EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014SC0126
COMMISSION STAFF WORKING DOCUMENT EXECUTIVE SUMMARY OF THE IMPACT ASSESSMENT Accompanying the document Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on amending Directive 2007/36/EC as regards the encouragement of long-term shareholder engagement and Directive 2013/34/EU as regards certain elements of the corporate governance statement and COMMISSION RECOMMENDATION on the quality of corporate governance reporting (‘comply or explain’)
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het aanmoedigen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft en AANBEVELING VAN DE COMMISSIE over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance ("pas toe of leg uit")
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het aanmoedigen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft en AANBEVELING VAN DE COMMISSIE over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance ("pas toe of leg uit")
/* SWD/2014/0126 final */
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING bij Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Richtlijn 2007/36/EG wat het aanmoedigen van de langetermijnbetrokkenheid van aandeelhouders betreft en van Richtlijn 2013/34/EU wat bepaalde onderdelen van de verklaring inzake corporate governance betreft en AANBEVELING VAN DE COMMISSIE over de kwaliteit van de rapportage over corporate governance ("pas toe of leg uit") /* SWD/2014/0126 final
1.
Inleiding
De afgelopen jaren zijn bij Europese beursgenoteerde vennootschappen
bepaalde tekortkomingen in de corporate governance aan het licht gekomen. Deze
tekortkomingen betreffen verschillende partijen: bestuurders, aandeelhouders
(institutionele beleggers en vermogensbeheerders) en volmachtadviseurs. Slechts een aantal sleutelaspecten van
corporate governance zijn op EU-niveau geharmoniseerd. Dat is vooral gebeurd
via Richtlijn 2007/36/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende
de uitoefening van bepaalde rechten van aandeelhouders in beursgenoteerde
vennootschappen. Deze richtlijn bevat voorschriften met betrekking tot de
deelname aan algemene vergaderingen. In het "Actieplan: Europees
vennootschapsrecht en corporate governance – een modern rechtskader voor meer
betrokken aandeelhouders en duurzamere ondernemingen" onderstreept de
Commissie de noodzaak van versterking van het huidige kader.[1] In deze effectbeoordeling wordt gekeken naar mogelijke manieren om de
doelstellingen van het actieplan te verwezenlijken.
2.
Omschrijving van het probleem
In deze effectbeoordeling wordt een analyse
gegeven van een aantal problemen op het terrein van corporate governance. Een
van de kernproblemen bij corporate governance is de scheiding tussen eigendom
en zeggenschap en de principaal-agent-relatie die als gevolg daarvan tussen
aandeelhouders en bestuurders bestaat. Het delegeren van het bestuur van een
vennootschap door de aandeelhouders ('principalen') aan de bestuurders
('agenten') geeft bestuurders de ruimte om meer in hun eigen belang dan in het
belang van de aandeelhouders te handelen. Dit kan leiden tot een minder
optimale corporate governance en minder optimale prestaties van
vennootschappen. Institutionele beleggers en vermogensbeheerders vormen tegenwoordig
een belangrijke macht op de aandelenmarkten en de rol van bemiddeling in de
beleggingsketen (delegeren van het dagelijks beheer van een belegging aan
vermogensbeheerders) is aanzienlijk toegenomen. Deze toegenomen rol van
bemiddeling heeft geleid tot het ontstaan van prikkels binnen de
beleggingsketen, waardoor teveel wordt gekeken naar kortetermijnprestaties en
te weinig naar de mogelijkheden van aandeelhoudersbetrokkenheid. Institutionele
beleggers en vermogensbeheerders blinken daardoor vaak uit in afwezigheid en
zijn weinig geïnteresseerd in de governance van de vennootschappen waarin is
belegd. Dit vergroot het principaal-agent-probleem dat tussen aandeelhouders en
bestuurders bestaat en leidt tot minder optimale prestaties van beursgenoteerde
vennootschappen. Uit studies is gebleken dat betrokkenheid op lange termijn van
aandeelhouders niet alleen leidt tot betere prestaties van beleggers, maar ook
bijdraagt aan het vergroten van het concurrentievermogen en de prestaties van
vennootschappen.
2.1.
Onvoldoende betrokkenheid van institutionele
beleggers en vermogensbeheerders
Door de financiële crisis is duidelijk
geworden dat de zeggenschap van aandeelhouders niet naar behoren functioneert
in de financiële sector. Het nemen van buitensporige risico's door bestuurders
werd door aandeelhouders in veel gevallen eerder ondersteund dan aan banden
gelegd. De aandeelhouders van beursgenoteerde vennootschappen verschillen in de
regel niet veel van die van financiële instellingen. Er zijn duidelijke
aanwijzingen dat het huidige niveau van “toezicht” op vennootschappen waarin is
belegd en de betrokkenheid van institutionele beleggers en vermogensbeheerders
minder optimaal zijn. Uit onderzoek blijkt dat institutionele beleggers en hun
vermogensbeheerders onvoldoende naar de langetermijnprestaties van een
vennootschap kijken en vooral geïnteresseerd zijn in de ontwikkeling van
aandelenprijzen en de opbouw van kapitaalmarktindexen. Dit kan niet leiden tot
een optimaal rendement voor de eindbegunstigden (bijvoorbeeld toekomstige
gepensioneerden) en zet vennootschappen op korte termijn onder druk. Dit kortetermijndenken lijkt voort te komen
uit het feit dat de belangen van vermogensbezitters en vermogensbeheerders niet
overeenstemmen. Grote vermogensbezitters, zoals pensioenfondsen en
verzekeraars, hebben langetermijnbelangen – immers, hun verplichtingen hebben
een langetermijnkarakter. Toch vertrouwen ze voor de selectie en beoordeling
van vermogensbeheerders vaak op benchmarks, zoals marktindexen, en worden de
prestaties van vermogensbeheerders vaak op kwartaalbasis beoordeeld. Wanneer ze
onderpresteren, kunnen ze hun mandaat verliezen. Hierdoor zijn veel
vermogensbeheerders, ondanks het feit dat voor de eindbegunstigden de absolute
langetermijnprestaties van een belegging van belang zijn, in de eerste plaats
geïnteresseerd in hun prestaties op de korte termijn, zoals die naar voren
komen uit een vergelijking met een benchmark of met de prestaties van andere
vermogensbeheerders. Kortetermijnprikkels leiden de aandacht af en halen de
middelen weg om nog investeringen op basis van fundamentele aspecten en
langetermijnvooruitzichten te verrichten en om door middel van
aandeelhoudersbetrokkenheid de langetermijnwaarde van beleggingen te vergroten.
Dit leidt ertoe dat vennootschappen op korte termijn onder druk komen te staan,
waardoor ze worden ontmoedigd om investeringen te doen waarmee het concurrentievermogen
wordt vergroot. Al is het nog relatief beperkt, het aantal
beleggers dat streeft naar een combinatie van financiële outperformance en het
creëren van langetermijnwaarde en waarvan de beleggingsstrategie ook
aandeelhoudersbetrokkenheid omvat, neemt toch toe.
2.2.
Onvoldoende relatie tussen beloning en prestaties
van bestuurders
Ook het toezicht van aandeelhouders op de beloning
van bestuurders is onvoldoende gebleken. De beloning van bestuurders speelt een
sleutelrol bij het op elkaar afstemmen van de belangen van bestuurders en
aandeelhouders en is een belangrijk instrument om te waarborgen dat bestuurders
in het belang van de vennootschap handelen. Wanneer aandeelhouders geen
toezicht houden op de beloning van bestuurders, bestaat het risico dat dezen
een strategie toepassen die gunstig is voor hen persoonlijk, maar niet
bijdraagt aan de langetermijnprestaties van de vennootschap. In het huidige
kader zijn verscheidene tekortkomingen geconstateerd. Ten eerste is de
informatie die vennootschappen openbaar maken, niet allesomvattend, niet
duidelijk en ook niet vergelijkbaar. Ten tweede beschikken aandeelhouders vaak
over onvoldoende middelen om hun mening over de beloning van bestuurders
kenbaar te maken.
2.3.
Te weinig toezicht van aandeelhouders op
transacties met verbonden partijen
Transacties met verbonden partijen, dat wil
zeggen transacties tussen een vennootschap en het management, bestuurders,
controlerende instanties of aandeelhouders, stellen de verbonden partij in de
gelegenheid om zich ten koste van (minderheids-) aandeelhouders aan de
vennootschap toebehorende waarde toe te eigenen. In de meeste gevallen hebben
aandeelhouders onvoldoende informatie over geplande transacties met verbonden
partijen en beschikken ze niet over adequate middelen om laakbare transacties
tegen te houden. Aangezien institutionele beleggers en vermogensbeheerders in
de meeste gevallen minderheidsaandeelhouders zijn, zouden meer zeggenschapsrechten
ten aanzien van transacties met verbonden partijen hen beter in staat stellen
hun beleggingen te beschermen.
2.4.
Onvoldoende transparantie van volmachtadviseurs
Volmachtadviseurs adviseren aandeelhouders over
de wijze waarop ze op de algemene vergaderingen van beursgenoteerde
vennootschappen het beste kunnen stemmen. Het grote (grensoverschrijdende)
aandelenbezit van veel institutionele beleggers en vermogensbeheerders en de
complexiteit van de kwesties waarmee rekening moet worden gehouden, maken het
gebruik van volmachtadviseurs in veel gevallen onvermijdelijk.
Volmachtadviseurs hebben bijgevolg een aanzienlijke invloed op het stemgedrag
van deze beleggers. Er zijn met name tekortkomingen geconstateerd met
betrekking tot de kwaliteit van stemadviezen en er zijn ook belangenconflicten
vastgesteld.
2.5.
Het uitoefenen van rechten die voortvloeien uit
aandelen is moeilijk en kostbaar
Beleggers ondervinden moeilijkheden bij het
uitoefenen van de rechten die uit hun aandelen voortvloeien, vooral als die
aandelen grensoverschrijdend worden aangehouden. Bij houderschapsketens die
lopen via tussenpersonen, vooral als er veel tussenpersonen bij zijn betrokken
die effectenrekeningen beheren, wordt informatie niet van de vennootschap aan
aandeelhouders doorgegeven en kunnen stemmen van aandeelhouders verloren gaan.
Ook is er dan een grotere kans dat stemrechten door tussenpersonen worden
misbruikt. De systemen kampen in hoofdzaak met de volgende drie tekortkomingen:
gebrek aan mogelijkheden voor vennootschappen om beleggers te identificeren, te
late doorgifte van informatie en rechten binnen de beleggingsketen en
prijsdiscriminatie ten aanzien van grensoverschrijdend aandelenbezit.
2.6.
Onvoldoende kwaliteit van de informatie inzake
corporate governance
Er zijn gebreken geconstateerd in de kwaliteit
van de verslagen over corporate governance die door beursgenoteerde
vennootschappen in de EU zijn opgesteld, vooral met betrekking tot de uitleg
die moet worden gegeven wanneer een aanbeveling uit een code voor corporate
governance niet wordt toegepast. In meer dan 60 % van de gevallen waarin
vennootschappen ervoor kozen om een aanbeveling niet toe te passen, werd die
keuze onvoldoende gemotiveerd. Een gebrekkige verslaglegging maakt het voor
aandeelhouders moeilijker om geïnformeerde beleggingsbeslissingen te nemen en
betrokken te zijn bij de vennootschap waarin ze hebben belegd. 2.7 Subsidiariteitsbeginsel De bevoegdheid van de EU om op te treden, is
gebaseerd op artikel 50, lid 2, onder g), van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Het groeiende belang van
grensoverschrijdende aandelenbeleggingen (buitenlandse beleggers hebben een
belang van ongeveer 44 % in de totale marktkapitalisatie van de beursgenoteerde
vennootschappen in de EU) en de veranderingen in de beleggingsketen
rechtvaardigen gerichte maatregelen op EU-niveau om de bescherming van de
belangen van aandeelhouders en andere belanghebbenden te waarborgen. Slechts
een beperkt aantal lidstaten heeft maatregelen genomen om de problemen aan te pakken
of overweegt dat te doen. Deze maatregelen kunnen de problemen niet echt
oplossen. Wanneer alleen op lidstaatniveau maatregelen worden genomen, zullen
vermoedelijk in elke lidstaat andere regels gaan gelden en ontstaat een
ongelijk speelveld, hetgeen een ondermijnend effect kan hebben of nieuwe
hinderpalen kan opwerpen voor de werking van de interne markt.
3.
Beleidsopties, effectanalyse en voorkeursoptie
3.1.
Vergroten van de mate van betrokkenheid van institutionele
beleggers en vermogensbeheerders
Beleidsopties 1. Geen beleidswijziging 2. Aanbeveling betreffende transparantie van institutionele beleggers en vermogensbeheerders over hun stemgedrag en betrokkenheid, alsook over bepaalde aspecten van hun mandaten voor vermogensbeheer 3. Verplichte transparantie van institutionele beleggers en vermogensbeheerders over hun stemgedrag en betrokkenheid, alsook over bepaalde aspecten van hun mandaten voor vermogensbeheer Beoordeling van beleidsopties || Doeltreffendheid || Doelmatigheid || Samenhang Optie 1: Geen beleidswijziging || 0 || 0 || 0 Optie 2: Aanbeveling betreffende transparantie van institutionele beleggers en vermogensbeheerders || + || + || + Optie 3: Bindende voorschriften voor transparantie van institutionele beleggers en vermogensbeheerders || ++ || + || + Optie 3 is de
voorkeursoptie: Deze optie vergroot de transparantie over de
wijze waarop vermogensbezitters hun vermogensbeheerders ertoe aanzetten te
handelen in het langetermijnbelang van hun begunstigden en een beleggingsstrategie
te volgen die voorziet in aandeelhoudersbetrokkenheid. Vermogensbeheerders
worden bij deze optie verplicht om transparant te zijn over hun
betrokkenheidsbeleid, over de baten van dat beleid en over de wijze waarop zij
zich van hun opdrachten kwijten. Als zij beschikken over wezenlijke en
relevante informatie, zullen vermogensbezitters beter geïnformeerde
beslissingen over hun beleggingsbeleid kunnen nemen. De grotere transparantie
zal hen stimuleren om meer betrokken te zijn bij de vennootschappen waarin ze
beleggen. Transparantie met betrekking tot de kosten die een portefeuille met
een hoge omloopsnelheid met zich meebrengt, kan leiden tot een vermindering van
de omvang van de transacties, wat ertoe bijdraagt dat vermogensbeheerders zich
meer gaan richten op het vergroten van de fundamentele waarde van
vennootschappen door middel van aandeelhoudersbetrokkenheid. Deze maatregelen
zullen uiteindelijk resulteren in kostenbesparingen en een hoger rendement voor
vermogensbezitters en eindbegunstigden. Meer aandacht voor de fundamentele
aspecten en het vermogen van vennootschappen om reële waarde te creëren zou met
name beursgenoteerde kmo’s ten goede kunnen komen. Meer betrokkenheid en een
langetermijnperspectief dragen ook bij aan meer investeringen in onderzoek en
concurrentievermogen en zodoende tot meer werkgelegenheid. De waarschijnlijkheid dat er zich een
positieve verandering met beperkte kostprijs voordoet, is het grootste bij
bindende transparantievoorschriften.
3.2.
Versterken van relatie tussen beloning en prestatie
Beleidsopties 1. Geen beleidswijziging 2. Bindende voorschriften voor transparantie van beloning 3. Stemrecht voor aandeelhouders ten aanzien van beloning Beoordeling van beleidsopties || Doeltreffendheid || Doelmatigheid || Samenhang Optie 1: Geen beleidswijziging || 0 || 0 || 0 Optie 2: Bindende voorschriften voor transparantie van beloning || + || + || + Optie 3: Stemrecht voor aandeelhouders ten aanzien van beloning || + || ++ || + Opties 2 en 3 hebben de voorkeur: Wanneer aandeelhouders duidelijke, uitgebreide en vergelijkbare
informatie over het beloningsbeleid en de beloning van individuele bestuurders
ontvangen, is het voor hen gemakkelijker om effectief toezicht uit te oefenen.
Harmonisering van publicatievoorschriften op EU-niveau zou de informatieasymmetrie
wegnemen en daarmee de bemiddelingskosten tot een minimum beperken. Het zou
gunstig zijn voor grensoverschrijdende beleggingen, omdat het vergelijken van
informatie daardoor gemakkelijker wordt en het ook eenvoudiger en minder
kostbaar wordt om betrokken te zijn bij een vennootschap. Bovendien zouden
vennootschappen daardoor ook meer verantwoording aan andere belanghebbenden
moeten gaan afleggen. Wanneer aandeelhouders stemrecht hebben over
de beloning van bestuurders, hebben ze een effectief instrument in handen om
toezicht te houden op de beloningen en betrokken te zijn bij vennootschappen.
Het zou tegelijkertijd bijdragen aan het versterken van de relatie tussen
beloning en prestatie.
3.3.
Transparantie van en toezicht op transacties met
verbonden partijen
Beleidsopties 1. Geen beleidswijziging 2. Richtsnoeren (zachte wetgeving) 3. Verbeteren van transparantievoorschriften voor transacties met verbonden partijen 4. Stemrecht voor aandeelhouders over de belangrijkste transacties Beoordeling van beleidsopties || Doeltreffendheid || Doelmatigheid || Samenhang Optie 1: Geen beleidswijziging || 0 || 0 || 0 Optie 2: Richtsnoeren (zachte wetgeving) || ≈ || ≈ || + Optie 3: Verbeteren van transparantievoorschriften voor transacties met verbonden partijen || + || + || + Optie 4: Stemrecht voor aandeelhouders over de belangrijkste transacties || ++ || ++ || + Opties 3 en 4 hebben de voorkeur: Beleggers vooraf informatie geven over de belangrijkste transacties
stelt met name minderheidsaandeelhouders beter in staat om zich tegen
ongerechtvaardigde transacties te verzetten en meer bij de vennootschap
betrokken te zijn. Het stemrecht biedt hen de mogelijkheid om laakbare transacties
tegen te houden. Dit stemrecht voor aandeelhouders stimuleert vennootschappen
ook om niet te snel een transactie met verbonden partijen aan te gaan. De
combinatie van meer transparantie en stemrecht zou een positief effect kunnen
hebben op het concurrentievermogen en de duurzaamheid van vennootschappen en op
grensoverschrijdende beleggingen. Bindende voorschriften zijn vermoedelijk
doeltreffender dan zachte wetgeving.
3.4.
Transparantie van volmachtadviseurs
Beleidsopties 1. Geen beleidswijziging 2. Aanbeveling betreffende transparantie over gebruikte methoden en belangenconflicten 3. Bindende publicatievoorschriften voor gebruikte methoden en belangenconflicten 4. Gedetailleerd regelgevingskader Beoordeling van beleidsopties || Doeltreffendheid || Doelmatigheid || Samenhang Optie 1: Geen beleidswijziging || 0 || 0 || 0 Optie 2: Aanbeveling betreffende transparantie || ≈ || + || ++ Optie 3: Bindende transparantievoorschriften || + || ++ || + Optie 4: Gedetailleerd regelgevingskader || ++ || - || - Optie 3 heeft de voorkeur: Verplichte openbaarmaking van de twee belangrijkste problemen, de gebruikte
methoden en de wijze waarop potentiële belangenconflicten worden geregeld, zet
volmachtadviseurs nog verder onder druk om ten aanzien van deze cruciale
aspecten adequate procedures vast te stellen. Bindende
transparantievoorschriften zijn doeltreffender dan zachte wetgeving. Daarnaast
brengen ze in tegenstelling tot gedetailleerde regelgeving geen vaste en
onevenredig hoge lasten met zich mee.
3.5.
Identificatie van aandeelhouders en bevordering
van de uitoefening van aandeelhoudersrechten door aanbieders van
effectenrekeningen
Beleidsopties 1. Geen beleidswijziging 2. Minimale EU-voorschriften 3. Gedetailleerde voorschriften betreffende de mogelijkheid om aandeelhouders te identificeren en verplichtingen ter bevordering van de uitoefening van aandeelhoudersrechten door tussenpersonen Beoordeling van beleidsopties || Doeltreffendheid || Doelmatigheid || Samenhang Optie 1: Geen beleidswijziging || 0 || 0 || 0 Optie 2: Minimale EU-voorschriften || + || ++ || + Optie 3: Verplichten van tussenpersonen om een mechanisme voor de identificatie van aandeelhouders in te voeren || ++ || ++ || + Optie 3 heeft de voorkeur: De verplichting voor tussenpersonen die effectenrekeningen aanbieden,
om aan de vennootschap een dienst van identificatie van aandeelhouders te
bieden, bevordert het rechtstreekse contact tussen de aandeelhouder en de vennootschap.
De verplichting voor dergelijke tussenpersonen om aan aandeelhouders informatie
in verband met hun aandelen door te geven, om de uitoefening van de rechten van
aandeelhouders te bevorderen en om prijsverschillen voor deze diensten in geval
van grensoverschrijdende uitoefening van de rechten te motiveren, voorkomt dat
aandeelhouderstemmen verloren gaan en stelt aandeelhouders beter in staat om grensoverschrijdend
betrokken te zijn.
3.6.
Verbeteren van de kwaliteit van verslagen over
corporate governance
Beleidsopties 1. Geen beleidswijziging 2. Aanbeveling met richtsnoeren 3. Gedetailleerde voorschriften voor verslaglegging over corporate governance Beoordeling van beleidsopties || Doeltreffendheid || Doelmatigheid || Samenhang Optie 1: Geen beleidswijziging || 0 || 0 || 0 Optie 2: Aanbeveling met richtsnoeren || + || ++ || ++ Optie 3: Gedetailleerde voorschriften || ++ || + || + Optie 2 heeft de
voorkeur: Richtsnoeren voor de toelichting die in
geval van afwijking van een code voor corporate governance toelichting dient te
worden verstrekt, kunnen vennootschappen een vaste leidraad bieden om
dergelijke verslagen op te stellen en de kwaliteit ervan te verbeteren. Deze
richtsnoeren zullen vennootschappen ertoe aansporen grondiger na te denken over
regelingen in verband met corporate governance en deze zo nodig te verbeteren,
wat kan bijdragen aan betere prestaties. Dit leidt ook tot meer grensoverschrijdende
beleggingen, omdat verslagen transparanter en onderling beter vergelijkbaar
worden.
4.
Effecten van het totale pakket
De voorgestelde aanpak bestaat uit een pakket complementaire acties.
Dit pakket is onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie met betrekking
tot de langetermijnfinanciering van de Europese economie: het draagt ertoe bij
dat aandeelhouders meer naar de lange termijn gaan kijken, waardoor
beursgenoteerde vennootschappen beter kunnen functioneren. Doelstelling van de voorkeursopties is dat beleggers de beschikking
krijgen over duidelijke, uitgebreide en vergelijkbare informatie, waardoor met
name voor grensoverschrijdende beleggers de hindernissen worden weggenomen voor
hun betrokkenheid bij de vennootschappen waarin ze hebben belegd. Het vergroten
van de transparantie over het resultaat van beleggingsbeleid leidt niet alleen
tot beter geïnformeerde beslissingen van beleggers en eindbegunstigden, maar
ook tot meer betrokkenheid bij de vennootschappen waarin zij hebben belegd. Een
grotere aandeelhoudersbetrokkenheid heeft op haar beurt vermoedelijk een
positief effect op zowel de waarde van aandelen als op de efficiëntie, het
concurrentievermogen en de prestaties van vennootschappen.[2] Het voorgestelde pakket kan derhalve een positief effect hebben op de
duurzaamheid op de lange termijn van beursgenoteerde vennootschappen, waaronder
kmo's, die vermoedelijk een betere toegang tot kapitaalmarkten zullen krijgen.
Er worden ook positieve sociale effecten verwacht, omdat vennootschappen die
naar de lange termijn kijken, meer werkgelegenheid creëren. Er worden geen
specifieke milieueffecten verwacht. Het pakket zou leiden tot een verhoging van de
administratieve lasten, ook voor beursgenoteerde kmo's. Aangezien vooral in transparantie-
en publicatiemaatregelen is voorzien en een zekere mate van transparantie al
verplicht is of vrijwillig wordt toegepast, zouden die lasten echter beperkt
blijven. Verder zullen de kosten van deze maatregelen gelijkelijk over de
verschillende groepen van belanghebbenden worden verdeeld.
5.
Evaluatie
Vijf jaar na het verstrijken van de
omzettingstermijn wordt het pakket geëvalueerd op de effecten ervan. Op basis
van de resultaten van deze evaluatie kunnen wijzigingen worden overwogen. [1] COM/2012/0740 final. [2] De betrokkenheid van aandeelhouders inzake corporate
governance, waarbij beloning een van de kernpunten is, kan een cumulatief
abnormaal rendement op het aankopen en aanhouden van aandelen opleveren van
gemiddeld 7 à 8 % per jaar, en kan daarnaast de kapitaalkosten van
vennootschappen verlagen en hun governance en winstgevendheid aanzienlijk
verbeteren.