Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018BP1386

    Resolutie (EU) 2018/1386 van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie voor het begrotingsjaar 2016

    PB L 248 van 3.10.2018, p. 253–256 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2018/1386/oj

    3.10.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 248/253


    RESOLUTIE (EU) 2018/1386 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

    van 18 april 2018

    met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie voor het begrotingsjaar 2016

    HET EUROPEES PARLEMENT,

    gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie voor het begrotingsjaar 2016,

    gezien Speciaal verslag nr. 4/2016 van de Rekenkamer „Het Europees Instituut voor innovatie en technologie moet zijn uitvoeringsmechanismen en de elementen van zijn opzet veranderen om de verwachte impact te verwezenlijken”,

    gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A8-0096/2018),

    A.

    overwegende dat de kwijtingsautoriteit in het kader van de kwijtingsprocedure de nadruk legt op het bijzonder belang van een verdere versterking van de democratische legitimiteit van de instellingen van de Unie door meer transparantie en verantwoordingsplicht, implementatie van het concept van resultaatgericht begroten en goed personeelsbeheer;

    B.

    overwegende dat volgens zijn staat van ontvangsten en uitgaven (1) de definitieve begroting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (het „Instituut”) voor het begrotingsjaar 2016 in totaal 293 796 532,54 EUR bedroeg, wat een toename van 4,51 % ten opzichte van 2015 betekent; overwegende dat de totale bijdrage van de Unie aan de begroting van het Instituut voor 2016 252 158 953,03 EUR bedroeg;

    C.

    overwegende dat de Rekenkamer (de „Rekenkamer”) in haar verslag over de jaarrekening van het Instituut voor het begrotingsjaar 2016 („het verslag van de Rekenkamer”) verklaard heeft redelijke zekerheid te hebben gekregen dat de jaarrekening van het Instituut betrouwbaar is en de onderliggende verrichtingen wettig en regelmatig zijn;

    Follow-up van de kwijtingen van 2012, 2014 en 2015

    1.

    is uiterst bezorgd over het aantal openstaande kwesties en lopende corrigerende maatregelen naar aanleiding van de opmerkingen van de Rekenkamer in 2012, 2014 en 2015, met name met betrekking tot financieringsvoorwaarde, verificaties vooraf van kostendeclaraties, financiering uit publieke en private bronnen, ongebruikte kredieten, financiële autonomie, de naleving van het beginsel van goed financieel beheer; dringt er bij het Instituut op aan om deze corrigerende maatregelen in 2018 zo snel mogelijk af te ronden;

    2.

    meent dat de mogelijkheid om kwijting te verlenen in de komende jaren in het gedrag zal komen indien niet onverwijld doeltreffende maatregelen worden genomen en effectieve resultaten worden behaald;

    Financieel en begrotingsbeheer

    3.

    stelt vast dat, volgens de definitieve rekeningen van het Instituut, inspanningen op het gebied van begrotingstoezicht gedurende het begrotingsjaar 2016 hebben geresulteerd in een uitvoeringspercentage van de begroting van 95 %, een aanzienlijke stijging ten opzichte van het voorgaande jaar (90,58 % in 2015); wijst op het hoge uitvoeringspercentage van de betalingskredieten van 99 %, een stijging van 3,41 % ten opzichte van 2015;

    Vastleggingen en overdrachten

    4.

    stelt op grond van het verslag van de Rekenkamer vast dat het percentage van de overdrachten voor vastleggingskredieten voor titel II hoog lag, namelijk 40 % (400 000 EUR), tegenover 44 % in 2015; stelt vast dat deze overdrachten vooral betrekking hebben op contracten voor IT-diensten die zich tot het volgende jaar uitstrekken en voor vergaderingen waarvoor nog geen facturen waren ontvangen;

    5.

    merkt op dat de overdrachten vaak gedeeltelijk of geheel kunnen worden gerechtvaardigd omdat de operationele programma's van agentschappen over meerdere jaren lopen, niet noodzakelijk op een tekortkoming in de begrotingsplanning en -tenuitvoerlegging wijzen en niet altijd haaks staan op het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, met name indien zij vooraf zijn gepland en aan de Rekenkamer zijn gemeld;

    Personeelsbeleid

    6.

    stelt met spijt vast volgens het verslag van de Rekenkamer dat het Instituut sedert zijn oprichting in 2008 tot juli 2014 vier directeurs heeft gehad; merkt op dat sinds augustus 2014 de functie van directeur ad interim is vervuld en dat dit sinds februari 2013 ook het geval is voor een andere leidinggevende functie; steunt de opmerking van de Rekenkamer dat dit niet alleen in strijd is met de maximale periode van één jaar die in het Statuut is vastgelegd voor interim-benoemingen, maar dat de veelvuldige veranderingen en langdurige interim-oplossingen ook leiden tot onzekerheid bij de belanghebbenden en ten aanzien van de strategische continuïteit; neemt kennis van het antwoord van het Instituut dat het niet in de positie is om zich te uiten over de wervingsprocedure voor een directeur van het Instituut, aangezien deze door de Europese Commissie wordt beheerd; dringt er met klem bij de Commissie op aan deze hangende procedure af te ronden; neemt er kennis van dat het Instituut de aanwerving van de andere leidinggevende functie zal voltooien in 2017;

    7.

    neemt er kennis van dat het Instituut in 2016 15 personeelsleden en 1 gedetacheerde nationale deskundige heeft aangeworven, wat het aantal personeelsleden op 59 brengt op 31 december 2016, een stijging met 9 in vergelijking met 31 december 2015, met zes nog lopende selectieprocedures;

    8.

    maakt uit de personeelsformatie van het Instituut op dat op 31 december 2016 36 van de 39 in het kader van de begroting van de Unie toegestane posten bezet waren, tegenover 39 op 31 december 2015;

    9.

    stelt met voldoening vast dat er onder het aantal op 31 december 2016 bezette posten bijna een genderevenwicht is bereikt, met 56 % vrouwelijke tegenover 44 % mannelijke personeelsleden; neemt evenwel met enige bezorgdheid kennis van de genderverhouding in de bestuursraad, met 36 % vrouwelijke tegenover 64 % mannelijke bestuursleden;

    10.

    benadrukt dat het evenwicht tussen werk en privéleven deel moet uitmaken van het personeelsbeleid van het Instituut; benadrukt dat het budget voor welzijnsactiviteiten ongeveer 226 EUR per personeelslid bedraagt, wat overeenkomt met 0,5 dag per personeelslid; stelt vast dat het gemiddelde aantal dagen ziekteverlof per personeelslid 11,67 bedraagt;

    11.

    steunt de cursussen en informatiebijeenkomsten over ethiek en integriteit, onder meer over de bestrijding van pesterij, die zijn georganiseerd om het personeel meer bewust te maken; stelt voor dat er regelmatig cursussen en informatiebijeenkomsten worden gehouden;

    12.

    neemt met voldoening kennis van het feit dat het Instituut in 2016 geen klachten, rechtszaken of meldingen heeft ontvangen in verband met het aanwerven of ontslaan van personeel;

    13.

    stelt vast dat de meeste posten vallen onder operationele of neutrale activiteiten (70 %) terwijl de 30 % van alle posten administratieve ondersteuning en coördinatie voor hun rekening nemen;

    Aanbestedingsprocedures

    14.

    verneemt van het Instituut dat het te kampen heeft met een structureel personeelstekort, zoals bevestigd wordt in het Speciaal verslag van de Rekenkamer nr. 4/2016; stelt vast dat het subsidiebedrag dat per persoon wordt beheerd in het Instituut, aanzienlijk hoger is dan voor eender welk gesubsidieerd onderzoeksprogramma van de Unie: het budget dat per personeelslid werd beheerd in het kader van het zevende kaderprogramma, lag tussen 12 500 000 EUR en 20 400 000 EUR, terwijl de projectmedewerkers van het Instituut jaarlijkse subsidies beheren die tot 90 000 000 EUR bedragen; stelt vast dat de daaruit voortvloeiende hoge werklast en zware verantwoordelijkheid kan zorgen voor een groter personeelsverloop, met alle gevolgen van dien voor de kernactiviteiten van het Instituut;

    15.

    stelt vast dat voor de periode 2016 de subsidies werden toegekend en de subsidieovereenkomsten werden ondertekend in april 2016; stelt vast dat, ondanks een verbetering in 2016, deze vertragingen tot onzekerheid leiden bij het nemen van besluiten over de toekenning van subsidies en het ondertekenen ervan en de bereidheid van de partners ondermijnen om middelen vast te leggen en om aan het begin van het jaar met activiteiten te starten;

    16.

    stelt vast dat er weinig gegadigden bleken te zijn voor de meest recente oproepen voor nieuwe kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) waarvoor de thematische gebieden in de strategische innovatieagenda van het Instituut voor de jaren 2014-2020 waren vastgelegd; neemt er kennis van dat op de oproep van 2016 voor twee extra KIG's (voedsel en productie met meerwaarde) drie voorstellen volgden, waarbij het enige voorstel voor een KIG voor productie met meerwaarde om kwaliteitsredenen niet werd geselecteerd; stelt vast dat een uitstekend partnerschap tot stand is gebracht, behalve binnen het thema EIT Productie; stelt met voldoening vast dat het Instituut verscheidene corrigerende maatregelen heeft getroffen om in de toekomst te voorkomen dat per thema slechts één voorstel wordt ontvangen; verzoekt het Instituut aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de inhoud en de doeltreffendheid van deze maatregelen; merkt op dat de commissaris voor Onderzoek, Wetenschap en Innovatie in 2015 het concept „open innovatie” heeft ingevoerd als voornaamste beleidsconcept om het innovatiebeleid op Unieniveau vorm te geven; vindt het niet duidelijk welke rol binnen dit concept is weggelegd voor het Instituut; benadrukt dat dit concept geen duidelijk kader vormt voor de ontwikkeling van samenhangende en gecoördineerde maatregelen door de Commissie, gezien het aantal beleidsgebieden en instrumenten in de mix en het aantal directoraten-generaal dat bij de ondersteuning van innovatie betrokken is; vraagt de Commissie om te zorgen voor een gecoördineerd en doeltreffend innovatiebeleid waarbij de bevoegde directoraten-generaal de activiteiten en instrumenten op elkaar afstemmen, en om het Parlement van deze inspanningen in kennis te stellen; begrijpt dat het Instituut tot taak heeft om samenwerking tussen hoger onderwijs, onderzoek en innovatie te bevorderen; denkt dat bedrijven uiteindelijk, als juridisch eigenaar van het innovatieve product dat op de markt wordt gebracht, wellicht de voornaamste begunstigde zullen zijn en met de financiële winst zullen gaan strijken; benadrukt dat in deze situatie een structuur in het samenwerkingsmodel moet worden ingebouwd om verstrekte financiële middelen naar het Instituut te laten terugvloeien;

    17.

    betreurt het volgens het verslag van de Rekenkamer te vernemen dat de aanbestedingen van de juridische entiteiten van de KIG's ten belope van 2 200 000 EUR als onregelmatig werden beschouwd in 2016 en blijk gaven van significante tekortkomingen in hun aanbestedingsprocedures;

    Belangrijkste verwezenlijkingen

    18.

    spreekt zijn voldoening uit over de door het Instituut genoemde drie belangrijkste resultaten van 2016, namelijk:

    de eerste drie innovatiegemeenschappen van het Instituut (EIT InnoEnergy, EIT Climate-KIC en EIT Digital) zijn volledig ontwikkeld en zorgen voor een groeiend aantal innovatieve producten, diensten en vaardige ondernemerstalenten uit de opleidingsprogramma's;

    het is uitgegroeid tot het grootste innovatienetwerk van Europa, dat een aanzienlijke bijdrage levert aan het concurrentievermogen, de groei en het creëren van banen in Europa en zorgt voor een meerwaarde op Unieniveau binnen het Europese innovatielandschap;

    het gaf uitvoering aan de Regionale Innovatieregeling van het EIT, een belangrijk onderdeel van de mediastrategie van de EIT-gemeenschap, die gefinancierd wordt met subsidies die door het Instituut zijn uitgekeerd en waarbij belanghebbenden zijn betrokken uit 16 bijkomende Europese landen, meestal uit Midden- en Oost-Europa, die nog niet eerder hadden deelgenomen aan de activiteiten van het Instituut;

    Interne controles

    19.

    stelt met spijt vast dat de Rekenkamer tekortkomingen heeft geconstateerd met betrekking tot verificaties achteraf van door KIG-JE's uitgevoerde aanbestedingsprocedures; stelt vast dat de Rekenkamer tot een andere conclusie is gekomen over de wettigheid en regelmatigheid van twee aanbestedingsprocedures waar het Instituut de rechtstreekse gunning of de buitensporige verlenging van contracten aanvaardde en vond dat de desbetreffende transacties wettig en regelmatig waren;

    20.

    neemt er kennis van dat het Instituut interne controleprocessen heeft opgezet die moeten zorgen voor het adequaat beheer van risico's in verband met de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, onder meer verificatie vooraf, specifieke maatregelen vooraf die op subsidieverrichtingen worden toegepast en verificatie achteraf;

    21.

    neemt er kennis van dat in 2016 drie uitzonderingsverslagen en twaalf gevallen van niet-naleving zijn geregistreerd, voor een totale waarde van 5 654 245 EUR (tegenover 7 140 586 EUR in 2015); stelt evenwel vast dat 5 500 000 EUR, een bedrag dat 99,7 % van de totale waarde vertegenwoordigt, betrekking had op één enkele gebeurtenis, namelijk een administratieve vertraging van de rechtsgrondslag, die in 2016 is gecorrigeerd; neemt er kennis van de het Instituut corrigerende maatregelen heeft genomen voor het aanpakken van de tekortkomingen inzake interne controle die waren vastgesteld in de uitzonderingsverslagen en de gevallen van niet-naleving die tijdens 2016 zijn geregistreerd, bijvoorbeeld doordat het Instituut voortdurend zijn financiële procedures, werkstromen, checklists en routing slips bijwerkt en verbetert;

    Fraudebestrijdingsstrategie

    22.

    stelt vast dat het Instituut een fraudebestrijdingsstrategie heeft ontwikkeld voor de periode van 2015 tot 2017, die onder meer bestaat uit een interne enquête naar de fraudekennis onder het personeel, het meten van het fraudebewustzijn, een verplichte interne opleiding inzake fraudebestrijding, dat er een jaarlijkse beoordeling is verricht over het omgaan met belangenconflicten voor leden van de bestuursraad van het Instituut en dat er desbetreffende corrigerende maatregelen zijn ontwikkeld die indien nodig ook zijn uitgevoerd;

    Interne audit

    23.

    neemt er kennis van dat de interne controledienst in april 2016 een audit heeft verricht over de „overgang naar Horizon 2020”, die betrekking had op de juridische overgang naar de wet- en regelgeving van Horizon 2020 alsook op de subsidies voor startende ondernemingen die zijn verstrekt aan de twee tweedegolf-KIG's die in 2014 zijn aangewezen; stelt vast dat het eindverslag van de audit in december is uitgebracht met drie aanbevelingen, waarvan geen enkele cruciaal was; stelt vast dat het Instituut de aanbevelingen heeft aanvaard en een actieplan heeft opgesteld dat in 2017 zal worden uitgevoerd;

    24.

    stelt vast dat de bestuursraad van het Instituut zijn goedkeuring heeft gehecht aan het jaarlijks auditplan dat is voorgesteld door de dienst Interne Audit (IAC); stelt vast dat de IAC drie taken heeft uitgevoerd in 2016, waaronder een audit inzake informatietechnologie (IT), een advies over mogelijke efficiëntiewinst op het gebied van beheer van menselijke hulpbronnen en een opvolging van vroegere adviesopdrachten; stelt vast dat de IAC in 2016 41 nieuwe aanbevelingen heeft gedaan, waaronder 8 die zijn aangemerkt als „zeer belangrijk”, 11 als „belangrijk” en 22 als „wenselijk” en dat het bestuur van het Instituut alle aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de opdrachten van het IAC in 2016, heeft geaccepteerd;

    Preventie van en omgang met belangenconflicten, transparantie en democratie

    25.

    neemt er kennis van dat het Instituut bezig is met het opstellen van een klokkenluidersbeleid en dat dit naar de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zal worden gestuurd voor een voorafgaande toetsing voordat het door de bestuursraad van het Instituut wordt goedgekeurd; neemt er kennis van dat in het toekomstig beleid zal worden voorzien in een kanaal voor anonieme interne meldingen; verzoekt het Instituut om de kwijtingsautoriteit van de vorderingen op dit gebied op de hoogte te houden;

    26.

    neemt er kennis van dat het Instituut in juli 2017 een nieuw beleid over de selectie van onafhankelijke externe deskundigen heeft goedgekeurd, waarin wordt voorzien in de implementatie van artikel 89 van Verordening (EU) nr. 1271/2013 met betrekking tot de selectiebronnen, de behandeling van aanbevelingen en criteria voor belangenconflicten;

    27.

    neemt er kennis van dat het Instituut een gedetailleerd en proactief transparantiebeleid zal uitstippelen met betrekking tot zijn contacten met belanghebbenden als onderdeel van zijn jaarlijks werkprogramma voor 2018; verzoekt het Instituut om de kwijtingsautoriteit van zijn vorderingen op dit gebied op de hoogte te houden;

    28.

    neemt met voldoening kennis van de organisatie van interne opleidingscursussen, onder meer over ethiek en integriteit, bestrijding en opsporing van fraude, projectbeheer, kernprestatie-indicatoren en Horizon 2020 over financieel beheer en audit;

    29.

    betreurt het dat het Instituut de notulen van de vergaderingen van zijn raad van bestuur niet openbaar maakt; roept het Instituut op zijn beleid op dit punt te veranderen;

    Overige opmerkingen

    30.

    stelt vast dat de Rekenkamer in 2016 twee speciale verslagen heeft gepubliceerd die het Instituut betreffen: Speciaal verslag nr. 4/2016 van de Rekenkamer „Het Europees Instituut voor innovatie en technologie moet zijn uitvoeringsmechanismen en elementen van zijn opzet veranderen om de verwachte impact te verwezenlijken”, dat op 14 april 2016 gepubliceerd werd, en Speciaal verslag nr. 12/2016 „De gebruikmaking van subsidies door agentschappen: niet altijd adequaat of aantoonbaar doeltreffend”, dat op 21 april 2016 gepubliceerd werd; stelt met tevredenheid vast dat er maatregelen zijn genomen om de aanbevelingen van de Rekenkamer uit te voeren;

    31.

    merkt op dat de Commissie oorspronkelijk 2010 had vastgesteld als streefjaar voor financiële zelfstandigheid van het Instituut; stelt bovendien vast dat het Instituut een gedeeltelijke financiële autonomie heeft bereikt in juni 2011, op voorwaarde van verdere goedkeuring vooraf van subsidiegerelateerde transacties en aanbestedingen van meer dan 60 000 EUR door het directoraa-generaal Onderwijs en Cultuur van de Commissie; verneemt dat het Instituut de Commissie gevraagd heeft de procedure voor volledige financiële autonomie opnieuw op te starten; erkent bovendien dat de Commissie de routekaart en het tijdsschema van de procedure in mei 2016 heeft vastgelegd en dat het Instituut in oktober 2016 een ingevulde zelfbeoordeling aan de Commissie heeft voorgelegd; verzoekt het Agentschap aan de kwijtingsautoriteit verslag uit te brengen over de vorderingen;

    32.

    neemt er kennis van dat de Commissie een gemeenschappelijk ondersteuningscentrum voor Horizon 2020 heeft opgericht om te zorgen voor samenhang tussen de organen die het programma uitvoeren en die zich bezighouden met aspecten als juridische diensten, IT-instrumenten, subsidiebeheer, de verspreiding en toepassing van onderzoeksresultaten; stelt evenwel vast dat het Instituut geen rechtstreekse toegang tot het ondersteuningscentrum heeft maar dat het per geval de toestemming nodig heeft van het toezichthoudende directoraat-generaal van de Commissie; stelt vast dat deze beperking van invloed is op de doelmatigheid van de activiteiten van het Instituut;

    33.

    verwijst voor andere opmerkingen van horizontale aard bij het kwijtingsbesluit naar zijn resolutie van 18 april 2018 (2) over het functioneren en het financiële beheer van en de controle op de agentschappen.

    (1)  PB C 84 van 17.3.2017, blz. 205.

    (2)  Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0133 (zie bladzijde 393 van dit Publicatieblad).


    Top