EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.5.2020
COM(2020) 447 final
2018/0206(COD)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52020PC0447
Amended proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European Social Fund Plus (ESF+)
Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)
Gewijzigd voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)
COM/2020/447 final
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 28.5.2020
COM(2020) 447 final
2018/0206(COD)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Op 30 mei 2018 heeft de Europese Commissie een voorstel goedgekeurd voor een verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) 1 . Sindsdien is de Europese economie door de COVID-19-pandemie met een diepe en ongekende exogene symmetrische schok geconfronteerd, die een zware belasting voor de economie, de arbeidsmarkt en de sociale en gezondheidszorgstelsels van de lidstaten vormt. Om deze uitdaging aan te gaan, moet de Unie passende maatregelen nemen voor het herstel van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte schok op gezondheids-, sociaal en economisch gebied.
Op 27 mei 2020 heeft de Commissie een gewijzigd voorstel goedgekeurd voor het volgende meerjarig financieel kader voor 2021-2027 2 . Het voorstel weerspiegelt het Europese antwoord op de sociale en economische gevolgen van de COVID-19-pandemie.
Zowel de directe als de indirecte gevolgen van de COVID-19-pandemie zullen op de middellange tot lange termijn een aanzienlijke en schadelijke impact hebben op alle lidstaten, waarbij het niveau van sociale ongelijkheden, armoede en jeugdwerkloosheid zal toenemen. De Commissie acht het daarom noodzakelijk haar voorstel voor het Europees Sociaal Fonds Plus te wijzigen om het aan het nieuwe herstelpakket aan te passen en tegelijkertijd strategische investeringen in werkgelegenheids- en sociaal beleid en -stelsels mogelijk te maken.
Om deze investeringen in inclusieve en duurzame kenmerken van een vernieuwd groeimodel om te zetten en in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om uitvoering te geven aan de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de Overeenkomst van Parijs van de Verenigde Naties, zijn de wijzigingen van de ESF+-verordening overeenkomstig de politieke richtsnoeren van voorzitter Von der Leyen gericht op:
• aanscherping van de vereisten inzake thematische concentratie voor jongerenwerkgelegenheid. Zoals uit eerdere recessies is gebleken, is jongerenwerkgelegenheid gevoeliger voor de conjunctuurcyclus dan werkgelegenheid voor volwassenen en de economische recessie als gevolg van de COVID-19-pandemie zal waarschijnlijk opnieuw tot dramatisch hoge jeugdwerkloosheids- en NEET-percentages leiden (NEET = young people not in employment, education or training — jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen). Om een inclusief economisch herstel en een inclusieve overgang van school naar werk in een veranderende arbeidswereld te blijven ondersteunen en te waarborgen dat jongeren de kansen van de digitale, de veerkrachtige en de groene transitie optimaal benutten, moeten de lidstaten met een NEET-percentage (leeftijdsgroep van 15-29 jaar) dat boven het EU-gemiddelde ligt, ten minste 15 % van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer (verhoogd van 10 %) voor gerichte acties en structurele hervormingen ter ondersteuning van jongeren programmeren;
• aanpak van kinderarmoede: in de logica van het herstel wordt het in de komende jaren nog belangrijker kinderarmoede aan te pakken om te waarborgen dat in de nasleep van de COVID-19-crisis geen kind achterblijft. Voorgesteld wordt een overweging en een artikel op te nemen waarin wordt bepaald dat de lidstaten ten minste 5 % van de ESF+-middelen onder gedeeld beheer voor de aanpak van kinderarmoede moeten toewijzen;
• het bevorderen van de groene en de digitale transitie in overeenstemming met de industriestrategie van de EU 3 , waarvoor nieuwe vaardigheden voor nieuwe soorten banen nodig zijn. In het „nieuwe normaal” na de COVID-19-pandemie zullen verschillende sets vaardigheden nodig zijn en zullen nieuwe economische en bedrijfsmodellen in de Europese industriële ecosystemen ontstaan, met inbegrip van nieuwe lokale waardeketens, die door het Europees Sociaal Fonds moeten worden ondersteund.
De COVID-19-pandemie heeft onevenredig grote sociaaleconomisch gevolgen voor vrouwen gehad. Daarom moeten de lidstaten er terdege rekening mee houden dat de concrete acties het horizontale beginsel van gendergelijkheid zoals vastgelegd in artikel 6 van de ESF+-verordening strikt volgen.
De Commissie stelt ook voor een flink versterkt gezondheidsprogramma 4 in het leven te roepen dat, gezien de omvang en het toepassingsgebied ervan, een op zichzelf staand programma moet zijn. Het gezondheidsprogramma maakt daarom niet langer deel uit van het Europees Sociaal Fonds Plus. Daarom moet het voorstel voor het Europees Sociaal Fonds Plus worden gewijzigd en moeten alle verwijzingen naar het onderdeel gezondheid worden verwijderd. Aangezien de twee programma’s echter nauw op elkaar moeten worden afgestemd, bevat het gewijzigde ESF+-voorstel bepalingen die synergieën en complementariteit van maatregelen van het ESF+ enerzijds en het nieuwe EU-gezondheidsprogramma anderzijds moeten waarborgen.
Om uit de huidige crisis lering te trekken, moet het rechtskader voor het cohesiebeleid in mechanismen voorzien die snel kunnen worden ingeroepen indien zich in het volgende decennium buitengewone omstandigheden voordoen. Daarom worden tijdelijke maatregelen voor de inzet van het ESF+ in reactie op buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden voorgesteld om te waarborgen dat in beperkte en specifieke omstandigheden afwijkingen van bepaalde regels kunnen worden toegestaan om de reactie op dergelijke omstandigheden te vergemakkelijken.
Hierbij gaat het onder meer om de mogelijkheid het toepassingsgebied van het ESF+ te verruimen, zoals door steun mogelijk te maken voor werktijdverkortingsregelingen die niet met actieve maatregelen worden gecombineerd, en voor toegang tot gezondheidszorg, ook voor mensen die op sociaaleconomisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn, en om het mogelijk te maken de vereisten inzake thematische concentratie zo nodig als tijdelijke maatregel te versoepelen om een doeltreffend antwoord op dergelijke buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden te geven.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel is in overeenstemming met de bestaande bepalingen op het beleidsterrein en is beperkt tot een gerichte wijziging van het voorstel van de Commissie voor het Europees Sociaal Fonds Plus (COM(2018) 382) om een effectievere bijdrage van het ESF+ tot het herstel van de economie mogelijk te maken in reactie op de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de economische en sociale omstandigheden in de lidstaten. Het doel van het ESF+ is – in overeenstemming met de beginselen van de Europese pijler van sociale rechten – hoge niveaus van werkgelegenheid, een billijke sociale bescherming en een geschoolde en veerkrachtige beroepsbevolking tot stand te brengen die van belang is voor de behoeften van een arbeidsmarkt die op de toekomstige arbeidswereld is voorbereid, en aldus bij te dragen tot de uitvoering van de Europese Green Deal en de nieuwe industriestrategie.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel is beperkt tot gerichte wijzigingen van het voorstel voor de verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (COM(2018) 382) en waarborgt samenhang met andere beleidsterreinen van de Unie. Het sluit in het bijzonder aan op de wijzigingen van het voorstel voor de verordening gemeenschappelijke bepalingen 5 en het voorstel betreffende het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling 6 [en bevordert met name complementariteit en synergieën met het nieuwe gezondheidsprogramma 7 ]. Het sluit tevens aan bij de door de Commissie voorgestelde wijzigingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen 8 voor de programmaperiode 2014-2020 ter bevordering van het crisisherstel in het kader van de COVID-19-pandemie en ter voorbereiding van het herstel van de economie.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
Voorgesteld wordt het voorstel van de Commissie voor het Europees Sociaal Fonds Plus (COM(2018) 382) te wijzigen om de huidige specifieke problemen aan te pakken.
De titels IX (Werkgelegenheid) en X (Sociale politiek) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en met name de artikelen 46, 149, 153, 162 tot en met 166, 174, 175 en 349 van het VWEU vormen het rechtskader voor de onder dit voorstel vallende maatregelen.
Het ESF+ bestaat uit twee onderdelen. Het eerste onderdeel, dat wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer, omvat het (ex-)ESF, dat is gebaseerd op de artikelen 162 en 164 VWEU en fundamentele materiële bijstand aan de meest behoeftigen overeenkomstig artikel 175, lid 3, VWEU. Het tweede onderdeel, dat wordt uitgevoerd onder direct en indirect beheer, omvat concrete acties ter bevordering van werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) op basis van artikel 46, onder d), artikel 149 en artikel 153, lid 2, onder a), VWEU.
Artikel 349 is toegevoegd om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de ultraperifere gebieden in het kader van het eerste onderdeel.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
Het gewijzigde voorstel is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. In het voorstel wordt een mechanisme voor de reactie op crisissituaties in het kader van de regels voor gedeeld beheer geïntroduceerd in de vorm van uitvoeringsbevoegdheden voor de Commissie om te waarborgen dat in uitzonderlijke omstandigheden in tijdelijke afwijkingen kan worden voorzien om op dergelijke gevallen te reageren. Er worden de Commissie uitvoeringsbevoegdheden toegekend zodat zij onmiddellijk kan optreden zonder dat de primaire wetgeving hoeft te worden gewijzigd.
•Evenredigheid
Het voorstel is een gerichte wijziging die niet verder gaat dan wat nodig is om het voorstel aan het gewijzigde voorstel van de Commissie voor het MFK aan te passen.
De voorgestelde bevoegdheid stelt de Commissie in staat om, in geval van een toekomstige crisis, voor een beperkte tijd en onder toezicht van de Raad en het Parlement, die tegen de voorgestelde wijzigingen bezwaar kunnen maken, een beperkte reeks onmiddellijke maatregelen te nemen. Het voorstel is derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
•Keuze van het instrument
Voorgesteld instrument: wijziging van het voorstel van de Commissie voor een verordening.
De Commissie heeft onderzocht welke speelruimte het rechtskader biedt en acht het nodig het voorstel voor de verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (COM(2018) 382) te wijzigen om het gezondheidsprogramma te verwijderen en een bevoegdheid in geval van een toekomstige crisis in te voeren.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
N.v.t.
•Raadpleging van belanghebbenden
Gezien de zeer dringende aard van de situatie heeft er geen raadpleging van externe belanghebbenden plaatsgevonden. Het voorstel vloeit echter wel voort uit uitvoerig overleg met de lidstaten en het Europees Parlement in de afgelopen weken in verband met de economische gevolgen van de crisis die door de COVID-19-pandemie wordt veroorzaakt.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
N.v.t.
•Effectbeoordeling
Er is een effectbeoordeling uitgevoerd ter voorbereiding van het voorstel voor een verordening COM(2018) 382 van 30 mei 2018. De huidige beperkte en gerichte wijzigingen vereisen geen afzonderlijke effectbeoordeling.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
N.v.t.
•Grondrechten
N.v.t.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De begrotingskredieten in verband met het onderdeel gezondheid zijn geschrapt.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Op de uitvoering van de maatregelen zal worden toegezien en hierover zal worden gerapporteerd in het kader van de verslagleggingsmechanismen die zijn vastgesteld in het voorstel voor een verordening COM(2018) 375 van 29 mei 2018 en het voorstel voor een verordening COM(2018) 382 van 30 mei 2018.
•Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
N.v.t.
•Artikelsgewijze toelichting
Voorgesteld wordt het voorstel voor een verordening betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus van 30 mei 2018 als volgt te wijzigen:
- wijziging van de rechtsgrondslag door schrapping van artikel 168 VWEU in verband met het schrappen van het onderdeel gezondheid;
- wijzigingen van de overwegingen 5, 14, 15, 16 en 23 betreffende het herstel van de economie;
- invoeging van een nieuwe overweging 22 bis betreffende de aanpak van kinderarmoede;
- wijzigingen van de overwegingen 9, 10, 11, 12, 21, 35 tot en met 45, 47 en 51 betreffende het schrappen van het onderdeel gezondheid;
- invoeging van een nieuwe overweging 20 bis betreffende synergieën met het nieuwe gezondheidsprogramma;
- wijzigingen van artikel 2, lid 1, punten 2 en 9; artikel 3, tweede alinea en derde alinea, onder b); artikel 4, lid 1, eerste zin, en lid 3; artikel 5, leden 1, 3, 4 en 5; artikel 6, lid 1; artikel 7, lid 1, tweede alinea; de artikelen 26 tot en met 29; artikel 30, de titel, lid 1, eerste zin, en lid 2; artikel 31, leden 1, 2, 4 en 5; artikel 32; artikel 33, leden 1 en 3; artikel 37, lid 2; artikel 38, leden 2, 3 en 6; artikel 42, de titel, leden 1 en 2, wat betreft het schrappen van het onderdeel gezondheid;
- wijziging van artikel 2, lid 1, punt 10, voor de samenhang tussen de instrumenten van de Unie;
- wijziging van artikel 5, lid 2, aangezien de begroting voor het ESF+ onder gedeeld beheer is verlaagd;
- wijzigingen van artikel 7 door invoeging van een nieuw lid 3 bis met het oog op een vereiste inzake thematische concentratie ter ondersteuning van kinderen die in armoede leven, en door wijziging van lid 5 betreffende de aangescherpte vereiste inzake thematische concentratie voor jongerenwerkgelegenheid;
- invoeging van een nieuwe overweging 54 en een nieuw artikel 37 bis betreffende tijdelijke maatregelen voor de inzet van het ESF+ in reactie op buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden;
- schrapping van bijlage III betreffende het onderdeel gezondheid.
Het financieel memorandum is eveneens bijgewerkt.
2018/0206 (COD)
Gewijzigd voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+)
Voorstel COM(2018) 382 van de Commissie wordt als volgt gewijzigd:
1)de rechtsgrondslag wordt als volgt gewijzigd:
“Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 46, onder d), artikel 149, artikel 153, lid 2, onder a), artikel 164, artikel 175, lid 3, en artikel 349,”;
2)overweging 5 wordt vervangen door:
“(5) De structurele uitdagingen als gevolg van de economische globalisering, het beheer van migratiestromen en de toenemende veiligheidsbedreigingen, de overgang naar schone energie, technologische veranderingen en de steeds meer vergrijzende beroepsbevolking, alsmede voortvloeiend uit een steeds slechtere afstemming van vraag en aanbod van vaardigheden en arbeidskrachten in bepaalde sectoren en regio’s, die vooral door kleine en middelgrote ondernemingen wordt ervaren, zijn door de recente en nog lopende ontwikkelingen nog veel groter geworden. De groene en de digitale transitie en de transformatie van Europese industriële ecosystemen zullen vele nieuwe mogelijkheden met zich brengen, als deze gepaard gaan met het juiste pakket beleidsmaatregelen op het gebied van vaardigheden, werkgelegenheid en sociaal beleid. Rekening houdend met de veranderende realiteit van de arbeidsmarkt, moet de Unie voorbereid zijn op de huidige en toekomstige uitdagingen door te investeren in relevante vaardigheden, door groei inclusiever te maken en het sociaal en werkgelegenheidsbeleid te verbeteren, waarbij rekening moet worden gehouden met economische en industriële duurzaamheid, arbeidsmobiliteit en moet worden gestreefd naar een evenwichtige deelname van vrouwen en mannen aan de arbeidsmarkt.”;
3)de overwegingen 9 en 10 worden vervangen door:
“(9) Om het financieringslandschap te stroomlijnen en te vereenvoudigen en om aanvullende mogelijkheden voor synergieën te creëren via geïntegreerde benaderingen inzake financiering, moeten de acties die werden ondersteund door het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) en het programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie worden geïntegreerd in één ESF+. Het ESF+ moet daarom twee onderdelen omvatten: het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer en het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie onder direct en indirect beheer. Dat zou moeten bijdragen tot een vermindering van de administratieve lasten die gepaard gaan met het beheer van verschillende fondsen, vooral voor de lidstaten, terwijl de eenvoudigere regels voor eenvoudigere concrete acties, zoals de distributie van voedselhulp en/of fundamentele materiële bijstand, worden behouden.
(10) Met het oog op het bredere toepassingsgebied van het ESF+ is het zinvol dat de doelstellingen om de arbeidsmarkten efficiënter te maken, de toegang tot kwaliteitsvol werk te bevorderen, de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs en opleiding te verbeteren, sociale inclusie en de toegang van kwetsbare personen tot gezondheid te bevorderen en armoede te bestrijden, niet enkel worden uitgevoerd onder gedeeld beheer, maar ook onder direct en indirect beheer in het kader van het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie voor acties die op Unieniveau nodig zijn;
4)overweging 11 wordt geschrapt;
5)overweging 12 wordt vervangen door:
“(12) In deze verordening worden de financiële middelen voor het ESF+ vastgelegd. Delen van die financiële middelen moeten worden gebruikt voor acties die in het kader van het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie in direct of indirect beheer moeten worden uitgevoerd.”;
6)de overwegingen 14 tot en met 16 worden vervangen door:
“(14) Het ESF+ moet steun bieden om onderwijs- en opleidingsstelsels kwaliteitsvoller, doeltreffender en relevanter voor de arbeidsmarkt te maken, onder meer door het bevorderen van digitaal leren en de professionele ontwikkeling van onderwijsgevenden, om het verwerven van sleutelcompetenties te vergemakkelijken, in het bijzonder kennis van gezondheid, mediawijsheid, digitale vaardigheden en competenties voor duurzame ontwikkeling die elke persoon nodig heeft voor zelfontplooiing en persoonlijke ontwikkeling, werk, sociale inclusie en actief burgerschap. Het ESF+ moet helpen bij de voortgang in onderwijs en opleiding en bij de overgang naar werk; het moet een leven lang leren en de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt ondersteunen en bijdragen tot het concurrentievermogen, onder meer via het volgen van afgestudeerden, en maatschappelijke en economische innovatie door schaalbare en duurzame initiatieven op deze gebieden te ondersteunen die op verschillende doelgroepen, zoals personen met een handicap, zijn afgestemd. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt via online leren, werkgerelateerde opleidingen, stage- en leerlingplaatsen 9 , levenslange begeleiding, het anticiperen op vaardigheden in nauwe samenwerking met de sector, actueel opleidingsmateriaal en onderwijsmethoden, prognoses en het volgen van afgestudeerden, opleiding van opleiders, validatie van leerresultaten en de erkenning van kwalificaties en certificaten van bedrijfsopleidingen.
(15) Steun uit het ESF+ moet worden gebruikt ter bevordering van gelijke toegang voor iedereen, in het bijzonder voor kansarme groepen, tot kwaliteitsvolle, niet-gesegregeerde en inclusieve voorzieningen voor onderwijs en opleiding, vanaf onderwijs en opvang voor jonge kinderen via algemeen onderwijs en beroepsonderwijs en -opleiding, met name via leerlingplaatsen, tot tertiair niveau, evenals de volwasseneneducatie en -opleiding. Het ESF+ moet gerichte steun bieden aan lerenden die dat nodig hebben, en ongelijkheden in het onderwijs verminderen, onder meer door de digitale kloof te verkleinen, voortijdig schoolverlaten te voorkomen, het overstappen tussen onderwijs- en opleidingssectoren te bevorderen, de koppeling met niet-formeel en informeel leren te versterken en de leermobiliteit voor iedereen te vergemakkelijken. Synergieën met het Erasmus-programma, met name ter bevordering van de deelname van kansarme lerenden aan leermobiliteit, moet in deze context worden ondersteund.
(16) Het ESF+ moet flexibele mogelijkheden voor iedereen voor het bijwerken van vaardigheden en het verwerven van nieuwe en andere vaardigheden bevorderen, met name digitale vaardigheden en vaardigheden voor sleuteltechnologieën, alsmede vaardigheden voor de groene economie en industriële ecosystemen overeenkomstig de industriestrategie van de EU 10 . Overeenkomstig de vaardighedenagenda voor Europa en de aanbeveling van de Raad tot invoering van bijscholingstrajecten 11 moet het ESF+ flexibele trajecten ondersteunen, waaronder toegankelijke, korte, gerichte modulaire opleidingen die tot een certificaat leiden, om mensen uit te rusten met vaardigheden die zijn aangepast aan de behoeften van de arbeidsmarkt en van industriële ecosystemen, aan de groene en de digitale transitie, innovatie en sociale en economische veranderingen, waarbij her- en bijscholing en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, loopbaanovergangen, geografische en sectorale mobiliteit worden vergemakkelijkt en in het bijzonder laaggeschoolde volwassenen of volwassenen met geringe vaardigheden worden ondersteund. Het ESF+ moet het ook makkelijker maken afzonderlijke personen, ongeacht of zij werken, werkloos of zelfstandig zijn, via instrumenten als een individuele leerrekening ondersteuning te bieden bij de verwerving van geïntegreerde vaardigheden.”;
7)de volgende overweging 20 bis wordt ingevoegd:
“(20 bis) Vanwege het belang van de toegang tot gezondheidszorg moet het ESF+ synergie en complementariteit met het gezondheidsprogramma waarborgen en moet de toegang tot gezondheidszorg voor mensen in een kwetsbare situatie in het toepassingsgebied van het ESF+ worden opgenomen.”;
8)overweging 21 wordt vervangen door:
“(21) Het ESF+ moet beleids- en stelselhervormingen ondersteunen op het gebied van werkgelegenheid, sociale inclusie, toegang tot gezondheidszorg voor kwetsbare personen, langdurige zorg, en onderwijs en opleiding. Om de afstemming op het Europees Semester te verbeteren, moeten de lidstaten een passend bedrag van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer toewijzen voor de uitvoering van relevante landspecifieke aanbevelingen in verband met structurele uitdagingen die het best kunnen worden aangepakt via meerjarige investeringen binnen het toepassingsgebied van het ESF+. De Commissie en de lidstaten moeten zorgen voor samenhang, coördinatie en complementariteit tussen het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer, de [faciliteit voor herstel en veerkracht en het instrument voor technische ondersteuning]. De Commissie en de lidstaten moeten met name in alle stadia van het proces doeltreffende coördinatie waarborgen om de consistentie, samenhang, complementariteit en synergie tussen financieringsbronnen en de technische bijstand daarvan te bewaren.”;
9)de volgende overweging 22 bis wordt ingevoegd:
“(22 bis) Om het aanhoudend hoge niveau van armoede onder kinderen in de Unie aan te pakken en in overeenstemming met beginsel 11 van de Europese pijler van sociale rechten, waarin staat dat kinderen recht hebben op bescherming tegen armoede en dat kinderen uit kansarme milieus recht hebben op specifieke maatregelen die gelijke kansen versterken, moet de ambitie zijn dat de lidstaten ten minste 5 % van de ESF+-middelen onder gedeeld beheer moeten toewijzen aan de ondersteuning van activiteiten ter bestrijding van armoede onder kinderen overeenkomstig de specifieke doelstellingen van het ESF+ waarbij middelen kunnen worden geprogrammeerd voor maatregelen die directe ondersteuning bieden voor kinderen op het gebied van opvang voor de jongste kinderen, onderwijs, gezondheidszorg, behoorlijke huisvesting en geschikte voeding.”;
10)overweging 23 wordt vervangen door:
“(23) Om na een ernstige crisis een inclusief economisch herstel makkelijker te maken en om in een veranderende arbeidswereld en met het oog op een in een aantal lidstaten en regio’s aanhoudend hoog niveau van werkloosheid en inactiviteit onder jongeren de werkgelegenheid voor jongeren te ondersteunen, moeten de lidstaten voldoende ESF+-middelen in maatregelen ter ondersteuning van de werkgelegenheid en vaardigheden van jongeren blijven investeren, onder meer door de uitvoering van jongerengarantieregelingen. Voortbouwend op de acties die gericht zijn op individuele personen en werden ondersteund door het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief in de programmeringsperiode 2014-2020, en op de daaruit geleerde lessen, moeten de lidstaten verder steun blijven verlenen aan herintegratie op de arbeidsmarkt en in het onderwijs en investeren in maatregelen voor vroegtijdige preventie en outreach door, waar van toepassing, prioriteit te geven aan langdurig werkloze, inactieve en kansarme jongeren, onder meer via jeugdwerk. De lidstaten moeten ook investeren in maatregelen die erop gericht zijn de overgang van school naar werk te vergemakkelijken, en in de passende capaciteiten van diensten voor arbeidsvoorziening, zodat deze een holistische ondersteuning op maat en een gerichter aanbod aan jongeren kunnen bieden.
Het verbeteren van vaardigheden en het verwerven van nieuwe en andere vaardigheden moeten jongeren helpen de kansen van groeiende sectoren te grijpen en hen op de veranderde aard van werk voor te bereiden en tegelijkertijd de mogelijkheden van de groene en de digitale transitie en de transformatie van de Europese industriële ecosystemen te benutten.
Daarom moeten lidstaten waar in 2019 het percentage jongeren tussen 15 en 29 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, op basis van gegevens van Eurostat boven het gemiddelde van de Unie ligt, wijzen ten minste 15 % van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer aan die maatregelen toewijzen.”;
11)de overwegingen 35 tot en met 45 worden geschrapt;
12)overweging 47 wordt vervangen door:
“(47) Volgens artikel [94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad 12 ] moeten in landen en gebieden overzee (LGO’s) gevestigde personen en entiteiten in aanmerking komen voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het desbetreffende land of gebied overzee banden heeft.”;
13)overweging 51 wordt vervangen door:
“(51) Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de doeltreffendheid van de arbeidsmarkten vergroten en de toegang tot kwaliteitsvol werk verbeteren, de toegang tot en de kwaliteit van onderwijs en opleiding verbeteren, sociale inclusie bevorderen en armoede bestrijden, alsook de acties in het kader van het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie niet voldoende kunnen worden verwezenlijkt door de lidstaten en beter kunnen worden verwezenlijkt op het niveau de Unie, mag de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als uiteengezet in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.”;
14)de volgende overweging 54 wordt ingevoegd:
“(54) Om een snelle reactie op buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden die zich tijdens de programmeringsperiode kunnen voordoen, mogelijk te maken, zoals bedoeld in het stabiliteits- en groeipact, moeten tijdelijke maatregelen worden genomen om de inzet van steun uit het ESF+ in reactie op dergelijke omstandigheden te vergemakkelijken. Bovendien moeten de uitvoeringsbevoegdheden in verband met de tijdelijke maatregelen voor de inzet van het fonds in reactie op buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden zonder comitéprocedure worden vastgesteld, aangezien het toepassingsgebied door het stabiliteits- en groeipact wordt bepaald en beperkt is tot de maatregelen die in deze verordening zijn vastgelegd.”;
15)in artikel 2 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:
a)punt 2 wordt vervangen door:
“2) “geassocieerd land”: een derde land dat partij is bij een overeenkomst met de Unie waardoor het overeenkomstig artikel 30 kan deelnemen aan het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie van het ESF+;”;
b)punt 9 wordt geschrapt;
c)punt 10 wordt vervangen door:
“10) “juridische entiteit”: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel 197, lid 2, onder c), van het Financieel Reglement;”;
16)artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
a)de tweede alinea wordt vervangen door:
“Het ESF+ verleent steun en meerwaarde aan de beleidsmaatregelen van de lidstaten en het vult die maatregelen aan met het oog op gelijke kansen, toegang tot de arbeidsmarkt, billijke arbeidsvoorwaarden, sociale bescherming en inclusie.”;
b)in de derde alinea wordt punt b) vervangen door:
“b) onder direct en indirect beheer voor het deel van de bijstand dat overeenkomt met de in artikel 4, lid 1, en artikel 23 vermelde doelstellingen (het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie).”;
17)artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a)in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
“1. Het ESF+ ondersteunt de volgende specifieke doelstellingen op de beleidsgebieden werkgelegenheid, onderwijs en sociale inclusie en draagt zo ook bij tot de in artikel [4] van de [toekomstige GB-verordening] vastgestelde beleidsdoelstelling “Een socialer Europa – De uitvoering van de Europese pijler van sociale rechten”:”;
b)lid 3 wordt geschrapt;
18)artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
a)de leden 1 tot en met 3 worden vervangen door:
“1. De totale financiële middelen voor het ESF+ voor de periode 2021-2027 bedragen 97 332 282 000 EUR in lopende prijzen.
2. Het deel van de financiële middelen voor het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer in het kader van de doelstelling investeren in groei en werkgelegenheid bedraagt 96 571 282 000 EUR in lopende prijzen, waarvan 200 000 000 EUR in lopende prijzen wordt toegewezen voor de in artikel 23, onder i), bedoelde transnationale samenwerking ter ondersteuning van innovatieve oplossingen en 400 000 000 EUR in lopende prijzen als aanvullende financiering voor de in artikel 349 VWEU bedoelde ultraperifere gebieden en de regio’s van NUTS-niveau 2 die voldoen aan de criteria van artikel 2 van Protocol nr. 6 bij de Akte van Toetreding van 1994.
3. De financiële middelen voor het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie voor de periode 2021-2027 bedragen 761 000 000 EUR in lopende prijzen.”;
b)lid 4 wordt geschrapt;
c)lid 5 wordt als volgt gewijzigd:
“5. Het in lid 3 bedoelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, met inbegrip van bedrijfsinformatietechnologiesystemen.”;
19)in artikel 6 wordt lid 1 vervangen door:
“1. Bij alle in het kader van het ESF+-onderdeel onder gedeeld beheer uitgevoerde programma’s en bij de door het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie ondersteunde concrete acties wordt de gelijkheid van mannen en vrouwen gewaarborgd tijdens de voorbereiding, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van de programma’s en concrete acties. Ook worden tijdens de voorbereiding, de uitvoering, de monitoring en de evaluatie van de programma’s en concrete acties gelijke kansen voor iedereen bevorderd, zonder discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.”;
20)artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
a)in lid 1 wordt de tweede alinea vervangen door:
“Zowel tijdens de planning als de uitvoering bevorderen de lidstaten en – in voorkomend geval – de Commissie synergieën en zorgen zij voor coördinatie, complementariteit en samenhang tussen het ESF+ en andere fondsen, programma’s en instrumenten van de Unie, zoals Erasmus, het gezondheidsprogramma, het Fonds voor asiel en migratie, de faciliteit voor herstel en veerkracht en het instrument voor technische ondersteuning. De lidstaten en – in voorkomend geval – de Commissie optimaliseren de coördinatiemechanismen om dubbel werk te voorkomen en zorgen voor nauwe samenwerking tussen de voor de uitvoering verantwoordelijken met het oog op coherente en gestroomlijnde steunmaatregelen.”;
b)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
“3 bis. In het kader van de specifieke doelstellingen van artikel 4, lid 1, onder v) en onder vii) tot en met x), wijzen de lidstaten ten minste 5 % van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer toe voor gerichte acties en structurele hervormingen ter bestrijding van armoede onder kinderen.”;
c)lid 5 wordt vervangen door:
“5. Lidstaten waar het percentage jongeren tussen 15 en 29 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, in 2019 op basis van de meest recente gegevens van Eurostat boven het gemiddelde van de Unie ligt, wijzen ten minste 15 % van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer voor de periode 2021-2025 toe voor gerichte acties en structurele hervormingen om de jeugdwerkgelegenheid, het beroepsonderwijs en -opleiding, met name leerlingplaatsen, en de overgang van school naar werk, trajecten om jongeren opnieuw in onderwijs of opleiding te integreren en tweedekansonderwijs te ondersteunen, met name in het kader van de uitvoering van jongerengarantieregelingen.
Bij de tussentijdse evaluatie van de ESF+-programma’s overeenkomstig artikel [14] van [de toekomstige GB-verordening] wijzen lidstaten waar het percentage jongeren tussen 15 en 29 jaar die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen, in 2024 op basis van gegevens van Eurostat boven het gemiddelde van de Unie ligt, ten minste 15 % van hun ESF+-middelen onder gedeeld beheer voor de jaren 2026 en 2027 voor deze acties toe.
Ultraperifere gebieden die aan de voorwaarden van de eerste en tweede alinea voldoen, wijzen ten minste 15 % van de ESF+-middelen onder gedeeld beheer in hun programma’s toe voor de in de eerste alinea vastgestelde gerichte acties. Met deze toewijzing wordt rekening gehouden bij de verificatie van de naleving van het in de eerste en tweede alinea vastgestelde minimumpercentage op nationaal niveau.
Bij de uitvoering van dergelijke acties geven de lidstaten voorrang aan inactieve en langdurig werkloze jongeren en zorgen zij voor gerichte outreachmaatregelen.”;
21)in deel III – Uitvoering onder direct en indirect beheer, wordt de titel “Hoofdstuk I – Specifieke regels voor het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie” geschrapt;
22)de titel “Afdeling I: Algemene bepalingen” wordt vervangen door “Hoofdstuk I – Operationele doelstellingen”;
23)de titel “Afdeling II – Subsidiabiliteit” wordt vervangen door “Hoofdstuk II – Subsidiabiliteit”;
24)hoofdstuk II en de bijbehorende artikelen 26 tot en met 29 worden geschrapt;
25)de titel “Hoofdstuk III – Gemeenschappelijke regels die van toepassing zijn op de onderdelen werkgelegenheid en sociale innovatie en gezondheid’ wordt geschrapt;
26)artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
a)de titel van artikel 30 wordt vervangen door:
“Deelname van derde landen”;
b)in lid 1 wordt de inleidende zin vervangen door:
“Het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie staat open voor deelname van de volgende geassocieerde landen:”;
c)lid 2 wordt geschrapt;
27)vóór artikel 31 wordt de titel “Hoofdstuk III – Algemene bepalingen” ingevoegd;
28)artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
a)lid 1 wordt vervangen door:
“1. Het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie kan voor financiering zorgen in de in het Financieel Reglement vastgestelde vormen, met name subsidies, prijzen, aanbestedingen en vrijwillige betalingen aan internationale organisaties waarvan de Unie lid is of aan de werkzaamheden waarvan de Unie deelneemt.”;
b)in lid 2 wordt de eerste alinea vervangen door:
“2. Het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie wordt direct uitgevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement of indirect met in artikel [62, lid 1, onder c),] van het Financieel Reglement bedoelde organen.”;
c) de leden 4 en 5 worden geschrapt;
29)artikel 32 wordt vervangen door:
“Artikel 32
Werkprogramma
Het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma’s als bedoeld in artikel [110] van het Financieel Reglement. In de werkprogramma’s wordt – in voorkomend geval – het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen.”;
30)artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
a)lid 1 wordt vervangen door:
“1. Er worden indicatoren vastgesteld om de uitvoering en de voortgang van het onderdeel te monitoren bij de verwezenlijking van de in artikel 4 vastgestelde specifieke doelstellingen en de in artikel 23 vastgestelde operationele doelstellingen.”;
b)lid 3 wordt geschrapt;
31)in artikel 37 wordt lid 2 vervangen door:
“2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie, alsmede de acties en de resultaten daarvan. De aan het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in de artikelen 4 en 23 bedoelde doelstellingen.”;
32)in deel IV – Slotbepalingen wordt het volgende artikel 37 bis ingevoegd:
“Artikel 37 bis
Tijdelijke maatregelen voor het inzetten van het ESF in reactie op buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden
Indien de Raad na [datum van inwerkingtreding van deze verordening] heeft erkend dat zich een buitengewone gebeurtenis buiten de macht van een of meer lidstaten voordoet die een aanzienlijke invloed heeft op de financiële positie van de overheid, of bij een ernstige economische neergang in het eurogebied of in de Unie als geheel, zoals bedoeld in artikel 5, lid 1, tiende alinea, artikel 6, lid 3, vierde alinea, artikel 9, lid 1, tiende alinea, en artikel 10, lid 3, vierde alinea, van Verordening (EG) nr. 1466/97(*), of dat zich onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën als bedoeld in artikel 3, lid 5, en artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97(**) voordoen, kan de Commissie bij uitvoeringsbesluit en voor de in dat besluit vastgestelde periode:
a) het toepassingsgebied van de steunverlening uit het ESF+, in afwijking van artikel 4, lid 1, verruimen door steunmaatregelen toe te staan die strikt noodzakelijk zijn om op dergelijke buitengewone en uitzonderlijke omstandigheden te reageren, met name om financiering van regelingen voor werktijdverkorting mogelijk te maken zonder dat deze moeten worden gecombineerd met actieve maatregelen, en van toegang tot gezondheidszorg, ook voor mensen die op sociaaleconomisch vlak niet acuut kwetsbaar zijn;
b) in afwijking van artikel 7 de vereisten inzake thematische concentratie verlagen.
____________
(*) Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
(**) Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).”;
33)artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
a)de leden 2 en 3 worden vervangen door:
“2. De in artikel 15, lid 6, en artikel 21, lid 5, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd vanaf de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 15, lid 6, en artikel 21, lid 5, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;
b)lid 6 wordt vervangen door:
“6. Een overeenkomstig artikel 15, lid 6, en artikel 21, lid 5, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”;
34)artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:
a)de titel wordt vervangen door:
“Overgangsbepalingen voor het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie”;
b)de leden 1 en 2 worden vervangen door:
“1. Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad 13 wordt met ingang van 1 januari 2021 ingetrokken.
2. De financiële middelen voor het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het ESF+ en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van het voorgaande programma: het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie.”;
35)Bijlage III wordt geschrapt.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) en tot intrekking van de Verordening (EU) nr. 1296/2013
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)
Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden
Titel 07
Hoofdstuk 07 02 – ESF+
1.3.Het voorstel/initiatief betreft:
☑ een nieuwe actie
◻ een nieuwe actie na een proefproject / voorbereidende actie 14
◻ de verlenging van een bestaande actie
◻ de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie
1.4.Motivering van het voorstel/initiatief
1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief
Het ESF+ is het belangrijkste instrument van de EU om in mensen te investeren en het levert een belangrijke bijdrage tot een socialer Europa door Europa dicht bij de burgers te brengen en elke dag voor resultaten te zorgen ten behoeve van de meest behoeftige mensen in onze samenlevingen. Het ESF+ draagt bij tot meer sociaaleconomische convergentie tussen de lidstaten, een noodzakelijke voorwaarde voor het adequaat functioneren van de EU als een stabiele en levensvatbare economische en politieke unie.
Na de vaststelling van de ESF+-verordening zullen de lidstaten hun budgettaire toewijzingen programmeren volgens de richtsnoeren in het kader van het Europees Semester van het voorgaande jaar. De nieuwe programmeringsperiode begint op 1 januari 2021 en de Commissie heeft maatregelen genomen om de uitvoering van het Fonds zo veel mogelijk te versnellen (bijvoorbeeld door af te zien van de verplichting de Commissie in kennis te stellen van de aanwijzing van beheersautoriteiten), zodat de vertragingen tijdens de periode 2014-2020 worden voorkomen.
De uitvoering onder direct beheer zal ook onmiddellijk beginnen na de inwerkingtreding van het programma.
1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.
Redenen voor maatregelen op Europees niveau (ex ante): De toegevoegde waarde van de EU vloeit voort uit het feit dat in gebieden en doelgroepen wordt geïnvesteerd waarin anders niet zou worden geïnvesteerd, dat het bereik van de huidige maatregelen wordt verruimd en de mainstreaming van innovaties wordt ondersteund en dat de capaciteit van de administratieve structuren in de lidstaten wordt versterkt. Uit heel wat gegevens blijkt dat EU-beleidsmaatregelen ter bevordering van sociale cohesie en sociale rechten niet zouden zijn uitgevoerd zonder aanvullende EU-investeringen. Dankzij Europese financiering hebben de lidstaten geïnvesteerd in gebieden, doelgroepen en hervormingen op een wijze die niet mogelijk zou zijn geweest met nationale financiering alleen. Het zijn vooral de nationale instanties die bevoegd zijn voor werkgelegenheid en sociale zaken. Gezien de omvang en het effect van de uitdagingen zijn maatregelen echter doeltreffender en efficiënter gebleken als de EU de inspanningen van de lidstaten ondersteunt en hervormingen helpt bevorderen die zowel individuele landen als de EU als geheel ten goede komen.
Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (ex post): Door de problemen waarmee de Europese economieën en samenlevingen worden geconfronteerd – met name op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs, vaardigheden en sociale zaken – zijn blijvende investeringen in deze gebieden noodzakelijk. Het initiatief zal naar verwachting tot de uitvoering van EU-beleidsmaatregelen en -prioriteiten op deze gebieden (bijvoorbeeld de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de Europese pijler van sociale rechten) bijdragen, beste praktijken en samenwerking bevorderen (om de beleidsvorming en de uitvoeringscapaciteit te verbeteren en de transnationale samenwerking te vergemakkelijken) en de EU-waarden promoten (zoals gelijkheid en sociale rechtvaardigheid). Op lange termijn zal het initiatief naar verwachting bijdragen tot de sociaaleconomische convergentie van de lidstaten en de Europese economie en samenlevingen weerbaarder maken.
1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Uit evaluaties van de huidige en de vorige programmeringsperioden en uit studies blijkt de doeltreffendheid, de efficiëntie, de relevantie, de EU-meerwaarde en de coherentie van de fondsen die onder deze verordening vallen. De lidstaten hebben geïnvesteerd in beleidsgebieden, doelgroepen en hervormingen op een wijze die niet mogelijk zou zijn geweest met nationale financiering alleen. Er wordt met name gewezen op de volgende punten:
• uit de evaluaties achteraf van het ESF 2000-2006 en 2007-2013 blijkt dat ESF-investeringen relevant, efficiënt en doeltreffend zijn. Het ESF is mettertijd beter afgestemd op de beleidsmaatregelen en prioriteiten van de EU in het kader van de Lissabonstrategie en de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Tegelijkertijd draagt het ESF als een van de structuurfondsen bij tot de in het Verdrag vastgestelde doelstellingen van economische, sociale en territoriale samenhang door een toenemende concentratie van middelen. Het ESF (met de bijbehorende nationale financiering) is bijvoorbeeld goed voor 70 % van de actieve maatregelen in elf lidstaten;
• het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief heeft de zichtbaarheid van het jeugdwerkgelegenheidsbeleid vergroot door jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding volgen (NEET’s), in specifieke regio’s van de EU te ondersteunen. Bovendien heeft het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief geleid tot een verschuiving in de beleidsvorming in een aantal lidstaten door steun te verlenen voor het opzetten en uitvoeren van jongerengarantieregelingen;
• uit de voorlopige resultaten van de tussentijdse evaluatie van het FEAD (met feedback van belanghebbenden) blijkt dat de door het Fonds gesteunde maatregelen op het gebied van voedselhulp, materiële bijstand en sociale inclusie een verschil maken voor de meest behoeftigen, ook voor diegenen die bij de courante sociale bijstand uit de boot zouden vallen of onmiddellijke steun nodig hebben;
• uit de tussentijdse evaluatie van het EaSI blijkt dat de doelstellingen ervan nog steeds relevant zijn (met name in een problematische sociaaleconomische context in de nasleep van de financiële en economische crisis) en dat het EaSI alle relevante belanghebbenden heeft bereikt, resultaten heeft opgeleverd en dat de doelstellingen ervan zijn verwezenlijkt.
De evaluaties en studies wijzen echter ook op een aantal problemen (met name de behoefte aan meer samenhang, synergie, flexibiliteit, coherentie van het beleid, prestatie- en resultaatgerichtheid en vereenvoudiging). Vooral het financieringslandschap en – in meer of mindere mate – de uitvoering van de fondsen moeten worden vereenvoudigd. De probleemgebieden worden samengevat in de effectbeoordeling bij het wetgevingsvoorstel.
1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
Het initiatief beoogt een betere synergie en samenhang tussen het ESF+ en andere fondsen die in de ontwikkeling van menselijk kapitaal investeren.
Met het EFRO deelt het ESF+ vooral de doelstelling van economische en sociale samenhang. De coördinatie wordt gewaarborgd door gemeenschappelijke regels voor gedeeld beheer op gebieden als programmering en financieel beheer. Meerfondsenprogramma’s blijven mogelijk om geïntegreerde methoden op het gebied van programmering en uitvoering mogelijk te maken. Gemeenschappelijke regels zullen ook zorgen voor compatibiliteit tussen het EFRO, het ESF+ en de programma’s van het ELFPO en het EFMZV.
De samenwerking tussen het ESF+ en Erasmus+ zal actiever worden ondersteund door geschikte bepalingen in de verordeningen op te nemen, die in de werkprogramma’s en programmagidsen gedetailleerd moeten worden uitgewerkt.
Het ESF+ zal steun blijven verlenen aan de integratie van migranten op lange termijn, terwijl het AMIF de behoeften op korte termijn zal dekken. Als het belangrijkste instrument van de EU voor investeringen in menselijk kapitaal en vaardigheden zal het ESF+ – in synergie met Horizon Europa – een belangrijke bijdrage blijven leveren tot de ontwikkeling van menselijk kapitaal in onderzoek en innovatie.
1.5.Duur en financiële gevolgen
☑ beperkte geldigheidsduur
–☑ van kracht vanaf 01/01/2021 tot en met 31/12/2027
–☑ financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2030 voor betalingskredieten.
◻ onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ, gevolgd door een volledige uitvoering.
1.6.Beheersvorm(en) 15
☑ Direct beheer door de Commissie
–☑ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;
– door de uitvoerende agentschappen;
☑ Gedeeld beheer met lidstaten
☑ Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;
–☑ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–☑ de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–☑ publiekrechtelijke organen;
–☑ privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder “Opmerkingen”.
Opmerkingen
Het ESF+ zal worden gesplitst in twee hoofdonderdelen: één onder gedeeld beheer, waaronder de voormalige programma’s van het ESF, het FEAD en het YEI vallen, en één onder direct en indirect beheer, dat de activiteiten van het voormalige programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) hergroepeert.
Voor de uitvoering van het ESF+ zullen de lopende activiteiten met internationale organisaties – bijvoorbeeld de agentschappen van de VN, de OESO en de IAO – worden voortgezet.
Naast de nieuwe transnationale samenwerking kunnen geplande activiteiten worden uitgevoerd onder indirect beheer, waarbij een beroep op de beheersautoriteiten van het ESF wordt gedaan.
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Onder gedeeld beheer zullen gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren op programmaniveau worden vastgesteld. De autoriteiten van de lidstaten zullen zes keer per jaar gegevens over gemeenschappelijke output- en resultaatindicatoren elektronisch aan de Commissie meedelen. De consistentie van de gegevens zal worden gecontroleerd. De betrouwbaarheid van het systeem voor het verzamelen, registreren en bewaren van gegevens voor monitoring, evaluatie, financieel beheer en verificatie zal aan een audit worden onderworpen.
Onder direct en indirect beheer zullen prestatiekaders worden ontwikkeld op basis van de praktijken van het voormalige kader van het EaSI om ervoor te zorgen dat de gegevens efficiënt, effectief en tijdig worden verzameld.
2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)
2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie
De ontwerp-GB-verordening voorziet in betalingen van de Commissie in de vorm van voorfinanciering, tussentijdse betalingen en betalingen na goedkeuring van de rekeningen. De voorfinanciering wordt jaarlijks betaald op basis van de in de GB-verordening vastgestelde percentages. De tussentijdse betalingen worden berekend aan de hand van de in het operationeel programma overeengekomen medefinancieringspercentages per prioriteit. Anders dan voor de huidige programmeringsperiode is het aantal aanvragen voor tussentijdse betalingen beperkt tot vier per jaar (de aanvragen worden driemaandelijks ingediend).
De ontwerp-GB-verordening voorziet in verschillende modaliteiten voor tussentijdse betalingen afhankelijk van de vraag of de uitvoering van het programma op de reële door de lidstaat gedeclareerde kosten is gebaseerd of op een “vereenvoudigde kostenoptie” of op het naleven van voorwaarden.
Het ontwerpvoorstel voor een GB-verordening (gedeeld beheer) is gebaseerd op het voorstel voor de programmeringsperiode 2014-2020. Er worden echter een aantal maatregelen voorgesteld om de uitvoering te vereenvoudigen en de auditlast voor de lidstaten en de begunstigden te verlichten. Deze maatregelen hebben betrekking op het beheer van de fondsen door de beheersautoriteit, die – zoals voorgesteld – de beheersverificaties op een risicoanalyse zal baseren. Onder bepaalde voorwaarden kan de beheersautoriteit besluiten aangescherpte controleregelingen toe te passen in overeenstemming met de nationale procedures en zonder voorafgaande toestemming van de Commissie. Ook het aanwijzingsproces is geschrapt in de hoop de uitvoering van de programma’s te versnellen.
Het ontwerpvoorstel voor een GB-verordening voorziet niet in een certificeringsautoriteit, maar veeleer in een boekhoudkundige functie. Doel is de administratieve lasten op nationaal niveau te verminderen.
Wat de controle van de gedeclareerde uitgaven betreft, bevat het voorstel voor de GB-verordening een aantal elementen om meervoudige audits voor dezelfde concrete actie/uitgaven te voorkomen.
Krachtens de ontwerpvoorschriften van de GB-verordening zullen tussentijdse betalingen aan de Commissie worden gecertificeerd, nadat beheerscontroles – op een op risico gebaseerde steekproef van door de begunstigden ingediende uitgavenclaims – zijn uitgevoerd, maar vaak voordat grondige beheerscontroles ter plekke of latere auditactiviteiten hebben plaatsvonden.
Om het risico te beperken dat hierdoor niet-subsidiabele uitgaven worden vergoed, voorzien de voorstellen in een aantal maatregelen:
1) Tussentijdse betalingen door de Commissie blijven beperkt tot 90 % van het aan de lidstaten verschuldigde bedrag, omdat in dit stadium slechts een deel van de nationale controles is uitgevoerd. Het saldo wordt uitbetaald na de jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen, zodra de beheersautoriteit en de auditautoriteit informatie over de audit en een redelijke garantie omtrent de betrouwbaarheid van de rekeningen hebben gegeven. Als de Commissie of de Europese Rekenkamer na overlegging van gecertificeerde jaarrekeningen door de beheersautoriteit of de certificeringsautoriteit onregelmatigheden vaststellen, kan een nettocorrectie worden toegepast.
2) De jaarlijkse goedkeuring van de rekeningen en de jaarlijkse afsluiting van voltooide concrete acties of uitgaven worden voortgezet, waardoor nationale en regionale autoriteiten met het oog op de jaarlijkse mededeling van gecertificeerde rekeningen aan de Commissie extra worden gestimuleerd tijdig kwaliteitscontroles uit te voeren.
Het onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie van het programma zal onder direct en indirect beheer worden uitgevoerd met behulp van de door het Financieel Reglement geboden uitvoeringsmechanismen (voornamelijk subsidies en overheidsopdrachten). Dankzij direct beheer kunnen directe contacten worden gelegd met begunstigden/contractanten die rechtstreeks zijn betrokken bij activiteiten ten dienste het beleid van de Unie. De Commissie zorgt voor directe monitoring van de resultaten van de gefinancierde acties. De betalingsvoorwaarden van de gefinancierde acties zullen worden aangepast aan de risico’s van de financiële transacties. Met het oog op de doeltreffendheid en de efficiëntie van de controles van de Commissie wordt gekozen voor een evenwicht tussen controles vooraf en controles achteraf.
Met betrekking tot direct en indirect beheer zullen externe accountants ter plekke ook audits achteraf uitvoeren op een steekproef van transacties. De selectie van deze transacties is gebaseerd op een combinatie van een risicobeoordeling en een willekeurige selectie.
2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico’s en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico’s te beperken
De verminderde controle kan leiden tot een toename van het aantal fouten. Verwacht wordt dat dit risico wordt beperkt door de terugbetalingen te plafonneren en de rekeningen jaarlijks goed te keuren. Meer correcties op nationaal niveau zijn echter waarschijnlijk, wat kan leiden tot een zekere frustratie bij de lidstaten. Deze frustratie kan ook worden aangewakkerd door het feit dat volgens de huidige formulering van de GB-verordening de beheersautoriteiten verplicht zijn controles volgens een op risico gebaseerde methode uit te voeren in plaats van op de 100 %-basis zoals in het verleden. Dit vereiste kan ook in strijd zijn met bestaande nationale wetgeving die een exhaustieve verificatie van de gedeclareerde kosten vereist (ook voor de nationale tegenwaardefondsen). Dit kan een element zijn waarmee in het voorstel onvoldoende rekening is gehouden.
De afschaffing van de certificeringsautoriteit verzwakt een extra filter bij het beheer en de controle van de uitgaven. Tijdens de twee voorgaande programmeringsperioden speelden de certificeringsautoriteiten een belangrijke rol door niet-subsidiabele uitgaven uit te filteren en – waar nodig – aanvullende financiële correcties uit te voeren. Het huidige GBV-voorstel beperkt dit risico niet.
De afgezwakte audit kan ertoe leiden dat resterende fouten niet worden opgespoord, waardoor het zekerheidsproces van de Commissie kan worden ondermijnd. Naar onze mening wordt dit risico niet beperkt, vooral omdat de evenredige controleregelingen ook de auditbevoegdheden van de Commissie beperken. Wij zijn daarom van mening dat dit risico door de wetgever wordt aanvaard.
Met betrekking tot de onder direct en indirect beheer uitgevoerde begroting spitst de uitvoering zich toe op het sluiten van aanbestedingsovereenkomsten voor overheidsopdrachten, maar wordt ook in een aantal subsidies voor specifieke activiteiten en organisaties voorzien.
De aanbestedingsovereenkomsten voor overheidsopdrachten zullen voornamelijk worden gesloten voor studies, gegevensverzameling, contracten voor evaluaties, opleiding, voorlichtingscampagnes, IT- en communicatiediensten, beheer van faciliteiten enz. De contractanten zijn hoofdzakelijk consultancyfirma’s en andere particuliere ondernemingen zijn, waaronder veel kleine en middelgrote ondernemingen.
Subsidies worden voornamelijk voor ondersteunende activiteiten toegekend aan niet-gouvernementele organisaties, nationale agentschappen, universiteiten, enzovoort. De duur van de gesubsidieerde projecten en activiteiten varieert meestal van één tot drie jaar.
De belangrijkste risico’s zijn:
• inefficiënt of niet-economisch gebruik van de toegekende middelen, zowel voor subsidies (complexiteit van de financieringsvoorschriften, met name voor kleine operatoren) als aanbestedingen (een beperkt aantal economische actoren met de vereiste gespecialiseerde kennis, waardoor in sommige sectoren onvoldoende mogelijkheden bestaan om prijsoffertes te vergelijken);
• reputatieschade voor de Commissie wanneer er fraude of criminele activiteiten worden ontdekt; de interne controlesystemen van derde partijen kunnen geen volledige zekerheid bieden, gezien het vrij grote aantal heterogene contractanten en begunstigden, elk met een eigen (veelal tamelijk kleinschalig) controlesysteem.
De Commissie heeft voor interne procedures gezorgd om de bovenstaande risico’s te voorkomen. De interne procedures zijn volledig in overeenstemming met het Financieel Reglement en omvatten kosten-batenoverwegingen en fraudebestrijdingsmaatregelen. Binnen dit kader blijft de Commissie mogelijkheden verkennen om het beheer en de efficiëntie te verbeteren. De voornaamste kenmerken van het controlekader zijn:
Controles voor en tijdens de uitvoering van de projecten:
• Er worden door de Commissie ontwikkelde modelsubsidieovereenkomsten en modeldienstencontracten gebruikt. Deze bevatten een aantal controlebepalingen zoals auditcertificaten, financiële garanties, audits ter plaatse en inspecties door OLAF. De regels inzake de subsidiabiliteit van kosten worden vereenvoudigd, bijvoorbeeld door gebruik te maken van vaste bedragen, eenheidskosten, niet aan de kosten gekoppelde bijdragen en andere mogelijkheden waarin het Financieel Reglement voorziet. Hierdoor worden de kosten van controles verminderd en komt de nadruk te liggen op controles op gebieden met een hoog risico.
• Alle personeelsleden onderschrijven de code van goed administratief gedrag. Personeelsleden die bij de selectieprocedure of bij het beheer van subsidieovereenkomsten/contracten betrokken zijn, ondertekenen (ook) een verklaring inzake de afwezigheid van belangenconflicten. De personeelsleden worden op gezette tijden opgeleid en maken gebruik van netwerken om beste praktijken uit te wisselen.
• De technische uitvoering van een project wordt geregeld aan de hand van documenten gecontroleerd op basis van de technische voortgangsverslagen van de contractanten en begunstigden; bovendien vinden per geval vergaderingen met de contractanten/begunstigden en bezoeken ter plekke plaats.
Controles aan het einde van het project: Er worden controles achteraf uitgevoerd om de subsidiabiliteit van kostenclaims ter plekke te verifiëren. Deze controles hebben tot doel ernstige fouten met betrekking tot de wettigheid en regelmatigheid van financiële transacties te voorkomen, op te sporen en te corrigeren. Met het oog op een hoog effect van de controles voorziet de selectie van de aan een audit te onderwerpen begunstigden in de combinatie van een risicogebaseerde selectie met een aselecte steekproef en in zoveel mogelijk aandacht voor de operationele aspecten tijdens de audit ter plekke.
2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).
De optie van een boekhoudkundige functie, die de lidstaten in staat zou kunnen stellen een groot deel van de 4 % van de huidige kosten voor certificering te besparen als gevolg van een reductie van de functies van de beheers- en controlesystemen;
-het gebruik van vereenvoudigde kosten en niet aan de kosten gelinkte SCO’s, wat de administratieve kosten en lasten op alle niveaus voor overheidsinstanties en begunstigden vermindert;
-evenredige controleregelingen voor beheersverificaties (risicogebaseerd) en audits;
-jaarlijkse afsluiting, waardoor de kosten voor overheidsinstanties en begunstigden in verband met het bewaren van documenten voor controledoeleinden worden verminderd.
In het algemeen wordt daarom verwacht dat de voorstellen tot een herverdeling van de controlekosten zullen leiden (die ongeveer 2 % van de totale beheerde middelen zullen blijven uitmaken) en niet tot een stijging of daling.
Tegen de achtergrond van de ervaring met de uitvoering van de vorige (onderdelen van het) programma onder direct beheer en de belangrijkste kenmerken van het nieuwe programma, wordt verwacht dat de risico’s bij de uitvoering van het programma relatief stabiel blijven. Dankzij de combinatie van subsidies en aanbestedingen, controles vooraf en achteraf alsook controles van documenten en audits ter plaatse zal het kwantificeerbare gemiddelde resterende foutenpercentage naar verwachting onder de 2 % blijven.
Voor direct en indirect beheer bedragen de jaarlijkse kosten van het voorgestelde controleniveau ongeveer 3 tot 7 % van het jaarlijkse budget van de beleidsuitgaven. Dit is gerechtvaardigd door het hoge aantal te controleren transacties. Op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en gezondheid houdt direct beheer immers in dat een groot aantal contracten en subsidies voor acties worden verleend en talrijke exploitatiesubsidies aan niet-gouvernementele organisaties en vakbonden worden uitbetaald. Het risico in verband met deze activiteiten heeft betrekking op het vermogen van (vooral) kleinere organisaties om de uitgaven daadwerkelijk te controleren.
Over een periode van vijf jaar bedroeg het foutenpercentage voor de audits ter plaatse van subsidies onder direct beheer 1,8 % en voor aanbestedingen in het algemeen (rekening houdend met het lage risiconiveau) minder dan 1 %. Dit foutenpercentage wordt aanvaardbaar geacht, aangezien het onder de foutentolerantie van 2 % ligt.
De voorgestelde veranderingen voor het programma zullen geen gevolgen hebben voor de wijze waarop de kredieten worden beheerd. Het huidige controlesysteem is in staat fouten en/of onregelmatigheden te voorkomen en/of op te sporen en te corrigeren. De foutenpercentages uit het verleden zullen daarom naar verwachting niet veranderen.
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen, bijvoorbeeld in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie.
Met betrekking tot haar activiteiten onder direct, indirect en gedeeld beheer neemt de Commissie passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de financiële belangen van de Europese Unie worden gevrijwaard door de toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien er onregelmatigheden worden vastgesteld, de terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.
De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om op basis van documenten of ter plaatse audits uit te voeren bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die middelen van de Unie hebben ontvangen. OLAF is gemachtigd controles en verificaties ter plaatse uit te voeren bij economische actoren die direct of indirect bij dergelijke financiering betrokken zijn.
De Commissie neemt ook een reeks maatregelen zoals:
- bij besluiten, overeenkomsten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van het programma zullen de Commissie, met inbegrip van OLAF, en de Rekenkamer uitdrukkelijk worden gemachtigd om audits alsook controles en inspecties ter plaatse uit te voeren;
- tijdens de evaluatiefase van een oproep tot het indienen van voorstellen/aanbesteding wordt aan de hand van verklaringen en het systeem voor vroegtijdige opsporing en uitsluiting (EDES) gecontroleerd of de bekendgemaakte uitsluitingscriteria niet op de aanvragers en de inschrijvers van toepassing zijn;
- de regels in verband met de subsidiabiliteit van de kosten zullen worden vereenvoudigd overeenkomstig de bepalingen van het Financieel Reglement;
- alle personeelsleden die betrokken zijn bij contractbeheer, alsook auditors en controleurs die de verklaringen van de begunstigden ter plaatse onderzoeken, krijgen geregeld opleiding over thema’s die verband houden met fraude en onregelmatigheden.
DG EMPL neemt maatregelen in het kader van de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie (CAFS).
Met betrekking tot direct beheer is de Fraud-Risk-Assessment (FRA) in 2019 bijgewerkt. De procedure voor de toekenning van subsidies omvat een aantal elementen voor het opsporen van fraude, zoals de wijdverbreide toepassing van het “4-eyes”-beginsel, de verificatie van de juistheid en transparantie van gunningsprocedures, gedetailleerde procedures ter voorkoming van belangenconflicten, controles om na te gaan of de aanvragers op een “zwarte lijst” voorkomen overeenkomstig Verordening 1605/2002, het gebruik van IT-instrumenten zoals EDES en Arachne en het opsporen van andere “rode vlaggen” (fraude-indicatoren).
Met betrekking tot het gedeeld beheer van structuurfondsen bestaat de meer specifieke fraudebestrijdingsstrategie 2015-2020 van DG Regionaal Beleid en Stadsontwikkeling, DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Inclusie en DG Maritieme Zaken en Visserij. Voor de structuurfondsen is er een specifieke fraudebestrijdingsvereiste voor 2014-2020 opgenomen in de verordening gemeenschappelijke bepalingen (artikel 125, lid 4, onder c), van de GB-verordening). DG EMPL verifieert uit hoofde van zijn controle- en auditverplichtingen of de lidstaten doeltreffend beheerde beheers- en controlesystemen hebben opgezet om ervoor te zorgen dat de fondsen efficiënt en correct worden gebruikt en de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven kunnen worden gewaarborgd. De lidstaten zijn verplicht problemen te melden via het beheerssysteem voor onregelmatigheden (IMS, Irregularity Management System). DG EMPL houdt toezicht op de nationale maatregelen ter bestrijding van fraude en bestraft zo nodig een gebrek aan maatregelen door financiële correcties op de aan het betrokken programma verleende ESF-steun toe te passen (bijvoorbeeld in het kader van de follow-up van verslagen en aanbevelingen van OLAF). Voorts verleent DG EMPL advies aan de beheersautoriteiten (onder meer in de vorm van een instrument om frauderisico’s te beoordelen). DG EMPL verspreidt Arachne (een instrument om risicoscores vast te stellen) actief onder de lidstaten.
Op grond van een studie van een externe contractant die medio 2018 zal worden voltooid, zal de gezamenlijke fraudebestrijdingsstrategie worden herzien en de bijdrage van DG EMPL tot de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie worden geactualiseerd.
Ten slotte ronden horizontale maatregelen (bijvoorbeeld interne opleidingen rond fraudebewustzijn (“rode vlaggen”) en fraudepreventie) de maatregelen van DG EMPL af.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
Rubriek van het meerjarig financieel kader |
Begrotingsonderdeel |
Soort krediet |
Bijdrage |
|||
Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden |
GK/ NGK |
van EVA-landen 16 |
van kandidaat-lidstaten 17 |
van derde landen |
in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement |
|
2 |
07 01 01 01 Ondersteunende uitgaven voor het “Europees Sociaal Fonds + (ESF+) — gedeeld beheer” |
NGK |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
2 |
07 01 01 02 – Ondersteunende uitgaven voor het onderdeel “werkgelegenheid en sociale innovatie” |
NGK |
Ja |
Ja |
Ja |
Nee |
2 |
07 02 01 – ESF+ onderdeel gedeeld beheer – beleidsuitgaven |
GK |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
2 |
07 02 02 – ESF+ onderdeel gedeeld beheer – operationele technische bijstand |
GK |
Nee |
Nee |
Nee |
Nee |
2 |
07 02 04 – ESF+ onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie |
GK |
Ja |
Ja |
Ja |
Nee |
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarig financieel kader |
2 |
Investeren in mensen, sociale cohesie en waarden |
TOTAAL |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
||
07 02 01 – ESF+ onderdeel gedeeld beheer – beleidsuitgaven |
Vastleggingen |
1) |
Opgenomen in het voorstel voor een verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (COM(2018) 375) |
||||||||
Betalingen |
2) |
||||||||||
07 02 02 – ESF+ onderdeel gedeeld beheer – operationele technische bijstand |
Vastleggingen |
1) |
|||||||||
Betalingen |
2) |
||||||||||
07 01 01 01 Ondersteunende uitgaven voor het “Europees Sociaal Fonds + (ESF+) — gedeeld beheer” |
Vastleggingen = betalingen |
3) |
|||||||||
07 02 04 – ESF+ onderdeel werkgelegenheid en sociale innovatie |
Vastleggingen |
1) |
99,944 |
101,993 |
104,083 |
106,214 |
108,389 |
110,606 |
112,271 |
743,500 |
|
Betalingen |
2) |
28,093 |
59,077 |
76,826 |
81,534 |
83,939 |
85,782 |
87,369 |
240,880 |
743,500 |
|
07 01 01 02 – Ondersteunende uitgaven voor het onderdeel “werkgelegenheid en sociale innovatie” 18 |
Vastleggingen = betalingen |
3) |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
17,500 |
|
TOTAAL kredieten voor het budget van het programma |
Vastleggingen |
=1+3 |
102,444 |
104,493 |
106,583 |
108,714 |
110,889 |
113,106 |
114,771 |
0,000 |
761,000 |
Betalingen |
=2+3 |
30,593 |
61,577 |
79,326 |
84,034 |
86,439 |
88,282 |
89,869 |
240,880 |
761,000 |
De kredieten voor het deel van het ESF+ onder gedeeld beheer worden gedetailleerd vermeld in het financieel memorandum voor de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening) (COM(2018) 375)
|
7 |
“Administratieve uitgaven” |
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
TOTAAL |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
|
Personele middelen |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
638,448 |
||
Andere administratieve uitgaven |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
35,514 |
||
TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
673,962 |
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
Na 2027 |
TOTAAL |
|||
TOTAAL kredieten voor alle RUBRIEKEN van het meerjarig financieel kader |
Vastleggingen |
198,724 |
200,773 |
202,863 |
204,994 |
207,169 |
209,386 |
211,051 |
1 434,963 |
||
Betalingen |
126,873 |
157,857 |
175,606 |
180,314 |
182,719 |
184,562 |
186,149 |
240,880 |
1 434,963 |
3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
TOTAAL |
Voor de personele middelen zijn de onderstaande cijfers gebaseerd op de toewijzing aan DG EMPL in 2018 (SEC(2017) 528), waarvan het aan het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering toegewezen personeel is afgetrokken krachtens een afzonderlijk voorstel COM(2018) 380.
De totale financiële middelen voor andere administratieve uitgaven worden hieronder vermeld (met inbegrip van de uitgaven met betrekking tot het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering).
RUBRIEK 7
|
||||||||
Personele middelen |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
91,207 |
638,448 |
Andere administratieve uitgaven |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
5,073 |
35,514 |
Subtotaal RUBRIEK 7
|
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
96,280 |
673,962 |
Jaar |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
TOTAAL |
TOTAAL
Buiten RUBRIEK 7
19
|
||||||||
Personele middelen |
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere administratieve uitgaven |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
17,500 |
Subtotaal buiten RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
2,500 |
17,500 |
TOTAAL |
98,780 |
98,780 |
98,780 |
98,780 |
98,780 |
98,780 |
98,780 |
691,460 |
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
De kredieten voor het deel van het ESF+ onder gedeeld beheer worden gedetailleerd vermeld in het financieel memorandum voor de verordening gemeenschappelijke bepalingen (GB-verordening) (COM(2018) 375)
3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften
–◻ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig.
–☑ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
Jaar |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) |
||||||||
TOTAAL Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) |
||||||||
Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie |
599 |
599 |
599 |
599 |
599 |
599 |
599 |
|
Delegaties |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
Onderzoek |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) – AC, AL, END, INT en JPD 20 Rubriek 7 |
||||||||
DG EMPL |
||||||||
Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader |
- zetel |
71 |
71 |
71 |
71 |
71 |
71 |
71 |
- delegaties |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
Gefinancierd uit het budget van het programma 21 |
- zetel |
|||||||
- delegaties |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
Andere (geef aan welke) |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
n.v.t. |
|
TOTAAL extern personeel (in VTE) |
71 |
71 |
71 |
71 |
71 |
71 |
71 |
|
TOTAAL-GENERAAL |
670 |
670 |
670 |
670 |
670 |
670 |
670 |
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel |
Programmabeheer, financiën en audit |
Extern personeel |
Programmabeheer, financiën en audit |
3.2.3.Bijdragen van derden
Het voorstel/initiatief:
–☑ voorziet niet in medefinanciering door derden
–◻ voorziet in medefinanciering door derden, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Jaar |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
TOTAAL |
EER/EVA |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
Kandidaat-lidstaten |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
Derde landen |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
TOTAAL medegefinancierde kredieten |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
p.m. |
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–☑ Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten
–◻ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻ voor de eigen middelen
–◻ voor de overige ontvangsten
Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven ◻
in miljoenen euro’s (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: |
Gevolgen van het voorstel/initiatief 22 |
||||||
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
|
Artikel …………. |
Vermeld voor de toegewezen ontvangsten het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
[…]
Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie).
[…]