EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019AE4485

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de financiering van de transitie naar een koolstofarme economie en uitdagingen bij de financiering van de aanpassing aan de klimaatverandering (verkennend advies)

EESC 2019/04485

PB C 311 van 18.9.2020, p. 36–44 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

18.9.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 311/36


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de financiering van de transitie naar een koolstofarme economie en uitdagingen bij de financiering van de aanpassing aan de klimaatverandering

(verkennend advies)

(2020/C 311/04)

Rapporteur:

Toni Vidan (HR/III)

Corapporteur:

Dimitris DIMITRIADIS (EL-I)

Raadpleging:

Kroatisch EU-voorzitterschap, 10.9.2019

Rechtsgrondslag:

Artikel 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

Bevoegde afdeling:

Afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu

Goedkeuring door de afdeling:

27.5.2020

Goedkeuring door de voltallige vergadering:

11.6.2020

Zitting nr.:

552

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen):

227/0/2

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het EESC juicht de recente conclusies van de Europese Raad en de aangekondigde Europese Green Deal (EGD) (1) ten zeerste toe en steunt deze, alsook de gezamenlijke doelstelling om de transitie naar een koolstofarme economie te bewerkstelligen door “tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen”.

1.2.

In het licht van de COVID-19-crisis heeft het Comité al gepleit (2) voor ongekende solidariteit tussen de lidstaten en voor een alomvattend Europees economisch herstelplan waarmee de lidstaten, burgers, bedrijven en werknemers de gevolgen van de COVID-19-pandemie zo goed mogelijk kunnen opvangen en een duurzamere en veerkrachtigere Europese economie tot stand kunnen brengen. Het herstelinstrument Next Generation EU, ter waarde van 750 miljard EUR, en gerichte versterking van de langetermijnbegroting van de EU voor 2021-2027 zullen de totale financiële slagkracht van de EU-begroting op 1,85 biljoen EUR brengen. Naast de ondersteuning van het herstel is het gericht op de Europese Green Deal en digitalisering om de werkgelegenheid en de groei, de veerkracht van onze samenlevingen en de gezondheid van ons milieu een impuls te geven.

1.3.

Het EESC steunt de resolutie van het Europees Parlement die op 17 april 2020 met een overweldigende meerderheid is goedgekeurd om in het komende herstel- en wederopbouwpakket van de EU de Europese “Green Deal” centraal te stellen “om de economie op gang te brengen, de weerbaarheid ervan te vergroten en nieuwe werkgelegenheid te creëren, en tegelijkertijd bij te dragen tot de ecologische transitie, duurzame economische en sociale ontwikkeling te ondersteunen” (3).

1.4.

Het EESC steunt het investeringsplan voor een duurzaam Europa (EGDIP) als de eerste van de belangrijkste financiële pijlers van de transitie naar een koolstofarme economie, evenals het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (4). Het EESC beschouwt deze initiatieven als een eerste stap in de juiste richting en dringt er bij de EU-instellingen op aan transparante participatieve processen vast te stellen ter voorbereiding van de volgende stappen en daarbij alle relevante belanghebbenden effectief te betrekken en het streven naarherstel en een rechtvaardige overgang naar een welzijnseconomie voor ogen te houden. (5)

1.5.

Gezien de ongekende crisis waarmee we te maken hebben, dringt het EESC aan op een ambitieus wederopbouwplan dat strookt met de Overeenkomst van Parijs. Een cruciaal onderdeel hiervan zou een budget voor klimaatactie moeten zijn dat ten minste gelijk is aan de eerder vastgestelde investeringskloof van ongeveer 300 miljard EUR per jaar, en met nadrukkelijke ondersteuning van decentrale decarbonisatieprojecten die mede door burgers, het mkb, energiegemeenschappen en lokale en regionale overheidsinstanties zijn ontworpen en worden aangestuurd.

1.6.

Het EESC is ervan overtuigd dat de transitie en de wederopbouw na COVID-19 rechtvaardig moeten zijn en moeten leiden tot een rechtvaardiger en duurzamere EU, anders zullen ze mislukken, met alle ernstige gevolgen van dien voor het Europese project in zijn geheel. Een cruciaal onderdeel van een rechtvaardige transitie is de politieke, sociale en economische integratie van burgers, werknemers, gemeenschappen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name in onderontwikkelde plattelandsregio’s in de EU, zonder onderscheid ten opzichte van lidstaten die momenteel niet tot de eurozone behoren. Een reeks criteria die ervoor zorgen dat de transitie rechtvaardig is, is cruciaal; belanghebbenden op alle niveaus moeten hierbij worden betrokken. Aan dit debat heeft het EESC al bijgedragen (6).

1.7.

Een rechtvaardige transitie en de wederopbouw na COVID-19 moeten ervoor zorgen dat consumenten en gemeenschappen actieve “prosumenten” (producenten en consumenten) worden van duurzame producten en diensten in de energie- en vervoersector.

1.8.

Het EESC dringt erop aan dat de belemmeringen voor de herverdeling van overheids- en particuliere middelen, in de eerste plaats de huidige directe en indirecte subsidies aan de sector fossiele brandstoffen, alsook de begrotings- en fiscale belemmeringen, spoedig worden weggenomen.

1.9.

Het EESC is voorstander van een krachtig mandaat voor de Europese Commissie om een nieuwe EU-aanpassingsstrategie te ontwikkelen en dringt erop aan dat evenveel nadruk wordt gelegd op de financiering van terugdringing en aanpassing. Het EESC is van mening dat zo snel mogelijk een inclusieve beleidsdiscussie over de ontwikkeling van innovatieve financiële mechanismen voor aanpassingsacties en speciale middelen voor rechtvaardige aanpassing moet worden gestart.

1.10.

Het EESC dringt aan op een substantiële verhoging van de beschikbare middelen, de lancering van een gericht jeugdprogramma “Europees solidariteitskorps voor klimaatactie” en middelen voor de samenwerking tussen lokale overheden en organisaties van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling van gemeenschapsgerichte en -eigen koolstofarme energie- en vervoersprojecten.

1.11.

De EGD moet de veiligheid en het internationale concurrentievermogen van de EU waarborgen, met name van de kleine en middelgrote ondernemingen, die te maken hebben met fellere concurrentie van de opkomende economieën. Het EESC steunt de voorstellen voor een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens.

2.   Inleiding en algemene opmerkingen

2.1.

Het EESC stelt dit advies op om te voldoen aan het verzoek van de republiek Kroatië, dat het voorzitterschap van de Raad van de EU bekleedt, en is verheugd dat het voorzitterschap een debat op EU-niveau wil bevorderen over de verbetering van de financiële regelingen om tegemoet te komen aan de groeiende behoefte aan een transitie naar een koolstofarme economie en om een antwoord te bieden op de aanpassing aan de klimaatverandering. In een vergevorderd stadium van de redactie van dit advies werd de wereld door de COVID-19-pandemie getroffen; getracht wordt hierin een aantal eerste reacties op deze nieuwe realiteit op te nemen.

2.2.

Voor onze ogen voltrekt zich een menselijke catastrofe, gaan mensenlevens verloren, verspreiden zich ziekte en sociale problemen en verdwijnen banen in een omvang zonder weerga. Bij een verkeerde aanpak lopen we het risico dat de gevolgen net zo ernstig zullen zijn als die van de Grote Depressie van 1929. Met een goede aanpak kan de EU zich hier doorheen slaan, levens en maatschappelijk welzijn redden, onze sociaaleconomische modellen omvormen tot modellen die gericht zijn op mensen en de natuur en een impuls geven aan wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling.

2.3.

Het EESC juicht de recente conclusies van de Europese Raad en de aangekondigde Europese Green Deal (EGD) (7) ten zeerste toe en steunt deze, alsook de gezamenlijke doelstelling om de transitie naar een koolstofarme economie te bewerkstelligen door “tegen 2050 een klimaatneutrale Unie tot stand te brengen”. Het steunt ook het investeringsplan voor een duurzaam Europa (EGDIP) als de eerste van de belangrijkste financiële pijlers, evenals het mechanisme voor een rechtvaardige transitie, ter ondersteuning van de werknemers en de burgers in de regio’s waar de gevolgen van de transitie het grootst zijn (8).

2.4.

Het is onomstotelijk gebleken dat we te kampen hebben met een dringend klimaatprobleem, existentieel biodiversiteitsverlies, maatschappelijk onaanvaardbare risico’s voor de gezondheid door chemicaliën en luchtvervuiling en een onmogelijk te meten hoeveelheid plasticvervuiling in onze oceanen. Wetenschappelijk onderzoek (9) toont aan dat het ontstaan van nieuwe ziekten bij de mens nauw samenhangt met de oorzaken van de milieucrisis, die moeten worden aangepakt door via de EGD prioriteit te geven aan milieumaatregelen.

2.5.

Naast de existentiële milieucrises hebben we ook te kampen met hoge en toenemende ongelijkheid, demografische crises, politiek radicalisme en afnemend vertrouwen in overheden, governance en beleidsvorming. De COVID-19-crisis heeft een aantal tekortkomingen van onze economische en governancesystemen, waaronder de grenzen van de markteconomie, aan het licht gebracht en het belang van doeltreffende overheidsinstellingen en sterke openbare gezondheidszorgstelsels onderstreept. Het heeft mensen ook in staat gesteld hun gevoel voor wat belangrijk is, opnieuw te bezien. Het is dringend noodzakelijk om de impact van het productie- en consumptieniveau te herzien en te kijken naar eerlijke lonen voor essentieel werk (bijv. openbare diensten zoals de gezondheidszorg), het belasting- en loonbeleid en nieuwe instrumenten zoals het universele basisinkomen, zoals het EESC in eerdere adviezen heeft bepleit (10).

2.6.

Het Europese bedrijfsleven ziet de overgang naar een koolstofarme economie en het herstel na COVID-19 steeds meer als een ontwikkelingskans en een manier om productieve banen terug te brengen naar Europa. In een recente brief aan de EU-ministers van Milieu en Klimaat (11) roepen zeven toonaangevende Europese energiebedrijven de EU op om haar broeikasgasreductiedoelstelling voor 2030 te verhogen tot ten minste 55 % ten opzichte van het niveau van 1990, zodat deze strookt met een kosteneffectief traject tot 2050. De Energy Transitions Commission roept de regeringen van de wereld op om de economische stimuleringsuitgaven verstandig te besteden en te investeren in de economie van de toekomst. (12)

3.   Grotere klimaatambities, nieuwe financiële middelen voor een rechtvaardige transitie, wederopbouw en transitie naar een koolstofarme economie en uitvoering van de SDG’s voor 2030

3.1.

Om ervoor te zorgen dat nieuwe financiële middelen adequaat worden ingezet voor dringende klimaatactie en dat de bestaande middelen beter worden gebruikt, is een ambitieuze politieke agenda met aangescherpte streefdoelen voor 2030 en 2050 absoluut noodzakelijk. Het EESC steunt dan ook de oproep aan de Europese Unie om ernaar te streven in 2050 koolstofneutraal te zijn en de reductiedoelstelling voor broeikasgas voor 2030 dienovereenkomstig aan te passen naar een reductie van ten minste 55 % ten opzichte van het niveau van 1990.

3.2.

Het EESC is ervan overtuigd dat de transitie en de wederopbouw na COVID-19 rechtvaardig moeten zijn en moeten leiden tot een rechtvaardiger EU, anders zullen ze mislukken, met alle ernstige gevolgen van dien voor het Europese project in zijn geheel. Een cruciaal onderdeel van een rechtvaardige transitie is de politieke, sociale en economische integratie van burgers, werknemers, gemeenschappen en kleine en middelgrote ondernemingen, met name in onderontwikkelde plattelandsregio’s van de EU, en zonder onderscheid ten opzichte van lidstaten die momenteel niet tot de eurozone behoren. Een eerlijke verdeling van de financiële middelen uit het toekomstige budget voor klimaatmaatregelen is essentieel om tot deze integratie te komen. Voorts moeten we proactief voorkomen dat er trends ontstaan waarbij het grootste deel van de middelen terechtkomt bij sterke belanghebbenden die over de middelen en capaciteit beschikken om financierbare projecten te ontwikkelen.

3.3.

Het EESC dringt er bij de Europese Commissie op aan om ervoor te zorgen dat alle belanghebbenden — lokale gemeenschappen, het maatschappelijk middenveld, de sociale partners, de industrie, kennisinstituten enz. — actief worden betrokken bij de toekomstige ontwikkeling en uitvoering van de EGD en het herstel en de wederopbouw na COVID.

3.4.

Na de eerste stappen van de EGD en het EGDIP en vanwege de ongekende crisis waarmee we te maken hebben, is het EESC ingenomen met een herstelfonds van toereikende omvang en dringt het aan op een ambitieus wederopbouwplan dat voldoet aan de Overeenkomst van Parijs. Een cruciaal onderdeel hiervan zou een budget voor klimaatactie moeten zijn dat ten minste gelijk is aan de eerder vastgestelde investeringskloof van ongeveer 300 miljard EUR per jaar, en met nadrukkelijke ondersteuning van decentrale decarbonisatieprojecten die mede in handen zijn van burgers, het mkb, energiegemeenschappen en lokale en regionale overheidsinstanties. Het EESC heeft in zijn oproep voor het Pact voor financiën en klimaat (13) al voorstellen gedaan voor deze financiële mobilisatie; in dit advies zullen we daar nog enkele voorstellen aan toevoegen.

3.5.

Tegelijk hiermee en met het oog op de uitwerking van een optimale combinatie van mechanismen voor het aanboren van toekomstige klimaatfinanciering meent het EESC dat een solide en transparante beoordeling geboden is van de financiële middelen die nodig zijn om de SDG’s voor 2030 uit te voeren. Er dient ook een inclusief beleidsdebat te worden gevoerd over duurzaamheid en de rechtvaardige transitie binnen een demografisch, technologisch en fiscaal/openbaarbeleidskader, waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor het komende EMA-verslag (14).

3.6.

Het EESC heeft al gepleit voor een Europees Pact voor financiën en klimaat dat “het kapitaal dat een nieuwe financiële bubbel zou kunnen veroorzaken [beoogt] te verschuiven naar de strijd tegen de klimaatverandering en de reële economie. Ook moet het voorwerp zijn van nieuwe financieringen, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen.” De verschillende voorgestelde financieringsbronnen zijn onder meer:

financiering herbestemmen ten bate van duurzame investeringen via een “groene earmarking” en leningen met een “groen label” van de Europese Investeringsbank (EIB) bevorderen;

de kwantitatieve versoepeling van de Europese Centrale Bank (ECB) als financieringsbron gebruiken;

criteria voor duurzame investeringen vastleggen.

Zo is het Klimaatfinancieringspact een kans om tegelijkertijd de klimaatcrisis, het gebrek aan kwaliteitsbanen en de twijfels over het Europese project aan te pakken. Dit omvat twee instrumenten: de Europese Bank voor Klimaat en Biodiversiteit, en het Europese Fonds voor Klimaat en Biodiversiteit. Samen zouden deze de Europese Klimaatbank kunnen vormen.

3.7.

Het EESC verwelkomt en steunt de aankondiging van de EIB dat zij voornemens is in de periode van 2021 tot en met 2030 steun te verlenen voor investeringen voor een bedrag van één biljoen EUR in klimaatactie en milieuduurzaamheid. Volgens de huidige regels kan de EIB echter een grotere jaarlijkse leningenportefeuille hebben. Als de EU of de ECB meer begrotingsgaranties voor de EIB verstrekt, kan de jaarlijkse portefeuille nog verder worden uitgebreid.

3.8.

Het EESC roept de lidstaten en de EU-instellingen op om de regels van het stabiliteits- en groeipact te hervormen, zodat de gouden regel ruimte schept voor meer nationale, klimaatgerelateerde investeringen, die in het kader van het EU-budget voor klimaatmaatregelen worden uitgesloten van de berekening van begrotingstekorten, met de nodige waarborgen tegen misbruik. (15) De eerste mogelijkheden zijn al genoemd in het jaarverslag 2019 van het Europees Begrotingscomité (16); deze moeten nu worden uitgewerkt en operationeel worden gemaakt. Tijdens de opschorting van het stabiliteits- en groeipact in het licht van de COVID-19-crisis verzoekt het EESC de lidstaten de beschikbare begrotingsmiddelen te gebruiken om de investeringen in klimaatmaatregelen maximaal te stimuleren.

3.9.

Het EESC roept de ECB op om direct en indirect een belangrijke rol te spelen bij de financiering van klimaatmaatregelen. Naast het effect van haar programma voor de aankoop van activa (APP) en het pandemie-noodopkoopprogramma (PEPP) kan de ECB, door de relevante regelgeving vast te stellen en haar regelgevende bevoegdheden uit te oefenen, en door coördinatie met de centrale banken buiten de eurozone in het kader van het Europees Stelsel van centrale banken, de centrale banken aanmoedigen om haar voorbeeld te volgen en zo de financiering van de klimaatmaatregelen positief beïnvloeden. Kapitaalratio’s zouden ook proactiever kunnen worden gebruikt door gunstige regelingen toe te passen op leningen en investeringen die in de EU-taxonomie als groen worden beschouwd. De ECB zou in staat moeten zijn om door middel van verdere onconventionele monetaire beleidsmaatregelen liquiditeit te verschaffen (17) en het verstrekken van die liquiditeit, ongeacht de vereiste omvang, zou een positief effect moeten hebben op de klimaatmaatregelen.

3.10.

De financiering van klimaatmaatregelen kan worden verhoogd door middel van groene obligaties die door de publieke en particuliere sector worden uitgegeven en die gebaseerd zijn op een sterk regelgevingskader, uitgaande van de EU-taxonomie voor duurzame investeringen. Er is dringend behoefte aan regelingen die dit aanmoedigen. De EIB kan op twee manieren een grotere rol spelen: door leningen toe te kennen voor projecten die bijdragen aan klimaatactie en door zich openlijk in te zetten en de afgifte van groene obligaties te bevorderen. De Europese Centrale Bank kan deze obligaties via het APP vervolgens in grotere hoeveelheden aankopen dan voorheen het geval was.

3.11.

Aangezien het leeuwendeel van de investeringen uiteindelijk door de burgers en de particuliere sector wordt gedaan, benadrukt het EESC het belang van fiscale milieumaatregelen en alle aspecten van koolstofbeprijzing, als belangrijk instrument om duurzame investeringen rendabel te maken. We willen ook benadrukken dat de combinatie van koolstofbeprijzing en groene obligaties de milieu-effectiviteit, de kapitaalaccumulatie en de houdbaarheid van de schuldenlast verbetert […], en getuigt van een grotere intergenerationele eerlijkheid (18).

3.12.

Een andere financieringsbron zouden securitisaties kunnen zijn die worden gedekt door een onderpandsportefeuille bestaande uit leningsactiva — de onderpandspool — die groene en eventueel bruine activa zou kunnen omvatten. De securitisatie is groen als de opbrengst dient voor de financiering van groene projecten.

3.13.

Volgens het EESC is een van de grootste uitdagingen bij de uitvoering van het EGDIP de ontwikkeling van een reeks investeringsprojecten die beantwoorden aan de strategische doelstellingen van de EU. De beschikbaarheid van zulke investeringsprojecten strookt nog niet met de vraag. Technische bijstand en adviesverstrekking op alle niveaus van het openbaar bestuur helpen om duurzame projecten vast te stellen en voor te bereiden en voor capaciteitsopbouw voor projectontwikkelaars te zorgen. Het EU-brede classificatiesysteem voor duurzame investeringen (taxonomie) (19) moet worden gebruikt als basis voor de vaststelling en ontwikkeling van zulke projecten.

3.14.

De financiering van een rechtvaardige transitie naar een koolstofarme economie moet ervoor zorgen dat de ontwikkelingskans voor nieuwe technologieën en nieuwe ondernemingen actief wordt ondersteund op een manier dat consumenten en gemeenschappen, vooral degene die momenteel uitgesloten zijn van de relevante productieprocessen, maximaal bezit krijgen van de nieuwe productiecapaciteit, waarbij zij veranderen in actieve “prosumenten” (producenten en consumenten) van duurzame producten en diensten in de energie- en vervoersector.

3.15.

Aangezien het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in feite een privatisering van een waardevolle natuurlijke hulpbron is, moeten projecten die met overheidsmiddelen worden gesteund, de eigendom van de lokale gemeenschap erkennen en een passende deelname aan de voordelen of de eigendom van de projecten door de lokale gemeenschappen omvatten.

3.16.

Benadrukt zij dat er dringend aanzienlijke financiële steun moet worden verleend aan instellingen die de ontwikkeling en bundeling van kleine, decentrale en individuele projecten van burgers, gemeenschappen of kleine en middelgrote ondernemingen in grotere en beter financierbare projecten actief kunnen bevorderen. Nu het maatschappelijk middenveld duidelijk met veel van zulke initiatieven komt, is het EESC erop gebrand bij te dragen aan de ontwikkeling van een institutioneel kader en richtsnoeren voor bijstand en actieve samenwerking op EU-niveau met betrekking tot deze initiatieven.

4.   Bestaande financiële mechanismen, investeringsbelemmeringen voor openbare en particuliere financiën en staatssteun

4.1.

In de Overeenkomst van Parijs wordt geëist dat financiële transacties worden afgestemd op de nodige emissiereducties en klimaatbestendige ontwikkeling. In het licht hiervan en van de doelstellingen van de EGD dringt het EESC erop aan dat alle bestaande financiële mechanismen van de EU stroken met de Overeenkomst van Parijs of klimaatbestendig zijn, alsook met de EGD-doelstellingen en de Agenda 2030.

4.2.

Gelet op de bestaande financiële mechanismen heeft het EESC de volgende aanbevelingen reeds goedgekeurd (20):

het aandeel van het Europees Fonds voor strategische investeringen dat is bestemd voor de strijd tegen de klimaatverandering optrekken tot 40 %;

de EU moet blijk geven van een ambitieniveau dat de uitdaging van de bestrijding van de klimaatverandering aan kan;

gemiddeld 40 % van de totale begroting (MFK 2021-2027) moet aan deze doelstelling worden toegewezen, terwijl het overeenkomstige aandeel van het Europees Cohesiefonds boven de huidige 20 % komt te liggen.

4.3.

Er zijn verscheidene grote belemmeringen voor de vrijmaking van voldoende publieke en particuliere middelen voor klimaatactie op het niveau van de EU en van de lidstaten, waardoor beperking en aanpassing onvoldoende en inadequaat worden gefinancierd (21). Drie daarvan willen we benadrukken.

4.4.

Ten eerste zijn er nog steeds hoge subsidies, direct en indirect, voor fossiele brandstoffen. Voor de EU werden deze door het IMF (22) onlangs geschat op 289 miljard dollar in 2015. De indirecte subsidies zijn op nationaal en EU-niveau terug te vinden en brengen enorme milieu-, sociale en economische (alternatieve) kosten met zich mee waardoor de geboekte vorderingen op het gebied van klimaatactie teniet worden gedaan. Aangezien deze ook de koolstofprijs verlagen, is het EESC van oordeel dat ze dringend moeten worden afgebouwd en dat de nationale en klimaatplannen van de lidstaten hiervoor een duidelijk tijdschema moeten bevatten.

4.5.

Ten tweede blijft de financiering van de klimaatmaatregelen beperkt, nu het begrotingsbeleid van de lidstaten in de regel gebonden is aan het stabiliteits- en groeipact en de staatssteunregels die verhinderen dat de overheid een grotere rol gaat spelen in het transformatiebeleid. Het huidige gebruik van de algemene ontsnappingsclausule voor het eerstgenoemde (23) en een tijdelijk kader voor staatssteunregels (24) zijn uitzonderingen waarvan het Comité hoopt dat ze maximaal zullen worden gebruikt voor de financiering van klimaatmaatregelen.

4.6.

Ten derde zijn er belemmeringen voor financiering door de particuliere sector, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen en investeringen in onderzoek en innovatie. Tegelijk met de EGD moet de laatste hand worden gelegd aan de banken- en kapitaalmarktenunie, met bijzondere aandacht voor de universele en eenvoudige toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot meer diverse en substantiële financiering voor de overgang naar klimaatneutrale technologieën.

4.7.

Voorts is de deelname aan het bestuur van belangrijke EU-programma’s vaak beperkt, waardoor de voordelen van echte participatie van belanghebbenden niet ten volle kunnen worden benut: democratische participatie en toezicht, en ervoor zorgen dat publieke middelen op de sociaal meest wenselijke bestemmingen terechtkomen. Bredere participatie van belanghebbenden uit de overheid, maatschappelijke organisaties, de sociale partners, de academische sector en het bedrijfsleven, moet derhalve mogelijk zijn.

4.8.

De EU-koolstofmarktprijzen dalen ten gevolge van de door de COVID-19-crisis veroorzaakte sluitingen van bedrijven, wat onderstreept dat de regeling moet worden versterkt om soortgelijke schokken beter te kunnen weerstaan. Net voor de crisis bedroeg de EU-ETS-prijs 25 EUR per ton, wat bijdroeg tot de geleidelijke afschaffing van steenkool. Door de huidige prijsdaling is de winstgevendheid van bruinkoolcentrales helaas al verbeterd. De prijsdaling betekent ook dat de lidstaten minder inkomsten ontvangen uit de veiling van emissierechten. Een lagere koolstofprijs betekent minder blootstelling aan het koolstofprijssignaal om emissiereducties te bevorderen. Dit is vooral van belang voor grote vervuilende industriesectoren (staal, chemicaliën, cement) en de luchtvaartsector. De marktstabiliteitsreserve van de EU-ETS (MSR) heeft sinds begin 2019 overtollige emissierechten van de markt geabsorbeerd, wat de belangrijkste reden is voor de prijs van 25 EUR. Zij zal het overschot blijven opkopen en deze vergunningen later annuleren. De MSR is echter ontworpen om het overaanbod dat in de loop der jaren is ontstaan, te verwerken. Ze is niet geschikt om het hoofd te bieden aan huidige of toekomstige overschotten. De MSR zal versterkt moeten worden (25) in de context van de EU-klimaatwetgeving en de komende herziening van de EU-regels voor de koolstofmarkt.

4.9.

Het EESC steunt het Commissievoorstel om in de nieuwe EU-begroting voor 2021-2027 Europese landen met hoge kapitaalkosten de mogelijkheid te bieden om projecten voor hernieuwbare energie te ontwikkelen met financiële ondersteuning via een mechanisme voor een EU-begrotingsgarantie. Door de kapitaalkosten te verlagen, zouden de gemiddelde elektriciteitskosten voor windparken aan land in Griekenland (26) 20 % lager liggen ten opzichte van een scenario zonder risicobeperkende maatregelen (van 0,057 EUR/kWh naar 0,046 EUR/kWh).

4.10.

Begrijpelijker en transparanter regels voor staatssteun zouden voor zowel overheids- als niet-overheidsactoren meer duidelijkheid scheppen over de vraag welk beleid en welke sectoren gefinancierd moeten worden en hoe. Verder dringt het EESC aan op een striktere beoordeling van de nationale staatssteunregelingen wat betreft het evenwicht tussen het financieren van vervuilers en het bijdragen aan de transitie naar een koolstofarme economie.

4.11.

Het EESC wijst erop dat de herziene AGVV en de EEAG, wil hun potentieel ten volle kunnen worden benut, duidelijk moeten worden opgesteld (27), met voorbeelden van projecten of exploitanten (bijv. gemeenschappen voor hernieuwbare energie) die de lidstaten kunnen kiezen en dat maatschappelijke organisaties die actief zijn op het gebied van milieubescherming moeten worden erkend als “belanghebbende partijen” in de zin van artikel 1, onder h), van de procedureverordening (28) (29).

5.   Uitdagingen bij de financiering van de aanpassing aan de klimaatverandering

5.1.

In de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering wordt opgeroepen tot het nemen van maatregelen voor zowel de oorzaken als de gevolgen van klimaatverandering. De oorzaken van klimaatverandering moeten worden aangepakt met een drastische vermindering van de uitstoot van broeikassen (d.w.z. beperking) en de gevolgen ervan door een even grote nadruk te leggen op investeringen in klimaatbestendigheid (d.w.z. aanpassing).

5.2.

Uit een recente studie is gebleken dat de kosten-batenverhoudingen van aanpassingsprogramma’s, zoals systemen voor vroegtijdige waarschuwing, het vergroten van de weerbaarheid van infrastructuur, het verbeteren van landbouw in droge gebieden of het beheren van watervoorraden, tussen 1:5 en 1:10 liggen (30). In diezelfde studie wordt voorgesteld om bij de aanpassing een drievoudig dividend te genereren, bestaande uit vermeden verliezen ten gevolg van de klimaatverandering, economische voordelen van de investeringsprogramma’s en sociale en milieuvoordelen.

5.3.

Het EESC bepleit een krachtig mandaat voor de ontwikkeling van een nieuwe aanpassingsstrategie van de EU en benadrukt de dringende noodzaak om een deskundig en geloofwaardig besluitvormingsproces te ontwikkelen op het niveau van de EU en van de lidstaten om de “even grote nadruk” op de financiering van beperking en aanpassing om te zetten in een optimale verdeling van de beschikbare en toekomstige middelen tussen deze twee prioriteiten. Even belangrijk is een debat over de ontwikkeling van een innovatieve mobilisatie van financiële middelen voor aanpassing.

5.4.

Het EESC is van mening dat aanpassingsmaatregelen in grote mate kunnen bijdragen aan de waarborging dat de transitie en de wederopbouw na COVID-19 op een rechtvaardige manier worden uitgevoerd. Gemeenschappen en regio’s die meer dan gemiddeld worden getroffen door de negatieve gevolgen van de klimaatverandering moeten worden geholpen bij de reactie op die gevolgen en geconstateerde risico’s. Dit geldt zeker voor gemeenschappen en regio’s waar de uitstoot van broeikasgassen nu en in het verleden lager is dan gemiddeld.

5.5.

Om de eerlijke toegang tot vrijgemaakte financiële middelen voor aanpassingsmaatregelen te waarborgen, roept het EESC op om technische en organisatorische bijstand te verlenen aan de getroffen regio’s en om speciale middelen voor rechtvaardige aanpassing, op het niveau van de EU, de lidstaten en op regionaal niveau, vast te stellen.

5.6.

Terwijl de mitigatiedoelstellingen duidelijk zijn (bijv. de gemiddelde temperatuurstijging wereldwijd onder 1,5 oC houden of de emissies met een bepaalde hoeveelheid ten opzichte van een basisjaar verminderen), is het lastig om adaptatiedoelstellingen vast te stellen. Zij zijn echter noodzakelijk voor een efficiënt aanpassingsproces. Het EESC steunt de vaststelling van kwetsbaarheidsindexen (VI’s), die als leidraad zullen dienen voor de aanpassingsstrategie en de formulering van de aanpassingsdoelstellingen. VI’s dienen drie aspecten te bestrijken: geografische of regionale kwetsbaarheid; sectorale of economische kwetsbaarheid; en maatschappelijke kwetsbaarheid.

6.   Nieuwe financiële middelen voor niet-overheidsactoren op het gebied van klimaatactie

6.1.

Organisaties uit het maatschappelijk middenveld, nationale, regionale en lokale overheden moeten niet alleen toegang krijgen tot de financieringsinstrumenten, ze moeten ook actief deelnemen aan het ontwerp en de uitvoering van projecten, initiatieven en activiteiten die bijdragen aan de verlaging van de uitstoot en klimaatbestendige gemeenschappen (31).

6.2.

Het EESC steunt het Europees solidariteitskorps dat jongeren bij elkaar brengt om samen een meer inclusieve samenleving op te bouwen, kwetsbare mensen te helpen en maatschappelijke uitdagingen aan te pakken (32). In het licht van het dringende klimaatprobleem en de duidelijke motivatie van jongeren inzake de EU stelt het EESC een substantiële verhoging van de beschikbare middelen voor, evenals de lancering van een gericht subprogramma Europees solidariteitskorps voor klimaatactie, waarmee alle geïnteresseerde jongeren en gastorganisaties steun kunnen verlenen aan gemeenschapsinitiatieven in de gehele EU voor dringende klimaatactie.

6.3.

Het EESC dringt aan op een substantiële verhoging van de beschikbare middelen voor de EU en de lidstaten, met name voor de samenwerking tussen lokale overheden en organisaties van het maatschappelijk middenveld bij de ontwikkeling van gemeenschapsgerichte en -eigen koolstofarme energie- en vervoersprojecten. Het EESC merkt op dat de financiering van klimaatmaatregelen voor het herstel na COVID-19 nog moeilijker kan worden, aangezien de beschikbaarheid van publieke en particuliere bronnen waarschijnlijk zal afnemen, terwijl de vraag naar financiering blijft toenemen.

6.4.

Volgens het EESC moet de EU gaan investeren in wat ons sociaaleconomisch systeem bestand maakt tegen de crisis, door de basis te leggen voor een groene, circulaire economie die is verankerd in op de natuur gebaseerde oplossingen en die gericht is op het welzijn van de burgers. Dit is het moment om de systemische economische verandering in te luiden en het goede nieuws is dat we onze blauwdruk hebben: de combinatie van de VN-agenda 2030 (17 SDG’s) en de Europese Green Deal van de Europese Commissie.

7.   Mondiaal en geopolitiek aspect

7.1.

De COVID-19-crisis herinnert ons aan de onmisbare rol van elektriciteit in ons leven en benadrukt de cruciale waarde van de elektriciteitsinfrastructuur en knowhow. De crisis laat zien hoe deze rol in de toekomst zal groeien en evolueren. Hoe kan de transitie naar schone energie helpen om de economie weer op gang te brengen? Zij kan leiden tot een ambitieuze agenda voor het scheppen van banen en de doelstellingen inzake klimaatverandering: zo kan de modernisering van de energiesystemen bijdragen tot het scheppen van werkgelegenheid en economische groei en tegelijkertijd het klimaat beschermen. Overheden sturen direct of indirect meer dan 70 % van de mondiale investeringen in energie. In deze tijden van crisis zijn hun besluiten meer dan ooit van belang. De beleidsomgeving kan energiegerelateerde investeringen actief in een duurzamere richting sturen. Voorrang moet worden gegeven aan stimuleringsprogramma’s in de energiesector ter ondersteuning van de arbeidskrachten, het scheppen van nieuwe banen en het terugdringen van de uitstoot.

7.2.

De wereldwijde oliemarkten worden geconfronteerd met een ongekende situatie; komt het tot een stormloop op — of uitstel van hernieuwbare energiebronnen? In het algemeen maken lage (negatieve) olieprijzen groene energie minder concurrerend, maar voor olie-exporteurs betekenen uitverkoopprijzen dat er een grotere economische stimulans is om te investeren in hernieuwbare energie, terwijl investeerders dit kunnen interpreteren als een teken dat de oliemarges laag zullen zijn en dus meer van hun kapitaal in groene hulpbronnen zullen investeren.

7.3.

Het EESC meent dat de EGD het internationale concurrentievermogen van de EU en met name van de kleine en middelgrote ondernemingen, die te maken hebben met grotere concurrentie van de opkomende economieën, moet beschermen tegen de transitierisico’s die gepaard gaan met het beleid voor de nagestreefde koolstofneutraliteit, dat ongewenste neveneffecten kan hebben voor het internationale concurrentievermogen.

7.4.

De uitvoering van de EGD zal de belangen van de importeurs van fossiele brandstoffen in de EU ongetwijfeld onder druk zetten, zowel op bedrijfs- als op nationaal niveau. De EU moet dringend weerbaar worden ten aanzien van een eventuele escalatie van alle niet-EU-inspanningen om de uitvoering van de EGD te vertragen, en zij moet sterkere mechanismen ontwikkelen om bestaande pogingen in kaart te brengen en daarop te reageren.

7.5.

Het EESC pleit voor opname van de Overeenkomst van Parijs in alle toekomstige handelsovereenkomsten van de EU als een essentiële clausule, alsook voor actieve Europese klimaatdiplomatie, gericht op een wereldwijde aanpak van de klimaatverandering, de gevolgen ervan en de aanpassing eraan, in samenwerking met de lidstaten. De EU moet kwesties aanpakken die verband houden met de stijgende verzekeringskosten ten gevolge van de grotere fysieke risico’s van de klimaatverandering, de uitvoering van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs en het bereiken van een mondiale koolstofprijs door wereldwijd gekoppelde koolstofmarkten.

7.6.

Het EESC steunt de voorstellen voor een mechanisme voor koolstofcorrectie aan de grens en dringt aan op maatregelen om de belemmeringen voor energie-efficiënte producten met een lage uitstoot van broeikasgassen weg te nemen en investeringen in hernieuwbare energie in handelsovereenkomsten te bevorderen.

Brussel, 11 juni 2020.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/european-green-deal-communication_en.pdf

(2)  https://www.www.eesc.europa.eu/nl/news-media/presentations/de-respons-van-de-europese-unie-op-de-covid-19-uitbraak-en-de-behoefte-aan-ongekende-solidariteit-tussen-de-lidstaten

(3)  https://www.europarl.europa.eu/doceo/document/TA-9-2020-0054_NL.pdf

(4)  Het investeringsplan voor de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie uitgelegd, Brussel, 14 januari 2020.

(5)  https://www.eesc.europa.eu/nl/our-work/opinions-information-reports/opinions/sustainable-economy-we-need-own-initiative-opinion

(6)  https://www.eesc.europa.eu/nl/our-work/opinions-information-reports/opinions/leaving-no-one-behind-when-implementing-2030-sustainable-development-agenda-own-initiative-opinion

(7)  https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/european-green-deal-communication_en.pdf

(8)  Het investeringsplan voor de Europese Green Deal en het mechanisme voor een rechtvaardige transitie uitgelegd, Brussel, 14 januari 2020.

(9)  https://www.nature.com/articles/s41893-019-0293-3#ref-CR101

(10)  https://www.eesc.europa.eu/nl/our-work/opinions-information-reports/opinions/european-framework-directive-minimum-income-own-initiative-opinion

(11)  https://www.statkraft.com/media/news/2019/energy-companies-call-for-more-ambitious-EU-2030-climate-target/

(12)  http://www.energy-transitions.org/sites/default/files/COVID-Recovery-CoverLetter.pdf

(13)  https://www.eesc.europa.eu/nl/our-work/opinions-information-reports/opinions/european-finance-climate-pact-own-initiative-opinion

(14)  EMA-verslag over The sustainability transition in Europe in an age of demographic and technological change (De omslag naar duurzaamheid in Europa in tijden van demografische en technologische veranderingen).

(15)  https://www.bruegel.org/2019/12/the-european-green-deal-needs-a-reformed-fiscal-framework/

(16)  https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/2019-efb-annual-report_en.pdf

(17)  https://www.www.eesc.europa.eu/nl/news-media/presentations/de-respons-van-de-europese-unie-op-de-covid-19-uitbraak-en-de-behoefte-aan-ongekende-solidariteit-tussen-de-lidstaten

(18)  http://documents.worldbank.org/curated/en/808771566321852359/pdf/Financing-Low-Carbon-Transitions-through-Carbon-Pricing-and-Green-Bonds.pdf

(19)  https://ec.europa.eu/info/publications/sustainable-finance-teg-taxonomy_en

(20)  https://www.eesc.europa.eu/nl/our-work/opinions-information-reports/opinions/european-finance-climate-pact-own-initiative-opinion

(21)  Advies van het EESC over Vlottere toegang tot klimaatfinanciering voor niet-overheidsactoren (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 14).

(22)  https://www.imf.org/en/Publications/WP/Issues/2019/05/02/Global-Fossil-Fuel-Subsidies-Remain-Large-An-Update-Based-on-Country-Level-Estimates-46509

(23)  https://www.consilium.europa.eu/nl/press/press-releases/2020/03/23/statement-of-eu-ministers-of-finance-on-the-stability-and-growth-pact-in-light-of-the-covid-19-crisis/

(24)  https://ec.europa.eu/commission/presscorner/detail/nl/IP_20_496

(25)  https://carbonmarketwatch.org/publications/avoiding-a-carbon-crash-how-to-phase-out-coal-and-strengthen-the-eu-ets/

(26)  https://www.agora-energiewende.de/fileadmin2/Projekte/2019/De-risking_SEE/161_Unlocking_SEE_EN_WEB.pdf

(27)  Zie ook de bijdrage van ClientEarth aan de openbare raadpleging over de geschiktheidscontrole van de EEAG, juli 2019, op https://www.documents.clientearth.org/library/download-info/clientearths-response-to-the-targeted-consultation-for-the-evaluation-of-the-guidelines-on-state-aid-for-environmental-protection-and-energy-2014-2020/

(28)  Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 248 van 24.9.2015, blz. 9).

(29)  Zie het advies van het EESC over Een constructievere rol voor het maatschappelijk middenveld bij de uitvoering van milieuwetgeving (PB C 47 van 11.2.2020, blz. 50), par. 2.1.13; en het advies van het EESC over EU-maatregelen om de naleving van de milieuwetgeving en milieugovernance te verbeteren (PB C 283 van 10.8.2018, blz. 83), par. 3.5.8. en 3.5.9.

(30)  Global Commission on Adaptation, World Resources Institute, september 2019.

(31)  Advies van het EESC over Vlottere toegang tot klimaatfinanciering voor niet-overheidsactoren (PB C 110 van 22.3.2019, blz. 14) en studie over de Toolbox for multi-stakeholder climate partnerships. A policy framework to stimulate bottom-up climate actions.

(32)  https://europa.eu/youth/solidarity_nl


Top