Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IP0419

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2013 over het versterken van grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van rechtshandhaving in de EU: de tenuitvoerlegging van het Prüm-besluit en het Europees model voor informatie-uitwisseling (2013/2586(RSP))

    PB C 181 van 19.5.2016, p. 67–69 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    19.5.2016   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 181/67


    P7_TA(2013)0419

    Nauwere grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU

    Resolutie van het Europees Parlement van 10 oktober 2013 over het versterken van grensoverschrijdende samenwerking op het vlak van rechtshandhaving in de EU: de tenuitvoerlegging van het Prüm-besluit en het Europees model voor informatie-uitwisseling (2013/2586(RSP))

    (2016/C 181/12)

    Het Europees Parlement,

    gezien de mededeling van de Commissie van 7 december 2012 met als titel „Samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU versterken: het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM)” (COM(2012)0735),

    gezien het verslag van de Commissie van 7 december 2012 over de tenuitvoerlegging van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (het „Prüm-besluit”) (COM(2012)0732),

    gezien het programma van Stockholm, de interneveiligheidsstrategie en de strategie voor informatiebeheer voor de interne veiligheid van de EU,

    gezien zijn resolutie van 22 mei 2012 over de interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie (1),

    gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 87,

    gezien de vraag aan de Commissie over nauwere grensoverschrijdende samenwerking op het gebied van rechtshandhaving door de uitvoering van het „Prüm-besluit” en via het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM) (O-000067/2013 — B7-0501/2013),

    gezien artikel 115, lid 5, en artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat in het programma van Stockholm werd erkend dat moet worden gezorgd voor meer coherentie en consolidering van het uitgebreide instrumentarium voor de verzameling, verwerking en uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties in de EU met het oog op meer veiligheid voor de EU-burgers;

    B.

    overwegende dat in de interneveiligheidsstrategie werd aangedrongen op de uitwerking van een allesomvattend model voor informatie-uitwisseling;

    C.

    overwegende dat de grensoverschrijdende uitwisseling van informatie over criminele activiteiten de basis is voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving in de EU en met name van belang is in een gebied zonder interne grenscontroles; overwegende dat de grensoverschrijdende criminaliteit in de EU toeneemt, hetgeen een efficiënte en veilige uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie nog noodzakelijker maakt waarbij gegevensbescherming en de eerbiediging van fundamentele rechten worden gewaarborgd;

    1.

    stelt vast dat in de mededelingen een overzicht wordt gegeven van de diverse in de EU bestaande instrumenten, kanalen en middelen voor grensoverschrijdende uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie; is van oordeel dat het huidige „landschap” van de verschillende instrumenten, kanalen en middelen ingewikkeld en versnipperd is, hetgeen leidt tot een inefficiënt gebruik van de instrumenten en gebrekkig democratisch toezicht op EU-niveau en in sommige gevallen zelfs tot functie- en toegangverschuiving;

    2.

    verzoekt de Commissie over te gaan tot het in kaart brengen van de EU- en nationale wetgeving, met inbegrip van (bilaterale) internationale overeenkomsten, ter regeling van grensoverschrijdende uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie; is het met de Commissie eens dat meer betekenisvolle statistieken nodig zijn om de reële waarde van de instrumenten te kunnen beoordelen en dringt aan op een onafhankelijke externe evaluatie van de bestaande instrumenten voor de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie in de EU teneinde het meetbare effect ervan te kunnen beoordelen;

    3.

    onderschrijft de aanbevelingen van de Commissie om het gebruik van bestaande instrumenten en kanalen te stroomlijnen (onder andere standaardgebruik van het Europol-systeem en oprichting van nationale geïntegreerde centrale contactpunten) en de opleiding voor en de bekendheid met grensoverschrijdende informatie-uitwisseling te verbeteren; is evenwel teleurgesteld over het feit dat de Commissie niet met een ambitieuzere op de toekomst gerichte visie is gekomen, waarom in het programma van Stockholm en in de interneveiligheidsstrategie was gevraagd, hetgeen als uitgangspunt had kunnen dienen voor een politiek debat over de vraag hoe vorm kan worden gegeven aan de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie in de EU, een en ander kan worden geoptimaliseerd en tegelijkertijd wordt ingestaan voor een hoog niveau van gegevensbescherming en privacy; verzoekt de Commissie dan ook met klem met een dergelijke visie en met een op de EU afgestemd kader voor de uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie te komen, gebaseerd op beginselen als noodzaak, kwaliteit, evenredigheid, efficiëntie en aansprakelijkheid en waarin een adequate beoordeling wordt gegeven van het beschikbaarheidsbeginsel en het concept van kruisverbanden;

    4.

    verzoekt de Commissie na te gaan of het mogelijk is de manuele operaties van de bestaande instrumenten te automatiseren om het systeem doeltreffender te maken, overeenkomstig de bevindingen van het door een aantal lidstaten uitgevoerde DAPIX-onderzoek, en de invoering van een gemeenschappelijk formaat voor de uitwisseling van informatie te overwegen om de behandeling van aanvaarde verzoeken te bespoedigen;

    5.

    wijst erop dat de verschillende instrumenten voor de grensoverschrijdende uitwisseling van rechtshandhavingsinformatie, met inbegrip van het verstrekken van grensoverschrijdende toegang tot nationale gegevensbanken, leidt tot een versnipperd en onduidelijk gegevensbeschermingssysteem, dat vaak gebaseerd is op de kleinste gemene deler als gevolg van een fragmentarische aanpak; herhaalt in dit verband zijn standpunt dat het voorstel voor een richtlijn inzake gegevensbescherming zo spoedig mogelijk moet worden goedgekeurd;

    6.

    verzoekt de Commissie om met het oog op de versterking en verbetering van het systeem voor informatie-uitwisseling maatregelen te nemen die het systeem doeltreffender maken en tegelijkertijd de gegevensbescherming verzekeren, zoals bedoeld in het advies van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (ETGB), naar het model van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende Europol en tot intrekking van Besluit 2009/371/JBZ;

    7.

    merkt op dat Prüm voor steeds meer lidstaten een routine-instrument is geworden bij grensoverschrijdende politiële samenwerking en onderzoeken naar misdrijven; betreurt dat verscheidene lidstaten aanzienlijke vertraging hebben opgelopen bij de tenuitvoerlegging van het Prüm-besluit; is het met de Commissie eens dat pas kan worden overgegaan tot een verdere ontwikkeling van het instrument, wanneer het instrument volledig ten uitvoer is gelegd; verzoekt de betrokken lidstaten het Prüm-besluit volledig en naar behoren ten uitvoer te leggen, zodat het optimaal kan worden ingezet;

    8.

    wijst erop dat het Prüm-besluit werd goedgekeurd in het kader van de vroegere derde pijler en dat er geen adequaat democratisch toezicht en controle door het Parlement op de tenuitvoerlegging ervan is; verzoekt de Commissie spoedig met voorstellen te komen om de bestaande instrumenten voor grensoverschrijdende politiële samenwerking die in het kader van de vroegere derde pijler zijn vastgesteld — zoals het Prüm-besluit en het Zweeds initiatief — in het rechtskader van het Verdrag van Lissabon onder te brengen;

    9.

    herinnert eraan dat de Europese politieopleiding bijdraagt tot de versterking van het wederzijdse vertrouwen tussen de politiediensten en zo de verbetering van de informatie-uitwisseling en grensoverschrijdende samenwerking bevordert, en dat deze opleiding daarom moet worden gehandhaafd en uitgebreid;

    10.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, alsmede aan de parlementen van de lidstaten.


    (1)  PB C 264 E van 13.9.2013, blz. 1.


    Top