This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52018BP1404
Resolution (EU) 2018/1404 of the European Parliament of 18 April 2018 with observations forming an integral part of the decision on discharge in respect of the implementation of the budget of the European Securities and Markets Authority for the financial year 2016
Resolutie (EU) 2018/1404 van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2016
Resolutie (EU) 2018/1404 van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2016
PB L 248 van 3.10.2018, p. 289–292
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
3.10.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 248/289 |
RESOLUTIE (EU) 2018/1404 VAN HET EUROPEES PARLEMENT
van 18 april 2018
met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2016
HET EUROPEES PARLEMENT,
— |
gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2016, |
— |
gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement, |
— |
gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie economische en monetaire zaken (A8-0101/2018), |
A. |
overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk legt op het bijzondere belang van de verdere versterking van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door de transparantie en de verantwoordingsplicht te vergroten, en de uitvoering van het concept van resultaatgericht begroten en een goed personeelsbeheer; |
B. |
overwegende dat de definitieve begroting van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (de „Autoriteit”) voor het begrotingsjaar 2016 volgens de staat van ontvangsten en uitgaven (1)39 398 106 EUR bedroeg, hetgeen een toename van 7,11 % ten opzichte van 2015 betekent; overwegende dat de Autoriteit wordt gefinancierd door de bijdrage van de Unie (10 203 000 EUR), bijdragen van de nationale toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten en waarnemers (16 180 250 EUR) en vergoedingen (10 550 293 EUR); |
C. |
overwegende dat de Rekenkamer in haar verslag over de jaarrekening van de Europese Autoriteit voor effecten en markten voor het begrotingsjaar 2016 (hierna: „het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van de Autoriteit betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn; |
Financieel en begrotingsbeheer
1. |
stelt vast dat de inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2016 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 99,97 %, oftewel een toename van 0,33 % ten opzichte van 2015, en dat het uitvoeringspercentage van de betalingskredieten 87,29 % bedroeg, oftewel een toename van 2,75 % in vergelijking met 2015; |
Vastleggingen en overdrachten
2. |
stelt met tevredenheid vast dat 92,8 % van de begrotingskredieten van 2015 die naar 2016 zijn overgedragen, binnen het jaar is betaald; |
3. |
merkt op dat het percentage overgedragen kredieten relatief laag was, behalve voor titel III (operationele uitgaven), waar dit 38,09 % bedroeg; |
4. |
verzoekt de Autoriteit het naar het volgende jaar over te dragen volume zo laag mogelijk te houden; |
5. |
wijst erop dat overdrachten vaak gedeeltelijk of geheel gerechtvaardigd zijn omdat de operationele programma's van de Autoriteit over meerdere jaren lopen, en niet noodzakelijk op een tekortkoming in de begrotingsplanning en -uitvoering wijzen, noch in alle gevallen haaks staan op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, met name indien zij vooraf zijn gepland door de Autoriteit en aan de Rekenkamer zijn gemeld; |
Overschrijvingen
6. |
stelt met voldoening vast dat uit het jaarlijks activiteitenverslag van de Autoriteit blijkt dat het niveau en de aard van de overschrijvingen in 2016 binnen de grenzen van de financiële voorschriften gebleven zijn; merkt op dat de Autoriteit overschrijvingen ten belope van 553 743,41 EUR heeft uitgevoerd uit titel III (beleidsuitgaven) en 182 131,59 EUR uit titel II (infrastructuur en huishoudelijke uitgaven) teneinde te voorzien in de begrotingsbehoeften van titel I (personeelsuitgaven); |
Personeelsbeleid
7. |
stelt vast dat de Autoriteit 204 personeelsleden in dienst had (136 tijdelijke functionarissen van de 140 posten die zijn goedgekeurd in het kader van de begroting van de Unie) in 2016, in vergelijking met 186 personeelsleden in het voorgaande jaar; stelt vast dat het personeelsverloop in 2016 8 % bedroeg en dus onder het streefcijfer van 10 % bleef; |
8. |
stelt vast dat de Autoriteit in 2016 op een totaal van 204 personeelsleden 86,3 (VTE) gedetacheerde nationale deskundigen, arbeidscontractanten, tijdelijke personeelsleden en consultants in dienst had; |
9. |
stelt vast dat het genderevenwicht van de Autoriteit 46 % vrouwen en 54 % mannen liet zien; betreurt evenwel het aanzienlijke gebrek aan evenwicht in de samenstelling van de raad van bestuur, waar de verhouding 17 % vrouwen en 83 % mannen bedroeg; |
10. |
stelt vast dat het ziekteverzuim per personeelslid van de Autoriteit in 2016 gemiddeld zes dagen bedroeg; stelt vast dat de Autoriteit teambuildingsessies heeft georganiseerd evenals buitendagen voor het personeel waarin aandacht werd besteed aan milieuduurzaamheid, toezicht ter plaatse, institutioneel recht, burn-outpreventie en lichamelijk en geestelijk welzijn van het personeel, met inbegrip van workshops over emotionele intelligentie, deskFIT-training, mindfulness, yoga-introductie en voedingsvoorschriften; |
11. |
stelt met tevredenheid vast dat de Autoriteit een netwerk van vertrouwenspersonen heeft opgericht en bewustmakingssessies voor personeelsleden en leidinggevenden heeft georganiseerd over de bescherming van de waardigheid van personen en de voorkoming van psychologische en seksuele intimidatie; |
12. |
stelt vast dat de uitvoerend directeur van de Autoriteit in maart 2015 opdracht gaf tot een administratief onderzoek naar aanleiding van door een externe IT-consultant geuite beschuldigingen van intimidatie jegens een personeelslid en dat het onderzoek in maart 2016 werd afgerond; stelt vast dat de beschuldigingen van intimidatie niet door het verzamelde bewijsmateriaal werden ondersteund; stelt ook vast dat er in 2016 geen andere gevallen van intimidatie werden gemeld, onderzocht of aan de rechter voorgelegd; |
13. |
stelt vast dat de Autoriteit geen gebruik maakt van dienstvoertuigen; |
Preventie van en omgang met belangenconflicten, transparantie en democratie
14. |
stelt vast dat de belangenverklaringen en cv's van de leden van de raad van bestuur op de website van de Autoriteit worden gepubliceerd; |
15. |
is verheugd dat de Autoriteit in de loop van 2016 is gestart met de publicatie van een register van vergaderingen van personeelsleden met externe belanghebbenden; |
16. |
verneemt van de Autoriteit dat de regels met betrekking tot klokkenluiders met succes worden toegepast, zoals gepland in de eerste helft van 2017; |
17. |
merkt op dat er een onafhankelijk orgaan voor openbaarmaking, advies en verwijzing nodig is, met voldoende begrotingsmiddelen, om klokkenluiders te helpen de juiste kanalen te gebruiken om hun informatie over mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot de financiële belangen van de Unie openbaar te maken en tegelijkertijd geheimhouding te garanderen en de nodige ondersteuning en advies te bieden; |
18. |
stelt vast dat de Autoriteit in 2016 zes verzoeken heeft ontvangen om toegang tot documenten uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (2) en dat de Autoriteit in vier gevallen volledige toegang heeft verleend, terwijl de Autoriteit in twee gevallen heeft besloten slechts gedeeltelijke toegang tot de documenten te verlenen in verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu en de bescherming van het doel van inspecties, onderzoeken en audits; dringt er bij de Autoriteit op aan al deze verzoeken in een geest van transparantie en verantwoordingsplicht met maximale openheid te behandelen; |
19. |
vraagt de Autoriteit de kwijtingsautoriteit op de hoogte te brengen van vermeende en bevestigde schendingen van ethische regels en aan te geven hoe zij met dergelijke schendingen is omgegaan en deze in de toekomst zal voorkomen; |
Belangrijkste resultaten
20. |
spreekt zijn voldoening uit over de door de Autoriteit vastgestelde drie belangrijkste resultaten en successen van 2016, namelijk:
|
Interne audit
21. |
neemt er kennis van dat de Autoriteit een actieplan heeft uitgevoerd in reactie op de Dienst interne audit (DIA) met betrekking tot „Omgang met belanghebbenden en externe communicatie”; stelt vast dat de Autoriteit in 2016 gestart is met de ontwikkeling en uitvoering van een geïntegreerde aanpak voor de planning, het beheer en de uitvoering van haar op interne en externe belanghebbenden gerichte communicatieactiviteiten, die moet leiden tot een aantal synergieën en onder meer tot betere coördinatie van de activiteiten van belanghebbenden via alle communicatiekanalen; |
22. |
verneemt van de Autoriteit dat alle essentiële of zeer belangrijke aanbevelingen die de DIA in voorgaande jaren heeft gedaan, werden uitgevoerd; |
Prestaties
23. |
is verheugd dat de Autoriteit samen met de Europese Bankautoriteit en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen deel uitmaakt van het Gemengd Comité dat zich inzet om te zorgen voor de intersectorale samenhang en gemeenschappelijke standpunten op het gebied van het toezicht op financiële conglomeraten en andere intersectorale kwesties; stelt bovendien vast dat de Autoriteit ook de samenwerking met het gemeenschappelijk toezichtsmechanisme en de Europese Centrale Bank heeft uitgebouwd op gebieden van wederzijds belang zoals marktinfrastructuur en financiële stabiliteit; |
24. |
merkt op dat de Rekenkamer een doelmatigheidscontrole heeft uitgevoerd met betrekking tot toezicht van kredietbeoordelingsbureaus binnen de Autoriteit, en haar eindverslag in februari 2016 heeft gepubliceerd; erkent dat de Autoriteit naar aanleiding van de aanbevelingen van de Rekenkamer een actieplan heeft opgesteld; stelt vast dat reeds werk is gemaakt van zeven van de acht aanbevelingen van de Rekenkamer en dat de behandeling van de achtste aanbeveling nu loopt; |
Overige opmerkingen
25. |
benadrukt dat de Autoriteit enerzijds moet waarborgen dat alle taken die voortvloeien uit het regelgevingskader zoals vastgesteld door het Parlement en de Raad volledig en met inachtneming van de termijnen worden uitgevoerd en anderzijds niet verder moet gaan dan die taken, zich moet houden aan het mandaat zoals vastgesteld door het Parlement en de Raad, en in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel moet respecteren, met het oog op een optimaal gebruik van middelen en verwezenlijking van de doelstellingen zoals vastgesteld door het Parlement en de Raad; |
26. |
wijst op de centrale rol die de Autoriteit speelt bij het garanderen van beter toezicht op het financieel systeem van de Unie met het oog op financiële stabiliteit, de noodzakelijke transparantie en grotere veiligheid voor de financiële markt van de Unie, in het bijzonder middels het coördineren van het toezicht van de nationale toezichthoudende instanties, middels samenwerking, daar waar noodzakelijk, met de instellingen die belast zijn met internationaal toezicht, én middels het uitoefenen van toezicht op de consistente toepassing van het Unierecht; beklemtoont dat de bedoelde samenwerking moet stoelen op onderling vertrouwen; beklemtoont de rol van de Autoriteit bij het bijdragen aan en het bevorderen van convergerende toezichtpraktijken op een hoog niveau op het gebied van de consumentenbescherming, en verder dat bij het formuleren van maatregelen van niveau 2 en 3 aandacht moet worden besteed aan de specifieke kenmerken van de verschillende nationale markten, en dat de betrokken marktdeelnemers in een voldoende vroeg stadium betrokken moeten worden bij de toepassing van die maatregelen, alsook bij de ontwikkeling en de implementatie ervan; wijst erop dat de werkzaamheden van de Autoriteit regelmatig naar behoren moeten worden beoordeeld, teneinde ervoor te zorgen dat haar middelen doeltreffender, transparanter en geloofwaardiger worden toegewezen en gebruikt; |
27. |
merkt op dat er, aangezien de werklast van de Autoriteit in toenemende mate verschuift van regelgevende taken naar de handhaving en toepassing van het Unierecht, een interne herschikking van de begroting en het personeel van de Autoriteit moet plaatsvinden; is van mening dat het van essentieel belang is dat de Autoriteit over voldoende middelen beschikt om haar taken volledig uit te voeren, ook als de werklast door de uitoefening van die taken toeneemt, en dat voor een geëigende prioritering van de toewijzing van de middelen en begrotingsefficiëntie moet worden gezorgd; wijst er daarnaast op dat elke toename van de werklast van de Autoriteit intern kan worden opgevangen middels een herschikking van de toewijzing van de begrotingsmiddelen of van het personeel, op voorwaarde dat dit de volledige implementatie van het mandaat van de Autoriteit en haar onafhankelijkheid bij de uitoefening van haar toezichttaken niet negatief beïnvloedt; |
28. |
stelt met tevredenheid vast dat de Autoriteit in 2016 met het oog op de certificering van het milieubeheer- en milieuauditsysteem meerdere maatregelen heeft genomen om haar milieuvoetafdruk te verkleinen; |
29. |
merkt op dat volgens het verslag van de Rekenkamer de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie van invloed kan zijn op de activiteiten van de Autoriteit aangezien veel belangrijke onder toezicht staande entiteiten momenteel daar zijn gevestigd; merkt op dat het besluit van het Verenigd Koninkrijk om uit de Unie te treden in de toekomst tot een daling van de inkomsten van de Autoriteit zou kunnen leiden; |
30. |
stelt met tevredenheid vast dat de Autoriteit proactief in dialoog treedt met de nationale bevoegde autoriteiten om de gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie voor het toezicht op de financiële markten en voor de Autoriteit te begrijpen; stelt bovendien vast dat over die kwestie contact en uitwisselingen plaatsvinden tussen de Autoriteit en de Commissie; |
31. |
verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 18 april 2018 (3) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen. |
(1) PB C 84 van 17.3.2017, blz. 192.
(2) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(3) Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0133 (zie bladzijde 393 van dit Publicatieblad).