EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52016XR4669

Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s — Het Europees Semester 2016 en met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2017

PB C 88 van 21.3.2017, p. 4–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

21.3.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 88/4


Resolutie van het Europees Comité van de Regio’s — Het Europees Semester 2016 en met het oog op de jaarlijkse groeianalyse 2017

(2017/C 088/02)

Ingediend door de fracties van PSE, EVP, ALDE, EA en ECR

HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S,

gezien de belangrijkste documenten van het Europees Semester 2016, namelijk de jaarlijkse groeianalyse, de landenverslagen, de nationale hervormingsprogramma’s en de landenspecifieke aanbevelingen;

gelet op het ontwerpverslag van het Europees Parlement over het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid: tenuitvoerlegging van de prioriteiten voor 2016 (2016/2101(INI));

Investeringen weer aanzwengelen

1.

herinnert eraan dat overheids- en particuliere investeringen in de EU ten opzichte van 2007 met ongeveer 15 % zijn gedaald, en in sommige lidstaten zelfs met 50 %, als gevolg van de economische crisis en de budgettaire consolidatiemaatregelen; wijst erop dat wanneer er gedurende een aantal jaren niet wordt geïnvesteerd (en er een „investeringskloof” ontstaat), dit een belangrijke belemmering voor de concurrentiekracht en samenhang in Europa betekent, en dus voor zijn vermogen om voor duurzame groei en werkgelegenheid te zorgen;

2.

benadrukt dat in 40 % van de landenspecifieke aanbevelingen voor 2016 wordt ingegaan op belemmeringen voor investeringen en hoe lokale en regionale overheden deze kunnen helpen wegnemen (1), met inbegrip van ondermaatse kwaliteit van het openbare bestuur en gebrek aan coördinatie, ontoereikende financiële middelen voor de taken van lokale en regionale overheden, bureaucratische rompslomp voor particuliere investeringen, corruptie en gebrek aan geschoolde arbeidskrachten en aan adequate vervoerinfrastructuur. Het merkt op dat deze thema’s ook aan de orde komen in het aanstaande advies van het Europees Comité van de Regio's (CvdR) „Het overbruggen van de investeringskloof: hoe gaan we de uitdagingen aan?”;

3.

herinnert aan de verklaring over „Investeren en verbinden” (2), die op 9 juli 2016 in Bratislava werd aangenomen tijdens de 7e Europese Top van regio’s en steden over het belang van het wegnemen van obstakels die het nog grotendeels onbenutte potentieel aan investeringen door steden, regio’s en het platteland in Europa in de weg staan, en over de rol van lokale en regionale overheden op het gebied van innovatieve infrastructuur en diensten ter bevordering van de investeringen en ter verbetering van de levenskwaliteit van de burgers van de EU;

4.

is bezorgd over het feit dat ongeveer 60 % van de respondenten in een recente CvdR-enquête van lokale en regionale overheden (3) een neerwaartse of gelijkblijvende tendens waarneemt in de EU voor zowel de publieke als particuliere investeringen in de afgelopen twaalf maanden, hetgeen aantoont — mocht dit inderdaad zo zijn — dat de trend van achterblijvende investeringen die begon met de economische crisis, voortduurt;

5.

benadrukt dat volgens deze zelfde CvdR-enquête de financiering van overheidsinvesteringen een uitdaging voor ongeveer twee derde van de lokale en regionale overheden blijft, deels vanwege de ontoereikende capaciteit om een adequate opzet te vinden voor overheidsinvesteringen, om gebruik te maken van financiële instrumenten, om projecten in te dienen bij de EIB en om publiek-private partnerschappen aan te gaan;

6.

is ingenomen met de eerste positieve resultaten van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), die met name betrekking hebben op het „mkb-loket”; dringt tegelijkertijd aan op verbetering van de additionaliteit van het venster „infrastructuur en innovatie” van het EFSI, alsmede van het geografisch evenwicht, ook door de ontwikkeling van regionale investeringsstrategieën en het gebruik van investeringsplatforms, teneinde erop toe te zien dat alle regio’s, met name de minder ontwikkelde, daarvan kunnen profiteren;

7.

vindt dat het voorstel om het EFSI uit te breiden en te versterken, waarover een apart CvdR-advies zal verschijnen, in principe bijval verdient. Wat additionaliteit, geografische en sectorale dekking en transparantie betreft, verwacht het CvdR nog verdere verbeteringen. Het dringt eens te meer aan op een adequate beoordeling van de EFSI-resultaten, vooral van de synergie met de ESIF en de bijdrage die deze tot dusverre aan de territoriale cohesie hebben geleverd, en hoopt op een hechte samenwerking met het Europees Parlement bij het toezicht op de uitvoering van het EFSI;

8.

benadrukt dat driekwart van de respondenten van de CvdR-enquête over belemmeringen voor investeringen niet op de hoogte was van de mogelijkheden in het kader van het EFSI en van de investeringsplatforms; deze en andere relevante stakeholders dienen hier dus beter over ingelicht te worden;

9.

merkt op dat kleinere regio’s en gemeenten en regio’s die kampen met ernstige en permanente natuurlijke of demografische nadelen, zoals de meest noordelijke regio’s met een zeer geringe bevolkingsdichtheid, alsmede insulaire en berggebieden, vaak geen gebruik kunnen maken van het EFSI door de hoge drempels voor de minimale waarde van de gesteunde investering, en gaat ervan uit dat de drempel bij de herziening van het EFSI zal worden verlaagd;

10.

benadrukt dat de technische bekwaamheid van de potentiële initiatiefnemers van projecten op lokaal en regionaal niveau moet worden verbeterd met behulp van het Europees investeringsadviescentrum, met name in verband met het ontwerp en de oprichting van investeringsplatformen;

11.

wijst erop dat regionale investeringsstrategieën gebaseerd moeten zijn op het besef dat economische en technologische veranderingen tot snelle transformaties in onze samenleving en onze gemeenschappen leiden; onderstreept in dit verband de noodzaak om investeringen in de koolstofarme en circulaire economie te bevorderen en om de deeleconomie te ondersteunen en zo de kosten voor de ontwikkeling van innovatieve activiteiten te verminderen, door meer openbare en particuliere diensten toegankelijk te maken voor burgers en door de openbare sector efficiënter te maken;

12.

wijst erop het belang dat lokale en regionale overheden moeten worden aangemoedigd om gebruik te maken van strategieën voor slimme specialisatie en van Europese partnerschappen voor gezamenlijke strategische ontwikkelingsdoelstellingen;

13.

benadrukt dat het cohesiebeleid het belangrijkste investeringsinstrument van de EU blijft, in het bijzonder voor minder ontwikkelde landen en regio’s, en zou graag meer complementariteit met het EFSI zien;

14.

herinnert aan zijn advies over de tussentijdse herziening van het meerjarig financieel kader (MFK), waarin staat dat een tekort aan betalingskredieten in het MFK 2014-2020 ertoe zou kunnen leiden dat de Commissie niet aan haar verplichtingen kan voldoen, hetgeen een betalingsachterstand zal veroorzaken met negatieve gevolgen voor de tenuitvoerlegging van de operationele programma’s in het kader van de ESI-fondsen;

15.

is van mening dat de nationale regeringen in het kader van de herziening van de structuurfondsen de mogelijkheid moet worden geboden om een deel van de Europese financiering te besteden voor projecten die de hydrogeologische achteruitgang van bepaalde gebieden bestrijden en ook voor interventie in geval van grote natuurrampen;

Structurele hervormingen en een verantwoord begrotingsbeleid

16.

wijst erop dat meer dan de helft van de landenspecifieke aanbevelingen voor 2016, gericht aan 26 landen, het decentrale niveau betreffen, d.w.z. gekoppeld zijn aan uitdagingen die zich vooral doen gevoelen in specifieke regio’s of steden, en/of aanbevelingen zijn waarvan de uitvoering een zaak van het subnationale bestuursniveau is;

17.

herinnert eraan dat het in zijn advies „Het antwoord van de EU op de demografische uitdaging” benadrukt dat er een verband moet bestaan tussen het Europees Semester en demografische verandering, daarbij wijzend op de noodzaak om er een territoriale dimensie in op te nemen. Wanneer in het kader van het Europees Semester maatregelen worden genomen om het hoofd te bieden aan de demografische uitdagingen, zouden de lokale en regionale overheden daarin als actoren moeten worden vermeld. Dat geldt eveneens voor de aanbevelingen aan de lidstaten dienaangaande;

18.

wijst erop dat het zich consequent verzet heeft tegen artikel 23 van de CPR betreffende de macro-economische conditionaliteit in de uitvoering van het cohesiebeleid, die van toepassing is op lidstaten die niet voldoen aan hun verplichtingen in het kader van het stabiliteits- en groeipact, aangezien deze conditionaliteit nadelig zou zijn voor steden en regio’s; vreest in dit verband dat de schorsing van financiering uit de EFSI-fondsen voor Spanje en Portugal negatieve gevolgen zal hebben voor de uitvoering van operationele programma’s, die reeds aanzienlijke vertraging hebben opgelopen. Het zou ook niet logisch zijn om sancties te annuleren op grond van de buitensporigtekortprocedure (Verordening (EU) nr. 1173/2011 inzake de effectieve handhaving van het begrotingstoezicht), maar om wel sancties op te leggen uit hoofde van artikel 23 van de algemene verordening. Het vestigt tegelijkertijd de aandacht op de noodzaak van een meer solide economisch beheer op nationaal niveau, hetgeen een voorwaarde is voor een efficiënt gebruik van de EFSI-fondsen;

19.

herhaalt zijn oproep om investeringen door lokale en regionale overheden in het kader van de structuurfondsen of het Cohesiefonds niet in aanmerking te laten komen voor de berekeningen van het begrotingstekort en de overheidsschuld;

20.

wijst er met nadruk op dat bijna 40 % van de landenspecifieke aanbevelingen van 2016, die van toepassing zijn op twintig lidstaten, kwesties van bestuurlijke capaciteit betreffen, met name op subnationaal niveau, en betrekking hebben op structurele hervormingen en op het wegnemen van belemmeringen voor investeringen; erkent dat bestuurlijke capaciteit met name kan worden vrijgemaakt door efficiënte administratieve structuren in het leven te roepen; herinnert aan zijn voorstel met betrekking tot het voorgestelde steunprogramma voor structurele hervormingen waarin het één strategisch document bepleitte met prioriteiten en criteria voor de coördinatie van alle door de EU gefinancierde maatregelen voor capaciteitsopbouw;

21.

benadrukt dat de Commissie moet overwegen om een begrotingscapaciteit voor de eurozone voor te stellen waarmee anticyclisch beleid kan worden gevoerd en vaart kan worden gezet achter het herstel, en kondigt aan dat het de komende maanden een advies over dit onderwerp zal uitbrengen;

22.

onderkent het belang van het aanpakken van sociale en arbeidsmarktproblemen; steunt het voorstel van de Commissie om sociale indicatoren op te nemen in de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden (PMO);

Het Europees Semester en de aanloop naar de jaarlijkse groeianalyse 2017

23.

wijst op het lage uitvoeringsniveau van de landenspecifieke aanbevelingen en benadrukt dat alle bestuursniveaus moeten worden betrokken bij een intensievere inspanning om hier verbetering in te brengen; merkt op dat sommige uitdagingen langdurige inspanningen vereisen, zoals blijkt uit het feit dat ongeveer driekwart van de aanbevelingen uit 2016 die betrekking hadden op regio’s en steden, reeds uit 2015 stamt, en dat twee derde van de vorig jaar gedane aanbevelingen al in 2014 was geformuleerd;

24.

wijst erop dat, zoals dit jaar door zowel de nationale hervormingsprogramma’s als de landenspecifieke aanbevelingen is bevestigd, de betrokkenheid van lokale en regionale overheden bij het Semester meestal beperkt is tot de uitvoeringsfase van het beleid, terwijl zij ook als partners zouden moeten optreden bij de vormgeving ervan; onderstreept dat deze betrokkenheid in een vroeg stadium tot een aanzienlijke verbetering van de uitvoeringsgraad van de aanbevelingen zou leiden, zou helpen om de groeiende regionale verschillen aan te pakken, voor meer eigen inbreng vanuit het veld zou zorgen en het vertrouwen binnen en tussen de lidstaten zou versterken;

25.

is voornemens om een gedragscode voor te stellen voor de inbreng van de lokale en regionale overheden bij het Europees Semester, met respect voor nationale verschillen en ervoor wakend om geen onnodige administratieve lasten te creëren, om aldus bij te dragen tot een betere governance-aanpak; Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de code een weergave is van de diversiteit en constitutionele afspraken in de lidstaten;

26.

roept ertoe op om in de JGA voor 2017 specifiek aandacht te besteden aan de demografische uitdagingen, en derhalve te zorgen voor een economisch en financieel beleid dat gericht is op een correcte en evenwichtige integratie van migranten op het grondgebied van de Gemeenschap;

27.

benadrukt dat het Europees Semester moet verwijzen naar een langetermijnbeleidskader voor verschillende beleidsniveaus, dat momenteel de Europa 2020-strategie is; is ingenomen met de aankondiging van de Commissie dat zij het EU-beleid inzake duurzame ontwikkeling in kaart zal brengen, en wijst op de noodzaak om het beleid van de EU af te stemmen op de toekomstige EU-strategie voor groei met een bijgewerkte territoriale visie;

28.

draagt zijn voorzitter op om deze resolutie aan de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad, de voorzitter van de Europese Raad en het Slowaakse voorzitterschap van de Raad van de EU toe te sturen.

Brussel, 12 oktober 2016.

De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

Markku MARKKULA


(1)  CvdR, „Europees Semester 2016 — Territoriale analyse van de landenspecifieke aanbevelingen — Verslag van de stuurgroep van het Europa 2020-monitoringplatform”.

(2)  http://www.cor.europa.eu/bratislavasummit/

(3)  CvdR-rapport over belemmeringen voor investeringen op lokaal en regionaal niveau, juli 2016.


Top