*), gelden de voorwaarden in het desbetreffende recht van de Unie.

Ter vereenvoudiging zijn de producten gegroepeerd. Die groepen kunnen producten omvatten waarvoor de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief zijn ingetrokken of geschorst.


SAP

Afdeling

Hoofdstuk

GN-code

Omschrijving

S-1a

02

ex 0208

Ander vlees en andere eetbare slachtafvallen, vers, gekoeld of bevroren, met uitzondering van de producten bedoeld bij onderverdeling 0208 40 20

04

0409 00 00

Natuurhoning

S-1b

03

Hoofdstuk 3 3

Vis, schaaldieren, weekdieren en andere ongewervelde waterdieren

S-2b

08

0811 10

Aardbeien

0811 20

Frambozen, bramen, moerbeien, loganbessen, zwarte, witte of rode aalbessen en kruisbessen

S-4a

16

1602 50 31

1602 50 95

Andere bereidingen en conserven van vlees of van slachtafvallen, mengsels daaronder begrepen, van andere varkens dan huisdieren

S-4b

17

1704 4

Suikerwerk zonder cacao (witte chocolade daaronder begrepen)

20

2002

Tomaten, op andere wijze bereid of verduurzaamd dan in azijn of azijnzuur

2005 80 00

Suikermaïs (Zea mays var. saccharata)

2008 40 19

Peren, met toegevoegde alcohol, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 1 kg, met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten: Andere

2008 40 31

Peren, met toegevoegde alcohol, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg, met een suikergehalte van meer dan 15 gewichtspercenten

2008 40 51 t/m 2008 40 90

Peren, zonder toegevoegde alcohol

2008 70 19

Perziken, nectarines daaronder begrepen, met toegevoegde alcohol, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van meer dan 1 kg, met een suikergehalte van meer dan 13 gewichtspercenten: Andere

2008 70 51

Perziken, nectarines daaronder begrepen, met toegevoegde alcohol, in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van niet meer dan 1 kg, met een suikergehalte van meer dan 15 gewichtspercenten

2008 70 61 t/m 2008 70 98

Perziken, nectarines daaronder begrepen, zonder toegevoegde alcohol

S-6b

31

3102

Minerale of chemische stikstofhoudende meststoffen

S-15b

78

7801 10

Geraffineerd lood

7801 91

Ruw lood, met uitzondering van geraffineerd lood, waarin, van de andere elementen, antimoon met het hoogste gewicht voorkomt

BIJLAGE VIII

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EU) nr. 978/2012

Deze verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, punt a)

-

Artikel 2, punten b) t/m l)

Artikel 2, punten 1 t/m 11

-

Artikel 2, punten 12 t/m 14

Artikel 3

Artikel 3

Artikel 4, lid 1, en artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 1, en artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 3

-

Artikel 5

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 8

Artikel 9, lid 1

Artikel 9

Artikel 9, lid 2

-

Artikel 10, leden 1 t/m 7

Artikel 10, leden 1 t/m 7

-

Artikel 10, lid 8

Artikel 11

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 17

Artikel 18, lid 1

Artikel 18

Artikel 18, leden 2 en 3

-

Artikel 19, lid 1

Artikel 19, lid 1

Artikel 19, leden 2 t/m 13

Artikel 19, leden 2 t/m 13

Artikel 19, lid 14

Artikel 19, lid 14

Artikel 19, lid 15

-

Artikel 19, lid 16

-

Artikel 19, lid 17

Artikel 20

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21

Artikel 22

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 32

Artikel 33, lid 1

Artikel 33, lid 1

Artikel 33, lid 2

-

-

Artikel 33, leden 2 t/m 5

Artikel 34

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 35

Artikel 36, leden 1 t/m 3

Artikel 36, leden 1 t/m 3

-

Artikel 36, lid 4

Artikel 36, leden 4 en 5

Artikel 36, leden 5 en 6

Artikel 37

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 38

Artikel 39

Artikel 39

Artikel 40

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 43

Bijlage I, positief deel van de bijlagen II, III, IV

Bijlage I

Negatief deel van de bijlagen II, III, IV

Bijlage II

Bijlage V

Bijlage III

Bijlage VI

Bijlage IV

Bijlage VII

Bijlage V

Bijlage VIII, deel A en deel B

Bijlage VI

Bijlage IX

Bijlage III en bijlage VII

Bijlage X

Bijlage VIII

(1)    Gedeeltelijke intrekking.
(2)    Gedeeltelijke intrekking.
(3)    Voor de producten bedoeld bij onderverdeling 0306 13 is het recht 3,6 %.
(4)    Voor producten bedoeld bij onderverdeling 1704 10 90 wordt het specifieke recht beperkt tot 16 % van de douanewaarde.
Top