EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017AE5457

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EU wat de btw-tarieven betreft (COM(2018) 20 final — 2018/0005(CNS)) en over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen (COM(2018) 21 final — 2018/0006 (CNS)) en over het gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (COM(2017) 706 final — 2017/0248 (CNS)) en over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de verplichting tot inachtneming van een ondergrens voor het normale tarief (COM(2017) 783 final — 2017/0349 (CNS))

EESC 2017/05457

PB C 283 van 10.8.2018, p. 35–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

10.8.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 283/35


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EU wat de btw-tarieven betreft

(COM(2018) 20 final — 2018/0005(CNS))

en over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen

(COM(2018) 21 final — 2018/0006 (CNS))

en over het gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde

(COM(2017) 706 final — 2017/0248 (CNS))

en over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de verplichting tot inachtneming van een ondergrens voor het normale tarief

(COM(2017) 783 final — 2017/0349 (CNS))

(2018/C 283/05)

Rapporteur:

Petru Sorin DANDEA

Raadpleging

Raad van de Europese Unie, 15.12.2017, 9.1.2018, 5.2.2018

 

 

Rechtsgrondslag

Artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

 

 

Bevoegde afdeling

Economische en Monetaire Unie, Economische en Sociale Samenhang

Goedkeuring door de afdeling

26.3.2018

Goedkeuring door de voltallige vergadering

23.5.2018

Zitting nr.

535

Stemuitslag

(voor/tegen/onthoudingen)

198/5/10

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ingenomen met het voorstel van de Commissie en beveelt de lidstaten aan het snel goed te keuren en ten uitvoer te leggen, omdat kleine ondernemingen door de sterke versnippering van het btw-stelsel op de interne markt met niet te rechtvaardigen belemmeringen worden geconfronteerd.

1.2.

Het Comité steunt bovendien de doelstelling van de Commissie dat de maatregelen van het onderzochte hervormingspakket aan de eindverbruiker ten goede moeten komen. De verlaagde tarieven en vrijstellingen uit hoofde van artikel 98, leden 1 en 2, van het voorstel voor een richtlijn 2018/0005 (CNS) moeten dan wel in de eerste plaats worden toegepast om een doelstelling van algemeen belang op consistente wijze na te streven. Dergelijke doelen worden, in sommige gevallen, nagestreefd door bemiddelende instanties, zoals socialebijstands- en opleidingsdiensten, die geen eindverbruikers zijn. Het EESC is van mening dat het stelsel niet alleen voor micro-, maar ook voor kleine en middelgrote ondernemingen moet gelden. Daartoe moeten de drempels worden aangepast.

1.3.

Het voorstel van de Commissie om een „negatieve lijst” van goederen en diensten op te stellen waarvoor de verlaagde tarieven uit het voorstel voor een richtlijn niet mogen gelden, klinkt veelbelovend. Deze lijst mag echter de vrijheid van de lidstaten niet onnodig beperken om voor bepaalde goederen van algemeen belang verlaagde tarieven vast te stellen. Verder zouden de lidstaten verlaagde tarieven moeten kunnen blijven toepassen op producten die krachtens Richtlijn 2006/112/EG aan verlaagde tarieven zijn onderworpen.

1.4.

Volgens de Commissie mogen goederen en diensten die in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap als intermediaire input worden gebruikt, niet in aanmerking komen voor verlaagde tarieven. Deze benadering kan interpretatieproblemen opleveren, bijvoorbeeld bij het beheer van complexe diensten, met name als die door bedrijfsnetwerken en -clusters en consortia worden verricht. Wanneer een dienst die door een onderneming binnen de groep wordt verricht, aan de moederonderneming wordt betaald, die de dienst vervolgens aanrekent aan de onderneming die hem heeft verricht, kan de benadering op meer dan één manier worden uitgelegd. Als in een dergelijk geval het preferentieel tarief niet wordt toegepast, zorgt dit voor een kostenverhoging die uiteindelijk, zij het indirect, toch door de eindverbruiker wordt betaald.

1.5.

De ambitieuze doelstellingen die de Commissie in dit regelgevingspakket formuleert, kunnen alleen worden gerealiseerd als de lidstaten de nodige inspanningen leveren om het definitieve btw-stelsel binnen een redelijke termijn in te voeren.

1.6.

Het EESC onderschrijft het voorstel van de Commissie waarin de lidstaten naast twee verlaagde tarieven van ten minste 5 % een ander verlaagd tarief met een ondergrens van minder dan 5 % mogen hanteren, en is van mening dat die tarieven moeten worden toegepast op bepaalde categorieën van goederen en diensten, zoals sommige lidstaten doen. Daarom is het voor de lidstaten misschien wenselijk om de verlaagde tarieven te blijven toepassen die zij nu voor bepaalde categorieën van goederen en diensten van algemeen belang hanteren. Het Comité is voorts van mening dat de lidstaten een lijst van goederen en diensten moeten opstellen waarop verlaagde tarieven mogen worden toegepast om kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) te helpen toegang te krijgen tot de interne markt. Een diepgaande analyse van de mogelijkheid om hogere btw-tarieven voor luxegoederen in te voeren zou moeten worden overwogen.

1.7.

Het Comité wenst de aandacht van de lidstaten te vestigen op een aantal belangrijke aspecten van de btw-regeling die van toepassing is op organisaties en verenigingen die kansarme personen bijstand verlenen. In de meeste gevallen kunnen zij geen grote btw-bedragen terugvorderen, waardoor hun mogelijkheden om bijstand aan mensen uit kansarme groepen te verlenen, aanzienlijk worden beperkt. Daarom beveelt het Comité de EU-instellingen en de lidstaten aan om deze organisaties vrij te stellen van btw. Het EESC is tevens van mening dat advocaten die pro bono of pro deo werken, niet aan btw onderworpen zouden moeten worden, op voorwaarde dat deze diensten niet (of weinig) inkomsten genereren.

1.8.

De lidstaten zouden voorts de nodige menselijke, financiële en logistieke middelen ter beschikking moeten stellen aan de instanties die btw-delicten moeten bestrijden, teneinde te waarborgen dat de verordening naar behoren ten uitvoer wordt gelegd, zoals de Commissie heeft voorgesteld. Ook acht het EESC het nuttig dat de lidstaten onderzoeken hoe ze digitale technologieën beter kunnen benutten om btw-fraude te bestrijden. Verder moet transparantere EU-wetgeving aangaande de btw worden aangemoedigd.

2.   Het voorstel van de Europese Commissie

2.1.

In april 2016 heeft de Europese Commissie een actieplan (1) voor de modernisering van het Europese btw-stelsel gepubliceerd. Het voorstel van de Commissie bevat drie voorstellen voor een richtlijn (2) en een voorstel voor een verordening (3), tot verdere uitvoering van het plan.

2.2.

De drie voorstellen voor een richtlijn houden wijzigingen in van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde. De voorgestelde wijzigingen hebben betrekking op de bijzondere regeling voor de kleine ondernemingen, de minimale btw-percentages en de inachtneming van het minimumniveau voor het normale tarief.

2.3.

De Europese btw-regels zijn al meer dan twintig jaar oud en berusten op het oorsprongsbeginsel. De Commissie wil ze moderniseren om voor het grensoverschrijdende b2b-handelsverkeer tussen de lidstaten een definitief btw-stelsel in te voeren dat op belastingheffing in de lidstaat van bestemming is gebaseerd.

2.4.

Het voorstel van de Commissie wil een gelijke behandeling van de lidstaten waarborgen door de lidstaten toe te laten één verlaagd tarief zonder ondergrens en twee andere verlaagde tarieven van ten minste 5 % toe te passen. De Commissie stelt ook voor om het minimumniveau voor het normale tarief op 15 % te houden.

2.5.

Volgens de Commissie mogen goederen en diensten die in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap als intermediaire input worden gebruikt, niet in aanmerking komen voor verlaagde tarieven. Ze suggereert ook dat de maatregelen van het onderzochte pakket aan de eindverbruiker ten goede komen.

2.6.

In het voorstel voor een verordening wordt aanbevolen om Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad, die maatregelen bevat ter versterking van de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde, te wijzigen. Tot de belangrijkste aanbevolen wijzigingen behoren de uitwisseling van inlichtingen zonder voorafgaand verzoek, de gezamenlijke controles, de procedures voor de teruggave van btw aan belastingplichtigen die niet in de lidstaat van restitutie zijn gevestigd, versterking van Eurofisc met capaciteiten voor een gezamenlijke risicoanalyse en de mogelijkheid om onderzoeken te coördineren en samen te werken met het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), Europol en het Europees Openbaar Ministerie (EOM) in gevallen van ernstige btw-fraude, de bijwerking van de voorwaarden voor de uitwisseling van inlichtingen en de uitwisseling van inlichtingen over de douaneregelingen 42/63 en van voertuigregistratiegegevens tussen belastingautoriteiten (4).

3.   Algemene en specifieke opmerkingen

3.1.

Gezien de sterke versnippering van het btw-stelsel tussen de lidstaten en zijn gebrekkige doeltreffendheid in de bestrijding van fraude, maar ook gezien de belemmeringen die dit voor de handelsactiviteiten en investeringen van de kleine ondernemingen opwerpt, is het EESC ingenomen met het voorstel van de Commissie en beveelt het de lidstaten aan het snel goed te keuren en ten uitvoer te leggen.

3.2.

Volgens de Commissie mogen goederen en diensten die in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap als intermediaire input worden gebruikt, niet in aanmerking komen voor verlaagde tarieven. Deze benadering kan echter interpretatieproblemen opleveren, bijvoorbeeld bij het beheer van complexe diensten, met name als die door bedrijfsnetwerken en -clusters en consortia worden verricht. Wanneer een dienst die door een onderneming binnen de groep wordt verricht, aan de moederonderneming wordt betaald, die de dienst vervolgens aanrekent aan de onderneming die hem heeft verricht, kan de benadering op meer dan één manier worden uitgelegd. Als in een dergelijk geval het preferentieel tarief niet wordt toegepast, zorgt dit voor een kostenverhoging die uiteindelijk, zij het indirect, toch door de eindverbruiker wordt betaald.

3.3.

Volgens het voorstel van de Commissie zal het btw-stelsel in de toekomst op het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming zijn gebaseerd. Dit zou een belangrijke mijlpaal vormen op de weg naar het definitief Europees btw-stelsel. Daarom zouden de Commissie en de lidstaten het proces moeten versnellen en duidelijkheid moeten verschaffen over de definitie van diverse goederen en diensten.

3.4.

De Commissie stelt voor om het minimumniveau voor het normale tarief op 15 % te houden. Het Comité wil erop wijzen dat de btw in de meeste EU-landen een van de belangrijkste inkomstenbronnen voor de nationale begroting is. Daarom steunt het het Commissievoorstel.

3.5.

De meeste lidstaten passen verlaagde tarieven toe op levensmiddelen, geneesmiddelen of boeken, en op essentiële diensten zoals gezondheidszorg of sociale bijstand. Het EESC onderschrijft het voorstel van de Commissie waarin de lidstaten naast twee verlaagde tarieven van ten minste 5 % een ander verlaagd tarief met een ondergrens van minder dan 5 % mogen hanteren, en is van mening dat die tarieven moeten worden toegepast op bepaalde categorieën van goederen en diensten, zoals sommige lidstaten doen. De toepassing van deze verlaagde tarieven maakt het des te noodzakelijker om de noodzakelijke informatie te verstrekken aan kmo’s die ook actief zijn buiten hun thuismarkt. Een diepgaande analyse van de mogelijkheid om hogere btw-tarieven voor luxegoederen in te voeren zou moeten worden overwogen.

3.6.

De Commissie wijst erop dat er in het nieuwe, op het beginsel van belastingheffing in de lidstaat van bestemming gebaseerde stelsel voor sommige diensten of goederen concurrentieverstoringen kunnen ontstaan. Om dit te verhelpen, stelt zij voor om op basis van de statistische classificatie een „negatieve lijst” van goederen en diensten op te stellen waarop het normale btw-tarief moet worden toegepast. Hoewel het EESC het voorstel van de Commissie steunt en vindt dat de lidstaten die lijst moeten volgen, wil het benadrukken dat het besluit over een dergelijke lijst de beslissingsvrijheid van de lidstaten om voor bepaalde goederen van algemeen belang verlaagde btw-tarieven vast te stellen, niet onnodig mag beperken. Verder zouden de lidstaten verlaagde tarieven moeten kunnen blijven toepassen op producten die krachtens Richtlijn 2006/112/EG aan verlaagde tarieven zijn onderworpen. De door de Commissie voorgestelde negatieve lijst (bijlage IIIa) moet daarom rekening houden met goed functionerende regelingen in de lidstaten. In ieder geval moet het duidelijk zijn dat dit verlaagde btw-tarief kan worden gehandhaafd op het verrichten van arbeidsintensieve diensten door met name kmo’s.

3.7.

Het door de Commissie voorgestelde nieuwe btw-stelsel ondersteunt de kleine ondernemingen door hen de kans te bieden de mogelijkheden van de eengemaakte markt ten volle te benutten. Daarom zouden de in artikel 284, lid 1, en lid 2, onder a), voorgestelde drempels beter moeten worden afgestemd op de omzet zoals vastgelegd in artikel 280 bis, lid 1. Anders gezegd: hoewel in het voorstel van de Commissie de drempel voor de jaarlijkse omzet waaronder micro-ondernemingen gebruik kunnen maken van de vrijstellingen uit de nieuwe richtlijn 85 000 EUR bedraagt, ligt deze voor de omzet uit grensoverschrijdende verkoop op 100 000 EUR, hoewel de voorgestelde regeling veeleer op micro-ondernemingen van toepassing is. De drempels zouden zodanig moeten worden vastgesteld dat ook kmo’s van de nieuwe regeling gebruik kunnen maken. Het zou ook een goede zaak zijn als de maatregelen voor kmo’s tevens op de ondernemingen uit de sociale economie van toepassing zouden zijn, vooral als zij socialebijstands- en opleidingsdiensten verlenen. Het EESC vindt ook dat er behoefte is aan aanvullende maatregelen om te verzekeren dat kmo’s kunnen ook profiteren van de vermindering van de administratieve lasten. In de door de Commissie voorgestelde regeling geldt dat alleen voor micro-ondernemingen.

3.8.

Daarnaast zouden de lidstaten een lijst van goederen en diensten moeten opstellen waarop verlaagde btw-tarieven van toepassing zijn, om de kmo’s vlotter toegang te bieden tot de interne markt. De lijst moet aan alle economische actoren in heel Europa ter beschikking worden gesteld.

3.9.

Het EESC kan zich vinden in de vereenvoudigingen die de Commissie voorstelt voor de verplichtingen van de ondernemingen op het gebied van registratie en verslaglegging, en is van mening dat deze vereenvoudigingen hun ontwikkeling zullen versnellen en hun toegang tot de eengemaakte markt zullen verbeteren.

3.10.

Het EESC spreekt daarom zijn steun uit voor de doelstelling van de Commissie om de maatregelen van het onderzochte hervormingspakket aan de eindverbruiker ten goede te doen komen, maar merkt wel op dat de verlaagde tarieven en vrijstellingen uit hoofde van artikel 98, leden 1 en 2, van het voorstel voor een richtlijn 2018/0005 (CNS) in de eerste plaats moeten worden toegepast om een doelstelling van algemeen belang op consistente wijze na te streven. Dergelijke doelen worden, in sommige gevallen, nagestreefd door bemiddelende instanties, zoals socialebijstands- en opleidingsdiensten, die geen eindverbruikers zijn. Om eenieder een betere toegang tot rechtsbijstand te bieden is het voorts van belang dat er een verlaagd btw-tarief komt voor diensten die advocaten aan kwetsbare groepen verlenen.

3.11.

Het EESC erkent dat de in het tweede pakket opgenomen voorschriften het btw-gebied niet volledig bestrijken. Het wenst de aandacht van de lidstaten echter te vestigen op een aantal belangrijke aspecten van de btw-regeling die van toepassing is op organisaties en verenigingen die kansarme personen bijstand verlenen. In de meeste gevallen kunnen zij geen grote btw-bedragen terugvorderen, waardoor hun mogelijkheden om bijstand aan mensen uit kansarme groepen te verlenen, aanzienlijk worden beperkt.

3.12.

Als streefdatum voor de omzetting van de richtlijn stelt de Commissie het jaar 2022 voor. De Commissie en de lidstaten wordt aangeraden om een kortere uitvoeringstermijn te overwegen, omdat de nieuwe regeling de activiteiten van de ondernemingen zal bevorderen en hen meer mogelijkheden zal bieden op de eengemaakte markt. Het EESC stelt voor dat de Commissie, in samenwerking met de lidstaten, via de media een grote informatiecampagne opstart ter bevordering van het nieuwe btw-stelsel en de daarbij behorende eisen.

3.13.

Aangezien de lidstaten bij het innen van de btw in 2015 een verlies van in totaal 152 miljard EUR hebben geleden, stemt het EESC in met de maatregelen die de Commissie in haar voorstel voor een verordening betreffende de administratieve samenwerking aanbeveelt. Wanneer naast Eurofisc ook OLAF en het Europees Openbaar Ministerie betrokken worden bij onderzoeken naar btw-fraude bij grensoverschrijdende transacties, zal het vermogen om strafbare handelingen op te sporen op lidstaatniveau verbeteren.

3.14.

De lidstaten zouden voorts de nodige menselijke, financiële en logistieke middelen ter beschikking moeten stellen aan de instanties die btw-delicten moeten bestrijden, teneinde te waarborgen dat de verordening naar behoren ten uitvoer wordt gelegd, zoals de Commissie heeft voorgesteld. Ook acht het EESC het nuttig dat de lidstaten onderzoeken hoe ze digitale technologieën beter kunnen benutten om btw-fraude te bestrijden en spontane naleving van de voorschriften te verbeteren.

3.15.

Het Comité heeft al eens voorgesteld om een forum (5) op te richten dat zou instaan voor de uitwisseling van goede praktijken op het gebied van de inning van btw-ontvangsten, de mogelijkheden zou bekijken om de administratieve capaciteit van de lidstaten uit te bouwen met het oog op de bestrijding van btw-fraude bij grensoverschrijdende transacties en tegelijk de werking van de interne markt zou verbeteren. De Commissie zou haar steun moeten verlenen aan de oprichting van een dergelijk forum.

3.16.

De ambitieuze doelstellingen die de Commissie in dit regelgevingspakket formuleert, kunnen alleen worden gerealiseerd als de lidstaten de nodige inspanningen leveren om het definitieve btw-stelsel binnen een redelijke termijn in te voeren.

Brussel, 23 mei 2018.

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Luca JAHIER


(1)  COM(2016) 148 final —Actieplan betreffende de btw — Naar een gemeenschappelijke btw-ruimte in de EU — Tijd om knopen door te hakken.

(2)  COM(2017) 783 final — Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de verplichting tot inachtneming van een ondergrens voor het normale tarief.

(3)  COM(2017) 706 final — Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EU) nr. 904/2010 wat betreft maatregelen ter versterking van de administratieve samenwerking op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde.

(4)  Voor meer informatie: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52014DC0069 en http://europa.eu/rapid/press-release_ECA-11-47_nl.htm

(5)  Zie EESC-advies ECO/442 over het btw-hervormingspakket (I) (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).


Top