Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52021AE5449

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de toepassing van Richtlijn 2009/52/EG van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (COM(2021) 592 final)

    EESC 2021/05449

    PB C 290 van 29.7.2022, p. 81–89 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.7.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 290/81


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de toepassing van Richtlijn 2009/52/EG van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen

    (COM(2021) 592 final)

    (2022/C 290/14)

    Rapporteur: Carlos Manuel TRINDADE

    Raadpleging

    Europese Commissie, 1.12.2021

    Rechtsgrondslag

    Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

    Bevoegde afdeling

    Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Burgerschap

    Goedkeuring door de afdeling

    7.3.2022

    Goedkeuring door de voltallige vergadering

    23.3.2022

    Zitting nr.

    568

    Stemuitslag

    (voor/tegen/onthoudingen)

    129/1/3

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) deelt de mening van de Europese Commissie dat illegale tewerkstelling van mensen die geen verblijfsvergunning hebben voor de EU vanuit economisch oogpunt schadelijk is, omdat “het leidt tot verlies van overheidsgeld, belastingen en sociale bijdragen, de lonen drukt, de arbeidsomstandigheden negatief beïnvloedt en oneerlijke concurrentie tussen bedrijven creëert” en de bedrijven die zich wel aan de wet houden — veruit de meeste — schade berokkent. Feit is ook dat illegale tewerkstelling migranten blootstelt aan de risico’s van “schendingen van individuele en sociale rechten, met name arbeidsuitbuiting, precaire leef- en arbeidsomstandigheden en beperkte of geen toegang tot sociale bescherming” (1).

    1.2.

    Het EESC neemt kennis van het standpunt van de Commissie dat de richtlijn de lidstaten de nodige speelruimte biedt om hun eigen aanpak te kiezen en zelf te bepalen hoe ze de doelen willen halen, zodat ze rekening kunnen houden met de specifieke nationale kenmerken van de arbeidsmarkt, de rol van illegale tewerkstelling en irreguliere migratie en de ernst van de overtreding. Alle lidstaten moeten er echter voor zorgen dat de regels daadwerkelijk irreguliere migratie ontmoedigen en illegale tewerkstelling aanpakken (2).

    1.3.

    Het EESC wijst erop dat de tekortkomingen van deze richtlijn te maken hebben met de manier waarop een en ander wordt omgezet en ten uitvoer wordt gelegd door de lidstaten, en dan vooral met de grote verschillen in sancties, die daardoor in de meeste gevallen een gering afschrikkend effect hebben en de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen nauwelijks ontmoedigen, en het feit dat migranten doorgaans niet erg happig zijn om medewerking te verlenen aan de autoriteiten, omdat ze met recht en reden bang zijn om te worden teruggestuurd naar hun land van herkomst. De klachtenmechanismen voor migranten zijn immers over het algemeen ondoeltreffend, omdat er geen permanente, gedetailleerde, verhelderende en sensibiliserende informatie beschikbaar is in de taal van de doelgroep, de inspecties ofwel beperkt zijn (door gebrek aan personeel) ofwel ondoeltreffend en de lidstaten niet tijdig en in voldoende mate verslag uitbrengen en informatie verstrekken om een regelmatige evaluatie van de uitvoering ervan mogelijk te maken.

    1.4.

    Het EESC verzoekt de lidstaten om zich meer in te zetten voor de toepassing van de richtlijn en actief samen te werken met de Commissie om de doeltreffendheid ervan te waarborgen. Het EESC vindt het een heel goede zaak dat de Commissie bereid is inbreukprocedures in te leiden tegen lidstaten die erin volharden niet alle relevante informatie te verstrekken over de uitvoering van de belangrijkste, uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen inzake sancties, inspecties en bescherming van de rechten van migranten. Het EESC stelt echter voor dat de Commissie, in het kader van de voor 2024 geplande evaluatie van de uitvoering van de richtlijn, nagaat welke sancties kunnen worden vastgesteld of opgelegd aan bedrijven die bewust profiteren van het resultaat van illegale en criminele activiteiten.

    1.5.

    Het EESC staat vierkant achter de toezeggingen van de Commissie en de aanbevelingen aan de lidstaten op het gebied van sancties, en beveelt aan dat:

    i)

    de lidstaten op gepaste wijze gebruikmaken van alle sanctiemogelijkheden waarin de richtlijn voorziet, met name de toepassing van alle aanvullende administratieve maatregelen (verlies van voordelen, uitsluiting van overheidsopdrachten, terugvordering van overheidssubsidies, tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen of intrekking van een exploitatievergunning). Het zou ook een goede zaak zijn als de Commissie de lidstaten hierin zou steunen;

    ii)

    de sancties in de lidstaten zo worden geformuleerd dat ze doeltreffend, afschrikkend (meer nadelen dan voordelen) en evenredig zijn, uitgaan van een alomvattende benadering en verankerd zijn in het rechtskader van elke lidstaat, en dat er voor de hele EU een minimumkader van sancties en bestuursrechtelijke maatregelen wordt vastgesteld, die door elke lidstaat via de eigen wetgeving kunnen worden aangevuld naargelang van de specifieke economische en sociale situatie; in het geval van financiële sancties moeten de kosten in ieder geval hoger zijn dan de baten die voortkomen uit de illegale activiteit.

    1.6.

    Het EESC staat achter de toezeggingen van de Commissie en de aanbevelingen aan de lidstaten op het gebied van maatregelen ter bescherming van de rechten van irreguliere migranten, en beveelt aan dat:

    i)

    wat de samenwerking van de Commissie met de lidstaten betreft:

    de Commissie haar dialoog met de lidstaten intensiveert om ervoor te zorgen dat de administratieve procedures die door overheidsinstanties in de lidstaten worden ontwikkeld doeltreffender zijn;

    ii)

    wat de samenwerking van migranten met de autoriteiten in de strijd tegen illegale arbeid betreft:

    de Commissie en de lidstaten aan migranten die samenwerken met de autoriteiten in de strijd tegen werkgevers van illegaal verblijvende werknemers uit derde landen toegang verlenen tot reguliere verblijfs- en werkvergunningen, als middel om hen te motiveren actief samen te werken met de autoriteiten van het gastland;

    iii)

    wat de rol van vakbonden, ondernemersorganisaties en maatschappelijke organisaties betreft:

    de Commissie ervoor zorgt dat deze instanties toegang krijgen tot specifieke EU-programma’s ter ondersteuning van onder meer voorlichtingsactiviteiten, adviesverlening, juridische en financiële bijstand en opleiding, zodat zij op een concrete manier worden geholpen om hun activiteiten om dit gebied voort te zetten en te verbeteren;

    in het licht van de pandemie en de problemen met de eigen middelen, deze medefinancieringsverplichting in specifieke EU-programma’s bij wijze van uitzondering opnieuw wordt bekeken;

    iv)

    wat de aanbevelingen van het EESC aan de lidstaten betreft:

    de arbeidsinspecties de nodige middelen krijgen om hun taak doeltreffend te kunnen uitvoeren en met name de meest risicovolle sectoren grondiger te inspecteren;

    gebruik wordt gemaakt van alle middelen, met name sociale en audiovisuele media, om voorlichtings- en bewustmakingscampagnes te voeren, zowel voor ondernemers die irreguliere migranten uit derde landen in dienst nemen, door hen te wijzen op het risico hiervan, als voor de werknemers zelf, door hen in verschillende talen te wijzen op hun rechten en hoe zij deze kunnen uitoefenen. In deze campagnes moeten vakbonden, ondernemersorganisaties en maatschappelijke organisaties over een eigen ruimte beschikken om hun boodschap over te brengen;

    er een speciaal telefoonnummer komt voor immigranten die anoniem melding willen maken van uitbuiting en andere wanpraktijken van hun werkgever.

    1.7.

    Het EESC staat achter de toezeggingen van de Commissie en de aanbevelingen aan de lidstaten op het gebied van inspecties, en beveelt aan dat:

    i)

    de lidstaten:

    inspectiestrategieën vaststellen die in de eerste plaats gericht zijn op risicosectoren, het aantal arbeidsinspecteurs verhogen en de inspecties doeltreffender maken;

    uitvoering geven aan de aanbevelingen of normen van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) over de verhouding tussen het aantal arbeidsinspecteurs en het aantal werknemers, namelijk één inspecteur per 10 000 werknemers, zodat er voldoende personeel beschikbaar is voor het uitvoeren van de arbeidsinspecties;

    in de inspectiestrategie vastleggen dat de inspecties niet samen met de migratieautoriteiten worden uitgevoerd en dat de arbeidsinspecteurs niet verplicht zijn om irreguliere migranten te melden aan de autoriteiten als zij deze aantreffen op de geïnspecteerde werkplekken;

    rekening blijven houden met de sociale partners, indien en voor zover deze een rol spelen bij de inspecties;

    vakbonden en werkgeversorganisaties in de gelegenheid stellen om, in overeenstemming met de bestaande nationale praktijken maar met inachtneming van de IAO-normen, deel te nemen aan inspectieactiviteiten, met name door het verzamelen en uitwisselen van informatie;

    ii)

    de Commissie:

    de lidstaten aanmoedigt om tegen 2024 (het jaar waarin het volgende uitvoeringsverslag moet verschijnen) (3) over een “voldoende aantal” arbeidsinspecteurs te beschikken in verhouding tot het aantal werknemers in elke lidstaat, in overeenstemming met IAO-verdrag nr. 81, en indien zij hier niet in slagen, een wetgevingsinitiatief overweegt om ervoor te zorgen dat deze internationaal geldende normen in de EU worden nageleefd;

    iii)

    wat de betrokkenheid van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) bij de inspecties betreft:

    de Commissie en de lidstaten erop toezien dat de ELA, overeenkomstig zijn reglement, meer wordt betrokken bij de Europese inspectieactiviteiten, aangezien bekend is dat aanneming en onderaanneming van irreguliere arbeidsmigranten veelal op Europese schaal plaatsvindt, zodat ook op dit niveau inspecties nodig zijn.

    1.8.

    Wat de aanzienlijke informatielacunes betreft, is het EESC zeer te spreken over het initiatief van de Commissie om met steun van het Europees migratienetwerk een geautomatiseerd rapportagesysteem en een databank op te zetten, zodat regelmatig actuele en vergelijkbare gegevens kunnen worden verkregen en de huidige problemen kunnen worden overwonnen. Het EESC stelt de Commissie echter voor dat in de desbetreffende wetgeving wordt bepaald dat deze databank niet kan worden gebruikt door de immigratiediensten van de lidstaten om irreguliere werknemers op te sporen en terug te sturen naar hun land van herkomst.

    2.   Doelstellingen van de mededeling

    2.1.

    De mededeling van de Commissie, waarover dit advies gaat, beoogt de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) en maakt deel uit van de bredere aanpak van het nieuwe migratie- en asielpact. De Commissie zal nagaan hoe de richtlijn doeltreffender kan worden gemaakt en of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn.

    2.2.

    Met deze mededeling wordt ook voldaan aan de in artikel 16 van de richtlijn vastgestelde verplichting om regelmatig verslag uit te brengen aan het Europees Parlement en de Raad. Er worden maatregelen vastgesteld die nodig zijn om de toepassing van de richtlijn te verbeteren. Daarbij ligt de nadruk op de volgende actiegebieden:

    sancties tegen werkgevers (hoofdstuk 2);

    maatregelen ter bescherming van de rechten van irreguliere migranten (hoofdstuk 3);

    inspecties (hoofdstuk 4);

    aanzienlijke informatielacunes (hoofdstuk 5);

    versterking van het EU-optreden tegen illegale tewerkstelling (hoofdstuk 6).

    2.3.

    In dit advies worden de belangrijkste aspecten van elk van deze hoofdstukken behandeld.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1.

    Het EESC neemt er kennis van dat “de omvang van de illegale tewerkstelling in de EU moeilijk in te schatten [is], omdat het een “verborgen” fenomeen is […]. Er zijn aanwijzingen dat de illegale tewerkstelling van irreguliere migranten groter is waar het aandeel van de informele economische activiteit groot is. Geschat wordt dat de informele economie goed is voor gemiddeld 16,8 % van alle banen in de EU. De omvang van de illegale tewerkstelling van irreguliere migranten is steeds moeilijker te kwantificeren, met name wat betreft de genderspecifieke en kindgevoelige aspecten, aangezien irreguliere migratie moeilijk te schatten blijft” (5). De aard en de omvang van illegale tewerkstelling verschillen van lidstaat tot lidstaat. Een van de belangrijkste uitdagingen is de beschikbaarheid van actuele en nauwkeurige gegevens te verbeteren om het probleem beter te kunnen begrijpen en aan te pakken.

    3.2.

    Het EESC deelt het standpunt van de Commissie dat “werknemers zonder papieren in de praktijk vaak worden tewerkgesteld via complexe arbeidsrelaties waarbij sprake is van onderaannemingsovereenkomsten, wervers en uitzendbureaus, en ook via onlineplatforms die kortetermijnwerk aanbieden (bijv. bezorging van voedsel en maaltijden, vervoersdiensten), waardoor het moeilijker wordt om werkgevers die irreguliere migranten in dienst nemen te identificeren. In dit verband is de aansprakelijkheid van de volledige keten van werkgevers bedoeld om migranten te beschermen, met name in economische sectoren waar onderaanneming wijdverspreid is, zoals de bouw, en in de nieuwe economische sector platformwerk” (6).

    3.3.

    Het EESC wijst erop dat de extreme en langdurige schending van de mensenrechten en de rechtsstaat in sommige gevallen in verband kan worden gebracht met andere strafbare feiten en nalatigheid van de staat, zoals blijkt uit het historisch arrest van het EHRM uit 2017[1], waarin de ernstige arbeidsuitbuiting van migrantenwerknemers in de aardbeienvelden van Nea Manolada (Griekenland) als dwangarbeid werd erkend en werd aangegeven dat arbeidsuitbuiting een vorm van mensenhandel is (7).

    3.4.

    In zijn vroegere adviezen heeft het EESC de aandacht gevestigd op de noodzaak om tegelijkertijd maatregelen te nemen om zowel mogelijkheden voor legale immigratie te creëren als de oorzaken van “onregelmatige” immigratie aan te pakken. In zijn initiatiefadvies over het voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van sancties voor werkgevers van onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven, plaatst het EESC “vraagtekens bij de inhoud van het richtlijnvoorstel, het moment waarop het voorstel is ingediend en de volgorde waarin de wetgevingsvoorstellen zijn goedgekeurd”. Het onderstreept ook “het belang van een adequate tenuitvoerlegging van de richtlijn in de lidstaten, die niet voor een gemakkelijke opgave staan daar i) de monitoringinstanties over onvoldoende geschoold personeel beschikken; ii) de taken tussen de betrokken instanties moeilijk te verdelen zijn, en iii) er een groot aantal bedrijven te controleren zijn”, en constateert tot slot dat de richtlijn “zijn waarde [zou] moeten bewijzen via de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan”.

    3.5.

    Ondanks de positieve aspecten van de mededeling betwijfelt het EESC, twaalf jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn, of dit het juiste middel is om de uitbuiting van irreguliere arbeidsmigranten te bestrijden en hun situatie in de gastlanden te regulariseren.

    3.6.

    Het EESC is ook van mening dat de richtlijn betreffende sancties voor werkgevers op zich niet voldoende is om legale migratieroutes te bevorderen en irreguliere immigratie tegen te gaan. Er is een bredere aanpak nodig om de verschillende onderdelen van het EU-beleid op het gebied van legale migratie te koppelen aan de nationale inspanningen om zwartwerk aan te pakken. Het moet gemakkelijker worden voor bedrijven om naar behoren geregulariseerde migranten in dienst te nemen en de regels moeten eenvoudiger, duidelijker en niet al te bureaucratisch zijn.

    4.   Specifieke opmerkingen over sancties tegen werkgevers

    4.1.

    Het EESC acht het van groot belang dat in de richtlijn wordt bepaald dat financiële en strafrechtelijke sancties doeltreffend, evenredig en afschrikkend moeten zijn om werkgevers minder in de verleiding te brengen irreguliere migranten in dienst te nemen. Sancties zouden een tegenwicht moeten vormen voor de economische voordelen van het in dienst nemen van irreguliere migranten (8).

    4.2.

    Ook wijst het EESC op de aanvullende administratieve maatregelen waarin de richtlijn voorziet, zoals het verlies van voordelen, de uitsluiting van overheidsopdrachten, de terugvordering van overheidssubsidies, de tijdelijke of permanente sluiting van vestigingen of de intrekking van een exploitatievergunning. Helaas blijven deze maatregelen in belangrijke mate onderbenut, ook al kunnen ze werkgevers ervan helpen weerhouden irreguliere migranten in dienst te nemen (9).

    4.3.

    Er zijn significante verschillen tussen de lidstaten voor wat de hoogte van de opgelegde financiële en strafrechtelijke sancties betreft (de boeten variëren bijvoorbeeld van 3 000 tot 43 000 EUR en de gevangenisstraf van acht dagen tot twaalf jaar) (10). Het zou echter goed zijn om een overzicht te hebben van alle verschillende sancties die in de lidstaten worden toegepast.

    4.4.

    Het EESC stelt vast dat lidstaten met een strenger sanctiestelsel van mening zijn dat hogere financiële sancties een goed afschrikmiddel zijn voor illegale tewerkstelling, terwijl lidstaten die lagere sancties toepassen of waar het risico van sancties niet opweegt tegen de potentiële winsten uit illegale tewerkstelling, geconstateerd hebben dat de sancties niet voldoende afschrikken. Het is veelzeggend dat elf lidstaten sinds 2014 hun wetgeving hebben gewijzigd om het bedrag van de opgelegde geldboete te verhogen (11).

    4.5.

    Het EESC begrijpt dat het verschil in de hoogte van de in de lidstaten opgelegde boeten afhankelijk is van verschillende factoren, zoals de economische situatie en de hoogte van het minimumloon in een lidstaat, zoals in de mededeling staat, maar vindt dat dit geen excuus mag zijn voor het bestaan van niet-afschrikkende sancties.

    4.6.

    Het EESC acht het onaanvaardbaar dat er een groot verschil is tussen de door de lidstaten verstrekte informatie over de toepassing van strafrechtelijke sancties tegen werkgevers en het aantal aanhangig gemaakte zaken. Uit de beschikbare gegevens blijkt echter dat de richtlijn een beperkt effect heeft gehad op het ontmoedigen van illegale tewerkstelling door middel van sancties en dat het, tot grote teleurstelling van het EESC, nog niet mogelijk is gebleken een efficiënt kader voor doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties in de hele EU tot stand te brengen (12).

    4.7.

    Het EESC stelt vast en benadrukt dat uit de feedback van vertegenwoordigers van vakbonden en ngo’s die tijdens speciale gerichte raadplegingen over het onderwerp werd verzameld blijkt dat sancties tegen malafide werkgevers niet lijken op te wegen tegen de voordelen die zwartwerk en sociale dumping opleveren (13). De werkgevers zijn echter van oordeel dat de sancties streng genoeg zijn en dat het belangrijk is de doeltreffende en evenredige handhaving van sancties in het kader van de tenuitvoerlegging van de richtlijn door elke lidstaat te verbeteren.

    5.   Specifieke opmerkingen over maatregelen ter bescherming van de rechten van irreguliere migranten

    5.1.

    Artikel 6, lid 2, en artikel 13 van de richtlijn verlenen irreguliere migranten een aantal rechten om ervoor te zorgen dat zij adequaat worden geïnformeerd over hun rechten, klachten kunnen indienen tegen overtredingen van de arbeidswetgeving en onbetaald loon kunnen invorderen. Het gaat om belangrijke bepalingen om migranten te beschermen tegen het risico van uitbuiting en misbruik (14).

    5.2.

    Het EESC neemt kennis van de standpunten en analyses van de Commissie op dit gebied en is het hiermee eens, met name op de volgende punten:

    i)

    er zijn nog meer inspanningen nodig wat betreft de uitvoering van de beschermende elementen van de richtlijn — met name met betrekking tot toegang tot informatie, toegang tot de rechter en invordering van nabetalingen — en de verlening van verblijfsvergunningen van beperkte duur (15);

    ii)

    een meerderheid van de lidstaten verstrekt alleen algemene informatie over de rechten van werknemers en geen gerichte informatie die relevant is voor de specifieke situatie van irreguliere arbeidsmigranten;

    iii)

    de samenwerking van overheidsinstanties met sociale partners en niet-gouvernementele organisaties is van cruciaal belang om klachten te vergemakkelijken, aangezien zij vaak rechtstreeks contact met de werknemers hebben en mensen bewust kunnen maken, de migranten over hun rechten kunnen informeren, wederzijds vertrouwen kunnen opbouwen en de werknemers kunnen helpen bij het opsporen van situaties van zwartwerk en arbeidsuitbuiting met het oog op het indienen van een klacht. Ook de rol van sociale partners en niet-gouvernementele organisaties is erg belangrijk om het indienen van klachten te vergemakkelijken, situaties van uitbuiting aan het licht te brengen en ervoor te zorgen dat migranten minder bang zijn om te worden onderworpen aan terugkeerprocedures indien zij door de migratieautoriteiten worden ontdekt. In een grote meerderheid van de lidstaten kent de wet deze belanghebbenden, met name de vakbonden, een belangrijke rol toe binnen het nationale mechanisme om de indiening van klachten te vergemakkelijken (16);

    iv)

    irreguliere migranten die het slachtoffer zijn geworden van arbeidsuitbuiting hebben in de praktijk moeite om toegang te krijgen tot verblijfsvergunningsprocedures of om te voldoen aan de voorwaarden voor afgifte van de vergunningen. Belanghebbenden melden dat slachtoffers te weinig toegang hebben tot informatie en juridisch advies over de beschikbaarheid van vergunningen, over de manier waarop zij een aanvraag of verzoek kunnen indienen, over het feit dat de afgifte van vergunningen vaak gekoppeld is aan strafrechtelijke vervolging van bepaalde werkgevers en over het feit dat de vergunning afhankelijk is van de deelname van het slachtoffer aan de strafprocedure, hoewel dit niet vereist is op grond van de richtlijn (17);

    v)

    uit gegevens van het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten blijkt dat migranten in een irreguliere situatie in sommige lidstaten geen gebruikmaken van bestaande klachtensystemen. Dit kan een aantal redenen hebben: een gebrek aan stimulansen voor werknemers om zich te melden, beperkte informatie over hun rechten en het beschikbare klachtenmechanisme, economische belemmeringen zoals lidmaatschapsgelden voor vakbonden die alleen leden helpen, en vooral angst om te worden ontdekt, opgepakt en teruggestuurd (18);

    v)

    sociale partners en niet-gouvernementele organisaties spelen ook een centrale rol ter bevordering en uitvoering van de beschermende maatregelen van de richtlijn en om ervoor te zorgen dat meer irreguliere migranten hiervan kunnen profiteren. De Commissie zal de dialoog met de sociale partners en niet-gouvernementele organisaties die werknemers zonder papieren vertegenwoordigen, versterken en zal bij de ontwikkeling van deze activiteiten samenwerken met het Europees platform tegen zwartwerk.

    5.3.

    Het EESC waarschuwt dat irreguliere arbeidsmigranten — zelfs wanneer zij door vakbonden, maatschappelijke organisaties of de overheid op de hoogte zijn gebracht van hun rechten — ervoor kunnen kiezen om geen klacht in te dienen tegen hun werkgever wegens achterstallig loon of om mogelijke uitbuitingssituaties niet aan de kaak te stellen, omdat zij niet het risico willen lopen dat zij naar hun land van herkomst worden teruggestuurd, hun inkomen verliezen of, in sommige gevallen, het slachtoffer worden van represailles van hun werkgever.

    6.   Specifieke opmerkingen over inspecties

    6.1.

    Het EESC deelt de mening van de Commissie dat inspecties het belangrijkste instrument zijn om werkgevers die irreguliere migranten in dienst hebben alsmede uitbuitingssituaties op te sporen. Het is op basis van de resultaten van inspecties dat werkgevers ter verantwoording kunnen worden geroepen en kunnen worden gesanctioneerd en dat de nodige maatregelen kunnen worden genomen om irreguliere arbeidsmigranten die worden uitgebuit, te beschermen. Krachtens artikel 13, lid 1, van de richtlijn moeten de lidstaten zorgen voor doeltreffende en adequate inspecties op basis van risicobeoordelingen die aan het licht brengen in welke sectoren de risico’s het grootst zijn, zonder welke de doelstellingen van de richtlijn onmogelijk kunnen worden verwezenlijkt (19). Het EESC benadrukt ook dat er niet alleen moet worden gezorgd voor doeltreffende inspecties, maar dat ook andere problemen in verband met de tewerkstelling van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen moeten worden aangepakt.

    6.2.

    Het EESC constateert tot zijn verbazing dat er in de mededeling geen enkele keer wordt verwezen naar de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) en haar betrokkenheid bij de Europese inspectieactiviteiten, terwijl toch bekend is dat aanneming en onderaanneming van irreguliere arbeidsmigranten veelal op Europese schaal plaatsvinden, zodat ook op dit niveau inspecties nodig zijn. Hier moet nodig iets aan worden gedaan.

    6.3.

    Het EESC staat volledig achter de conclusies van de Commissie over inspecties, met name de volgende:

    i)

    het aantal inspecties dat in het huidige systeem wordt uitgevoerd, zal werkgevers er waarschijnlijk niet van weerhouden om irreguliere migranten in dienst te nemen. Het percentage werkgevers dat actief is in een sector die aan inspecties wordt onderworpen, is doorgaans zeer klein; bijgevolg kunnen werkgevers het economische voordeel van illegale tewerkstelling groter achten dan de kans dat zij door inspecties worden betrapt (20);

    ii)

    de lidstaten en andere belanghebbenden melden dat de arbeidsinspectiediensten vaak onderbemand zijn en niet over de nodige middelen beschikken, wat gevolgen heeft voor het aantal en de frequentie van de uitgevoerde inspecties (21);

    iii)

    de belanghebbenden zijn voorstander van het idee om arbeidsinspecties en activiteiten op het gebied van rechtshandhaving en immigratie te scheiden door middel van een “firewall”, die zou garanderen dat irreguliere migranten die tijdens inspecties worden ontdekt niet naar de immigratieautoriteiten worden doorverwezen voor een terugkeerprocedure (22).

    6.4.

    In dit verband vindt het EESC het onaanvaardbaar dat in verschillende lidstaten inspecties niet gericht zijn op risicosectoren, in tegenstelling tot wat in de richtlijn wordt geëist (23). In de meeste lidstaten behoren de landbouw, de bouw, de be- en verwerkende industrie, de huishoudelijke en thuiszorg, de sociale bijstand, de horeca en de foodservicesector tot de meest voorkomende risicosectoren.

    6.5.

    Het EESC wijst op het feit dat het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (FRA) van oordeel is dat wanneer inspecties gezamenlijk worden uitgevoerd door arbeidsautoriteiten en instanties die zich bezighouden met de bestrijding van mensenhandel of andere gespecialiseerde instanties die zijn opgeleid op het gebied van arbeidsuitbuiting, het gemakkelijker is om migranten op te sporen die het slachtoffer zijn van arbeidsuitbuiting of mensenhandel (24).

    6.6.

    Wat dit standpunt van het FRA betreft, onderstreept het EESC echter dat belanghebbenden ter plaatse erop wijzen dat uitgebuite werknemers ontmoedigd worden om hun situatie tijdens de inspecties te melden vanwege het risico om aangehouden en teruggestuurd te worden, met name wanneer de inspecties gezamenlijk door de arbeidsinspectie en de politie- en immigratieautoriteiten worden uitgevoerd.

    7.   Specifieke opmerkingen over de aanzienlijke informatielacunes

    7.1.

    In de richtlijn is bepaald dat de lidstaten de Commissie jaarlijks in kennis moeten stellen van het aantal inspecties en de resultaten daarvan, van de nabetalingen door werkgevers, van de andere toegepaste maatregelen en van de vergemakkelijking van het indienen van klachten. Deze informatie is essentieel om te kunnen beoordelen hoe de maatregelen van de richtlijn worden uitgevoerd en wat de gevolgen ervan zijn. De lidstaten verstrekken echter zeer beperkte en ongelijke informatie, wat leidt tot aanzienlijke lacunes in de informatie over inspecties en de resultaten daarvan (25).

    7.2.

    Het gebrek aan betrouwbare en volledige informatie maakt het moeilijk om op afdoende wijze te beoordelen of de richtlijn een effect heeft gehad op het ontmoedigen en terugdringen van illegale tewerkstelling en of de strafrechtelijke sancties in de lidstaten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Een betere verzameling van informatie zou de handhavingsstrategie doeltreffender maken op zowel nationaal als EU-niveau (26).

    7.3.

    Het EESC is zeer te spreken over het initiatief van de Commissie om met steun van het Europees migratienetwerk (EMN) een geautomatiseerd rapportagesysteem en een databank op te zetten, zodat regelmatig actuele en vergelijkbare gegevens kunnen worden verkregen (27). Het EMN kan ook een nuttig instrument zijn om in georganiseerd verband ervaringen uit te wisselen en goede praktijken te delen tussen de lidstaten en alle relevante belanghebbenden.

    7.4.

    Het EESC is van mening dat deze databank aan de regels van de algemene verordening gegevensbescherming moet voldoen en niet mag worden gebruikt door de immigratiediensten van de lidstaten om irreguliere werknemers op te sporen en terug te sturen naar hun land van herkomst.

    8.   Specifieke opmerkingen over de versterking van het EU-optreden tegen illegale tewerkstelling

    8.1.

    Het EESC staat vierkant achter de volgende, in de mededeling uiteengezette standpunten en intenties van de Commissie:

    8.1.1.

    Om irreguliere migratie tegen te gaan, moet de EU alle facetten van dit verschijnsel aanpakken door middel van een brede benadering, zoals aangegeven in het nieuwe pact. De EU dient niet alleen de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken, de strijd tegen migrantensmokkelaars opnieuw op gang te brengen in partnerschap met derde landen en meer legale trajecten naar de EU te openen, maar dient ook illegale tewerkstelling krachtiger aan te pakken, omdat illegale tewerkstelling irreguliere migratie in de hand werkt en een bron van uitbuiting en misbruik is. Daartoe moet worden gezorgd voor een doeltreffendere uitvoering en handhaving van de richtlijn inzake sancties tegen werkgevers, het belangrijkste instrument waarover wij beschikken en waarvan het potentieel nog niet ten volle wordt benut (28).

    8.1.2.

    De Commissie zal de lidstaten steunen bij hun uitvoeringsinspanningen, maar zal ook voortdurend toezicht houden op de uitvoering van de richtlijn en haar aandacht richten op de effectieve handhaving ervan. Na de goedkeuring van deze mededeling zal de Commissie contact opnemen met de betrokken autoriteiten van de lidstaten om aanvullende informatie te verkrijgen over de uitvoering van de belangrijkste, uit de richtlijn voortvloeiende verplichtingen inzake sancties, inspecties en bescherming van de rechten van migranten, en om mogelijke oplossingen te vinden. Waar nodig zal de Commissie inbreukprocedures inleiden (29).

    8.1.3.

    Tegen eind 2022 zal de Commissie de in deze mededeling gepresenteerde maatregelen uitvoeren en verslag uitbrengen over de bereikte resultaten in het volgende uitvoeringsverslag, dat uiterlijk in 2024 moet verschijnen. In het licht van de vooruitgang die met de aanbevelingen in deze mededeling en de hernieuwde uitvoerings- en handhavingsinspanningen is geboekt, en rekening houdend met mogelijke ontwikkelingen op het gebied van illegale tewerkstelling en met de vraag of de richtlijn nog steeds geschikt is om daarop te reageren, zal de Commissie vervolgens nagaan of het bestaande rechtskader moet worden gewijzigd (30).

    Brussel, 23 maart 2022.

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Christa SCHWENG


    (1)  Mededeling COM(2021) 592 final, blz. 1.

    (2)  COM(2021) 592 final, paragraaf 1.

    (3)  COM(2021) 592 final, paragraaf 6.

    (4)  Richtlijn 2009/52/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 tot vaststelling van minimumnormen inzake sancties en maatregelen tegen werkgevers van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen (PB L 168 van 30.6.2009, blz. 24).

    (5)  COM(2021) 592 final, inleiding.

    (6)  COM(2021) 592 final, paragraaf 2.3.

    (7)  Chowdury et ali vs. Griekenland. De erbarmelijke omstandigheden in Manolada trokken de aandacht in 2013, toen voormannen begonnen te schieten en 30 werknemers uit Bangladesh, die protesteerden tegen het uitblijven van hun loon, ernstig gewond raakten.

    (8)  COM(2021) 592 final, paragraaf 2.

    (9)  COM(2021) 592 final, paragraaf 2.3.

    (10)  COM(2021) 592 final, paragrafen 2.1 en 2.2.

    (11)  COM(2021) 592 final, paragraaf 2.1.

    (12)  COM(2021) 592 final, paragraaf 2.2.

    (13)  COM(2021) 592 final, paragraaf 2.2.

    (14)  COM(2021) 592 final, paragraaf 3.

    (15)  COM(2021) 592 final, paragraaf 3.

    (16)  COM(2021) 592 final, paragaaf 3.2.

    (17)  COM(2021) 592 final, paragraaf 3.2.

    (18)  COM(2021) 592 final, paragraaf 3.2.

    (19)  COM(2021) 592 final, paragraaf 4.1.

    (20)  COM(2021) 592 final, paragraaf 4.1.

    (21)  COM(2021) 592 final, paragraaf 4.1.

    (22)  COM(2021) 592 final, paragraaf 4.1.

    (23)  COM(2021) 592 final, paragraaf 4.1.

    (24)  COM(2021) 592 final, paragraaf 4.1.

    (25)  COM(2021) 592 final, paragraaf 5.

    (26)  COM(2021) 592 final, paragraaf 5.

    (27)  COM(2021) 592 final, paragraaf 5.

    (28)  COM(2021) 592 final, paragraaf 6.

    (29)  COM(2021) 592 final, paragraaf 6.

    (30)  COM(2021) 592 final, paragraaf 6.


    BIJLAGE

    Het volgende wijzigingsvoorstel, dat minstens een kwart van het aantal uitgebrachte stemmen kreeg, werd tijdens de beraadslagingen verworpen (artikel 59, lid 3, van het reglement van orde):

    WIJZIGINGSVOORSTEL 5

    SOC/705 — Sancties tegen werkgevers van onderdanen van derde landen die illegaal in de EU verblijven

    Paragraaf 1.7, punt i), derde streepje

    Wijzigen als volgt:

    Afdelingsadvies

    Wijzigingsvoorstel

    in de inspectiestrategie vastleggen dat de inspecties niet samen met de migratieautoriteiten worden uitgevoerd en dat de arbeidsinspecteurs niet verplicht zijn om irreguliere migranten te melden aan de autoriteiten als zij deze aantreffen op de geïnspecteerde werkplekken;

    vragen om verduidelijking van de controlestrategie van de arbeidsinspecties en een beroep doen op hun professionele verantwoordelijkheid om irreguliere migranten op te sporen. Het EESC stelt vast dat de gezamenlijke inspecties door arbeidsinspecties en migratieautoriteiten vaak worden uitgevoerd met het oog op de handhaving van de immigratieregels. Erkend moet worden dat dergelijke inspecties uitgebuite werknemers kunnen ontmoedigen om hun ervaringen tijdens een inspectie te melden. Daarom dringt het EESC aan op een duidelijke omschrijving van de strategie van de arbeidsinspecties en van hun wettelijke verplichtingen.

    Motivering

    Het wijzigingsvoorstel beoogt de rol van inspecteurs te verduidelijken en erop te wijzen dat zij in het kader van hun professionele taken de verantwoordelijkheid hebben om illegale migranten bij de autoriteiten te melden als deze op geïnspecteerde werkplekken worden aangetroffen; ook moet worden erkend dat gezamenlijke inspecties ertoe kunnen leiden dat uitgebuite werknemers huiverig zijn om hun ervaringen tijdens een inspectie te melden. Verduidelijking van de strategie van de arbeidsinspecties is bijzonder wenselijk.

    Stemuitslag:

    Vóór:

    48

    Tegen:

    70

    Onthoudingen:

    16


    Top