EUROPESE COMMISSIE
Straatsburg, 13.6.2017
COM(2017) 331 final
2017/0136(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de procedures en betrokken autoriteiten voor de vergunningverlening aan CTP’s en de vereisten voor de erkenning van CTP’s uit derde landen
(Voor de EER relevante tekst)
{SWD(2017) 246 final}
{SWD(2017) 247 final}
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
1.1.Motivering en doel van het voorstel
Derivatencontracten zijn voor Europese banken en ondernemingen een belangrijk instrument om hun risico’s te beheren, ongeacht of deze verband houden met veranderingen in de rentetarieven, wisselkoersschommelingen of met wanbetaling door een zakelijke tegenpartij. Ondoorzichtige derivatenmarkten bleken echter ook als ongewenst besmettingskanaal te fungeren. Daarom moeten derivatenmarkten effectief gereglementeerd en gecontroleerd worden om de financiële stabiliteit te waarborgen.
Gezien de mondiale dimensie van derivatenmarkten en overeenkomstig het G20-akkoord van Pittsburgh uit 2009 ter vermindering van het systeemrisico in verband met het gebruik op grote schaal van derivaten heeft de EU in 2012 de verordening Europese marktinfrastructuur (EMIR) aangenomen.
Als essentiële pijler van EMIR moeten gestandaardiseerde otc-derivatencontracten door een centrale tegenpartij (CTP) worden gecleard. Een CTP is een marktinfrastructuur die het systeemrisico vermindert en de financiële stabiliteit verbetert door zich tussen twee tegenpartijen bij een derivatencontract te plaatsen (d.w.z. als koper voor de verkoper en als verkoper voor de koper van risico) en op die wijze het risico voor beiden beperkt. EMIR voerde ook strikte prudentiële, organisatorische en bedrijfsvoeringregels in voor CTP’s en stelde regelingen vast voor hun prudentieel toezicht om risico’s voor de gebruikers van een CTP te beperken en de stabiliteit van het systeem te versterken.
Sinds de vaststelling van EMIR in 2012 wordt aanzienlijk meer centraal gecleard en zijn CTP’s steeds meer geconcentreerd en geïntegreerd in de EU en met derde landen.
Dit voorstel verzekert dat de toezichtregelingen gelijke tred houden met deze evolutie. Voorgesteld wordt dat de EU haar kapitaalmarktenunie toerust met een effectiever en consistenter toezichtkader voor CTP’s, in het belang van meer marktintegratie, financiële stabiliteit en een gelijk speelveld.
Het belang van CTP’s is sinds de vaststelling van EMIR toegenomen en zal de komende jaren nog groter worden
In de vijf jaar sinds de vaststelling van EMIR is het volume van CTP-activiteit – in de EU en wereldwijd – snel gegroeid, zowel in omvang als in reikwijdte. Dit is een teken dat de wetgeving werkt en haar doel verwezenlijkt.
Eind juni 2016 werd ongeveer 62 % van de totale waarde van alle otc-derivatencontracten en activaklassen (rentevoeten, kredietverzuim, buitenlandse valuta, enz.) centraal gecleard via CTP’s
, wat neerkomt op 337 biljoen USD. Ongeveer 97 % (328 biljoen USD) van alle centraal geclearde derivatencontracten zijn rentederivaten.
Eind 2015 werd circa 60 % van alle otc-rentederivaten centraal gecleard, terwijl dat eind 2009 nog maar 36 % bedroeg
. Centrale clearing is ook belangrijker geworden op de markt voor kredietderivaten (CDS); het aandeel uitstaande CDS dat door CTP’s wordt gecleard, is gestaag toegenomen sinds deze gegevens voor het eerst werden gerapporteerd, en bedroeg eind juni 2016 37 %, terwijl dat eind juni 2010 nog maar 10 % was
.
Het snel toenemende belang van CTP’s voor het mondiale financiële stelsel is niet alleen het gevolg van de thans verplichte centrale clearing voor verschillende activaklassen
, maar ook van de toename van vrijwillige centrale clearing, omdat marktdeelnemers steeds beter beseffen wat de voordelen van centrale clearing zijn (clearingverplichtingen bestaan pas sinds juni 2016)
. EMIR vereist dat bepaalde rentederivaten en CDS centraal worden gecleard in overeenstemming met soortgelijke vereisten in andere G20-landen
. De kapitaalvereisten voor banken zijn gewijzigd om centrale clearing te stimuleren en maken bilaterale clearing relatief duurder
, terwijl bilaterale transacties sinds maart 2017 aan aanvullende zekerheidsvereisten zijn onderworpen
.
CTP’s zullen hun activiteiten de komende jaren blijven uitbreiden. Clearing zal waarschijnlijk ook verplicht worden voor een aantal andere activaklassen
en de prikkels om risico’s en kosten te beperken zullen vrijwillige clearing waarschijnlijk nog meer in de hand werken. Het voorstel van mei 2017 tot gerichte wijziging van EMIR om de verordening doelmatiger en evenrediger te maken, zal deze trend nog versterken, door voor CTP’s meer prikkels te creëren om tegenpartijen centrale clearing van derivaten aan te bieden.
Ten slotte zullen diepere en meer geïntegreerde kapitaalmarkten als resultaat van de kapitaalmarktenunie (KMU) de behoefte aan grensoverschrijdende clearing in de EU doen toenemen, en dus het belang en de onderlinge verwevenheid van CTP’s binnen het financiële stelsel vergroten.
Door het toenemende belang van CTP’s moeten de toezichtregelingen in het kader van EMIR wellicht worden bijgesteld, ook in het licht van de oprichting van de kapitaalmarktenunie
Het groeiende belang van CTP’s voor het financiële stelsel en de bijbehorende concentratie van kredietrisico’s in deze infrastructuren trekken de aandacht van regeringen, centrale banken, regelgevers, toezichthouders en marktdeelnemers.
Terwijl de omvang en reikwijdte van centraal geclearde transacties groter is geworden, is het aantal CTP’s relatief beperkt gebleven. Momenteel telt de EU 17 CTP’s, die alle op grond van EMIR hun diensten in de Unie mogen aanbieden – hoewel niet alle CTP’s alle activaklassen mogen clearen (bv. slechts 2 CTP’s clearen kredietderivaten en maar 2 CTP’s clearen inflatiederivaten
).
Nog eens 28 CTP’s uit derde landen zijn erkend op grond van de gelijkwaardigheidsbepalingen in EMIR, zodat zij hun diensten in de EU mogen aanbieden.
Bijgevolg zijn clearingmarkten in de hele EU geïntegreerd en zijn ze sterk geconcentreerd in bepaalde activaklassen. Ze kennen ook een sterke verwevenheid.
Terwijl meer clearing via behoorlijk gereguleerde en onder degelijk toezicht staande CTP’s de algemene stabiliteit van het financiële stelsel versterkt, maakt de concentratie van het risico van het faillissement van een CTP een weinig waarschijnlijke, maar potentieel wel zeer ingrijpende gebeurtenis. Gezien het centrale belang van CTP’s voor het financiële stelsel is de toenemende systeemrelevantie van CTP’s aanleiding tot bezorgdheid. CTP’s zijn zelf een bron van macroprudentiële risico’s geworden omdat hun faillissement het financiële stelsel danig kan verstoren en systemische effecten zou teweegbrengen. Een grootschalige, ongecontroleerde opzegging en beëindiging van contracten door CTP’s zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot problemen met liquiditeit en zekerheden op de markt, en de onderliggende activamarkt en het bredere financiële stelsel instabiel maken. Net als sommige andere financiële intermediairs zijn ook CTP’s potentieel gevoelig voor paniekreacties wanneer clearingleden hun vertrouwen in de solvabiliteit van een CTP verliezen. Dit kan voor de CTP een liquiditeitsschok veroorzaken wanneer zij probeert te voldoen aan haar verplichtingen om principale zekerheid terug te storten (d.w.z. initiële marge). Het effect van een CTP-faillissement door de toegenomen concentratie van risico zou nog worden versterkt door de toenemende verwevenheid van CTP’s, zowel direct als indirect via hun leden (meestal grote internationale banken) en cliënten.
Als reactie en in overeenstemming met de G20-consensus
heeft de Commissie in november 2016 een voorstel aangenomen voor een verordening betreffende het herstel en de afwikkeling van CTP’s
. Doel van het voorstel is ervoor te zorgen dat de autoriteiten naar behoren zijn voorbereid om te reageren op een faillerende CTP, de financiële stabiliteit veilig te stellen en de kosten voor de belastingbetaler te beperken. In het voorstel voor herstel en afwikkeling van CTP’s wordt opnieuw gekeken naar de in EMIR vervatte toezichtregelingen voor centrale tegenpartijen uit de EU en uit derde landen en de mate waarin deze regelingen vijf jaar na de vaststelling van EMIR doeltreffender kunnen worden gemaakt. Over dit voorstel wordt momenteel beraadslaagd in het Europees Parlement en de Raad. Dit proces vergt coördinatie en moet sporen met het huidige voorstel.
Toezichtregelingen voor CTP’s in de EU
Uit hoofde van EMIR staan CTP’s uit de EU onder het toezicht van colleges van nationale toezichthouders, de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de betrokken leden van het Europees Stelsel van Centrale Banken (ESCB) en andere betrokken autoriteiten (zoals toezichthouders van de grootste clearingleden, toezichthouders van bepaalde handelsplatformen en centrale effectenbewaarinstellingen). Deze colleges kunnen tot 20 autoriteiten als lid hebben en worden gecoördineerd door de autoriteit van hun eigen land. In het licht van de huidige stand van de integratie op de markt roepen deze regelingen bepaalde vragen op die in de toezichtregelingen moeten worden meegenomen. Dit is belangrijk om vooruitgang te boeken op weg naar de kapitaalmarktenunie.
De stijgende concentratie van clearingdiensten in een beperkt aantal CTP’s en de daaruit voortvloeiende toename van de grensoverschrijdende activiteit wijzen erop dat CTP’s in een klein aantal individuele lidstaten steeds relevanter worden voor het financieel stelsel van de EU als geheel. Gelet op deze trend moeten de huidige toezichtregelingen, die voornamelijk afhangen van de autoriteit van het eigen land (zo is die autoriteit uiteindelijk verantwoordelijk voor belangrijke beslissingen zoals de uitbreiding van de vergunning of de goedkeuring van regelingen voor uitbesteding en interoperabiliteit), opnieuw worden bekeken.
Ten tweede kunnen uiteenlopende toezichtpraktijken voor CTP’s in de EU (bv. verschillende voorwaarden voor vergunningen of modelvalideringsprocedures) een risico op regelgevings- en toezichtarbitrage voor CTP’s en indirect voor hun clearingleden of cliënten doen ontstaan. De Commissie heeft in haar mededeling over de kapitaalmarktenunie van september 2016
en tijdens de openbare raadpleging over de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s)
op deze nieuwe risico’s en de behoefte aan meer convergentie van toezichtpraktijken gewezen, waarbij telkens werd ingegaan op de problemen die voortvloeien uit heterogene toezichtpraktijken.
Ten derde komt de rol van centrale banken – als emittenten van valuta – in de CTP-colleges niet voldoende uit de verf. Hoewel de mandaten van centrale banken en toezichthouders elkaar kunnen overlappen (met name op gebieden als interoperabiliteit, controles van het liquiditeitsrisico enz.), is de juiste focus mogelijk zoek wanneer toezichthoudende maatregelen gevolgen hebben voor de voornaamste verantwoordelijkheden van centrale banken op het gebied van prijsstabiliteit, monetair beleid en de betalingssystemen. In crisissituaties kan dat de risico’s voor de financiële stabiliteit vergroten wanneer onduidelijk blijft wie welke verantwoordelijkheid heeft.
Toezichtregelingen voor CTP’s uit derde landen
Een groot bedrag aan financiële instrumenten die luiden in de valuta’s van de lidstaten wordt op dit moment afgehandeld door erkende CTP’s uit derde landen. Zo bedraagt het notionele uitstaande bedrag op de Chicago Mercantile Exchange (CME) in de VS 1,8 biljoen EUR voor in euro luidende rentederivaten, en 348 miljard SEK voor in SEK luidende rentederivaten. Dit roep ook een reeks vragen op.
Ten eerste zijn bij de toepassing van het systeem voor gelijkwaardigheid en erkenning in EMIR bepaalde tekortkomingen aan het licht gekomen, meer bepaald met betrekking tot doorlopend toezicht. Na de erkenning van een CTP uit een derde land bleek het voor de ESMA met name vaak lastig om toegang te krijgen tot informatie van die CTP, om inspecties ter plaatse van de CTP uit te voeren en om informatie te delen met de betrokken regelgevers, toezichthouders en centrale banken in de EU. Hierdoor ontstaat het risico dat praktijken van CTP’s uit derde landen en/of aanpassingen van risicobeheermodellen onopgemerkt blijven en/of niet worden aangepakt, hetgeen voor de EU-entiteiten belangrijke gevolgen kan hebben op het gebied van de financiële stabiliteit.
Ten tweede vereisen mogelijke discrepanties tussen de doelstellingen van toezichthoudende instanties en centrale banken binnen de colleges een extra dimensie in het geval van CTP’s uit derde landen wanneer autoriteiten van buiten de EU erbij betrokken zijn.
Ten derde bestaat het risico dat wijzigingen in de regels en/of het regelgevingskader voor een CTP uit een derde land negatief kunnen uitpakken voor de regelgevende of toezichthoudende resultaten, hetgeen een ongelijk speelveld in de hand werkt tussen CTP’s uit de EU en CTP’s uit derde landen en kan uitmonden in regelgevings- of toezichtarbitrage. Er bestaat momenteel geen mechanisme om te verzekeren dat de EU automatisch informatie ontvangt over dergelijke wijzigingen en passende maatregelen kan nemen.
Deze punten van zorg zullen waarschijnlijk het komende jaar nog worden toegespitst aangezien CTP’s uit derde landen door het mondiale karakter van de kapitaalmarkten een nog grotere rol zullen spelen. Naast de 28 reeds door de ESMA erkende CTP’s uit derde landen hebben nog eens 12 CTP’s uit 10 rechtsgebieden om erkenning
verzocht en wachten ze op een besluit van de Commissie over de gelijkwaardigheid van hun regelgevende en toezichthoudende regelingen.
Voorts wordt een aanzienlijk volume van in euro luidende derivatentransacties (en andere transacties die onder de clearingverplichting vallen) momenteel gecleard door in het Verenigd Koninkrijk gevestigde CTP’s. Bij het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU zal dan ook een duidelijke verschuiving plaatsvinden in het aandeel van dergelijke transacties dat wordt gecleard door CTP’s buiten het rechtsgebied van de EU, waardoor de hierboven geuite zorgen nog zullen toenemen. Dit houdt significante uitdagingen in voor het waarborgen van de financiële stabiliteit in de EU en die moeten worden aangepakt.
In het licht van deze overwegingen heeft de Commissie op 4 mei 2017 een mededeling aangenomen over de aanpak van uitdagingen voor kritieke financiële marktinfrastructuren en de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie
. In de mededeling wordt gesteld dat “verdere wijzigingen [in EMIR] nodig zijn ter verbetering van het huidige kader dat financiële stabiliteit waarborgt en de verdere ontwikkeling en verdieping van de kapitaalmarktenunie (KMU) ondersteunt”.
De bestaande toezichtregelingen moeten worden verbeterd
Omdat het clearinglandschap in de EU blijft evolueren, moeten de regelingen voor crisispreventie en -beheer van CTP’s zo doeltreffend mogelijk zijn. EMIR en het voorstel van de Commissie voor een verordening inzake het herstel en de afwikkeling van CTP’s zijn belangrijke stappen in die richting. Vijf jaar na de vaststelling van EMIR zijn door de groeiende omvang, complexiteit en grensoverschrijdende dimensie van clearing in de EU en wereldwijd echter tekortkomingen in het toezichtkader voor CTP’s uit de EU en uit derde landen aan het licht gekomen. Dit voorstel bevat bijgevolg specifieke wijzigingen in EMIR en de ESMA-verordening
, met name om duidelijke en coherente toezichtregelingen voor CTP’s uit de EU en uit derde landen te bewerkstelligen.
In de effectbeoordeling bij dit voorstel worden de kosten en baten van deze wijzigingen in ogenschouw genomen. Er staan een aantal opties in om het toezicht op CTP’s op EU-niveau te vergroten, de valuta-uitgevende centrale banken meer te betrekken bij het toezicht op CTP’s en de EU beter in staat te stellen om risico’s van CTP’s uit derde landen te monitoren, te identificeren en te beperken.
In de effectbeoordeling wordt uitvoerig aangetoond dat de voorgestelde wijzigingen effectief bijdragen tot een grotere algehele stabiliteit van het financiële stelsel van de EU en het risico op een CTP-faillissement (dat bijzonder ingrijpende gevolgen zou hebben) nog onwaarschijnlijker maken en tegelijk de kosten voor de marktdeelnemers tot een minimum beperken. De voorgestelde wijzigingen dragen ook bij tot de verdere ontwikkeling en verdieping van de KMU, in overeenstemming met de beleidsprioriteiten van de Commissie.
1.2.Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Dit voorstel heeft betrekking op en is in overeenstemming met een aantal andere EU-beleidslijnen en lopende initiatieven die gericht zijn op: i) het vestigen van de nodige aandacht op het systeembelang van CTP’s, ii) het bevorderen van het gebruik van centrale clearing, en iii) het vergroten van de efficiëntie en doelmatigheid van toezicht op EU-niveau, zowel binnen als buiten de EU.
Ten eerste is dit voorstel in overeenstemming met het in november 2016 aangenomen voorstel van de Commissie
voor een verordening inzake het herstel en de afwikkeling van CTP’s. Dit voorstel beoogt te verzekeren dat Europese en nationale autoriteiten voorbereid zijn om het probleem van een faillerende CTP te verhelpen, de financiële stabiliteit te handhaven en te vermijden dat de kosten voor de herstructurering en de afwikkeling van faillerende CTP’s worden afgewenteld op de belastingbetaler. Voor het onwaarschijnlijke geval dat CTP’s in zwaar weer terechtkomen of failliet gaan, beoogt het voorstel van de Commissie ervoor te zorgen dat de kritieke functies van CTP’s behouden blijven, terwijl de financiële stabiliteit gevrijwaard blijft en vermeden wordt dat de kosten voor de herstructurering en de afwikkeling van faillerende CTP’s op de belastingbetaler worden afgewenteld. De regelingen voor crisisbeheersing voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s in dat voorstel zijn gebaseerd op de beste bestaande regelingen voor crisispreventie (d.w.z. voor de regulering van en het toezicht op CTP’s) in het kader van EMIR. Door het toezicht op CTP’s in het kader van EMIR verder te verbeteren, moet de kans, hoe klein ook, dat herstel- en afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen, verder worden verlaagd. De aanpassingen en verbeteringen van het toezicht die met dit voorstel worden bereikt, zullen ook op adequate wijze moeten worden meegenomen in het lopende wetgevingsvoorstel over het herstel en de afwikkeling van CTP’s. Doelgerichte wijzigingen kunnen noodzakelijk zijn om rekening te houden met de nieuwe rol van de CTP-bestuursvergadering in colleges uit hoofde van EMIR en vervolgens in de afwikkelingscolleges.
Ten tweede hangt dit voorstel samen met het in november 2016 aangenomen voorstel van de Commissie
tot wijziging van de verordening kapitaalvereisten (CRR)
. Het voorstel beoogt de initiële margins voor centraal geclearde derivatentransacties die clearingleden in contanten van hun klanten ontvangen en doorgeven aan CTP’s, buiten de berekening van de drempels voor de hefboomratio te houden. Zo zal toegang tot clearing gemakkelijker worden – aangezien de kapitaalvereisten voor het verstrekken van cliënten- of indirecte clearingdiensten lager zullen worden – hetgeen eens te meer het belang van CTP’s in het financiële stelsel vergroot.
Ten derde vormt dit voorstel een aanvulling op het in mei 2017 aangenomen voorstel van de Commissie om gerichte wijzigingen aan te brengen in EMIR
. Het voorstel streeft naar vereenvoudiging van bepaalde EMIR-vereisten, die tegelijk ook evenrediger zouden worden gemaakt, om buitensporige kosten voor marktdeelnemers te verminderen, zonder dat dit ten koste gaat van de financiële stabiliteit. Dit voorstel moet derhalve voorzien in verdere prikkels voor marktdeelnemers om gebruik te maken van centrale clearing – hetgeen eens te meer het belang van CTP’s in het financiële stelsel vergroot.
Ten vierde spoort dit voorstel met de in maart 2017 door de Commissie gestarte raadpleging over de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s), met het oog op het versterken en verbeteren van de doeltreffendheid en efficiëntie van de ETA’s.
Ten vijfde strookt het voorstel met de ervaringen bij de uitvoering en handhaving van bepalingen van derde landen in de financiële wetgeving van de EU, zoals aangegeven in het werkdocument van de Commissie over gelijkwaardigheid. Het werkdocument bevat een feitelijk overzicht van het gelijkwaardigheidsproces met derde landen in de EU-wetgeving voor financiële diensten. Het beschrijft de ervaring met de uitvoering en handhaving van bepalingen van derde landen in de financiële wetgeving van de EU. Ook worden in het document de belangrijkste aspecten van gelijkwaardigheid uit de doeken gedaan (bv. uitoefening van bevoegdheden, beoordeling, monitoring achteraf) en wordt meer duidelijkheid verschaft over hoe deze taken in de praktijk worden uitgevoerd.
Ten zesde is dit voorstel in overeenstemming met de lopende werkzaamheden op internationaal niveau in het kader van de Raad voor financiële stabiliteit (FSB), onder andere om: i) het gebruik van centrale clearing en grensoverschrijdende regelingen tussen rechtsgebieden te bevorderen teneinde de stabiliteit van de markt in OTC-derivaten te vergroten, ii) een consistente toepassing te bereiken van de beginselen voor financiëlemarktinfrastructuren, ontwikkeld door het Comité betalingen en marktinfrastructuur (CPMI) en de Internationale Organisatie van Effectentoezichthouders (IOSCO), iii) de toepassing van de G20-hervormingen van de derivatenmarkten te monitoren (via de FSB-werkgroep otc-derivaten), en iv) nadere richtsnoeren te ontwikkelen voor de afwikkeling van CTP’s (de FSB-afwikkelingsgroep).
1.3.Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
Dit voorstel houdt ook verband en is consistent met de voortdurende inspanningen van de Commissie om de KMU verder te ontwikkelen. De noodzaak om de kapitaalmarkten van de EU verder te ontwikkelen en te integreren, werd benadrukt in de mededeling van september 2016 over de KMU. Verdere convergentie van het toezicht op CTP’s op EU-niveau kan bijdragen tot de ontwikkeling van hechtere en beter geïntegreerde kapitaalmarkten, aangezien efficiëntere en robuustere CTP’s van essentieel belang zijn voor een goed functionerende KMU. Daartoe wordt in de door de Commissie op 8 juni 2017 aangenomen mededeling over de tussentijdse evaluatie van de KMU een lans gebroken voor sterkere bevoegdheden van de ESMA om consistent toezicht binnen en buiten de EU te bevorderen. Omgekeerd zou het ontstaan van grotere en meer liquide financiële markten dankzij de KMU ertoe leiden dat nog meer transacties via CTP’s worden gecleard, waardoor hun systeemrelevantie zou toenemen. Gezien de mogelijk grotere volumes alsmede de huidige risico’s op regelgevings- en toezichtarbitrage zijn verdere verbeteringen van het toezichtkader nodig om te zorgen voor een sterke en stabiele KMU.
Bovendien strookt het voorstel met de op 31 mei 2017 aangenomen discussienota van de Commissie over de verdieping van de economische en monetaire Unie. Zo wordt in de discussienota uiteengezet dat de voltooiing van een heuse financiële Unie essentieel is voor een effectieve en stabiele economische en monetaire Unie. Volgens de nota moet daarvoor onder meer werk worden gemaakt van elementen die reeds ter tafel liggen, onder meer de uitvoering van de KMU. Het voorstel zal bijdragen tot de ontwikkeling van beter geïntegreerde kapitaalmarkten door te zorgen voor meer convergentie van het toezicht op CTP’s op EU-niveau.
Door nieuwe dreigingen voor het vlotte functioneren van het financiële stelsel aan te pakken, zal het voorstel er ook voor zorgen dat de financiële markten hun rol kunnen blijven spelen in de totstandbrenging van duurzame groei op lange termijn, het verder verdiepen van de interne markt in het belang van consumenten en bedrijven, als onderdeel van de inspanningen van de Commissie om investeringen, groei en banen te ondersteunen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
2.1.Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag voor dit voorstel is artikel 114 VWEU, dat de rechtsgrondslag vormt voor EMIR en de ESMA-verordening. In de analyse in het kader van de effectbeoordeling worden de onderdelen van EMIR genoemd die moeten worden gewijzigd om de algehele stabiliteit van het financiële stelsel van de EU te versterken en het zeer onwaarschijnlijke (maar erg ingrijpende) risico op een CTP-faillissement nog verder te verlagen en tegelijk de kosten voor de marktdeelnemers tot een minimum te beperken. Alleen de medewetgevers zijn bevoegd om de noodzakelijke wijzigingen aan te brengen. De ESMA-verordening moet worden gewijzigd om de CTP-bestuursvergadering te kunnen oprichten, die op grond van EMIR belangrijke taken krijgt.
2.2.Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)
EMIR is een verordening en dus verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. EMIR bepaalt het toezichtkader dat van toepassing is op zowel in de EU gevestigde CTP’s als op CTP’s uit derde landen die clearingdiensten verrichten voor in de EU gevestigde clearingleden of handelsplatforms. Uit hoofde van EMIR speelt de lidstaat waar de CTP gevestigd is, een belangrijke rol in de toezichtregelingen. De lidstaten en de nationale toezichthouders alleen kunnen evenwel geen oplossing bieden voor de systeemrisico’s van sterk geïntegreerde en verweven CTP’s die grensoverschrijdend actief zijn, buiten het toepassingsgebied van nationale rechtsstelsels. Bovendien kunnen de lidstaten niet op eigen houtje de risico’s beperken die voortvloeien uit de verschillen in nationale toezichtpraktijken. De lidstaten en de nationale autoriteiten kunnen niet op zichzelf de systeemrisico’s aanpakken die CTP’s uit derde landen kunnen creëren voor de financiële stabiliteit van de EU als geheel.
De doelstellingen van EMIR, namelijk de veiligheid en de efficiëntie van CTP’s verhogen door uniforme vereisten vast te stellen voor de uitvoering van hun activiteiten, kunnen niet voldoende worden verwezenlijkt door de afzonderlijke lidstaten en kunnen derhalve, gezien de omvang van de taak, beter op EU-niveau worden gerealiseerd, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals vervat in artikel 5 van het VWEU.
2.3.Evenredigheid
Het voorstel beoogt ervoor te zorgen dat de toezichtregelingen van EMIR voldoen aan de doelstelling om het systeemrisico op derivatenmarkten op evenrediger en doeltreffender wijze te verlagen, tegen een minimale kost voor de marktdeelnemers. Het voorstel omvat een gestroomlijnd kader voor het toezicht op CTP’s die zijn erkend op EU-niveau, waarbij de taken en verantwoordelijkheden van de diverse betrokken nationale en EU-autoriteiten en instellingen duidelijk worden omschreven. Met een herkalibratie van de toezichtregelingen draagt het voorstel bij tot het aanpakken van de toenemende grensoverschrijdende systeemrelevantie van CTP’s, zonder afbreuk te doen aan de budgettaire verantwoordelijkheden van de autoriteiten van de lidstaat van vestiging. Voorts wordt met het voorstel een benadering gekozen waardoor CTP’s uit derde landen de vereisten van EMIR kunnen naleven door te voldoen aan hun eigen nationale vergelijkbare regels, hetgeen een evenredige benadering mogelijk maakt die focust op de systeemrelevantie van CTP’s uit derde landen voor de markten van de EU. Tegelijk gaat het voorstel niet verder dan wat nodig is voor de verwezenlijking van de EMIR-doelstelling om het systeemrisico te verminderen, door de invoering van transparante en objectieve criteria om risico’s van CTP’s uit derde landen voor de financiële stabiliteit van de EU te identificeren, te monitoren en te beperken. Het voorstel is derhalve rechtstreeks van nut om de toezichtregelingen van EMIR evenrediger te maken. In dezelfde lijn worden met het voorstel in de ESMA-verordening slechts gerichte wijzigingen aangebracht, die niet verder gaan dan hetgeen nodig is opdat de ESMA de in EMIR vervatte taken kan uitvoeren.
2.4.Keuze van het instrument
EMIR en de rechtshandeling tot oprichting van de ESMA zijn beide verordeningen en moeten derhalve worden gewijzigd door een soortgelijk rechtsinstrument.
3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
3.1.Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
De effectbeoordeling bij dit voorstel omvat een analyse van de mate waarin de bestaande toezichtregelingen in EMIR voor binnen en buiten de EU gevestigde CTP’s hun doelstelling hebben bereikt, namelijk op doeltreffende en doelmatige wijze een gelijk speelveld creëren voor het verlenen van CTP-diensten, met de nodige coherentie, relevantie en meerwaarde voor de EU. De analyse houdt ook rekening met het resultaat van twee collegiale toetsingen van het functioneren van de toezichthoudende colleges op grond van EMIR, die de ESMA in 2015 en 2016 heeft uitgevoerd. Bovendien bouwt de analyse voort op de inbreng van de ESMA in de vorm van een evaluatie van de huidige EMIR-regeling voor de gelijkwaardigheid en erkenning van derde landen in het kader van een verslag voor de Commissie met het oog op de herziening van EMIR.
Met betrekking tot de doeltreffendheid van het toezichtkader van EMIR voor in de EU gevestigde CTP’s leert de ervaring dat samenwerking tussen de leden van de colleges in hun huidige structuur ertoe leidt dat de mening van de toezichthouders van diverse bij centrale clearing betrokken actoren wordt gehoord, hetgeen convergentie van het toezicht en een gelijk speelveld voor in de EU gevestigde CTP’s bevordert. Er bestaat echter bezorgdheid over de consistentie van het CTP-toezicht in de lidstaten, wat wijst op ruimte voor een meer doeltreffende aanpak van grensoverschrijdend CTP-toezicht. Zo kan de mate van samenwerking tussen de leden van de colleges aanzienlijk variëren afhankelijk van de rol van het college in het besluitvormingsproces. Tijdens de vergunningsprocedure “merkte de ESMA op dat de CTP-colleges over het algemeen samenwerking in beide richtingen faciliteerden: enerzijds ontvingen de presiderende nationale bevoegde autoriteiten goede en constructieve input van de leden van het college die in hun risicobeoordelingen werd opgenomen; anderzijds kregen de leden van het college de informatie die zij hadden gevraagd om te kunnen stemmen over de goedkeuring van het gezamenlijk advies.”, maar de samenwerking vermindert wel wanneer een dergelijk advies niet nodig is. Bijgevolg bestaat volgens de ESMA een “risico dat CTP-colleges na het vergunningsproces meer een mechanisme voor de uitwisseling van informatie worden dan een effectief toezichtinstrument.” Bovendien lijken voorlopige waarnemingen erop te wijzen dat: i) verschillende leden van het college in verschillende mate deelnemen aan de besprekingen in het college, ii) en de toezichtbenaderingen van de presiderende nationale bevoegde autoriteiten sterk variëren, zelfs in het geval van vergelijkbare CTP’s. Gemeenschappelijke door de ESMA aangereikte templates ter ondersteuning van toezichthoudende convergentie tussen de presiderende nationale bevoegde autoriteiten hebben dat probleem niet kunnen oplossen, omdat de desbetreffende autoriteiten hun bevoegdheid op verschillende wijze uitoefenen. Er is dus ruimte voor verbetering om de consistentie van het CTP-toezicht op EU-niveau te vergroten, het gelijk speelveld in de EU te verbeteren en effectievere toezichtconvergentie te bewerkstelligen.
Inzake de doeltreffendheid van het toezicht op CTP’s uit derde landen heeft de ESMA op basis van de huidige regelingen 28 CTP’s uit derde landen erkend, zodat deze clearingdiensten kunnen verrichten voor EU-tegenpartijen. Dit is in overeenstemming met de doelstellingen van de G20 om grensoverschrijdende regelingen te bevorderen. Tegelijkertijd vonden de meeste respondenten op de EMIR-raadpleging (voornamelijk ondernemingen uit de financiële sector en brancheorganisaties) dat de EMIR-gelijkwaardigheidsregeling voor CTP’s uit derde landen de facto heeft geleid tot een situatie waarin de vereisten voor in de EU gevestigde CTP’s mogelijk strenger zijn dan voor CTP’s uit derde landen, met een ongelijk speelveld tot gevolg dat nadelig is voor CTP’s in de EU. De ESMA benadrukte tevens dat de EMIR-aanpak ten aanzien van CTP’s uit derde landen uiterst flexibel is, en volledig afhangt van de regels en toezichtregelingen van derde landen, terwijl CTP’s uit derde landen in de meeste rechtsgebieden van derde landen worden beschouwd als systeemrelevante infrastructuren en aan striktere controle zijn onderworpen. Volgens de ESMA kan de huidige EMIR-aanpak op het gebied van wederzijds vertrouwen wel een model zijn, maar als de EU het enige rechtsgebied blijft dat sterk blijft afhangen van de regels en autoriteiten in derde landen, kan dit haar in gevaar brengen en in de EU gevestigde CTP’s benadelen.
Met betrekking tot de efficiëntie was een meerderheid van de respondenten op de EMIR-raadpleging vóór het waarborgen van een gelijk speelveld tussen in de EU gevestigde CTP’s door een homogene toepassing van EMIR te bevorderen. Tegelijkertijd werd gewezen op de lengte van de goedkeuringsprocedures en benadrukten zij dat, in sommige gevallen, de termijn voor goedkeuring onbeperkt kon worden verlengd door de presiderende nationale bevoegde autoriteit, met rechtsonzekerheid tot gevolg. Sommige respondenten wezen ook op de behoefte aan meer transparantie in de werking van de colleges, niet alleen voor CTP’s voor de procedures voor vergunning en uitbreiding van diensten, maar ook voor de gebruikers van CTP’s om hun meer inzicht te verschaffen in de vergunningsprocedure en de gevolgen ervan. Bovendien verlangden verscheidene autoriteiten, deelnemers uit het bedrijfsleven en beheerders van marktinfrastructuren een duidelijker proces en tijdschema voor de vergunning en uitbreiding van de door CTP’s geleverde diensten. Respondenten stelden voor dat EMIR de voorwaarden voor de collegeprocedure zou verduidelijken, met name de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende leden van het college. Er is dus ruimte voor verbetering, met name voor een beter gestroomlijnd toezicht op in de EU gevestigde CTP’s. Dit zou kunnen bijdragen tot een efficiëntere samenwerking tussen nationale en Europese toezichthouders, zodat toezichthoudende taken niet worden gedupliceerd en geen tijd en middelen verloren gaan.
Met betrekking tot de huidige toezichtregeling voor CTP’s uit derde landen merkten brancheorganisaties die gereageerd hebben op de EMIR-raadpleging, op dat de gelijkwaardigheidsbeoordelingen van de Commissie te lang duren. De ESMA heeft ook haar bezorgdheid geuit over de efficiëntie van de procedure voor het erkennen van CTP’s uit derde landen. In de eerste plaats vond zij de procedure te star en belastend, zoals blijkt uit het geringe aantal erkenningsbesluiten in 2015. Ten tweede wees zij erop dat de erkenning van CTP’s uit derde landen een aanzienlijke administratieve last betekent voor de ESMA.
Met betrekking tot de relevantie blijven de toezichtregelingen van EMIR integraal deel uitmaken van internationale inspanningen om de stabiliteit van de mondiale markt van otc-derivaten te vergroten en grensoverschrijdende erkenningsregelingen tussen rechtsgebieden te faciliteren. De toezichtregelingen van EMIR waarborgen tevens dat de financiële markten hun rol blijven spelen in de totstandbrenging van duurzame groei op lange termijn om de interne markt verder te verdiepen in het belang van consumenten en bedrijven, als onderdeel van de inspanningen van de Commissie om investeringen, groei en banen te ondersteunen.
Zoals beschreven in punt 2.4 van de effectbeoordeling bij dit voorstel zijn de toezichtregelingen van EMIR coherent met andere EU-wetgeving die gericht is op: i) het vestigen van de nodige aandacht op het systeembelang van CTP’s, ii) het verder bevorderen van centrale clearing, en iii) een grotere efficiëntie en doelmatigheid van het toezicht op Europees niveau, zowel binnen als buiten de EU.
Ten slotte, wat betreft de meerwaarde voor Europa, vullen de toezichtregelingen van EMIR een leemte door de invoering van een nieuw mechanisme ter facilitering van de convergentie van het toezicht op EU-niveau waarmee de systeemrisico’s kunnen worden aangepakt van CTP’s die diensten aanbieden aan EU-tegenpartijen.
3.2.Raadpleging van belanghebbenden
Aan dit voorstel liggen verscheidene openbare raadplegingen ten grondslag.
Ten eerste wordt erin rekening gehouden met de standpunten van belanghebbenden en overheden na de publicatie van de mededeling van de Commissie over de aanpak van uitdagingen voor kritieke financiële marktinfrastructuren en de verdere ontwikkeling van de KMU van 4 mei 2017. De mededeling ging ervan uit dat, gelet op de uitdagingen op het gebied van derivatenclearing, verdere wijzigingen nodig zijn om de financiële stabiliteit en ook de veiligheid en soliditeit van CTP’s die systeemrelevant zijn voor de financiële markten in de EU, te waarborgen en om de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie te steunen.
In de tweede plaats is het voorstel gebaseerd op specifieke opmerkingen over EMIR en CTP-toezicht in het kader van de raadpleging over de werkzaamheden van de ETA’s, die liep van 21 maart tot 17 mei 2017. De raadpleging was bedoeld om een duidelijker overzicht te krijgen van gebieden waarop de doeltreffendheid en efficiëntie van de ETA’s kunnen worden versterkt en verbeterd.
In de derde plaats gaat het voorstel in op opmerkingen over de convergentie van het toezicht in het kader van de raadpleging over de tussentijdse evaluatie van de KMU, die liep van 20 januari 2017 tot 17 maart 2017. De raadpleging was bedoeld om de standpunten te horen van de belanghebbenden over hoe het huidige KMU-programma kan worden geactualiseerd en voltooid, zodat het een solide beleidskader kan vormen voor de ontwikkeling van kapitaalmarkten. Op de raadpleging zijn 178 reacties gekomen.
Ten vierde houdt het voorstel rekening met specifieke bijdragen over de EMIR-toezichtregelingen in het kader van de raadpleging over de herziening van EMIR, die is gehouden tussen mei en augustus 2015. Deze raadpleging leverde meer dan 170 bijdragen op van een breed scala van belanghebbenden en overheden.
Over het algemeen gaven respondenten aan dat de huidige EMIR-toezichtregelingen de veiligheid en soliditeit van in de EU gevestigde CTP’s helpen versterken, en spraken zij brede steun uit voor de rol van de colleges van toezichthouders. De respondenten benadrukten ook dat de meeste vereisten van EMIR pas onlangs in werking zijn getreden, en dat het derhalve voorbarig zou zijn een volledige herziening van de bestaande toezichtarchitectuur te overwegen. De respondenten, en met name overheidsinstanties, benadrukten dat nationale bevoegde autoriteiten gezien de verschillende soorten CTP’s die momenteel actief zijn (lokale vs. grensoverschrijdende), nog steeds actief betrokken moeten blijven bij het toezicht. Veel respondenten benadrukten echter ook dat de activiteiten van CTP’s een grensoverschrijdende systeemrelevantie hebben en wezen op de noodzaak om niet alleen op nationaal niveau toezicht uit te oefenen. Het merendeel van de respondenten was te vinden voor een grotere convergentie van toezicht op EU-niveau bij het toezicht op CTP’s en vond de huidige regeling fragmentarisch en inefficiënt. Grotere grensoverschrijdende activiteit, de systeemrelevantie van CTP’s en toegang tot liquiditeit in de eurozone werden door de respondenten genoemd als redenen om de toezichtbevoegdheden op EU-niveau uit te breiden. Desondanks hamerden respondenten erop dat, mocht worden overwogen de directe toezichthoudende bevoegdheden op EU-niveau ten aanzien van CTP’s uit de EU en uit derde landen uit te breiden, een dergelijke uitbreiding in overeenstemming moet zijn met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid, met name omdat geen enkele EU-structuur over voldoende middelen zou beschikken om adequaat te reageren in het geval van een faillerende CTP, hoe klein het risico daarop ook is. Tot slot benadrukte een aantal respondenten, ook de ESMA, dat het noodzakelijk is het huidige kader te verbeteren ten aanzien van CTP’s uit derde landen.
3.3.Effectbeoordeling
De Commissie heeft een effectbeoordeling van de betrokken beleidsalternatieven uitgevoerd. Beleidsopties werden getoetst aan de hoofddoelstellingen, namelijk het waarborgen van de veiligheid en efficiëntie van CTP’s die systeemrelevant zijn voor de EU-markten en het verbeteren van de financiële stabiliteit in de EU, zonder onnodige fragmentatie van het mondiale stelsel.
Op 2 juni 2017 keurde de Raad voor regelgevingstoetsing (hierna "RSB" genoemd) de effectbeoordeling goed. Deze werd ingediend bij de RSB op 22 mei, en de RSB deed een aantal aanbevelingen voor verbeteringen via een schriftelijke procedure. De effectbeoordeling is op 30 mei opnieuw bij de RSB ingediend. De volgende wijzigingen zijn in de effectbeoordeling aangebracht om rekening te houden met de aanbevelingen van de RSB:
1. Specifieke systeemrisico’s in verband met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU: nadere beschrijving van de wijzigingen met betrekking tot het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de EU in het deel over het basisscenario als onderdeel van het hoofdstuk over beleidsopties.
2. Voorkeursoptie voor het beperken van risico’s van CTP’s uit derde landen: nadere omschrijving van de wijze waarop optie 3 inzake toezicht op basis van drempelwaarden of criteria in de praktijk zou functioneren voor CTP’s uit derde landen, afhankelijk van de risico’s die ze zouden inhouden voor de EU.
3. Effect van de beleidsopties die de voorkeur genieten op systemische risico’s: meer gedetailleerde beschrijving van de rol van CBI’s met betrekking tot CTP’s uit de EU en uit derde landen. Verduidelijking dat de verhouding tussen toezichtlast en financiële stabiliteit evenredig zou zijn aan de blootstelling van de EU aan risico’s van CTP’s uit derde landen. Verklaring dat een gericht locatiebeleid de kosten tot een minimum zou beperken.
4. Overige punten: i) duidelijkheid over de vraag hoe het besluitvormingsproces in de bestuursvergadering zou functioneren vergeleken met het proces in de huidige colleges, ii) definitie van operationele doelstellingen in het hoofdstuk over monitoring en evaluatie, en iii) toelichting van de reden waarom er geen formele evaluatie van CTP’s uit de EU als bijlage bij de effectbeoordeling zit.
De in de effectbeoordeling bekeken opties hebben betrekking op gerichte wijzigingen in de toezichtregelingen van EMIR die gelden voor zowel in de EU gevestigde CTP’s als voor CTP’s uit derde landen die hun diensten aanbieden of willen aanbieden aan EU-tegenpartijen. Om de beoogde doelstellingen te bereiken, is een aantal aanbevolen beleidsopties vastgesteld:
·Ter versterking van het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s moeten de huidige toezichtregelingen gestroomlijnd en verder gecentraliseerd worden door de invoering van een Europees toezichtmechanisme, waarbij de nationale autoriteiten, de valuta-uitgevende centrale banken en de ESMA binnen de grenzen van hun bevoegdheden op passende wijze worden betrokken. Dit zal mee bijdragen tot een betere samenhang van de toezichtregelingen voor in de EU gevestigde CTP’s, door het bevorderen van een gelijk speelveld voor Europese CTP’s onderling en voor een homogene toepassing van EMIR in de hele EU, waarbij blijvend moet worden gezorgd voor adequate afstemming tussen specifieke onderdelen van de toezichthoudende verantwoordelijkheid en de daarmee samenhangende nationale budgettaire verantwoordelijkheid. Dit zal de kosten helpen te verlagen, zowel op institutioneel niveau, door het vermijden van overlappingen tussen autoriteiten, als voor CTP’s, door hun toezichthoudende kader te vereenvoudigen en het risico van duplicatie van het toezicht te voorkomen.
·Ter versterking van de toezichtregelingen binnen de EU die ontworpen zijn om de risico’s met betrekking tot CTP’s uit derde landen te beperken, wordt in het effectbeoordelingsverslag geopperd dat CTP’s uit derde landen zouden kunnen worden onderworpen aan een “glijdende schaal” van aanvullende toezichtvereisten van de ESMA en de betrokken CBI’s op basis van objectieve criteria of drempelwaarden. De mate en intensiteit van EU-toezicht zouden evenredig moeten zijn met en afhangen van de risico’s die CTP’s uit derde landen vormen voor de EU. Verschillende criteria of drempelwaarden kunnen worden vastgesteld: CTP’s met lage impact (tier 1-CTP’s) zouden onderworpen worden aan wat in wezen een voortzetting is van de EMIR-regeling voor gelijkwaardigheid en erkenning, terwijl voor CTP’s met middelgrote of grote impact (tier 2-CTP’s) een glijdende schaal van aanvullende toezichtvereisten zou gelden, met inbegrip van uiteindelijk een EU-vergunning en een vestigingsvereiste voor CTP’s uit derde landen die aanzienlijke risico’s zouden inhouden voor de EU en de stabiliteit van het financiële stelsel.
·Deze glijdende schaal van toezichtvereisten zal zorgen voor een evenredig en evenwichtig toezicht op CTP’s uit derde landen en een adequate beperking van eventuele bijbehorende systeemrisico’s, zonder onnodige fragmentatie van het mondiale stelsel en buitensporige kosten voor marktdeelnemers. Dit zal bijdragen tot de versterking van de mechanismen voor EU-toezichthouders en CBI’s om CTP’s uit derde landen aan te pakken en te zorgen voor een gelijk speelveld tussen in de EU gevestigde CTP’s en CTP’s uit derde landen en tot een betere doorlopende naleving en conformiteit van CTP’s uit derde landen. Hoewel deze optie bepaalde extra kosten op institutioneel niveau en voor CTP’s uit derde landen met zich kan brengen, en uiteindelijk ook voor marktdeelnemers, moeten die kosten worden afgewogen tegen de voordelen op het gebied van beperking van systeemrisico’s, hoewel de exacte financiële voordelen van een lager systeemrisico vooraf moeilijk te becijferen vallen.
Het pakket voorgestelde opties beoogt duidelijke en coherente toezichtregelingen in te stellen voor CTP’s uit de EU en uit derde landen.
In de effectbeoordeling wordt ook rekening gehouden met de totale kosten en baten van de opties die de voorkeur genieten, met het oog op de evaluatie van de nalevingskosten en de lasten voor marktdeelnemers. In het volgende hoofdstuk wordt het verwachte effect van de voorgestelde maatregelen uiteengezet.
3.4.Gezonde regelgeving en vereenvoudiging
Hoewel EMIR in het algemeen beoogt de systeemrisico’s te verminderen door de veiligheid en efficiëntie van CTP’s te vergroten, is dit initiatief gericht op het efficiënter en doelmatiger maken van het toezicht op CTP’s en, door een evenredige aanpak op basis van een grondige risicobeoordeling, het verlichten van de administratieve en nalevingskosten voor marktdeelnemers. Dit strookt met de agenda van de Commissie voor betere regelgeving.
Dit initiatief zal de toezichtregelingen voor in de EU gevestigde CTP’s versterken (door in te spelen op hun toenemende omvang, integratie, concentratie en verwevenheid) en de autoriteiten van de EU in staat stellen de risico’s die voortvloeien uit de blootstelling van de EU aan CTP’s uit derde landen, beter te monitoren en te beperken. Dit zal het reeds lage (maar zeer ingrijpende) risico op een CTP-faillissement nog verder helpen te verkleinen en de algemene stabiliteit van het financiële stelsel van de EU versterken. Het versterkte toezichtkader zal in zijn geheel zorgen voor meer rechts- en economische zekerheid. Hoewel er in eerste instantie economische kosten gepaard kunnen gaan met het kader, levert de financiële crisis van 2007-2008 voldoende empirisch bewijs van het nut van crisispreventie via de meest doeltreffende regelingen voor toezicht.
De ramingen van de kosten voor de voorkeursopties zijn aan beperkingen onderworpen, aangezien beide problemen betrekking hebben op het toezicht op CTP’s. Terwijl de extra kosten of de herstructurering van de kosten voor de EU en de nationale autoriteiten (bv. extra middelen en taken) kunnen worden becijferd, zijn de gevolgen voor marktdeelnemers minder duidelijk en zouden ze zijn gebaseerd op veronderstellingen die hen onbetrouwbaar maken. Aangezien de voorkeursoptie voor CTP’s uit derde landen is gebaseerd op een glijdende schaal van toezichtvereisten, zouden de desbetreffende kosten bovendien CTP-specifiek zijn en afhangen van de gevolgen voor de EU van de activiteiten van onder toezicht staande of erkende CTP’s. Het is echter wel mogelijk de bron van potentiële kosten of efficiëntie voor marktdeelnemers te identificeren.
Potentieel voor vereenvoudiging van de regelgeving en kostenverlaging
Dit initiatief is gericht op het stroomlijnen van het toezichtkader voor in de EU gevestigde CTP’s en het versterken van het toezicht op CTP’s uit derde landen. Door de toezichttaken op EU-niveau te centraliseren binnen een Europees toezichtmechanisme maakt dit initiatief een einde aan de duplicatie van taken tussen nationale autoriteiten. Dit moet leiden tot schaalvoordelen op EU-niveau en minder behoefte aan specifieke middelen op nationaal niveau.
Wat de marktdeelnemers betreft, zouden CTP’s voornamelijk baat hebben bij een vermindering van de administratieve lasten doordat er voor grensoverschrijdend toezicht op EU-niveau maar één punt van binnenkomst bestaat.
Gevolgen voor de marktdeelnemers (met inbegrip van kmo’s)
Met betrekking tot het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s en in het kader van de voorkeursoptie zullen de voorgestelde wijzigingen naar verwachting geen aanzienlijke gevolgen hebben voor de kosten van clearing voor clearingleden of hun cliënten en indirecte cliënten. Om het Europees mechanisme te financieren, moeten CTP’s eventueel een vergoeding voor het toezicht betalen. Deze vergoeding zou evenwel evenredig zijn met hun activiteit en slechts een verwaarloosbaar deel van hun omzet bedragen. Hoewel deze kosten mogen worden doorberekend aan de markt, zou het slechts om minimale aanpassingskosten gaan.
Met betrekking tot het toezicht op CTP’s uit derde landen zouden de kosten in het kader van de voorkeursoptie meestal ontstaan bij het van kracht worden van de vereisten voor vergunning en vestiging als onderdeel van de glijdende schaal van toezichtvereisten. Met uitzondering van het locatievereiste, voor tier 1-CTP’s en tier 2-CTP’s, zou de situatie vergelijkbaar zijn met die van in de EU gevestigde CTP’s, met een beperkte vergoeding voor toezicht ter financiering van het Europese mechanisme. Dit zou slechts beperkte extra kosten voor marktdeelnemers met zich meebrengen.
Een specifiek aantal personeelsleden zal nodig zijn om het Europees toezichtmechanisme op te zetten en operationeel te maken en voor het dagelijkse toezicht op de momenteel 17 in de EU gevestigde CTP’s. In de veronderstelling dat alle CTP’s uit derde landen die een erkenning aanvragen deze ook krijgen, zou dat betekenen dat ongeveer 40 CTP’s uit derde landen onder de bevoegdheid van de bestuursvergadering zouden vallen – hetzij indirect via monitoring en uitwisseling van informatie (voor tier 1-CCP’s) hetzij daarenboven via meer rechtstreeks toezicht op tier 2-CTP’s die mogelijk zwaardere risico’s inhouden.
Rekening houdend met het aantal CTP’s uit derde landen waarop direct of indirect toezicht moet worden uitgeoefend en de aard en complexiteit van de taken die moeten worden vervuld voor tier 1- en tier 2-CTP’s, wordt het aantal benodigde voltijdequivalenten geraamd op ongeveer 49. De totale extra kosten in verband met de voorkeursopties voor CCP-toezicht zouden ongeveer 7 miljoen EUR per jaar bedragen.
Naast toezichtgerelateerde kosten zou het grootste gedeelte van de kosten voor clearingtegenpartijen (clearingleden en hun cliënten) betrekking hebben op de invoering van een Europees vergunnings- en een vestigingsvereiste voor zeer systeemrelevante tier 2-CTP’s. Deze kosten zouden worden aangejaagd door juridische en operationele aspecten alsook, indien niet correct gekalibreerd, door de fragmentatie van de markt en de bijbehorende gevolgen voor de liquiditeit van de markt en de prijzen. Positieve of negatieve correcties van de marginefficiëntie zouden grotendeels afhangen van het vermogen van marktdeelnemers om CTP’s uit derde landen te vervangen door in de EU gevestigde CTP’s. De aanjagers van deze kosten worden in punt 5.3 van de effectbeoordeling bij dit voorstel nader beschreven.
Bovendien zou een locatiebeleid dat niet is toegesneden op het systeemrisico van de CTP uit een derde land, gedefinieerd op grond van objectieve criteria, gevolgen kunnen hebben voor de kosten van clearing, de toegang tot indirecte clearing voor cliënten van clearingleden (met inbegrip van niet-financiële tegenpartijen en kleine financiële tegenpartijen) en dus in het algemeen voor het vermogen om risico’s voor EU-tegenpartijen te hedgen.
Dit moet echter worden afgewogen tegen de voordelen van betere crisispreventie. Over het algemeen zullen bedrijven, kmo’s en micro-ondernemingen baat hebben bij de toegenomen stabiliteit van CTP’s en de continuïteit van hun kritieke functies, mocht zich in de toekomst een crisis voordoen die hen averij zou doen oplopen of failliet doen gaan. De waarschijnlijkheid van een dergelijke crisis moet verder worden verkleind door de bevoegde autoriteiten in de EU beter toe te rusten om een ophoping van systeemrisico’s in CTP’s uit de EU te voorkomen en de verspreiding van schadelijke financiële stress via CTP’s uit derde landen in te perken. Zo zou ook de kans worden verkleind dat een crisis in de financiële sector negatieve gevolgen sorteert – bv. door een verminderde bereidheid en/of capaciteit van de banksector om financiering aan de reële economie te verschaffen, recessies enz. – hetgeen doorgaans kmo’s hard treft en hun toegang tot veilige financiering beknot.
Door de toezichtregelingen voor CTP’s uit zowel de EU als uit derde landen te verduidelijken en in combinatie met het onlangs door de Commissie voorgestelde REFIT-initiatief in het kader van EMIR ter vermindering van de buitensporige kosten voor kleine tegenpartijen, zou het voorstel bovendien het gebruik van centrale clearing verder moeten bevorderen en kmo’s vlottere toegang moeten verschaffen tot financiële instrumenten, hetzij om hun transacties te hedgen, hetzij om te investeren. Het voorstel zal bijgevolg verdere grensoverschrijdende transacties binnen de EU faciliteren en een efficiënte en concurrerende Europese CTP-markt tot stand helpen brengen en zo bijdragen tot de doelstellingen van de KMU.
Gevolgen voor de EU-begroting
De voorgenomen wijzigingen voor het toezicht op CTP’s uit de EU zouden over het algemeen geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU aangezien eventuele aanvullende kosten, zoals extra middelen voor het Europees mechanisme, zouden worden gedekt door vergoedingen die CTP’s moeten betalen voor toezicht. Dergelijke wijzigingen moeten echter uiteindelijk ten goede komen aan alle marktdeelnemers en lidstaten aangezien ze een veiligere clearingmarkt binnen de EU zouden opleveren. De financiële gevolgen van de versterking van het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s worden hierna behandeld.
Ook de voorgenomen wijzigingen om de risico’s te beperken die uitgaan van CTP’s uit derde landen, zouden geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU, aangezien aanvullende middelen voor het Europees mechanisme ook zouden worden gefinancierd uit vergoedingen voor toezicht die CTP’s uit derde landen moeten betalen. Dit zou evenwel gunstig zijn voor de EU omdat daardoor de kans verkleint dat risico’s voor de financiële stabiliteit in de EU worden geïmporteerd en ervoor wordt gezorgd dat EU-tegenpartijen die handelen met CTP’s uit derde landen, dat in een veilige omgeving doen, waardoor sterke en stabiele mondiale markten worden bevorderd.
3.5.Grondrechten
De EU hecht aan hoge normen inzake de bescherming van grondrechten en is partij bij een ruim aantal mensenrechtenverdragen. In dit verband is het risico gering dat het voorstel een direct effect zal hebben op deze rechten, zoals die zijn opgesomd in de belangrijkste VN-mensrechtenverdragen, het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dat integrerend deel uitmaakt van de EU-Verdragen, en het Europees Verdrag van de rechten van de mens (EVRM).
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
De voorgenomen wijzigingen om het toezicht op CTP’s uit de EU te verbeteren en de risico’s te verminderen die uitgaan van CTP’s uit derde landen, zullen naar verwachting geen gevolgen hebben voor de begroting van de EU.
Voor eventuele aanvullende taken van de ESMA, zoals het verwerken van de registratie van CTP’s uit derde landen en het doorlopende toezicht hierop, zou een verhoging van de voor de ESMA geplande middelen nodig kunnen zijn. Eventuele extra kostendruk voor de EU-begroting zou echter worden verlicht door mechanismen om de financiering van het Europees mechanisme uit te breiden, zoals het innen van vergoedingen bij de in de EU gevestigde CTP’s en CTP’s uit derde landen waarop het mechanisme rechtstreeks toezicht zou uitoefenen.
De financiële gevolgen en de gevolgen voor de begroting van dit voorstel zijn uiteengezet in het bij dit voorstel gevoegde financieel memorandum.
5.OVERIGE ELEMENTEN
5.1.Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
Het voorstel omvat de verplichting om een evaluatie van EMIR in zijn geheel uit te voeren, met bijzondere aandacht voor de doeltreffendheid en doelmatigheid van de voorgestelde toezichtregelingen met het oog op de oorspronkelijke doelstelling van EMIR om de financiële stabiliteit te vergroten. Bij de evaluatie moet derhalve rekening worden gehouden met alle aspecten van EMIR, maar in het bijzonder met:
·het aantal CTP’s dat zich in de herstel- of afwikkelingsfase bevindt;
·het aantal keren dat het mechanisme voor geschillenbeslechting is gebruikt door nationale bevoegde autoriteiten;
·het aantal inspecties ter plaatse bij CTP’s uit derde landen;
·het aantal erkende CTP’s uit derde landen;
·het aantal inbreuken op gelijkwaardigheids- en/of erkenningsvoorwaarden door CTP’s uit derde landen;
·de geraamde kosten voor EU-tegenpartijen.
In beginsel moet deze evaluatie ten minste vijf jaar na de toepassing van deze wijzigingen plaatsvinden.
De evaluatie moet gericht zijn op input van alle belanghebbende partijen, maar in het bijzonder van CTP’s, clearingleden, niet-financiële tegenpartijen, kleine financiële tegenpartijen en in het algemeen cliënten en indirecte cliënten van clearingleden. Ook van de ESMA en de nationale autoriteiten en centrale banken zou input worden verlangd. Statistische gegevens voor de analyse moeten worden opgevraagd bij de ESMA.
5.2.Artikelsgewijze toelichting
5.2.1.Oprichting van de CTP-bestuursvergadering binnen de raad van toezichthouders van de ESMA
Wijzigingen ter verduidelijking van de relatie tussen de CTP-bestuursvergadering en de raad van toezichthouders van de ESMA (ESMA-verordening, artikelen 4, 6, 40, 42 en 43)
Met artikel 1, lid 1, wordt een nieuw lid 4 ingevoegd in artikel 4 van de ESMA-verordening om de definitie van een CTP af te stemmen op de definitie in EMIR.
Met artikel 1, lid 2, wordt een nieuw punt 1 bis ingevoegd in artikel 6 van de ESMA-verordening om een raad van toezichthouders in bestuurssamenstelling (CTP-bestuursvergadering) op te richten binnen de ESMA voor toezicht op CTP’s uit de Unie en uit derde landen.
Met artikel 1, lid 4, wordt een nieuw punt f ingevoegd in artikel 40, lid 1, van de ESMA-verordening om vast te stellen dat het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering niet-stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders van de ESMA zijn.
Met artikel 1, lid 5, wordt artikel 42, eerste alinea, van de ESMA-verordening gewijzigd om te bepalen dat de voorzitter, de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders, het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering onafhankelijk en objectief optreden in het belang van de Unie.
Met artikel 1, lid 6, wordt artikel 43, lid 1, van de ESMA-verordening gewijzigd om een onderscheid te maken tussen de taken van de raad van toezichthouders en de taken van de CTP-bestuursvergadering. Met artikel 1, lid 6, wordt ook artikel 43, lid 8, van de ESMA-verordening vervangen om duidelijk te maken dat de raad van toezichthouders gezag uitoefent over de uitvoerend directeur in overleg met de CTP-bestuursvergadering.
Wijzigingen met het oog op de het vaststellen van de organisatie van de CTP-bestuursvergadering (ESMA-verordening, nieuwe artikelen 44 bis tot en met 44 quater)
Om te bepalen hoe de raad van toezichthouders in de bestuursvergadering (CTP-bestuursvergadering) binnen de ESMA wordt georganiseerd, worden met artikel 1, lid 7, de nieuwe artikelen 44 bis, 44 ter en 44 quater als onderdeel van een nieuw Deel 1A in hoofdstuk III van de ESMA-verordening ingevoegd. In het nieuwe Deel 1A worden de samenstelling van de CTP-bestuursvergadering, haar taken en beslissingsbevoegdheden vastgesteld om te zorgen voor een coherente aanpak op het gebied van toezicht in de hele EU, een passend niveau van deskundigheid, alsmede voor een snelle en doeltreffende besluitvorming met betrekking tot CTP-toezicht.
In het nieuwe artikel 44 bis wordt bepaald dat de raad van toezichthouders in zijn CTP-bestuursvergadering is samengesteld uit: i) permanente leden, met inbegrip van een onafhankelijk hoofd en twee directeuren, die stemrecht hebben, en een vertegenwoordiger van de ECB en van de Commissie, zonder stemrecht, en ii) specifieke leden voor elke CTP, met inbegrip van een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de CTP is gevestigd, met stemrecht, en een vertegenwoordiger van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en), zonder stemrecht. De permanente leden moeten aan alle vergaderingen van de CTP-bestuursvergadering deelnemen. CTP-specifieke leden moeten deelnemen voor zover dat nodig en passend is voor de CTP’s waarop zij toezicht uitoefenen. Het hoofd kan overeenkomstig artikel 18 van EMIR ook andere leden van het huidige college van toezichthouders en vertegenwoordigers van autoriteiten van door de ESMA erkende CTP’s uit derde landen als waarnemers uitnodigen om ervoor te zorgen dat de standpunten van de andere betrokken autoriteiten in afdoende mate door de CTP-bestuursvergadering worden meegenomen. De aanwezigheid van onafhankelijke permanente leden en CCP-specifieke leden zal bewerkstelligen dat in de CTP-bestuursvergadering genomen besluiten consistent, adequaat en evenredig zijn in de hele EU en dat de betrokken nationale bevoegde autoriteiten, valuta-uitgevende centrale banken en waarnemers worden betrokken bij de besluitvorming over kwesties met betrekking tot een in een lidstaat gevestigde CTP. Bij het nemen van een besluit over een CTP uit een derde land mogen alleen de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering en de betrokken EU-valuta uitgevende centrale banken deelnemen aan het besluitvormingsproces.
In het nieuwe artikel 44 ter wordt bepaald dat CTP-bestuursvergadering een reeks specifieke taken zal verrichten die haar op grond van EMIR zijn toegewezen om te zorgen voor de goede werking van de interne markt en voor de financiële stabiliteit van de Unie en de lidstaten. Verwijzingen naar de ESMA in de wijzigingen van EMIR in dit voorstel hebben derhalve betrekking op de CTP-bestuursvergadering, tenzij anders vermeld. In dit artikel wordt tevens bepaald dat de CTP-bestuursvergadering over specifiek personeel en voldoende middelen moet beschikken om haar autonomie, onafhankelijkheid en goed functioneren te waarborgen.
In het nieuwe artikel 44 quater wordt met het oog op een snelle en efficiënte besluitvorming bepaald dat de CTP-bestuursvergadering haar besluiten neemt met gewone meerderheid van haar leden overeenkomstig de krachtens het nieuwe artikel 44 bis, lid 1, vastgestelde stemrechten en dat bij staking van stemmen de stem van het hoofd doorslaggevend is.
Wijzigingen om de verantwoordingsplicht en onafhankelijkheid van de leden van de CTP-bestuursvergadering vast te stellen (ESMA-verordening, nieuw artikel 48 bis, artikelen 49 en 50)
Met artikel 1, lid 8, wordt de titel van afdeling 3 van hoofdstuk III van de ESMA-verordening vervangen om de vereisten vast te stellen voor het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering.
Met artikel 1, lid 9, wordt een nieuw artikel 48 bis ingevoegd met daarin de regels voor de benoeming en de taken van het hoofd en de directeuren van de CTP-bestuursvergadering. Met artikel 48 bis, lid 2, wordt bepaald dat het hoofd en de twee directeuren worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van clearing, post-trading en financiële aangelegenheden, en van relevante ervaring op het gebied van toezicht en regulering van CTP’s om te zorgen voor een passend niveau van deskundigheid, op basis van een open selectieprocedure. Met artikel 48 bis, lid 4, wordt gespecificeerd dat de Commissie een voorstel voor de benoeming van kandidaten ter goedkeuring zal voorleggen aan het Europees Parlement. Na de goedkeuring door het Europees Parlement zal de Raad een uitvoeringsbesluit vaststellen tot benoeming van het hoofd en de twee directeuren. De betrokkenheid van de medewetgevers bij de benoemingsprocedure zal zorgen voor transparantie en democratische controle. Voorts wordt met artikel 48 bis, lid 5, bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een uitvoeringshandeling kan vaststellen om het hoofd of de directeuren onder bepaalde voorwaarden te ontslaan, zodat ze verantwoording moeten afleggen aan het Europees Parlement en de Raad en de rechten van de instellingen van de Unie worden gevrijwaard.
Met artikel 1, lid 10, wordt artikel 49 van de ESMA-verordening gewijzigd om vast te stellen dat het hoofd en de directeuren van de CTP-bestuursvergadering op onafhankelijke en objectieve wijze in het belang van de Unie optreden.
Met artikel 1, lid 11, wordt artikel 50 van de ESMA-verordening gewijzigd om te bepalen dat, ten behoeve van de democratische verantwoordingsplicht, het Europees Parlement en de Raad het hoofd van de CTP-bestuursvergadering kunnen verzoeken een verklaring te komen afleggen. Daarnaast moet het hoofd van de CTP-bestuursvergadering op verzoek een schriftelijk verslag over de belangrijkste activiteiten van de CTP-bestuursvergadering voorleggen aan het Europees Parlement en alle relevante informatie verschaffen waar het Europees Parlement op ad-hocbasis om verzoekt.
Wijzigingen om de interactie tussen de CTP-bestuursvergadering en de taken van de uitvoerend directeur van de ESMA, de vaststelling van de begroting en het beroepsgeheim te specificeren (ESMA-verordening, artikelen 53, 63 en 70)
Met artikel 1, lid 12, wordt artikel 53 van de ESMA-verordening gewijzigd om de interactie vast te stellen tussen de CTP-bestuursvergadering en de taken van de uitvoerend directeur van de ESMA. Met artikel 1, lid 12, onder a), wordt artikel 53, lid 2, gewijzigd om te specificeren dat de uitvoerend directeur rekening zal houden met de richtsnoeren van de CTP-bestuursvergadering voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van de ESMA, onder toezicht van de raad van bestuur. Met artikel 1, lid 12, onder b), wordt artikel 53, lid 4, gewijzigd om vast te stellen dat de uitvoerend directeur goedkeuring van de CTP-bestuursvergadering voor de taken onder haar verantwoordelijkheid moet krijgen bij het voorbereiden van het meerjarig werkprogramma, vóór de toezending ervan aan de raad van bestuur. Met artikel 1, lid 12, onder c), wordt artikel 53, lid 7, gewijzigd om te bepalen dat de uitvoerend directeur goedkeuring van de CTP-bestuursvergadering moet krijgen voor de taken onder haar verantwoordelijkheid bij het opstellen van het ontwerpverslag over de werkzaamheden van de ESMA, vóór de toezending ervan aan de raad van bestuur.
Met artikel 1, lid 13, wordt een nieuw lid 1 bis ingevoegd in artikel 63 van de ESMA-verordening om vast te stellen dat de uitgaven en de kosten in verband met de taken van de CTP-bestuursvergadering afzonderlijk moeten worden opgevoerd in de raming van ontvangsten en uitgaven van de ESMA. De CTP-bestuursvergadering zal het door de uitvoerend directeur voorbereide voorontwerp betreffende dergelijke uitgaven en vergoedingen goedkeuren vóór de vaststelling van de raming zelf.
Met artikel 1, lid 14, wordt artikel 70, lid 1, in de ESMA-verordening gewijzigd om te bepalen dat de leden van de CTP-bestuursvergadering aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in het Unierecht onderworpen zijn, zelfs na afloop van hun functie.
Wijzigingen om de ESMA beter in staat te stellen informatie te verzamelen (ESMA-verordening, artikel 35)
Met artikel 1, lid 3, wordt artikel 35, lid 6, in de ESMA-verordening vervangen om te bepalen dat wanneer geen volledige informatie bij de bevoegde autoriteiten of andere entiteiten in de lidstaat beschikbaar is, de ESMA rechtstreeks bij een vergunde of erkende CTP, een erkende centrale effectenbewaarinstelling en een vergund handelsplatform om informatie kan verzoeken. De ESMA brengt de bevoegde autoriteiten op de hoogte van dergelijke verzoeken.
5.2.2.Toezicht op in de Unie gevestigde CTP’s
Wijzigingen van de voorwaarden en procedures voor vergunningverlening aan een in de EU gevestigde CTP (EMIR-artikelen 17, 18, 19, 20 en 21)
Procedure voor verlening en weigering van een vergunning
Met artikel 2, lid 2, wordt artikel 17, lid 3, van EMIR gewijzigd, zodat de beoordeling door een bevoegde autoriteit van de volledigheid van de aanvraag van een CTP in overleg met de ESMA wordt uitgevoerd, en het college en de ESMA in kennis worden gesteld van eventuele aanvullende informatie die de bevoegde autoriteit over een aanvraag heeft ontvangen.
Voorzitter en samenstelling van het college
Met artikel 2, lid 3, wordt artikel 18 van EMIR gewijzigd om de toewijzing van verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten in het college te verduidelijken. In het nieuwe artikel 18, lid 1, wordt bepaald dat het college door het hoofd van de CTP-bestuursvergadering wordt voorgezeten en beheerd. Met artikel 18, lid 2, onder a), van EMIR wordt bepaald dat de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering in plaats van de ESMA deelnemen aan het college. Met artikel 18, lid 2, onder b), van EMIR wordt, waar passend, de ECB overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad toegevoegd aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de clearingleden van de CTP die gevestigd zijn in de drie lidstaten met de grootste bijdragen aan het in artikel 42 bedoelde wanbetalingsfonds van de CTP, en dat op geaggregeerde basis gedurende een periode van één jaar.
Advies van het college
Met artikel 2, lid 4, wordt artikel 19, lid 3, van EMIR betreffende de stemrechten van leden van het college gewijzigd om te bepalen dat de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering elk één stem hebben, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Commissie, die geen stemrecht heeft.
Intrekking van een vergunning
Met artikel 2, lid 5, wordt artikel 20, lid 6, van EMIR gewijzigd om te bepalen dat een bevoegde autoriteit van een CTP de ESMA en de leden van het college haar omstandig gemotiveerde besluit tot intrekking van de vergunning zal toesturen.
Beoordeling en evaluatie
Met artikel 2, lid 6, onder a) en b), wordt artikel 21, leden 1 en 3, van EMIR vervangen met betrekking tot de beoordeling en evaluatie van erkende CTP’s. In het nieuwe artikel 21, lid 1, wordt bepaald dat de beoordeling en evaluatie door een bevoegde autoriteit van de conformiteit van een CTP met EMIR in samenwerking met de ESMA wordt uitgevoerd. In een nieuw artikel 21, lid 3, wordt bepaald dat de ESMA de frequentie en diepgang van een dergelijke beoordeling en evaluatie vaststelt, en dat personeelsleden van de ESMA moeten worden uitgenodigd om aan inspecties ter plaatse deel te nemen. Verder wordt in dit artikel vereist dat de bevoegde autoriteit de ESMA alle informatie toestuurt die zij van een CTP ontvangt, en dat zij de betrokken CTP verzoekt om alle informatie waarom de ESMA verzoekt en die zij zelf niet kan verstrekken.
Wijzigingen betreffende de erkenning van en het toezicht op in de EU gevestigde CTP’s (EMIR, nieuwe artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater)
Met artikel 2, lid 7, worden de nieuwe artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater in EMIR ingevoegd om de rol van de CCP-bestuursvergadering vast te stellen met betrekking tot de vergunningverlening aan en het toezicht op CTP’s en om de toewijzing van verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten te verduidelijken.
Terwijl de nationale bevoegde autoriteiten hun huidige toezichthoudende verantwoordelijkheden uit hoofde van EMIR blijven uitoefenen, is voor bepaalde besluiten de voorafgaande toestemming van de ESMA en, in voorkomend geval, van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) vereist om convergentie van CTP-toezichtpraktijken in de gehele Unie te bevorderen. In het nieuwe artikel 21 bis wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten definitieve ontwerpbesluiten voorbereiden en ter voorafgaande goedkeuring voorleggen aan de ESMA voor besluiten met betrekking tot toegang tot een CTP, toegang tot een handelsplatform, vergunningverlening aan een CTP, uitbreiding van activiteiten en diensten van een CTP, kapitaalvereisten, intrekking van een vergunning, beoordeling en evaluatie, aandeelhouders en leden met gekwalificeerde deelnemingen, informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten, toetsing van modellen, stresstests en backtests en goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen. Voor alle andere besluiten betreffende de toepassing van artikel 22 in verband met de vereisten voor CTP’s en interoperabiliteitsregelingen in de titels IV en V van EMIR is eveneens de voorafgaande toestemming van de ESMA vereist. Indien de ESMA wijzigingen in bepaalde definitieve ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit voorstelt, worden dergelijke besluiten pas aangenomen nadat zij op verzoek van de ESMA zijn gewijzigd. Indien de ESMA bezwaar maakt tegen bepaalde definitieve ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit worden die besluiten niet aangenomen. Met het nieuwe artikel 21 bis wordt ook een geschillenbeslechtingsmechanisme ingevoerd in geval van onenigheid tussen de ESMA en de bevoegde nationale autoriteiten. Indien een bevoegde autoriteit het oneens is met de wijzigingen of de bezwaren van de ESMA tegen bepaalde definitieve ontwerpbesluiten van de bevoegde autoriteit, wordt de zaak voorgelegd aan de raad van toezichthouders van de ESMA. Tot slot wordt in het nieuwe artikel 21 bis bepaald dat de ESMA een individueel besluit kan nemen over een financiëlemarktdeelnemer wanneer de nationale bevoegde autoriteiten het advies of het verzoek van de ESMA niet aanvaarden.
Evenzo is voorafgaande toestemming van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken vereist voor bepaalde besluiten van nationale bevoegde autoriteiten, wegens de potentiële risico’s die het slechte functioneren van een CTP kan inhouden voor het uitstippelen en uitvoeren van het monetaire beleid van de Unie en het bevorderen van de vlotte werking van betalingssystemen. Hoewel de mandaten van centrale banken en toezichthouders elkaar kunnen overlappen, is de focus mogelijk zoek wanneer toezichthoudende maatregelen gevolgen hebben voor de voornaamste verantwoordelijkheden van centrale banken op het gebied van prijsstabiliteit, monetair beleid en de betalingssystemen. In het nieuwe artikel 21 ter worden de taken van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank bepaald om de verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten toe te wijzen, met name wanneer dit verband houdt met de betalings- en afwikkelingssystemen en het desbetreffende liquiditeitsrisico van een CTP. Procedures voor het beheer van transacties die luiden in de valuta van die valuta-uitgevende centrale bank. Met het nieuwe artikel 21 ter wordt bepaald dat de bevoegde autoriteiten de toestemming moeten krijgen van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken voor besluiten met betrekking tot vergunningverlening aan een CTP, uitbreiding van activiteiten en diensten van een CTP, intrekking van een vergunning, marginvereisten, controles van het liquiditeitsrisico, zekerheidsvereisten en vaststelling en goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen.
Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank bezwaar maakt tegen de ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit op deze gebieden, worden die besluiten niet aangenomen. Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank wijzigingen in de ontwerpbesluiten van een bevoegde autoriteit op deze gebieden voorstelt, worden die besluiten alleen na wijziging aangenomen.
In het nieuwe artikel 21 quater wordt bepaald dat in de lidstaten gevestigde CTP’s en CTP’s uit derde landen vergoedingen moeten betalen voor de toezichthoudende en administratieve taken van de ESMA voor: i) aanvragen om een vergunning als bedoeld in artikel 17, ii) aanvragen om erkenning uit hoofde van artikel 25, en iii) jaarlijkse vergoedingen die verband houden met de taken onder de verantwoordelijkheid van de ESMA. De Commissie bepaalt door middel van een gedelegeerde handeling de soorten vergoedingen, de zaken waarvoor een vergoeding is vereist, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop ze moeten worden betaald door CTP’s uit de EU die een vergunning hebben of er een aanvragen, erkende CTP’s uit derde landen die niet systeemrelevant zijn (tier 1-CTP’s) en erkende CTP’s die systeemrelevant zijn of kunnen worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten (tier 2-CTP’s). Met deze vergoedingen voor toezicht zullen de taken van de CTP-bestuursvergadering kunnen worden gefinancierd en kan de ESMA zich van haar plichten kwijten.
Wijzigingen betreffende de samenwerking tussen autoriteiten (EMIR, artikel 24)
Met artikel 2, lid 8, wordt artikel 24 van EMIR gewijzigd om mogelijke nadelige gevolgen voor de doorwerking van het monetaire beleid en de vlotte werking van betalingssystemen toe te voegen aan de noodsituaties die de bevoegde autoriteit van de CTP of enige andere autoriteit onverwijld aan de ESMA, het college, de betrokken leden van het ESCB en andere betrokken autoriteiten zal melden.
5.2.3.CTP's uit derde landen
In de vijf jaar sinds de vaststelling van EMIR is het volume van CTP-activiteit – in de EU en wereldwijd – snel gegroeid, zowel in omvang als in reikwijdte. Centrale clearing heeft aan belang gewonnen voor rente- en kredietderivaten. Het snel toenemende belang van CTP’s voor het mondiale financiële stelsel is niet alleen het gevolg van verplichte centrale clearing voor verschillende activaklassen, maar ook van de toename van vrijwillige centrale clearing, omdat marktdeelnemers steeds beter beseffen wat de voordelen van centrale clearing zijn. EMIR vereist nu al dat bepaalde rentederivaten en kredietverzuimswaps centraal worden gecleard in overeenstemming met soortgelijke vereisten in andere G20-landen. De kapitaalvereisten voor banken zijn ook gewijzigd om centrale clearing te stimuleren en maken bilaterale clearing relatief duurder, terwijl bilaterale transacties sinds maart 2017 aan aanvullende zekerheidsvereisten zijn onderworpen. Als gevolg daarvan wordt meer gecleard, maar wel door een vrij beperkt aantal mondiale CTP’s.
Momenteel zijn 28 CTP’s uit derde landen erkend op grond van de gelijkwaardigheidsbepalingen in EMIR. Nog eens 12 CTP’s uit 10 jurisdicties hebben om erkenning verzocht en wachten op een besluit van de Commissie over de gelijkwaardigheid van hun regelgevende en toezichthoudende regelingen.
Wijzigingen met het oog op een betere toepassing van de gelijkwaardigheidsregelingen voor CTP’s uit een derde land (EMIR, artikel 25, lid 6)
De Commissie zal door middel van gelijkwaardigheidsbesluiten blijven vaststellen dat de rechts- en toezichtkaders van derde landen voldoen aan de EMIR-vereisten, met het oog op de erkenning van in die derde landen gevestigde CTP’s. Dit voorstel bevestigt dat de Commissie de gelijkwaardigheidsverklaringen aan verdere voorwaarden kan onderwerpen. Met artikel 2, lid 9, onder e), worden de nieuwe leden 6 bis en 6 ter ingevoegd, zodat de Commissie indien nodig door middel van een gedelegeerde handeling de criteria kan bepalen die moeten worden gehanteerd bij haar beoordeling van de gelijkwaardigheid van CTP-regelingen van derde landen. Met de nieuwe bepaling in artikel 25, lid 6 ter, van EMIR wordt de ESMA belast met het monitoren van de evolutie op het vlak van regelgeving en toezicht in door de Commissie gelijkwaardig bevonden CTP-regelingen van derde landen.
Wijzigingen betreffende de erkenning van CTP’s uit derde landen (EMIR, artikel 6, lid 2, nieuw lid 2 bis, nieuw lid 2 ter en nieuw lid 2 quater in artikel 25, en nieuw artikel 25 bis)
Meer transparantie
Om de transparantie voor belanghebbenden en het publiek in het algemeen te verbeteren, wordt EMIR gewijzigd ter verduidelijking van de registratie van CTP’s door meer details op te nemen in het publiek register van de ESMA (met artikel 2, lid 1, wordt artikel 6, lid 2, onder b), gewijzigd).
In het voorstel zijn geen aanvullende vereisten opgenomen voor erkende CTP’s uit derde landen.
Classificatie van niet-systeemrelevante CTP’s uit derde landen (tier 1) en systeemrelevante CTP’s uit derde landen (tier 2)
Vanwege de wereldwijde toename van clearing en de stijgende concentratie van het risico in een beperkt aantal mondiale CTP’s moet een onderscheid worden gemaakt naargelang van het type CTP uit een derde land dat uit hoofde van EMIR is erkend. Dit voorstel vereist derhalve dat de ESMA bij het onderzoeken van een aanvraag om erkenning rekening houdt met de omvang van het systeemrisico dat een CTP uit een derde land vormt. Om dat te bewerkstelligen, en om een evenredige toepassing van de voorschriften mogelijk te maken, moet een onderscheid worden gemaakt tussen CTP’s met een lager risico en CTP’s die voor de Unie of een of meer van haar lidstaten systeemrelevant zijn of zullen worden. Zo wordt duidelijk dat niet alle CTP’s uit derde landen even systeemrelevant zijn. Dit zal afhangen van hun reikwijdte, het type geclearde transacties en van de omvang van hun clearingactiviteit. Zo zal een relatief kleine CTP uit een derde land die slechts een beperkt aantal contracten cleart die, bijvoorbeeld, in een lokale valuta luiden, objectief bekeken tot minder bezorgdheid leiden en minder risico vormen voor het financiële stelsel van de Unie dan een CTP uit een derde land die grote hoeveelheden in een valuta van de Unie luidende contracten cleart.
Daarom wordt voorgesteld de ESMA de bevoegdheid te verlenen om een onderscheid te maken tussen CTP’s die systeemrelevant zijn of waarschijnlijk zullen worden en CTP’s die niet systeemrelevant zijn. CTP’s uit derde landen die volgens de ESMA niet-systeemrelevant zijn of waarschijnlijk niet systeemrelevant zullen worden voor de Unie en de lidstaten, worden als “tier 1” omschreven (met artikel 2, lid 9, onder a), wordt punt e) in artikel 25, lid 2, van EMIR ingevoegd). Op deze tier 1-CTP’s zullen de huidige regelingen en voorwaarden van toepassing blijven voor Commissiebesluiten inzake de gelijkwaardigheid van derde landen, op grond waarvan de ESMA individuele CTP’s uit derde landen kan erkennen. De ESMA zal ook nieuwe verantwoordelijkheden krijgen met betrekking tot het toezicht op deze erkende tier 1-CTP’s.
In tegenstelling tot tier 1-CTP’s zal de ESMA ook een andere categorie kunnen vaststellen van CTP’s uit derde landen als systeemrelevant worden geacht of waarschijnlijk in de nabije toekomst systeemrelevant zullen worden voor de economische en financiële stabiliteit van de Unie en de lidstaten (zogeheten “tier 2-CTP’s”). Dit wordt bepaald in artikel 2, lid 9, onder c), waarmee een nieuw lid 2 bis in artikel 25 van EMIR wordt ingevoegd.
Opdat de ESMA kan beoordelen of een CTP uit een derde land een “tier 2”-CTP is, worden vier objectieve criteria vastgesteld (nieuw artikel 25, lid 2 bis):
i) de aard, omvang en complexiteit van de bedrijfsactiviteit van de CTP uit het derde land,
ii) de gevolgen die het faillissement of een verstoring van de CTP uit een derde land zou hebben voor kritieke markten, financiële instellingen, of voor het bredere financiële stelsel en de financiële stabiliteit van de EU,
iii) de clearingledenstructuur van de CTP uit het derde land, en
iv) de relatie, onderlinge afhankelijkheid of andere interacties met andere financiëlemarktinfrastructuren van de CTP uit het derde land.
Deze criteria moeten uiterlijk zes maanden na de vaststelling van de verordening door de Commissie in een gedelegeerde handeling nader worden omschreven (artikel 25, lid 2 bis, tweede alinea).
Wanneer de ESMA vaststelt dat een CTP uit een derde land een tier 2-CTP is, heeft dit tot gevolg dat die CTP alleen kan worden erkend en clearingdiensten mag verrichten wanneer zij aan bijkomende voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden zijn noodzakelijk om de toegenomen bezorgdheid omtrent de financiële stabiliteit van de Unie en van één of meer van haar lidstaten weg te nemen. CTP’s die reeds zijn erkend in het kader van de huidige EMIR-regeling, behouden hun erkenning als “tier 1”-CTP’s totdat de ESMA heeft vastgesteld of zulke CTP’s uit derde landen al dan niet “tier 2”-CTP’s zijn.
Evenredige vereisten voor systeemrelevante tier 2-CTP’s uit derde landen
Systeemrelevante CTP’s uit derde landen moeten voldoen aan vier aanvullende vereisten (zie artikel 2, lid 9, onder b):
i) blijven voldoen aan de relevante en noodzakelijke prudentiële vereisten voor EU-CTP’s. Dit zijn kapitaalvereisten, vereisten voor het interne beheer van de organisatie, bedrijfsvoering, margins, wanbetalingsfonds, financiële middelen, liquiditeit, investeringen, stresstests, afwikkeling en interoperabiliteit. Deze zijn momenteel vervat in artikel 16 en de titels IV en V van EMIR,
ii) een schriftelijke bevestiging – binnen 180 dagen – van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken dat de CTP uit het derde land voldoet aan alle vereisten van die centrale banken. Deze aanvullende vereisten zouden worden opgelegd door de centrale banken bij de uitvoering van hun monetaire beleidstaken. Bij wijze van voorbeeld zouden ze aanvullende vereisten kunnen omvatten voor het aanpakken van risico’s voor de liquiditeit, de betalings- en afwikkelingssystemen in de Unie of de lidstaten. Ze kunnen meer bepaald betrekking hebben op de beschikbaarheid van en het specifieke type zekerheid binnen een CTP, het niveau van “haircuts” op zekerheden, beleggingsbeleid of gescheiden zekerheden, de beschikbaarheid van liquiditeitsregelingen tussen centrale banken, de potentiële gevolgen van de activiteiten van de CTP en de gevolgen van een eventuele verstoring of een faillissement van de CTP voor het financiële stelsel en de stabiliteit van de Unie,
iii) om de ESMA in staat te stellen haar nieuwe toezichthoudende taken uit te oefenen, moet de CTP uit een derde land er ook schriftelijk mee instemmen dat de ESMA toegang krijgt tot alle informatie in haar bezit en, op verzoek, tot de bedrijfsruimten van de CTP. Uiteraard moet dat kunnen worden afgedwongen in het derde land en er moet een juridisch advies voorhanden zijn waarin wordt bevestigd dat dit het geval is,
iv) de CTP uit een derde land moet beschikken over de nodige procedures en maatregelen om te kunnen voldoen aan de bovengenoemde eerste en derde voorwaarde.
Omdat bovengenoemde vereisten op evenredige wijze moeten worden toegepast, voorziet het voorstel in een systeem waarbij een CTP uit een derde land zich kan blijven beroepen op de regels en vereisten in het eigen land. Dit nieuwe systeem van vergelijkbare conformiteit – dat voldoet aan de normen van de FSB en lijkt op een door de Amerikaanse autoriteiten toegepast systeem – berust op een eenvoudige procedure waarmee de CTP uit een derde land de ESMA kan verzoeken de vereisten van EMIR en de EU-toezichtnormen voor CTP’s te vergelijken met die van het derde land. In het desbetreffende geval kan de ESMA vaststellen dat de toepassing van sommige of alle voorschriften en van de desbetreffende toezichtpraktijk in dat derde land een vergelijkbare uitkomst oplevert voor de toepassing van EMIR zodat de desbetreffende EMIR-bepaling niet hoeft te worden toegepast. Deze aanpak zal resulteren in een aanzienlijke verlichting van de lasten ten gevolge van dubbele toepassing van regels en vereisten. De Commissie zal een gedelegeerde handeling moeten vaststellen om de details van de beoordeling door de ESMA te specificeren (nieuw artikel 25 bis).
In het licht van de toenemende concentratie van clearingdiensten in een beperkt aantal mondiale CTP’s en het toegenomen risico waarmee die concentratie gepaard gaat, kunnen sommige CTP’s in zeer grote mate systeemrelevant zijn voor het financiële stelsel van de EU. Bij de vaststelling of een CTP uit een derde land systeemrelevant is of waarschijnlijk zal worden, kan de ESMA ook, in overleg met de desbetreffende centrale banken in de EU, bepalen dat de risico’s die deze entiteit vormt voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten, van een dergelijke omvang zijn dat zelfs een volledige toepassing van EMIR op deze CTP niet volstaat om deze risico’s voldoende te beperken, en dat deze CTP bijgevolg niet mag worden erkend. Wanneer aldus wordt vastgesteld dat de problemen voor het waarborgen van de financiële stabiliteit in de EU niet kunnen worden opgelost in het erkenningsproces van de CTP uit een derde land, wordt voorgesteld dat de ESMA, in overleg met de betrokken centrale banken in de EU, de bevoegdheid krijgt de Commissie aan te bevelen dat de CTP in kwestie niet mag worden erkend. Op die basis is de Commissie bevoegd het besluit vast te stellen dat de CTP in kwestie niet mag worden erkend en dat, wil zij clearingdiensten in de Unie verstrekken, zij in een van de lidstaten gevestigd en erkend moet zijn (nieuw artikel 25, lid 2 quater).
Wijzigingen ter versterking van het doorlopend toezicht op CTP’s uit derde landen na hun erkenning (EMIR, de artikelen 25, lid 5, 25, lid 6, 25, lid 7 en de nieuwe artikelen 25 ter tot en met 25 quaterdecies)
Toezicht van de ESMA op CTP’s uit derde landen
Om de tekortkomingen bij de toepassing van de EMIR-regeling voor gelijkwaardigheid en erkenning voor het toezicht op CTP’s uit derde landen te verhelpen, wordt voorgesteld de bevoegdheden van de ESMA te versterken. Op die manier zal de ESMA zonder problemen toegang kunnen krijgen tot informatie van een CTP, inspecties ter plaatse van de CTP kunnen uitvoeren en informatie kunnen uitwisselen met de betrokken EU-regelgevers, toezichthouders en centrale banken. Het risico dat praktijken van CTP’s en/of aanpassingen van de risicobeheermodellen onopgemerkt blijven, met grote implicaties voor de financiële stabiliteit van EU-entiteiten, zal hierdoor tot een minimum worden beperkt. Ten tweede zal dit een oplossing bieden voor mogelijke discrepanties tussen de doelstellingen van toezichthoudende instanties en centrale banken binnen de colleges in het kader van CTP’s uit derde landen wanneer autoriteiten van buiten de EU erbij betrokken zijn. Ten slotte wordt zo ook het risico aangepakt dat wijzigingen in de regelgeving en/of het regelgevingskader voor CTP’s in een derde land negatief uitpakken voor de regelgevende of toezichthoudende resultaten. Dit betekent dat een gelijk speelveld wordt gewaarborgd tussen CTP’s uit de EU en CTP’s uit derde landen, en geen ruimte meer blijft voor regelgevings- of toezichtarbitrage. De nieuwe verantwoordelijkheden van de ESMA om toezicht uit te oefenen op erkende tier 1- en tier 2-CTP’s zijn vervat in het nieuwe artikel 25 ter (zie hieronder).
Betere tenuitvoerlegging van de huidige regeling voor erkenning
Met artikel 2, lid 9, onder c), wordt artikel 25, lid 5, van EMIR vervangen om te specificeren dat de ESMA ten minste om de twee jaar de erkenning moet beoordelen van een CTP uit een derde land die haar activiteiten en diensten in de Unie heeft uitgebreid. De bepalingen met betrekking tot het intrekken van de erkenning van een CTP uit een derde land zijn overgenomen in de nieuwe artikelen 25 quaterdecies en 25 quindecies (zie hieronder).
Met artikel 2, lid 9, onder f), wordt de eerste zin van artikel 25, lid 7, van EMIR vervangen om te bepalen dat de samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de betrokken bevoegde autoriteiten van gelijkwaardige CTP-regelingen uit derde landen in de praktijk doeltreffend moeten zijn.
Met artikel 2, lid 9, onder g), wordt artikel 25, lid 7, onder d), gewijzigd om te specificeren dat voor de procedures voor de coördinatie van toezichtactiviteiten ook de toestemming van de autoriteiten van derde landen is vereist voor onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig artikel 25 quinquies en 25 sexies van dit voorstel. Met punt g) wordt ook een nieuw punt e) ingevoegd in artikel 25, lid 7, om te bepalen dat de samenwerkingsregelingen tussen de ESMA en de betrokken bevoegde autoriteiten van gelijkwaardige CTP-regelingen uit derde landen de procedures moeten specificeren die nodig zijn voor de effectieve monitoring van regelgevings- en toezichtontwikkelingen in een derde land.
Nieuwe rol voor de ESMA en de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) bij het toezicht op erkende CTP’s uit derde landen
Met artikel 2, lid 10, worden de nieuwe artikelen 25 ter tot en met 25 quindecies in EMIR ingevoegd om de ESMA nieuwe bevoegdheden toe te kennen om toezicht uit te oefenen op erkende tier 1- en tier 2-CTP’s uit derde landen ter versterking van de monitoring en de handhaving van de naleving van de EMIR-vereisten door CTP’s uit derde landen. Het artikel voorziet ook in een rol voor de betrokken valuta-uitgevende centrale banken bij de erkenning van en het toezicht op CTP’s uit derde landen met betrekking tot in de valuta’s van de Unie luidende financiële instrumenten die in aanzienlijke mate worden gecleard door buiten de Unie gevestigde CTP’s, ter beperking van de risico’s voor de interne markt van de EU en de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.
Met het nieuwe artikel 25 ter krijgt de ESMA nieuwe bevoegdheden om de continue conformiteit van tier 1- en tier 2-CTP’s uit derde landen te waarborgen.
In het nieuwe artikel 25 ter, lid 1, wordt bepaald dat de ESMA verantwoordelijk is voor het doorlopende toezicht op de duurzame conformiteit van tier 2-CTP’s met de prudentiële vereisten in artikel 16 en de titels IV en V van EMIR. Voorts zal de ESMA ten minste jaarlijks van elke tier 2-CTP de bevestiging verlangen dat deze voldoet aan alle andere aanvullende toezichtvereisten die zijn vastgesteld in artikel 25, lid 2 bis, overeenkomstig de tweede alinea van artikel 25 ter, lid 1. De betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) zullen de ESMA ook onmiddellijk in kennis stellen wanneer ze van oordeel zijn dat een tier 2-CTP niet langer voldoet aan de voorwaarden van artikel 25, lid 2 ter, onder b).
In artikel 25, lid 2, wordt bepaald dat de ESMA vóór aan de vaststelling van besluiten in verband met marginvereisten, controles van het liquiditeitsrisico, zekerheidsvereisten en vaststelling en goedkeuring van interoperabiliteitsregelingen de toestemming van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) moet krijgen. Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) bezwaar tegen het ontwerpbesluit maken, stelt de ESMA het besluit niet vast. Indien de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) wijzigingen op het ontwerpbesluit voorstellen, kan de ESMA het besluit pas na wijziging vaststellen.
In het nieuwe artikel 25 ter, lid 3, wordt bepaald dat de ESMA beoordeelt of erkende CTP’s bestand zijn tegen ongunstige marktomstandigheden, overeenkomstig de in artikel 32, lid 2, van de ESMA-verordening vastgestelde gemeenschappelijke methoden.
Met het nieuwe artikel 25 quater wordt vastgesteld dat de ESMA een CTP uit een derde land en gelieerde derden er met een verzoek of besluit toe kan verplichten alle nodige informatie te verstrekken om de ESMA in staat te stellen haar taken in het kader van EMIR uit te voeren.
Met het nieuwe artikel 25 quinquies wordt vastgesteld dat een besluit van de ESMA een tier 2-CTP uit een derde land kan verplichten algemene onderzoeken te ondergaan.
Met het nieuwe artikel 25 sexies wordt vastgesteld dat een besluit van de ESMA een tier 2-CTP uit een derde land kan verplichten een inspectie ter plaatse te ondergaan. De ESMA moet de bevoegde autoriteiten van het derde land op de hoogte brengen van haar voornemen om een inspectie ter plaatse te verrichten. Die autoriteiten kunnen eveneens deelnemen aan de inspectie. De centrale bank(en) van afgifte worden uitgenodigd om deel te nemen aan dergelijke inspecties ter plaatse.
Met de nieuwe artikelen 25 septies en 25 decies worden procedureregels vastgesteld, met inbegrip van de eerbiediging van de rechten van verdediging in geval van ernstige aanwijzingen van mogelijke inbreuken door CTP’s uit derde landen, om alle nodige inlichtingen te verstrekken of algemene onderzoeken en inspecties ter plaatse te ondergaan. Met artikel 2, lid 13, wordt een nieuwe bijlage III ingevoegd in EMIR, met een lijst van mogelijke inbreuken door een CTP uit een derde land, met inbegrip van: i) inbreuken op het gebied van met kapitaalvereisten, ii) inbreuken op het gebied van organisatorische vereisten of belangenconflicten, iii) inbreuken op het gebied van operationele vereisten, iv) inbreuken op het gebied van transparantie en beschikbaarheid van informatie, en v) inbreuken op het gebied van verhindering van toezichtactiviteiten.
Met het nieuwe artikel 25 octies wordt voorzien in boeten in geval van vastgestelde inbreuken door CTP’s uit een derde land. Met artikel 2, lid 13, wordt een nieuwe bijlage IV ingevoegd in EMIR, met een lijst van verzwarende en verzachtende omstandigheden voor bepaalde mogelijke inbreuken door een CTP uit een derde land.
Met het nieuwe artikel 25 nonies wordt voorzien in doeltreffende en evenredige dwangsommen die in bepaalde situaties door een besluit van de ESMA kunnen worden opgelegd aan CTP’s uit een derde land. Er kunnen sancties worden opgelegd om een einde te maken aan inbreuken, om informatie te verstrekken of om onderzoeken of inspecties te ondergaan.
Met het nieuwe artikel 25 undecies wordt bepaald dat de ESMA, onder bepaalde voorwaarden, elk geval zal publiceren waarin geldboeten of dwangsommen zijn opgelegd aan CTP’s uit een derde land.
Met het nieuwe artikel 25 duodecies wordt voorzien in een toetsing door het Hof van Justitie van elk ESMA-besluit waarmee geldboeten of dwangsommen worden opgelegd aan CTP’s uit een derde land.
Met het nieuwe artikel 25 terdecies wordt de Commissie de bevoegdheid verleend om gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen op de financiële markten met betrekking tot maatregelen om bijlage IV bij EMIR te wijzigen.
Met het nieuwe artikel 25 quaterdecies van EMIR wordt bepaald dat de ESMA een besluit tot erkenning van een CTP uit een derde land geheel of gedeeltelijk zal intrekken, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Met het nieuwe artikel 25 quindecies wordt bepaald dat de ESMA een of meer besluiten zal nemen wanneer zij vaststelt dat een tier 2-CTP uit een derde land een inbreuk heeft gepleegd, met onder meer de verplichting tot beëindiging van de inbreuk door de CTP, boeten, openbare bekendmakingen en de intrekking van de erkenning van die CTP.
5.2.4.Prudentiële vereisten voor CTP’s
Wijzigingen betreffende de validering van modellen en parameters (EMIR, artikel 49)
Tot nu toe waren op grond van artikel 49 naast een onafhankelijke validering die door de CTP moest worden verkregen, ook twee afzonderlijke valideringen vereist door de nationale bevoegde autoriteiten en de ESMA van significante wijzigingen in de modellen en parameters die zijn vastgesteld om de marginvereisten, de bijdragen aan het wanbetalingsfonds, de zekerheidsvereisten, en andere mechanismen voor risicobeheersing van de CTP te berekenen. Met artikel 2, lid 11, onder b), worden de nieuwe leden 1 bis, 1 ter, 1 quater, 1 quinquies, 1 sexies en 1 septies ingevoegd in artikel 49 van EMIR om duidelijkheid te scheppen over de voorwaarden waaronder een CTP een validering kan verkrijgen van significante wijzigingen in haar vastgestelde modellen en parameters. Volgens lid 1 bis volstaat de validering van de nationale bevoegde autoriteiten, omdat met artikel 2, lid 7, een nieuw artikel 21 bis wordt ingevoegd in EMIR waarmee voorafgaande instemming van de ESMA is vereist voor het valideringsbesluit van de nationale bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 49 van EMIR. Een aparte validering door de ESMA is dan niet meer nodig. Wanneer een CTP van plan is significante wijzigingen in de modellen en parameters vast te stellen, moet zij voor de validering van die wijziging een aanvraag indienen bij de bevoegde autoriteit. De bevoegde autoriteit voert, in overleg met de ESMA, een risicobeoordeling van de CTP uit en brengt hierover verslag uit aan het college, dat vervolgens een meerderheidsadvies vaststelt. Na de vaststelling van een dergelijk advies deelt de bevoegde autoriteit de CTP mee of de validering al dan niet werd toegekend. Bovendien voorzien de nieuwe leden in een rechtsgrondslag voor de voorlopige vaststelling van een belangrijke wijziging in de modellen en parameters, voor zover dat nodig is.
Met artikel 2, lid 11, onder a), wordt artikel 49, lid 1, van EMIR dienovereenkomstig gewijzigd en wordt het vereiste van twee valideringen geschrapt. De vastgestelde modellen en parameters blijven onderworpen aan een advies van het college, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde procedure. In de laatste alinea van het gewijzigde artikel 49, lid 1, wordt bepaald dat de ESMA de informatie over de resultaten van de stresstests niet alleen aan de Europese toezichthoudende autoriteiten zal toesturen, maar ook aan het ESCB en de Gemeenschappelijke Afwikkelingsraad, zodat deze de blootstelling van financiële instellingen aan wanbetaling door CTP’s kunnen beoordelen.
5.2.5.Overgangsbepalingen
Wijzigingen tot vaststelling van overgangsregelingen om vóór de inwerkingtreding vastgestelde erkenningsbesluiten te kunnen beoordelen (EMIR, artikel 89)
Met artikel 2, lid 12, wordt een nieuw lid ingevoegd in artikel 89 tot vaststelling van bepaalde overgangsregelingen om te bepalen dat de nieuwe artikelen 25, lid 2, onder e), en 25, lid 2 bis, van toepassing zullen zijn vanaf de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling tot vaststelling van de criteria voor de bepaling van een tier 2-CTP, en als bedoeld in de tweede alinea van artikel 25, lid 2 bis. In artikel 2, lid 12, wordt ook bepaald dat de ESMA de vóór de inwerkingtreding van dit voorstel vastgestelde erkenningsbesluiten ten aanzien van CTP’s uit derde landen moet beoordelen. In de nieuwe regeling wordt bepaald dat deze beoordeling plaatsvindt binnen 12 maanden na de inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling waarin de criteria uiteen worden gezet om vast te stellen of een CTP uit een derde land systeemrelevant is of waarschijnlijk zal worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten.
2017/0136 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de procedures en betrokken autoriteiten voor de vergunningverlening aan CTP’s en de vereisten voor de erkenning van CTP’s uit derde landen
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
1)Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad vereist dat gestandaardiseerde otc-derivatencontracten worden gecleard via een centrale tegenpartij (hierna “CTP” genoemd) in overeenstemming met soortgelijke vereisten in andere G20-landen. In die verordening werden ook strenge prudentiële, organisatorische en bedrijfsvoeringsregels voor CTP’s opgenomen en regelingen vastgesteld voor het prudentieel toezicht daarop om de risico’s voor gebruikers van een CTP tot een minimum te beperken en de financiële stabiliteit te schragen.
2)Sinds de vaststelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 is het volume van CTP-activiteit in de Unie en wereldwijd snel in omvang en reikwijdte toegenomen. De activiteiten van CTP’s zullen zich de komende jaren blijven uitbreiden met de invoering van aanvullende clearingverplichtingen en de toename van vrijwillige clearing door tegenpartijen die niet onder de clearingverplichting vallen. Het voorstel van de Commissie van 4 mei 2017
tot gerichte wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 om de doelmatigheid en evenredigheid ervan te verbeteren, zal verdere prikkels creëren voor CTP’s om tegenpartijen centrale clearing van derivaten aan te bieden en clearing toegankelijker maken voor kleine financiële en niet-financiële tegenpartijen. Hechtere en meer geïntegreerde kapitaalmarkten als gevolg van de kapitaalmarktenunie (hierna “KMU” genoemd) zullen de vraag naar grensoverschrijdende clearing in de EU doen toenemen, waardoor het belang en de verwevenheid van CTP’s binnen het financiële stelsel nog groter zullen worden.
3)Het aantal CTP’s die momenteel in de Unie zijn gevestigd en krachtens Verordening (EU) nr. 648/2012 een vergunning hebben, blijft relatief beperkt, namelijk 17 in juni 2017. 28 CTP’s uit derde landen zijn erkend in het kader van de gelijkwaardigheidsbepalingen van die verordening, zodat ze ook hun diensten mogen aanbieden aan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatforms
. De clearingmarkten zijn goed geïntegreerd in de hele Unie, maar tegelijk ook zeer sterk geconcentreerd in bepaalde activaklassen en kennen een hoge mate van verwevenheid. Door de concentratie van het risico is het faillissement van een CTP weinig waarschijnlijk, maar potentieel zeer ingrijpend. In overeenstemming met de G20-consensus heeft de Commissie in november 2016 een voorstel voor een verordening betreffende het herstel en de afwikkeling van CTP’s
aangenomen om ervoor te zorgen dat de autoriteiten naar behoren zijn voorbereid op een faillerende CTP, waardoor de financiële stabiliteit wordt gevrijwaard en de kosten voor de belastingbetaler minimaal blijven.
4)Niettegenstaande dit wetgevingsvoorstel en in het licht van de groeiende omvang, de complexiteit en de grensoverschrijdende dimensie van clearing in de Unie en wereldwijd moeten de toezichtregelingen voor CTP’s uit de Unie en uit derde landen worden herbekeken. Door geconstateerde problemen in een vroeg stadium aan te pakken en een duidelijk en coherent toezichtkader voor CTP’s uit de Unie en uit derde landen in te stellen, zou de algemene stabiliteit van het financiële stelsel van de Unie worden versterkt en het potentiële risico van een CTP-faillissement nog verder worden verlaagd.
5)In het licht van het bovenstaande heeft de Commissie op 4 mei 2017 een mededeling aangenomen over de aanpak van uitdagingen voor kritieke financiële marktinfrastructuren en de verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktenunie
, waarin duidelijk wordt gemaakt dat verdere wijzigingen van Verordening (EU) nr. 648/2012 nodig zijn ter verbetering van het huidige kader dat financiële stabiliteit waarborgt en de verdere ontwikkeling en verdieping van de KMU ondersteunt.
6)De toezichtregelingen in het kader van Verordening (EU) nr. 648/2012 hangen hoofdzakelijk van de eigen autoriteit af. In de Unie gevestigde CTP’s worden momenteel erkend door en staan onder toezicht van colleges van nationale toezichthouders, de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), de betrokken leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB), alsook van andere betrokken autoriteiten. De colleges hangen voor de coördinatie en uitwisseling van informatie af van de bevoegde nationale autoriteit die verantwoordelijk is voor de handhaving van de bepalingen in Verordening (EU) nr. 648/2012. Uiteenlopende toezichtpraktijken voor CTP’s in de Unie kunnen leiden tot regelgevings- en toezichtarbitrage, waardoor de financiële stabiliteit in gevaar kan komen en ongezonde concurrentie kan ontstaan. De Commissie wees op deze nieuwe risico’s en de behoefte aan meer convergentie van toezichtpraktijken in haar mededeling van september 2016 over de KMU
en in de openbare raadpleging over de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s)
.
7)De fundamentele taken van het ESCB omvatten het definiëren en uitvoeren van het monetair beleid van de Unie en het bevorderen van het vlotte functioneren van betalingssystemen. Veilige en efficiënte financiëlemarktinfrastructuren, met name clearingsystemen, zijn essentieel zijn voor de uitvoering van deze essentiële taken en het bereiken van het hoofddoel van het ESCB, namelijk de handhaving van prijsstabiliteit. De betrokken leden van het ESCB, als centrale banken die de valuta’s uitgeven van door de CTP geclearde financiële instrumenten, moeten worden betrokken bij het toezicht op CTP’s, wegens de potentiële risico’s die slecht functionerende CTP’s kunnen vormen voor de uitoefening van deze essentiële taken en de hoofddoelstelling, met negatieve gevolgen voor de instrumenten en tegenpartijen die gebruikt worden voor de doorwerking van het monetaire beleid. Als gevolg daarvan moeten de valuta-uitgevende centrale banken worden betrokken bij de beoordeling van het risicobeheer van een CTP. Hoewel de mandaten van centrale banken en toezichthouders elkaar kunnen overlappen, is bovendien de focus mogelijk zoek wanneer toezichthoudende maatregelen gevolgen hebben voor de voornaamste verantwoordelijkheden van centrale banken op het gebied van prijsstabiliteit, monetair beleid en de betalingssystemen. In crisissituaties kunnen zulke discrepanties de risico’s voor de financiële stabiliteit vergroten indien de toewijzing van verantwoordelijkheden tussen de autoriteiten onduidelijk blijft.
8)De Verdragen hebben een economische en monetaire unie ingesteld die de euro als munt heeft, en de Europese Centrale Bank (hierna “de ECB” genoemd) opgericht als instelling van de Unie voor dit doel. De Verdragen bepalen bovendien dat het ESCB wordt bestuurd door de besluitvormende organen van de ECB, en dat enkel de ECB machtiging mag verlenen tot uitgifte van de euro. De specifieke rol van de ECB binnen het ESCB als de centrale bank van uitgifte van de eenheidsmunt van de Unie moet derhalve worden erkend.
9)In het licht van het mondiale karakter van de financiële markten en de noodzaak om inconsistenties in het toezicht op CTP’s uit de EU en uit derde landen aan te pakken, moet de ESMA meer mogelijkheden krijgen om bij het toezicht op CTP’s meer convergentie te betrachten. Om nieuwe taken en verantwoordelijkheden aan de ESMA te kunnen verlenen, moet Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (hierna “de ESMA” genoemd) worden gewijzigd.
10)Een specifieke bestuursvergadering (hierna “CTP-bestuursvergadering” genoemd) moet worden opgericht binnen de raad van toezichthouders van de ESMA om taken met betrekking tot CTP’s in het algemeen, en toezicht op CTP’s uit de Unie en uit derde landen in het bijzonder, te verrichten. Om de CTP-bestuursvergadering vlot uit de startblokken te doen komen, moet duidelijkheid worden verschaft over haar contacten met de raad van toezichthouders van de ESMA, haar opzet en de taken die zij moet vervullen.
11)Om te zorgen voor een samenhangende toezichtbenadering en de mandaten van de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het toezicht op CTP’s, tot hun recht te laten komen, moet de CTP-bestuursvergadering bestaan uit permanente leden en CTP-specifieke leden. Permanente leden zijn het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en twee onafhankelijke directeuren, die op onafhankelijke en objectieve wijze moeten optreden in het belang van de Unie als geheel. De Commissie en de ECB moeten ook permanente leden benoemen. De leden van elke specifieke CTP omvatten een vertegenwoordiger van de bevoegde nationale autoriteiten van de lidstaten waar de CTP is gevestigd, die wordt aangewezen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012, en een vertegenwoordiger van de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en). Het hoofd van de CTP-bestuursvergadering moet als waarnemers ook leden van het toezichthoudend college kunnen uitnodigen, alsook vertegenwoordigers van autoriteiten van door de ESMA erkende CTP’s uit derde landen, om ervoor te zorgen dat de standpunten van de andere betrokken autoriteiten in aanmerking worden genomen door de CTP-bestuursvergadering. Terwijl de permanente leden moeten deelnemen aan alle vergaderingen van de CTP-bestuursvergadering, geldt dat vereiste voor CTP-specifieke leden en waarnemers enkel indien dat nodig en passend is voor onder hun toezicht staande CTP’s. De aanwezigheid van onafhankelijke permanente leden en CTP-specifieke leden moet ervoor zorgen dat in de CTP-bestuursvergadering genomen besluiten consistent, adequaat en evenredig zijn in de hele Unie en dat de betrokken nationale bevoegde autoriteiten, centrale valuta-uitgevende banken en waarnemers worden betrokken bij de besluitvorming in kwesties die betrekking hebben op een in een lidstaat gevestigde CTP.
12)Voor een besluit over een in een lidstaat gevestigde CTP moet de CTP-bestuursvergadering bijeenkomen en ervoor zorgen dat haar permanente leden en de leden in kwestie die de bevoegde nationale autoriteiten vertegenwoordigen en die door de lidstaat zijn aangewezen in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 648/2012 bij het besluitvormingsproces worden betrokken, evenals de waarnemers die zijn benoemd door de betrokken valuta-uitgevende centrale banken. Bij het nemen van een besluit over een in een derde land gevestigde CTP mogen enkel de permanente leden, de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) en eventuele waarnemers van de CTP-bestuursvergadering aan het besluitvormingsproces deelnemen.
13)Om te zorgen voor een passende, doeltreffende en snelle besluitvorming moeten het hoofd, de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering en de vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de CTP is gevestigd, stemrecht hebben. De vertegenwoordigers van de ECB, de Europese Commissie en de betrokken centrale bank(en), alsmede waarnemers, mogen geen stemrecht hebben. De CTP-bestuursvergadering moet haar besluiten nemen bij gewone meerderheid van haar leden, en het hoofd heeft bij staking van stemmen de doorslaggevende stem.
14)De CTP-bestuursvergadering moet verantwoordelijk zijn voor de specifieke taken die haar zijn opgedragen krachtens Verordening (EU) nr. 648/2012 om te zorgen voor het goede functioneren van de interne markt en voor de financiële stabiliteit van de Unie en haar lidstaten.
15)Om doeltreffend toezicht te garanderen, moet de bestuursvergadering van de CTP over specifiek personeel en voldoende middelen beschikken om haar autonomie, onafhankelijkheid en de adequate uitvoering van haar taken te waarborgen. In de verklaring van de ESMA overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1095/2010 moeten de gevolgen voor de begroting aan bod komen.
16)Om in een passend niveau van deskundigheid en verantwoordingsplicht te voorzien, moeten het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van clearing, post-trading en financiële aangelegenheden, alsmede relevante ervaring met betrekking tot het toezicht op en de regulering van CTP’s. Zij moeten worden gekozen op basis van een open selectieprocedure. De Commissie legt een voorstel voor de benoeming van kandidaten ter goedkeuring voor aan het Europees Parlement. Nadat het Europees Parlement dat voorstel heeft goedgekeurd, moet de Raad een uitvoeringsbesluit vaststellen.
17)Om de transparantie en de democratische controle te waarborgen en de rechten van de instellingen van de Unie te vrijwaren, moeten het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering verantwoording afleggen aan het Europees Parlement en de Raad voor besluiten die op grond van deze verordening zijn genomen.
18)Het hoofd en de twee directeuren van de CTP-bestuursvergadering moeten op onafhankelijke en objectieve wijze optreden in het belang van de Unie. Zij moeten ervoor zorgen dat naar behoren rekening wordt gehouden met het goede functioneren van de interne markt en de financiële stabiliteit in de lidstaten en de Unie.
19)Ter bevordering van consistentie in de hele Unie in het toezicht op CTP’s uit de Unie en uit derde landen moet het hoofd van de CTP-bestuursvergadering colleges voorzitten en beheren, en moeten de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering deze bijwonen. De ECB moet, indien van toepassing en overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad, ook deelnemen aan de colleges om haar mandaat uit te voeren overeenkomstig artikel 127 van het VWEU.
20)Met het oog op een passend en doeltreffend besluitvormingsproces moeten de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering elk één stem in de colleges hebben, met uitzondering van de vertegenwoordiger van de Commissie, die geen stemrecht heeft. De huidige leden van de colleges moeten hun huidige stemrechten behouden.
21)Hoewel de nationale bevoegde autoriteiten hun huidige toezichthoudende taken uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012 blijven uitoefenen, is de voorafgaande toestemming van de ESMA vereist voor bepaalde besluiten ter bevordering van consistentie in het toezicht op CTP’s in de hele Unie. Een specifiek mechanisme is ingevoerd voor gevallen van onenigheid tussen de ESMA en de bevoegde nationale autoriteiten. Evenzo moet beter rekening worden gehouden met de mandaten van de valuta-uitgevende centrale banken betreffende hun monetaire beleidstaken, vanwege de mogelijke risico’s die het slechte functioneren van een CTP kunnen vormen voor de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid van de Unie en het bevorderen van de goede werking van betalingssystemen. Daarom is de voorafgaande toestemming van de betrokken valuta-uitgevende centrale banken vereist voor bepaalde besluiten die door de nationale bevoegde instanties worden overwogen, in het bijzonder wanneer het gaat om de betalings- en afwikkelingsregelingen van een CTP en de bijbehorende procedures voor het beheer van het liquiditeitsrisico voor transacties die luiden in de valuta van die valuta-uitgevende centrale bank.
22)Teneinde de ESMA in staat te stellen haar taken met betrekking tot CTP’s doeltreffend uit te voeren, moeten zowel CTP’s uit de Unie als CTP’s uit derde landen toezichtvergoedingen betalen voor de toezichthoudende en administratieve taken van de ESMA. Deze vergoedingen moeten de vergunningaanvragen van CTP’s uit de Unie, de erkenning van CTP’s uit een derde land en de jaarlijkse vergoedingen in verband met de taken onder de verantwoordelijkheid van de ESMA bekostigen. De Commissie moet bij gedelegeerde handeling nadere specificaties verschaffen omtrent de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding moet worden betaald, de omvang van de vergoedingen en de manier waarop ze moeten worden betaald door CTP’s uit de Unie die een vergunning hebben of aanvragen, en erkende CTP’s uit derde landen.
23)De in deze verordening opgenomen toezichtregelingen voor CTP’s die clearingdiensten in de Unie aanbieden, moeten ook worden getoetst. De toegang tot informatie, de mogelijkheid om inspecties ter plaatse te verrichten en de mogelijkheid voor de Unie en de autoriteiten van de lidstaten om onderling informatie uit te wisselen over CTP’s uit derde landen, moeten worden verbeterd om significante gevolgen voor de financiële stabiliteit van entiteiten uit de Unie te voorkomen. Ook bestaat het risico dat wijzigingen in de regels of het regelgevende kader van een CTP uit een derde land niet in aanmerking kunnen worden genomen en negatieve gevolgen hebben voor de regelgevende of toezichthoudende resultaten, waardoor een ongelijk speelveld tussen de Unie en CTP’s uit derde landen ontstaat.
24)Een aanzienlijke hoeveelheid financiële instrumenten die luiden in de valuta’s van de lidstaten wordt gecleard door erkende CTP’s uit derde landen. Dit zal sterk toenemen wanneer het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie en de daar gevestigde CTP’s niet langer onder de bepalingen van deze verordening zullen vallen. In de toezichthoudende colleges overeengekomen samenwerkingsregelingen zullen niet langer vallen onder de garanties en procedures van deze verordening, met inbegrip van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit houdt belangrijke uitdagingen in voor de Unie en de autoriteiten van de lidstaten bij het beschermen van de financiële stabiliteit.
25)In het kader van haar inzet voor geïntegreerde financiële markten moet de Commissie door middel van besluiten over de gelijkwaardigheid blijven vaststellen dat het juridische en toezichtkader van derde landen voldoet aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012. Met het oog op een betere uitvoering van de huidige regeling inzake gelijkwaardigheid met betrekking tot CTP’s moet de Commissie, indien nodig, de criteria voor de beoordeling van de gelijkwaardigheid van regelingen voor CTP’s uit een derde land kunnen specificeren. Het is ook noodzakelijk om de ESMA te belasten met toezicht op de ontwikkelingen van de regelgeving en het toezicht in door de Commissie gelijkwaardig bevonden CTP-regelingen van derde landen. Zo moet worden verzekerd dat de criteria voor gelijkwaardigheid en eventuele specifieke voorwaarden voor hun toepassing door derde landen steeds vervuld worden. De ESMA brengt aan de Commissie op vertrouwelijke basis verslag uit over haar bevindingen.
26)Momenteel kan de Commissie te allen tijde een gelijkwaardigheidsbesluit wijzigen, opschorten of intrekken, met name wanneer zich in een derde land nieuwe ontwikkelingen voordoen die duidelijk van invloed zijn op de overeenkomstig de gelijkwaardigheidsvereisten van deze verordening beoordeelde elementen. Wanneer de bevoegde autoriteiten van een derde land niet langer te goeder trouw samenwerken met de ESMA of andere toezichthouders van de Unie of niet meer op doorlopende basis voldoen aan de toepasselijke gelijkwaardigheidsvereisten, kan de Commissie ook, onder meer, de autoriteit van het derde land waarschuwen of een specifieke aanbeveling publiceren. Wanneer de Commissie te allen tijde besluit de gelijkwaardigheid van een derde land ongedaan te maken, kan zij de toepassing van dit besluit uitstellen om de risico’s voor de financiële stabiliteit of van verstoringen van de markt op te vangen. Naast deze thans beschikbare bevoegdheden moet de Commissie ook bijzondere voorwaarden kunnen instellen om ervoor te zorgen dat de gelijkwaardigheidscriteria op doorlopende basis worden nageleefd door het derde land waarop een gelijkwaardigheidsbesluit betrekking heeft. De Commissie moet ook voorwaarden kunnen vaststellen die ervoor zorgen dat de ESMA haar verantwoordelijkheden effectief kan uitoefenen met betrekking tot CTP’s uit derde landen die zijn erkend op grond van deze verordening of met betrekking tot de monitoring van regelgevings- en toezichtontwikkelingen in derde landen die van belang zijn voor vastgestelde gelijkwaardigheidsbesluiten.
27)Gezien de toenemende grensoverschrijdende dimensie van CTP’s en hun verwevenheid met het financiële stelsel van de Unie is het noodzakelijk dat de Unie de potentiële risico’s van CTP’s uit derde landen beter kan identificeren, monitoren en beperken. De rol van de ESMA moet derhalve worden uitgebreid om effectief toezicht te kunnen uitoefenen op CTP’s uit derde landen die erkenning aanvragen om clearingdiensten te kunnen verrichten in de Unie. De betrokkenheid van de valuta-uitgevende centrale banken van de Unie bij de erkenning van en het toezicht op CTP’s uit derde landen die actief zijn in de valuta die deze banken uitgeven, moet eveneens worden verbeterd. Derhalve moeten valuta-uitgevende centrale banken worden geraadpleegd over bepaalde aspecten die van invloed zijn op hun monetaire beleidstaken in verband met in valuta van de Unie luidende financiële instrumenten die in grote mate worden gecleard door buiten de Unie gevestigde CTP’s.
28)Zodra de Commissie heeft vastgesteld dat het juridische en toezichtkader van een derde land als gelijkwaardig aan het kader van de Unie kan worden beschouwd, moet bij het erkennen van CTP’s uit dat derde land rekening worden gehouden met de risico’s die deze CTP’s vormen voor de financiële stabiliteit van de Unie of de lidstaat.
29)Bij de behandeling van de aanvraag om erkenning van een CTP uit een derde land moet de ESMA de omvang van het systeemrisico beoordelen dat deze CTP vormt voor de financiële stabiliteit van de Unie, aan de hand van objectieve en transparante criteria die in deze verordening zijn vastgelegd. Een gedelegeerde handeling van de Commissie moet nadere invulling te geven aan die criteria.
30)CTP’s die niet systeemrelevant zijn voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één van haar lidstaten, moeten worden beschouwd als “tier 1”-CTP’s. CTP’s die systeemrelevant zijn of waarschijnlijk zullen worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één van haar lidstaten, moeten worden beschouwd als “tier 2”-CTP’s. Wanneer de ESMA vaststelt dat een CTP uit een derde land niet systeemrelevant is voor de financiële stabiliteit van de Unie, moeten de bestaande erkenningsvoorwaarden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012 van toepassing zijn op die CTP. Wanneer de ESMA vaststelt dat een CTP uit een derde land systeemrelevant is, moeten aanvullende vereisten worden vastgesteld in verhouding tot de omvang van het risico dat door die CTP wordt gevormd. De ESMA mag een CTP pas erkennen als die CTP voldoet aan deze vereisten.
31)De aanvullende vereisten moeten ook bepaalde prudentiële vereisten uit Verordening (EU) nr. 648/2012 omvatten die zijn gericht op het verhogen van de veiligheid en doeltreffendheid van een CTP. Het is de rechtstreekse verantwoordelijkheid van de ESMA om ervoor te zorgen dat een systeemrelevante CTP uit een derde land voldoet aan deze vereisten. De betrokken vereisten moeten de ESMA tevens in staat stellen volledig en effectief toezicht op die CTP uit te oefenen.
32)Met het oog op een passende betrokkenheid van de valuta-uitgevende centrale bank(en) moeten systeemrelevante CTP’s uit een derde land ook voldoen aan alle aanvullende vereisten die deze centrale bank(en) noodzakelijk achten. De valuta-uitgevende centrale bank(en) moeten de ESMA zo snel mogelijk bevestigen of de CTP al dan niet voldoet aan de eventuele aanvullende vereisten en in elk geval binnen 180 dagen na de aanvraag van de CTP bij de ESMA.
33)De omvang van het risico dat een systeemrelevante CTP vormt voor het financiële stelsel en de stabiliteit van de Unie, varieert. De vereisten voor systeemrelevante CTP’s moeten daarom worden toegepast op een wijze die in verhouding staat tot de risico’s die de CTP in kwestie voor de Unie kan vormen. Wanneer de ESMA en de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en) concluderen dat de systeemrelevantie van een CTP uit een derde land zodanig groot is dat aanvullende vereisten de financiële stabiliteit van de Unie niet kunnen verzekeren, moet de ESMA de Commissie kunnen aanbevelen dat de CTP in kwestie niet wordt erkend. De Commissie moet een uitvoeringshandeling kunnen vaststellen waarmee zij verklaart dat de CTP uit het derde land zich moet vestigen in de Unie en daar een vergunning moet hebben om clearingdiensten te kunnen verrichten in de Unie.
34)De ESMA moet de erkenning van CTP’s uit derde landen alsook hun classificatie als tier 1- of tier 2-CTP’s regelmatig beoordelen. In dit verband moet de ESMA rekening houden met, onder andere, de veranderingen in de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de CTP uit een derde land. Dergelijke beoordelingen moeten minstens om de twee jaar en indien nodig vaker plaatsvinden.
35)De ESMA moet ook rekening kunnen houden met de mate waarin de conformiteit van een systeemrelevante CTP uit een derde land met de in dat derde land geldende vereisten kan worden vergeleken met de naleving door die CTP van de vereisten in Verordening (EU) nr. 648/2012. De Commissie moet een gedelegeerde handeling vaststellen tot nadere omschrijving van de voorwaarden om een dergelijke vergelijkbare conformiteit te beoordelen.
36)De ESMA moet alle noodzakelijke bevoegdheden hebben om toezicht uit te oefenen op erkende CTP’s uit een derde land om ervoor te zorgen dat deze blijven voldoen aan de voorschriften van Verordening (EU) nr. 648/2012. Op bepaalde gebieden moeten de besluiten van de ESMA vooraf worden goedgekeurd door de betrokken valuta-uitgevende centrale bank(en).
37)De ESMA moet CTP’s uit een derde land geldboeten kunnen opleggen wanneer zij tot de bevinding komt dat deze opzettelijk of uit onachtzaamheid een inbreuk op deze verordening hebben gepleegd. Bovendien moet de ESMA systeemrelevante CTP’s geldboeten kunnen opleggen wanneer zij tot de bevinding komt dat deze opzettelijk of uit onachtzaamheid een inbreuk op de op hen toepasselijke aanvullende vereisten van deze verordening hebben gepleegd.
38)De ESMA moet dwangsommen kunnen opleggen om CTP’s uit derde landen te dwingen een inbreuk te beëindigen, de volledige en juiste informatie te verstrekken die ESMA heeft geëist of een onderzoek of een inspectie ter plaatse te ondergaan.
39)De ESMA moet geldboeten kunnen opleggen aan zowel tier 1- als tier 2-CTP’s wanneer zij tot de bevinding komt dat deze opzettelijk of uit onachtzaamheid een inbreuk op deze verordening hebben gepleegd door de ESMA onjuiste of misleidende informatie te verschaffen. De ESMA moet tier 2-CTP’s geldboeten kunnen opleggen wanneer zij tot de bevinding komt dat deze opzettelijk of uit onachtzaamheid een inbreuk hebben gepleegd op de aanvullende vereisten in deze verordening die op hen van toepassing zijn.
40)Geldboeten moeten worden opgelegd in overeenstemming met de ernst van de inbreuken. De inbreuken moeten worden ingedeeld in verschillende groepen die met specifieke boeten worden bestraft. Om het bedrag van de boete voor een bepaalde inbreuk vast te stellen, moet de ESMA in twee fasen te werk gaan, namelijk de vaststelling van een basisbedrag van de boete en, indien nodig, de aanpassing van dit basisbedrag door bepaalde coëfficiënten. Het basisbedrag moet rekening houdend met de jaaromzet van de betrokken CTP uit het derde land worden vastgesteld, en door toepassing, overeenkomstig deze verordening, van de desbetreffende coëfficiënten naar boven of naar beneden worden bijgesteld.
41)In het kader van deze verordening moeten er coëfficiënten voor verzwarende en verzachtende omstandigheden worden opgesteld zodat de ESMA over de nodige instrumenten beschikt om, rekening houdend met de omstandigheden, een boete vast te stellen die evenredig is met de ernst van de door een CTP uit een derde land gepleegde inbreuk.
42)Het besluit tot het opleggen van boeten of dwangsommen moet gebaseerd zijn op een onafhankelijk onderzoek.
43)Alvorens de ESMA beslist geldboeten of dwangsommen op te leggen, moet zij de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid stellen te worden gehoord om hun recht van verweer te eerbiedigen.
44)De ESMA dient van het opleggen van geldboeten of dwangsommen af te zien wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens hetzelfde feit of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
45)De besluiten van de ESMA inzake geldboeten en dwangsommen moeten uitvoerbaar zijn en de tenuitvoerlegging ervan moet geschieden volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn op het grondgebied van de staat waar zij plaatsvindt. De bepalingen van burgerlijke rechtsvordering mogen geen bepalingen van strafvordering omvatten, maar kunnen bepalingen betreffende administratieve procedures omvatten.
46)In geval van een inbreuk door een tier 2-CTP moet de ESMA de bevoegdheid krijgen een scala van toezichtmaatregelen te nemen, onder meer de verplichting voor een tier 2-CTP om een inbreuk te beëindigen en, in laatste instantie, de intrekking van een erkenning, wanneer een tier 2-CTP de bepalingen van deze verordening in ernstige mate of herhaaldelijk heeft geschonden. De ESMA moet bij de toepassing van de toezichtmaatregelen rekening houden met de aard en de ernst van de inbreuk en het evenredigheidsbeginsel eerbiedigen. Alvorens tot toezichtmaatregelen te besluiten, moet de ESMA de personen die aan een procedure worden onderworpen, de gelegenheid geven te worden gehoord, teneinde te voldoen aan hun rechten van verweer.
47)De validering van significante wijzigingen van de modellen en parameters die zijn vastgesteld voor de berekening van de marginvereisten van een CTP, bijdragen in het wanbetalingsfonds, zekerheidsvereisten, en andere mechanismen voor risicobeheersing, moet worden aangepast aan het nieuwe vereiste van voorafgaande toestemming door de ESMA met bepaalde besluiten van de bevoegde nationale autoriteit met betrekking tot in de Unie gevestigde CTP’s. Om de procedures voor modelvalidering te vereenvoudigen, moet één validering door de bevoegde nationale autoriteit die onderworpen is aan voorafgaande toestemming van de ESMA, de twee valideringen vervangen die de nationale bevoegde autoriteit en de ESMA onafhankelijk van elkaar moesten verrichten. Bovendien moet de wisselwerking tussen de validering en het besluit van het college worden verduidelijkt. Een significante wijziging van die modellen en parameters moet indien nodig voorlopig kunnen worden vastgesteld, met name wanneer een snelle wijziging noodzakelijk is om de soliditeit van het risicobeheer van de CTP te waarborgen.
48)Aan de Commissie moet de bevoegdheid om handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden verleend met betrekking tot de nadere specificatie van het type vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor vergoedingen verschuldigd zijn, het bedrag van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald; de specificatie van de voorwaarden waaronder de criteria worden bepaald om vast te stellen of een CTP uit een derde land systeemrelevant is of waarschijnlijk zal worden voor de financiële stabiliteit van de Unie of van één of meer van haar lidstaten; de nadere specificatie van de criteria die moeten worden gebruikt bij de beoordeling van gelijkwaardigheid van derde landen; de specificatie hoe en onder welke voorwaarden bepaalde vereisten worden nageleefd door CTP’s uit een derde land; nadere procedureregels met betrekking tot het opleggen van boeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, termijnen, het innen van boeten of dwangsommen en de verjaringstermijnen voor het opleggen en afdwingen van dwangsommen of boeten; maatregelen om bijlage IV aan te passen aan de ontwikkelingen op de financiële markten.
49)Om te zorgen voor eenvormige voorwaarden voor de toepassing van deze verordening, en met name met betrekking tot de erkenning van CTP’s uit derde landen en de gelijkwaardigheid van de rechtskaders uit derde landen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend.
50)Aangezien de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk het bevorderen van de veiligheid en doelmatigheid van CTP’s door het invoeren van eenvormige vereisten voor hun activiteiten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden bereikt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
51)Het gebruik door de ESMA van haar bevoegdheid tot erkenning van een CTP uit een derde land als tier 1- of tier 2-CTP moet worden uitgesteld tot de criteria nader zijn gespecificeerd aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of een CTP uit een derde land al dan niet systeemrelevant is, of waarschijnlijk zal worden voor het financiële stelsel van de Europese Unie of van één of meer van haar lidstaten.
52)Verordening (EU) nr. 1095/2010 en Verordening (EU) nr. 648/2012 dienen derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 1095/2010
Verordening (EU) nr. 1095/2010 wordt als volgt gewijzigd:
1.in artikel 4 wordt het volgende punt 4 ingevoegd:
"4. "CTP": een CTP als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012.";
2.in artikel 6 wordt het volgende punt 1 bis ingevoegd:
"1 bis. een raad van toezichthouders in bestuursvergadering voor CTP's (CTP-bestuursvergadering), die de in artikel 44 ter vastgestelde taken vervult;";
3.in artikel 35 wordt lid 6 vervangen door:
"6. Indien volledige of correcte informatie niet beschikbaar is of niet tijdig beschikbaar wordt gesteld overeenkomstig lid 1 of lid 5, kan de Autoriteit, middels een naar behoren gerechtvaardigd en met redenen omkleed verzoek, de volgende instellingen rechtstreeks om informatie verzoeken:
(a) een CTP die overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 648/2012 beschikt over een vergunning, of overeenkomstig artikel 25 van die verordening over een erkenning;
(b) een centrale effectenbewaarinstelling die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 909/2014 beschikt over een vergunning;
(c) een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG;
(d) een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 4, lid 1, punt 22, van Richtlijn 2014/65/EG;
(e) een georganiseerde handelsfaciliteit in de zin van artikel 4, lid 1, punt 23, van Richtlijn 2014/65/EU.
De geadresseerde van een dergelijk verzoek verstrekt de Autoriteit onverwijld en zonder onnodige vertraging duidelijke, correcte en volledige informatie.
De Autoriteit brengt de desbetreffende bevoegde autoriteiten op de hoogte van verzoeken overeenkomstig dit lid en overeenkomstig lid 5.
Op verzoek van de Autoriteit verlenen de bevoegde autoriteiten aan de Autoriteit bijstand bij het verzamelen van de informatie.";
4.aan artikel 40, lid 1, wordt het volgende punt f) toegevoegd:
"(f) de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), zonder stemrecht.";
5.in artikel 42 wordt de eerste alinea vervangen door:
"Bij het vervullen van de bij deze verordening aan hen opgedragen taken handelen de voorzitter, de stemgerechtigde permanente leden en de stemgerechtigde leden specifiek voor elke CTP van de CTP-bestuursvergadering bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), en de stemgerechtigde leden van de raad van toezichthouders onafhankelijk en objectief uitsluitend in het belang van de Unie in haar geheel en vragen noch aanvaarden zij instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van een ander publiek of privaat orgaan.";
6.artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De raad van toezichthouders stuurt de werkzaamheden van de Autoriteit. Hij is verantwoordelijk voor de in hoofdstuk II bedoelde taken, met uitzondering van die taken waarvoor de CTP-bestuursvergadering verantwoordelijk is overeenkomstig artikel 44 ter, lid 1.";
(b)lid 8 wordt vervangen door:
"8. De raad van toezichthouders oefent tuchtrechtelijk gezag over de voorzitter uit en kan hem overeenkomstig artikel 48, lid 5, uit zijn ambt ontslaan. De raad van toezichthouders oefent in overeenstemming met de CTP-bestuursvergadering tuchtrechtelijk gezag over de uitvoerend directeur uit en kan hem overeenkomstig artikel 51, lid 5, uit zijn ambt ontslaan.";
7.in hoofdstuk III wordt de volgende afdeling 1 bis ingevoegd:
"Afdeling 1 bis CTP-bestuursvergadering
Artikel 44 bis
Samenstelling
1. De CTP-bestuursvergadering bestaat uit:
(a) de volgende permanente leden:
(i) het hoofd en twee directeuren, benoemd overeenkomstig artikel 48 bis, die stemgerechtigd zijn;
(ii) een vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de ECB;
(iii) een vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van de Commissie;
(b) de volgende niet-permanente leden specifiek voor elke CTP:
(i) een vertegenwoordiger van de bevoegde autoriteit voor elke in de Unie gevestigde CTP met betrekking waartoe de CTP-bestuursvergadering wordt bijeengeroepen, die stemgerechtigd is;
(ii) een vertegenwoordiger, zonder stemrecht, van elk van de relevante centrale banken van uitgifte bedoeld in artikel 18, lid 2, onder h), van Verordening (EU) nr. 648/2012 voor elke CTP met betrekking waartoe de CTP-bestuursvergadering wordt bijeengeroepen.
Het hoofd mag indien passend en noodzakelijk de volgende personen uitnodigen als waarnemers bij de vergaderingen van de CTP-bestuursvergadering:
(a) andere leden bedoeld in artikel 18, lid 2, van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het college van de relevante CTP;
(b) autoriteiten van in derde landen gevestigde CTP's die door de Autoriteit zijn erkend overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012.
De vergaderingen van de CTP-bestuursvergadering worden door het hoofd op eigen initiatief of op verzoek van een lid bijeengeroepen.
Indien een taak van de CTP-bestuursvergadering geen verband houdt met een specifieke CTP van de Unie, is zij alleen samengesteld uit de onder a) bedoelde permanente leden en, in voorkomend geval, de in onder b), punt ii) bedoelde centrale banken van uitgifte.
Artikel 44 ter
Taken en bevoegdheden van de CTP-bestuursvergadering
1. De CTP-bestuursvergadering is verantwoordelijk voor:
(a) het verlenen van de in artikel 21 bis, lid 1, van Verordening (EU) nr. 648/2012 bedoelde toestemming;
(b) de erkenning van en het toezicht op in derde landen gevestigde CTP's overeenkomstig artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012, de monitoring van ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in derde landen op grond van hoofdstuk 2 van titel II van Verordening (EU) nr. 648/2012; en
(c) de taken bedoeld in artikel 5, lid 1, eerste alinea, artikel 9, lid 3, eerste alinea, artikel 9, lid 4, artikel 17, lid 2, artikel 17, lid 3, artikel 18, lid 1, artikel 20, lid 2, artikel 20, lid 6, artikel 21 quater, artikel 23, artikel 24, artikel 29, lid 3, artikel 38, lid 5, artikel 48, lid 3, artikel 49, lid 1, en artikel 54, lid 3, van Verordening (EU) nr. 648/2012.
2. De CTP-bestuursvergadering beschikt over specifiek personeel en passende middelen, die haar door de Autoriteit worden verstrekt om haar taken te vervullen.
3. De CTP-bestuursvergadering brengt de raad van toezichthouders op de hoogte van haar besluiten.
Artikel 44 quater
Besluitvorming
De CTP-bestuursvergadering besluit bij gewone meerderheid van de stemmen van haar leden. Het hoofd heeft de beslissende stem.";
8.de titel van afdeling 3 van hoofdstuk III wordt vervangen door:
"Voorzitter, hoofd en directeuren";
9.een nieuw artikel 48 bis wordt ingevoegd:
"Artikel 48 bis
Benoeming en taken van het hoofd van de CTP-bestuurvergadering en de directeuren
1. In afwijking van artikel 48, lid 1, wordt de Autoriteit vertegenwoordigd door het hoofd van de CTP-bestuursvergadering voor de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden.
Het hoofd van de CTP-bestuursvergadering is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de werkzaamheden van de CTP-bestuursvergadering en zit haar vergaderingen voor.
2. Het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), zijn voltijdse, onafhankelijke professionals. Zij worden benoemd op basis van verdienste, vaardigheden, kennis van clearing-, posttransactionele en financiële aangelegenheden, en van ervaring die relevant is voor toezicht op en reglementering van CTP's. Zij worden gekozen op basis van een open selectieprocedure die door de Commissie wordt georganiseerd, waarbij de beginselen van genderevenwicht, ervaring en beroepsbekwaamheid worden nageleefd.
3. De ambtstermijn van het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), is vijf jaar en mag slechts eenmaal worden verlengd.
Het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), mogen geen functie bekleden op nationaal, Unie- of internationaal niveau.
4. De Commissie bezorgt het Europees Parlement een beperkte lijst van kandidaten voor de ambten van hoofd en directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), en brengt de Raad op de hoogte van de beperkte lijst.
De Commissie dient bij het Europees Parlement ter goedkeuring een voorstel in voor de benoeming van het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i). Na de goedkeuring van dat voorstel stelt de Raad een uitvoeringsbesluit vast tot benoeming van het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i). De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
5. Indien het hoofd van de CTP-bestuursvergadering of de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), niet langer voldoen aan de voorwaarden om hun in lid 2 bedoelde taken te kunnen vervullen, of op ernstige wijze zijn tekortgeschoten, kan de Raad, op voorstel van de Commissie dat door het Europees Parlement is goedgekeurd, een uitvoeringsbesluit vaststellen om hem te ontslaan. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
Het Europees Parlement of de Raad kan de Commissie ervan op de hoogte brengen dat de voorwaarden voor ontzetting uit het ambt van het hoofd van de CTP-bestuursvergadering of de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), vervuld worden geacht, waarop de Commissie reageert.";
10.artikel 49 wordt vervangen door:
"Onverminderd de rol van de raad van toezichthouders met betrekking tot de taken van het hoofd van de CTP-bestuursvergadering of de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), of de voorzitter, vragen noch aanvaarden het hoofd, de directeuren of de voorzitter instructies van instellingen of organen van de Unie, van de regering van een lidstaat of van enig ander publiek of privaat orgaan.
De lidstaten, de instellingen en organen van de Unie of andere publieke of private organen doen geen pogingen invloed uit te oefenen op het hoofd van de CTP-bestuursvergadering of de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), of de voorzitter bij het vervullen van hun taken.
Overeenkomstig het in artikel 68 bedoelde Statuut blijven de voorzitter, het hoofd van de CTP-bestuursvergadering of de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, onder a), punt i), na vertrek uit de dienst verplicht zich met betrekking tot de aanvaarding van bepaalde benoemingen of gunsten integer en discreet op te stellen.";
11.artikel 50 wordt vervangen door:
"1. Het Europees Parlement of de Raad kan de voorzitter of de vervanger van de voorzitter, of het hoofd van de CTP-bestuursvergadering verzoeken een verklaring af te leggen, met volledige inachtneming van hun onafhankelijkheid. De voorzitter of het hoofd legt een verklaring af voor het Europees Parlement en beantwoordt desgevraagd alle vragen van de leden van het Europees Parlement.
2. Indien daarom wordt verzocht en ten minste 15 dagen voordat hij de in lid 1 bedoelde verklaring aflegt, brengt de voorzitter of het hoofd van de CTP-bestuursvergadering schriftelijk verslag uit aan het Europees Parlement over de belangrijkste werkzaamheden van de raad van toezichthouders respectievelijk de CTP-bestuursvergadering.
3. Afgezien van de in de artikelen 11 tot en met 18 en de artikelen 20 en 33 bedoelde informatie, verstrekt de voorzitter tevens door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.
Afgezien van de in artikel 33 bedoelde informatie, verstrekt het hoofd van de CTP-bestuursvergadering tevens door het Europees Parlement ad hoc opgevraagde relevante informatie.";
12.artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 2 wordt vervangen door:
"2. De uitvoerend directeur zorgt voor de tenuitvoerlegging van het jaarlijks werkprogramma van de Autoriteit, volgens de aanwijzingen van de raad van toezichthouders en de CTP-bestuursvergadering en onder toezicht van de raad van bestuur.";
(b)lid 4 wordt vervangen door:
"4. De uitvoerend directeur stelt een meerjarig werkprogramma op, als bedoeld in artikel 47, lid 2. Voor de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden verkrijgt de uitvoerend directeur de toestemming van de CTP-bestuursvergadering voordat hij het aan de raad van bestuur voorlegt.";
(c)lid 7 wordt vervangen door:
"7. De uitvoerend directeur stelt jaarlijks een ontwerpverslag op met een hoofdstuk over de regulerings- en toezichtwerkzaamheden van de Autoriteit en een hoofdstuk over financiële en administratieve aangelegenheden.
Voor de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden verkrijgt de uitvoerend directeur de toestemming van de CTP-bestuursvergadering voordat hij het aan de raad van bestuur voorlegt.";
13.in artikel 63 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:
"1 bis. De uitgaven en vergoedingen van de Autoriteit met betrekking tot de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken en bevoegdheden kunnen worden onderscheiden in de in lid 1 bedoelde raming. Alvorens die raming wordt vastgesteld, wordt het ontwerp van de uitvoerend directeur met betrekking tot die uitgaven en vergoedingen goedgekeurd door de CTP-bestuursvergadering.
De overeenkomstig artikel 64, lid 6, opgestelde en gepubliceerde jaarrekening van de Autoriteit omvat de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de in artikel 44 ter, lid 1, bedoelde taken.";
14.in artikel 70 wordt lid 1 vervangen door:
"1. De leden van de raad van toezichthouders, de CTP-bestuursvergadering en de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de personeelsleden van de Autoriteit, met inbegrip van door de lidstaten tijdelijk gedetacheerde ambtenaren en de andere personen die op contractuele basis taken vervullen voor de Autoriteit, zijn onderworpen aan de vereisten van het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 339 VWEU en de desbetreffende bepalingen in de Uniewetgeving, zelfs na beëindiging van hun functie.";
15.in artikel 76 wordt het volgende lid 2 bis ingevoegd:
"2 bis. Totdat het hoofd van de CTP-bestuursvergadering en de directeuren, bedoeld in artikel 44 bis, lid 1, hun functies opnemen na hun benoeming overeenkomstig artikel 48 bis, worden de functies van de CTP-bestuursvergadering uitgeoefend door de raad van toezichthouders.".
Artikel 2
Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 648/2012
Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt als volgt gewijzigd:
1.in artikel 6, lid 2, wordt punt b) vervangen door:
"(b) de CTP's die over een vergunning overeenkomstig artikel 17 beschikken of over een erkenning overeenkomstig artikel 25, en de datum van vergunning respectievelijk erkenning, met vermelding welke CTP's met het oog op de clearingverplichting over een vergunning of erkenning beschikken;";
2.in artikel 17 wordt lid 3 vervangen door:
"3. Uiterlijk 30 werkdagen na ontvangst van de aanvraag verifieert de bevoegde autoriteit, in overleg met ESMA, of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig is, stelt de bevoegde autoriteit een termijn vast waarbinnen de aanvragende CTP aanvullende informatie moet verstrekken. Bij ontvangst van die aanvullende informatie geeft de bevoegde autoriteit die onmiddellijk door aan ESMA en het overeenkomstig artikel 18, lid 1, opgerichte college. Nadat de bevoegde autoriteit in overleg met ESMA heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig is, stelt zij de aanvragende CTP en de leden van het college daarvan in kennis.";
3.artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. De voor de CTP bevoegde autoriteit richt uiterlijk 30 kalenderdagen na de indiening van een volledige aanvraag in overeenstemming met artikel 17 een college op teneinde de uitvoering van de in de artikelen 15, 17, 49, 51 en 54 bedoelde taken te faciliteren.
Het in artikel 48 bis van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde hoofd van de CTP-bestuursvergadering zit het college voor en bestuurt dit.";
(b)in lid 2 wordt punt a) wordt vervangen door:
"(a) de in artikel 44 bis van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde permanente leden van de CTP-bestuursvergadering;";
(c)in lid 2 wordt punt c) vervangen door:
"(c) de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de clearingleden van de CTP die gevestigd zijn in de drie lidstaten met de grootste bijdragen in het in artikel 42 bedoelde wanbetalingsfonds van de CTP, op geaggregeerde basis gedurende een periode van één jaar, met inbegrip van, in voorkomend geval, de ECB overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad;";
4.in artikel 19 wordt lid 3 vervangen door:
"3. Het meerderheidsadvies van het college wordt met gewone meerderheid van de leden vastgesteld.
Voor colleges met ten hoogste twaalf leden hebben ten hoogste twee collegeleden die tot dezelfde lidstaat behoren stemrecht, en heeft elk lid met stemrecht één stem. Voor colleges met méér dan twaalf leden hebben ten hoogste drie leden die tot dezelfde lidstaat behoren stemrecht, en heeft elk lid met stemrecht één stem.
Indien de ECB een lid van het college is overeenkomstig artikel 18, lid 2, onder a), c) en h), heeft zij het volgende aantal stemmen:
(i) ten hoogste twee stemmen in colleges tot en met twaalf leden;
(iii) ten hoogste drie stemmen in colleges met meer dan met twaalf leden.
De vertegenwoordiger van de Commissie is niet-stemgerechtigd lid. De overige permanente leden van de CTP-bestuursvergadering hebben elk één stem.";
5.in artikel 20 wordt lid 6 vervangen door:
"6. De bevoegde autoriteit van de CTP zendt aan ESMA en de leden van het college haar omstandig gemotiveerde ontwerpbesluit toe, waarin rekening wordt gehouden met de voorbehouden van de leden van het college.";
6.artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. Onverminderd de rol van het college, toetsen de in artikel 22 bedoelde bevoegde autoriteiten, in samenwerking met ESMA, de regelingen, strategieën, procedures en mechanismen die CTP's met het oog op deze verordening hebben ingevoerd, en evalueren zij de risico's waaraan CTP’s zijn blootgesteld of mogelijkerwijs worden blootgesteld.";
(b)lid 3 wordt vervangen door:
"3. ESMA stelt de frequentie en de grondigheid van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie vast met inachtneming van de omvang, het systeembelang, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de betrokken CTP's. De toetsing en de evaluatie worden ten minste eenmaal per jaar bijgewerkt.
De CTP's worden onderworpen aan inspecties ter plaatse. Personeelsleden van ESMA worden uitgenodigd om aan deze inspecties ter plaatse deel te nemen.
De bevoegde autoriteit deelt ESMA alle informatie mee die zij van de CTP's ontvangt, en vraagt bij de relevante CTP alle door ESMA gewenste informatie op die zij niet kan verstrekken.";
7.in titel III worden in hoofdstuk 2 de volgende artikelen 21 bis, 21 ter en 21 quater ingevoegd:
"Artikel 21 bis
Voorbereiding van ontwerpbesluiten
1. De bevoegde autoriteiten bereiden ontwerpbesluiten voor en dienen die bij ESMA ter goedkeuring in alvorens een van de volgende besluiten vast te stellen:
(a) besluiten vastgesteld overeenkomstig de artikelen 7, 8, 14, 15, 16, 20, 21, 30, 31, 35, 49 en 54 van deze verordening en de artikelen 35 en 36 van Verordening (EU) nr. 600/2014;
(b) alle besluiten die worden vastgesteld bij het vervullen van hun taken die voortvloeien uit de in artikel 16 en de titels IV en V bedoelde vereisten.
2. De bevoegde autoriteiten bereiden ontwerpbesluiten voor en dienen die bij de in artikel 18, lid 2, onder h), bedoelde centrale banken van uitgifte in alvorens een besluit overeenkomstig de artikelen 14, 15, 20, 44, 46, 50 en 54 vast te stellen.
De bevoegde autoriteiten verkrijgen overeenkomstig artikel 21, onder b), de toestemming van de in de eerste alinea bedoelde centrale banken van uitgifte met betrekking tot alle aspecten van die besluiten die verband houden met de uitvoering van hun taken op het gebied van monetair beleid.
3. ESMA zendt de bevoegde autoriteiten alle relevante informatie toe die kan leiden tot de vaststelling van een in lid 1 bedoeld besluit, en kan verzoeken om specifieke toezichtmaatregelen, met inbegrip van intrekking van de vergunning. De bevoegde autoriteiten houden ESMA op de hoogte van alle volgende genomen of niet-genomen maatregelen.
4. Voor de toepassing van lid 1 wordt de toestemming van ESMA geacht te zijn gegeven tenzij zij wijzigingen voorstelt van of bezwaar maakt tegen het ontwerpbesluit binnen een termijn van ten hoogste 15 kalenderdagen nadat zij van dat ontwerpbesluit in kennis is gesteld. Indien ESMA wijzigingen voorstelt van of bezwaar maakt tegen een ontwerpbesluit, geeft zij schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen op.
5. Indien ESMA wijzigingen voorstelt, mag de bevoegde autoriteit het besluit slechts vaststellen zoals door ESMA gewijzigd.
Wanneer ESMA bezwaar maakt tegen een definitief ontwerpbesluit, stelt de bevoegde autoriteit dat besluit niet vast.
6. Wanneer de bevoegde autoriteit het oneens is met de voorgestelde wijziging of het bezwaar van ESMA, kan zij binnen een termijn van vijf dagen een met redenen omkleed verzoek indienen bij de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde raad van toezichthouders, met het oog op beoordeling van die wijziging of dat bezwaar. De raad van toezichthouders bekrachtigt de bezwaren of wijzigingen van ESMA, of wijst die af, binnen een termijn van tien dagen te rekenen vanaf dat verzoek en lid 5 is dienovereenkomstig van toepassing.
7. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie op grond van artikel 258 VWEU, kan ESMA een tot een financiëlemarktdeelnemer gericht besluit vaststellen op grond waarvan die financiëlemarktdeelnemer de nodige maatregelen moet nemen om te voldoen aan zijn verplichtingen op grond van het Unierecht, met inbegrip van de stopzetting van zijn praktijken in de volgende gevallen:
(a) indien een bevoegde autoriteit niet voldoet aan lid 5 ingeval ESMA bezwaar heeft gemaakt tegen een definitief ontwerpbesluit of wijzigingen daarvan heeft voorgesteld;
(b) indien een bevoegde autoriteit na een verzoek van ESMA overeenkomstig lid 3 nalaat de gevraagde maatregelen te nemen binnen een redelijke termijn en die nalatigheid ertoe leidt dat een financiëlemarktdeelnemer inbreuk maakt op de toepasselijke vereisten in de titels IV en V van deze verordening.
Op grond van de eerste alinea vastgestelde besluiten hebben voorrang op eerdere besluiten die door de bevoegde autoriteiten over dezelfde aangelegenheid zijn vastgesteld.
Artikel 21 ter
Toestemming van de centrale bank van uitgifte
1. De in artikel 21 bis, lid 2, bedoelde toestemming wordt geacht te zijn gegeven tenzij de centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt van of bezwaar maakt tegen het ontwerpbesluit binnen een termijn van ten hoogste 15 kalenderdagen na de indiening ervan. Indien de centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt van of bezwaar maakt tegen een ontwerpbesluit, geeft zij schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen op.
Indien ESMA overeenkomstig artikel 21 bis, lid 4, wijzigingen heeft voorgesteld van de ontwerpbesluiten die overeenkomstig de artikelen 14, 15, 20 en 54 moeten worden vastgesteld, dient zij die ook in bij de centrale bank van uitgifte. In dat geval wordt de in de eerste alinea bedoelde termijn met vijf dagen verlengd.
2. Indien de centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt, mag de bevoegde autoriteit het besluit alleen vaststellen zoals gewijzigd door die centrale bank van uitgifte.
Indien de centrale bank van uitgifte bezwaar maakt tegen een ontwerpbesluit, stelt de bevoegde autoriteit dat besluit niet vast.
Artikel 21 quater
Vergoedingen
1. CTP's betalen de volgende vergoedingen:
(a) vergoedingen voor in artikel 17 bedoelde vergunningsaanvragen;
(b) vergoedingen voor in artikel 25 bedoelde erkenningsaanvragen;
(c) jaarlijkse vergoedingen voor de taken van ESMA overeenkomstig deze verordening.
2. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vast ter nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding moet worden betaald, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald door de volgende entiteiten:
(a) in de Unie gevestigde CTP's die over een vergunning beschikken of een vergunningsaanvraag hebben ingediend;
(b) in een derde land gevestigde CTP's die overeenkomstig artikel 25, lid 2, erkend zijn;
(c) in een derde land gevestigde CTP's die overeenkomstig artikel 25, lid 2 ter, erkend zijn.";
8.artikel 24 wordt vervangen door:
"De bevoegde autoriteit van de CTP of enige andere autoriteit informeert ESMA, het college, de relevante leden van het ESCB en andere relevante autoriteiten zonder onnodige vertraging over elke met een CTP verband houdende noodsituatie, waaronder ontwikkelingen op de financiële markten die een negatief effect kunnen hebben op de marktliquiditeit, de doorwerking van het monetaire beleid, de goede werking van betaalsystemen en de stabiliteit van het financiële stelsel in een lidstaat waar de CTP of een van de clearingleden ervan is gevestigd.";
9.artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:
(a)in lid 2 wordt het volgende punt e) toegevoegd:
"(e) de CTP is overeenkomstig lid 2 bis aangewezen als niet systeemrelevant of waarschijnlijk niet systeemrelevant in de toekomst (tier 1-CTP).";
(b)de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:
"2 bis. ESMA bepaalt of een CTP systeemrelevant of waarschijnlijk systeemrelevant in de toekomst is voor de financiële stabiliteit van de Unie of voor een of meer van haar lidstaten (tier 2-CTP), waarbij zij rekening houdt met alle volgende criteria:
(a) de aard, de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de CTP, met inbegrip van de waarde in geaggregeerde termen en in elke valuta van de Unie van de door de CTP geclearde transacties, of de geaggregeerde blootstelling van de CTP die clearingactiviteiten verricht, aan haar tegenpartijen;
(b) het effect dat het faillissement of een verstoring van de CTP zou hebben op de financiële markten, financiële instellingen, of het ruimere financiële stelsel, of op de financiële stabiliteit van de Unie of op een of meer van haar lidstaten;
(c) de structuur van het clearinglidmaatschap van de CTP;
(d) de betrekkingen, onderlinge afhankelijkheden of andere interacties van de CTP met andere financiëlemarktinfrastructuren, andere financiële instellingen en het ruimere financiële stelsel.
De Commissie stelt binnen [zes maanden te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening] overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vast om de in de eerste alinea vastgestelde criteria nader te bepalen.
2 ter. Indien ESMA overeenkomstig lid 2 bis vaststelt dat een CTP systeemrelevant is of waarschijnlijk systeemrelevant zal worden (tier 2-CTP), mag zij die CTP alleen erkennen indien naast de in artikel 25, lid 2, onder a), b), c) en d), bedoelde voorwaarden de volgende voorwaarden vervuld zijn:
(a) de CTP voldoet op het ogenblik van erkenning en daarna doorlopend aan de vereisten die in artikel 16 en in de titels IV en V zijn vastgesteld. ESMA houdt rekening, overeenkomstig artikel 25 bis, lid 2, met de mate waarin de conformiteit van een CTP met die vereisten blijkt uit de conformiteit van de CTP met vergelijkbare vereisten die in het derde land van toepassing zijn;
(b) na de in lid 3, onder f), bedoelde raadpleging hebben de daarin bedoelde centrale banken van uitgifte ESMA schriftelijk bevestigd, binnen een termijn van 180 dagen na de indiening van een aanvraag, dat de CTP voldoet aan alle vereisten die door die centrale banken van uitgifte zijn opgelegd in de uitvoering van hun taken op het gebied van monetair beleid. Indien de relevante centrale bank van uitgifte ESMA niet schriftelijk heeft geantwoord binnen de termijn, mag ESMA ervan uitgaan dat deze voorwaarde vervuld is;
(c) de CTP heeft ESMA haar onvoorwaardelijke schriftelijke toestemming gegeven, ondertekend door de wettelijke vertegenwoordiger van de CTP, om binnen een termijn van 72 uur na een verzoek in die zin van ESMA alle documenten, registers, informatie en gegevens te verstrekken waarover de CTP op dat ogenblik beschikt, en waarbij ESMA toegang wordt verleend tot alle bedrijfsruimten van de CTP, alsook een met redenen omkleed juridisch advies van een onafhankelijke juridische deskundige waarin wordt bevestigd dat de gegeven toestemming geldig is en op grond van de toepasselijke wetten afdwingbaar is;
(d) de CTP heeft alle nodige maatregelen en procedures ingevoerd om ervoor te zorgen dat de onder a) en c) vastgestelde vereisten daadwerkelijk worden nageleefd;
(e) de Commissie heeft geen uitvoeringshandeling vastgesteld overeenkomstig lid 2 quater.
2 quater. In overeenstemming met de relevante centrale banken van uitgifte en in verhouding tot de mate van systeembelang van een CTP overeenkomstig lid 2 bis, kan ESMA concluderen dat een CTP van zodanig aanzienlijk systeembelang is dat de naleving van de in lid 2 ter vastgestelde voorwaarden niet voldoende de financiële stabiliteit van de Unie of een of meer van haar lidstaten garandeert, en dat die CTP dus niet mag worden erkend. In een dergelijk geval beveelt ESMA aan dat de Commissie een uitvoeringshandeling vaststelt waarin wordt bevestigd dat die CTP niet mag worden erkend overeenkomstig lid 2 ter.
Na indiening van de in de eerste alinea bedoelde aanbeveling kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarin wordt verklaard dat die CTP niet mag worden erkend overeenkomstig lid 2 ter, en dat zij slechts clearingdiensten in de Unie mag aanbieden nadat haar overeenkomstig artikel 14 een vergunning is verleend.";
(c)lid 5 wordt vervangen door:
"5. ESMA toetst, na raadpleging van de in lid 3 bedoelde autoriteiten en entiteiten, de erkenning van een in een derde land gevestigde CTP in het geval dat die CTP het bereik van haar activiteiten en diensten in de Unie heeft uitgebreid, en in elk geval ten minste om de twee jaar. Die toetsing geschiedt overeenkomstig de leden 2, 3 en 4.";
(d)lid 6 wordt vervangen door:
"6. De Commissie kan op grond van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 een uitvoeringshandeling vaststellen, waarin het volgende wordt bepaald:
(a) het rechts- en het toezichtskader van een derde land waarborgt dat CTP's die in dat derde land over een vergunning beschikken, doorlopend voldoen aan wettelijk bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten die in titel IV van deze verordening zijn neergelegd;
(b) die CTP's zijn doorlopend onderworpen aan daadwerkelijk toezicht en daadwerkelijke handhaving in dat derde land;
(c) het rechtskader van dat derde land voorziet in een doeltreffend gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van rechtsstelsels van derde landen een vergunning is verleend.
De Commissie kan de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde uitvoeringshandeling doen afhangen van de doorlopende daadwerkelijke naleving door een derde land van alle daarin vastgestelde vereisten, en van het feit dat ESMA haar verantwoordelijkheden met betrekking tot in derde landen gevestigde CTP's die overeenkomstig de leden 2 en 2 ter erkend zijn, of met betrekking tot de in lid 6 ter bedoelde monitoring daadwerkelijk kan uitoefenen, onder meer door de in lid 7 bedoelde samenwerkingsovereenkomsten overeen te komen en toe te passen.";
(e)de volgende leden 6 bis en 6 ter worden ingevoegd:
"6 bis. De Commissie kan overeenkomstig artikel 82 een gedelegeerde handeling vaststellen om de in lid 6, onder a), b) en c), bedoelde criteria nader te bepalen.
6 ter. ESMA monitort de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in derde landen waarvoor overeenkomstig lid 6 uitvoeringshandelingen zijn vastgesteld.
Indien ESMA in die derde landen ontwikkelingen op het gebied van regelgeving of toezicht vaststelt die van invloed kunnen zijn op de financiële stabiliteit van de Unie of van een of meer van haar lidstaten, informeert zij de Commissie vertrouwelijk en onverwijld.
ESMA dient jaarlijks bij de Commissie een vertrouwelijk verslag in over de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in de in de eerste alinea bedoelde derde landen.";
(f)de eerste zin van lid 7 wordt vervangen door:
"7. ESMA sluit doeltreffende samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het rechts- en het toezichtskader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening.";
(g)in lid 7 wordt het volgende punt e) toegevoegd:
"(d) de procedures voor de coördinatie van toezichtsactiviteiten, met inbegrip van de overeenkomst met autoriteiten van derde landen om onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig artikel 25 quinquies respectievelijk artikel 25 sexies mogelijk te maken;
(e) de procedures die nodig zijn voor de doeltreffende monitoring van ontwikkelingen op het gebied van regelgeving en toezicht in een derde land.";
10.de volgende artikelen 25 bis, 25 ter, 25 quater, 25 quinquies, 25 sexies, 25 septies, 25 octies, 25 nonies, 25 decies, 25 undecies, 25 duodecies, 25 terdecies, 25 quaterdecies en 25 quindecies worden ingevoegd:
"Artikel 25 bis
Vergelijkbare conformiteit
1. De in artikel 25, lid 2 ter, onder a), bedoelde CTP kan een met redenen omkleed verzoek indienen dat ESMA haar vergelijkbare conformiteit met de vereisten bedoeld in artikel 25, lid 2 ter, onder a), en vastgesteld in artikel 16 en de titels IV en V, beoordeelt.
2. Het in lid 1 bedoelde verzoek verstrekt de feitelijke gegevens om de vergelijkbaarheid vast te stellen en de redenen waarom de conformiteit met de in het derde land toepasselijke vereisten voldoet aan de vereisten die in artikel 16 en de titels IV en V zijn vastgesteld.
3. Om ervoor te zorgen dat bij de in lid 1 bedoelde beoordeling daadwerkelijk rekening wordt gehouden met de regelgevingsdoelstellingen van de vereisten die in artikel 16 en de titels IV en V zijn vastgesteld, en de belangen van de Unie als geheel, stelt de Commissie een gedelegeerde handeling vast waarin het volgende nader wordt bepaald:
(a) de minimumelementen die bij de toepassing van lid 1 moeten worden beoordeeld;
(b) de modaliteiten en voorwaarden om de beoordeling te verrichten.
De Commissie stelt de in de eerste alinea bedoelde gedelegeerde handeling vast overeenkomstig artikel 82.
Artikel 25 ter
Doorlopende conformiteit met de voorwaarden van erkenning
1. ESMA is verantwoordelijk voor het vervullen van de taken die uit deze verordening voortvloeien op het gebied van het doorlopende toezicht op de conformiteit van erkende tier 2-CTP's met de in artikel 25, lid 2 ter, onder a), bedoelde vereisten.
ESMA verlangt voor elke tier 2-CTP ten minste jaarlijks bevestiging dat de in artikel 25, lid 2 ter, onder a), b), c), d) en e), bedoelde vereisten nog altijd vervuld zijn.
Indien een in artikel 18, lid 2, onder h), bedoelde centrale bank van uitgifte van oordeel is dat een tier 2-CTP niet langer voldoet aan de in artikel 25, lid 2 ter, onder b), bedoelde voorwaarde, stelt zij ESMA onmiddellijk daarvan in kennis.
2. ESMA bereidt ontwerpbesluiten voor en dient die bij de in artikel 18, lid 2, onder h), bedoelde centrale bank van uitgifte in alvorens een besluit overeenkomstig de artikelen 41, 44, 46, 50 en 54 vast te stellen.
ESMA verkrijgt overeenkomstig dit lid de toestemming van de betrokken centrale bank van uitgifte wat betreft alle aspecten van die besluiten die verband houden met de uitvoering van hun taken op het gebied van monetair beleid. De toestemming van de in de tweede alinea bedoelde centrale bank van uitgifte wordt geacht te zijn gegeven tenzij zij wijzigingen voorstelt van of bezwaar maakt tegen het ontwerpbesluit binnen een termijn van ten hoogste 15 kalenderdagen nadat zij van dat ontwerpbesluit in kennis is gesteld. Indien de centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt van of bezwaar maakt tegen een ontwerpbesluit, geeft zij schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen op.
Indien de centrale bank van uitgifte bezwaar maakt tegen een ontwerpbesluit, stelt ESMA dat besluit niet vast. Indien de centrale bank van uitgifte wijzigingen voorstelt, mag ESMA het besluit alleen vaststellen zoals gewijzigd door die centrale bank van uitgifte.
3. ESMA verricht overeenkomstig artikel 32, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 beoordelingen van de vraag in hoeverre erkende CTP's bestand zijn tegen ongunstige marktontwikkelingen.
Artikel 25 quater
Verzoek om informatie
1. ESMA kan middels een eenvoudig verzoek of bij besluit bij erkende CTP's en gelieerde derden waaraan die CTP's operationele functies of activiteiten hebben uitbesteed, alle informatie opvragen die zij voor het vervullen van de haar krachtens deze verordening opgelegde taken nodig heeft.
2. Bij het toezenden van een eenvoudig verzoek om informatie op grond van lid 1 vermeldt ESMA al het volgende:
(a) de verwijzing naar dit artikel als de rechtsgrondslag voor het verzoek;
(b) de reden van het verzoek;
(c) de gewenste informatie;
(d) de termijn om de informatie te verstrekken;
(e) de mededeling aan de aangezochte persoon dat deze niet verplicht is de informatie te verstrekken maar dat, als er vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist en misleidend mag zijn; en
(f) de geldboete die overeenkomstig artikel 25 octies in combinatie met bijlage III, punt V, onder a), wordt opgelegd indien de antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn.
3. Indien bij besluit wordt vereist dat de in lid 1 bedoelde informatie wordt verstrekt, vermeldt ESMA al het volgende:
(a) de verwijzing naar dit artikel als de rechtsgrondslag voor het verzoek;
(b) de reden van het verzoek;
(c) de gewenste informatie;
(d) de termijn om de informatie te verstrekken;
(e) de dwangsom die overeenkomstig artikel 25 nonies wordt opgelegd indien de gevraagde informatie niet volledig wordt verstrekt;
(f) de geldboete die overeenkomstig artikel 25 octies in combinatie met bijlage III, punt V, onder a), wordt opgelegd indien de antwoorden op vragen onjuist of misleidend zijn; en
(g) het recht tegen het besluit bezwaar aan te tekenen bij de bezwaarcommissie van ESMA en het recht op beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie ("Hof van Justitie") tegen het besluit overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.
4. De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de gevraagde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de gevraagde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig verantwoordelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.
5. ESMA zendt onverwijld een kopie van het eenvoudig verzoek of van haar besluit aan de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land waar de in lid 1 bedoelde door het verzoek om informatie betroffen personen woonachtig of gevestigd zijn.
Artikel 25 quinquies
Algemene onderzoeken
1. Om haar taken krachtens deze verordening te vervullen, kan ESMA de nodige onderzoeken naar tier 2-CTP's verrichten. In dit verband zijn de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen bevoegd:
(a) alle vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken die relevant zijn voor het vervullen van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;
(b) voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke vastleggingen, gegevens, procedures en ander materiaal;
(c) alle tier 2-CTP's of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken om mondelinge of schriftelijke toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het onderwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;
(d) alle andere natuurlijke en rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;
(e) overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.
2. De door ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde functionarissen en andere personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. In die machtiging worden tevens de dwangsommen vermeld die overeenkomstig artikel 25 nonies worden opgelegd indien de vereiste vastleggingen, gegevens, procedures of ander materiaal of de antwoorden op aan tier 2-CTP's gestelde vragen niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de geldboeten die overeenkomstig artikel 25 octies in combinatie met bijlage III, punt V, onder b), worden opgelegd indien de antwoorden op aan tier 2-CTP's gestelde vragen onjuist of misleidend zijn.
3. Tier 2-CTP's zijn verplicht zich aan op grond van een besluit van ESMA ingestelde onderzoeken te onderwerpen. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 25 nonies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit in beroep te gaan.
4. Alvorens een tier 2-CTP van een onderzoek in kennis te stellen, brengt ESMA de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land waar het onderzoek moet plaatsvinden op de hoogte van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen kunnen op verzoek van ESMA worden bijgestaan door functionarissen van de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land bij het vervullen van hun taken. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land mogen ook bij de onderzoeken aanwezig zijn. Onderzoeken overeenkomstig dit artikel worden gevoerd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land daartegen geen bezwaar maakt.
5. Indien het toepasselijke nationale recht voorschrijft dat voor een van de in lid 1 bedoelde verzoeken de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
Artikel 25 sexies
Inspecties ter plaatse
1. Om haar taken krachtens deze verordening te vervullen, kan ESMA alle nodige inspecties ter plaatse in alle bedrijfsruimten van tier 2-CTP's verrichten. De betrokken centrale bank van uitgifte wordt uitgenodigd om aan dergelijke inspecties ter plaatse deel te nemen.
2. De functionarissen en andere personen die door ESMA gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse uit te voeren, kunnen de bedrijfsruimten of terreinen van onder het onderzoeksbesluit van ESMA vallende rechtspersonen betreden en hebben alle in artikel 25 quinquies, lid 1, bepaalde bevoegdheden. Zij zijn tevens bevoegd tot het verzegelen van alle bedrijfsruimten en boeken of vastleggingen van het bedrijf voor de duur van en voor zover nodig voor de inspectie.
3. ESMA stelt de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land waar de inspectie moet worden verricht, voldoende tijd vóór de inspectie hiervan in kennis. Wanneer dit voor het behoorlijk en efficiënt verrichten van de inspectie nodig is, kan ESMA, na de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land daarvan op de hoogte te hebben gebracht, de inspectie ter plaatse verrichten zonder voorafgaande kennisgeving aan de CTP. Inspecties overeenkomstig dit artikel worden verricht op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land daartegen geen bezwaar maakt.
De functionarissen van ESMA en andere personen die door ESMA gemachtigd zijn om een inspectie ter plaatse uit te voeren, oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie zijn vermeld alsmede de dwangsommen die overeenkomstig artikel 25 nonies worden opgelegd wanneer de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen.
4. Tier 2-CTP's onderwerpen zich aan bij besluit van ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 25 nonies worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie tegen het besluit in beroep te gaan.
5. De functionarissen van de bevoegde autoriteit van het derde land waar de inspectie moet worden verricht, alsook door deze autoriteit gemachtigde of aangewezen personen kunnen op verzoek van ESMA de functionarissen van ESMA en andere door ESMA gemachtigde personen actief bijstand verlenen. Functionarissen van de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land mogen eveneens bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.
6. ESMA kan bevoegde autoriteiten van derde landen tevens vragen namens haar specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bedoeld in dit artikel en in artikel 25 quinquies, lid 1.
7. Als de door ESMA gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen vaststellen dat een persoon zich tegen een overeenkomstig dit artikel gelaste inspectie verzet, kan de bevoegde autoriteit van het derde land de nodige bijstand verlenen om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige handhavingsautoriteit.
8. Indien het toepasselijke nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 7 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie vereist is, wordt die toestemming gevraagd. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.
Artikel 25 septies
Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten
1. Indien ESMA bij het vervullen van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het bestaan van feiten die een of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken zouden kunnen vormen, wijst ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de aangelegenheid te onderzoeken. De aangewezen functionaris mag niet direct of indirect betrokken zijn geweest bij de erkenning van of het toezichtproces op de betrokken CTP en vervult zijn taken onafhankelijk van ESMA.
2. De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermeende inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen van de aan het onderzoek onderworpen personen in aanmerking, waarna hij het volledige dossier met zijn bevindingen aan ESMA voorlegt.
Voor het vervullen van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid om informatie op te vragen overeenkomstig artikel 25 quater en om onderzoeken en inspecties ter plaatse te verrichten overeenkomstig de artikelen 25 quinquies en 25 sexies. Bij de uitoefening van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan het bepaalde in artikel 25 quater, lid 4.
Bij het verrichten van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die ESMA bij haar activiteiten vergaard heeft.
3. Na de afronding van zijn onderzoek en alvorens het dossier met zijn bevindingen aan ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de aan het onderzoek onderworpen personen in de gelegenheid over de onderzochte punten van bezwaar te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op de feiten ten aanzien waarvan de betrokken personen de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.
Het recht van verweer van de betrokken personen wordt in de loop van het onderzoek uit hoofde van dit artikel ten volle geëerbiedigd.
4. Wanneer de onderzoeksfunctionaris het dossier met zijn bevindingen aan ESMA voorlegt, stelt hij de aan het onderzoek onderworpen personen in kennis van dat feit. De aan het onderzoek onderworpen personen zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.
5. ESMA besluit op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de aan het onderzoek onderworpen personen op hun verzoek overeenkomstig artikel 25 decies te hebben gehoord, of door de aan het onderzoek onderworpen personen al dan niet een of meer van de in bijlage III vermelde inbreuken zijn gepleegd, en in voorkomend geval neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 25 quindecies en legt zij overeenkomstig artikel 25 octies een geldboete op.
6. De onderzoeksfunctionaris neemt niet aan de beraadslagingen van ESMA deel en mengt zich in het geheel niet in het besluitvormingsproces van ESMA.
7. De Commissie stelt overeenkomstig artikel 82 bij gedelegeerde handelingen nadere procedureregels vast voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten en dwangsommen, zoals bepalingen inzake het recht van verweer, termijnbepalingen en de inning van geldboeten of dwangsommen, verjaringstermijnen voor de oplegging en tenuitvoerlegging van sancties.
8. Indien ESMA bij het vervullen van haar taken krachtens deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van strafbare feiten, verwijst zij de zaak voor onderzoek en mogelijke strafrechtelijke vervolging door naar de bevoegde instanties. Bovendien ziet ESMA af van het opleggen van geldboeten of dwangsommen wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.
Artikel 25 octies
Geldboeten
1. Indien ESMA overeenkomstig artikel 25 septies, lid 5, tot de bevinding komt dat een CTP, opzettelijk of uit onachtzaamheid, een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, legt zij bij besluit een geldboete op overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
Een inbreuk door een CTP wordt geacht opzettelijk te zijn gepleegd, indien ESMA objectieve elementen vindt die erop wijzen dat de CTP of het hoger management van de CTP doelbewust handelde om de inbreuk te plegen.
2. De basisbedragen van de in lid 1 bedoelde geldboeten zijn tot tweemaal het bedrag van de verkregen winst of het vermeden verlies dankzij de overtreding, wanneer die kunnen worden vastgesteld, of tot 10 % van de totale jaaromzet, zoals omschreven in het desbetreffende Unierecht, over het voorgaande boekjaar van een rechtspersoon.
3. De in lid 2 vermelde basisbedragen worden zo nodig onder inaanmerkingneming van verzwarende of verzachtende factoren met de in bijlage IV bepaalde coëfficiënten aangepast.
De desbetreffende verzwarende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzwarende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzwarende coëfficiënt resulteert, aan het basisbedrag toegevoegd.
De desbetreffende verzachtende coëfficiënten worden één voor één op het basisbedrag toegepast. Indien er meer dan één verzachtende coëfficiënt van toepassing is, wordt het verschil tussen het basisbedrag en het bedrag dat uit de toepassing van elke afzonderlijke verzachtende coëfficiënt resulteert, van het basisbedrag afgetrokken.
4. Niettegenstaande de leden 2 en 3 mag de geldboete niet meer bedragen dan 20 % van de jaaromzet van de betrokken CTP over het voorgaande boekjaar, maar is, wanneer de CTP direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat voordeel.
Indien een handeling of verzuim van een CTP meer dan één van de in bijlage III vermelde inbreuken vormt, wordt alleen de hoogste overeenkomstig de leden 2 en 3 met betrekking tot een van die inbreuken berekende geldboete toegepast.
Artikel 25 nonies
Dwangsommen
1. ESMA legt, bij besluit, dwangsommen op teneinde:
(a) een tier 2-CTP ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 25 quindecies, lid 1, onder a), genomen besluit;
(b) een in artikel 25 ter, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen de volledige informatie te verstrekken die bij een besluit uit hoofde van artikel 25 ter wordt verlangd;
(c) een tier 2-CTP ertoe te dwingen:
i) zich aan een onderzoek te onderwerpen en in het bijzonder volledige vastleggingen, gegevens, procedures of ander vereist materiaal te verstrekken en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een bij een besluit uit hoofde van artikel 25 quinquies ingesteld onderzoek is verstrekt; of
ii) zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 25 sexies gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.
2. Een dwangsom is doeltreffend en proportioneel. De dwangsom wordt opgelegd voor elke dag van vertraging.
3. Niettegenstaande lid 2 bedraagt de dwangsom 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorgaande boekjaar of, voor natuurlijke personen, 2 % van hun gemiddelde inkomsten per dag in het voorgaande kalenderjaar. De dwangsom wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van een dwangsom bepaalde datum.
4. Een dwangsom wordt opgelegd voor een termijn van maximaal zes maanden na de kennisgeving van het besluit van ESMA. Na het verstrijken van de termijn herbeziet ESMA de maatregel.
Artikel 25 decies
Horen van de betrokken personen
1. Alvorens een besluit betreffende een boete of een dwangsom op grond van de artikelen 25 octies en 25 nonies te nemen, stelt ESMA de personen die aan een procedure worden onderworpen in de gelegenheid te worden gehoord met betrekking tot haar bevindingen. ESMA baseert haar besluiten slechts op bevindingen waarover de aan de procedure onderworpen personen in de gelegenheid zijn gesteld hun opmerkingen te maken.
2. Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun zakengeheimen. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne documenten van ESMA.
Artikel 25 undecies
Openbaarmaking, aard, tenuitvoerlegging en toewijzing van de geldboeten en dwangsommen
1. ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 25 octies en 25 nonies opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële markten ernstig in gevaar zou brengen of onevenredige schade zou toebrengen aan de betrokken partijen. Deze openbaarmaking behelst geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001.
2. Overeenkomstig de artikelen 25 octies en 25 nonies opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een administratief karakter.
3. Indien ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, brengt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land hiervan op de hoogte onder vermelding van de redenen voor haar besluit.
4. De overeenkomstig de artikelen 25 octies en 25 nonies genomen besluiten tot oplegging van geldboeten en dwangsommen vormen executoriale titel.
De tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de lidstaat of het derde land op het grondgebied waarvan zij plaatsvindt.
5. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden toegewezen aan de algemene begroting van de Europese Unie.
Artikel 25 duodecies
Toetsing door het Hof van Justitie
Het Hof van Justitie heeft volledige rechtsbevoegdheid om besluiten waarbij ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd, te toetsen. Het kan de opgelegde geldboete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.
Artikel 25 terdecies
Wijzigingen van bijlage IV
Om rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 82 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot maatregelen tot wijziging van bijlage IV.
Artikel 25 quaterdecies
Intrekking van de erkenning
1. Onverminderd artikel 25 quindecies en met inachtneming van de volgende leden, trekt ESMA een overeenkomstig artikel 25 vastgesteld erkenningsbesluit in, wanneer:
(a) de betrokken CTP binnen zes maanden geen gebruik maakt van de erkenning, uitdrukkelijk afstand van de vergunning doet of sinds meer dan zes maanden haar diensten of activiteiten heeft gestaakt;
(b) de betrokken CTP de erkenning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;
(c) de betrokken CTP niet langer aan de voorwaarden voor erkenning overeenkomstig artikel 25, lid 2 ter, voldoet;
(d) de in artikel 25, lid 6, bedoelde uitvoeringshandeling is ingetrokken of geschorst, of aan een van de daaraan verbonden voorwaarden niet langer is voldaan.
ESMA kan de intrekking van de erkenning beperken tot een bepaalde dienst, activiteit of klasse financiële instrumenten.
Bij de vaststelling van de datum van inwerkingtreding van het besluit tot intrekking van de erkenning tracht ESMA de verstoring van de markten zo beperkt mogelijk te houden.
2. Wanneer ESMA van oordeel is dat het in lid 1, onder c), bedoelde criterium is vervuld met betrekking tot een CTP, brengt zij die CTP en de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land daarvan op de hoogte voordat zij een erkenningsbesluit intrekt, en vraagt zij dat binnen een vastgestelde termijn van ten hoogste drie maanden passende maatregelen worden genomen om de situatie te verhelpen.
Indien ESMA vaststelt dat binnen de vastgestelde termijn geen maatregelen zijn genomen of dat de genomen maatregelen niet passend zijn, trekt zij de erkenning in.
3. ESMA stelt de bevoegde autoriteit van het betrokken derde land zonder onnodige vertraging in kennis van een besluit tot intrekking van de erkenning van een erkende CTP.
4. Een in artikel 25, lid 3, bedoelde autoriteit die van oordeel is dat aan een van de in lid 1 bedoelde voorwaarden voldaan is, kan ESMA verzoeken om te onderzoeken of aan de voorwaarden voor de intrekking van de erkenning van een erkende CTP voldaan is. Indien ESMA besluit de erkenning van de betrokken erkende CTP niet in te trekken, motiveert zij dit besluit omstandig aan de verzoekende autoriteit.
Artikel 25 quindecies
Toezichtmaatregelen
1. Indien ESMA overeenkomstig artikel 25 septies, lid 5, tot de bevinding komt dat een tier 2-CTP een van de in bijlage III vermelde inbreuken heeft gepleegd, neemt zij een of meer van de volgende besluiten:
(a) het verzoek aan de CTP om een einde te maken aan de inbreuk;
(b) het opleggen van geldboeten krachtens artikel 25 octies;
(c) het uitgeven van bekendmakingen aan het publiek;
(d) de intrekking van de erkenning van een CTP op grond van artikel 25 quaterdecies.
2. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk en neemt daarbij de volgende criteria in aanmerking:
(a) de duur en frequentie van de inbreuk;
(b) of de inbreuk ernstige of systeemzwakheden binnen de procedures van de CTP of in haar managementsystemen of interne controlemechanismen aan het licht heeft gebracht;
(c) of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is dan wel op enige andere wijze toe te schrijven is aan de inbreuk;
(d) of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gepleegd.
3. Zonder onnodige vertraging stelt ESMA de betrokken CTP in kennis van alle besluiten die op grond van lid 1 zijn vastgesteld, en deelt zij die besluiten mee aan de bevoegde autoriteiten van het betrokken derde land en aan de Commissie. Zij maakt dergelijke besluiten publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop de besluiten zijn vastgesteld.
Bij de openbaarmaking van een besluit als bedoeld in de eerste alinea vermeldt ESMA tevens dat de betrokken CTP bezwaar kan aantekenen tegen het besluit evenals, in voorkomend geval, dat een dergelijk bezwaar is aangetekend, daarbij vermeldend dat het bezwaar evenwel geen schorsende werking heeft, alsook dat de bezwaarcommissie van ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan opschorten.";
11.artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
(a)lid 1 wordt vervangen door:
"1. Een CTP toetst regelmatig de modellen en parameters die zij heeft vastgesteld om haar marginvereisten, bijdragen in het wanbetalingsfonds en zekerheidsvereisten te berekenen, alsook haar andere mechanismen voor risicobeheersing. Zij onderwerpt haar modellen aan strenge stresstests om hun veerkracht te testen in extreme maar plausibele marktomstandigheden, en voert backtests uit om de betrouwbaarheid van de vastgestelde methode te beoordelen. De CTP verkrijgt onafhankelijke validatie, brengt haar bevoegde autoriteit en ESMA op de hoogte van de resultaten van de uitgevoerde tests en verkrijgt de validatie van de bevoegde autoriteit overeenkomstig lid 1 bis alvorens aanmerkelijke wijzigingen van de modellen en parameters mogen worden vastgesteld.
De vastgestelde modellen en parameters, met inbegrip van alle aanmerkelijke wijzigingen daarvan, vormen het voorwerp van een advies van het college overeenkomstig de volgende leden.
ESMA zorgt ervoor dat de informatie betreffende de resultaten van de stresstests aan de ESA's, de ESCB en het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds wordt doorgegeven om hen in staat te stellen de blootstelling van financiële instellingen aan de wanbetaling van CTP's te beoordelen.";
(b)de volgende leden 1 bis, 1 ter, 1 quater, 1 quinquies, 1 sexies en 1 septies worden ingevoegd:
"1 bis. Indien een CTP voornemens is een aanmerkelijke wijziging van de in lid 1 bedoelde modellen en parameters vast te stellen, dient zij bij de bevoegde autoriteit een aanvraag tot validatie van die wijziging in. De CTP voegt bij haar aanvraag een onafhankelijke validatie van de voorgenomen wijziging.
1 ter. Binnen 30 werkdagen na ontvangst van de aanvraag, verricht de bevoegde autoriteit, in overleg met ESMA, een risicobeoordeling van de CTP en dient zij een verslag in bij het overeenkomstig artikel 18 opgerichte college.
1 quater. Binnen 15 werkdagen na ontvangst van het in lid 1 ter bedoelde verslag stelt het college overeenkomstig artikel 19, lid 3, een meerderheidsadvies vast.
1 quinquies. Binnen 60 werkdagen na ontvangst van de in lid 1 bis bedoelde aanvraag deelt de bevoegde autoriteit de CTP schriftelijk onder opgaaf van alle redenen mee of de validatie is verleend dan wel geweigerd.
1 sexies. De CTP mag geen in lid 1 bedoelde aanmerkelijke wijziging van de modellen en parameters vaststellen voordat zij de in lid 5 bedoelde validatie heeft verkregen. De bevoegde autoriteit van de CTP kan, met akkoord van ESMA, in naar behoren gemotiveerde gevallen een voorlopige vaststelling van een aanmerkelijke wijziging van die modellen of parameters toestaan voorafgaand aan haar validatie.";
12.aan artikel 89 worden de volgende leden toegevoegd:
"3 bis. ESMA oefent haar bevoegdheden uit hoofde van artikel 25, leden 2 bis, 2 ter en 2 quater, niet uit tot [datum invoegen van inwerkingtreding van de gedelegeerde handeling bedoeld in de tweede alinea van lid 3 van dat artikel].
3 ter. ESMA toetst de erkenningsbesluiten die vóór [inwerkingtreding van deze verordening] op grond van artikel 25, lid 1, zijn vastgesteld, binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van de in artikel 25, lid 2 ter, tweede alinea, bedoelde gedelegeerde handeling, overeenkomstig artikel 25, lid 5.";
13.de teksten in de bijlage bij deze verordening worden toegevoegd als de bijlagen III en IV.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg,
Voor het Europees Parlement
Voor de Raad
De voorzitter
De voorzitter
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
1.4.Doelstelling(en)
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.6.Duur en financiële gevolgen
1.7.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financieel kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
1.4.Doelstelling(en)
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.6.Duur en financiële gevolgen
1.7.Beheersvorm(en)
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financieel kader
3.2.5.Bijdragen van derden
3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
FINANCIEEL MEMORANDUM
1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
1.1.Benaming van het voorstel/initiatief
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de procedures en betrokken autoriteiten voor de vergunningverlening aan CTP’s en de vereisten voor de erkenning van CTP’s uit derde landen.
1.2.Betrokken beleidsterrein(en)
Interne Markt - Financiële markten
1.3.Aard van het voorstel/initiatief
X Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie
◻ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie
1.4.Doelstelling(en)
1.4.1.De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie
Bijdragen tot een diepere en eerlijkere interne markt.
1.4.2.Specifieke doelstelling(en)
Specifieke doelstelling nr.
2.5 Het financiële regelgevingskader wordt geëvalueerd, naar behoren uitgevoerd en gehandhaafd in de hele EU.
2.6 De financiële instellingen kunnen verliezen en liquiditeitsschokken opvangen, de financiëlemarktinfrastructuren zijn stabiel en werken doeltreffend, en structurele en conjuncturele macroprudentiële risico's worden proactief aangepakt.
1.4.3.Verwachte resulta(a)t(en) en gevolg(en)
Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.
Versterkt toezicht op CTP's op EU-niveau.
Grotere rol voor de centrale banken van uitgifte in het toezicht op CTP's.
Beter vermogen van de EU om risico's van CTP's uit derde landen te monitoren, te identificeren en te beperken.
1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren
Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.
Mogelijke indicatoren:
•
het aantal CTP’s dat zich in de herstel- of afwikkelingsfase bevindt;
•
het aantal keren dat het mechanisme voor geschillenbeslechting is gebruikt door nationale bevoegde autoriteiten;
•
het aantal inspecties ter plaatse bij CTP’s uit derde landen;
•
het aantal erkende CTP’s uit derde landen;
•
het aantal inbreuken op gelijkwaardigheids- en/of erkenningsvoorwaarden door CTP’s uit derde landen;
•
de geraamde kosten voor EU-tegenpartijen.
1.5.Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien
Sinds de vaststelling van EMIR is het volume van CTP-activiteit – in de EU en wereldwijd – snel gegroeid, zowel in omvang als in reikwijdte. Deze uitbreiding van de activiteit van CTP's zal de komende jaren wellicht aanhouden, aangezien verdere clearingverplichtingen worden ingevoerd en de stimulansen om de risico's en kosten te beperken tot aanvullende vrijwillige clearing leiden. Het aantal CTP's is echter relatief beperkt gebleven. Bijgevolg zijn de clearingmarkten in de hele EU geïntegreerd en zijn ze sterk geconcentreerd in bepaalde activaklassen. Ze kennen ook een sterke verwevenheid.
Uit hoofde van EMIR staan CTP's uit de EU onder het toezicht van colleges van nationale toezichthouders, de ESMA, de betrokken leden van het ESCB en andere betrokken autoriteiten. Deze regelingen roepen diverse vragen op: CTP's in individuele lidstaten worden steeds belangrijker voor het financiële stelsel van de EU als geheel; uiteenlopende toezichtpraktijken kunnen leiden tot risico's op regelgevings- en toezichtarbitrage; en de rol van centrale banken komt in de CTP-colleges niet voldoende uit de verf. CTP's uit derde landen clearen echter een grote hoeveelheid in EU-munten luidende instrumenten. Dit creëert de volgende problemen: tekortkomingen in het systeem voor gelijkwaardigheid en erkenning in EMIR met betrekking tot doorlopend toezicht; mogelijke discrepanties tussen de doelstellingen van toezichthouders en centrale banken; en het mechanisme voor doorlopende monitoring van de regels van derde landen.
Het voorstel moet deze problemen aanpakken.
1.5.2.Toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, o.a. coördinatiewinst, rechtszekerheid, een grotere doeltreffendheid en complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder "toegevoegde waarde van de betrokkenheid van de Unie" verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die zou zijn gecreëerd indien alleen de lidstaat een maatregel had getroffen.
Redenen voor maatregelen op Europees niveau (vooraf):
EMIR bepaalt het toezichtkader dat van toepassing is op zowel in de EU gevestigde CTP’s als op CTP’s uit derde landen die clearingdiensten verrichten voor in de EU gevestigde clearingleden of handelsplatforms. Uit hoofde van EMIR speelt de lidstaat waar de CTP gevestigd is een belangrijke rol in de toezichtregelingen. De lidstaten en de nationale toezichthouders alleen kunnen evenwel geen oplossing bieden voor de systeemrisico’s van sterk geïntegreerde en verweven CTP’s die grensoverschrijdend actief zijn, buiten het toepassingsgebied van nationale rechtsstelsels. Bovendien kunnen de lidstaten niet op eigen houtje de risico’s beperken die voortvloeien uit de verschillen in nationale toezichtpraktijken. De lidstaten en de nationale autoriteiten kunnen niet op zichzelf de systeemrisico’s aanpakken die CTP’s uit derde landen kunnen creëren voor de financiële stabiliteit van de EU als geheel.
Verwachte gegenereerde toegevoegde waarde van de Unie (achteraf):
Het voorstel moet de samenhang verbeteren en de toezichtregelingen voor in de EU gevestigde CTP's versterken en de autoriteiten van de EU in staat stellen om de risico's die voortvloeien uit de blootstelling van de EU aan CTP's uit derde landen beter te monitoren en te beperken. Dit zal het reeds lage (maar zeer ingrijpende) risico op een CTP-faillissement nog verder helpen te verkleinen en de algemene stabiliteit van het financiële stelsel van de EU versterken. Het versterkte toezichtkader zal ook zorgen voor meer rechts- en economische zekerheid.
1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan
Het voorstel bouwt voort op de vroegere ervaring met EMIR, met name wat betreft de werking van de EU-toezichtregeling voor CTP's en het huidige gelijkwaardigheidskader voor CTP's uit derde landen, om waar nodig vereisten van het juiste niveau vast te stellen. Zie punt 1.5.1 voor verdere informatie.
1.5.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten
De doelstellingen van het initiatief stroken met een aantal andere EU-beleidslijnen en lopende initiatieven die gericht zijn op: (i) het vestigen van de nodige aandacht op het systeembelang van CTP’s, (ii) het ontwikkelen van de kapitaalmarktenunie (KMU); (iii) het vergroten van de efficiëntie en doeltreffendheid van het toezicht op EU-niveau, zowel binnen als buiten de EU; en (iv) het bevorderen van centrale clearing.
Ten eerste is dit initiatief in overeenstemming met het in november 2016 aangenomen voorstel van de Commissie voor een verordening inzake het herstel en de afwikkeling van CTP’s. Dat voorstel beoogt te verzekeren dat Europese en nationale autoriteiten voorbereid zijn om faillerende CTP's aan te pakken, de financiële stabiliteit te handhaven en te vermijden dat de kosten voor de herstructurering en de afwikkeling van faillerende CTP’s worden afgewenteld op de belastingbetaler. Voor het onwaarschijnlijke geval dat CTP’s in zwaar weer terechtkomen of failliet gaan, beoogt het voorstel van de Commissie ervoor te zorgen dat de kritieke functies van CTP’s behouden blijven, terwijl de financiële stabiliteit gevrijwaard wordt en wordt vermeden dat de kosten voor de herstructurering en de afwikkeling van faillerende CTP’s worden afgewenteld op de belastingbetaler. De regelingen voor crisisbeheersing voor het herstel en de afwikkeling van CTP’s in dat voorstel zijn gebaseerd op de beste bestaande regelingen voor crisispreventie (d.w.z. voor de regulering van en het toezicht op CTP’s) in het kader van EMIR. Door het toezicht op CTP’s in het kader van EMIR verder te verbeteren, moet de kans, hoe klein ook, dat herstel- en afwikkelingsmaatregelen moeten worden genomen, nog kleiner worden.
Ten tweede is het voorstel consistent met de voortdurende inspanningen van de Commissie om de KMU verder te ontwikkelen. Verdere convergentie van het toezicht op CTP’s op EU-niveau kan bijdragen tot de ontwikkeling van hechtere en beter geïntegreerde kapitaalmarkten, aangezien efficiëntere en robuustere CTP’s van essentieel belang zijn voor een goed functionerende KMU. De noodzaak om de kapitaalmarkten van de EU verder te ontwikkelen en te integreren, werd benadrukt in de mededeling van september 2016 over de KMU. Omgekeerd zou het ontstaan van grotere en meer liquide financiële markten dankzij de KMU ertoe leiden dat nog meer transacties via CTP’s worden gecleard, waardoor de systeemrelevantie van CTP's zou toenemen. Gezien de mogelijk grotere volumes alsmede de huidige risico’s op regelgevings- en toezichtarbitrage zijn verdere verbeteringen van het toezichtkader nodig om te zorgen voor een sterke en stabiele KMU.
Ten derde spoort dit voorstel met de in maart 2017 door de Commissie gestarte raadpleging over de activiteiten van de Europese toezichthoudende autoriteiten (ETA’s), met het oog op het versterken en verbeteren van de doeltreffendheid en efficiëntie van de ETA’s.
Ten vierde strookt het voorstel met de ervaring van DG FISMA bij de uitvoering en handhaving van bepalingen van derde landen in de financiële wetgeving van de EU, zoals aangegeven in het werkdocument van de Commissie over gelijkwaardigheid. Het werkdocument bevat een feitelijk overzicht van het gelijkwaardigheidsproces met derde landen in de EU-wetgeving voor financiële diensten. Het beschrijft de ervaring van DG FISMA met de uitvoering en handhaving van bepalingen van derde landen in de financiële wetgeving van de EU. Ook worden in het document de belangrijkste aspecten van gelijkwaardigheid uit de doeken gedaan (bv. uitoefening van bevoegdheden, beoordeling, monitoring achteraf) en wordt meer duidelijkheid verschaft over hoe DG FISMA deze taken in de praktijk uitvoert.
Ten vijfde hangt dit voorstel samen met het in november 2016 aangenomen voorstel van de Commissie tot wijziging van de verordening kapitaalvereisten (CRR). Het voorstel beoogt de initiële margins voor centraal geclearde derivatentransacties die clearingleden in contanten van hun klanten ontvangen en doorgeven aan CTP’s, buiten de berekening van de drempels voor de hefboomratio te houden. Zo zal toegang tot clearing gemakkelijker worden – aangezien de kapitaalvereisten voor het verstrekken van cliënten- of indirecte clearingdiensten lager zullen worden – hetgeen eens te meer het belang van CTP’s in het financiële stelsel vergroot.
1.6.Duur en financiële gevolgen
◻ Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur
–◻
Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ
–◻
Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ
X Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur
–Uitvoering met een opstartperiode vanaf de inwerkingtreding van de verordening tot twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening,
–gevolgd door een volledige uitvoering.
1.7.Beheersvorm(en)
◻ Direct beheer door de Commissie
–◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie:
–◻
door de uitvoerende agentschappen
◻ Gedeeld beheer met de lidstaten
X Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:
–◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;
–◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);
–◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;
–☑ de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;
–◻ publiekrechtelijke organen;
–◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;
–◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;
–◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.
–Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".
Opmerkingen
2.BEHEERSMAATREGELEN
2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen
Vermeld frequentie en voorwaarden.
Conform reeds bestaande regelingen brengt de ESMA periodiek verslag uit over haar werkzaamheden (met inbegrip van interne rapportage aan de hoogste leiding, MB-rapportage en een zesmaandelijks activiteitenverslag aan de raad van toezicht en de opstelling van het jaarverslag) en wordt zij onderworpen aan audits van de Rekenkamer en de Dienst Interne Audit wat haar gebruik van middelen betreft. Bij de monitoring en verslaglegging in verband met de thans voorgestelde maatregelen zullen dezelfde, reeds geldende voorschriften in acht worden genomen.
2.2.Beheers- en controlesysteem
2.2.1.Mogelijke risico's
Met betrekking tot het juridische, economische, efficiënte en doeltreffende gebruik van kredieten als gevolg van het voorstel, wordt verwacht dat het voorstel niet zal leiden tot nieuwe risico’s die momenteel niet door een bestaand internecontrolekader zouden worden gedekt.
2.2.2.Informatie over het ingestelde systeem voor interne controle
De beheers- en controlesystemen waarin de ESMA-verordening voorziet, zijn reeds tot stand gebracht. De ESMA werkt nauw samen met de Dienst Interne Audit van de Commissie om ervoor te zorgen dat op alle terreinen van interne controles aan de toepasselijke normen wordt voldaan. Deze regelingen gelden ook ten aanzien van de rol van de ESMA in het kader van dit voorstel. Er worden jaarlijkse internecontroleverslagen toegezonden aan de Commissie, het Parlement en de Raad.
2.2.3.Raming van de kosten en baten van de controles en evaluatie van het verwachte foutenrisico
2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden
Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.
Met het oog op de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige handelingen is Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) zonder beperkingen op de ESMA van toepassing.
De ESMA moet toetreden tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en onverwijld passende voorzieningen treffen die op alle personeelsleden van de ESMA van toepassing zijn.
In de financieringsbesluiten en de overeenkomsten en tenuitvoerleggingsinstrumenten moet uitdrukkelijk worden bepaald dat de Rekenkamer en OLAF alle nodige controles ter plaatse mogen uitvoeren bij de begunstigden van door de ESMA toegekende financiering en bij het personeel dat verantwoordelijk is om de financiering toe te kennen.
3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF
3.1.Rubriek(en) van het meerjarige financieel kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven
·Bestaande begrotingsonderdelen
In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financieel kader en de begrotingsonderdelen.
Rubriek van het meerjarige financieel kader:
|
Begrotingsonderdeel
|
Soort
krediet
|
Bijdrage
|
|
Nummer
[…][Omschrijving………………………...……………]
|
GK/NGK.
|
van EVA-landen
|
van kandidaat-lidstaten
|
van derde landen
|
in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement
|
1a
|
12.02 06 ESMA
|
GK
|
JA
|
NEEN
|
NEEN
|
NEEN
|
3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven
Dit wetgevingsinitiatief heeft de volgende gevolgen voor de uitgaven:
1. De aanwerving van 47 nieuwe tijdelijke functionarissen bij de ESMA (vanaf augustus 2018). Zie de bijlage voor meer informatie over haar rol en de manieren waarop de kosten werden berekend.
2. De kosten van deze nieuwe tijdelijke functionarissen zullen volledig worden gefinancierd met vergoedingen die bij de sector worden geïnd (geen gevolgen voor de EU-begroting). Gelet op de veronderstelling dat de aanneming en de inwerkingtreding van het voorstel midden 2018 zouden plaatsvinden, en het feit dat de Commissie een gedelegeerde handeling zou moeten voorbereiden waarin de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding is vereist, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop ze moeten worden betaald, nader worden bepaald, zullen er echter vóór ten vroegste midden 2019 geen vergoedingen worden geïnd. Aangezien de ESMA echter kosten zou maken op grond van de verordening vanaf de inwerkingtreding van de verordening, moet er in 2018 en 2019 aanvullende begroting van de EU worden verkregen om ten minste de eerste twaalf werkingsmaanden na de inwerkingtreding van de verordening te dekken.
De te innen vergoedingen zullen ook de kosten dekken die vanaf 2018 worden gemaakt, waardoor de ESMA ten laatste in 2020 het door de EU voorgeschoten bedrag zal kunnen terugbetalen.
Die aanvullende begroting moet uit de algemene begroting komen, aangezien de begroting van DG FISMA een dergelijk bedrag niet kan dekken.
3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven
in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)
Rubriek van het meerjarige financieel
kader
|
Nummer
|
Rubriek 1a Concurrentievermogen ter bevordering van groei en werkgelegenheid
|
DG: FISMA
|
|
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
• Beleidskredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
12.02 06
|
Vastleggingen
|
(1)
|
4 310 555
|
7 788 789
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(2)
|
4 310 555
|
7 788 789
|
|
|
|
|
|
Nummer begrotingsonderdeel
|
Vastleggingen
|
(1a)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(2a)
|
|
|
|
|
|
|
|
Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
Nummer begrotingsonderdeel
|
|
(3)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
voor DG FISMA
|
Vastleggingen
|
= 1+1a+3
|
4 310 555
|
7 788 789
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
= 2+2a
+3
|
4 310 555
|
7 788 789
|
|
|
|
|
|
• TOTAAL beleidskredieten
|
Vastleggingen
|
(4)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
(5)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten
|
(6)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK <….>
van het meerjarige financieel kader
|
Vastleggingen
|
= 4+6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
= 5+6
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Rubriek van het meerjarige financieel
kader
|
5
|
"Administratieve uitgaven"
|
in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
DG: <…….>
|
• Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
• Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL DG <…….>
|
Kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL kredieten
onder RUBRIEK 5
van het meerjarige financieel kader
|
(totaal vastleggingen = totaal betalingen)
|
|
|
|
|
|
|
|
|
in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
TOTAAL kredieten
onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5
van het meerjarige financieel kader
|
Vastleggingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Betalingen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Vastleggingskredieten, in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)
Vermeld doelstellingen en outputs
⇩
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
|
OUTPUTS
|
|
Soort
|
Gem. kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Aantal
|
Kosten
|
Totaal aantal
|
Totale kosten
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 …
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 …
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- Output
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTALE KOSTEN
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten
3.2.3.1.Samenvatting
–☑
Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
TOTAAL
|
RUBRIEK 5
van het meerjarige financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere administratieve uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal RUBRIEK 5
van het meerjarige financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Personele middelen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Andere administratieve
uitgaven
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Subtotaal
buiten RUBRIEK 5
van het meerjarige financieel kader
|
|
|
|
|
|
|
|
|
De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften
–◻
Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig
–X
Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:
Raming in voltijdequivalenten
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar 2020
|
Jaar 2021
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)
|
|
|
XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 01 02 (delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 01 (onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 01 (eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
• Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)
|
XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 04 jj
|
- zetel
|
|
|
|
|
|
|
|
|
- delegaties
|
|
|
|
|
|
|
|
XX 01 05 02 (AC, END, INT - Onderzoek door derden)
|
|
|
|
|
|
|
|
10 01 05 02 (AC, END, SNE – Eigen onderzoek)
|
|
|
|
|
|
|
|
Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
|
XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.
Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.
Beschrijving van de uit te voeren taken:
Ambtenaren en tijdelijk personeel
|
n.v.t.
|
Extern personeel
|
n.v.t.
|
3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financieel kader
–◻
Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financieel kader
–X
Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financieel kader
Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
Er is een herprogrammering nodig van ESMA-begrotingsonderdeel 12.02.06. Hoewel de volledige geplande bedragen (zie de bijlage voor nadere informatie) door vergoedingen van CTP's uit de EU en uit derde landen zullen worden gedekt, zal een voorschot uit de EU-begroting nodig zijn om de gemaakte kosten tijdens ten minste de eerste zes werkingsmaanden (d.w.z. begroting 2018) en ten hoogste de eerste twaalf werkingsmaanden te dekken.
Na de aanneming van het voorstel zal de Commissie een gedelegeerde handeling moeten vaststellen waarin de methodologie voor de berekening en de inning van de vergoedingen van CTP's uit de EU en uit derde landen nader wordt bepaald. Er zullen pas vergoedingen kunnen worden geïnd na een verklaring van geen bezwaar van het Europees Parlement en de Raad en publicatie in het Publicatieblad. Die kosten zouden niettemin mettertijd kunnen worden teruggevorderd.
–◻
Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financieel kader.
Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.
[…]
3.2.5.Bijdragen van derden
–Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.
–Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:
Kredieten in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)
|
Jaar
2018
|
Jaar
2019
|
Jaar
2020
|
Jaar
2021
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Totaal
|
Medefinancieringsbron:
|
|
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL medegefinancierde kredieten
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Geraamde gevolgen voor de ontvangsten
–☑
Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.
–◻
Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:
–◻
voor de eigen middelen
–◻
voor de diverse ontvangsten
in miljoenen EUR (tot op drie decimalen)
Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:
|
Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten
|
Gevolgen van het voorstel/initiatief
|
|
|
Jaar
N
|
Jaar
N+1
|
Jaar
N+2
|
Jaar
N+3
|
Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)
|
Artikel ………….
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.
Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
Bijlage bij het financieel memorandum bij een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1095/2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 wat betreft de procedures en betrokken autoriteiten voor de vergunningverlening aan CTP’s en de vereisten voor de erkenning van CTP’s uit derde landen.
Voor de personeelsuitgaven zijn de kosten die op de door de ESMA te verrichten taken betrekking hebben, geraamd in overeenstemming met de kostenclassificatie in de ontwerpbegroting van de ESMA voor 2018. Deze ramingen zouden niettemin moeten worden herzien indien de financiering van de ETA's zou worden veranderd in een voorstel van de Commissie over de herziening van de ETA's.
Extra taken
Het voorstel van de Commissie behelst bepalingen waardoor de ESMA nieuwe of uitgebreidere taken krijgt. Ten eerste zal de ESMA een breder scala van toezichthoudende taken op zich moeten nemen met betrekking tot CTP's uit derde landen. Voor tier 1-CTP's zou dit een intensievere follow-up van het erkenningsproces met zich meebrengen, met mogelijk inspecties ter plaatse en directe vergaderingen met de CTP's. Voor tier 2-CTP's zou dit een feitelijk toezicht op de CTP's uit derde landen impliceren. De ESMA zou daarom over de nodige middelen moeten beschikken om die toezichthoudende activiteit uit te oefenen. Ten tweede zullen de personeelsleden voor de nieuw opgerichte CTP-bestuursvergadering worden gefinancierd uit de begroting van ESMA, met name de permanente leden van de CTP-bestuursvergadering. Ten derde zal de ESMA haar eigen aanvullende taken hebben ter ondersteuning van de werkzaamheden van de nieuw opgerichte CTP-bestuursvergadering, die meer convergentie tussen de toezichtpraktijken in de hele EU tot stand zal brengen. Ten slotte bevat het voorstel bepalingen waardoor de ESMA technisch advies zou moeten opstellen voor de voorbereiding van verschillende gedelegeerde handelingen van de Commissie die ervoor moeten zorgen dat uiterst technische bepalingen coherent worden uitgevoerd in de hele EU. Het kan niet worden uitgesloten dat op grond van de bestaande bevoegdheidsdelegaties in EMIR wijzigingen van bestaande technische regulerings- of uitvoeringsnormen kunnen worden voorgesteld om rekening te houden met de wijzigingen in dit voorstel (bv. bestaande technische reguleringsnormen inzake colleges). Daarnaast moet de ESMA misschien opnieuw onderhandelen over samenwerkingsregelingen met betrokken autoriteiten van derde landen.
De CTP-bestuursvergadering zal vijf permanente leden hebben. De belangrijkste taken van de CTP-bestuursvergadering zijn de evaluatie en de bekrachtiging (of desgevallend de afwijzing van bekrachtiging) van toezichtsbesluiten van nationale bevoegde autoriteiten met betrekking tot bepaalde vereisten uit hoofde van EMIR, met name vergunning, intrekking van vergunning, prudentiële vereisten van CTP's en interoperabiliteitsregelingen. Dit zal een deskundige analyse en begrip vereisen van de besluiten die aan de CTP-bestuursvergadering worden voorgelegd, een beoordeling van de risico's en baten van het besluit alsook de nodige coördinatie en dialoog met de centrale bank van uitgifte en de nationale bevoegde autoriteiten, met name die in het bestaande EMIR-college.
Wat de timing betreft, wordt aangenomen dat de verordening midden 2018 in werking zal treden. De extra middelen voor de ESMA zullen derhalve pas vanaf midden 2018 vereist zijn. Wat het soort posten betreft, zullen extra middelen nodig zijn voor de taken op het gebied van toezicht op CTP's, om tijdig met succes de nieuwe CTP-bestuursvergadering te kunnen oprichten en het nieuwe toezichtkader voor CTP's uit de EU en uit derde landen te kunnen uitvoeren; die middelen bestaan uit (zonder beperkt te zijn tot): dagelijks contact (fysieke vergadering, conferencecalls, enz.) met CTP-managers, conformiteitsteams, juridische teams, IT-teams, risicobeheersingsteams, financiële teams en operationele teams; beoordeling van risicomodellen, CTP-rulebook en CTP-procedures, benoemingen van bestuursleden en uitvoerende personeelsleden, uitbestede diensten, uitbreiding van activiteiten en diensten, IT-oplossingen, kapitaaltoereikendheid, aandeelhouders en aandeelhoudersstructuur van CTP's, en interoperabiliteitsregelingen; evaluatie van interne controles; uitgebreide risicobeoordeling; uitgifte van aanbevelingen en crisisbeheersing. Er zal personeel nodig zijn voor de uitvoering van de volgende taken: risicoanalyse en modellering; juridische analyse en ondersteuning; bilaterale en multilaterale vergaderingen met belanghebbenden, met name CTP's en handelsplatforms alsook andere regulatoren en toezichthouders, zowel in een nationale als in een internationale omgeving, waarvoor frequent moet worden gereisd. Voor CTP's uit derde landen zullen ook personeelsleden nodig zijn om nieuwe taken uit te voeren, waaronder de monitoring van de doorlopende conformiteit van erkende CTP's uit derde landen met de EMIR-vereisten, via verzoeken om informatie, vragenlijsten en inspecties ter plaatse. De ESMA zal ook moeten bepalen of aanvragende en erkende CTP's uit derde landen systeemrelevant zijn voor de financiële stabiliteit van de EU en van de lidstaten. Voor CTP's uit derde landen die systeemrelevant worden geacht (tier 2-CTP's), zal de ESMA hun conformiteit met extra vereisten moeten monitoren. Ten slotte zal ESMA instrumenten moeten ontwikkelen om de vergelijkbare conformiteit te beoordelen. Dit zal een aanzienlijke uitwisseling van informatie vergen, zowel met de autoriteiten van derde landen en CTP's, en de verwerking van een aanzienlijke hoeveelheid gegevens, die via vragenlijsten zijn verzameld en door de ESMA-personeelsleden zijn geanalyseerd. Globaal genomen vereist het werk ook bilaterale en multilaterale vergaderingen met belanghebbenden, met name CTP's en andere regulatoren/toezichthouders, de oprichting en het beheer van de CTP-bestuursvergadering die bestaat uit toezichthouders uit de lidstaten; het onderhandelen over internationale memoranda van overeenstemming/samenwerkingsovereenkomsten; het verstrekken van technische analyse en het opstellen van documenten voor de CTP-bestuursvergadering. (d.w.z. inspecties ter plaatse, analyse van risicomodellen, enz.).
Het vereiste werk hangt nauw samen met en zal voortbouwen op het bestaande werk van de ESMA uit hoofde van EMIR op het gebied van de erkenning van CTP's uit derde landen en de huidige rol van de ESMA in het toezicht op CTP's uit de EU via colleges. Tot dusver zijn 28 CTP's uit derde landen erkend en zijn 17 CTP's uit de EU vergund op grond van EMIR. Nog eens twaalf CTP's uit derde landen hebben erkenning aangevraagd maar zijn nog niet erkend omdat de Commissie nog geen gelijkwaardigheidsbesluit heeft genomen voor hun nationale jurisdicties.
Personele middelen
In de veronderstelling dat alle CTP’s uit derde landen die een erkenning aanvragen deze ook krijgen, zou dat betekenen dat ongeveer 40 CTP’s uit derde landen onder de bevoegdheid van de ESMA zouden vallen – hetzij indirect via monitoring en uitwisseling van informatie (namelijk voor niet-systeemrelevante tier 1-CTP’s) hetzij via directer toezicht op tier 2-CTP’s die mogelijk zwaardere risico’s inhouden. Gezien de mogelijke negatieve impact die CTP's hebben voor de financiële stabiliteit en indirect de reële economie, is het essentieel dat voor de betrokken taken passende middelen worden uitgetrokken.
Rekening houdend met het aantal CTP’s uit derde landen waarop direct of indirect toezicht moet worden uitgeoefend en de aard en complexiteit van de taken die door de ESMA moeten worden vervuld voor tier 1- en tier 2-CTP’s, wordt het aantal benodigde voltijdequivalenten derhalve geraamd op ongeveer 45. Omdat het gaat om gespecialiseerd en deskundig werk, en het mogelijk moeilijk is om snel ervaren personeelsleden aan te werven, wordt aangenomen dat er bij aanvang meer een beroep zal worden gedaan op nationale deskundigen om de nodige taken uit te voeren. Naarmate het aantal personeelsleden toeneemt en die personeelsleden aan ervaring winnen, zou het benodigde aantal nationale deskundigen dienovereenkomstig moeten afnemen.
Een specifiek aantal personeelsleden zal nodig zijn om de CTP-bestuursvergadering op te zetten en operationeel te maken. Zodra de CTP-bestuursvergadering aan de slag is, en in combinatie met de huidige personeelsleden van de ESMA die zich met de dagelijkse activiteiten van de EMIR-colleges bezighouden, enz., zou er minder nieuw personeel nodig zijn.
Ten slotte zal voor de ESMA een aantal AST's nodig zijn voor de administratie van de CTP-bestuursvergadering en voor de aanwerving van de nodige personeelsleden.
Personeel ESMA
|
2018
|
2019
|
2020
|
AD's
|
20
|
27
|
36
|
CTP's uit derde landen
|
25
|
35
|
35
|
CTP's uit de EU
|
10
|
5
|
5
|
END's
|
10
|
12
|
13
|
CTP's uit derde landen
|
15
|
10
|
10
|
CTP's uit de EU
|
0
|
0
|
0
|
AST's
|
0
|
1
|
2
|
TOTAAL PERSONEEL
|
30
|
40
|
49
|
Naast de extra personeelsleden die de ESMA nodig heeft, zijn er drie permanente leden (hoofd plus twee extra permanente leden) van de EU-bestuursvergadering nodig. Zij zullen ook uit de begroting van de ESMA worden betaald. Die leden moeten ervaren zijn en een vergoeding ontvangen die passend is voor hun niveau.
Er zullen ook onvermijdelijke kosten zijn in verband met de aanwerving van die extra personeelsleden (reis, hotel, medisch onderzoek, installatie- en andere toelagen, verhuiskosten, enz.), die geraamd worden op 12 700 EUR.
Aannamen voor de berekening van de personeelskosten:
·aangenomen wordt dat de extra posten betrekking hebben op tijdelijke functionarissen van functiegroep en rang AD7;
·de gemiddelde loonkosten voor de verschillende categorieën personeel zijn gebaseerd op richtsnoeren van DG BUDG;
·de op de salarissen toepasselijke correctiecoëfficiënt voor Parijs is 1,138.
Overige benodigde middelen
De geplande aanzienlijke toename in het personeelsbestand van de ESMA zal onvermijdelijke gevolgen hebben voor de infrastructuurregelingen van de ESMA.
Om te beginnen zal zij extra kantoorruimte moeten verwerven. Dit kan gebeuren hetzij door haar bestaande kantoorruimte uit te breiden hetzij door een nieuw gebouw te verkrijgen. De kosten voor de extra kantoorruimte worden geraamd op 1,057 miljoen EUR per jaar voor de huur en 600 000 EUR voor uitrusting en beveiliging.
Ten tweede vloeit een belangrijke nieuwe taak voort uit het toezicht op in de EU erkende CTP's uit derde landen. Er zullen dus waarschijnlijk een aantal dienstreizen naar derde landen en in de EU moeten worden gemaakt, en een aantal vergaderingen moeten plaatsvinden. De kosten voor dienstreizen worden geraamd op 12 000 EUR per maand voor 20 personeelsleden of 240 000 EUR per jaar.
Ten derde zullen ook diverse kosten worden gemaakt, bijvoorbeeld opleiding voor nieuwe personeelsleden, en extra middelen nodig zijn om nieuwe IT-instrumenten te ontwikkelen of bestaande IT-projecten uit te breiden.
Ontvangsten
Het voorstel voorziet erin dat de extra kosten die door de ESMA worden gemaakt, grotendeels worden gedekt door de vergoedingen die van de CTP's worden ontvangen. De kosten voor de erkenning van en het doorlopende toezicht op CTP's uit derde landen zullen afhangen van het feit of ze als tier 1-CTP of als tier 2-CTP worden beschouwd, en in verhouding staan tot de werkelijke kosten die door de ESMA worden gemaakt.
|
Berekening
|
2018
|
2019
|
2020
|
TOTAAL
|
Personeelsuitgaven ESMA
|
|
20 TA's + 10 END's
|
28 TA's + 12 END's
|
36 TA's + 13 END's
|
|
Salarissen en toelagen
|
|
|
|
|
|
TA's (AD's en AST's)
|
= (30 x 138 000) x 1,138 in 2018
|
1 570 440
|
4 397 232
|
5 653 584
|
11 621 256
|
END's
|
= (15 x 78 000) x 1,139 in 2018
|
443 820
|
1 065 168
|
1 153 932
|
2 662 920
|
Uitgaven in verband met indienstnemingen
|
= 30 x 12 700
|
38 100
|
127 000
|
114 300
|
622 300
|
Dienstreizen
|
= 20 x 12 x 1 000
|
120 000
|
240 000
|
240 000
|
600 000
|
|
|
|
|
|
|
CTP-bestuursvergadering
|
|
|
|
|
|
Salarissen en toelagen
|
= (21 990 x 12) x 1,138 + 2 x (21 323 x 12) x 1,138
|
441 335
|
882 669
|
882 669
|
2 206 673
|
|
|
|
|
|
|
Dienstreizen
|
= 3 x 12 x 2 500
|
45 000
|
90 000
|
90 000
|
225 000
|
Uitgaven in verband met indienstnemingen
|
= 3 x 12 700
|
38 100
|
|
|
38 100
|
Huurkosten
|
= 1554m² x 680
|
528 360
|
1 056 720
|
1 056 720
|
2 641 800
|
Uitrustingskosten
|
geraamd 600 000 EUR
|
600 000
|
|
|
600 000
|
Overige kosten (opleiding, IT-instrumenten, enz.)
|
geraamd 2500 EUR 1e jaar - daarna 1000 EUR per persoon
|
142 500
|
57 000
|
57 000
|
256 500
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
4 310 555
|
7 915 789
|
9 248 205
|
21 474 549
|
|
|
|
|
|
|
ONTVANGSTEN
|
|
2018
|
2019
|
2020
|
TOTAAL
|
|
|
|
|
|
|
Vergoedingen CTP's
|
= 25 AD's + 15 END's in 2018 en 35 AD's + 10 END's daarna + toezichthoudende bestuursvergadering + gerelateerde kosten
|
4 310 555
|
7 915 789
|
9 248 205
|
21 474 549
|
|
|
|
|
|
|
TOTAAL
|
|
4 310 555
|
7 915 789
|
9 248 205
|
21 474 549
|