This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0615
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on Money Market Funds
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake geldmarktfondsen
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake geldmarktfondsen
/* COM/2013/0615 final - 2013/0306 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake geldmarktfondsen /* COM/2013/0615 final - 2013/0306 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Geldmarktfondsen (“money markt funds” of
MMF’s) vormen een belangrijke bron van kortetermijnfinanciering voor financiële
instellingen, ondernemingen en overheden. In Europa zijn ongeveer 22 % van
de kortlopende schuldbewijzen die door overheden of door ondernemingen zijn
uitgegeven, in handen van MMF’s. MMF’s bezitten 38 % van de kortlopende
schuldbewijzen die door de banksector zijn uitgegeven. Aan de vraagzijde bieden MMF’s een instrument
voor beheer op korte termijn van geldmiddelen waarmee een hoge graad van
liquiditeit, diversificatie, stabiliteit van waarde gecombineerd met
marktopbrengsten wordt bereikt. MMF’s worden voornamelijk gebruikt door
ondernemingen die hun overtollige kasmiddelen voor korte tijd wensen te
beleggen, bijvoorbeeld totdat zij grote uitgaven, zoals lonen, moeten doen. MMF’s vormen een cruciale verbinding waarin
vraag en aanbod van kortetermijnmiddelen samenkomen. Met ongeveer 1 000
miljard EUR aan beheerde activa vertegenwoordigen MMF’s een categorie fondsen
die verschillend is van alle andere beleggingsfondsen. Voor hun werking volgen
de MMF’s voor het merendeel, 80% onder hen wat de activa en 60 % wat het
aantal fondsen betreft, de regels van Richtlijn 2009/65/EG betreffende instellingen
voor instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s). De overige
MMF’s zouden vanaf juli 2013 moeten werken volgens de regels van Richtlijn 2011/61/EU
inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s). Een MMF is
qua omvang gemiddeld veel groter dan een icbe-fonds pleegt te zijn. Een
individueel MMF kan bijvoorbeeld een omvang van 50 miljard EUR bereiken.
MMF’s zijn gevestigd in een beperkt aantal lidstaten, waaronder Frankrijk,
Ierland en Luxemburg, die meer dan 95 % van de markt vertegenwoordigen. De
onderlinge marktconnecties met andere landen zijn niettemin zeer sterk gelet op
de grote aantallen grensoverschrijdende beleggingen en beleggers en de
grensoverschrijdende banden van besmetting tussen de MMF’s en hun sponsor, die
in de meeste gevallen zijn standplaats in een ander land dan de plaats van
vestiging van het MMF heeft. Wegens de systemische verwevenheid van MMF’s
met de banksector en met de financiën van ondernemingen en overheden hebben de
activiteiten van MMF’s een centrale plaats ingenomen in de internationale
werkzaamheden inzake schaduwbankieren. De Raad voor financiële stabiliteit
(FSB) en andere instanties zoals de Internationale Organisatie van
Effectentoezichthouders (IOSCO) en het Europees Comité voor systeemrisico's
(ESRB) hebben de financiële sector bestudeerd en zijn tot de conclusie gekomen
dat een aantal activiteiten en entiteiten systemisch belang hebben maar niet
voldoende door de regelgevende instanties zijn behandeld. In de sector van het
vermogensbeheer hebben MMF’s bijzondere aandacht gekregen wegens hun
systemische relevantie. Het Europees Parlement heeft in november 2012 een
resolutie over schaduwbankieren aangenomen waarin de Commissie verzocht wordt
een specifiek voorstel met betrekking tot MMF's in te dienen[1]. Het ESRB heeft een gedegen analyse gemaakt van
de systeemrisico’s die aan de werking van MMF’s verbonden zijn. In het
bijzonder hadden de gedane aanbevelingen betrekking op de stabiliteit en de
liquiditeit van MMF’s en omvatten zij ook aanvullende regels inzake
transparantie en rapportage. Deze aanbevelingen zijn voor een groot deel opgenomen
in het voorstel van de Commissie en er is rekening gehouden met de mogelijke
negatieve gevolgen voor de financiering van de Europese economie. MMF’s vormen een handig instrument voor
beleggers omdat de kenmerken die zij vertonen, analoog zijn aan die van
bankdeposito's: ogenblikkelijke toegang tot liquiditeit en betrekkelijke
stabiele waardering. Gelet op deze kenmerken zien beleggers in MMF’s een veilig
en meer gediversifieerd alternatief voor bankdeposito's. In werkelijkheid zijn
MMF’s klassieke beleggingsfondsen met de inherente marktrisico’s die aan elke
belegging in een fonds verbonden zijn. Wanneer de prijzen van de activa waarin
de MMF’s belegd worden, een neerwaartse trend vertonen, vooral in onzekere
marktomstandigheden, kan een MMF niet altijd waarmaken waartoe het zich
verbonden heeft, namelijk onmiddellijk terug te betalen en de waarde van het
door het MMF aan de belegger uitgegeven aandeel of recht van deelneming veilig
te stellen. Sommige sponsors van fondsen (meestal banken) kunnen in staat zijn
de aandelenwaarden overeind te houden door sponsorsteun te verlenen, terwijl
andere (meestal vermogensbeheerders) daartoe misschien niet het kapitaal
hebben. Vanwege de looptijdverschillen tussen de dagelijkse liquiditeit die een
MMF aan beleggers verschaft, en de liquiditeit van activa in een
MMF-portefeuille kan het niet altijd mogelijk zijn onmiddellijk terug te
betalen. De belofte van stabiele terugbetalingsprijzen wordt vaak duidelijk
gemaakt door een AAA-rating. De keerzijde is dat beleggers zullen terugkopen
zodra zij voelen dat er een risico bestaat dat het MMF mogelijk niet in staat
zal zijn te allen tijde te voldoen aan de verbintenis van liquiditeit en
stabiele terugbetaling, hetgeen kan leiden tot een zogenaamde “run” van
beleggers. Een “investor run” wordt gekenmerkt door
massale en plotselinge verzoeken om terugbetaling door een grote groep
beleggers die verliezen willen vermijden en terugbetaald willen worden tegen de
hoogst mogelijke prijs. Runs van beleggers zijn systeemrelevant omdat zij MMF’s
ertoe dwingen hun activa snel te verkopen om te voldoen aan uitstaande
verzoeken om terugbetaling. De spiraal van terugbetalingen zelf versnelt de
neergang in de intrinsieke waarde van het fonds (Net Asset Value of NAV) en
voedt derhalve de verdere achteruitgang in de NAV en de angst dat de geldmarkt
in haar geheel onstabiel is. Omdat MMF’s een centrale rol spelen in de
kortetermijnfinanciering van entiteiten zoals banken, ondernemingen of
overheden, kan een run van beleggers op MMF’s bredere macro-economische
gevolgen hebben. Terwijl banken het grootste deel (85 %) van de 1000
miljard EUR aan MMF’s uitgegeven financiële instrumenten voor hun rekening
nemen, vertegenwoordigen overheden een aandeel van ongeveer 10 % terwijl
ondernemingen om en bij de 5 % bezitten. Overheden en zeer grote
ondernemingen gebruiken de geldmarkt als een middel voor
kortetermijnfinanciering, naast kredietlijnen van de bank. De problemen in het geval van runs van
beleggers zijn van systemische aard wegens: (1) de nauwe banden met de reële
economie (de rol die MMF’s spelen om te voldoen aan de financieringsbehoeften
op korte termijn van entiteiten die de geldmarkt gebruiken als
financieringsinstrument), (2) hun band met sponsors. Daarnaast vervullen runs
op MMF’s ook een functie van bescherming van beleggers aangezien degenen die
laat terugkopen (gewoonlijk particuliere beleggers), intrinsiek nadeel
ondervinden in vergelijking met vroege terugkopers. In het voorstel van verordening worden deze
problemen aangepakt. Het voorstel bevat gemeenschappelijke normen om de
liquiditeit van MMF’s te verhogen en om de stabiliteit van hun structuur te
verzekeren. Er worden eenvormige regels ingevoerd om te zorgen voor een
minimumniveau van dagelijkse en wekelijkse liquiditeit van activa. Er wordt een
gestandaardiseerde beleidslijn bepaald zodat de fondsbeheerder een beter begrip
krijgt van zijn beleggerspubliek. Verder worden ook gemeenschappelijke regels
ingevoerd om te waarborgen dat MMF’s beleggen in kwalitatief sterke activa en
behoorlijk gediversifieerde activa met een goede kredietkwaliteit. Deze
maatregelen moeten ervoor zorgen dat de liquiditeit van het fonds toereikend is
om de terugbetalingsverzoeken van de belegger te honoreren. De stabiliteit van het MMF wordt verzekerd
door de invoering van duidelijke en geharmoniseerde waarderingsregels voor de
activa waarin de MMF’s beleggen. Deze waarderingsregels zullen een
vanzelfsprekendheid aan het licht brengen, namelijk dat MMF’s normale
beleggingsfondsen zijn waarvan de activa aan prijsschommelingen onderhevig
zijn. Sommige MMF’s zullen een boekhoudkundige
methode kunnen behouden waarbij een stabiele inschrijvings- en terugbetalingsprijs
mogelijk zijn, op voorwaarde dat zij voldoende kasreserves opbouwen. Deze
zogenoemde “NAV-buffer” zal dienen om de marktschommelingen op te vangen die
inherent zijn aan kapitaalmarkten. Hiermee moet ook worden voorkomen dat
sponsors onvoorbereid zouden zijn indien hun MMF’s externe steun nodig zouden
hebben. Deze buffer zal 3 % van de onder het beheer van het MMF staande
activa bedragen. Volgens de bekende gevallen van sponsorsteun tijdens de crisis
(123 gevallen in Amerikaanse MMF's), liep de steun slechts 3 keer op tot meer
dan 3 %. Toen het Reserve Primary Fund in 2008 in gebreke bleef, verloor
het 3 % op zijn blootstelling van 1,5 % aan de activa van Lehman. De
buffer zal geen volledige waarborg bieden aan de houders van aandelen van
fondsen met constante NAV (CNAV) maar door zijn niveau zorgt hij voor een
evenwicht tussen de behoefte aan een robuust en veilig CNAV-model en de
financieringscapaciteiten van de beheerders. De kosten voor het MMF zullen
afhankelijk zijn van de financieringskosten van elke beheerder. Deze kosten
kunnen variëren tussen 3 % en 10 % jaarlijks. Toegepast op een buffer
van 3 % zou dit leiden tot een stijging van de beheersvergoedingen met 0,09 %
tot 0,30 % jaarlijks. Verwacht wordt dat een deel van deze kostenstijging
door de beheerder zal worden betaald terwijl de rest zal worden afgewenteld op
de beleggers. De stijging van de vergoeding zal een weerslag hebben op de
opbrengst die beleggers uit hun belegging kunnen halen maar zij zullen
anderzijds profijt hebben van een product dat een extra laag biedt voor
isolatie tegen marktschommelingen in de onderliggende activa. Naast deze regeling zal een gemeenschappelijke
regel inzake ratings ervoor zorgen dat fondsbeheerders en beleggers ophouden te
betrouwen op externe kredietratings die in geval van verlaging van
kredietbeoordeling nadelig kunnen zijn voor de werking van de geldmarkt. Deze
maatregelen zullen gepaard gaan met scherpere transparantieregels om ervoor te
zorgen dat de belegger het risico-opbrengstprofiel van zijn belegging correct
begrijpt. De voorgestelde verordening zal steunen op de
bestaande vergunningsprocedures voor icbe’s die bij de icbe-richtlijn zijn
geharmoniseerd. Zij voert een geharmoniseerde vergunningsprocedure in voor
abi-MMF’s aangezien de richtlijn inzake beheerders van alternatieve
beleggingsinstellingen (abi's) het vergunnen van abi’s overlaat aan de
discretionaire bevoegdheid van de lidstaten. Deze geharmoniseerde procedure
voor abi-MMF’s zal een afspiegeling zijn van de geharmoniseerde vergunningsprocedure
voor icbe’s. Beheerders zullen onder de regelgeving van de icbe-richtlijn of de
abi-richtlijn blijven vallen maar beheerders en fondsen die binnen het
toepassingsgebied van deze verordening vallen, zullen moeten voldoen aan deze
bijkomende laag van specifieke MMF-productregels. Deze eenvormige regels hebben tot doel de
integriteit van de interne markt te vrijwaren en versterken de robuustheid
ervan om de gevolgen van een nieuwe crisis tot een minimum te beperken.
Beleggers zullen zich beter bewust worden van de risico’s die aan deze
gereguleerde producten verbonden zijn en zullen meer zekerheid verkrijgen over
het homogene beleggingsvoorstel dat uitgaat van geldmarktfondsen in de Unie. Beheerders
zullen baat vinden bij Europese geharmoniseerde productregels. Instellingen die
geldmarktinstrumenten uitgeven, zullen profiteren van een stabielere omgeving
waarin de rol van MMF’s als financieringsinstrument gevrijwaard blijft. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN 2.1. Overleg met belanghebbende
partijen Vanaf begin 2012 heeft de Commissie een
uitgebreide raadpleging gehouden met vertegenwoordigers van een breed gamma van
organisaties. Het overleg bestond uit bilaterale en multilaterale
bijeenkomsten, één openbare raadpleging over schaduwbankieren, één openbare
raadpleging over vragen met betrekking tot beheer van activa waaronder MMF’s,
en een openbare conferentie over schaduwbankieren. Uit dit proces heeft de
Commissie een overvloed van informatie verkregen over de werking van de
MMF-markt en de verschillende segmenten daarvan en heeft zij meningen gehoord
over de op te lossen vragen en over mogelijke oplossingen. 2.1.1. Groenboek over
schaduwbankieren Uit de antwoorden op het groenboek is een ruim
beeld van het Europese schaduwbankieren naar voren gekomen. Dit heeft geleid
tot de ontwikkeling van meer doelgerichte vragen die specifiek betrekking
hebben op de werking van MMF's, in een openbare raadpleging over
vermogensbeheer die in juli 2012 plaatsvond. In een openbare conferentie van
april 2012, bijgewoond door belanghebbenden uit de EU en de VS, was er ook een
onderdeel gewijd aan MMF’s. Vertegenwoordigers van regelgevende instanties en
de bedrijfssector vormden het panel over MMF’s en gaven hun mening over de vraag
hoe de Europese MMF-markt hervormd zou moeten worden. 2.1.2. Raadpleging over
vermogensbeheer Een hoofdstuk over MMF’s maakte deel uit van
een ruimere openbare raadpleging over diverse vragen betreffende
vermogensbeheer, die op 26 juli 2012 werd geopend (en afgesloten op 18 oktober 2012).
De diensten van de Commissie ontvingen 56 antwoorden op het deel over MMF’. 2.2. Effectbeoordeling Overeenkomstig haar beleid inzake “betere
regelgeving” heeft de Commissie een effectbeoordeling van de diverse beleidsalternatieven
verricht. Om de liquiditeit en stabiliteit van MMF’s te verzekeren werden in
het totaal 16 opties onderzocht. Al deze opties werden geanalyseerd aan de hand
van de algemene doelstellingen, namelijk de financiële stabiliteit in de
interne markt verhogen en beleggers in MMF’s beter beschermen, alsmede op basis
van de meer specifieke doelstellingen van dit initiatief, namelijk (i) gevaar
voor besmetting in de reële economie tegengaan, (ii) gevaar voor besmetting van
sponsors tegengaan, en (iii) de nadelen voor late terugkopers beperken, vooral
wanneer de terugbetalingen in gespannen marktomstandigheden plaatsvinden. De effecten, ook wat betreft kosten en baten
voor de diverse belanghebbenden, beleggers, vermogensbeheerders, uitgevende
instanties van kortlopende schuldbewijzen en sponsors, werden onderzocht. Op
basis van deze analyse werd gekozen voor de invoering van een robuuster
regelgevingskader voor MMF's: hogere niveaus van liquiditeit en een stabielere
structuur. De gekozen opties zullen naar verwachting gunstige effecten hebben
op MMF’s en de geldmarkt in het algemeen door een verbetering van het
weerstandsvermogen tegen spanningen op de markt. Dit zal leiden tot een
stabielere context voor geldmarkten in Europa, hetgeen ten goede zal komen aan
beleggers, entiteiten die kortlopende schuldbewijzen uitgeven, en banken die
MMF’s sponsoren. De diensten van DG MARKT hadden op 16 januari 2013
een vergadering met de dienst voor effectbeoordelingen. Deze dienst analyseerde
de effectbeoordeling en maakte op 18 januari 2013 zijn positief advies bekend.
Tijdens deze vergadering hebben de leden van de dienst voor effectbeoordelingen
de diensten van DG MARKT opmerkingen gegeven om de inhoud van de
effectbeoordeling te verbeteren. Dit resulteerde in een aantal wijzigingen van
de tekst. De probleemomschrijving is verbeterd om dieper in te gaan op de
MMF-markten en de beschrijving daarvan werd verder verrijkt met voorbeelden uit
de Unie die met name aangeven dat de problemen een grensoverschrijdende dimensie
hebben. De doelstellingen en de opties waarin de problemen zijn aangewezen,
zijn beter met elkaar verbonden en er zijn meer becijferde operationele
doelstellingen gebruikt. De effecten op beleggers en de nalevingskosten die aan
de voorgenomen maatregelen verbonden zijn, zijn nader toegelicht. De effecten
op de lidstaten en op de internationale samenhang van de regelgeving zijn ook
beter beschreven. Ten slotte is stelselmatig ruimte geschapen voor de
standpunten van de belanghebbenden, met name in de onderdelen waarin de opties
geanalyseerd en vergeleken worden. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL 3.1. Rechtsgrond en keuze van de
rechtsvorm Artikel 114, lid 1, VWEU vormt de
rechtsgrondslag voor een verordening tot vaststelling van uniforme bepalingen ten
behoeve van de werking van de interne markt. Prudentiële productregels bepalen
de grenzen van de risico’s die aan MMF’s verbonden zijn. Deze voorschriften
regelen als dusdanig niet de toegang tot activiteiten op het gebied van
vermogensbeheer maar regelen de manier waarop deze activiteiten worden
uitgeoefend met het oog op bescherming van de beleggers en financiële
stabiliteit. Deze regels ondersteunen een correcte en veilige werking van de
interne markt. Met het oog op de integriteit van de interne
markt zal de voorgestelde wetgevingsmaatregel een regelgevingskader voor MMF’s
tot stand brengen teneinde beleggers in MMF’s een betere bescherming te bieden
en de financiële stabiliteit te verhogen door het gevaar voor besmetting tegen
te gaan. De voorgestelde bepalingen zullen specifiek moeten bewerkstelligen dat
het fonds over toereikende liquiditeit beschikt om terugbetalingsverzoeken van
beleggers te kunnen beantwoorden, en dat de structuur van MMF’s voldoende wordt
beveiligd om het fonds in staat te stellen het hoofd te bieden aan ongunstige
marktomstandigheden. De verordening wordt geacht het meest passende
rechtsinstrument te zijn voor de invoering van eenvormige voorschriften, die
onder meer betrekking zullen hebben op het toepassingsgebied van de in aanmerking
komende activa, met regels voor diversificatie, regels met betrekking tot de
kredietblootstelling, rentevoet en liquiditeitsrisico’s alsmede regels
betreffende de vergunning van fondsen die voornemens zijn beleggingen in
geldmarkten te verrichten. Het gaat hoofdzakelijk om prudentiële productregels
die Europese MMF’s veiliger en efficiënter moeten maken en de daarbij verband
houdende systeemrisico’s moeten terugdringen. Het verrichten van activiteiten als
fondsbeheerder wordt geregeld door de icbe-richtlijn of door de abi-richtlijn.
De activiteiten van de beheerders zullen onder de genoemde richtlijnen blijven
vallen maar de productregels van het icbe-kader zullen worden aangevuld met de
productregels waarin deze nieuwe verordening zal voorzien. 3.2. Subsidiariteit en
evenredigheid Nationaal gehanteerde regelgeving blijft
intrinsiek beperkt tot de betrokken lidstaat. Het product en het
liquiditeitsprofiel van een MMF alleen op nationaal niveau reguleren houdt het
gevaar in dat verschillende producten allemaal als MMF’s worden verkocht. Dit
zou bij de beleggers verwarring veroorzaken en zou verhinderen dat er in de
Unie gelijke concurrentievoorwaarden tot stand komen voor degenen die MMF’s
aanbieden aan professionele of retailbeleggers. Tegelijkertijd zouden
verschillen in de nationale aanpak met betrekking tot de hoofdkenmerken van een
MMF het gevaar op grensoverschrijdende besmetting verhogen, vooral wanneer de
uitgevende instanties en de MMF’s in verschillende lidstaten zijn gevestigd.
Aangezien MMF’s in de EU in een breed gamma van financiële instrumenten
beleggen, zou het in gebreke blijven van één MMF (ten gevolge van ontoereikende
regulering op nationaal vlak) repercussies hebben op de financiering van
overheidsdiensten en ondernemingen in heel de EU. Verder zijn tal van entiteiten die in Europa
MMF’s aanbieden, in een andere lidstaat gevestigd dan die waar de fondsen op de
markt worden gebracht. Het is derhalve belangrijk dat er een robuust
regelgevingskader tot stand komt waarmee grensoverschrijdende besmetting kan
worden voorkomen. Ook moet besmetting worden voorkomen tussen een MMF en zijn
sponsor die vaak een andere lidstaat is gevestigd. Dit is een bijzonder acute
kwestie wanneer de sponsor gevestigd is in een lidstaat die mogelijk niet over
de begrotingsmiddelen beschikt om een in gebreke blijvende sponsor te redden. Wat de evenredigheid betreft, streeft het
voorstel naar een passend evenwicht tussen de in het geding zijnde openbare
belangen en de kostenefficiëntie van de maatregel. De eisen die aan de
verschillende partijen worden gesteld, zijn nauwkeurig afgestemd. Waar mogelijk
zijn de voorschriften als minimumnorm ontworpen (bv. dagelijkse of
wekelijkse liquiditeit, beperkingen in de concentratie van uitgevende
instanties) en de regelgeving is zodanig afgesteld dat bestaande
bedrijfsmodellen niet onnodig worden verstoord (en bijvoorbeeld voorzien in
passende overgangsperioden voordat de NAV van een MMF vlottend moet worden of
exploitanten de keuze laten tussen strenge kapitaalvoorschriften en het laten
vlotten van de NAV van hun MMF). Bij het opstellen van deze voorschriften is
met name gestreefd naar een evenwicht tussen bescherming van de beleggers, het
voorkomen van grensoverschrijdende besmetting, de financiering van de Europese
ondernemingen en de kosten voor de bedrijfswereld. 3.3. Effect op grondrechten Het voorstel kan een impact hebben op twee
grondrechten van het Europees Handvest van de grondrechten, namelijk vrijheid
van ondernemerschap (artikelen 16 en 22) en consumentenbescherming (artikel 38). De doelstelling van algemeen belang die het
voorstel beoogt, waardoor bepaalde beperkingen van de bovengenoemde
grondrechten gerechtvaardigd zouden kunnen worden, betreft het verzekeren van
integriteit van de markt en stabiliteit. Er kan sprake zijn van aantasting van
de vrijheid van ondernemerschap door het nastreven van de specifieke
doelstellingen wanneer het erop aankomt toereikende liquiditeit te waarborgen,
het risico op besmetting te voorkomen en de belangen van de beleggers beter te verdedigen.
Het voorstel is niettemin volledig in overeenstemming met de kern van dit
grondrecht. De voorgestelde nieuwe regels zullen het recht op bescherming van
de consument (artikel 38) in het algemeen versterken met inachtneming van de
grondrechten en de beginselen die zijn erkend in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, zoals vastgelegd in het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie. 3.4. Nadere uitleg van het
voorstel, per hoofdstuk of per artikel Het voorstel voor een verordening inzake
geldmarktfondsen (MMF's) is gestructureerd in negen hoofdstukken. 3.4.1. Hoofdstuk V – Algemene
bepalingen (artikelen 1 tot en met 6) Hoofdstuk I bevat algemene regels, zoals het
onderwerp en het toepassingsgebied van de voorgestelde regels, de definities,
de vergunning van MMF’s en de interactie van de voorgestelde verordening met
bestaande regels in Richtlijnen 2009/65/EG (icbe’s) en 2011/61/EU (beheerders
van abi’s). Artikel 1 omschrijft het onderwerp en het
toepassingsgebied van de voorgestelde verordening, namelijk alle MMF’s die in
de Unie gevestigd zijn, beheerd worden en/of in de handel worden gebracht, en
verduidelijkt dat de in de verordening opgenomen voorschriften exhaustief
beogen te zijn, dit wil zeggen dat zij zodanig zijn ontworpen dat zij geen
ruimte laten voor verdere regulering op nationaal niveau. MMF’s zijn icbe’s of
abi’s die in kortlopende financiële instrumenten beleggen en specifieke
doelstellingen nastreven. Artikel 2 bevat belangrijke definities die noodzakelijk
zijn voor de eenvormige toepassing van de voorgestelde verordening. Artikel 3
schrijft voor dat instellingen voor collectieve belegging uitdrukkelijk moeten
worden vergund als MMF dan wel door middel van de geharmoniseerde
vergunningsprocedure voor icbe’s of volgens de nieuwe bij artikel 4 ingevoerde
geharmoniseerde procedure voor abi’s. Artikel 5 verleent de benaming
"MMF" alleen aan fondsen die de verordening nakomen. Artikel 6
omschrijft de interacties tussen de bestaande regels voor icbe’s en beheerders
van abi’s en de nieuwe MMF-verordening, hoofdzakelijk door te specifiëren dat
de MMF-beheerder verantwoordelijk zal zijn voor de naleving van de verordening.
3.4.2. Hoofdstuk II – Verplichtingen
inzake het beleggingsbeleid van MMF's (artikelen 7‑20) Hoofdstuk II bevat regels inzake het
toegestane beleggingsbeleid dat door een MMF kan worden nagestreefd, zoals in
aanmerking komende activa, diversificatie, concentratie en kredietkwaliteit van
activa. Artikel 7 omschrijft de betrekkingen tussen de
icbe-regels inzake beleggingsbeleid en de voorgestelde regels inzake
beleggingsbeleid van MMF's, rekening houdend met het feit dat de MMF-regeling
een lex specialis vormt ten opzichte van de specifiek in artikel 7 omschreven
regels inzake icbe’s. Artikel 8 beschrijft vier categorieën van financiële
activa waarin een MMF kan beleggen: geldmarktinstrumenten, deposito’s bij
kredietinstellingen, financiële derivaten en omgekeerde
retrocessieovereenkomsten. Anderzijds mag een MMF niet beleggen in andere
activa, baissetransacties van geldmarktinstrumenten verrichten, risico’s inzake
aandelen of grondstoffen aangaan, effectenleningen opnemen of verstrekken,
retrocessieovereenkomsten aangaan of geldleningen opnemen of verstrekken, omdat
deze activaklassen en praktijken het liquiditeitsprofiel van een MMF zouden
ondermijnen. De artikelen 9 tot en met 13 omschrijven onder welke voorwaarden
de vier categorieën van activa voor belegging door een MMF in aanmerking kunnen
komen. Met name artikel 13 bevat regels om ervoor te zorgen dat de zekerheid
die in ruil voor een omgekeerde retrocessieovereenkomst is ontvangen, voldoende
liquide is om deze indien nodig snel te kunnen verkopen. Artikel 14 bevat nadere regels over de
diversificatie van in aanmerking komende activa die elke MMF moet naleven,
zoals het plafondbedrag dat één enkele uitgevende instantie kan
vertegenwoordigen (als percentage van het door het MMF beheerde vermogen) en
regels inzake de maximale blootstelling aan risico’s die een MMF kan aangaan
ten aanzien van een enkele tegenpartij. Artikel 15 behandelt anderzijds de
maximumbedragen die een MMF (belegger) kan bezitten in één enkele uitgevende
instantie(beperking van concentratie). Om de automatische afhankelijkheid van
externe ratings te beperken bevatten de artikelen 16 tot en met 19 nadere
regels over de interne beoordeling van de kredietkwaliteit van
MMF-beleggingsinstrumenten. Artikel 20 bevat de voorschriften inzake governance
voor het proces van interne kredietwaardering, met name de rol van de hogere
leiding. 3.4.3. Hoofdstuk III – Verplichtingen
inzake het risicobeheer van MMF's (artikelen 21-25) Hoofdstuk III behandelt aspecten van
risicobeheer, zoals het profiel van looptijd en liquiditeit van MMF-activa, het
aanvragen van kredietbeoordelingen en het zogenoemde “ken uw cliënt”-beleid
alsmede de stresstests die een MMF moet verrichten. De nieuwe regels inzake gewogen gemiddelde
looptijd (weighted average maturity of WAM) en gewogen gemiddelde duur
(weighted average life of WAL), gecombineerd met voorschriften inzake bezit van
dagelijks of wekelijkse aflopende activa, zijn belangrijke elementen die het
liquiditeitsprofiel van een MMF en dus zijn capaciteit om
terugbetalingsverzoeken van beleggers te voldoen, kunnen verbeteren. Artikel 21
bevat een belangrijke bepaling over het looptijdprofiel waaraan alle
kortlopende MMF’s moeten voldoen. Artikel 22 bevat overeenkomstige regels voor
standaard-MMF’s die in langer lopende instrumenten beleggen dan een kortlopende
MMF. Standaard-MMF’s hebben verschillende looptijdlimieten, zoals WAL en WAM,
en kunnen gebruik maken van een lagere drempel voor diversificatie voor
beleggingen in geldmarktinstrumenten van een zelfde entiteit. Deze elementen
stemmen overeen met de doelstellingen van standaard-MMF’s, namelijk dat lichtjes
hogere opbrengsten dan geldmarkttarieven worden geboden. De kenmerken van deze
categorie van MMF’s stroken ook met het feit dat standaard-MMF’s niet kunnen
worden beheerd als CNAV MMF’s (artikel 22, lid 5) en derhalve minder vatbaar
zijn voor massale uitstromen. Artikel 23 verhindert dat een MMF een externe
rating kan aanvragen of financieren en vormt dus een aanvulling op de in de
artikelen 16 tot en met 19 omschreven regels over interne ratings. Artikel 24
bevat voorschriften inzake “ken-uw-cliënt”. Deze regels hebben tot doel MMF’s
in staat stellen beter te anticiperen op de cycli van terugbetalingen. Artikel 25
bevat regels over stresstests. 3.4.4. Hoofdstuk IV –
Waarderingsregels (artikelen 26-28) Hoofdstuk IV behandelt de waardering van
activa van een MMF en de berekening van de intrinsieke waarde (NAV) per recht
van deelneming of aandeel. De artikelen 26 tot en met 28 bevatten regels
over de wijze waarop een MMF zijn individuele beleggingsactiva moet waarderen
en de NAV per eenheid of aandeel van het MMF moet worden berekend alsmede met
welke frequentie beide reeksen van waarderingen moeten worden verricht. Hoewel
als algemene regel de voorkeur wordt gegeven aan de waardering tegen
marktwaarde, kan een MMF ook een waardering op basis van een modellenbenadering
("mark to model") gebruiken wanneer waardering tegen marktwaarde niet
mogelijk is of er niet voldoende of geen kwalitatief goede gegevens voorhanden
zijn. Alleen CNAV-MMF’s kunnen activa ook tegen geamortiseerde kostprijs
waarderen. De methode voor de berekening van de NAV is van bijzonder belang
wanneer aandelen of rechten van deelneming in een MMF worden uitgegeven of
teruggekocht (artikel 26). 3.4.5. Hoofdstuk V– Specifieke
voorschriften voor CNAV MMF's (artikelen 29-34) Hoofdstuk V bevat specifieke voorschriften
voor MMF’s die hun activa tegen geamortiseerde kostprijs waarderen of een
constante NAV adverteren of de constante NAV per recht van deelneming of
aandeel afronden naar het dichtste percentagepunt – de zogenoemde MMF’s met
constante NAV of CNAV MMF’s. Artikel 29 bevat specifieke
vergunningsvoorwaarden die alleen van toepassing zijn op MMF’s die de
geamortiseerde kostprijs voor de waardering van hun activa gebruiken of een
constante NAV per recht van deelneming of aandeel adverteren of de constante
NAV afronden naar het dichtste percentagepunt. Deze CNAV MMF’s moeten een
buffer invoeren en te allen tijde handhaven die ten minste 3 % van de
totale waarde van hun activa bedraagt. Artikel 30 beschrijft de aanleg van de
buffer (de "NAV-buffer”) terwijl artikel 31 de werking ervan regelt. Zeer
belangrijk is het voorschrift van artikel 31 dat de NAV-buffer alleen kan
worden gebruikt om het verschil tussen de constante NAV per recht van
deelneming of aandeel en de “reële” waarde van een aandeel of recht van
deelneming te compenseren. Daarnaast bevat artikel 31 regels over het tijdstip
waarop de NAV-buffer moet worden gedebiteerd of kan worden gecrediteerd. Ten
slotte bevatten de artikelen 32 tot en met 34 de verplichting de buffer aan te
vullen en wordt omschreven welke gevolgen verbonden zijn aan de niet-aanvulling
ervan. 3.4.6. Hoofdstuk VI – Externe steun
(artikelen 35-36) Hoofdstuk VI bevat regels over externe steun.
Het voorziet in een regel volgens welke CNAV MMF’s alleen externe steun kunnen
ontvangen door middel van de NAV-buffer, terwijl het voor andere MMF’s in de
regel verboden is externe steun te ontvangen. Artikel 35 beschrijft wat begrepen moet worden
onder externe steun en geeft een niet-exhaustieve opsomming van voorbeelden van
externe steun. Dit artikel heeft een tweeledig doel: ervoor zorgen dat alle
steun van “sponsors” aan CNAV MMF’s wordt verleend via het in artikel 31
omschreven transparante mechanisme waarbij gebruik wordt gemaakt van een vooraf
opgerichte NAV-buffer of, indien sponsorsteun aan andere MMF’s wordt verleend,
ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten deze steun alleen toestaan indien
uitzonderlijke omstandigheden met betrekking tot de handhaving van de
financiële stabiliteit de ad-hocverlening van sponsorsteun rechtvaardigen
(artikel 36). 3.4.7. Hoofdstuk VII – Transparantievereisten
(artikelen 37-38) Hoofdstuk VII bevat regels inzake
transparantie wat het adverteren van MMF’s aan beleggers betreft, alsook regels
inzake rapportage aan de bevoegde autoriteiten. Artikel 37 bevat speciale
transparantievereisten. Artikel 38 legt alle MMF’s rapportageverplichtingen op
naast de krachtens de Richtlijnen 2009/65 en 2011/61 geldende verplichtingen. 3.4.8. Hoofdstuk VIII – Toezicht
(artikelen 39-42) Hoofdstuk VIII bevat de toepasselijke regels
inzake toezicht op MMF's: artikel 39 omschrijft de respectieve rollen van de
bevoegde autoriteiten van het MMF en van de MMF-beheerder. Artikel 40 bepaalt
dat de taken die de bevoegdheden die de desbetreffende autoriteiten overeenkomstig
de icbe- en de abi-richtlijn bezitten, ook overeenkomstig de voorgestelde
verordening moeten worden uitgeoefend. Artikel 41 heeft betrekking op de
bevoegdheden van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en
artikel 42 omschrijft de samenwerking tussen autoriteiten. 3.4.9. Hoofdstuk IX —
Slotbepalingen (artikelen 43-46) Hoofdstuk IX bevat regels over de behandeling
van bestaande als MMF optredende icbe’s en abi’s om ervoor te zorgen dat zij
voldoen aan de nieuwe regels inzake MMF's, en voorziet in een
herzieningsbepaling voor de toepassing van NAV-buffers op bepaalde CNAV MMF's.
Artikel 43 bepaalt met name hoe bestaande icbe’s en abi’s die aan de
criteria van de definitie van een CNAV MMF voldoen, de NAV-buffer geleidelijk
moeten opbouwen. Artikel 45 bepaalt dat de toepassing van NAV-buffers op CNAV
MMF’s die hun portefeuille concentreren op door lidstaten uitgegeven of
gewaarborgd schuldpapier, drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening
moet worden herzien. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De werkzaamheden voor de hervorming van MMF’s
zijn nauw gecoördineerd met de Europese Autoriteit voor effecten en markten
(ESMA). Deskundigen van de Commissie op het gebied van vermogensbeheer hebben
regelmatig overlegd met hun ambtgenoten van de ESMA, zowel in het kader van de
operationele werkgroep voor MMF’s als in de vaste commissie inzake diensten van
vermogensbeheer, die bij de ESMA is ingesteld. De ESMA heeft haar lopende werkzaamheden over
MMF’s immers opgeschort omdat de Commissie haar voornemen bekendmaakte om
wetgeving op dit gebied voor te stellen, waardoor een aantal beginselen die in
bestaande richtsnoeren van het CESR (Comité van Europese effectenregelgevers)
en de ESMA over MMF’s vervat lagen, in het primaire recht zouden worden
opgenomen. Deze opschorting kwam er nadat de ESMA reeds van start was gegaan
met een werkplan voor “alternatieve ratingmethodologieën”. De bedoeling van dit
werkplan was te komen tot een vervanging van de kredietbeoordelingen over
geldmarktinstrumenten door ratingbureaus. De ESMA heeft dit werkschema
opgeschort in afwachting van het formele mandaat dat deze werkzaamheden zouden
krijgen op basis van de voorgestelde wetgeving. Daarnaast is de ESMA in haar
activiteiten ter bevordering van convergentie op het gebied van MMF’s reeds
bezig met de invoering van een gegevensbank inzake toezichtpraktijken en
naleving van haar bestaande richtsnoeren. Derhalve is de ESMA reeds degelijk toegerust
om het mandaat uit hoofde van de voorgestelde verordening op te nemen; de
betrokken werkzaamheden waren reeds aangevangen voordat de Commissie haar
voorstel inzake MMF’s indiende. In deze omstandigheden heeft de Commissie geen
gevolgen voor de EU-begroting kunnen aanwijzen. Derhalve zullen voor de ESMA
geen bijkomende financiering en geen extra personeelsleden noodzakelijk zijn om
de taken te vervullen waarmee zij bij de voorgestelde wetgeving zal worden
belast, namelijk het ontwikkelen van een alternatieve ratingmethodologie en het
invoeren van een database van goedgekeurde MMF's. Zoals hierboven aangehaald,
maken deze taken reeds deel uit van gevestigde werkstromen binnen de ESMA. De werkzaamheden om operationele regels op het
gebied van MMF’s te bepalen, vallen bovendien al binnen het bestaande takenpakket
van de ESMA. In het kader van haar algemene taak van toezicht op en bevordering
van convergentie in de regelgeving op het gebied van icbe’s heeft de ESMA reeds
personeelsleden ingezet om instrumenten te ontwikkelen voor beleid en toezicht
inzake MMF’s als speciale categorie van fondsen die ofwel als icbe’s ofwel als
abi’s worden gereguleerd. In het kader van dit streven heeft de CESR,
als voorganger van de ESMA, in mei 2010 omstandige richtsnoeren over MMF’s
uitgebracht (CESR 10/049). In 2012 heeft de ESMA met de inzet van
omvangrijke middelen een peer review gehouden waarin is nagegaan hoe de
lidstaten de richtsnoeren in de praktijk hebben toegepast (12 lidstaten pasten
de richtsnoeren toe terwijl 8 deze niet in hun regelgevingspraktijk hadden
omgezet). In 2013 werden de MMF-richtsnoeren aangevuld
met een uitgebreid vragenforum. 2013/0306 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD inzake geldmarktfondsen (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 114, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[2],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Geldmarktfondsen
(geldmarktfondsen of MMF's) verstrekken financiering op korte termijn aan
financiële instellingen, ondernemingen of overheden. Door financiering aan deze
entiteiten te verstrekken dragen geldmarktfondsen bij aan de financiering van
de Europese economie. (2) Aan de vraagzijde zijn MMF’s
instrumenten voor beheer op korte termijn van kasmiddelen waarmee een hoge
graad van liquiditeit, diversificatie, stabiliteit van waarde van het belegde
kapitaal gecombineerd met marktopbrengsten wordt geboden. MMF’s worden
hoofdzakelijk gebruikt door ondernemingen die hun overschot aan kasmiddelen
wensen te beleggen voor een korte termijn. MMF’s vormen derhalve een cruciale
verbinding waarin vraag en aanbod van kortetermijnmiddelen samenkomen. (3) Uit de gebeurtenissen die
tijdens de financiële crisis plaatsvonden, is gebleken dat MMF’s een aantal
kenmerken bezitten die hen kwetsbaar maken wanneer de financiële markten in
moeilijkheden zijn en die daardoor de risico’s in het financiële stelsel kunnen
verspreiden of versterken. Wanneer de prijzen van de activa waarin de MMF’s
belegd zijn, een neerwaartse trend vertonen, vooral in onzekere marktsituaties,
kunnen MMF’s niet altijd de verbintenis nakomen dat zij onmiddellijk zullen
terugbetalen en de waarde van het door het MMF aan de belegger afgegeven
aandeel of recht van deelneming zullen veiligstellen. Deze situatie kan massale
en plotselinge verzoeken om terugbetaling op gang brengen, hetgeen potentieel
bredere macro-economische gevolgen kan hebben. (4) Massale
terugbetalingsverzoeken dwingen MMF’s een deel van hun beleggingsactiva te
verkopen op een krimpende markt, waardoor een liquiditeitscrisis wordt
aangezwengeld. In deze omstandigheden kunnen instanties op de geldmarkt zware
financieringsmoeilijkheden ondervinden indien de markt van commercial papers en
andere geldmarktinstrumenten opdroogt. Besmetting van de markt voor
kortetermijnfinanciering kan dan ook rechtstreekse en aanzienlijke
moeilijkheden opleveren voor de financiering van financiële instellingen,
ondernemingen en overheden en dus van de economie. (5) Vermogensbeheerders, die
daarbij door sponsors worden geholpen, kunnen besluiten discretionaire steun te
verlenen om de liquiditeit en de stabiliteit van hun MMF’s te vrijwaren. Sponsors
zien zich vaak gedwongen hun gesponsorde MMF’s te ondersteunen wanneer zij
waarde verliezen ten gevolge van het reputatierisico en zij zijn bang dat de
paniek zich over de andere activiteiten van de sponsor zou kunnen verspreiden.
Naargelang van de omvang van het fonds en de intensiteit van de druk ten
gevolge van de terugbetalingen kan de sponsorsteun afmetingen aannemen die hun
onmiddellijk beschikbare reserves te boven gaan. Het is dan ook belangrijk te
voorzien in een kader van eenvormige regels om faling van de sponsor en het
besmettingsgevaar voor andere sponsors van MMF's te voorkomen. (6) Om de integriteit en
stabiliteit van de interne markt te bewaren door de veerkracht van MMF’s te
bevorderen en door besmettingskanalen af te sluiten, moeten regels worden
vastgesteld met betrekking tot de werking van MMF's en met name de
samenstelling van de portefeuille van MMF's. Er zijn in heel de Unie eenvormige
regels nodig die ervoor moeten zorgen dat MMF’s vooral in onzekere
marktsituaties beleggers onmiddellijk kunnen terugbetalen. Er zijn ook
eenvormige regels inzake de portefeuille van een geldmarktfonds nodig om ervoor
te zorgen dat MMF’s het hoofd kunnen bieden aan massale en plotselinge
terugbetalingsverzoeken van een grote groep beleggers. (7) Verder zijn er eenvormige
regels nodig om te zorgen voor een vlotte werking van de markt voor
kortetermijnfinanciering van financiële instellingen, ondernemingen die
kortlopende schuldpapieren uitgeven, en overheden. Dergelijke regels zijn
noodzakelijk om MMF-beleggers een gelijke behandeling te geven en te vermijden
dat late terugkopers bijkomend ongemak moeten verdragen wanneer de
terugbetalingen tijdelijk opgeschort zijn of wanneer het MMF geliquideerd
wordt. (8) Er moet worden gezorgd voor
een harmonisering van de prudentiële vereisten met betrekking tot MMF’s door
middel van duidelijke voorschriften waardoor in heel de Unie directe
verplichtingen worden opgelegd aan MMF’s en de beheerders daarvan. Hiermee
wordt een stimulans gegeven aan MMF’s als bron van kortetermijnfinanciering
voor de publieke en de particuliere sector in heel de Unie. Voorts wordt ervoor
gezorgd dat MMF’s voor de ondernemingen van de Unie die behoefte hebben aan
kasbeheer, een betrouwbaar instrument blijven. (9) De MMF-richtsnoeren die door
het Comité van Europese effectenregelgevers (CEER) waren aangenomen om gelijke
concurrentievoorwaarden voor MMF’s in de Unie tot stand te brengen, waren één
jaar na de inwerkingtreding ervan slechts door 12 lidstaten ten uitvoer gelegd,
wat erop wijst dat de diverse nationale regels hardnekkig blijven bestaan.
Zoals de financiële crisis duidelijk heeft gemaakt, is het met onderling
verschillende nationale regelingen niet mogelijk de kwetsbare punten van de
geldmarkten van de Unie aan te pakken en de risico’s voor besmetting te
beperken, hetgeen de werking en de stabiliteit van de interne markt in gevaar brengt.
Deze gemeenschappelijke regels inzake MMF’s moeten beleggers daarom een hoog
niveau van bescherming bieden en moeten elk potentieel gevaar voor besmetting
ten gevolge van een mogelijke “run” van beleggers op het fonds voorkomen en
beperken. (10) Indien er geen verordening met
regels voor MMF’s zou bestaan, zouden op nationaal vlak verder nog uiteenlopende
regelingen worden vastgesteld die de concurrentie aanzienlijk blijven verstoren
door grote verschillen in de basisbescherming voor beleggers. Uiteenlopende
voorschriften inzake samenstelling van de portefeuille, in aanmerking komende
activa, looptijden, liquiditeit en diversificatie, alsmede inzake
kredietwaardigheid van uitgevende instanties van geldmarktinstrumenten leiden
tot verschillende niveaus van bescherming voor de belegger omdat er verschillen
bestaan in het risiconiveau dat aan het op het geldmarktfonds gebaseerde
beleggingsvoorstel verbonden is. Het gebrek aan strikte gemeenschappelijke
regels voor MMF’s op de interne markt staat een eenvormige bescherming van
beleggers in de weg waardoor deze beleggers zich ertoe aangespoord zullen
voelen hun belegde vermogen terug te kopen en zo een “run” op het
beleggingsfonds op gang brengen. Het is daarom belangrijk, door een eenvormige
reeks regels vast te stellen, besmetting op de markt van kortlopende financiering
en verder ook ten aanzien van de sponsors van het MMF te voorkomen, hetgeen de
stabiliteit van de financiële markt van de Unie ernstig in gevaar zou brengen. (11) De nieuwe regels voor MMF’s
zijn nauw verbonden met Richtlijn 2009/65/EG[3]
en Richtlijn 2011/61/EU[4],
aangezien hiermee het wettelijke kader voor de oprichting, het beheer en de
verhandeling van MMF’s in de Unie wordt gevormd. (12) In de Unie kunnen instellingen
voor collectieve belegging worden geëxploiteerd als instellingen voor collectieve
belegging in effecten (icbe’s) onder het beheer van icbe-beheerders of
beleggingsinstellingen die krachtens Richtlijn 2009/65/EG een vergunning
daartoe hebben gekregen, of als alternatieve beleggingsinstellingen (abi’s)
welke onder het beheer staan van een beheerder van dergelijke instellingen, die
krachtens Richtlijn 2011/61/EU een vergunning of een inschrijving daarvoor
heeft gekregen. De nieuwe regels voor MMF’s moeten de bepalingen van deze
richtlijnen aanvullen. De nieuwe eenvormige regels inzake MMF’s moeten
bijgevolg gelden naast die welke in de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU
zijn vastgesteld. Tegelijkertijd moet een aantal regels betreffende het
beleggingsbeleid van icbe’s waarin hoofdstuk VII van Richtlijn 2009/65/EG heeft
voorzien, uitdrukkelijk buiten toepassing worden gelaten en moeten in deze
nieuwe eenvormige regels voor MMF's specifieke productregels worden vastgesteld. (13) Op instellingen voor
collectieve belegging waarvan de kenmerken overeenstemmen met die van een MMF,
moeten geharmoniseerde regels van toepassing zijn. Icbe’s en abi’s die in
kortlopende activa zoals geldmarktinstrumenten of deposito’s beleggen, of
omgekeerde retrocessieovereenkomsten of bepaalde derivatenovereenkomsten
aangaan met als enig doel risico’s met betrekking tot andere beleggingen van
het fonds af te dekken, en die het oogmerk hebben een rendement te bieden dat
overeenstemt met geldmarkttarieven, of de waarde van het instrument te
vrijwaren, zijn verplicht de nieuwe regels inzake MMF’s in acht te nemen. (14) Het specifieke karakter van
MMF’s vloeit voort uit een combinatie van de activa waarin wordt belegd en de
doelstellingen die hiermee worden nagestreefd. De doelstelling om een rendement
in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden en de doelstelling om de
waarde van de belegging te vrijwaren, hoeven elkaar niet uit te sluiten. Een
MMF kan één van deze doelstellingen dan wel beide doelstellingen samen
nastreven. (15) De doelstelling om rendement
in overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden dient in ruime zin te worden
begrepen. De rendementsverwachting hoeft niet perfect overeen te stemmen met
EONIA, Libor, Eurobor of andere relevante geldmarkttarieven. Wanneer als
doelstelling geldt het geldmarkttarief met een kleine marge te overtreffen, mag
daarbij niet worden aangenomen dat de icbe of de abi aan de toepassing van de
nieuwe eenvormige regels wordt onttrokken. (16) Het doel van vrijwaring van de
waarde van een belegging mag niet worden begrepen als een kapitaalgarantie
waartoe het fonds zich zou verbinden. Het dient te wordt begrepen als een
oogmerk dat de icbe of abi wenst na te streven. Een daling in waarde van de
beleggingen mag niet betekenen dat de instelling voor collectieve belegging de
doelstelling inzake vrijwaring van de waarde van een belegging heeft veranderd. (17) Het is belangrijk dat icbe’s
en abi’s met de kenmerken van MMF’s als MMF worden aangemerkt en dat
uitdrukkelijk wordt gecontroleerd of zij in staat zijn de nieuwe eenvormige
regels permanent na te leven. Daarom moeten vergunningen aan MMF’s door
bevoegde autoriteiten worden verleend. Voor icbe’s moet de vergunning als MMF
deel uitmaken van de vergunning als icbe in overeenstemming met de in Richtlijn
2009/65/EG voorgeschreven geharmoniseerde procedures. Wat betreft abi’s, die
niet aan geharmoniseerde procedures voor vergunning en toezicht uit hoofde van
Richtlijn 2011/61/EU zijn onderworpen, moet worden gezorgd voor
gemeenschappelijke basisregels inzake vergunning die nauw corresponderen met de
bestaande geharmoniseerde regels voor icbe’s. Dergelijke procedures moeten
ervoor zorgen dat een abi met een vergunning als MMF een beheerder van een abi
heeft die over een vergunning beschikt uit hoofde van Richtlijn 2011/61/EU. (18) Om te verzekeren dat alle
instellingen voor collectieve belegging die de kenmerken van een MMF vertonen,
aan de nieuwe gemeenschappelijke regels inzake MMF’s zijn onderworpen, moet het
gebruik van de benaming “MMF” of van elke andere term die suggereert dat een
instelling voor collectieve belegging de kenmerken van een MMF zou bezitten,
worden verboden tenzij aan deze verordening is voldaan. Om te voorkomen dat de
MMF-regels worden omzeild, moeten de bevoegde autoriteiten toezicht houden op
de marktpraktijken van instellingen voor collectieve belegging die in hun
rechtsgebied zijn gevestigd of daar worden verhandeld, om na te gaan of zij de
MMF-benaming niet misbruiken of de indruk wekken een MMF te zijn zonder dat zij
aan het nieuwe regelgevingskader voldoen. (19) De nieuwe regels die op MMF's
van toepassing zijn, moeten voortbouwen op het bestaande regelgevingskader dat
is ingevoerd bij de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU en de
uitvoeringshandelingen daarvan. De productregels betreffende MMF’s moeten
derhalve van toepassing zijn naast die welke de in de bestaande Uniewetgeving
zijn vastgesteld, tenzij deze uitdrukkelijk buiten toepassing worden gelaten.
Voorts moeten de in het bestaande kader geldende regels inzake beheer en
verhandeling van toepassing zijn op MMF’s en daarbij rekening houden met hun
aard als icbe of abi. Op dezelfde manier moeten de in Richtlijnen 2009/65/EG en
2011/61/EU neergelegde regels inzake grensoverschrijdende verlening van
diensten en vrijheid van vestiging dienovereenkomstig van toepassing zijn op de
grensoverschrijdende activiteiten van MMF's. (20) Aangezien icbe’s en abi’s
verschillende rechtsvormen kunnen aannemen zonder dat zij hiermee
rechtspersoonlijkheid verkrijgen, moeten de bepalingen die MMF’s verplichte
handelingen opleggen, worden geacht betrekking te hebben op de MMF-beheerder in
gevallen waarin het MMF is opgericht als een icbe of een abi die niet in staat
is zelf te handelen omdat zij zelf geen rechtspersoonlijkheid heeft. (21) In de regels over de
portefeuille van MMF’s moet duidelijk worden bepaald welke categorieën van
activa voor belegging door MMF's in aanmerking kunnen komen en onder welke
voorwaarden deze in aanmerking komen. Om de integriteit van MMF’s te verzekeren
is het ook wenselijk een MMF te verbieden bepaalde financiële transacties aan
te gaan die zijn beleggingsstrategie en ‑doelstellingen in gevaar zouden
brengen. (22) Geldmarktinstrumenten zijn
verhandelbare instrumenten die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden,
zoals schatkistbiljetten, kortlopend papier van lokale overheden, depositocertificaten,
commercial paper, bankaccepten of verhandelbaar papier over middellange of
korte termijn. Deze kunnen voor belegging door MMF’s alleen in aanmerking komen
indien zij voldoen aan beperkingen inzake looptijd en door het MMF beschouwd
worden als activa met een hoge kredietwaardigheid. (23) Door activa gedekt commercial
paper (ABCP) moet worden geacht in aanmerking te komen als geldmarktinstrument
voor zover het voldoet aan aanvullende vereisten. Omdat bepaalde securitisaties
tijdens de crisis bijzonder onstabiel waren, moeten aan de onderliggende activa
begrenzingen van de looptijd en kwaliteitscriteria worden opgelegd. Niet alle
categorieën van onderliggende activa mogen in aanmerking komen omdat sommige
meer met instabiliteit werden geconfronteerd dan andere. Om die reden moeten de
onderliggende activa uitsluitend samengesteld worden uit door ondernemingen in
het kader van hun bedrijfsactiviteiten uitgegeven kortlopende
schuldinstrumenten, zoals handelsvorderingen. Instrumenten zoals autoleningen en
‑leases, leases van uitrusting, consumentenleningen, woninghypotheken, creditcardvorderingen
of enig ander soort instrumenten die betrekking hebben op de verkrijging of
financiering van diensten of goederen door consumenten, mogen niet in
aanmerking komen. De ESMA moet worden belast met het opstellen van ontwerpen
van technische uitvoeringsnormen, die aan de Commissie zullen worden
voorgelegd, met betrekking tot de voorwaarden en de omstandigheden waaronder de
onderliggende vorderingen of pool van vorderingen geacht worden uitsluitend te
bestaan uit bedrijfsschuldpapier, en tot de voorwaarden en benchmarks om vast
te stellen wanneer bedrijfsschuldpapier een hoge kredietkwaliteit en
liquiditeit heeft. (24) Een MMF mag alleen in
deposito’s beleggen voor zover het fonds in staat is het geld te allen tijde
terug te trekken. De daadwerkelijke mogelijkheid tot terugtrekking zou worden belemmerd
indien de boeten die aan vroegtijdige terugtrekking verbonden zijn, zo hoog
zijn dat zij meer bedragen dan de opgelopen rente vóór de intrekking. Om deze
reden moet een MMF zich ervoor hoeden geen deposito’s te beleggen bij een
kredietinstelling die een hoger dan gemiddelde boete oplegt, of te langdurige
deposito’s aan te gaan die tot te hoge boetes zouden leiden. (25) Voor belegging door MMF’s in
aanmerking komende derivaten mogen alleen dienen om rentevoetrisico’s en
valutarisico’s af te dekken en mogen als onderliggend instrument alleen gebruik
maken van rentevoeten, valutakoersen of indexen die deze categorieën vertegenwoordigen.
Elk gebruik van derivaten voor andere doeleinden of op basis van andere
onderliggende instrumenten moet worden verboden. Derivaten mogen alleen worden
gebruikt als aanvulling van de strategie van het fonds en niet als
belangrijkste instrument om de doelstellingen van het fonds te bereiken. Indien
een MMF een belegging zou doen in activa die in een andere munteenheid dan de
munteenheid van het fonds zijn uitgedrukt, wordt verwacht dat de MMF-beheerder de
blootstelling aan het valutarisico volledig afdekt, onder meer via derivaten. (26) Omgekeerde
retrocessieovereenkomsten kunnen door een MMF worden gebruikt als een manier om
overtollige kasmiddelen op zeer korte termijn te lenen, op voorwaarde dat de
positie volledig met onderpand is gedekt. Om de belangen van de beleggers te
beschermen moet ervoor worden gezorgd dat het in het kader van een omgekeerde
retrocessieovereenkomst verleende onderpand van hoge kwaliteit is. Alle andere
efficiënte technieken voor portefeuillebeheer, met inbegrip van het opnemen en
verstrekken van effectenleningen, mogen door het MMF niet worden gebruikt omdat
zij inbreuk zouden kunnen maken op de beleggingsdoelstellingen van het MMF. (27) Om het nemen van risico’s door
MMF’s in te dijken moet het tegenpartijrisico worden beperkt door MMF's
duidelijke verplichtingen op te leggen met betrekking tot de diversificatie van
hun portefeuille. Met dit doel voor ogen is hen dan ook noodzakelijk dat
omgekeerde retrocessieovereenkomsten volledig door onderpand worden gedekt en
dat ter beperking van het operationele risico één tegenpartij van een
omgekeerde retrocessieovereenkomst niet meer dan 20 % van de activa van
het MMF mag vertegenwoordigen. Op alle over-the-counterderivaten
(otc-derivaten) moet Verordening (EU) nr. 648/2012[5] van toepassing zijn. (28) Om prudentiële redenen en om
te vermijden dat een MMF invloed van betekenis kan uitoefenen op de
bedrijfsvoering van een uitgevende instelling, moet een buitensporige
concentratie van beleggingen van een MMF in één uitgevende instantie worden
voorkomen. (29) Het MMF hoort te beleggen in
activa van hoge kwaliteit die daartoe in aanmerking komen. Daarom moet een MMF
over een zorgvuldige en strenge procedure van interne beoordeling beschikken om
de kredietwaardigheid te bepalen van de geldmarktinstrumenten waarin het fonds
voornemens is te beleggen. In overeenstemming met de wetgeving van de Unie om
overmatig vertrouwen in kredietratings tegen te gaan, moeten MMF’s bij de
beoordeling van de kwaliteit van in aanmerking komende activa vermijden
mechanisch te vertrouwen op ratings van ratingbureaus. Daarom moet het MMF een
intern ratingsysteem opzetten dat gebaseerd is op een geharmoniseerde
ratingschaal en een interne beoordelingsprocedure. (30) Om te voorkomen dat
MMF-beheerders voor de evaluatie van het kredietrisico van een
geldmarktinstrument verschillende beoordelingscriteria gebruiken en derhalve
verschillende risicokenmerken toeschrijven aan hetzelfde instrument, moet
ervoor worden gezorgd dat beheerders op dezelfde criteria vertrouwen. Daarom
moeten de ratingcriteria duidelijk gedefinieerd en geharmoniseerd zijn.
Voorbeelden van interne ratingcriteria zijn kwantitatieve metingen met
betrekking tot de uitgevende instelling, zoals de financiële ratio’s, de
tendens in de balans, richtsnoeren met betrekking tot rentabiliteit, te
beoordelen en te vergelijken met die van soortgelijke ondernemingen en groepen
van ondernemingen; kwalitatieve metingen met betrekking tot de uitgevende
instelling, zoals de effectiviteit van het beheer, de ondernemingsstrategie,
die moeten worden geanalyseerd om te kunnen uitmaken of de algemene strategie
van de uitgevende instantie geen afbreuk doet aan haar toekomstige
kredietkwaliteit. De hoogste interne ratings moeten weergeven dat de
kredietwaardigheid van de instantie die de instrumenten uitgeeft, te allen
tijde op de hoogst mogelijke niveaus blijft. (31) Om een transparant en coherent
intern ratingsysteem te ontwikkelen moet de beheerder de voor de interne
beoordeling gebruikte procedures nader omschrijven. Op die manier wordt ervoor
gezorgd dat de procedure een duidelijke reeks regels volgt die gecontroleerd
kunnen worden en dat de gebruikte methoden op verzoek van de belangstellende
partijen bekend worden gemaakt. (32) Om het portefeuillerisico van
het MMF te beperken moeten beperkingen in de looptijd worden ingevoerd in de
vorm van een maximaal toegelaten gewogen gemiddelde looptijd (“weighted average
maturity” of WAM) en gewogen gemiddelde duur (“weighted average life” of WAL). (33) De WAM wordt gebruikt om de
gevoeligheid van een MMF voor veranderende geldmarktrentevoeten te meten. Bij
de vaststelling van de WAM moeten beheerders rekening houden met de impact van
derivaten, deposito’s en omgekeerde retrocessieovereenkomsten en het effect
daarvan weergeven op het renterisico van het MMF. Wanneer een MMF wordt
opgenomen in een swapverrichting om blootgesteld te worden aan een vastrentend
instrument in plaats van een instrument met vlottende rentevoet, moet daarmee
rekening worden gehouden bij het vaststellen van de WAM. (34) De WAL wordt gebruikt om het
kredietrisico te meten, aangezien het kredietrisico hoger wordt naarmate de
terugbetaling van de hoofdsom langer wordt uitgesteld. WAL wordt ook gebruikt
om het liquiditeitsrisico te beperken. In tegenstelling tot de berekening van
de WAM staat de berekening van de WAL voor effecten met variabele rente en
gestructureerde financiële instrumenten het niet toe renteherzieningsdata te
gebruiken en wordt in plaats daarvan alleen de gestelde eindvervaldatum van een
financieel instrument gebruikt. De looptijd die voor de berekening van de WAL
wordt gebruikt, is de resterende looptijd tot de wettelijke terugbetaling
aangezien dit de enige datum is waarvoor de beheersonderneming zeker kan zijn
dat het instrument terugbetaald wordt. Specifieke eigenschappen van een
instrument, zoals de mogelijkheid om terug te kopen op specifieke gegevens, de
zogenoemde put-opties, kunnen niet in aanmerking worden genomen voor de
berekening van de WAL. (35) Om MMF’s beter te wapenen in het
geval van verzoeken om terugbetaling en om te voorkomen dat hun activa tegen
sterk verminderde prijzen worden geliquideerd, moeten zij permanent een
minimumbedrag aan liquide activa met looptijd van een dag of een week
aanhouden. Om de hoeveelheid dagelijks en wekelijks vervallende activa te
berekenen, moet de wettelijke dag van terugbetaling van het activum worden
gebruikt. De mogelijkheid voor de beheerder om een contract op korte termijn op
te zeggen, kan in aanmerking worden genomen. Indien een omgekeerde
retrocessieovereenkomst bijvoorbeeld met een termijn van één dag kan worden
opgezegd, moet deze worden gerekend als een dagelijks vervallende belegging.
Indien de beheerder de mogelijkheid heeft geld van een depositorekening met een
opzeggingstermijn van één dag op te nemen, geldt dit als een dagelijks
vervallende belegging. (36) Aangezien MMF’s in activa met
uiteenlopende looptijden kunnen beleggen, moeten beleggers een onderscheid kunnen
maken tussen verschillende categorieën van MMF's. Daarom moeten MMF’s ingedeeld
worden in kortlopende MMF’s of standaard-MMF's. Kortlopende MMF’s beogen een
rendement aan geldmarkttarieven te bieden en verzekeren tegelijkertijd het
hoogst mogelijke niveau van veiligheid voor de belegger. Met een korte WAM en
WAL blijven het durationrisico en het kredietrisico van kortlopende MMF’s
beperkt. (37) Standaard-MMF’s beogen een
rendement te bieden dat lichtjes hoger is dan het rendement op de geldmarkt en
beleggen om die reden in activa die een verlengde looptijd hebben. Om deze
hogere prestatie te bereiken moet deze categorie van MMF’s verder gebruik
kunnen maken van verhoogde grenzen voor het portefeuillerisico zoals de gewogen
gemiddelde looptijd en de gewogen gemiddelde duur. (38) Volgens de regels van artikel 84
van Richtlijn 2009/65/EG kunnen beheerders van icbe-MMF’s in uitzonderlijke
gevallen waarin de omstandigheden dit vereisen, tijdelijk terugbetalingen
opschorten. Volgens de regels van artikel 16 van Richtlijn 2011/61/EU en artikel
47 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013[6], kunnen abi-beheerders
bijzondere regelingen gebruiken om problemen inzake gebeurlijke illiquiditeit
van de activa van het fonds aan te pakken. (39) Het is belangrijk dat het
risicobeheer van MMF’s niet vertekend wordt door kortetermijnbeslissingen onder
invloed van een mogelijke rating van het MMF. Derhalve moet het voor een MMF of
de beheerder van het fonds verboden zijn ratingbureau te verzoeken om een
rating van het MMF, om te vermijden dat deze externe rating gebruikt wordt voor
marketingdoeleinden. Het MMF of de beheerder moet zich ook onthouden van het
gebruik van andere methoden om een rating van het MMF te verkrijgen. Indien aan
het MMF een externe rating wordt verleend, op eigen initiatief van het
ratingbureau of op verzoek van een derde partij die onafhankelijk van het MMF
of de beheerder staat en niet namens een van hen optreedt, mag de MMF-beheerder
niet vertrouwen op criteria die aan deze externe rating verbonden zouden zijn. Om
passend liquiditeitsbeheer te verzekeren moeten MMF’s degelijke
beleidsmaatregelen en procedures invoeren waardoor zij hun beleggers leren
kennen. De beleidsmaatregelen die de beheerder moet opstellen, moeten bijdragen
tot een begrip van de beleggersbasis van het MMF zodat geanticipeerd kan worden
op omvangrijke terugbetalingen. Om te voorkomen dat een MMF af te rekenen zou
krijgen met plotselinge en massale terugbetalingen, moet bijzondere aandacht
worden geschonken aan grote beleggers die een aanzienlijk deel van de activa
van het MMF vertegenwoordigen, of ook wanneer er één belegger is die meer dan
het aandeel van dagelijks vervallende activa vertegenwoordigt. In dat geval
moet het MMF zijn hoeveelheid dagelijks vervallende activa verhogen naargelang
van het gewicht dat deze belegger vertegenwoordigt. De beheerder dient wanneer
die mogelijkheid bestaat, te kijken naar de identiteit van de beleggers, zelfs
indien zij vertegenwoordigd worden door derdenrekeningen, portalen of andere
indirecte kopers. (40) Als onderdeel van een
zorgvuldig risicobeheer moeten MMF’s regelmatig stresstests verrichten. Wanneer
de resultaten van de stresstest zwakke punten aan het licht brengen, worden
MMF-beheerders geacht op te treden om de robuustheid van het MMF te versterken. (41) Om de reële waarde van activa
weer te geven moet voor de waardering van de activa van een MMF bij voorkeur
gebruik worden gemaakt van de methode van waardering tegen marktwaarde. Een
beheerder mag geen gebruik maken van de waardering op basis van een
modellenbenadering wanneer de waardering tegen marktwaarde een betrouwbare
waarde van het activum oplevert, aangezien de modellenbenadering vatbaar is
voor minder nauwkeurige waarderingen. Activa zoals schatkistcertificaten en
kortlopend papier van lokale overheden alsmede verhandelbaar papier over middellange
of korte termijn worden in het algemeen geacht een betrouwbare waardering tegen
marktwaarde op te leveren. Om commercial paper of depositocertificaten te
waarderen moet de beheerder nagaan of er op de secundaire markt nauwkeurige
prijzen beschikbaar zijn. De door de uitgevende instantie aangeboden
opkoopprijs moet eveneens worden geacht een goede raming te vertegenwoordigen
van de waarde van het commercial paper. In alle andere gevallen moet de
beheerder de waarde schatten, bijvoorbeeld door gebruik te maken van
marktgegevens zoals de opbrengst van vergelijkbare uitgiften en vergelijkbare
uitgevende instanties. (42) MMF’s met een constante
intrinsieke waarde (CNAV of Constant Net Asset Value), hierna CNAV MMF's
genoemd, hebben tot doel het kapitaal van de belegging te vrijwaren en
tegelijkertijd een hoge graad van liquiditeit te verzekeren. De meeste CNAV
MMF’s hebben een NAV per reeks deelnemingsrechten of aandelen, bijvoorbeeld
tegen 1 EUR, 1 USD of 1 GBP, wanneer zij het inkomen onder de beleggers
verdelen. De andere accumuleren inkomen in de NAV van het fonds en handhaven de
intrinsieke waarde van het vermogen op een constant bedrag. (43) Om de specifieke eigenschappen
van CNAV MMF’s aan bod te laten komen moet het mogelijk zijn dat CNAV MMF’s ook
gebruik maken van de geamortiseerde kostprijs als boekhoudmethode om de
constante intrinsieke waarde (NAV) per recht van deelneming of aandeel te
bepalen. Om te allen tijde controle te houden op het verschil tussen de
constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van
deelneming of aandeel, moet niettemin voor een CNAV MMF de waarde van zijn
activa ook worden berekend op basis van de waardering tegen marktwaarde of op
basis van de modellenbenadering. (44) Aangezien een MMF een NAV moet
bekendmaken die alle bewegingen in de waarde van zijn activa weergeeft, moet de
bekendgemaakte NAV ten hoogste worden afgerond naar het dichtstbijzijnde
basispunt of het equivalent daarvan. Wanneer de NAV in een specifieke
munteenheid, bijvoorbeeld 1 EUR, wordt bekendgemaakt, moet de incrementele
verandering in waarde om de 0,0001 EUR worden verricht. In het geval van een
NAV tegen 100 EUR moet de incrementele verandering om de 0,01 EUR worden
verricht. Alleen indien het om een CNAV MMF gaat, kan het MMF een prijs
bekendmaken die de bewegingen in de waarde van zijn activa niet volledig volgt.
In dit geval kan de NAV worden afgerond op de dichtstbijzijnde cent voor een
NAV tegen 1 EUR (elke beweging van 0,01 EUR). (45) Om in staat te zijn de
dagelijkse schommelingen in de waarde van de activa van een CNAV MMF op te
vangen en het zo mogelijk te maken dat een constante NAV per recht van
deelneming of aandeel wordt geboden, moet het CNAV MMF te allen tijde een
buffer aanhouden die ten minste 3 % van zijn activa bedraagt. De
NAV-buffer moet dienen als een schokdempermechanisme om de NAV constant te
houden. Alle verschillen tussen de constante NAV per recht van deelneming of
aandeel en de NAV per recht van deelneming of aandeel moeten worden
geneutraliseerd door gebruik van de NAV-buffer. In gespannen marktsituaties
waarin de verschillen snel kunnen oplopen, moet een procedure ervoor zorgen dat
de hele beheersketen erbij betrokken wordt. Deze escalatieprocedure moet de
leidinggevende organen in staat stellen snel remediërende actie te ondernemen. (46) Aangezien een CNAV MMF dat de
NAV-buffer niet op het vereiste niveau houdt, niet in staat is een constante
NAV per recht van deelneming of aandeel aan te houden, moet het de NAV laten
vlotten en ophouden een CNAV MMF te zijn. Wanneer het bedrag van de NAV-buffer
ondanks het gebruik van de escalatieprocedure gedurende één maand met 10
basispunten onder de vereiste 3 % blijft, moet het CNAV MMF zich derhalve
automatisch omvormen tot een MMF dat geen gebruik mag maken van de
geamortiseerde kostprijsberekening of niet mag afronden op het dichtstbijzijnde
percentagepunt. Indien een autoriteit vóór het einde van de termijn van een
maand waarin de middelen kunnen worden aangevuld, aanvaardbare redenen heeft om
te kunnen aantonen dat het CNAV MMF niet in staat is de buffer aan te vullen,
moet zij de bevoegdheid hebben het CNAV MMF om te vormen tot een ander MMF. De
NAV-buffer is het enige vehikel waardoor externe steun aan een CNAV MMF kan
worden verleend. (47) Externe steun aan een ander
MMF dan een CNAV MMF met de bedoeling liquiditeit of stabiliteit van het MMF te
verzekeren of die de facto dergelijke gevolgen heeft, verhoogt het risico op
besmetting tussen de MMF-sector en de rest van de financiële wereld. Derden die
deze steun verlenen, hebben een belang daarbij, ofwel omdat zij een economisch
belang hebben in de beheersvennootschap die het MMF beheert, ofwel zij
reputatieschade wensen te voorkomen ingeval hun naam geassocieerd wordt met het
in gebreke blijvende MMF. Omdat deze derden er zich niet uitdrukkelijk toe
verbinden de steun te verstrekken of te garanderen, bestaat onzekerheid of deze
steun zal worden verleend wanneer het MMF daaraan behoefte heeft. In deze
omstandigheden draagt de discretionaire aard van de sponsorsteun bij aan de
onzekerheid onder marktdeelnemers over de vraag wie de verliezen van het MMF
zal dragen wanneer deze zich voordoen. Deze onzekerheid kan een MMF zelfs nog
kwetsbaarder maken voor een run op het fonds in tijden van financiële
instabiliteit waarin de ruimere financiële risico's het meest uitgesproken zijn
en er bezorgdheid ontstaat over de gezondheid van de sponsors en hun
bekwaamheid om steun aan de aangesloten MMF’s te verlenen. Om deze redenen
mogen MMF’s niet vertrouwen op externe steun om hun liquiditeit en de
stabiliteit van hun NAV per recht van deelneming of aandeel te bewaren, tenzij
de bevoegde autoriteit van het MMF de externe steun specifiek heeft toegestaan
om de stabiliteit van de financiële markten te bewaren. (48) Beleggers moeten voordat zij
in een MMF beleggen, duidelijk worden geïnformeerd over de aard van het MMF, of
het om een kortlopende dan wel om een standaard-MMF gaat en of het al dan niet
een CNAV MMF betreft. Om misplaatste verwachtingen van de belegger te vermijden
moet in elke reclamemededeling ook duidelijk worden vermeld dat MMF’s geen
gewaarborgd beleggingsvehikel zijn. CNAV MMF’s moeten beleggers duidelijk
uitleggen hoe zij het buffermechanisme gebruiken om een constante NAV per recht
van deelneming of aandeel te handhaven. (49) Om de bevoegde autoriteiten in
staat te stellen de risico’s op de MMF-markt op te sporen, te volgen en te
beantwoorden, moeten de MMF’s hun een omstandige lijst van gegevens
verstrekken, naast de krachtens Richtlijn 2009/65/EG of Richtlijn 2011/61/EU
reeds verplicht gestelde rapportage. De bevoegde autoriteiten moeten deze
gegevens in heel de Unie op consistente wijze verzamelen om zo een degelijke
kennis van de voornaamste ontwikkelingen op de MMF-markt te verkrijgen. Om een
collectieve analyse van mogelijke gevolgen voor de MMF-markt in de Unie te
vergemakkelijken moeten deze gegevens worden doorgezonden naar de Europese
Autoriteit voor effecten en markten (ESMA), die een centrale gegevensbank voor
MMF’s zal oprichten. (50) De bevoegde autoriteit van het
MMF moet nagaan of een MMF in staat is deze verordening permanent na te leven.
De bevoegde autoriteiten beschikken reeds over ruime bevoegdheden krachtens de
Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EG. Het is dan ook noodzakelijk dat deze
bevoegdheden worden uitgebreid en uitgeoefend kunnen worden met betrekking tot
de nieuwe gemeenschappelijke regels inzake MMF's. De bevoegde autoriteiten voor
icbe’s en abi’s moeten ook nagaan of deze regels worden nageleefd door alle
instellingen voor collectieve belegging met kenmerken van MMF’s die ten tijde
van de inwerkingtreding van deze verordening bestonden. (51) De Commissie moet uit hoofde
van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
gedelegeerde handelingen vaststellen op het gebied van de procedure voor
interne beoordeling. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar
voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op
deskundigenniveau. (52) De Commissie dient eveneens te
worden gemachtigd om technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel
van uitvoeringshandelingen uit hoofde van artikel 291 van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie en in overeenstemming met artikel 15
van Verordening (EU) nr. 1095/2010[7].
De ESMA moet worden belast met het opstellen van ontwerpen van technische
uitvoeringsnormen, die aan de Commissie zullen worden voorgelegd, met
betrekking tot het formulier voor de rapportage van informatie over MMF’s aan
de bevoegde autoriteiten. (53) De ESMA moet alle bevoegdheden
kunnen uitoefenen die uit hoofde van de Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU
met betrekking tot deze verordening zijn verleend. Zij is ook belast met het
ontwikkelen van ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen. (54) Het is belangrijk dat deze
verordening wordt geëvalueerd om na te gaan of het raadzaam is bepaalde CNAV
MMF’s die hun beleggingsportefeuille concentreren op door lidstaten uitgegeven
schuldpapier, vrij te stellen van de verplichte aanleg van een kapitaalbuffer van
ten minste 3 % van de totale waarde van de activa van de CNAV MMF. Daarom
moet de Commissie gedurende drie jaar na de inwerkingtreding van deze
verordening de ervaring die bij de toepassing van deze verordening is opgedaan
en de gevolgen voor de verschillende economische aspecten die aan MMF’s
verbonden zijn, analyseren. Door lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier
vormt een afzonderlijke categorie van beleggingen met specifieke krediet- en
liquiditeitskenmerken. Bovendien speelt overheidsschuld een levensnoodzakelijke
rol in de financiering van lidstaten. De Commissie moet de ontwikkelingen op de
markt van door lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier onderzoeken en
nagaan of het mogelijk is een speciaal kader op te stellen voor MMF’s die hun
beleggingsbeleid op dit soort schuld concentreren. (55) De nieuwe eenvormige regels
inzake MMF’s moeten voldoen aan het bepaalde in Richtlijn 95/46/EG[8] en Verordening (EG) nr. 45/2001[9]. (56) Daar de doelstellingen van
deze verordening, namelijk garanderen dat eenvormige prudentiële voorschriften
van toepassing zijn op alle MMF’s in de Unie waarbij ten volle rekening wordt
gehouden met de noodzaak een evenwicht te bewerkstelligen tussen de veiligheid
en betrouwbaarheid van MMF’s en de doeltreffende werking van de geldmarkten en
de kostprijs voor de verschillende belanghebbenden, niet voldoende door de
lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de
gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan
de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese
Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het
in dat artikel neergelegde subsidiariteitsbeginsel gaat deze verordening niet
verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. (57) De nieuwe eenvormige regels
inzake MMF’s respecteren de grondrechten en leven de beginselen na die in het
bijzonder erkend worden in het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie, met inbegrip van consumentenbescherming, de vrijheid van ondernemerschap
en de bescherming van persoonsgegevens. De nieuwe eenvormige regels voor MMF’s
moeten worden toegepast in overeenstemming met deze rechten en beginselen, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I
Algemene bepalingen Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied 1. Deze verordening stelt regels
vast betreffende de financiële instrumenten die in aanmerking komen voor
belegging door een geldmarktfonds (MMF), de portefeuille en de waardering ervan,
en de rapportagevereisten met betrekking tot een in de Unie gevestigd, beheerd
of verhandeld MMF. Deze verordening is van toepassing op instellingen
voor collectieve belegging die overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een
vergunning als instelling voor collectieve belegging (hierna icbe) moeten
krijgen of overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een alternatieve
beleggingsinstelling (hierna abi) vormen, in kortlopende activa beleggen en als
afzonderlijke of gezamenlijke doelstellingen beogen een rendement in
overeenstemming met geldmarkttarieven te bieden of de waarde van de belegging
te vrijwaren. 2. De lidstaten leggen geen
extra verplichtingen op binnen het toepassingsgebied van deze verordening. Artikel 2
Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: (1)
“kortlopende activa”: financiële activa met een
resterende looptijd die twee jaar niet overschrijdt; (2)
“geldmarktinstrumenten”: geldmarktinstrumenten in
de zin van artikel 2, lid 1, onder o), van Richtlijn 2009/65/EG; (3)
“effecten”: effecten in de zin van artikel 2, lid 1,
onder n), van Richtlijn 2009/65/EG (4)
“retrocessieovereenkomst”: een overeenkomst waarbij
een partij effecten of rechten die aan deze titel verbonden zijn, aan een
tegenpartij overdraagt onder de verbintenis deze terug te kopen tegen een
vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen tijdstip in de
toekomst; (5)
“omgekeerde retrocessieovereenkomst”: een
overeenkomst waarbij een partij effecten of rechten die aan een titel of effect
zijn verbonden, van een tegenpartij ontvangt onder de verbintenis deze terug te
verkopen tegen een vastgestelde prijs op een vastgesteld of vast te stellen
tijdstip in de toekomst; (6)
"verstrekte effectenlening" en
"opgenomen effectenlening": een transactie waarbij een instantie of
haar tegenpartij effecten overdraagt onder de verbintenis dat de leningnemer op
een tijdstip in de toekomst of wanneer de overdragende instantie daarom
verzoekt, gelijkwaardige effecten teruglevert, wordt aangemerkt als een
"verstrekte effectenlening" voor de instantie die de effecten
overdraagt, en een "opgenomen effectenlening" voor de instantie
waaraan de effecten worden overgedragen; (7)
"securitisatie": securitisatie als
omschreven in artikel 4, punt 61, van Verordening 575/2013[10]; (8)
“bedrijfsschuldpapier”: schuldinstrumenten
uitgegeven door een onderneming die zich daadwerkelijk toelegt op de productie
of verhandeling van goederen of niet-financiële diensten; (9)
“waarderen tegen marktwaarde” („marking to
market”): het bepalen van de waarde van posities op basis van direct
beschikbare slotkoersen, afkomstig van onafhankelijke bronnen, waaronder
beurskoersen, prijzen in de schermenhandel of noteringen van een aantal
onafhankelijke gereputeerde effectenmakelaars; (10)
“waardering op basis van een modellenbenadering”
("marking to model"): het door middel van benchmarking, extrapolatie
of een andere berekeningswijze bepalen van de waarde op basis van een of
meerdere inputs uit de markt; (11)
“methode van de geamortiseerde kostprijs”: een
waarderingsmethode die de kosten voor het verkrijgen van een activum in
aanmerking neemt en deze waarde voor amortisatie van premies (of kortingen)
aanpast tot de vervaldag; (12)
“geldmarktfonds met constante intrinsieke waarde”
(constant Net Assets Value Money Market Fund”, hieronder CNAV MMF genoemd); een
geldmarktfonds dat een onveranderde intrinsieke waarde (NAV) behoudt per recht
van deelneming of aandeel; wanneer opbrengsten dagelijks in het fonds worden
opgenomen of aan de belegger kunnen worden uitbetaald en wanneer activa in het
algemeen volgens de methode van de geamortiseerde kostprijs worden gewaardeerd
of de NAV tot het dichtstbijzijnde percentagepunt of het in nationale valuta
uitgedrukte overeenstemmende bedrag worden afgerond; (13)
“kortlopend MMF”: een geldmarktfonds dat belegt in in
aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 9, lid 1; (14)
“standaard-MMF”: een geldmarktfonds dat belegt in
in aanmerking komende geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 9, leden 1
en 2; (15)
„kredietinstellingen”: kredietinstellingen als
omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening 575/2013; (16)
“bevoegde autoriteit van het geldmarktfonds”: (a)
voor icbe’s, de bevoegde autoriteit van de lidstaat
van herkomst van de icbe aangewezen in overeenstemming met artikel 97 van
Richtlijn 2009/65/EG; (b)
voor EU-abi’s, de bevoegde autoriteit van de
lidstaat van herkomst van de abi als omschreven in artikel 4, lid 1, onder p),
van Richtlijn 2011/61/EU; (c)
voor niet-EU-abi’s: i) de bevoegde autoriteit van de lidstaat
waar de niet-EU-abi in de Unie zonder paspoort wordt verhandeld; ii) de bevoegde autoriteit van de
EU-abi-beheerder die de niet-EU-abi beheert, wanneer de niet-EU-abi in de Unie
met een paspoort wordt verhandeld of niet in de Unie wordt verhandeld; iii) de bevoegde autoriteit van de
referentielidstaten indien de niet-EU-abi niet door een EU-abi-beheerder wordt
beheerd en in de Unie met een paspoort wordt verhandeld; (17)
“MMF-lidstaat van herkomst": de lidstaat waar
een vergunning aan het MMF is verleend; (18)
“gewogen gemiddelde looptijd” (weighted average
maturity, hierna WAM): de gemiddelde tijd tot de wettelijke vervaldag of,
indien korter, tot de volgende aanpassing van de rentevoet aan de
geldmarktrente, van alle onderliggende activa in het fonds, die de relatieve
posities in elk activum weergeeft; (19)
“gewogen gemiddelde duur” (weighted average life,
hierna WAL): de gemiddelde tijd tot aan de wettelijke vervaldatum van alle
onderliggende activa in het fonds, die de relatieve posities in elk activum
weergeeft; (20)
“wettelijke vervaldag”: het tijdstip waarop de
hoofdsom van een effect volledig moet worden terugbetaald en waaraan geen
enkele keuzemogelijkheid verbonden is; (21)
“resterende looptijd”: de tijd tot de wettelijke
vervaldag; (22)
“short selling’: de ongedekte verkoop van
geldmarktinstrumenten. Artikel 3
Vergunning van MMF's 1. In de Unie wordt geen
instelling voor collectieve belegging als MMF gevestigd, verhandeld of beheerd
tenzij hiervoor overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend. Deze vergunning geldt voor alle lidstaten. 2. Aan een instelling voor
collectieve belegging waarvoor overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG een
vergunning als icbe is vereist, wordt een vergunning als MMF verleend in het
kader van de vergunningsprocedure overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG. 3. Aan een instelling voor
collectieve belegging die een abi is, wordt een vergunning als MMF verleend in
overeenstemming met de in artikel 4 ingestelde vergunningsprocedure. 4. Aan een instelling voor
collectieve belegging wordt geen vergunning als MMF verleend tenzij de bevoegde
autoriteit van het MMF genoegzaam heeft vastgesteld dat het MMF in staat zal
zijn te voldoen aan alle voorschriften van deze verordening. 5. Voor de vergunning legt het
MMF zijn bevoegde autoriteit de volgende documenten over: (a)
het reglement van het fonds of de statuten van het
fonds; (b)
de identificatie van de beheerder; (c)
de identificatie van de bewaarder; (d)
een beschrijving van het MMF of voor beleggers
beschikbare informatie over het fonds; (e)
een beschrijving van of informatie over de
regelingen en procedures die nodig zijn om te voldoen aan de vereisten bedoeld
in de hoofdstukken II tot en met VII; (f)
elk ander gegeven of elk ander document dat de
bevoegde autoriteit van het MMF verlangt om de naleving van de voorschriften
van deze verordening te controleren. 6. De bevoegde autoriteiten
informeren de ESMA elk kwartaal over de krachtens deze verordening verleende of
ingetrokken vergunningen. 7. De ESMA houdt een centraal
openbaar register bij met de identificatie van elk MMF waaraan overeenkomstig
deze verordening een vergunning is verleend, een beschrijving van het type,
zijn beheerder en de bevoegde autoriteit van het MMF. De ESMA houdt een
centraal openbaar register bij met de identificatie van elk MMF waaraan
overeenkomstig deze verordening een vergunning is verleend, een beschrijving
van het type, zijn beheerder en de bevoegde autoriteit van het MMF. Artikel 4
Procedure voor vergunning van abi-MMF's 1. Aan een abi wordt een
vergunning als MMF alleen verleend indien de bevoegde autoriteit het verzoek
van een abi-beheerder die overeenkomstig Richtlijn 2011/61/EU een vergunning
voor het beheer van de abi heeft gekregen, het fondsreglement en de keuze van
de bewaarder heeft goedgekeurd. 2. Bij de indiening van het
verzoek tot het beheer van de abi verstrekt de abi-beheerder aan wie een
vergunning is verleend, de bevoegde autoriteit van het MMF het volgende: (a)
de schriftelijke overeenkomst met de bewaarder; (b)
informatie over delegatieregelingen met betrekking
tot portefeuille- en risicobeheer en de administratie betreffende de abi; (c)
informatie over de beleggingsstrategieën, het
risicoprofiel en andere kenmerken van abi’s die de abi-beheerder mag beheren. De bevoegde autoriteit van het MMF kan de bevoegde
autoriteit van de abi-beheerder verzoeken om verduidelijking en informatie met betrekking
tot de in de vorige alinea bedoelde documenten, of om een certificaat waaruit
blijkt dat MMF’s binnen het toepassingsgebied van de beheersvergunning van de
abi-beheerder valt. De bevoegde autoriteit van de abi-beheerder antwoordt
binnen 10 werkdagen op het verzoek van de bevoegde autoriteit van het MMF. 3. Elke latere wijziging in de
in lid 2 bedoelde documenten wordt door de abi-beheerder onmiddellijk
meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van het MMF. 4. De bevoegde autoriteit van
het MMF kan het verzoek van de abi-beheerder alleen weigeren indien: (d)
de abi-beheerder niet voldoet aan deze verordening; (e)
de abi-beheerder niet voldoet aan Richtlijn 2011/61/EU; (f)
de abi-beheerder van zijn bevoegde autoriteit geen
vergunning voor het beheer van MMF’s heeft gekregen; (g)
de abi-beheerder de in lid 2 bedoelde documenten
niet heeft verstrekt. Voordat de vergunning wordt geweigerd, raadpleegt
de bevoegde autoriteit van het MMF de bevoegde autoriteit van de abi-beheerder.
5. De vergunning van de abi als
MMF is niet gebonden aan de voorwaarde dat de abi wordt beheerd door een
abi-beheerder aan wie een vergunning in de lidstaat van herkomst van de abi is
verleend, of aan de voorwaarde dat de abi-beheerder activiteiten ontwikkelt of
delegeert in de lidstaat van herkomst van de abi. 6. De abi-beheerder wordt er
binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag van in kennis
gesteld of de vergunning van de abi als MMF al dan niet is verleend. 7. De bevoegde autoriteit van
het MMF verleent geen vergunning indien het voor de abi juridisch niet mogelijk
is zijn rechten van deelneming of aandelen in zijn lidstaat van herkomst te
verhandelen. Artikel 5
Gebruik van de benaming MMF 1. Een icbe of abi gebruikt de
benaming "geldmarktfonds” of “MMF” met betrekking tot zichzelf of de door
deze instelling uitgegeven rechten van deelneming of aandelen alleen indien aan
de icbe of abi een vergunning krachtens deze verordening is verleend. Een icbe of abi gebruikt een benaming waarmee een
geldmarktfonds wordt gesuggereerd, of gebruikt bewoordingen zoals
"kasmiddelen”, "liquide", “geld”, “beschikbare activa”,
“depositoachtige” of soortgelijke benamingen alleen indien zij daarvoor een
vergunning overeenkomstig deze verordening heeft gekregen. 2. Het gebruik van de benaming “geldmarktfonds”,
“MMF" of een benaming waarmee een MMF wordt gesuggereerd, of het gebruik
van bewoordingen als bedoeld in lid 1, omvat het gebruik in externe of interne
documenten, verslagen, verklaringen, reclameberichten, mededelingen, brieven of
elk ander materiaal dat gericht is tot of bedoeld is voor verspreiding onder
beleggers die daarom verzoeken, houders van rechten van deelneming,
aandeelhouders of bevoegde autoriteiten in geschreven, mondelinge,
elektronische of elke andere vorm. Artikel 6
Toepasselijke regels 1. Een MMF voldoet te allen
tijde aan de bepalingen van deze verordening. 2. Een MMF dat een icbe is, en
de beheerder ervan voldoen te allen tijde aan de voorschriften van Richtlijn 2009/65/EG,
tenzij anders is bepaald in deze verordening. 3. Een MMF dat een aib is, en de
beheerder ervan voldoen te allen tijde aan de voorschriften van Richtlijn 2011/61/EG,
tenzij anders is bepaald in deze verordening. 4. De MMF-beheerder heeft tot
taak de naleving van deze verordening te verzekeren. De beheerder is
aansprakelijk voor elk verlies of schade ten gevolge van de niet-naleving van
deze verordening. 5. Deze verordening sluit niet
uit dat MMF’s beleggingslimieten kunnen toepassen die strenger zijn dan die
waarin deze verordening voorziet. Hoofdstuk II
Verplichtingen betreffende het beleggingsbeleid van MMF's Afdeling I
Algemene regels en in aanmerking komende activa Artikel 7
Algemene beginselen 1. Wanneer een MMF meer dan een
beleggingscompartiment omvat, wordt elk compartiment voor de toepassing van de
hoofdstukken II tot en met VII als een afzonderlijk MMF beschouwd. 2. MMF’s die een vergunning als
icbe hebben, zijn niet onderworpen aan de verplichtingen met betrekking tot het
beleggingsbeleid van icbe’s als vastgesteld in de artikelen 49, 50 en 50bis,
artikel 51, lid 2, en de artikelen 52 tot en met 57 van Richtlijn 2009/65/EG,
tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders is bepaald. Artikel 8
In aanmerking komende activa 1. Een MMF belegt alleen in een
of meer van de volgende categorieën van financiële activa en alleen volgens de
voorwaarden waarin deze verordening voorziet: (a)
geldmarktinstrumenten; (b)
deposito's bij kredietinstellingen; (c)
financiële derivaten; (d)
omgekeerde retrocessieovereenkomsten. 2. Een MMF onthoudt zich van de
volgende activiteiten: (a)
beleggingen in andere activa dan bedoeld in
lid 1; (b)
geldmarktinstrumenten voor baissetransacties (short
selling); (c)
directe of indirecte blootstelling aan belangen in
aandelen of grondstoffen, inclusief door middel van derivaten, certificaten die
deze vertegenwoordigen, indexen die daarop gebaseerd zijn of elk ander middel
of instrument dat een blootstelling daaraan verleent; (d)
effectenleningen opnemen of verstrekken en
retrocessieovereenkomsten aangaan of elke andere overeenkomst die de activa van
het MMF zou bezwaren; (e)
geldleningen opnemen en verstrekken. Artikel 9
In aanmerking komende geldmarktinstrumenten 1. Een geldmarktinstrument komt
voor belegging door een MMF in aanmerking indien aan alle volgende voorwaarden
is voldaan: (a)
het valt in een van de categorieën van
geldmarktinstrumenten als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder a), b), c) of
h), van Richtlijn 2009/65/EG; (b)
het vertoont een van de volgende alternatieve
kenmerken: i) het heeft bij uitgifte een wettelijke
looptijd van 397 dagen of minder; ii) het heeft een residuele looptijd van 397
dagen of minder; (c)
aan de uitgevende instantie van het
geldmarktinstrument zijn een van de twee hoogste interne ratings verleend
volgens de regels bedoeld in de artikelen 16 tot en met 19 van deze verordening; (d)
wanneer het een blootstelling aan een securitisatie
aangaat, moet het voldoen aan de aanvullende vereisten als bedoeld in artikel 10. 2. Een standaard-MMF kan
beleggen in een geldmarktinstrument waarvan het rendement in overeenstemming
met de omstandigheden op de geldmarkt om de 397 dagen of met grotere
regelmaat kan worden aangepast waarbij de residuele looptijd 2 jaar niet
overschrijdt. 3. Lid 1, onder c), is niet van
toepassing op geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een
centrale autoriteit of centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale
Bank, de Unie, het Europees Stabiliteitsmechanisme of de Europese
Investeringsbank. Artikel 10
In aanmerking komende securitisaties 1. Een securitisatie wordt
geacht in aanmerking te komen indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan: (a)
de onderliggende blootstelling of pool van
vorderingen bestaat uitsluitend uit bedrijfsschuldpapier; (b)
het onderliggende bedrijfsschuldpapier is van hoge
kredietkwaliteit en liquiditeit; (c)
het onderliggende bedrijfsschuldpapier heeft bij
uitgifte een wettelijke looptijd van 397 dagen of minder of heeft een residuele
looptijd van 397 dagen of minder. 2. Met het oog op een
consistente toepassing van lid 1 ontwikkelt de ESMA ontwerpen van technische
reguleringsnormen tot nadere bepaling van: (a)
de voorwaarden en omstandigheden waaronder de
onderliggende blootstelling of pool van vorderingen wordt geacht uitsluitend te
bestaan uit bedrijfsschuldpapier; (b)
de voorwaarden en de benchmarks die aangeven
wanneer bedrijfsschuldpapier van hoge kredietkwaliteit en liquiditeit is. De ESMA legt de in de eerste alinea bedoelde
ontwerpen van technische reguleringsnormen voor aan de Commissie vóór […]. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend de
in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de
artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen. Artikel 11
In aanmerking komende deposito's bij kredietinstellingen Een deposito bij een kredietinstelling komt
voor belegging door een MMF in aanmerking indien aan alle volgende voorwaarden
is voldaan: (a)
het deposito is op verzoek terugbetaalbaar of kan
te allen tijde worden ingetrokken; (b)
de depottermijn bedraagt niet meer dan 12 maanden; (c)
de kredietinstelling heeft haar statutaire zetel in
een lidstaat of, wanneer zij haar statutaire zetel in een derde land heeft, is
zij onderworpen aan prudentiële regels die gelijkwaardig worden geacht aan die
welke in het recht van de Unie zijn vastgesteld overeenkomstig de procedure
bedoeld in artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013. Artikel 12
In aanmerking komende financiële derivaten Een financieel derivaat komt voor belegging
door een MMF in aanmerking indien het wordt verhandeld op een gereglementeerde
markt als bedoeld in artikel 50, lid 1, onder a), b) of c), van Richtlijn 2009/65/EG
of over-the-counter (otc), op voorwaarde dat in elk geval aan alle volgende
voorwaarden is voldaan: (a)
het onderliggende instrument van het derivaat
bestaat uit rentetarieven, wisselkoersen, valuta’s of indexen die een van deze
categorieën vertegenwoordigen; (b)
het derivaat dient alleen voor afdekking van
risico’s inzake duur en wisselkoersen die eigen zijn aan andere beleggingen van
het MMF; (c)
tegenpartijen bij transacties in otc-derivaten zijn
aan prudentiële regelgeving en prudentieel toezicht onderworpen instellingen en
behoren tot de categorieën die door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat
van herkomst van het MMF zijn erkend; (d)
de otc-derivaten zijn onderworpen aan betrouwbare
en verifieerbare dagelijkse waardering en kunnen op initiatief van het MMF te
allen tijde tegen hun waarde in het economisch verkeer worden verkocht, te
gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie. Artikel 13
In aanmerking komende omgekeerde retrocessieovereenkomsten 1. Een omgekeerde
retrocessieovereenkomst komt in aanmerking om in een MMF te worden opgenomen
indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan: (a)
het MMF heeft het recht de overeenkomst te allen
tijde met een opzeggingstermijn van ten hoogste twee werkdagen te beëindigen; (b)
de marktwaarde van de in het kader van de
omgekeerde retrocessieovereenkomst verkregen activa is te allen tijde ten
minste gelijk aan de waarde van het uitgegeven geld. 2. De in het kader van een
omgekeerde retrocessieovereenkomst door het MMF verkregen activa zijn
geldmarktinstrumenten die voldoen aan artikel 9. 3. Securitisaties als bedoeld in
artikel 10 worden door het MMF niet verkregen in het kader van een omgekeerde
retrocessieovereenkomst. De in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst
door het MMF verkregen activa worden niet verkocht, herbelegd, verpand of op
een andere wijze overgedragen. 4. De in het kader van een
omgekeerde retrocessieovereenkomst door het MMF verkregen activa worden in
aanmerking genomen voor de berekening van de beperkingen inzake diversificatie
en concentratie waarin deze verordening voorziet. 5. In afwijking van lid 2 kan
een MMF in het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst andere liquide effecten
of geldmarktinstrumenten verkrijgen dan die welke aan artikel 9 voldoen op
voorwaarde dat deze activa een van de volgende voorwaarden vervullen: (a)
zij zijn van hoge kredietkwaliteit en zijn
uitgegeven of gewaarborgd door een centrale autoriteit of centrale bank van een
lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Unie, het Europees
Stabiliteitsmechanisme of de Europese Investeringsbank; (b)
zij zijn uitgegeven of gewaarborgd door een
centrale autoriteit of centrale bank van een derde land, op voorwaarde dat aan
de instantie van het derde land die het activum uitgeeft, een van de twee
hoogste interne ratings is toegekend overeenkomstig de regels bedoeld in de
artikelen 16 tot en met 19. De activa die overeenkomstig de eerste alinea in
het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst zijn verkregen, worden aan
de beleggers van het MMF bekendgemaakt. De activa die overeenkomstig de eerste alinea in
het kader van een omgekeerde retrocessieovereenkomst zijn verkregen, voldoen
aan de regels als bedoeld in artikel 14, lid 6. 6. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 44 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere
omschrijving van de kwantitatieve en kwalitatieve vereisten inzake liquiditeit die
van toepassing zijn op de in lid 5 bedoelde activa, en de kwantitatieve en
kwalitatieve vereisten inzake kredietkwaliteit die van toepassing zijn op de in
lid 5, onder a), bedoelde activa. Daartoe houdt de Commissie rekening met het
verslag als bedoeld in artikel 509, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013. De Commissie stelt de in de eerste alinea bedoelde
gedelegeerde handeling uiterlijk op 31 december 2014 vast. Afdeling II
Bepalingen inzake beleggingsbeleid Artikel 14
Diversificatie 1. Een MMF belegt niet meer dan 5 %
van zijn activa in de volgende instrumenten: (a)
geldmarktinstrumenten die door dezelfde entiteit
zijn uitgegeven; (b)
deposito’s die belegd zijn bij dezelfde
kredietinstelling. 2. De geaggregeerde waarde van
alle blootstellingen aan securitisaties bedraagt niet meer dan 10 % van de
activa van een MMF. 3. De geaggregeerde
vorderingswaarde bij dezelfde tegenpartij van het MMF ten gevolge van
otc-derivatentransacties bedraagt niet meer dan 5 % van zijn activa. 4. Het geaggregeerde bedrag van
geldmiddelen die aan dezelfde tegenpartij van een MMF in omgekeerde
retrocessieovereenkomsten zijn verstrekt, bedraagt niet meer dan 20 % van
zijn activa. 5. Onverminderd de in de leden 1
en 3 bepaalde individuele begrenzingen belegt een MMF met betrekking tot
dezelfde instantie ten hoogste 10% van zijn activa in een combinatie met: (a)
geldmarktinstrumenten die door deze instantie zijn
uitgegeven; (b)
deposito's bij deze instantie; (c)
otc-derivaten die voor deze instantie
tegenpartijrisico opleveren. 6. In afwijking van lid 1,
onder a), kan een bevoegde autoriteit een MMF toestaan overeenkomstig het
beginsel van risicospreiding tot 100 % van zijn activa te beleggen in
verschillende geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een
centraal, regionaal of lokaal bestuur of centrale bank van een lidstaat, de
Europese Centrale Bank, de Unie, het Europees Stabiliteitsmechanisme of de
Europese Investeringsbank, een centrale autoriteit of centrale bank van een derde
land of een publiekrechtelijke internationale instantie waartoe een of meer
lidstaten behoren. De eerste alinea is alleen van toepassing wanneer
aan alle volgende voorwaarden is voldaan: (a)
het MMF heeft geldmarktinstrumenten van ten minste
zes verschillende uitgiften van deze desbetreffende uitgevende instantie in
portefeuille; (b)
het MMF beperkt de belegging in
geldmarktinstrumenten van dezelfde uitgifte tot maximaal 30 % van zijn
activa; (c)
het MMF maakt in het fondsreglement of de statuten
uitdrukkelijk melding van het centraal, regionaal of lokaal bestuur of de
centrale bank van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de Unie, het
Europees Stabiliteitsmechanisme of de Europese Investeringsbank, een centrale
autoriteit of centrale bank van een derde land of de internationale
publiekrechtelijke instantie waartoe een of meer lidstaten behoren, die de
geldmarktinstrumenten waarin het meer dan 5 % van zijn activa wil beleggen,
uitgeven of waarborgen; (d)
het MMF neemt in zijn prospectus en publicitaire
mededelingen een duidelijk herkenbare verklaring op waarin de aandacht op het
gebruik van deze afwijking wordt gevestigd en melding wordt gemaakt van het
centraal, regionaal of lokaal bestuur of de centrale bank van een lidstaat, de
Europese Centrale Bank, de Unie, het Europees Stabiliteitsmechanisme of de
Europese Investeringsbank, een centrale autoriteit of centrale bank van een
derde land of de internationale publiekrechtelijke instantie waartoe een of
meer lidstaten behoren, die de geldmarktinstrumenten waarin het meer dan 5 %
van zijn activa wil beleggen, uitgeven of waarborgen; 7. Voor de berekening van de in
de leden 1 tot en met 5 bedoelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één
groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen,
als omschreven in Richtlijn 83/349/EEG[11]
of volgens erkende internationale financiële verslagleggingsregels, als één en
dezelfde instantie beschouwd. Artikel 15
Concentratie 1. Een MMF heeft ten hoogste 10 %
van de door een zelfde instantie uitgegeven geldmarktinstrumenten in zijn
portefeuille. 2. De in lid 1 bedoelde
begrenzing is niet van toepassing in geval van een portefeuille van
geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een centraal,
regionaal of lokaal bestuur van een lidstaat, de Europese Centrale Bank, de
Unie, het Europees Stabiliteitsmechanisme of de Europese Investeringsbank, een
centrale autoriteit of centrale bank van een derde land of de internationale
publiekrechtelijke instantie waartoe een of meer lidstaten behoren. AFDELING III
KREDIETKWALITEIT VAN GELDMARKTINSTRUMENTEN Artikel 16
Interne beoordelingsprocedure 1. Een beheerder van een MMF
stelt een zorgvuldige en strikte interne procedure vast, en legt deze op
samenhangende wijze ten uitvoer, om de kredietkwaliteit van
geldmarktinstrumenten te beoordelen rekening houdend met de instantie die het
instrument uitgeeft en met de kenmerken van het instrument. 2. De interne beoordelingsprocedure
wordt gebaseerd op een intern ratingsysteem en op methoden voor zorgvuldige,
strikte, stelselmatige en permanente toekenning van ratings. De methoden voor
toekenning van ratings worden door de beheerder gevalideerd op basis van
historische ervaring en empirische feiten, waaronder backtests. 3. De interne
beoordelingsprocedure voldoet aan de volgende voorwaarden: (a)
een beheerder van een MMF zorgt ervoor dat de bij
de toekenning van een interne kredietrating gebruikte informatie kwalitatief
toereikend, actueel en van betrouwbare bronnen afkomstig is. De beheerder
ontwikkelt en onderhoudt een doeltreffend proces om relevante informatie over
kenmerken van uitgevende instanties te verkrijgen en te actualiseren; (b)
een beheerder van een MMF stelt passende besluiten
en uitvoeringsmaatregelen vast om ervoor te zorgen dat de toekenning van zijn
interne ratings op een diepgaande analyse van alle beschikbare en relevante
informatie is gebaseerd en dat daarbij rekening wordt gehouden met alle
relevante drijvende factoren die de kredietwaardigheid van de uitgevende
instantie beïnvloeden; (c)
een beheerder van een MMF houdt permanent toezicht
op de toekenning van interne ratings en onderzoekt ten minste eenmaal per jaar
alle toegekende interne ratings. De beheerder onderzoekt de toegekende ratings
telkens wanneer er zich feitelijke veranderingen voordoen die van invloed
kunnen zijn op de interne kredietrating. De beheerder stelt interne regels op
om na te gaan op welke wijze zijn interne kredietratings worden beïnvloed door
veranderingen in de macro-economische context, de situatie op de financiële
markten of met betrekking tot de uitgevende instantie in het bijzonder; (d)
wanneer een bij de Europese Autoriteit voor
effecten en markten (ESMA) ingeschreven ratingbureau een kredietrating toekent
aan een instantie die geldmarktinstrumenten uitgeeft, wordt een ratingverlaging
onder de twee hoogste door dit bureau gebruikte kortetermijnratings voor de
toepassing van punt c) geacht een feitelijke verandering te zijn, en moet de
beheerder een nieuwe toekenningsprocedure toepassen; (e)
de toekenningsmethoden worden ten minste eenmaal
per jaar onderzocht om na te gaan of zij nog steeds geschikt zijn voor de
aangehouden portefeuille en de geldende externe omstandigheden; (f)
in geval van verandering van de in de interne
beoordelingsprocedures gebruikte methoden, modellen of belangrijke aannamen
voor ratings herziet de beheerder van een MMF zo spoedig mogelijk en niet later
dan een maand na de verandering alle betrokken interne kredietratings; (g)
toekenningen van interne ratings en de periodieke
herziening ervan door de beheerder van een MMF worden niet verricht door
personen die de portefeuille van het MMF beheren of daarvoor
verantwoordelijkheid dragen. Artikel 17
Intern ratingsysteem 1. Aan elke instantie die
geldmarktinstrumenten uitgeeft waarin een MMF voornemens is te beleggen, wordt
overeenkomstig de interne beoordelingsprocedure een interne rating toegekend. 2. De structuur van het interne
ratingsysteem voldoet aan de volgende vereisten: (a)
het interne ratingsysteem wordt gebaseerd op één
beoordelingsschaal die het kredietrisico van de uitgevende instantie
uitsluitend in gekwantificeerde vorm weergeeft. De beoordelingsschaal omvat zes
klassen voor niet in gebreke blijvende instanties en één voor in gebreke
blijvende instanties. (b)
er bestaat een duidelijke relatie tussen de klassen
van uitgevende instanties die het kredietrisico van een uitgevende instantie
weergeven en de ter onderscheiding van dit niveau van kredietrisico gebruikte
criteria; (c)
het interne ratingsysteem houdt rekening met de
kortetermijndoelstellingen van geldmarktinstrumenten. 3. De in lid 2, onder b),
bedoelde criteria voldoen aan alle volgende voorwaarden: (a)
zij bevatten ten minste kwantitatieve en
kwalitatieve indicatoren over de instantie die het instrument uitgeeft en de
macro-economische en financiële situatie van de markt; (b)
zij verwijzen naar de gemeenschappelijke benchmarks
en kwalitatieve referentiewaarden die voor de beoordeling van de kwantitatieve
en kwalitatieve indicatoren worden gebruikt; (c)
zij zijn geschikt voor het bijzonder type
uitgevende instantie. Ten minste de volgende soorten uitgevende instanties
worden onderscheiden: centrale, regionale of plaatselijke besturen, financiële
instellingen en niet-financiële instellingen; (d)
in geval van blootstelling aan securitisaties
houden zij rekening met het kredietrisico van de uitgevende instantie, de
structuur van de securitisatie en het kredietrisico van de onderliggende
activa. Artikel 18
Documentatie 1. Een beheerder van een MMF legt
zijn interne beoordelingsprocedure en het interne ratingsysteem schriftelijk
vast. Deze documentatie omvat: (a)
een zodanige omschrijving van de opzet en de
operationele werking van zijn interne beoordelingsprocedures en ratingsystemen
dat de bevoegde autoriteiten de toekenning aan specifieke klassen kunnen
begrijpen en de geschiktheid van de toewijzing aan een klasse kunnen
beoordelen; (b)
de motivering, en het onderzoek dat daaraan ten
grondslag ligt, voor de keuze van de ratingcriteria door de beheerder en de
frequentie waarmee deze worden herzien. Dit onderzoek omvat de parameters, het
model en de beperkingen van het model dat bij de keuze van de ratingcriteria is
gebruikt; (c)
alle grote veranderingen in de interne
beoordelingsprocedure, met inbegrip van de redenen die aanleiding geven tot
veranderingen; (d)
de organisatie van de interne
beoordelingsprocedure, met inbegrip van het procedure voor toekenning van de
rating en de interne controlestructuur; (e)
de volledige geschiedenis van interne ratings van
uitgevende instanties en erkende garantiegevers; (f)
de data waarop de interne ratings zijn toegekend; (g)
de belangrijkste gegevens en methoden die zijn
gebruikt om de interne rating te bepalen, met inbegrip van belangrijke aannamen
die aan de ratings ten grondslag liggen; (h)
de voor de toekenning van de interne rating
verantwoordelijke persoon of personen. 2. De interne
beoordelingsprocedure wordt nader omschreven in het fondsreglement of in de
statuten van het MMF en alle documenten als bedoeld in lid 1 worden ter beschikking
gesteld op verzoek van de bevoegde autoriteiten van het MMF en de bevoegde
autoriteiten van de MMF-beheerder. Artikel 19
Gedelegeerde handelingen De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
44 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere omschrijving van: (a)
de omstandigheden waaronder de methoden voor
toekenning van ratings kunnen worden geacht op zorgvuldige, nauwkeurige,
stelselmatige en voortdurende basis te geschieden, en de omstandigheden waarin
de validatie moet geschieden, als bedoeld in artikel 16, lid 2; (b)
de omschrijvingen van elke klasse met betrekking
tot de kwantificatie van het kredietrisico van een uitgevende instantie, als
bedoeld in artikel 17, lid 2, onder a), en de criteria om dit kredietrisico te
kwantificeren, als bedoeld in artikel 17, lid 2, onder b); (c)
de nauwkeurige referentiewaarden voor elke
kwalitatieve indicator en de becijferde referentiewaarden voor elke
kwantitatieve indicator. Deze referentiewaarden van de indicatoren worden nader
bepaald voor elke ratingklasse rekening houdend met de criteria van artikel 17,
lid 3; (d)
de betekenis van feitelijke verandering als bedoeld
in artikel 16, lid 3, onder c). Artikel 20
Governance van de beoordeling van kredietkwaliteit 1. De interne
beoordelingsprocedures worden goedgekeurd door de hogere leiding, het besturend
orgaan en wanneer dit bestaat, de toezichthoudende functie van de
MMF-beheerder. Deze partijen hebben een goed inzicht in de
interne beoordelingsprocedures, de interne ratingsystemen en de
toekenningsmethoden van de beheerder en een diepgaand begrip van de daarmee
samenhangende managementverslagen. 2. De op interne ratings
gebaseerde analyse van het kredietrisicoprofiel van het MMF vormt een
belangrijk onderdeel van de verslaglegging aan de in lid 1 bedoelde partijen.
Bij de verslaglegging wordt ten minste melding gemaakt van het risicoprofiel
per klasse, de migratie van de ene klasse naar de andere, de raming van de
relevante parameters per klasse en een vergelijking tussen gerealiseerde
wanbetalingsgraden. De verslaglegging is wat de frequenties ervan betreft
afhankelijk van het belang van de informatie en het type informatie en
geschiedt ten minste eenmaal per jaar. 3. De hogere leiding ziet er
permanent op toe dat de interne beoordelingsprocedure naar behoren functioneert. De hogere leiding wordt regelmatig op de hoogte
gehouden van de werking van de interne beoordelingsprocedure, de terreinen
waarop gebreken zijn geconstateerd en de acties en maatregelen die zijn
ondernomen om de eerder geconstateerde gebreken te verhelpen. Hoofdstuk III
Verplichtingen betreffende het risicobeheer van MMF's Artikel 21
Regels inzake portefeuille voor kortlopende MMF’s Een kortlopend MMF voldoet te allen tijde aan
de volgende vereisten inzake portefeuille: (a)
de portefeuille heeft een gewogen gemiddelde
looptijd (WAM) van niet meer dan 60 dagen; (b)
de portefeuille heeft een gewogen gemiddelde duur
(WAL) van niet meer dan 120 dagen; (c)
ten minste 10 % van de activa bestaat uit
dagelijks vervallende activa. Een kortlopend MMF verkrijgt geen andere activa
dan dagelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou
leiden dat het kortlopend MMF minder dan 10 % van zijn portefeuille in
dagelijks vervallende activa belegt; (d)
ten minste 20% van de activa bestaan uit wekelijks
vervallende activa. Een kortlopend MMF verkrijgt geen andere activa dan
wekelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou leiden
dat het kortlopend MMF minder dan 20% van zijn portefeuille in wekelijks
vervallende activa belegt; Artikel 22
Regels inzake portefeuille voor standaard-MMF’s 1. Een standaard-MMF voldoet te
allen tijde aan de volgende vereisten: (a)
de portefeuille heeft een gewogen gemiddelde duur
(WAM) van niet meer dan 6 maanden; (b)
de portefeuille heeft een gewogen gemiddelde duur
(WAL) van niet meer dan 12 maanden; (c)
ten minste 10 % van de activa bestaat uit
dagelijks vervallende activa. Een standaard-MMF verkrijgt geen andere activa
dan dagelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou
leiden dat het standaard-MMF minder dan 10 % van zijn portefeuille in
dagelijks vervallende activa belegt; (d)
ten minste 20 % van de activa bestaat uit
wekelijks vervallende activa. Een standaard-MMF verkrijgt geen andere activa
dan wekelijks vervallende activa wanneer de verkrijging daarvan ertoe zou
leiden dat het standaard-MMF minder dan 20% van zijn portefeuille in wekelijks
vervallende activa belegt. 2. Een standaard-MMF kan ten
hoogste 10 % van zijn activa beleggen in door één enkele instantie
uitgegeven geldmarktinstrumenten. 3. Onverminderd de in lid 2
bepaalde individuele begrenzing kan een standaard-MMF met betrekking tot één en
dezelfde instantie ten hoogste 15% van zijn eigen activa beleggen in een
combinatie met: (a)
geldmarktinstrumenten die door deze instantie zijn
uitgegeven; (b)
deposito's bij deze instantie; (c)
otc-derivaten die voor deze instantie
tegenpartijrisico opleveren. 4. Alle activa in de
portefeuille die een standaard-MMF overeenkomstig de leden 2 en 3 belegt,
worden aan de beleggers van het MMF bekendgemaakt. 5. Een standaard-MMF neemt niet
de vorm van een CNAV MMF aan. Artikel 23
Ratings van een MMF Het MMF of de MMF-beheerder doet geen
verzoeken of betalingen aan ratingbureaus voor een kredietbeoordeling van het
MMF. Artikel 24
“Ken uw cliënt”-beleid 1. De MMF-beheerder stelt
procedures vast en neem daartoe uitvoeringsmaatregelen en stelt alles in het
werk om het aantal beleggers in een MMF, hun behoeften en gedragingen alsmede
het bedrag van hun deelneming te onderzoeken teneinde het effect van
samenlopende verzoeken om terugbetaling van verschillende beleggers correct te
kunnen inschatten. Daartoe houdt de MMF-beheerder ten minste rekening met de
volgende factoren: (a)
aanwijsbare patronen in geldbehoeften van
beleggers; (b)
de kennisgraad van de verschillende beleggers; (c)
de afkeer van risico's van de verschillende
beleggers; (d)
het bestaan van correlatie of nauwe banden tussen
verschillende beleggers in het MMF. 2. De MMF-beheerder zorgt ervoor
dat: (a)
de waarde van de rechten van deelneming of aandelen
die in het bezit zijn van een enkele belegger, nooit de waarde van dagelijkse
vervallende activa overschrijdt; (b)
het verzoek om terugbetaling van een belegger geen
materiële effecten heeft op het liquiditeitsprofiel van het MMF; Artikel 25
Stresstests 1. Voor elk MMF worden gedegen
procedures voor stresstests ingevoerd waarmee mogelijke gebeurtenissen of
toekomstige veranderingen in de economische context met mogelijke ongunstige
gevolgen voor het MMF kunnen worden opgespoord. De beheerder van een MMF
verricht regelmatig stresstests en ontwikkelt actieplannen voor verschillende
mogelijke scenario’s. De stresstests worden gebaseerd op objectieve
criteria en onderzoeken de effecten van ernstige aanneembare scenario's. De
stresstestscenario’s houden ten minste rekening met referentieparameters,
waaronder de volgende factoren: (a)
hypothetische veranderingen in het niveau van
liquiditeit van de activa in de portefeuille van het MMF; (b)
hypothetische veranderingen in het niveau van
kredietrisico van de activa in de portefeuille van het MMF, met inbegrip van
kredietgebeurtenissen en ratinggebeurtenissen; (c)
hypothetische bewegingen van de rentevoeten; (d)
hypothetische niveaus van terugbetaling. 2. In het geval van CNAV MMF’s
wordt in stresstests voor verschillende scenario’s geraamd welk verschil er is
tussen de constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht
van deelneming of aandeel, met inbegrip van de impact van het verschil op de
NAV-buffer. 3. Wanneer de stresstest wijst
op kwetsbaarheid van het MMF, neemt de beheerder van een MMF maatregelen om de
robuustheid van het MMF te versterken, onder meer door acties ter versterking
van de liquiditeit of de kwaliteit van de activa van het MMF. 4. Stresstests worden verricht
volgens een regelmaat zoals vastgesteld door de raad van bestuur van de MMF-beheerder
na een onderzoek van passende en redelijke termijnen in het licht van de
marktomstandigheden en na een onderzoek van voorgenomen veranderingen in de
portefeuille van het MMF. De tests worden ten minste eenmaal per jaar verricht. 5. Een uitgebreid verslag met de
resultaten van de stresstests wordt ter bespreking voorgelegd aan de raad van
bestuur van de MMF-beheerder. De raad van bestuur wijzigt het voorgestelde
actieplan indien nodig en keurt het definitieve actieplan goed. Het verslag met de resultaten van de stresstests
en het actieplan worden schriftelijk opgemaakt en wordt ten minste vijf jaar
bijgehouden. 6. Het verslag met de resultaten
van de stresstests wordt aan de bevoegde autoriteiten van de MMF-beheerder
voorgelegd. De bevoegde autoriteiten zenden het verslag aan de ESMA. 7. De ESMA vaardigt richtsnoeren
uit om in de stresstests gemeenschappelijke referentieparameters voor
stresstestscenario’s op te nemen rekening houdend met de factoren als
omschreven in lid 1. De richtsnoeren worden ten minste eenmaal per jaar
bijgewerkt rekening houdend met de nieuwste marktontwikkelingen. Hoofdstuk IV
Waarderingsregels Artikel 26
Waardering van activa van MMF's 1. De waarde van de activa van
een MMF wordt ten minste elke dag vastgesteld. 2. De activa van een MMF worden
gewaardeerd door wanneer mogelijk waardering tegen marktwaarde te gebruiken. 3. Bij waardering tegen
marktwaarde wordt de waarde tegen de bied- of de laatprijs vastgesteld,
naargelang wat het voorzichtigst is, tenzij de instantie tegen de middenkoers
kan afwikkelen. Bij waardering tegen marktwaarde worden alleen
kwalitatief toereikende marktgegevens gebruikt. De kwaliteit van de
marktgegevens wordt beoordeeld op basis van de volgende factoren: (a)
het aantal en de kwaliteit van de tegenpartijen; (b)
het volume en de omzet op de markt van deze activa; (c)
de omvang van de uitgifte en het gedeelte van de
uitgifte dat het MMF voornemens is te kopen of te verkopen. 4. Indien waardering tegen
marktwaarde niet mogelijk is of er zijn geen marktgegevens of marktgegevens van
toereikende kwaliteit voorhanden, worden de activa van een MMF conservatief
gewaardeerd door gebruik van een modellenbenadering. Het model maakt een nauwkeurige raming van de
intrinsieke waarde van de activa op basis van de volgende te actualiseren
sleutelfactoren: (a)
het volume en de omzet op de markt van deze activa; (b)
de omvang van de uitgifte en het gedeelte van de
uitgifte dat het MMF voornemens is te kopen of te verkopen; (c)
marktrisico, rentevoetrisico, kredietrisico in
verband met de activa. In geval van een modellenbenadering worden geen
waarderingsmodellen op basis van de geamortiseerde kostprijs gebruikt. 5. Naast de in de leden 2 en 3
bedoelde methode van waardering tegen marktwaarde en de in lid 4 bedoelde
modellenbenadering kunnen de activa van een CNAV MMF ook worden gewaardeerd
door gebruik van de methode van de geamortiseerde kostprijs. Artikel 27
Berekening van de NAV per recht van deelneming of aandeel 1. De “intrinsieke waarde per
recht van deelneming of aandeel” (hierna NAV per recht van deelneming of
aandeel) wordt berekend als het verschil tussen de som van alle activa van een
MMF en de som van alle passiva van een MMF, gewaardeerd volgens de methode van
waardering tegen marktwaarde en de modellenbenadering, gedeeld door het aantal
uitstaande rechten van deelneming of aandelen van het MMF. De NAV per recht van deelneming of aandeel wordt
voor elke MMF berekend, ongeacht of het al dan niet om een CNAV MMF gaat. 2. De NAV per recht van
deelneming of aandeel wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde basispunt of het
equivalent daarvan wanneer de NAV in een munteenheid wordt gepubliceerd. 3. De NAV per recht van
deelneming of aandeel wordt ten minste dagelijks berekend. 4. De “vaste intrinsieke waarde
per recht van deelneming of aandeel” (hierna vaste NAV per recht van deelneming
of aandeel) wordt berekend als het verschil tussen de som van alle activa van
een CNAV MMF en de som van alle passiva van een CNAV MMF, gewaardeerd volgens
de methode van de geamortiseerde kostprijs, gedeeld door het aantal uitstaande
rechten van deelneming of aandelen van het CNAV MMF. 5. De vaste NAV per recht van
deelneming of aandeel van een CNAV MMF wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde
basispunt of het equivalent daarvan wanneer de NAV in een munteenheid wordt
gepubliceerd. 6. Op het verschil tussen de
vaste NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van
deelneming of aandeel wordt voortdurend toezicht gehouden. Artikel 28
Uitgifte en terugbetalingsprijs 1. De rechten van deelneming of
aandelen van een MMF worden uitgegeven of terugbetaald tegen een prijs die
gelijk is aan de NAV per recht van deelneming of aandeel van het MMF. 2. In afwijking van lid 1
worden de rechten van deelneming of aandelen van een CNAV MMF uitgegeven of
terugbetaald tegen een prijs die gelijk is aan de vaste NAV per recht van
deelneming of aandeel van het MMF. HOOFDSTUK V
Specifieke voorschriften voor CNAV MMF's Artikel 29
Aanvullende voorschriften voor CNAV MMF's 1. Een MMF gebruikt de methode
van de geamortiseerde kostprijs voor waardering of maakt een constante NAV per
recht van deelneming of aandeel bekend of rondt de constante NAV daarvan in
geval van publicatie van het MMF in een munteenheid op het dichtstbijzijnde
percentagepunt of het equivalent af, alleen indien het uitdrukkelijk een
vergunning als CNAV MMF heeft. 2. Een CNAV MMF voldoet aan alle
volgende voorwaarden: (a)
het heeft een NAV-buffer aangelegd in
overeenstemming met de voorschriften van artikel 30; (b)
de bevoegde autoriteit van het CNAV MMF hecht zijn
goedkeuring aan een omstandig plan van het CNAV MMF waarin de voorwaarden voor
het gebruik van de buffer in overeenstemming met artikel 31 worden bepaald; (c)
de bevoegde autoriteit van het CNAV MMF hecht zijn
goedkeuring aan de regeling van het CNAV MMF om de buffer aan te vullen en aan
de financiële capaciteit van de entiteit die de aanvulling moet financieren; (d)
het reglement of de statuten van het CNAV MMF
voorzien in duidelijke procedures voor de omvorming van het CNAV MMF in een MMF
dat niet gemachtigd is gebruik te maken van de methoden voor berekening van de
geamortiseerde kost of voor afronding; (e)
het CNAV MMF en de beheerder hebben duidelijke en
transparante regels inzake governance waarin de verantwoordelijkheden voor de
verschillende bestuursniveaus op ondubbelzinnige wijze worden omschreven en
toegewezen; (f)
het CNAV MMF heeft instrumenten voor duidelijke en
efficiënte communicatie met beleggers ingevoerd die onmiddellijke
informatieverstrekking verzekeren met betrekking tot het gebruik of de aanvulling
van de NAV-buffer en de omvorming van het CNAV MMF; (g)
het reglement en de statuten van het CNAV MMF
bepalen duidelijk dat het CNAV MMF geen andere externe steun kan ontvangen dan
door middel van de NAV-buffer. Artikel 30
NAV-buffer 1. Elk CNAV MMF legt een
NAV-buffer aan en handhaaft deze buffer te allen tijde op ten minste 3 %
van de totale waarde van de activa van het CNAV MMF. De totale waarde van de
activa van het CNAV MMF wordt berekend als de som van de waarde van elk activum
van het MMF vastgesteld in overeenstemming met artikel 26, leden 3 of
4. De NAV-buffer wordt uitsluitend gebruikt voor de
dekking van de verschillen tussen de constante NAV per recht van deelneming of
aandeel van het CNAV MMF en de NAV per recht van deelneming of aandeel als vastgesteld
in artikel 31. 2. De bedragen in de NAV-buffer
worden niet opgenomen in de berekening van de NAV of constante NAV van het CNAV
MMF. 3. De NAV-buffer bestaat
uitsluitend uit geldmiddelen. 4. De NAV-buffer wordt
bijgehouden in een beschermde reserve die is geopend bij een kredietinstelling
die voldoet aan de vereisten van artikel 11, onder c), in naam en voor rekening
van het MMF. De reserverekening wordt afgescheiden van elke
andere rekening van het MMF, de rekeningen van de MMF-beheerder, de rekeningen
van de andere cliënten van de kredietinstelling en de rekeningen van elke
andere entiteit die de NAV-buffer financiert. De reserverekening of enig bedrag op de
reserverekening kan niet het voorwerp vormen van een pandgeving, een
retentierecht of een zekerheidsovereenkomst. Bij insolventie van de
MMF-beheerder of van de kredietinstelling waar de rekening is geopend of een
entiteit die de NAV-buffer heeft gefinancierd, is de reserverekening niet
beschikbaar voor uitkering onder of realisatie ten voordele van crediteuren van
de insolvente instantie. 5. De reserverekening wordt
uitsluitend gebruikt ten behoeve van het MMF. De overdracht van middelen uit de
reserverekening kan alleen plaatsvinden onder de voorwaarden bepaald in artikel
31, lid 2, onder b), en artikel 31, lid 3, onder a). 6. De bewaarder van het CNAV MMF
gaat na of overdachten uit de reserverekening plaatsvinden volgens de regels
van dit hoofdstuk. 7. Het CNAV MMF voorziet in een
duidelijke en omstandige schriftelijke regeling met de entiteit die de
aanvulling van de NAV-buffer moet financieren. De regeling bevat een
uitdrukkelijke verbintenis tot financiering van de aanvulling en verplicht de
entiteit ertoe de aanvulling te financieren door gebruik van eigen financiële
middelen. De regeling voor de aanvulling en de identiteit
van de entiteit die de aanvulling moet verrichten, worden bekendgemaakt in het
reglement van het fonds of in de statuten van het CNAV MMF. Artikel 31
Gebruik van de NAV-buffer 1. De NAV-buffer wordt alleen
gebruikt in geval van inschrijvingen en terugbetalingen om het verschil gelijk
te maken tussen de constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV
per recht van deelneming of aandeel. 2. Voor de toepassing van lid 1,
in geval van inschrijvingen: (a)
wanneer de constante NAV waartegen op een recht van
deelneming of aandeel wordt ingeschreven, hoger is dan de NAV per recht van
deelneming of aandeel, wordt het positieve verschil gecrediteerd op de
reserverekening; (b)
wanneer de constante NAV waartegen op een recht van
deelneming of aandeel wordt ingeschreven, lager is dan de NAV, wordt het
negatieve verschil gedebiteerd op de reserverekening. 3. Voor de toepassing van lid 1,
in geval van terugbetalingen: (a)
wanneer de constante NAV waartegen een recht van
deelneming of aandeel wordt terugbetaald, hoger is dan de NAV per recht van
deelneming of aandeel, wordt het negatieve verschil gedebiteerd op de
reserverekening; (b)
wanneer de constante NAV waartegen een recht van
deelneming of aandeel wordt terugbetaald, lager is dan de NAV per recht van
deelneming of aandeel, wordt het positieve verschil gecrediteerd op de
reserverekening. Artikel 32
Escalatieprocedure 1. Een CNAV MMF voert een
escalatieprocedure in die ervoor zorgt dat het negatieve verschil tussen de
constante NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van
deelneming of aandeel tijdig aan een onderzoek wordt onderworpen door personen
die bevoegd zijn om op te treden voor het fonds. 2. De escalatieprocedure voldoet
aan de volgende voorwaarden: (a)
wanneer het negatieve verschil 10 basispunten of
het equivalent ervan bereikt in geval van publicatie van de NAV in een
munteenheid, wordt de hogere leiding van de CNAV MMF-beheerder op de hoogte
gebracht; (b)
wanneer het negatieve verschil 15 basispunten of
het equivalent ervan bereikt in geval van publicatie van de NAV in een
munteenheid, worden de raad van bestuur van de CNAV MMF-beheerder, de bevoegde
autoriteiten van het CNAV MMF en de ESMA op de hoogte gebracht; (c)
de bevoegde personen beoordelen de oorzaak van het
negatieve verschil en nemen passende maatregelen om de negatieve effecten te
beperken. Artikel 33
Aanvulling van de NAV-buffer 1. Wanneer de NAV-buffer minder
dan 3 % bedraagt, wordt hij aangevuld. 2. Wanneer de NAV-buffer niet is
aangevuld en de NAV-buffer gedurende één maand 10 basispunten onder de in
artikel 30, lid 1, bedoelde 3 % blijft, houdt het MMF automatisch op een
CNAV MMF te zijn en is het verboden de methode van de geamortiseerde kostprijs
of een afrondingsmethode te gebruiken. Het CNAV MMF deelt dit onmiddellijk schriftelijk
en op duidelijke en begrijpelijke wijze mee aan elke belegger. Artikel 34
Taken van de bevoegde autoriteit met betrekking tot de NAV-buffer 1. Elke daling van het bedrag
van de NAV-buffer tot minder dan 3 % wordt onmiddellijk meegedeeld aan de
bevoegde autoriteit van het CNAV MMF. 2. Wanneer het bedrag van de
NAV-buffer met 10 basispunten onder de in artikel 30, lid 1, bedoelde 3 %
zakt, wordt dit onmiddellijk meegedeeld aan de bevoegde autoriteit van het CNAV
MMF en aan de ESMA. 3. Na de in lid 1 bedoelde
mededeling houdt de bevoegde autoriteit nauwlettend toezicht op het CNAV MMF. 4. Na de in lid 2 bedoelde
mededeling gaat de bevoegde autoriteit na of de NAV-buffer is aangevuld dan wel
of het MMF heeft opgehouden zichzelf als een CNAV MMF voor te stellen en zijn
beleggers dienovereenkomstig heeft ingelicht. Hoofdstuk VI
Externe steun Artikel 35
Externe steun 1. Een CNAV MMF kan geen andere
externe steun ontvangen dan in de vorm en onder de voorwaarden als bepaald in
de artikelen 30 tot en met 34. 2. Andere MMF’s dan CNAV MMF’s
mogen geen externe steun ontvangen, tenzij onder de voorwaarden bepaald in
artikel 36. 3. Externe steun is directe of
indirecte steun van een derde die tot doel heeft of in feite ertoe leidt dat de
liquiditeit van het MMF wordt gewaarborgd of dat de NAV per recht van
deelneming of aandeel van het MMF wordt gestabiliseerd. Externe steun omvat: (a)
geldinjecties door een derde; (b)
de aankoop door een derde van activa van het MMF
tegen een abnormaal hoge prijs; (c)
de aankoop door een derde van rechten van
deelneming of aandelen om liquiditeit te verschaffen aan het fonds; (d)
de uitgifte door een derde van enigerlei expliciete
of impliciete waarborg, garantie of aanbevelingsbrief ten behoeve van het MMF; (e)
elk optreden van een derde dat direct of indirect
tot doel heeft het liquiditeitsprofiel en de NAV per recht van deelneming of
aandeel van het MMF te bewaren. Artikel 36
Uitzonderlijke omstandigheden 1. In uitzonderlijke
omstandigheden gerechtvaardigd door systeemgevolgen of ongunstige
marktomstandigheden kan de bevoegde autoriteit een ander MMF dan een CNAV MMF
toestaan externe steun als bedoeld in artikel 35 te ontvangen die tot doel
heeft of in feite ertoe leidt dat de liquiditeit van het MMF wordt gewaarborgd
of dat de NAV per recht van deelneming of aandeel van het MMF wordt
gestabiliseerd, indien voldaan is aan alle volgende voorwaarden: (a)
het MMF motiveert naar behoren de noodzaak van
externe steun en toont met afdoend bewijsmateriaal dat er een dringende
behoefte bestaat aan externe steun; (b)
de externe steun is beperkt wat betreft het
verstrekte bedrag en de termijn waarin de steun beschikbaar wordt gesteld; (c)
de bevoegde autoriteit stelt genoegzaam vast dat de
externe steun financieel houdbaar is en toereikende financiële middelen omvat
om zonder ongunstige effecten het hoofd te bieden aan mogelijke verliezen ten
gevolge van de verleende externe steun. 2. Voor de toepassing van
lid 1, onder c), wordt ingeval de verstrekker van de externe steun een aan
prudentieel toezicht onderworpen entiteit is, wordt de toezichthoudende
autoriteit van deze entiteit verzocht om goedkeuring om te waarborgen dat de
door de entiteit te verlenen steun uit passende eigen middelen van deze
entiteit bestaat en in overeenstemming is met risicobeheersysteem van deze
entiteit. 3. Wanneer aan de in lid 1
bedoelde voorwaarden voor de ontvangst van externe steun is voldaan, deelt het
MMF dit onmiddellijk schriftelijk en op duidelijke en begrijpelijke wijze mee
aan elke belegger. Hoofdstuk VII
Transparantievoorschriften Artikel 37
Transparantie 1. Een MMF vermeldt duidelijk of
het een kortlopend MMF dan wel een standaard-MMF is in elk extern of intern
document, verslag, verklaring, advertentie, brief of enig ander geschreven stuk
dat het fonds of zijn beheerder heeft uitgegeven, dat gericht is tot of bedoeld
is voor bekendmaking bij potentiële beleggers, houders van rechten van
deelneming, aandeelhouders of bevoegde autoriteiten van het MMF of zijn
beheerder. Een CNAV MMF vermeldt duidelijk dat het om een
CNAV MMF gaat in elk extern of intern document, verslag, verklaring,
advertentie, brief of enig ander geschreven stuk dat het fonds of zijn
beheerder heeft uitgegeven, dat gericht is tot of bedoeld is voor bekendmaking
bij potentiële beleggers, houders van rechten van deelneming, aandeelhouders of
bevoegde autoriteiten van het MMF of zijn beheerder. 2. Elk document van het MMF dat
voor marketingdoeleinden wordt gebruikt, vermeldt duidelijk alle volgende
verklaringen: (a)
dat het MMF geen gewaarborgde belegging is; (b)
dat het MMF niet rekent op externe steun om de
liquiditeit van het MMF te waarborgen of de NAV per recht van deelneming of
aandeel te stabiliseren; (c)
dat het risico voor verlies van de hoofdsom door de
beleggers moet worden gedragen. 3. Geen enkele mededeling van
het MMF of de beheerder ervan aan beleggers of potentiële beleggers mag doen
blijken dat een belegging in rechten van deelneming of aandelen van een MMF
gewaarborgd is. 4. Beleggers in een MMF worden
duidelijk ingelicht over de methode of methoden die door het MMF worden
gebruikt om de waarde van de activa van het MMF te ramen en de NAV te
berekenen. 5. Naast de informatie die
overeenkomstig de leden 1 tot en met 4 moet worden gegeven, verstrekt een CNAV
MMF aan beleggers en potentiële beleggers duidelijke toelichting over het
gebruik van de methode van de geamortiseerde kostprijs en/of afronding. Een
CNAV MMF vermeldt het bedrag van zijn NAV-buffer, de procedure om de constante
NAV per recht van deelneming of aandeel en de NAV per recht van deelneming of
aandeel te egaliseren en verklaart duidelijk de rol van de buffer en de
risico’s die daaraan verbonden zijn. Het CNAV MMF vermeldt duidelijk op welke
wijze de NAV-buffer wordt aangevuld en welke entiteit naar verwachting de
aanvulling zal verrichten. Het verstrekt beleggers alle informatie betreffende de
naleving van de in artikel 29, lid 2, onder a) tot en met g), gestelde
voorwaarden. Artikel 38
Rapportage aan de bevoegde autoriteiten 1. Voor elk beheerd MMF
verstrekt de MMF-beheerder ten minste elk kwartaal informatie aan de bevoegde
autoriteit van het MMF. De beheerder verstrekt de informatie op verzoek ook aan
de bevoegde autoriteit van de beheerder indien deze verschilt van de bevoegde
autoriteit van het MMF. 2. De overeenkomstig lid 1 gerapporteerde
informatie omvat de volgende punten: (a)
het type MMF en de kenmerken ervan; (b)
portefeuille-indicatoren zoals de totale waarde van
de activa, NAV, WAM, WAL, indeling naargelang van looptijd, liquiditeit en
rendement; (c)
de omvang en de evolutie van de NAV-buffer; (d)
de resultaten van stresstests; (e)
informatie over de activa in de portefeuille van
het MMF; (i) de kenmerken van elk activum, zoals naam,
land, categorie uitgevende instantie, risico of looptijd en toegekende interne
ratings; (ii) het soort activum, met inbegrip van nadere
gegevens over de tegenpartij in geval van derivaten of omgekeerde
retrocessieovereenkomsten; (f)
informatie over de passiva van het MMF, die
betrekking heeft op de volgende punten: (i) het land waar de belegger is gevestigd; (ii) de categorie van belegger; (iii) activiteit inzake inschrijving en
terugbetaling. Indien nodig en naar behoren gemotiveerd kunnen de
bevoegde autoriteiten verzoeken om aanvullende informatie. 3. De ESMA ontwikkelt ontwerpen
van technische uitvoeringsnormen om een rapportagemodelformulier op te stellen
dat de in lid 2 omschreven informatie bevat. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om
de in de eerste alinea bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen
overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. 4. De bevoegde autoriteiten
zenden alle krachtens dit artikel ontvangen informatie en andere mededelingen
of inlichtingen die zij krachtens deze verordening met het MMF of de beheerder
ervan hebben uitgewisseld, over aan de ESMA. Deze informatie wordt niet later
dan 30 dagen na het einde van het verslagkwartaal aan de ESMA doorgezonden. De ESMA verzamelt de informatie om een centrale
gegevensbank van alle in de Unie gevestigde, beheerde of in de handel gebrachte
MMF’s op te richten. De Europese Centrale Bank heeft alleen voor statistische
doeleinden recht van toegang tot deze gegevensbank. Hoofdstuk VIII
Toezicht Artikel 39
Toezicht door de bevoegde autoriteiten 1. De bevoegde autoriteiten
houden permanent toezicht op de naleving van deze verordening. 2. De bevoegde autoriteit van
het MMF is belast met het toezicht op de naleving van de in de hoofdstukken II
tot en met VII vastgestelde regels. 3. De bevoegde autoriteit van
het MMF is belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen waarin het
fondsreglement of de statuten voorzien, en van de verplichtingen waarin het
prospectus voorziet in overeenstemming met deze verordening. 4. De bevoegde autoriteit van de
beheerder is belast met het toezicht op de toereikendheid van de regelingen en
de organisatie van de beheerder, zodat de beheerder van het MMF in staat is te
voldoen aan de verplichtingen en regels met betrekking tot de samenstelling en
de werking van alle MMF's die hij beheert. 5. De bevoegde autoriteiten
oefenen toezicht uit op de icbe’s of de abi's die op hun grondgebied zijn
gevestigd of in de handel worden gebracht, om na te gaan of deze de benaming
MMF niet gebruiken of niet doen blijken dat zij een MMF zijn, tenzij zij zich
voegen naar deze verordening. Artikel 40
Taken van bevoegde autoriteiten 1. De bevoegde autoriteiten
beschikken over alle toezichthoudende en onderzoeksbevoegdheden die nodig zijn
voor de uitoefening van hun functie overeenkomstig deze verordening. 2. De in overeenstemming met
Richtlijn 2009/65/EG en Richtlijn 2011/61/EU aan de bevoegde autoriteiten
verleende taken worden ook uitgeoefend met inachtneming van deze verordening. Artikel 41
Taken en bevoegdheden van de ESMA 1. De ESMA beschikt over de
nodige bevoegdheden om de haar bij deze verordening verleende taken uit te
oefenen. 2. De bevoegdheden van de ESMA
overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG en Richtlijn 2011/61/EG wordt eveneens
uitgeoefend met betrekking tot deze verordening en in overeenstemming met
Verordening (EG) nr. 45/2001. 3. Voor de toepassing van
Verordening (EU) nr. 1095/2010 maakt deze verordening deel uit van enigerlei
juridisch bindende handeling van de Unie waarbij taken aan de in artikel 1, lid
2, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde autoriteit worden toegewezen. Artikel 42
Samenwerking tussen autoriteiten 1. De bevoegde autoriteit van
het MMF en de bevoegde autoriteit van de beheerder, indien zij van elkaar
verschillen, werken onderling samen en wisselen informatie uit met het oog op
de uitoefening van hun taken krachtens deze verordening. 2. De bevoegde autoriteiten en
de ESMA werken onderling samen met het oog op de uitoefening van hun
respectieve taken krachtens deze verordening in overeenstemming met Verordening
(EU) nr. 1095/2010. 3. De bevoegde autoriteiten en
de ESMA wisselen alle noodzakelijke informatie en documentatie uit om in
overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010 hun respectieve taken
krachtens deze verordening uit te oefenen, met name om inbreuken op deze
verordening op te sporen en te verhelpen. Hoofdstuk IX
Slotbepalingen Artikel 43
Behandeling van bestaande icbe’s en abi’s 1. Binnen zes maanden na de
inwerkingtreding van deze verordening dient een bestaande icbe of abi die in
kortlopende activa belegt en die als afzonderlijke of cumulatieve doelstelling
opbrengsten wil aanbieden welke overeenstemmen met geldmarkttarieven of de
waarde van de belegging wil vrijwaren, bij haar bevoegde autoriteit een
aanvraag in, samen met alle documenten en bewijsstukken die noodzakelijk zijn
om de naleving van deze verordening aan te tonen. 2. Uiterlijk twee maanden na
ontvangst van de aanvraag beoordeelt de bevoegde autoriteit of de icbe of abi
met betrekking tot de artikelen 3 en 4 in overeenstemming is met deze
verordening. De bevoegde autoriteit neemt een besluit en deelt dit onmiddellijk
mee aan de icbe of abi. 3. In afwijking van de eerste
zin van artikel 30, lid 1, legt een bestaande icbe of abi die aan de in artikel
2, punt 10, bedoelde criteria voor de definitie van een CNAV MMF voldoet, een
NAV-buffer aan van ten minste (a)
1 % van de totale waarde van de activa van het
CNAV MMF, binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening; (b)
2% van de totale waarde van de activa van het CNAV
MMF, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening; (c)
3% van de totale waarde van de activa van het CNAV
MMF, binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. 4. Voor de toepassing van lid 3
van dit artikel moet de vermelding van 3 % in de artikelen 33 en 34 worden
geïnterpreteerd als een verwijzing naar de bedragen van de NAV-buffer als
bedoeld in de punten a), b) en c), van lid 3. Artikel 44
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie 1. De bevoegdheid om
gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder
de in dit artikel neergelegde voorwaarden. 2. De bevoegdheid om de in de
artikelen 13 en 19 bedoelde gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt
de Commissie met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening
voor onbepaalde tijd verleend. 3. Het Europees Parlement of de
Raad kan de in de artikelen 13 en 19 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen
tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in
dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een
daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van
kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een
gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig
kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad. 5. De overeenkomstig de
artikelen 13 en 19 vastgestelde gedelegeerde handelingen treden alleen in
werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn
van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement
en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de
Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben
medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn
wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden
verlengd. Artikel 45
Evaluatie Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding
van deze verordening evalueert de Commissie of deze verordening uit
prudentieel en economisch oogpunt passend is. De evaluatie heeft in het
bijzonder betrekking op de werking van de CNAV-buffer en de werking van de
CNAV-buffer bij de CNAV MMF’s die in de toekomst hun portefeuille zouden
concentreren op door de lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier. De
evaluatie: (a)
analyseert de ervaring die is opgedaan bij de
toepassing van deze verordening, de gevolgen voor de beleggers, de MMF’s en de MMF-beheerders
in de Unie; (b)
beoordeelt de rol die MMF’s spelen in de aankoop
van door de lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier; (c)
houdt rekening met de specifieke kenmerken van door
de lidstaten uitgegeven of gewaarborgd schuldpapier en de rol die dit
schuldpapier speelt in de financiering van de lidstaten; (d)
houdt rekening met het verslag bedoeld in artikel 509,
lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013; (e)
houdt rekening met de ontwikkelingen in de
regelgeving op internationaal vlak. De resultaten van de evaluatie worden aan het
Europees Parlement en de Raad meegedeeld en worden indien nodig vergezeld van
passende voorstellen voor wijzigingen. Artikel 46
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Deze verordening is verbindend in al
haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] Resolutie van het Europees Parlement van 20 november 2012
over schaduwbankieren (2012/2115(INI)) [2] PB C , blz. . [3] Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de
Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke
bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in
effecten (icbe’s) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32). [4] Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de
Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen
en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de
Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB
L 174 van 1.7.2011, blz. 1). [5] Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement
en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en
transactieregisters (PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1). [6] Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de
Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het
Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene
voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering,
transparantie en toezicht (PB L 83 van 22.3.2013, blz. 1). [7] Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees
Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese
toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten),
tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG
van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84). [8] Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad
van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer
van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). [9] Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement
en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de
communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1). [10] Verordening (EU) Nr. 575/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor
kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening
(EU) nr. 648/2012, PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1-337. [11] Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983
op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag
betreffende de geconsolideerde jaarrekening, PB L 193 van 18.7.1983, blz. 1-17.