EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52018BP1328

Resolutie (EU) 2018/1328 van het Europees Parlement van 18 april 2018 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016, afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

PB L 248 van 3.10.2018, p. 128–132 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

ELI: http://data.europa.eu/eli/res/2018/1328/oj

3.10.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/128


RESOLUTIE (EU) 2018/1328 VAN HET EUROPEES PARLEMENT

van 18 april 2018

met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016, afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden

HET EUROPEES PARLEMENT,

gezien zijn besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2016, afdeling X — Europese Dienst voor extern optreden,

gezien artikel 94 van en bijlage IV bij zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie buitenlandse zaken (A8-0128/2018),

1.

merkt op dat de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) zijn administratieve begroting zonder grote fouten blijft uitvoeren en dat het algehele foutenpercentage voor de uitgaven in verband met de administratieve begroting door de Rekenkamer op 0,2 % is geschat;

2.

betreurt dat de Rekenkamer opnieuw, net als in 2015, tekortkomingen heeft vastgesteld in de aanbestedingsprocedures die door de delegaties werden georganiseerd voor contracten van minder dan 60 000 EUR;

3.

neemt er nota van dat de EDEO een reeks initiatieven heeft genomen om het aantal fouten in aanbestedingsprocedures te verminderen, door het personeel van de delegaties dat verantwoordelijk is voor aanbestedingen betere opleiding, ondersteuning en advies te geven; verzoekt de EDEO echter, zijn inspanningen voort te zetten om de tenuitvoerlegging van aanbestedingsregels en -procedures in de delegaties actief te ondersteunen en hierop toezicht te houden om de algehele naleving en doeltreffendheid van hun aanbestedingsprocedures en contractbeheer te verbeteren; spoort de EDEO ertoe aan de mogelijkheid te overwegen om mondiale of regionale aanbestedingsprocedures in te voeren die betrekking hebben op meerdere EU-delegaties, ter vervanging van afzonderlijke opdrachten van geringe waarde; verzoekt de EDEO te evalueren in welke mate een dergelijke regeling de tekortkomingen in aanbestedingsprocedures kan beperken en de Commissie begrotingscontrole op de hoogte te houden van de resultaten van deze analyse;

4.

merkt op dat eerdere aanbevelingen betreffende het bijwerken van de informatie over de persoonlijke situatie van personeelsleden en hiermee samenhangende bewijsstukken en het beheer van hun gezinstoelagen in de meeste opzichten ten uitvoer zijn gelegd;

5.

merkt op dat 15 van de 20 door de Rekenkamer gecontroleerde vastleggingen voor het einde van het jaar werden voorbereid, terwijl de hiermee samenhangende diensten, goederen en overeenkomstige betalingen gedeeltelijk of geheel in 2017 zouden worden verstrekt; herinnert eraan dat deze praktijk van overdracht in strijd is met het begrotingsbeginsel van jaarperiodiciteit, een uitzondering moet blijven en niet mag worden gebruikt om aan het einde van het jaar tot een zo hoog mogelijk bestedingspercentage van kredieten te komen;

6.

neemt nota van een groot aantal onregelmatigheden dat bij controles vooraf van financiële transacties werd vastgesteld, en neemt kennis van het soort fouten en onregelmatigheden zoals de onvolledige beschikbaarheid van bewijsstukken of niet-subsidiabiliteit van uitgaven; is ingenomen met het uitgebreide systeem van interne verslaglegging van de EDEO, waarmee kan worden geanticipeerd op potentiële fouten en dat dus bijdraagt aan het lage foutenpercentage dat door de Rekenkamer werd vastgesteld; spoort de EDEO ertoe aan maatregelen te nemen om het grote aantal onregelmatigheden te beperken; benadrukt echter dat een beperking van onregelmatigheden bij controles vooraf niet ten koste mag gaan van het behoud van een laag foutenpercentage;

7.

betreurt dat de afgelopen paar jaar dezelfde tekortkomingen zijn geconstateerd met betrekking tot interne controlenormen voor „bedrijfscontinuïteit” en „documentenbeheer”, die een belemmering zouden kunnen vormen voor de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van essentiële beheersinformatie die wordt gebruikt voor het toezicht op en de verslaggeving over activiteiten en projecten van de delegaties; brengt in herinnering dat transparantie van documentatie niet alleen nuttig zou zijn om de kwaliteit van het toezicht en de controle te verbeteren, maar ook als een doeltreffend instrument om fraude en corruptie te voorkomen;

8.

merkt op dat slechts één delegatie, die onder de bevoegdheid van het regionaal centrum Europa valt, opnieuw een voorbehoud heeft gemaakt in haar betrouwbaarheidsverklaring in verband met het aanbestedingsbeheer; vraagt de EDEO aandacht te besteden aan en te reflecteren over de samenhang tussen de daadwerkelijke, of slechts formele, tenuitvoerlegging van interne controlenormen en de betrouwbaarheidsverklaring van de delegaties van de Unie;

9.

spreekt zijn steun uit voor de beoordeling en verbetering van de kosteneffectiviteit van controles achteraf door de kosten van die controles met de waarde van de ontdekte fouten te vergelijken; stelt vast dat de eenheidskosten van foutendetectering (kosten per euro) in 2016 tot 23 cent zijn opgelopen; is zich ervan bewust dat deze eenheidskosten verband houden met het lage foutenpercentage en dus lager zouden zijn als het bedrag dat fouten vertoont, hoger zou zijn;

10.

is verheugd over de invoering van nieuwe richtsnoeren voor de inspectiecyclus in 2016, die criteria omvatten om voorrang te kunnen verlenen aan de inspectie van bepaalde delegaties, zoals delegaties met voor het eerst benoemde ambassadeurs, delegaties die met bijzondere uitdagingen kampen, de tijd die sinds de vorige inspectie is verlopen, en delegaties met een bepaalde omvang, waarbij grotere delegaties elke vijf jaar worden geïnspecteerd; spoort de EDEO aan om zijn inspectiecycli te blijven bepalen aan de hand van op risico gebaseerde gronden, en verzoekt de EDEO de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van zijn ervaringen en bevindingen bij de toepassing van de nieuwe richtsnoeren;

11.

merkt op dat de begroting voor 2016 aanvankelijk 633,6 miljoen EUR bedroeg, hetgeen overeenkomt met een toename van 5,1 % in vergelijking met het voorafgaande begrotingsjaar, met inbegrip van 18,9 miljoen EUR ter compensatie van het waardeverlies van de euro en kredieten voor de opening van een delegatie in Iran, de verplaatsing van de delegatie van Somalië van Nairobi naar Mogadishu en de salarisaanpassingen aan het einde van het jaar; merkt op dat 2,5 miljoen EUR aan aanvullende kredieten is goedgekeurd voor de tenuitvoerlegging van het veiligheidspakket in het gehele netwerk van delegaties van de Unie, in het bijzonder voor de aanwerving van regionaal veiligheidspersoneel, werkzaamheden ter verhoging van de veiligheid of opleidingen op dit gebied voor EDEO-personeel, waardoor het uiteindelijke bedrag van de EDEO-begroting 636,1 miljoen EUR bedroeg;

12.

merkt op dat de uitvoering van de definitieve EDEO-begroting van 636,1 miljoen EUR voor 2016 aan het einde van het jaar overeenkwam met 99,7 % aan vastleggingskredieten en 87,5 % aan betalingskredieten;

13.

neemt kennis van de huidige verdeling van de begrotingsmiddelen, namelijk 222,7 miljoen EUR voor het hoofdkantoor van de EDEO en 413,4 miljoen EUR voor de delegaties;

14.

merkt op dat op het hoofdkantoor van de EDEO 65,1 % van de begroting (144,2 miljoen EUR) bestemd was voor de uitbetaling van lonen en andere vergoedingen voor statutair en extern personeel, 13 % (30 miljoen EUR) voor gebouwenbeheer en hiermee samenhangende kosten, en 14 % (30,8 miljoen EUR) voor IT-systemen (inclusief systemen voor gerubriceerde informatie) en uitrusting;

15.

merkt op dat de begroting van de EU-delegaties van 413,4 miljoen EUR als volgt werd verdeeld: 109,1 miljoen EUR (26,4 %) voor lonen en vergoedingen van statutair personeel, 64,3 miljoen EUR (15,6 %) voor extern personeel en externe dienstverlening, 25,2 miljoen EUR (6,1 %) voor andere personeelskosten, 169 miljoen EUR (40,9 %) voor gebouwen en hiermee samenhangende kosten, en 45,7 miljoen EUR (11,1 %) voor andere administratieve uitgaven; merkt op dat de EDEO ter dekking van de administratieve kosten van personeelsleden van de Commissie die in de delegaties werken, van de Commissie een bijdrage van 185,6 miljoen EUR heeft ontvangen (exclusief bestemmingsontvangsten), die is opgesplitst tussen rubriek V van de Commissiebegroting (50,4 miljoen EUR), de administratieve begrotingsonderdelen van operationele programma's (89,9 miljoen EUR), en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) (45,4 miljoen EUR); merkt op dat in 2016 voor het eerst uit het EOF een standaardbedrag per persoon is uitbetaald om de overheadkosten van de delegaties voor het door het EOF gefinancierde Commissiepersoneel te dekken;

16.

benadrukt het belang van een transparant en effectief overzicht van de EDEO-begroting; betreurt dat de informatie door de fragmentatie van zijn instrumenten moeilijk toegankelijk is; roept de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ertoe op om volledige toegang te verlenen tot de gegevens in verband met de kosten van haar missies;

17.

onderstreept dat de administratieve begroting van de EDEO, in het bijzonder voor de delegaties, op doeltreffender wijze moet worden uitgevoerd, aangezien bepaalde delegaties ter dekking van de administratieve kosten van Commissiepersoneel in de delegaties aparte bijdragen van de Commissie ontvingen uit 33 verschillende begrotingsonderdelen; verzoekt de Commissie om in samenwerking met de Raad en het Parlement te werken aan een budgettaire vereenvoudiging om de begrotingsuitvoering te verbeteren en de burgers van de Unie een transparant overzicht van de kosten te kunnen bieden;

18.

herinnert de EDEO eraan dat er een dunne grens is tussen economische diplomatie en lobbying, en verzoekt de EDEO daarom regels vast te stellen met betrekking tot lobbying, zodat zowel in het hoofdkantoor als in de delegaties een onderscheid wordt gemaakt tussen beide en er transparantie wordt gecreëerd in verband met lobbying;

19.

is verheugd over het feit dat de gemeenschappelijke overheadkosten van alle delegatiekantoren (huur, veiligheid en andere overheadkosten), met inbegrip van EOF-delegaties, vanaf 2016 in hun geheel uit de EDEO-begrotingsonderdelen zijn gefinancierd, hetgeen een belangrijke vooruitgang vormt bij het rationaliseren van de begroting; verzoekt de EDEO verdere maatregelen te nemen om de vereenvoudiging van begrotingsbronnen en –regelingen voort te zetten;

20.

steunt de inspanningen die de EDEO de afgelopen twee jaar onafgebroken heeft geleverd om de algehele organisatie en bestuurssystemen te stroomlijnen en te rationaliseren door in te zetten op sterkere integratie van diensten en betere rapporterings- en communicatiestromen; is van mening dat een versterking van de dienstverleningscultuur van de EDEO de resultaten van de dienst ten goede zou komen; merkt op dat in 2016, ten gevolge van de inspanningen van de afgelopen twee jaar om de organisatie minder topzwaar te maken, het managementpersoneel 6,4 % van het totale personeel vertegenwoordigde, in vergelijking met 7,5 % in 2014;

21.

is verheugd over de prioriteiten die de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de EDEO overeenkomstig de integrale strategie van de Unie hebben vastgesteld om mondiale uitdagingen aan te pakken, waaronder de aandacht voor migratievraagstukken, drugs en mensenhandel, en de inzet van mensenrechtendiplomatie om opkomende internationale uitdagingen en politieke prioriteiten beter aan te pakken door midden van gecoördineerde antwoorden; wijst bovendien op de steeds belangrijkere rol van de EDEO in het kader van internationale samenwerking met betrekking tot vrede, veiligheid en menselijke ontwikkeling, zoals onder meer blijkt uit de bemiddelende en representatieve rol van de EDEO in internationale organisaties als de VN, de sluiting en de bescherming van het nucleair akkoord met Iran, de bemiddelende rol in het Israëlisch-Palestijnse conflict of het proces van Brussel voor Syrië;

22.

benadrukt dat geografisch evenwicht, namelijk een evenredig verband tussen de personeelsleden van een bepaalde nationaliteit en de grootte van de betrokken lidstaat, een van de leidende beginselen moet blijven in het beheer van de middelen, met name met betrekking tot de lidstaten die in 2004 of daarna tot de Unie zijn toegetreden; herinnert eveneens aan de toezegging van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Parlement om het huidige onevenwicht, met een overwicht aan nationale diplomaten als hoofd van een delegatie, recht te zetten;

23.

betreurt dat slechts 21 van de 136 hoofden van EU-delegaties uit een van de 13 lidstaten komen die na 2004 tot de Unie zijn toegetreden; verzoekt de EDEO om een grondige evaluatie te verrichten van zijn aanwervingsbeleid, met het oog op een betere toepassing van het beleid inzake geografisch evenwicht dat de EDEO nastreeft;

24.

blijft bezorgd over het voortdurende onevenwicht in het personeelsbestand van de EDEO wat betreft nationaliteiten; constateert dat eind van 2016, 31,7 % van het personeel van de EDEO afkomstig was uit de lidstaten in vergelijking met 32,9 % in 2015 (25,3 % op het hoofdkantoor en 40,8 % bij de delegaties); dringt aan op een evenwichtiger verdeling van het personeel, overeenkomstig Besluit 2010/427/EU van de Raad (1); verwelkomt de belofte van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Parlement om het huidige onevenwicht, met een overwicht aan nationale diplomaten als hoofd van een delegatie, recht te zetten;

25.

merkt op dat de 13 lidstaten die sinds 2004 tot de Unie zijn toegetreden, 19,6 % van alle EDEO-personeelsleden met de status van administrateur uitmaken, hetgeen nagenoeg overeenkomt met hun aandeel in de bevolking van de Unie (20,6 %); wijst er echter op dat zij slechts 13,28 % van de personeelsleden in managementfuncties bekleden en dat, zonder afbreuk te doen aan een op verdienste gebaseerd aanwervingsbeleid, dit gebrek aan evenwicht beter in aanmerking moet worden genomen bij toekomstige aanwervingsprocedures; stelt met bezorgdheid vast dat de lidstaten in kwestie vooral ondervertegenwoordigd zijn op de hogere managementniveaus en merkt op dat vooruitgang op dit vlak raadzaam is;

26.

verzoekt de EDEO om vóór 30 juni 2018 verdere uitleg te verstrekken over het toenemende aantal gedetacheerde nationale deskundigen, dat in 2016 op 445 uitkwam (waarvan 85 % is Brussel was gevestigd) in vergelijking met 434 in 2015 en 407 in 2014;

27.

herhaalt zijn bezorgdheid over het gebrek aan genderevenwicht bij EDEO-personeel in hogere bestuursfuncties; neemt kennis van de lichte toename van het aantal vrouwen in managementfuncties en benadrukt dat er nog ruimte voor verbetering is om het huidige percentage te doen stijgen (22,7 % waarvan 14 % in het hogere management, d.w.z. 6 posten op een totaal van 44, en 25 % in het middenkader, d.w.z. 53 posten op een totaal van 215); verzoekt de lidstaten vrouwen actiever aan te moedigen om zich kandidaat te stellen voor een functie op managementniveau bij de EDEO;

28.

is in dit verband verheugd over de oprichting van de taskforce „Loopbaanontwikkeling” en de taskforce „Gender en gelijke kansen”, het „Kader voor onderwijs en ontwikkeling” (LEAD) en de oprichting van het netwerk „Vrouwen binnen de EDEO” (WEEAS) als belangrijke mijlpalen om de werking van de EDEO te verbeteren; meent dat deze initiatieven bijdragen tot het uitstippelen van aantrekkelijker loopbanen en het stroomlijnen van de aanwerving, en zorgen voor de benoeming van competente personen, toereikende vaardigheden, evenals gendergelijkheid en gelijke kansen vanuit het oogpunt zowel gender als etnische achtergrond; verzoekt de lidstaten zich meer in te spannen om gekwalificeerde vrouwelijke kandidaten voor te dragen voor managementfuncties, zodat het gebrek aan genderevenwicht kan worden weggewerkt; is in deze context blij met het voornemen van de vicevoorzitter van de Commissie/hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid om ervoor te zorgen dat het personeelsverloop de continuïteit niet in het gedrang brengt wat betreft de beschikbare specifieke kennis en vaardigheden op het hoofdkantoor van de EDEO en in de delegaties;

29.

betreurt dat de bemiddelingsdienst van de EDEO in 2016 van 75 gevallen van conflict, intimidatie of ontoereikende werkomgeving op de hoogte is gebracht en dat 23 gevallen aan het einde van het jaar nog niet afgehandeld waren; merkt op dat aan het einde van 2015 nog 36 van de 65 gevallen niet afgehandeld waren en dat het relatieve aantal niet-afgehandelde gevallen aan het einde van het jaar in 2016 dus is afgenomen; is verheugd over het waarschuwingssysteem dat door de EDEO is ingevoerd en waarmee stelselmatig gevolg kan worden gegeven aan klachten, en neemt met voldoening kennis van de maatregelen die zijn genomen om dit fenomeen tegen te gaan door de ontwikkeling van ondersteunende diensten zoals een bemiddelingsdienst, vertrouwenspersonen, medische en psychologische bijstand, bewustmaking en passende disciplinaire maatregelen; roept de EDEO ertoe op zijn beleid op dit gebied continu te verbeteren om elke vorm van psychisch geweld of seksuele intimidatie, alsmede conflicten te voorkomen, en de kwijtingsautoriteit op de hoogte te houden van de ontwikkelingen op dit vlak;

30.

merkt op dat er een onafhankelijk onthullings-, advies- en verwijzingsorgaan met voldoende begrotingsmiddelen nodig is om klokkenluiders te helpen de juiste kanalen te gebruiken om hun informatie over mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot de financiële belangen van de Unie te onthullen en tegelijkertijd hun geheimhouding te beschermen en de nodige ondersteuning en advies te bieden;

31.

merkt op dat de EDEO tot nu toe de interinstitutionele overeenkomst om het personeelsbestand over een periode van vijf jaar met 5 % terug te brengen, heeft nageleefd met 17 geschrapte posten in 2016, waarmee het personeelsbestand tot nog toe met 68 posten is teruggebracht en nog 16 posten moeten worden geïdentificeerd voor 2017, om te komen op een totale EDEO-bijdrage van 84 posten gedurende de periode van vijf jaar die afloopt in 2017; wijst op het feit dat de effectiviteit van het optreden van de Unie ter plaatse niet mag worden belemmerd doordat het personeel te maken heeft met een buitensporige werklast, met name in kleine delegaties en wanneer een delegatie verantwoordelijk is voor meer dan een land; dringt er bij de begrotingsautoriteiten op aan rekening te houden met de langetermijngevolgen van personeelsinkrimping bij de planning van de toekomstige toewijzing van financiële middelen voor personeel;

32.

herinnert aan de aanbeveling van de Ombudsman over de onbetaalde stages in EU-delegaties die de EDEO aanbiedt, en onderstreept dat alle EDEO-stagairs passend stagegeld moeten krijgen zodat ze voldoende worden vergoed voor hun inspanningen en er geen bijkomende aanleiding wordt gegeven tot discriminatie op economische gronden; is dan ook ingenomen met de maatregelen die de EDEO heeft genomen om zijn stageprogramma anders te structureren, zoals het aanbieden van beurzen voor stages in EU-delegaties; is evenwel bezorgd over het feit dat het aantal aangeboden beurzen beduidend lager is dan het aantal stages in EU-delegaties dat in 2016 werd aangeboden; verzoekt de EDEO op zoek te gaan naar andere manieren om betaalde stages aan te bieden met het oog op gelijke kansen, bijvoorbeeld in samenwerking met universiteiten of andere openbare instellingen;

33.

is bezorgd over het feit dat er met betrekking tot aanbestedingsprocedures in EU-delegaties (uitnodiging tot inschrijving, voorstellen en andere) in 2015 en 2016 bij 87 projecten, met een totale waarde van 873 197 910 EUR, sprake was van tekortkomingen; acht het van wezenlijk belang dat de hoofden van de delegaties regelmatig worden bijgeschoold en vóór hun stationering, tijdens ad-hocseminars of de jaarlijkse ambassadeursconferentie, worden herinnerd aan hun cruciale rol bij de consolidering van de EDEO-verantwoordingsketen en hun algehele verantwoordingsplicht, zowel voor het beheer van administratieve uitgaven en portfolio's van projecten die op passende wijze moeten worden beoordeeld, als voor de weging van verschillende onderdelen die waarschijnlijk tot de afgifte van een voorbehoud leiden, boven op hun politieke taken;

34.

onderstreept dat „substantiële gebreken op het gebied van de interventielogica, veronderstellingen of risicobeoordeling” in 2015 en 2016 door de delegatiehoofden werden genoemd als de belangrijkste problemen met betrekking tot 293 projecten met een totale waarde van 2 574 730 715 EUR; verzoekt de Commissie en de EDEO een diepgaande analyse te verrichten om het beheer van projecten te verbeteren, o.a. door een degelijke beoordeling van risico's, geografische prioriteiten, de capaciteit van EU-delegaties om de werklast aan te kunnen, en door de steungebieden gerichter te benaderen om de impact van hulp te vergroten;

35.

merkt op dat de jaarbegroting voor de 185 kantoorgebouwen en 144 officiële residenties van de EDEO ongeveer 160 miljoen EUR bedraagt, hetgeen 20 % van de EDEO-begroting vertegenwoordigt; neemt nota van de inspanningen die de EDEO sinds de laatste kwijtingsprocedure heeft geleverd om verschillende onderdelen van zijn huisvestingsbeleid aan te passen en te verbeteren; herhaalt echter dat de monitoring en de volledige dekking van de kosten alsmede de selectieprocedure moeten worden verbeterd; benadrukt dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen veiligheidsoverwegingen, milieubeleid en toegang voor gehandicapten, en dat meer besparingen in verband met gebouwen moeten worden doorgevoerd; benadrukt dat over contracten moet worden onderhandeld om besparingen en continuïteit in het huisvestingsbeleid te waarborgen; stelt voor dat de EDEO een uitgebreide analyse verricht van alle EU-delegaties om te bepalen in welke landen het kosteneffectiever zou zijn als de delegaties kantoorgebouwen of ambtswoningen zouden kopen in plaats van huren;

36.

is verheugd over de inspanningen om vanuit het hoofdkantoor meer gecoördineerde steun te bieden aan EU-delegaties met betrekking tot het gebouwenbeheer, met onder meer de invoering van een bijgewerkte versie van het IT-systeem voor gebouwenbeheer (ImmoGest) of de toename van het aantal gespecialiseerde arbeidscontractanten op het hoofdkantoor; verzoekt de EDEO de aanbevelingen die de Rekenkamer heeft geformuleerd in haar speciaal verslag over het wereldwijde gebouwenbeheer van de EDEO (2) te blijven uitvoeren; vraagt de EDEO een evaluatie te verrichten van de nieuwe maatregelen en het Parlement op de hoogte te houden van de resultaten;

37.

is overtuigd van het belang van een consistent netwerk van regionaal veiligheidspersoneel om de veiligheid van het personeel te waarborgen;

38.

is van mening dat een uitgebreide controle van de huurvoorwaarden of aankoopopties van kantoorgebouwen en residenties moet worden gewaarborgd bij gebouwdossiers of transacties waarover in het hoofdkantoor overeenstemming wordt bereikt; neemt er nota van dat de EDEO sinds 2016 verbeteringen heeft aangebracht in het systeem voor verificatie van de koop van vastgoed door externe financiële evaluaties en technische controles door erkende deskundigen te laten verrichten, en verzoekt de EDEO de resultaten van deze maatregelen bekend te maken; vraagt de EDEO toezicht te blijven houden op kantoorruimte om ervoor te zorgen dat de benchmarks worden nageleefd; is blij dat de gemiddelde omvang van de delegatiegebouwen in 2016 licht is afgenomen, maar betreurt dat de overschrijding van het plafond van 35 m2 per persoon voor kantoorgebouwen tot bijkomende kosten ten belope van 7,4 miljoen EUR heeft geleid; erkent dat de delegaties weinig mogelijkheden hebben om voor kleinere gebouwen te kiezen wanneer ze bijvoorbeeld gebonden zijn door huurovereenkomsten;

39.

vraagt de EDEO ook best practices op het gebied van vastgoedbeheer in de lidstaten te identificeren die zouden kunnen helpen om zijn gebouwenbeleid op kostenefficiënte wijze te versterken; merkt op dat de EDEO sinds 2016 een dienstverlener onder de arm heeft genomen om stelselmatig de marktinformatie monitoren en te berekenen wat het rendement op investering is ten opzichte van de bestaande huurmogelijkheden;

40.

is verheugd over de samen met de lidstaten opgerichte taskforce die zich bezighoudt met het zeer belangrijke politieke onderwerp van het delen van diplomatieke gebouwen (colocatie) en de mogelijke uitbreiding ervan; merkt op dat in 2016 over 11 nieuwe colocaties overeenstemming is bereikt, waarmee het totaal aantal dergelijke regelingen op 91 uitkomt;

41.

neemt met tevredenheid kennis van de interinstitutionele regelingen met DG Europese Civiele Bescherming en Humanitaire Hulp (ECHO) en de regeling met de Europese Investeringsbank (EIB) die momenteel wordt opgesteld voor het delen van gebouwen en kostenbesparingen; verzoekt de EDEO om, als onderdeel van het toezicht op de kosten, dergelijke memoranda van overeenstemming naar andere Unie-organen uit te breiden;

42.

benadrukt dat desinformatie aan het licht moet worden gebracht, met name in de landen van het Oostelijk Nabuurschap, de Westelijke Balkan en in het Zuiden, en wijst op het werk van de East StratCom Task Force op dit gebied;

43.

is ingenomen met de oprichting van het missieondersteuningsplatform voor de gecentraliseerde ondersteuning van gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid (GVDB)-missies; wijst erop dat de kwestie van de financiering van het platform moet worden aangepakt, met een duidelijk en transparant kader voor de toewijzing en besteding van de financiering, waarbij het effect van eerdere uitgaven wordt gemaximaliseerd, teneinde een sterk en waarneembaar effect te bewerkstelligen wanneer het platform wordt ingezet;

44.

vraagt de Raad en de EDEO hun wettelijke verplichting na te komen om het Parlement onverwijld en zonder aanvullende eisen alle relevante documenten toe te sturen in verband met onderhandelingen over internationale overeenkomsten, met inbegrip van onderhandelingsrichtsnoeren, overeengekomen teksten en notulen van iedere onderhandelingsronde, overeenkomstig artikel 218, lid 10, VWEU, op grond waarvan „het Europees Parlement in iedere fase van de procedure onverwijld en ten volle wordt geïnformeerd”; herinnert de Raad en de EDEO eraan dat het Hof van Justitie van de Europese Unie, wegens schending van artikel 218, lid 10, in het verleden reeds besluiten van de Raad betreffende de ondertekening en sluiting van diverse overeenkomsten nietig heeft verklaard, en benadrukt dat het Parlement in de toekomst kan weigeren nieuwe overeenkomsten, zoals de brede en versterkte partnerschapsovereenkomst met Armenië, goed te keuren tot de Raad en de EDEO aan hun wettelijke verplichting voldoen;

45.

wijst erop dat de EDEO nog geen gevolg heeft gegeven aan de aanbeveling in Speciaal verslag nr. 14/2013 van de Rekenkamer (3), waarin wordt gevraagd een gedetailleerd actieplan op te stellen teneinde de doeltreffendheid van de steun van de Unie aan Palestina te vergroten; spoort de EDEO aan om deze aanbeveling in samenwerking met de Commissie volledig ten uitvoer te leggen;

46.

merkt op dat de huidige kwijtingsprocedure voorschrijft dat de EDEO in juni zijn jaarlijks activiteitenverslag aan de Rekenkamer toestuurt, dat de Rekenkamer in oktober zijn verslag aan het Parlement toestuurt en dat het Parlement in mei in de plenaire vergadering over de kwijting stemt; wijst erop dat er, tenzij de kwijting wordt uitgesteld, minstens 17 maanden verstrijken tussen de afsluiting van de jaarrekeningen en het einde van de kwijtingsprocedure; wijst erop dat er in de particuliere sector veel kortere termijnen gelden voor audits; benadrukt dat de kwijtingsprocedure moet worden gestroomlijnd en versneld; vraagt dat de EDEO en de Rekenkamer de best practice in de particulieren sector volgen; stelt in dit verband voor om de deadline voor de indiening van de jaarlijkse activiteitenverslagen vast te stellen op 31 maart van het jaar volgende op het boekjaar en de deadline voor de indiening van de verslagen van de Rekenkamer vast te stellen op 1 juli; stelt ook voor om het tijdschema voor de kwijtingsprocedure als vastgesteld in bijlage IV, punt 5 van het Reglement van het Parlement te herzien, zodat de stemming over de kwijting kan worden gehouden in de plenaire vergadering van november, zodat de kwijtingsprocedure wordt afgesloten binnen het jaar volgende op het boekjaar waarop zij betrekking heeft.

(1)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

(2)  Rekenkamer: Speciaal verslag nr. 7/2016: Het wereldwijde gebouwenbeheer van de Europese Dienst voor extern optreden.

(3)  Speciaal verslag nr. 14/2013 „De directe financiële steun van de Europese Unie aan de Palestijnse autoriteit”.


Top