Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AE5838

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (2021-2030)” (COM(2021) 615 final)

    EESC 2021/05838

    PB C 290 van 29.7.2022, p. 73–80 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.7.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 290/73


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s “EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (2021-2030)”

    (COM(2021) 615 final)

    (2022/C 290/13)

    Rapporteur:

    Ákos TOPOLÁNSZKY

    Raadpleging

    Europese Commissie, 1.12.2021

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    7.3.2022

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    23.3.2022

    Zitting nr.

    568

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    145/0/4

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) verdedigt en benadrukt met klem de fundamentele waarden die ten grondslag liggen aan de EU en de Europese co-existentie. Het is van mening dat antisemitisme in welke vorm dan ook onverenigbaar is met Europese waarden en normen, omdat dit leidt tot schendingen van het recht en tot uitsluiting, hetgeen niet alleen een bedreiging vormt voor de betrokken gemeenschappen en het Joodse leven, maar ook voor het Europese erfgoed en het huidige Europa, alsmede voor een democratische Europese toekomst die alleen in een diverse samenleving mogelijk is.

    1.2.

    Het EESC staat dan ook in grote lijnen achter de invoering van de strategie (1) en vindt het een goede zaak dat er in 2021 een breed raadplegingsproces aan vooraf is gegaan. Het EESC is het er in alle opzichten mee eens dat niet alleen antisemitisme moet worden bestreden, maar dat ook moet worden gestreefd naar overheidsbeleid en samenwerking tussen gemeenschappen die bevorderlijk zijn voor wederzijdse aanvaarding.

    1.3.

    Het EESC is er een groot voorstander van dat de strategie niet alleen betrekking heeft op de bestrijding van antisemitisme, maar ook op de bevordering van het Joodse leven. Joodse gemeenschappen en individuen waren en zijn niet alleen passieve slachtoffers, maar ook actieve deelnemers aan de Europese samenlevingen. Het EESC staat volledig achter de in de strategie geschetste visie op een Europese toekomst waarin Joodse gemeenschappen gedijen en zich ontwikkelen. Het is ervan overtuigd dat antisemitisme niet alleen een inbreuk op de rechten van Europese joden is, maar ook een test voor de Europese gedachte, de Europese co-existentie, de rechtsstaat, de grondrechten en de democratie.

    1.4.

    Het EESC onderschrijft de werkdefinitie van antisemitisme van de Internationale Alliantie ter herinnering van de holocaust (IHRA) (2) en dringt er bij alle lidstaten met klem op aan deze definitie over te nemen en er hun beleidsmaatregelen op te baseren.

    1.5.

    Het EESC is voornemens dit thema elk jaar op de agenda van een van zijn prioritaire werkorganen te plaatsen en de uitvoering van de strategie eventueel via andere middelen (landenbezoek, onderzoek enz.) te evalueren.

    1.6.

    Het EESC is het ermee eens dat onderwijs als een van de prioriteiten van de strategie wordt aangemerkt. Het speelt immers een sleutelrol bij de bestrijding en preventie van antisemitisme. Onderwijs- en opleidingsmateriaal over relevante kwesties, waaronder etnische onverdraagzaamheid, racisme, haatmisdrijven en vooroordelen, moet worden ontwikkeld in samenwerking met professionele maatschappelijke organisaties en organisaties die de Joodse gemeenschap vertegenwoordigen.

    1.7.

    In de media moet consequent gebruik worden gemaakt van alle grondwettelijke en EU-rechtsinstrumenten om antisemitische inhoud aan te pakken. Tegelijkertijd moeten de kennis van en het inzicht in het Joodse leven worden verbeterd door middel van een meer evenwichtige en van fijngevoeligheid getuigende berichtgeving.

    1.8.

    Bij het uitstippelen van toekomstig beleid zou de Commissie, ter ondersteuning van het Joodse leven in Europa, moeten nagaan hoe het recht van Joodse gemeenschappen op hun overtuigingen en religieuze riten kan worden gewaarborgd.

    1.9.

    Het EESC is van mening dat de Joodse cultuur, als integraal onderdeel van de Europese identiteit, veel dichter bij de burgers en het grote publiek moet worden gebracht en toegankelijker moet worden gemaakt. Dit is ook een uitgelezen kans om wederzijds en algemeen begrip te kweken, hetgeen van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van zowel de Europese gedachte als de Joodse identiteit en voor de versterking van Joodse gemeenschappen.

    1.10.

    Een duidelijk en solide wetgevingskader waarin haatzaaiende uitlatingen en aanverwante verschijnselen systematisch worden aangepakt, is een noodzakelijk en onontbeerlijk onderdeel van de Europese rechtsorde, maar is op zich geen afdoende antwoord. Het wetgevingskader moet worden aangevuld met educatieve instrumenten en een systeem van grootschalige programma’s op gemeenschaps- en maatschappelijk niveau waarmee de burgers kunnen worden bereikt.

    1.11.

    De opkomst van het populisme in de wereld maakt duidelijk dat ook moet worden gekeken naar de bredere sociale context van antisemitisme. De ene vorm van haat kan niet worden aangepakt zonder dat aandacht wordt besteed aan en doeltreffend wordt opgetreden tegen de andere.

    1.12.

    Alle lidstaten hebben de verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat burgers de vrijheid hebben een bepaalde overtuiging te huldigen of een godsdienst aan te hangen en deze zonder angst te belijden. Intimidatie met ongeacht welk middel of in ongeacht welke mate gericht tegen godsdiensten in het algemeen, en in het bijzonder tegen Joodse geloofsovertuigingen, moet worden beschouwd als een schending van de democratische rechtsorde.

    1.13.

    Het EESC moedigt de Europese Commissie aan om in het buitenlands beleid — bij de samenwerking met derde landen en internationale organisaties — ruim baan te geven aan de bestrijding van antisemitisme en aan het strategische programma ter ondersteuning van het Joodse leven.

    1.14.

    Om de strategie nog doeltreffender te kunnen uitvoeren zou er bovendien binnen de Raad een permanente eenheid moeten worden opgericht die antisemitisme in de gaten houdt en bestrijdt.

    1.15.

    Het EESC is ervan overtuigd dat ook in de sport, en met name in het voetbal, krachtige aanbevelingen en richtsnoeren nodig zijn, aangezien deze sector vanwege de populariteit en zichtbaarheid ervan een groot risico op antisemitisme inhoudt, maar ook een essentieel instrument kan zijn om dit verschijnsel doeltreffend te bestrijden.

    2.   Algemene opmerkingen

    2.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) verdedigt en benadrukt met klem de fundamentele waarden die ten grondslag liggen aan de EU en de Europese co-existentie. Die waarden omvatten eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren (3). Het EESC is van mening dat antisemitisme in welke vorm dan ook onverenigbaar is met Europese waarden en normen, omdat dit leidt tot schendingen van het recht en tot uitsluiting, hetgeen niet alleen een bedreiging vormt voor de betrokken gemeenschappen en het Joodse leven, maar ook voor het Europese erfgoed en het huidige Europa, alsmede voor een democratische Europese toekomst die alleen in een diverse samenleving mogelijk is.

    2.2.

    Het is echter belangrijk op te merken dat de strategie niet alleen betrekking heeft op de bestrijding van antisemitisme, maar ook op de bevordering van het Joodse leven. Het is zeker een goede zaak dat in de strategie aandacht wordt besteed aan het feit dat Joodse gemeenschappen en individuen niet alleen passieve slachtoffers van het verleden en het heden zijn, maar ook actieve deelnemers aan Europese samenlevingen, die een belangrijke bijdrage leveren aan een divers en inclusief Europa. Het EESC staat volledig achter de in de strategie geschetste visie op een Europese toekomst waarin Joodse gemeenschappen gedijen en zich ontwikkelen.

    2.3.

    Het EESC staat dan ook in grote lijnen achter de invoering van de strategie (4) en vindt het een goede zaak dat er in 2021 een breed raadplegingsproces aan vooraf is gegaan. Het EESC is het er in alle opzichten mee eens dat niet alleen antisemitisme moet worden bestreden, maar dat ook moet worden gestreefd naar overheidsbeleid en samenwerking tussen gemeenschappen die bevorderlijk zijn voor wederzijdse aanvaarding. Het voelt zich ook verplicht om alle inspanningen te steunen die ervoor zorgen dat de Europese burgers met een Joodse achtergrond zich prettig en veilig voelen, overal in Europa welkom zijn en een positief toekomstperspectief in de EU hebben.

    2.4.

    Het is ervan overtuigd dat antisemitisme niet alleen een inbreuk op de rechten van Europese joden is, maar ook een test voor de Europese gedachte, de Europese co-existentie, de rechtsstaat, de grondrechten en de democratie. Antisemitisme gaat dan ook iedereen en alle politieke en sociale organisaties met verantwoordelijkheden aan, en is een lakmoesproef voor de bevordering van de Europese manier van leven en de bescherming van de burgers en de waarden van de Unie.

    2.5.

    Het EESC is het ermee eens dat de EU-instellingen en de lidstaten een strategie op basis van een gemeenschappelijke aanpak moeten goedkeuren, maar dat dit alleen niet voldoende is. De verbintenissen die voortvloeien uit de in de strategieën vastgelegde waarden moeten eveneens op een meetbare en controleerbare manier worden uitgevoerd en worden erkend als een vanzelfsprekende uiting van Europese co-existentie.

    2.6.

    Aanbevelingen voortvloeiend uit onafhankelijk en empirisch onderbouwd onderzoek, alsmede onderzoek op basis van communautaire enquêtes, zoals de verklaring van de Raad van 2018 betreffende de bestrijding van antisemitisme (5) en de verklaring van de Raad van 2020 over het mainstreamen van de bestrijding van antisemitisme op alle beleidsterreinen (6), zijn essentieel voor de ontwikkeling en uitvoering van nationale strategieën en de bijbehorende actieplannen, alsmede voor de follow-up en evaluatie ervan.

    2.7.

    Het EESC beveelt aan dat het door de Europese Commissie gesteunde project NOA (Networks Overcoming Antisemitism), dat gebruik maakt van objectieve vragen en indicatoren op basis van internationale en Europese normen om de door de afzonderlijke lidstaten genomen maatregelen ter bestrijding van antisemitisme te beoordelen (7), op grote schaal in alle lidstaten wordt toegepast, zodat zij hun beleid doeltreffend kunnen uitvoeren en ontwikkelen.

    2.8.

    Het EESC onderschrijft de werkdefinitie van antisemitisme van de Internationale Alliantie ter herinnering van de holocaust (IHRA) en past die toe. Tegelijkertijd pleit het er met klem voor dat ook alle lidstaten zich achter deze definitie scharen en zich erdoor laten leiden als zij maatregelen vaststellen en bepalen welke activiteiten lokale en nationale instellingen in dit verband zouden moeten ontplooien.

    2.9.

    Het feit dat de strategie via een breed raadplegingsproces tot stand is gekomen, wordt door het EESC toegejuicht en als voorbeeldig beschouwd (8). Het beginsel van non-discriminatie en de bepalingen en de geest van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moeten volledig worden gerespecteerd.

    2.10.

    Het is een goede zaak dat de lidstaten worden aangemoedigd om, als onmisbaar onderdeel van hun strategie, een nationale coördinator of speciale gezant te benoemen die zij moeten helpen om vrij en autonoom te werken door alle relevante maatschappelijke actoren bij zijn of haar werkzaamheden te betrekken.

    2.11.

    Als vertegenwoordiger van het maatschappelijk middenveld in de EU acht het EESC het dringend noodzakelijk om daadkracht te tonen, niet alleen met ad-hoccampagnes of campagnes tegen antisemitisme, maar ook met de oprichting van een permanente EU-missie voor de monitoring van en bewustmaking omtrent antisemitisme. Wat dit betreft, zou er binnen de Raad een permanente eenheid moeten worden opgericht die antisemitisme in de gaten houdt en bestrijdt (9). Het gaat er hierbij niet alleen om dat de EU een belangrijk zichtbaar symbool krijgt, maar ook dat de lidstaten de Europese coördinator ter bestrijding van antisemitisme en ter ondersteuning van het Joodse leven en de werkgroep antisemitisme van het Europees Parlement een steun in de rug geven voor hun waardevolle werk.

    2.12.

    Het EESC is voornemens dit thema elk jaar op de agenda van een van zijn prioritaire werkorganen te plaatsen en de uitvoering van de strategie eventueel via andere middelen (landenbezoek, onderzoek enz.) te evalueren.

    3.   Onderwijs- en jeugdbeleid

    3.1.

    Het EESC is het ermee eens dat onderwijs als een van de prioriteiten van de strategie wordt aangemerkt. Het speelt immers een sleutelrol bij de bestrijding en preventie van antisemitisme. Hoewel wetgeving en handhaving van de wet, met inbegrip van het strafrecht, zeker een belangrijke rol moeten spelen bij de bestrijding van de overdracht van haat van generatie op generatie, kunnen wat attitudes, het publieke discours en denkwijzen aangaat alleen met onderwijs en een door de gemeenschap gedragen aanpak echt veranderingen worden bewerkstelligd.

    3.2.

    Uit het verslag van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) van 2019 (10) blijkt duidelijk dat antisemitische aanvallen zeer vaak gericht zijn tegen 18-34-jarigen en dat velen van hen daarmee dagelijks te maken hebben. Joodse scholen in heel Europa moeten worden beschermd. Het EESC beveelt aan om middelbare scholieren, universiteitsstudenten en jongvolwassenen een prominente rol te geven bij de uitvoering van de strategie, door jeugdleiders en studentenorganisaties in te schakelen en door voortdurend overleg en dialoog met hen te voeren, ook op lokaal niveau. Hun ervaring op het gebied van haatzaaiende uitlatingen, haatmisdrijven, sociale media en onderwijs is ook van het grootste belang, aangezien zij de voornaamste slachtoffers, en soms de voornaamste doelwitten, kunnen zijn van antisemitische aanvallen.

    3.3.

    Volgens het EESC zou de strategie ook maatregelen op basis van cocreatie moeten omvatten. Daarbij zouden alle belanghebbenden, inclusief andere minderheidsgroepen en vertegenwoordigers van bestaande interreligieuze organisaties, moeten worden betrokken teneinde een en ander de nodige diepgang te verlenen.

    3.4.

    Universiteiten en wetenschappelijke kringen kunnen soms intellectuele broeinesten van antisemitisme zijn. In de strategie moet prioriteit worden gegeven aan de rol van universitaire kopstukken bij de bestrijding van antisemitisme, zoals uiteengezet in de richtsnoeren van de Unesco, “Addressing antisemitism through education” (11), die zeker op bindende wijze moeten worden uitgevoerd. De richtsnoeren omvatten transparante mechanismen voor de follow-up van uitingen van antisemitisme: een adequate procedure, verslaglegging van incidenten en daaropvolgende monitoring. Daaronder valt ook dat moet worden opgetreden tegen antisemitische maatregelen door de leiding van universiteiten.

    3.5.

    Om docenten op scholen en universiteiten een duidelijk inzicht te geven in wat antisemitisme inhoudt, moeten zij ook concreet de beschikking krijgen over de in de strategie genoemde mogelijkheden voor onderwijs/vorming. Evenzo moeten scholen via de organisatie en financiering van het onderwijs worden aangemoedigd om bewustmakings- en kennisontwikkelingsprogramma’s over dit thema uit te voeren, waarbij Joodse burgerlijke en religieuze organisaties moeten worden betrokken, en in het geweer te komen tegen de ontkenning, verdraaiing, versluiering en bagatellisering van de holocaust, en om zich te verzetten tegen pogingen om de nazi’s en hun handlangers te verheerlijken. Dergelijke programma’s zouden deel kunnen uitmaken van (integratie)cursussen voor migranten. Het EESC is van mening dat leden van de besluitvormingsorganen van de EU en de lidstaten ook moeten kunnen deelnemen aan cursussen waarin zij hun vaardigheden ten aanzien van de Joodse gemeenschap en andere minderheden kunnen ontwikkelen.

    3.6.

    Met het oog op de toekomst en de veiligheid van de Joodse gemeenschap in Europa beveelt het EESC de lidstaten aan om via hun bevoegde ministeries de inhoud en de aandachtspunten van de nationale leerplannen en schoolprogramma’s op het gebied van antisemitisme en de erkenning van Joodse waarden en identiteit te onderzoeken. Ook zouden zij, in samenwerking met professionele maatschappelijke organisaties en organisaties die de Joodse gemeenschap vertegenwoordigen, onderwijs- en opleidingsmateriaal moeten ontwikkelen over relevante kwesties, waaronder etnische onverdraagzaamheid, racisme, haatmisdrijven en vooroordelen.

    3.7.

    Het EESC beveelt de Commissie aan om toegankelijk lesmateriaal te ontwikkelen waarmee alle betrokken groepen kunnen worden bereikt en waarin, in de taal van het onderwijs en ten behoeve van minderheden, waaronder ook Joodse gemeenschappen, wordt uitgelegd wat het betekent om deel uit te maken van de EU, gebaseerd op democratische waarden en fundamentele mensenrechten, waar diversiteit en antidiscriminatie vanzelfsprekende en impliciete waarden zijn.

    3.8.

    Het EESC beveelt aan dat middelbare scholen en instellingen voor hoger onderwijs zowel hun inzet voor de bestrijding van antisemitisme als hun erkenning van Joodse waarden tot expliciet onderdeel van hun antidiscriminatiebeleid maken.

    3.9.

    Het EESC beveelt aan om Joodse jongerenorganisaties een prominente rol te geven in het toekomstige overheidsbeleid ter bevordering van het Joodse leven, en wel op alle in de strategie genoemde gebieden, en ervoor te zorgen dat zij daarbij passende steun krijgen van beleidsmakers.

    4.   Media

    4.1.

    Om antisemitische inhoud tegen te gaan, moeten de media, onder meer via campagnes op sociale media, resoluut optreden op basis van gedeelde waarden en zich duidelijk inzetten voor de verspreiding van positieve inhoud waarin de waardigheid en de rechten van minderheden, waaronder die van Joodse afkomst, worden erkend.

    4.2.

    De vertegenwoordiging van de Joodse gemeenschappen en hun leden in de traditionele media en de sociale media is in de meeste gevallen zeer beperkt en concentreert zich op de gevolgen van antisemitisch geweld en terrorisme en de collectieve herinnering aan de holocaust in Europa, waarvan het belang uiteraard boven elke twijfel verheven is. Er is echter ook behoefte aan positievere inhoud op andere gebieden, zoals hedendaagse Joodse podiumkunsten, Joodse feestdagen of de bevordering van Joodse talen als erkenning van het belang van co-existentie in onze samenlevingen.

    4.3.

    Afgezien van de cultuur vinden er momenteel in de EU-lidstaten een aantal projecten en initiatieven plaats van Joodse gemeenschappen/maatschappelijke organisaties die zich inzetten voor een inclusiever en democratischer Europa dat recht doet aan de waarden en doelstellingen van de EU. Deze initiatieven hebben betrekking op een aantal onderwerpen, waaronder de strijd tegen racisme, mensenrechten, milieubescherming en culturele verscheidenheid.

    4.4.

    Het EESC acht het niet alleen wenselijk dat socialemediakanalen de mogelijkheid bieden om vertrouwd te raken met de traditionele waarden en praktijken van het Jodendom en de historische en religieuze uitingen daarvan, maar dat ook de samenleving als geheel inzicht kan krijgen in de positieve maatschappelijke impact van het activisme van de Joodse gemeenschap, die ook een belangrijke rol zouden kunnen spelen bij de bestrijding van stereotypen (12).

    4.5.

    De kennis en het begrip van het Joodse leven in de media moeten worden verbeterd door middel van opleidingen en informatie voor journalisten, zodat berichtgeving over het Joodse leven evenwichtiger en begripvoller wordt.

    4.6.

    In de media moet consequent gebruik worden gemaakt van alle grondwettelijke en EU-rechtsinstrumenten om antisemitische inhoud aan te pakken. Daartoe moet systematisch onderzoek worden verricht, waarbij de waakhond voor de staatsmedia en toezichthoudende organisaties worden betrokken.

    5.   Cultuur

    5.1.

    Het EESC is van mening dat de Joodse cultuur, als integraal onderdeel van de Europese identiteit, veel dichter bij de burgers en het grote publiek moet worden gebracht en toegankelijker moet worden gemaakt. Dit is ook een uitgelezen kans om wederzijds en algemeen begrip te kweken, hetgeen van cruciaal belang is voor de ontwikkeling van zowel de Europese gedachte als de Joodse identiteit en voor de versterking van Joodse gemeenschappen.

    5.2.

    Het onderwijs in de Joodse cultuur als een vanzelfsprekend, integraal en onlosmakelijk onderdeel van het Europese culturele spectrum wordt steeds noodzakelijker op scholen, aangezien sinds de holocaust minder mensen dagelijks contact hebben met het Joodse leven.

    5.3.

    Het EESC is ervan overtuigd dat cultureel erfgoed moet worden erkend, geëerbiedigd en bevorderd, niet simpelweg als een erfenis uit het verleden, maar als een levende en zich ontwikkelende realiteit. Daartoe moet een grotere participatie en betrokkenheid op lokaal niveau worden ondersteund door partnerschappen met belanghebbenden te bevorderen.

    5.4.

    Hoewel in de strategie wordt verwezen naar het Verdrag van Faro (13), wordt niet ingegaan op de praktische toepassing ervan. Het kader en de richtsnoeren van het Verdrag van Faro moeten in de praktijk worden gebracht ten behoeve van meer samenwerking en ontwikkeling op wetenschappelijk, educatief, cultureel en artistiek gebied, met inbegrip van toerisme.

    5.5.

    Het EESC verzoekt de EU-instellingen, de lidstaten, de sociale partners en de maatschappelijke organisaties om de bijdrage van de Joodse gemeenschap aan de EU naar behoren weer te geven en te onderschrijven als een integraal en onvervreemdbaar onderdeel van onze gemeenschappelijke cultuur, bijvoorbeeld door inspiratie te putten uit het initiatief ter viering van 1 700 jaar Joods leven in Duitsland. Het stelt voor de Europese dagen van de Joodse cultuur te steunen en daarbij de relevante instellingen en het maatschappelijk middenveld te betrekken en spoort aan tot samenwerking met de Raad van Europa bij de uitvoering en uitbreiding van zijn programma van Culturele Routes.

    5.6.

    Waar een dergelijk initiatief niet bestaat, moeten nationale normen en richtsnoeren worden vastgesteld om het Joodse culturele erfgoed in stand te houden en het nieuw leven in te blazen. Daarbij moet worden gezorgd voor voldoende financiële middelen. De aanwezigheid van de Joodse cultuur in de interculturele dialoog en de weergave ervan moeten worden bevorderd.

    5.7.

    Het EESC is van mening dat er geïntegreerde langetermijnstrategieën voor de bescherming van het erfgoed, gebaseerd op de betrokkenheid van lokale gemeenschappen en een multidisciplinaire aanpak, moeten worden ontwikkeld en financieel moeten worden ondersteund. Daartoe moet worden nagegaan wie de relevante belanghebbenden zijn (lokale gemeenschappen, gemeenten, vrijwilligers, activisten, sociale partners, maatschappelijke organisaties, Joodse religieuze gemeenschappen, kerken, regionale en nationale instellingen, overheden), moeten methoden voor informatie, participatie en raadpleging worden uitgewerkt, moeten mogelijkheden voor samenwerking en partnerschappen in kaart worden gebracht en moeten deze processen systematisch worden ondersteund. Het is van essentieel belang dat de Europese Vereniging voor het behoud en de promotie van Joodse cultuur en erfgoed, de grootste organisatie voor de bescherming van het joodse erfgoed in Europa, hierbij betrokken blijft.

    6.   Haatzaaiende uitlatingen, haatmisdrijven en veiligheid

    6.1.

    Een duidelijk en solide wetgevingskader waarin haatzaaiende uitlatingen en aanverwante verschijnselen, zoals desinformatie, systematisch worden aangepakt, is een noodzakelijk en onontbeerlijk onderdeel van de Europese rechtsorde, maar is op zich geen afdoende antwoord. Het moet worden aangevuld met educatieve instrumenten en grootschalige programma’s waarmee de burgers kunnen worden bereikt en die onder meer digitale en informatievaardigheden bevorderen, de waarden van verantwoordelijk burgerschap definiëren en opleidingen aanbieden om vooroordelen en desinformatie te bestrijden, teneinde een cultuur van wederzijds begrip tot stand te brengen.

    6.2.

    Volgens het EESC is het van essentieel belang de oorzaken van alle vormen van geweld tegen Joodse individuen en gemeenschappen te begrijpen om doeltreffende maatregelen te kunnen nemen, niet alleen via het strafrecht, maar ook via een doeltreffender systeem van maatregelen op gemeenschaps- en maatschappelijk niveau. Daarbij zou het met name zaak zijn bewustmakingscampagnes over non-discriminatie te ondersteunen, maatschappelijke organisaties te helpen om doelgroepen door middel van cursussen in staat te stellen haatzaaiende uitlatingen en haatmisdrijven te herkennen en hen aan te moedigen daartegen in actie te komen, en deze organisaties steun en financiële steun te verlenen voor monitoring, informatievergaring en verslaglegging op nationaal en internationaal niveau.

    6.3.

    Het EESC is van mening dat niet alle burgers op dit gebied dezelfde verantwoordelijkheid hebben; de verantwoordelijkheid van degenen wier activiteiten de grootste invloed hebben op sociale vooroordelen moet in het bijzonder worden benadrukt en het zijn deze mensen tegen wie men zich indien nodig te weer moet stellen en die in de ernstigste gevallen moeten worden vervolgd. Hiertoe behoren politieke actoren, personen die werkzaam zijn bij overheids- en lokale instanties, en vertegenwoordigers van wetshandhavings- en gerechtelijke instanties. De overtredingen die zij begaan, moeten met voorrang en op passende wijze worden aangepakt.

    6.4.

    De interne bewustmakingsopleidingen in deze instellingen, met name in de wetshandhavingsinstanties, moeten worden verbeterd en er moet regelmatig onderzoek worden verricht om de interne situatie te beoordelen, zodat beleidsmaatregelen kunnen worden uitgewerkt om eventuele vooroordelen onder het personeel op te sporen en de situatie te verbeteren.

    6.5.

    Het EESC beveelt het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten aan een grondigere analyse van de huidige veiligheidssituatie en van bedreigingen voor het Joodse leven te verrichten. Tegelijkertijd moeten pogingen tot desinformatie op het niveau van de lidstaten die gericht zijn tegen de Joodse gemeenschap en gebaseerd zijn op onjuiste of verkeerde informatie, met name over rituele handelingen, worden onderzocht en voorkomen door middel van communicatie- en overheidsinstrumenten.

    6.6.

    De geïnstitutionaliseerde mechanismen voor samenwerking tussen de wetshandhavingsinstanties en de organisaties van de Joodse gemeenschap moeten worden versterkt, en de politie moet zo worden opgeleid dat zij dergelijke misdrijven kan herkennen en weet welke vooroordelen eraan ten grondslag liggen. In overeenstemming met de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) (14) moeten de Joodse gemeenschap en maatschappelijke organisaties worden geholpen om steun te verlenen aan de slachtoffers. Er moeten op EU-niveau op uniforme en omvattende wijze meer vergelijkbare gegevens worden verzameld.

    6.7.

    De opkomst van het populisme in de wereld maakt duidelijk dat bij de bestrijding van antisemitisme ook moet worden gekeken naar de bredere sociale context ervan: vreemdelingenhaat, homofobie, transfobie, racisme en zigeunerhaat gaan vaak hand in hand met antisemitisme, en de ene vorm van haat kan niet worden aangepakt zonder te kijken naar de andere. Het zijn verschillende symptomen van eenzelfde maatschappelijk verschijnsel, die los van elkaar niet goed geduid en bestreden kunnen worden.

    6.8.

    De Joodse gemeenschappen in Europa zien zich genoodzaakt om de beveiliging rond hun scholen, synagogen en gemeenschapscentra op te voeren. De lidstaten zouden hiervoor een breed en alomvattend beleid moeten voeren, met maatregelen en/of financiële middelen om deze problemen aan te pakken, teneinde de veiligheid van Joodse instellingen en het Joodse gemeenschapsleven te waarborgen.

    7.   Vrijheid van godsdienst en godsdienstpraktijk

    7.1.

    Alle lidstaten hebben de verantwoordelijk om ervoor te zorgen dat burgers de vrijheid hebben een bepaalde overtuiging te huldigen of een godsdienst aan te hangen en deze zonder angst te belijden. Intimidatie met ongeacht welk middel of in ongeacht welke mate gericht tegen godsdiensten in het algemeen, en in het bijzonder tegen Joodse geloofsovertuigingen, moet worden beschouwd als een schending van de democratische rechtsorde.

    7.2.

    De interreligieuze dialoog moet gebruikmaken van strategieën die gebaseerd zijn op waarden die door de verschillende religieuze organisaties worden gedeeld en mag niet worden beschouwd en uitgevoerd als een eenvoudige blijk van beleefdheid, en deze aanpak moet worden ondersteund met specifieke overheidsinstrumenten.

    7.3.

    De Joodse gemeenschappen willen dat er een einde komt aan de groeiende rechtsonzekerheid rond ritueel slachten (Shechita) en besnijdenis (Brit Mila), en dat deze kwestie op uniforme wijze in de EU-wetgeving wordt geregeld. Het EESC beveelt dan ook aan om deze zaken met de Joodse gemeenschappen te bespreken en bij wet op te lossen, in de wetenschap dat zij, ook in Europa, al duizenden jaren een integraal onderdeel vormen van het actieve Joodse religieuze leven.

    8.   Internationale dimensie

    8.1.

    Het EESC moedigt de Europese Commissie aan om in het buitenlands beleid — bij de samenwerking met derde landen en internationale organisaties — ruim baan te geven aan de bestrijding van antisemitisme en aan het strategische programma ter ondersteuning van het Joodse leven.

    8.2.

    Het EESC is ingenomen met de aandacht die de Commissie in haar mededeling besteedt aan de internationale aspecten en wijst met name op de instrumenten van het nabuurschapsbeleid en de ontwikkelingssamenwerking van de EU, alsmede op de instrumenten om de kandidaat-lidstaten van de EU nader tot de EU te brengen, die zich goed lenen om antisemitisme te bestrijden en het Joodse leven te bevorderen.

    9.   Sport

    9.1.

    Het EESC is ervan overtuigd dat ook in de sport, en met name in het voetbal, krachtige aanbevelingen en richtsnoeren nodig zijn, aangezien deze sector vanwege de populariteit en zichtbaarheid ervan een groot risico op antisemitisme inhoudt, maar ook een essentieel instrument kan zijn om dit verschijnsel doeltreffend te bestrijden. In dit verband steunt het de richtsnoeren in de FIFA Good Practice Guide on Diversity and Anti-Discrimination, die ook een belangrijke referentie voor de strategie zou kunnen zijn.

    9.2.

    Het is van belang dat de sportbonden en -organisaties hun doelstellingen voor elk thema vaststellen op basis van de aanbevelingen van de FIFA (interne regelgeving, sancties en toezicht op de uitvoering ervan, onderwijs, netwerken en samenwerking, communicatie en gelijke kansen).

    9.3.

    Het EESC is van mening dat supporters, clubs en verenigingen zich er uitdrukkelijk toe moeten verbinden opleidings- en voorlichtingsprogramma’s te ontwikkelen en op grote schaal toe te passen. De follow-up van dergelijke opleiding zou ook kunnen worden opgelegd als onderdeel van sancties voor supporters, naast of los van strafrechtelijke sancties.

    9.4.

    Het EESC dringt aan op de ontwikkeling van educatief materiaal voor de supportersgemeenschap om hen te helpen de historische achtergrond van antisemitisme op de tribunes beter te begrijpen en daarbij een cultuur van inclusie te creëren (15).

    9.5.

    Nationale bonden en clubs moeten met sportieve middelen worden aangemoedigd om, in samenwerking met de betrokken lokale organisaties, hun eigen educatieve publicaties en bewustmakingsprogramma’s te ontwikkelen (16).

    Brussel, 23 maart 2022.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Mededeling van de Commissie over de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (COM(2021) 615 final).

    (2)  Antisemitisme is een bepaalde perceptie van Joden die tot uiting kan komen als een gevoel van haat jegens Joden. Retorische en fysieke uitingen van antisemitisme zijn gericht tegen Joodse of niet-Joodse personen en/of hun eigendom en tegen instellingen en religieuze voorzieningen van de Joodse gemeenschap; https://www.holocaustremembrance.com/resources/working-definitions-charters/working-definition-antisemitism

    (3)  Geconsolideerde versie van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:12012M/TXT&from=NL

    (4)  Mededeling van de Commissie over de EU-strategie ter bestrijding van antisemitisme en ter bevordering van het Joodse leven (COM(2021) 615 final).

    (5)  https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-15213-2018-INIT/nl/pdf

    (6)  https://www.consilium.europa.eu/media/47065/st13637-en20.pdf

    (7)  https://www.noa-project.eu/report-cards/. De methodologie beoordeelt de maatregelen van elke lidstaat op tien gebieden die ook in de strategie aan bod komen: onderwijs, haatmisdrijven, haatzaaiende uitlatingen, media, herdenking van de holocaust, sport, interreligieuze dialoog, godsdienstvrijheid, cultuur en erfgoed, en veiligheid. De normen zijn bijna allemaal gebaseerd op internationale normen, richtlijnen, aanbevelingen of richtsnoeren die door EU-instellingen of andere internationale organisaties (zoals de OVSE of de Unesco) zijn goedgekeurd.

    (8)  Zo zijn van de 76 punten in de gezamenlijke aanbeveling van negen Europese Joodse organisaties (B’nai B’rith International, CEJI, het Joods Wereldcongres, het Europees Joods Congres, de Europese Unie van Joodse studenten, de Europese Unie voor progressief Jodendom, het Amerikaans Joods Comité, de Europese Vereniging voor het behoud en de promotie van Joodse cultuur en erfgoed en B’nai B’rith Europa) er 58 in de definitieve tekst van de strategie opgenomen.

    (9)  Inleidende woorden van de voorzitter van het EESC bij het debat over antisemitisme in het kader van het advies SOC/704 “Een Europese strategie ter bestrijding van antisemitisme en steun voor het Joodse leven”, vergadering van de afdeling SOC van 10 februari 2022.

    (10)  Young Jewish Europeans: perceptions and experiences of antisemitism; https://fra.europa.eu/sites/default/files/fra_uploads/fra-2019-young-jewish-europeans_en.pdf

    (11)  https://en.unesco.org/preventing-violent-extremism/education/antisemitism

    (12)  Voor concrete voorbeelden van dergelijke campagnes en projecten; zie https://www.noa-project.eu/profiles/

    (13)  https://www.coe.int/en/web/conventions/full-list?module=treaty-detail&treatynum=199

    (14)  https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52020DC0258

    (15)  Bijvoorbeeld: https://changingthechants.eu/wp-content/uploads/2021/10/Guidelines.ENGpdf.pdf

    (16)  Goede voorbeelden hiervan zijn de gids van de Chelsea Football Club: https://www.efdn.org/wp-content/uploads/2018/05/CFC-CST-KIOAntisemitism-Stewards-Guide-2018.pdf, en het initiatief Show Racism the Red Card: https://www.theredcard.org/


    Top