Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013DC0179

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de EU-interneveiligheidsstrategie

    /* COM/2013/0179 final */

    52013DC0179

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de EU-interneveiligheidsstrategie /* COM/2013/0179 final */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de EU-interneveiligheidsstrategie

    1.           Inleiding

    1.1.        Interne veiligheid in de huidige context

    De interneveiligheidsstrategie van de EU moet Europa in staat stellen op bestaande problemen en nieuwe dreigingen te reageren met een gezamenlijke aanpak waarbij zowel de EU als het nationale en het lokale niveau zijn betrokken.

    Aan deze strategie liggen gemeenschappelijke waarden ten grondslag: eerbiediging van de grondrechten en de rechtsstaat, solidariteit en wederzijdse ondersteuning. De Commissie zal erop blijven toezien dat deze waarden ten volle worden nageleefd, in het bijzonder het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

    Een van de belangrijkste bedreigingen voor onze interne veiligheid is de georganiseerde criminaliteit, die nadelige gevolgen heeft voor de economie van de EU en die bijvoorbeeld de interne markt verstoort.

    Het VN-Bureau voor drugs- en misdaadbestrijding (UNODC) schat de criminele opbrengsten bijvoorbeeld op 3,6% van het mondiale bbp: 2,1 biljoen USD in 2009. Door corruptie, fraude en smokkel leiden de EU-lidstaten enorme verliezen, juist nu ze stabiele inkomsten en een stabiele belastinggrondslag nodig hebben om de overheidstekorten terug te dringen.

    Proberen het geld op te eisen en de opbrengsten van misdrijven terug te vorderen: dat is en blijft een centraal doel van de EU-strategie voor het ontwrichten van georganiseerde criminele netwerken.

    De Commissie heeft al verschillende initiatieven en instrumenten ontwikkeld om dit doel te bereiken, zoals de richtlijn betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie, de vierde antiwitwasrichtlijn en de richtlijn over de bescherming van de financiële belangen van de EU.

    De administratieve aanpak biedt mogelijkheden om gevallen van criminele infiltratie van de economie op te sporen en aan te pakken, maar kan ook nuttig zijn om de onevenwichtigheden die onder andere het gevolg zijn van georganiseerde criminaliteit, te verhelpen en de voorwaarden te scheppen voor een florerende interne markt. Onlangs is het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3) opgericht. Dit centrum is ondergebracht bij Europol en moet ervoor zorgen dat Europa beter in staat is burgers, bedrijven, overheden en infrastructuur te beschermen tegen cyberaanvallen die ernstige economische schade kunnen veroorzaken.

    De interneveiligheidsstrategie telt vijf strategische doelstellingen: internationale criminele netwerken ontwrichten, terrorisme voorkomen, de internetveiligheid verbeteren, de veiligheid verbeteren door grensbeheer, en de veerkracht van Europa bij crises en rampen vergroten. In het verslag over de interneveiligheidsstrategie over 2011 werden de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en de bestrijding van cybercriminaliteit genoemd als twee belangrijke opgaven voor het komende jaar. Er is sindsdien veel gebeurd, en niet alleen op dit punt, ook in het kader van de andere doelstellingen van de strategie zijn maatregelen genomen.

    2.           De interneveiligheidsstrategie in het afgelopen jaar

    2.1.        Strategische doelstelling 1: internationale criminele netwerken ontwrichten

    De activiteiten van georganiseerde criminele netwerken zijn complexer, diverser en internationaler dan ooit. Zo zal de georganiseerde criminaliteit steeds vaker gebruikmaken van internet naarmate het gebruik van breedbandinternet en mobiele toestellen toeneemt.

    Met behulp van de EU-beleidscyclus voor zware en georganiseerde criminaliteit kan de operationele samenwerking op het gebied van vormen van criminaliteit die voor de gehele EU van belang zijn, worden gecoördineerd. De lidstaten binden gezamenlijk de strijd aan met de prioritaire grensoverschrijdende criminaliteit, daarbij geholpen door de EU-organen en -instellingen. Welke vormen van criminaliteit prioritair zijn, wordt vastgesteld aan de hand van de dreigingsanalyses (met name SOCTA) die Europol opstelt op basis van bijdragen van de lidstaten. Momenteel loopt er een korte beleidscyclus, die betrekking heeft op de periode 2011-2013, als proef voor een volledige beleidscyclus over 2013-2017.

    Begin 2013 heeft de Commissie voorstellen goedgekeurd voor een vierde antiwitwasrichtlijn[1] en een verordening over geldovermakingen[2]. Later in 2013 volgt nog een voorstel voor een richtlijn betreffende de strafbaarstelling van het witwassen van geld. Met dit pakket worden nieuwe risico’s en dreigingen aangepakt, met name door de transparantie van rechtspersonen te vergroten. Ook buiten de EU worden maatregelen genomen tegen het witwassen van geld: daarbij werkt de Dienst voor extern optreden samen met regionale platformen in Afrika en Latijns-Amerika.

    Begin 2013 werd ook een voorstel goedgekeurd voor een richtlijn over valsemunterij[3]. Daarin worden nieuwe strafrechtelijke sancties vastgesteld. Een ander belangrijk element is de verplichting voor de lidstaten om voor het opsporen van valsemunterij doeltreffende onderzoeksmiddelen beschikbaar te stellen die vergelijkbaar zijn met de instrumenten die worden gebruikt bij georganiseerde of andere zware criminaliteit.

    Met de voorstellen voor een richtlijn betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt[4] en voor een richtlijn betreffende strafrechtelijke sancties voor handel met voorwetenschap en marktmanipulatie[5] worden ook strafrechtinstrumenten gecreëerd waarmee de handel in de interne markt respectievelijk de financiële markten kunnen worden beschermd.

    De Commissie is zich blijven inzetten voor een nieuw strategisch EU‑corruptiebestrijdingsinitiatief. Daarbij wordt een tweesporenbeleid gevolgd: een “EU‑corruptiebestrijdingsverslag” ter beoordeling van de inspanningen van de lidstaten op het gebied van corruptiebestrijding, en een sterkere klemtoon op corruptiebestrijding in het interne en externe EU-beleid. Een groep van 17 corruptiebestrijdingsdeskundigen en een netwerk van plaatselijke onderzoekscorrespondenten in alle lidstaten werken aan het eerste EU-corruptiebestrijdingsverslag, dat in 2013 moet verschijnen.

    In 2012 heeft Transparency International het project European National Integrity Systems (ENIS) afgerond. Bij dit project, dat werd medegefinancierd door de Commissie, waren 23 lidstaten, Noorwegen en Zwitserland betrokken. In totaal werden 13 instellingen en sectoren per land geanalyseerd en beoordeeld op hun vermogen om op te treden tegen corruptie. Transparency International heeft per land een beoordelingsverslag opgesteld alsmede een vergelijkende analyse. De aanbevelingen en conclusies van de ENIS-beoordelingen worden verwerkt in het EU-corruptiebestrijdingsverslag.

    Het confisqueren van crimineel vermogen is een goede manier om criminaliteit te bestrijden: de financiële prikkel voor criminelen komt dan immers te vervallen, de economie wordt beschermd tegen criminele infiltratie en corruptie, en de sociale rechtvaardigheid wordt hersteld. De Commissie heeft een voorstel voor een richtlijn betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie[6] goedgekeurd. Met de minimumregels van deze richtlijn moet het gemakkelijker worden opbrengsten van zware en georganiseerde criminaliteit in de Europese Unie te bevriezen en te confisqueren en zo de legale economie te beschermen.

    De inspanningen op EU-niveau gaan hand in hand met initiatieven in de lidstaten, zoals de oprichting van nieuwe bureaus en teams voor de ontneming van vermogensbestanddelen in Oostenrijk, Roemenië en Estland, en de steun van Europol aan de lidstaten via het Bureau crimineel vermogen. Ook hebben sommige lidstaten regelingen ingevoerd om geconfisqueerd vermogen te gebruiken voor publieke en sociale doeleinden.

    In het kader van het Spaanse CEART-project (Centre of Excellence on Asset Recovery and Training), medegefinancierd door de Europese Commissie, is een witboek opgesteld over bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen, waarin de activiteiten van deze bureaus uitvoerig worden beschreven. Het CEART-project omvatte tevens een internationale cursus over de ontneming van vermogensbestanddelen en financieel onderzoek, een van de eerste pan-Europese cursussen voor personen die op dit gebied actief zijn.

    De Europese Unie heeft met de Verenigde Staten en Australië nieuwe overeenkomsten gesloten over het gebruik en de doorgifte van persoonsgegevens van passagiers (PNR)[7] en staat op het punt de onderhandelingen met Canada af te ronden. Op grond van deze overeenkomsten kunnen onze partners gegevens analyseren met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van zware grensoverschrijdende criminaliteit, waaronder terrorisme. Met behulp van PNR-gegevens kunnen criminele netwerken sneller en doeltreffender worden opgerold, niet in de laatste plaats omdat tot dan toe bij rechtshandhavingsinstanties “onbekende” personen die echter wel een veiligheidsrisico vormen, met deze gegevens kunnen worden geïdentificeerd.

    In de EU-strategie voor de uitroeiing van mensenhandel 2012-2016, die in juni 2012 is goedgekeurd, staan het actiever vervolgen van mensenhandelaars, de hulpverlening aan en bescherming van slachtoffers van mensenhandel, en het voorkomen van mensenhandel centraal. De strategie vormt een uitbreiding en aanvulling van de richtlijn die in 2011 werd vastgesteld[8]. De EU-coördinator voor de bestrijding van mensenhandel speelt een sleutelrol bij de tenuitvoerlegging van de strategie en moet de coördinatie en de coherentie tussen de verschillende betrokken partijen verbeteren. Het operationele actieplan voor de bestrijding van mensenhandel, dat onder leiding van het Verenigd Koninkrijk en Nederland wordt uitgevoerd, is een van de acht prioriteiten van de EU-beleidscyclus voor zware en georganiseerde criminaliteit. Om te zorgen voor meer doelgerichtheid en samenhang van de EU-werkzaamheden op het gebied van de bestrijding van mensenhandel in het kader van het externe beleid hebben de lidstaten in samenwerking met de Commissie, de Europese dienst voor extern optreden en de EU-organen een lijst opgesteld van prioritaire niet-lidstaten.

    Grensoverschrijdende uitwisseling van informatie in de EU is essentieel voor de bestrijding van zware en grensoverschrijdende criminaliteit. Hier is echter ruimte voor verbetering. In haar mededeling over het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM) pleit de Commissie voor een betere toepassing van de bestaande EU-instrumenten, een systematischer gebruik van het Europolinformatiesysteem en de invoering van een "eenloketsysteem”, met één enkel nationaal contactpunt waarin de belangrijkste informatie-uitwisselingskanalen samenkomen[9].

    In de nieuwe EU-drugsstrategie 2013-2020 staat onder andere de dynamiek van de markten voor illegale verdovende middelen centraal: verschuivingen in de aanvoerroutes voor drugs, grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en het gebruik van nieuwe communicatietechnologieën om de distributie van illegale verdovende middelen en nieuwe psychoactieve stoffen te vergemakkelijken. De strategie moet onder andere leiden tot een meetbare terugdringing van de vraag naar drugs, drugsverslaving en de drugsgerelateerde aan de maatschappij en aan de gezondheid toegebrachte risico's en schade, tot een verstoring van de markt voor illegale verdovende middelen en een meetbare vermindering van de beschikbaarheid van illegale verdovende middelen, en tot meer coördinatie, door actief van gedachten te wisselen en analyses te verrichten van de ontwikkelingen en uitdagingen op drugsgebied op EU- en internationaal niveau.

    De presentatie in januari 2013 van het verslag over de EU-drugsmarkten, het "EU-Drug Markets report", laat zien dat de coördinatie tussen de instanties die zich bezighouden met de bestrijding van criminaliteit en drugshandel sterk is verbeterd. Het verslag is een gezamenlijk product van het Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving (EWDD) en Europol en belicht een aantal nieuwe trends, zoals de mobiele productie van amfetamine en ecstasy, en de explosieve toename van nieuwe psychoactieve stoffen die op agressieve wijze aan jongeren worden aangeboden via internet. Pan-Europese samenwerking en een duidelijk inzicht in de ontwikkelingen op de drugsmarkt zijn essentieel voor een effectieve rechtshandhaving op dit snel veranderende gebied.

    Europol speelt een belangrijke rol bij het verbeteren van grensoverschrijdende informatie-uitwisseling in de EU: het kan immers informatie-uitwisselings- en opslagsystemen en verschillende ondersteunende diensten en analyses aanbieden. Aan het einde van het derde kwartaal van 2012 waren via Europol ruim 200 000 operationele berichten uitgewisseld en bijna 12 000 zaken gestart. Europol biedt steeds vaker[10] ondersteuning bij aandachttrekkende operaties in de lidstaten en heeft ruim 600 operationele analyses opgesteld. Nadat de prioriteiten in het kader van de EU-beleidscyclus waren vastgesteld, hebben de lidstaten veel vaker informatie verstrekt voor de analysebestanden: een algemene stijging van 40% en op het gebied van de bestrijding van mensenhandel zelfs van 60%.

    Grensoverschrijdende samenwerking en informatie-uitwisseling worden ook bevorderd door de opleidingen op EU-niveau die door de Europese Politieacademie Cepol worden verzorgd. In 2012 hebben bijna 6 000 mensen deelgenomen aan ruim 100 verschillende opleidingsactiviteiten op uiteenlopende gebieden, variërend van financiële criminaliteit en drugshandel tot gezamenlijke onderzoeksteams, mensenhandel en cybercriminaliteit.

    Eurojust blijft een belangrijke factor bij de justitiële samenwerking in strafzaken. De bestrijding van zware, georganiseerde criminaliteit is en blijft een prioriteit voor Eurojust. Georganiseerde criminele groepen staan niet los van elkaar, maar hebben ook dwarsverbanden waardoor andere misdaden een zwaardere dimensie krijgen. In 2012 werden bij Eurojust 231 zaken geregistreerd die verband hielden met georganiseerde criminaliteit, tegen 197 in 2011.

    Een ander effectief instrument bij de opsporing van criminelen zijn de gemeenschappelijke onderzoekteams. Dankzij de financiering door Eurojust kunnen op basis van operationele behoeften ook op korte termijn gemeenschappelijke onderzoeksteams worden ingesteld. Tot februari 2013 heeft Eurojust via het tweede financieringsproject voor gemeenschappelijke onderzoeksteams 87 van die teams gefinancierd, die waren geselecteerd uit 252 financieringsaanvragen. De meeste gemeenschappelijke onderzoeksteams houden zich bezig met de bestrijding van drugs- en mensenhandel, maar ook het witwassen van geld, fraude, corruptie en georganiseerde diefstal werden aangepakt.

    België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben samen met Eurojust en Europol het gemeenschappelijk onderzoeksteam voor de “Tokyo-zaak” opgezet om een netwerk van koeriers te onderzoeken die door een georganiseerde bende in België en Frankrijk werden gerekruteerd om drugs te smokkelen van Brazilië en een aantal Centraal-Afrikaanse landen naar Japan, via Londen. Er werd een gezamenlijke operatie uitgevoerd, waarbij verschillende arrestaties werden verricht in België en het Verenigd Koninkrijk. Vervolgens werden twee personen veroordeeld tot respectievelijk acht jaar gevangenisstraf en een boete van 3 780 EUR, en zesenhalf jaar en een boete van 30 000 EUR.

    Plannen voor 2013

    De Commissie zal:

    · het eerste EU-corruptiebestrijdingsverslag uitbrengen, met aanbevelingen voor de lidstaten;

    · een voorstel voor een richtlijn indienen over strafrechtelijke sancties voor het witwassen van geld;

    · een hervorming van Eurojust voorstellen;

    · met een politiek initiatief komen om de illegale handel in vuurwapens te bestrijden teneinde de interne veiligheid van de EU te waarborgen;

    · twee wetgevingsvoorstellen doen tot wijziging van Besluit 2005/387/JBZ van de Raad van 10 mei 2005 inzake de uitwisseling van informatie, de risicobeoordeling en de controle ten aanzien van nieuwe psychoactieve stoffen, en van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel;

    · een verordening voorstellen tot oprichting van een Europees openbaar ministerie om de begroting van de Europese Unie beter te beschermen en vaker tot strafrechtelijke vervolging op dit gebied over te gaan;

    · een mededeling goedkeuren over een algemene strategie ter bestrijding van sigarettensmokkel.

    De lidstaten worden aangespoord om:

    · vaart te zetten achter de onderhandelingen over de hervorming van Europol en Cepol en meer aandacht te besteden aan de opleiding van rechtshandhavingsfunctionarissen, teneinde de grensoverschrijdende samenwerking te verbeteren;

    · de discussie met het Europees Parlement over de richtlijn betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de EU af te ronden, evenals die over de richtlijn betreffende het gebruik van PNR-gegevens voor rechtshandhavingsdoeleinden;

    · hun bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen meer middelen en bevoegdheden te geven;

    · gevolg te geven aan de aanbevelingen in de mededeling over het Europees model voor informatie-uitwisseling (EIXM);

    · de in de EU-strategieën geschetste maatregelen te nemen om de drugshandel en de mensenhandel aan te pakken;

    · gevolg te geven aan de aanbevelingen van het komende eerste EU‑corruptiebestrijdingsverslag;

    · in het kader van de beleidscyclus operationele actieplannen uit te voeren op het gebied van mensenhandel, mobiele georganiseerde criminele groepen, grondstoffensmokkel in containers, synthetische drugs, drugsroutes vanuit West-Afrika en criminaliteit uit de westelijke Balkan.

    2.2.        Strategische doelstelling 2: voorkomen van terrorisme en aanpakken van radicalisering en werving

    Volgens Europol is het aantal terroristische aanslagen in de EU-lidstaten de laatste jaren weliswaar gedaald, maar biedt de huidige terroristische dreiging een zeer divers beeld (op Al-Qa’ida geïnspireerd terrorisme, terrorisme uit rechtse, linkse, anarchistische en separatistische hoek en terrorisme met één specifiek motief), waarbij uit zichzelf handelende personen en kleine, autonome groepen plotseling kunnen toeslaan. Ook de geopolitieke ontwikkelingen in het Midden-Oosten, het Sahelgebied en de Hoorn van Afrika zullen gevolgen hebben voor de veiligheidssituatie in Europa. Met name geradicaliseerde EU-burgers die naar conflictgebieden afreizen (zogenoemde “buitenlandse strijders”) en terugkomen naar Europa met gevechtservaring, zullen een bedreiging blijven vormen voor de EU.

    Terrorismebestrijding is voor de Europese Unie een prioriteit gebleven, zeker nadat met de aanslagen in Toulouse en Burgas op tragische wijze werd aangetoond hoe reëel de terroristische dreiging is.

    In de nasleep van de aanslag in Burgas heeft Europol de Bulgaarse autoriteiten operationele bijstand verleend, wat zeer werd gewaardeerd. Daarnaast heeft het EU AirPol-netwerk van de politiediensten die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van luchthavens en de omgeving daarvan, binnen 24 uur richtsnoeren opgesteld voor nieuwe veiligheidsmaatregelen en –procedures om soortgelijke aanslagen te voorkomen.

    Het AirPol-netwerk ontleent zijn mandaat aan een besluit van de Raad dat is vastgesteld na de aanslagen in Jemen in 2010 en streeft naar de uitwisseling van beste praktijken en capaciteitsopbouw op basis van het financieringsprogramma van de Commissie voor de bestrijding van criminaliteit.

    Terrorisme is nog steeds een van de prioriteiten bij de operationele werkzaamheden van Eurojust[11]. Eurojust heeft in 2012 zijn instrument voor het bijhouden van veroordelingen wegens terrorisme (terrorism convictions monitor, TCM) verder verfijnd. Dit instrument biedt een overzicht van met terrorisme verband houdende justitiële ontwikkelingen in de lidstaten alsook juridische analyses van bepaalde gevallen.

    In december 2012 hebben Eurojust en Europol gezamenlijk een workshop georganiseerd voor terrorismebestrijdingsdeskundigen uit India en de EU. Doel van de workshop was de justitiële samenwerking te bevorderen door vast te stellen welke gemeenschappelijke belangen er zijn en volgens welke normen er wordt gewerkt.

    Het Europese terrorismebestrijdingsbeleid is gebaseerd op preventie. Het EU-netwerk voor voorlichting over radicalisering (Radicalisation Awareness Network, RAN) is opgericht om degenen die zich in Europa bezighouden met het tegengaan van radicalisering en gewelddadig extremisme met elkaar in contact te brengen (eerstelijns praktijkmensen, maatschappelijk werkers, academici, ngo’s, enz.). Met acht thematische groepen biedt het RAN een unieke mogelijkheid om ervaringen en resultaten uit te wisselen. De resultaten van de werkzaamheden van het RAN werden gerapporteerd aan beleidsmakers en eind januari 2013 besproken op een conferentie op hoog niveau.

    De aanbevelingen van het RAN, met name die van de werkgroep buitenlandse strijders, zullen ook leiden tot een sterkere synergie tussen het interne en het externe beleid.

    Met het financieringsprogramma voor de preventie en bestrijding van criminaliteit zijn projecten gesteund die radicalisering en gewelddadig extremisme proberen tegen te gaan door middel van opleiding en bewustmaking voor praktijkmensen, afstandneming en deradicalisering, versterking van het reactievermogen van burgers en de civiele samenleving, de verspreiding van getuigenissen van slachtoffers van terrorisme en het weerleggen van terroristische propaganda. Dergelijke projecten worden uitgevoerd door deelnemende organisaties uit onder andere België, Denemarken, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk.

    Een ander voorbeeld van de maatregelen om terrorisme te voorkomen is de verordening van de EU over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren van explosieven[12], waarmee het meest geavanceerde systeem ter wereld in het leven is geroepen om te voorkomen dat terroristen de beschikking krijgen over precursoren van explosieven.

    De Commissie werkt nu samen met de lidstaten aan nieuwe voorstellen over chemische, biologische, radiologische, nucleaire en explosievenveiligheid (CBRN-E) op EU-niveau. Daarbij wordt uitgegaan van de vraag welke maatregelen de komende jaren het belangrijkst zijn en hoe kan worden voortgebouwd op eerdere werkzaamheden op het gebied van CBRN‑E, bijvoorbeeld wat detectie betreft, op basis van twee voortgangsverslagen die in 2012 zijn verschenen.

    De Commissie is begonnen met een evaluatie van de richtlijn bescherming kritieke infrastructuur[13], met het oog op een voorstel voor een nieuwe aanpak in de eerste helft van 2013. Doel is ervoor te zorgen dat diensten die van vitaal belang zijn voor de samenleving, operationeel blijven. Uitval of ontregeling van kritieke infrastructuur kan ernstige gevolgen hebben voor de maatschappij.

    Met het Poseidon-project, medegefinancierd uit het programma voor de bescherming van kritieke infrastructuur, zijn bedreigingen en tekortkomingen van kritieke infrastructuren en besluitvormingsmechanismen blootgelegd om het grensoverschrijdende personenverkeer in de regio van de Baltische Zee veiliger te maken. De resultaten van het project worden besproken in een studie (Preventing Terrorism in Maritime regions — Case Analysis of Project Poseidon) en hebben bijvoorbeeld betrekking op antiterrorismestrategieën voor veerbootverkeer.

    De onderlinge verbinding van verschillende wijzen van vervoer vereist een degelijke terrorismebestrijdingsstrategie om de stabiliteit van de handel te beschermen en het vertrouwen in de veiligheid en zekerheid van het vervoersnetwerk te behouden. In 2012 heeft de Commissie een nota uitgebracht over de beveiliging van het vervoer[14], waarin zij een aantal punten noemt die van groot belang zijn voor het beperken van de terroristische dreiging. Zo stelt zij onder meer voor een algemeen beveiligingskader in het leven te roepen voor vervoerbedrijven, zoals beveiligingsprogramma's, bewustmakingscursussen en -oefeningen, en rampenbestrijdings- en herstelplannen.

    De ontwikkelingen op het gebied van de luchtvaartbeveiliging zijn gebaseerd op de dreigingen en het is zaak met de detectietechnologie de innovatie die de terroristen tentoonspreiden, bij te houden. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan de invoering van een EU-breed geharmoniseerd certificatiesysteem voor controleapparatuur voor luchthavens, en op wetenschappelijk gebied worden de werkzaamheden internationaal gecoördineerd. De Commissie en de lidstaten geven actief steun voor het uittesten van nieuwe technologie voor de detectie van verschillende dreigingen (bijvoorbeeld in vrachtvliegtuigen, in bagage en bij personen).

    Naast de verschillende onderzoeksactiviteiten en het testen van innovatieve technologie, heeft de Commissie samen met de lidstaten proactieve detectieactiviteiten uitgetest, zowel bij het Europees Kampioenschap Voetbal van 2012 als bij de beveiliging van openbaar vervoer en openbare gebouwen, teneinde de meest effectieve beveiligingsmodellen uit te werken.

    Voorts voert de Commissie het ITRAP (Illicit Trafficking Radiation Assessment Programme) uit, teneinde een onafhankelijke beoordeling te geven van de stralingsdetectieapparatuur die beschikbaar is op de markt en die wordt gebruikt voor de detectie en herkenning van nucleaire en radioactieve stoffen.

    Een doeltreffende toepassing van beveiligingssystemen staat of valt met opleiding. Een voorbeeld van een door de Commissie gesteunde actie op dit gebied is de oprichting van het Europees centrum voor beveiligingsopleiding (Eusectra), dat een opleidingsprogramma op het gebied van beveiliging moet ontwikkelen voor rechtshandhavers.

    Atlas, een EU-netwerk van terrorismebestrijdingseenheden dat is opgericht door de Commissie en sinds 2008 via het programma voor de preventie en bestrijding van criminaliteit wordt gefinancierd, is bedoeld om de samenwerking tussen speciale interventieteams in de EU te verbeteren en de werking ervan in crisissituaties te ondersteunen (bijvoorbeeld bij een terreuraanslag of een gijzeling) wanneer een lidstaat assistentie behoeft. In het kader van het programma zijn ook platforms opgericht voor opleiding, het delen van materieel en nauwe samenwerking in de grensregio’s van de lidstaten.

    Plannen voor 2013

    De Commissie zal:

    · de EU-aanpak van gewelddadig extremisme bijstellen door een Europese “gereedschapskist” te ontwikkelen op basis van de beste praktijken in de lidstaten;

    · maatregelen op het gebied van CBRN-E voorstellen;

    · instrumenten ontwikkelen om de terroristische dreiging in alle sectoren beter te kunnen opsporen, onder andere in de vorm van luchtvaartbeveiligingsnormen;

    · een nieuwe aanpak voorstellen voor de bescherming van de Europese kritieke infrastructuur.

    De lidstaten worden aangespoord om:

    · meer inspanningen te doen om gewelddadig extremisme te voorkomen en te bestrijden;

    · het actieplan voor de beveiliging van het luchtvrachtvervoer uit te voeren;

    · de administratieve structuren op te zetten die nodig zijn om de verordening over precursoren van explosieven toe te kunnen passen.

    2.3.        Strategische doelstelling 3: verbeteren van de internetveiligheid voor burgers en bedrijfsleven

    Internetfraude komt steeds vaker voor, in verschillende vormen, zoals illegale internettransacties, katvangers en namaakwebsites. Ook hacking en illegale activiteiten via internet zijn de afgelopen twee jaar toegenomen.

    Bij de bestrijding van cybercriminaliteit gaat het niet alleen om het terugdringen van onlinecriminaliteit: cyberspace moet veilig zijn zodat economische en sociale activiteiten er goed kunnen gedijen. Dit blijft een prioriteit voor de Commissie en de lidstaten en is ook een van de doelstellingen van de Digitale Agenda voor Europa. Met het oog op betere preventie en een krachtiger reactievermogen moeten de krachten worden gebundeld op EU-niveau. Zowel op strategisch als op operationeel niveau zijn belangrijke maatregelen genomen.

    In de Strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie, die in februari 2013 is goedgekeurd[15], wordt de visie van de EU op dit gebied geschetst en worden, uitgaande van een sterke en effectieve bescherming en bevordering van de rechten van de burgers, de vereiste maatregelen beschreven om de digitale omgeving in de EU de veiligste ter wereld te maken. Doel van de strategie: cyberspace veerkrachtiger maken en de netwerk- en informatiebeveiliging verbeteren, cybercriminaliteit drastisch terugdringen, een cyberdefensiebeleid ontwikkelen, de industriële en technologische voorzieningen voor cyberbeveiliging ontwikkelen, onderzoek en ontwikkeling bevorderen, en het internationale EU-cyberspacebeleid verbeteren.

    De strategie beklemtoont het belang van intensievere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de betrokken partijen om cybercriminaliteit in een vroeg stadium te kunnen opsporen en er gecoördineerd tegen op te treden. De doelstellingen van de strategie versterken elkaar. Zo worden in het kader van de doelstelling betreffende de veerkracht en de netwerk‑ en informatiebeveiliging maatregelen genomen om publiek-private partnerschappen te vormen en nationale computercrisisteams (CERT) op te richten. Dat heeft weer een gunstig effect op de bestrijding van cybercriminaliteit.

    Deze doelstellingen worden nader belicht in het voorstel voor een richtlijn betreffende netwerk- en informatiebeveiliging[16] die met de strategie gepaard gaat. Belangrijkste doelstelling van het voorstel is ervoor te zorgen dat de interne markt goed werkt. Het voorstel moet de paraatheid van de lidstaten verbeteren, tot nauwere samenwerking op EU-niveau leiden en ervoor zorgen dat exploitanten van kritieke infrastructuur en aanbieders van essentiële diensten afdoende aan risicobeheer doen en ernstige incidenten aan de nationale bevoegde autoriteiten melden.

    Met de oprichting van het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3) bij Europol, begin 2013, is een belangrijke stap gezet in de bestrijding van cybercriminaliteit. Het centrum werkt nauw samen met Eurojust en zal de EU in staat stellen zich beter te verweren tegen de toenemende en complexe cybercriminaliteitdreiging en zich te ontwikkelen tot het middelpunt van de bestrijding van cybercriminaliteit. Het centrum biedt betere operationele ondersteuning op EU-niveau voor de bestrijding van grensoverschrijdende cybercriminaliteit, gespecialiseerde strategische en dreigingsanalyses, en meer gerichte opleiding en O&O waardoor gespecialiseerde instrumenten kunnen worden ontwikkeld voor de bestrijding van cybercriminaliteit. Daarnaast houdt het centrum zich bezig met de ontwikkeling van de samenwerking met alle betrokken partijen, ook buiten de rechtshandhavingssfeer. Omdat cybercriminaliteit per definitie grensoverschrijdend is en internationale samenwerking vereist, zal het EC3 de rechtshandhavingsinstanties van de EU in contact brengen met andere internationale diensten zoals Interpol en voortbouwen op de werkzaamheden van andere partijen, zoals de ICT-sector en de Internet Corporation for Assigned Names and Numbers (ICANN).

    Het EC3 kan via de Commissie bedenkingen formuleren en suggesties doen op het gebied van internetbeheer. Tevens zal het EC3 contact onderhouden met het Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging (ENISA), dat netwerk- en informatiebeveiligingsanalyses verzamelt en opstelt en de lidstaten bijstaat bij de ontwikkeling van een geharmoniseerde melding van inbreuken, de opbouw van CERT-capaciteit en de bewustmaking van eindgebruikers. Na de geplande vernieuwing van het mandaat zal ENISA ook in de komende jaren de lidstaten en de Commissie kunnen blijven steunen.

    Een ander voorbeeld van een strategisch initiatief in 2012 is de Wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet die door de EU en de VS is opgezet. De alliantie, waaraan 48 landen deelnemen, zal de wereldwijde samenwerking bij de bestrijding van onlinekinderpornografie bevorderen. Dat zoveel landen zich achter de streefcijfers en doelstellingen scharen, zal ertoe leiden dat meer kinderen worden opgespoord en gered, daders vaker worden vervolgd, strafbare feiten worden voorkomen en minder beelden van kindermisbruik op internet te zien zijn. De Europese strategie voor een beter internet voor kinderen[17] draagt ook bij tot preventie, met maatregelen om kinderen te beschermen en mondig te maken en een verantwoord gebruik van het internet te bevorderen.

    Het voorstel voor een richtlijn over aanvallen op informatiesystemen[18], waarover momenteel door het Europees Parlement en de Raad wordt onderhandeld, moet leiden tot de onderlinge afstemming van het strafrecht van de lidstaten op het gebied van cybercriminaliteit; het voorstel omvat definities van en straffen voor onrechtmatige toegang tot informatiesystemen, onrechtmatige systeemverstoring, onrechtmatige gegevensverstoring en onrechtmatige onderschepping. Bovendien worden in het voorstel de productie, verkoop, aanschaf voor gebruik, invoer, en verspreiding van instrumenten voor het plegen van deze feiten strafbaar gesteld. Slechts zes EU-lidstaten hebben het cybercrimeverdrag van Boedapest nog niet geratificeerd.

    Cybercriminaliteit is ook een van de acht operationele samenwerkingsgebieden van de EU-beleidscyclus voor georganiseerde en zware internationale criminaliteit. Onder leiding van Roemenië moeten de lidstaten verschillende maatregelen nemen: nationale systemen invoeren voor het melden van gegevensinbreuken/cyberincidenten/cybercriminaliteit door natuurlijke en rechtspersonen, zorgen voor strikter internetbeheer zodat gebruikers in cyberspace om legitieme rechtshandhavingsredenen door de bevoegde nationale instanties kunnen worden opgespoord, en het gebruik van instrumenten (botnets) die grootschalige cyberaanvallen mogelijk maken, tegengaan.

    Het programma voor de preventie en bestrijding van criminaliteit verstrekt de lidstaten medefinanciering voor het opbouwen van capaciteit om cybercriminaliteit aan te pakken en voor de bevordering van grensoverschrijdende en publiek-private samenwerking. Een van de recente nuttige projecten was bijvoorbeeld de vorming van een netwerk van nationale expertisecentra ter bevordering van samenwerkingsinitiatieven van onderzoekers, academici en rechtshandhavers die uitmonden in tastbare instrumenten voor het verkrijgen van inzicht in en het opsporen en het bestrijden van cybercriminaliteit. Momenteel worden acht van dergelijke centra gefinancierd door de Commissie. Tot nu toe heeft de Commissie bijna 5 miljoen EUR uitgegeven aan het opbouwen van opleidings‑ en onderzoekscapaciteit op het gebied van cybercriminaliteit in de lidstaten.

    Plannen voor 2013

    De Commissie zal:

    · erop toezien dat het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3) bij Europol het nodig doet om volledig operationeel te worden;

    · de strategie inzake cyberbeveiliging van de Europese Unie uitvoeren;

    · de vaststelling steunen van de voorgestelde richtlijn houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen, en vaart zetten achter het nieuwe mandaat van ENISA;

    · de Wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet blijven steunen, ontwikkelen en uitbreiden.

    De lidstaten worden aangespoord om:

    · nauw samen te werken met het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit (EC3);

    · nauw samen te werken met Eurojust en ENISA;

    · in het kader van de beleidscyclus het operationele actieplan op het gebied van cybercriminaliteit uit te voeren;

    · de gedeelde beleidsdoelen van de Wereldwijde alliantie tegen seksuele uitbuiting van kinderen via het internet na te streven en specifieke maatregelen te treffen om die doelen te verwezenlijken;

    · zich in te zetten voor de ratificatie en toepassing van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (cybercrimeverdrag van Boedapest).

    2.4.        Strategische doelstelling 4: veiligheid verbeteren door grensbeheer

    In december 2011 heeft de Commissie een wetgevingsvoorstel gepresenteerd voor een Europees grensbewakingssysteem (Eurosur). Dit voorstel zal naar verwachting in 2013 worden goedgekeurd en biedt de lidstaten en de EU-instanties een gemeenschappelijk kader voor bijna real-time informatie-uitwisseling en voor samenwerking op nationaal en Europees niveau bij de bestrijding van illegale migratie en grensoverschrijdende criminaliteit. Eurosur zal er ook toe leiden dat migranten beter worden beschermd en dat er minder migranten omkomen.

    In de 18 Schengenlanden aan de zuidelijke en oostelijke buitengrenzen die het eerst aan Eurosur zullen deelnemen, zijn nationale coördinatiecentra voor grensbewaking opgezet waarbij verschillende autoriteiten zijn betrokken, zoals de grenswacht, de politie, de kustwacht en de marine. Deze 18 nationale coördinatiecentra zijn als proef door Frontex aangesloten op het Eurosur-netwerk.

    In het kader van Eurosur zijn met het Buitengrenzenfonds (EBF) regionale bewakingssystemen gefinancierd waarmee de buitengrenzen van het Schengengebied beter kunnen worden bewaakt. Zo is bijgedragen aan het Spaanse geïntegreerde bewakingssysteem SIVE (Sistema Integrado de Vigilancia Exterior), dat voornamelijk is gericht op de Straat van Gibraltrar, de Canarische Eilanden, de Balearen en de zuidelijke Middellandse Zeekust. Het EBF heeft ook een belangrijke bijdrage geleverd aan het Franse kustbewakingssysteem.

    Met het tweeledige doel om de grenzen beter te beveiligen en het voor niet-EU-onderdanen gemakkelijker te maken naar de EU te komen, heeft de Commissie begin 2013 twee wetgevingsvoorstellen goedgekeurd: één voor een inreis-uitreissysteem (EES) en één voor een programma voor geregistreerde reizigers (RTP); samen vormen zij het zogenoemde slimmegrenzenpakket.

    Na vele jaren van ontwikkeling en testen wordt het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) volledig operationeel en biedt het een extra instrument voor grensbeheer. Ook de voltooiing van de uitrol van het visuminformatiesysteem (VIS) zal voor extra beveiliging zorgen.

    De Commissie is Griekenland behulpzaam bij de uitvoering van het actieplan inzake asiel- en migratiebeheer, dat ook betrekking heeft op grensbeheer, om Griekenland te helpen de buitengrenzen beter te bewaken, met name de buitengrens met Turkije.

    Op douanegebied zijn de werkzaamheden op het gebied van gemeenschappelijk risicobeheer voortgezet en heeft de Commissie een mededeling gepresenteerd over douanerisicobeheer en beveiliging van de toeleveringsketen[19]. De mededeling moet een debat op gang brengen over de aanbevelingen en ertoe leiden dat collectief wordt gewerkt aan de verbetering van de huidige situatie. Daarnaast wordt, mede op basis van het actieplan voor de beveiliging van het luchtvrachtvervoer, met de vervoersautoriteiten en handelaars verder gewerkt aan de verbetering van de beveiliging van de gegevens die al aan de douane worden verstrekt.

    Frontex heeft ook bijgedragen tot een betere beveiliging van de Unie, door middel van verschillende activiteiten die mogelijk zijn geworden dankzij het uitgebreide mandaat. Zo heeft het in nauwe samenwerking met de grensbeheersdiensten van de lidstaten het Frontex-netwerk voor risicoanalyse verder uitgebreid en zowel regelmatige als adhocrisicoanalyses opgesteld in verband met de onregelmatige migratie aan de buitengrenzen van de EU. Er werden gezamenlijke operaties uitgevoerd op alle hotspots aan de buitengrenzen. Voorts heeft Frontex in operationeel opzicht samengewerkt met andere EU-organen zoals Europol, het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en het grondrechtenbureau. Ook heeft het de lidstaten bijgestaan bij het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties in het kader van het EU-terugkeerbeleid.

    Na de geslaagde samenwerking bij de door Frontex gecoördineerde gezamenlijke operatie Indalo in 2011 en 2012, waarbij onregelmatige migratie en drugssmokkel werden aangepakt, heeft de Commissie Frontex, Europol, het Centre de Coordination pour la Lutte Antidrogue en Méditerranée (CeCLAD-M) en het maritiem analyse- en operatiecentrum op het gebied van verdovende middelen (MAOC-N) aangespoord hun samenwerking te formaliseren, wat zou aansluiten bij de voorgestelde Eurosur-verordening.

    Naar aanleiding van de inwerkingtreding van de gewijzigde Frontex-verordening eind 2011 heeft de Commissie er bij Frontex en Europol op aangedrongen het nodige te doen om de overdracht van persoonsgegevens van Frontex aan Europol mogelijk te maken in gevallen van grensoverschrijdende criminele activiteiten die onregelmatige migratie en mensensmokkel bevorderen.

    In 2012 is grote vooruitgang geboekt met de toepassing van de nieuwe grondrechtenbepalingen van de herziene Frontex-verordening. Er is een grondrechtenforum opgericht en een grondrechtenfunctionaris aangesteld.

    Ook in 2012 is hard gewerkt aan de verbetering van de samenwerking tussen grenswacht en douane. Dit moet handel en reizen vergemakkelijken en de beveiliging van de EU verbeteren, en wel door middel van gesynchroniseerde controles, informatie-uitwisseling, opleiding, gemeenschappelijke risicoanalyse en gezamenlijke operaties. De goede oplossingen die sommige lidstaten al hebben gevonden op dit gebied dienen hierbij als voorbeeld. Zo heeft Finland eenheden opgezet waarin politie, douane en grenswacht zich gezamenlijk bezighouden met inlichtingen waardoor effectiever kan worden opgetreden tegen zware criminaliteit.

    De lidstaten hebben steun uit het Buitengrenzenfonds ontvangen voor het aanpakken van het gebruik van nagemaakte en vervalste identiteits- en reisdocumenten, met name voor het aanschaffen van specifieke apparatuur voor grenswachters en consulaten waarmee de echtheid van documenten kan worden geverifieerd. Het EBF heeft ook een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van het FADO‑systeem (False and Authentic Documents Online), een onlinehulpmiddel voor de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over geconstateerde documentenfraude.

    Plannen voor 2013

    De Commissie zal:

    · zich ervoor inzetten dat Eurosur op 1 oktober 2013 van start kan gaan;

    · ervoor zorgen dat het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) in het voorjaar volledig operationeel wordt.

    De lidstaten worden aangespoord om:

    · ervoor te zorgen dat alle nationale grensbewakingsautoriteiten samenwerken via de nationale coördinatiecentra;

    · vaart te zetten achter de onderhandelingen over de voorstellen voor een inreis-uitreissysteem (EES) en het programma voor geregistreerde reizigers (RTP);

    · afspraken te maken over aanbevelingen en beste praktijken op het gebied van grenswacht-douanesamenwerking om ervoor te zorgen dat het beveiligingsniveau en de dienstverlening aan alle EU-buitengrenzen hetzelfde is en om de kosten van controles te verminderen;

    · gemeenschappelijke aanbevelingen te formuleren ter verbetering van het douanerisicobeheer en de beveiliging van de toeleveringsketen;

    · in het kader van de beleidscyclus het operationele actieplan op het gebied van onregelmatige migratie uit te voeren.

    De EU-organen dienen:

    · nog intensiever te gaan samenwerking bij het opsporen en voorkomen van onregelmatige migratie en grensoverschrijdende criminaliteit aan de buitengrenzen (Frontex, Europol, MAOC-N en CeCLAD-M);

    · de nodige maatregelen te nemen om de overdracht van persoonsgegevens aan Europol mogelijk te maken overeenkomstig de gewijzigde Frontex-verordening (Frontex en Europol).

    2.5.        Strategische doelstelling 5: de veerkracht van Europa bij crises en rampen vergroten

    Zowel voor natuurlijke als voor door de mens veroorzaakte risico’s heeft de EU haar risicobeheerscapaciteit vergroot teneinde de middelen efficiënter te verdelen en de preventie en paraatheid te versterken.

    Het voorstel betreffende de toepassingsregelingen voor de solidariteitsclausule (artikel 222 VWEU) biedt een overkoepelend kader voor situaties waarin sprake is van buitengewone dreiging of schade die de responscapaciteit van de getroffen lidstaten te boven gaan. In december 2012 is een gezamenlijk voorstel van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid inzake de regelingen voor de toepassing van de solidariteitsclausule goedgekeurd[20].

    Er moet een degelijke risicobeoordelingsmethode worden ontwikkeld en toegepast om ervoor te zorgen dat veiligheidsrisico’s doeltreffend worden beheerd. De EU werkt aan een gemeenschappelijke methode om deze risico’s te beoordelen. Er is veel werk verzet op het gebied van risicobeoordeling betreffende opzettelijke kwaadwillige dreigingen, niet in de laatste plaats in de sector luchtvaartbeveiliging (luchtvracht, vloeistoffenverbod). In december 2012 heeft de Raad er bij de Commissie op aangedrongen deze methode uit te breiden tot de beveiliging van de luchtvaart in het algemeen.

    Om de veerkracht bij natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen te vergroten, is een aantal maatregelen genomen ter uitvoering van het EU-beleidskader voor het beheer van risico’s bij rampen[21]. De lidstaten hebben in verschillende mate vooruitgang geboekt met het uitvoeren van nationale risicobeoordelingen overeenkomstig de richtsnoeren van de Commissie van 2010[22]. Tot nu toe heeft de Commissie bijdragen ontvangen van 12 landen die deelnemen aan het EU-mechanisme voor civiele bescherming (Tsjechië, Denemarken, Estland, Duitsland, Hongarije, Italië, Nederland, Noorwegen, Polen, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk). De meer of minder gedetailleerde gegevens van de nationale risicoanalyses wijzen uit dat er degelijker gegevens en vergelijkende risicobeheersmethoden nodig zijn. Op basis hiervan werkt de Commissie momenteel aan een eerste sectoroverschrijdend overzicht van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen waar de Unie in de toekomst mogelijk mee te maken krijgt; het overzicht zal naar verwachting in 2013 verschijnen. In 2014 volgen mogelijk uitvoeriger werkzaamheden met een diepgaandere veiligheidsrisicobeoordeling.

    In het voorstel van de Commissie voor een nieuw EU-mechanisme voor civiele bescherming[23] is preventie even belangrijk als paraatheid en respons en zijn bepalingen opgenomen betreffende de verdere ontwikkeling van risicobeoordeling in het civielebeschermingsbeleid.

    De Commissie heeft altijd gepleit voor peer reviews, een effectieve manier om ervaringen uit te wisselen en de beleidsvorming op het gebied van ramprisicobeheersing te verbeteren. Het Verenigd Koninkrijk meldde zich in 2012 als eerste als vrijwilliger voor een peer review, die door drie landen (Italië, Finland en Zweden) werd uitgevoerd, met hulp en ondersteuning van de Commissie, de UNISDR en de OESO. Het verslag met de bevindingen verschijnt in het voorjaar van 2013, met goede praktijken, verbeterpunten en aanbevelingen. De Commissie zal de resultaten ook verwerken in haar richtsnoeren voor rampenpreventie op basis van beste praktijken.

    De Commissie zal in 2013 ook het Centrum voor respons in noodsituaties openen, dat is gebaseerd op het bestaande waarnemings- en informatiecentrum (DG ECHO) en dat de EU beter in staat zal stellen te reageren op rampen.

    Er is veel werk verzet om de verschillende crisisbeheersstructuren te rationaliseren en beter op elkaar af te stemmen. De crisiscoördinatieregeling is herzien en er is een geïntegreerde situatiekennis- en –analysestructuur opgezet om tot een meer geïntegreerde en effectieve aanpak te komen.

    In 2012 zijn verscheidene maatregelen genomen om betere netwerken tot stand te brengen van sectoroverschrijdende en sectorspecifieke centra in de Commissie en de desbetreffende organen. Zo zijn overeenkomsten gesloten over samenwerking op het gebied van risico- en crisisbeheer en zijn nieuwe, hoogwaardige en rampbestendige communicatiemiddelen in gebruik genomen. In het in 2012 bij DG HOME opgerichte centrum voor strategische analyse en respons kunnen nieuwe methoden op het gebied van veiligheidsrisicobeoordeling en -beheer worden ontwikkeld op basis van de expertise van verschillende Commissiediensten en deskundigen, bijvoorbeeld op het gebied van vervoer en energie, en op basis van de dreigingsanalyses van het EU-inlichtingencentrum, EU-organen en diensten van de lidstaten.

    Wil de EU haar vermogen tot crisisbeheer en risicoanalyse vergroten, dan moet het mogelijk zijn gerubriceerde informatie uit te wisselen. Vanuit dit oogpunt is de vorming van het wettelijk kader op grond waarvan de EU-organen gerubriceerde informatie kunnen uitwisselen, een belangrijke stap in de goede richting.

    Plannen voor 2013

    De Commissie zal:

    · inspanningen ondersteunen om risicobeoordelingsmethoden te verbeteren en ervaringen op het gebied van activiteiten die verband houden met risicobeheer uit te wisselen tussen de EU-lidstaten en met niet-lidstaten;

    · een eerste sectoroverschrijdend overzicht van natuurrisico’s en door de mens veroorzaakte risico’s presenteren;

    · richtsnoeren opstellen op het gebied van ramppreventie, op basis van beste praktijken;

    · de capaciteit van de EU voor het beoordelen van veiligheidsrisico's verder blijven uitbouwen.

    De lidstaten worden aangespoord om:

    · hun nationale risicobeoordelingen af te ronden en regelmatig bij te houden, initiatieven te nemen om meer inzicht te krijgen in ramp- en veiligheidsrisico’s, risicobeheersplanning te bevorderen, door de EU medegefinancierde infrastructuurinvesteringen rampbestendig te maken en hun nationale risicobeheersbeleid vrijwillig aan een peer review te onderwerpen;

    · het voorstel inzake de regelingen voor de toepassing van de solidariteitsclausule goed te keuren.

    3.           De uitvoering van het veiligheidsbeleid stroomlijnen en rationaliseren

    Het interneveiligheidsbeleid is gebaseerd op een gedeelde agenda van alle betrokken partijen: de EU-instellingen, de lidstaten en de EU-organen. In 2012 heeft het Europees Parlement voor het eerst een advies uitgebracht over de interneveiligheidsstrategie en zich in grote lijnen achter de vijf doelstellingen geschaard[24].

    Het is van groot belang dat de lidstaten samenwerken om bedreigingen van de interne veiligheid van de EU het hoofd te bieden. Het is effectiever en goedkoper om op EU-niveau de krachten te bundelen en maatregelen te stroomlijnen dan om alleen op te treden. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de EU-organen.

    3.1.        De werkzaamheden stroomlijnen

    De Commissie heeft in maart 2013 een voorstel ingediend om Europol en Cepol te hervormen tot één orgaan, en een mededeling uitgebracht over een Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving.

    De hervorming van Europol en Eurojust moet in de eerste plaats beide organen beter in staat stellen de dreiging die uitgaat van zware en georganiseerde criminaliteit en terrorisme, in operationeel opzicht aan te pakken. Als Europol criminele dreigingen en trends beter in kaart kan brengen, kunnen de EU en de lidstaten ook beter criminele netwerken aanpakken en de schadelijke effecten ervan op de samenleving en de economie beter opvangen; Europol kan betere steun verlenen aan de lidstaten, er komt meer coördinatie en synergie tussen de activiteiten van de lidstaten en meer steun voor de EU-beleidscyclus voor zware en georganiseerde criminaliteit.

    De mandaten van Cepol en Europol vullen elkaar aan, waarbij Cepol een samenwerkingscultuur tussen de rechtshandhavingsdiensten in de EU moet ontwikkelen door middel van opleiding. Door de voorgestelde fusie van Cepol en Europol kunnen gerichter opleidingen worden aangeboden en kan dit aanbod beter worden afgestemd op de werkelijke opleidingsbehoeften, zoals wordt uiteengezet in het Europees opleidingsprogramma voor rechtshandhaving, dat de Commissie tegelijk met het fusievoorstel heeft goedgekeurd. De schaarse financiële en personele middelen worden gebundeld, waardoor de EU uiteindelijk meer opleidingen kan aanbieden. Door de diensten van Europol operationeler te maken en de opleidingen te laten aansluiten bij de prioriteiten van de EU, komen op nationaal niveau middelen vrij die voor andere doeleinden kunnen worden gebruikt.

    Ook het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit is een voorbeeld van krachtenbundeling om doeltreffender te kunnen optreden tegen cybercriminaliteit. Bij onderzoeken naar onlinefraude, kindermisbruik en andere strafbare feiten zijn vaak honderden slachtoffers en verdachten uit verschillende delen van de wereld betrokken. Operaties op deze schaal kunnen niet goed worden afgehandeld door afzonderlijke nationale politiediensten. Geen enkele vorm van criminaliteit trekt zich zo weinig aan van grenzen als cybercriminaliteit. Dit dwingt rechtshandhavingsinstanties ertoe hun werkzaamheden te coördineren en samen te werken over de grenzen heen, met elkaar en met publieke en private betrokken partijen.

    Door financieringsregelingen te stroomlijnen, kunnen middelen gerichter worden gebruikt. In 2012 heeft de Commissie voor het nieuwe financiële kader 2014-2020 voorstellen ingediend voor het fonds voor interne veiligheid. Een van de vernieuwingen die daarbij wordt voorgesteld, is alle fondsen onder gedeeld beheer uit te voeren (wat voor het financieringsprogramma voor de preventie en bestrijding van criminaliteit tot nu toe niet het geval was), waardoor een groter deel van de beschikbare middelen door de lidstaten zelf wordt beheerd.

    3.2.        Zorgen voor consistentie tussen het interne en het externe beleid

    Daar de dreiging voor een deel van buiten de EU komt, kan een veiligheidsbeleid alleen succesvol zijn als intensiever wordt samengewerkt met externe partijen, niet-lidstaten en organisaties.

    Als onderdeel van de inspanningen om de consistentie tussen het interne en externe veiligheidsbeleid te vergroten, is in het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) en het Permanent Comité binnenlandse veiligheid (COSI) verder gewerkt aan een nauwere koppeling tussen het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en partijen die zich bezighouden met vrijheid, veiligheid en recht, en aan de verdere ontwikkeling van synergieën op andere gebieden zoals cyberbeveiliging, de bescherming van kritieke infrastructuur en terrorismebestrijding. Ook de banden tussen de EDEO en bepaalde organen (zoals Europol en Frontex) zijn aangehaald. In 2012 zijn twee PVC­­­­­-COSI-bijeenkomsten gehouden over geografische aspecten (Westelijke Balkan, Sahel, Libië) van EU-activiteiten en in februari 2013 één over de veiligheidssituatie in Mali.

    Interne veiligheid staat nu systematisch op de agenda in politieke dialogen met niet-lidstaten en organisaties van buiten de EU, en wordt ook behandeld in strategische partnerschappen en overeenkomsten. De dialoog over partnerschappen voor mobiliteit, migratie en veiligheid met de zuidelijke Middellandse Zeelanden is ook een instrument voor het versterken van de samenwerking op het gebied van interne veiligheid met externe partners. Dat geldt ook voor de werkzaamheden in het kader van het post-visumliberaliseringstoezicht met vijf landen van de westelijke Balkan, de tenuitvoerlegging van het visumliberaliseringstraject voor Kosovo en de positieve agenda voor Turkije: krachtige instrumenten waarmee niet-lidstaten worden geholpen hun rechtskader en operationele capaciteit in overeenstemming te brengen met het EU-acquis en de EU-normen op het gebied van veiligheid.

    Ook buiten de EU worden specifieke tegen wereldwijde dreigingen gerichte acties die de interne veiligheid van de EU versterken, gefinancierd in het kader van het stabiliteitsinstrument.

    3.3.        Voorbereiding op de toekomst: het Europees programma voor veiligheidsonderzoek van het zevende kaderprogramma

    Sinds 2007 heeft de Commissie 1,4 miljard EUR besteed aan het programma voor veiligheidsonderzoek van het zevende kaderprogramma. Er zijn ruim 250 projecten gefinancierd, waarbij vele partijen waren betrokken. De meeste onderwerpen uit dit verslag zijn daarbij aan de orde gekomen, zoals acties om explosieven onschadelijk te maken, acties tegen CBRN, radicalisering en grensbeveiliging.

    De Commissie heeft in juli 2012 de mededeling "Beleid op het gebied van de veiligheidsindustrie - Actieplan voor een innovatieve en concurrerende veiligheidsindustrie” gepresenteerd.[25] Daarin worden verdere maatregelen aangekondigd om de EU-veiligheidsmarkt te harmoniseren en de kloof tussen onderzoek en markt te dichten, met name door middel van standaardisering op het gebied van bescherming tegen CBRN, grensbeveiliging en crisisbeheer/civiele bescherming.

    4.           Conclusie

    De tenuitvoerlegging van de interneveiligheidsstrategie is goed op gang gekomen. Zoals uit dit verslag blijkt, is er veel werk verzet in het kader van de vijf doelstellingen. Er is echter nog een lange weg te gaan. Ook in 2013 blijft georganiseerde criminaliteit een van de belangrijkste aandachtspunten op het gebied van de interne veiligheid van de EU. Het witwassen van geld, corruptie, mensensmokkel en mobiele georganiseerde criminele groepen zijn maar enkele van de verwachte dreigingen. Cybercriminaliteit blijft een bijzonder zorgwekkend fenomeen. Er is nog een belangrijke opgave voor 2013: er moeten betere instrumenten komen voor de bestrijding van het toenemende gewelddadige extremisme.

    Het volgende en laatste verslag over de tenuitvoerlegging van de interneveiligheidsstrategie zal midden 2014 worden gepresenteerd. Daarin zal worden nagegaan of de doelstellingen van de strategie zijn verwezenlijkt en worden ingegaan op de vraag welke problemen er in de toekomst worden verwacht op het gebied van interne veiligheid.

    Bijlage 1: Schematische weergave van alle geplande acties 2011-2014

    [1]               COM(2013) 45 final.

    [2]               COM(2013) 44 final.

    [3]               COM(2013) 42 final.

    [4]               COM(2012) 363 final.

    [5]               COM(2011) 654 definitief.

    [6]               COM(2012) 85 final.

    [7]               PB L 186 van 14.7.2012, blz. 4 (Australië) en PB L 215 van 11.8.2012, blz. 5 (Verenigde Staten).

    [8]               Richtlijn 2011/36/EU inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan.

    [9]               COM(2012) 735 final.

    [10]             Een stijging van 43% ten opzichte van 2011.

    [11]             In totaal werden in 2012 32 gevallen die verband hielden met terrorisme geregistreerd bij Eurojust, waaronder ook gevallen van terrorismefinanciering.

    [12]             2010/0246 (COD).

    [13]             Richtlijn 2008/114/EG inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren.

    [14]             SWD(2012) 143 final.

    [15]             JOIN(2013) 1 final.

    [16]             COM(2013) 48 final.

    [17]             COM(2012) 196.

    [18]             COM(2010) 517 definitief.

    [19]             COM(2012) 793 final.

    [20]             JOIN(2012) 39 final.

    [21]             Uiteengezet in de mededeling "Een communautaire aanpak van de preventie van door de mens of de natuur veroorzaakte rampen" (COM(2009) 82 definitief).

    [22]             SEC(2010) 1626 definitief, te vinden op: http://ec.europa.eu/echo/civil_protection/civil/pdfdocs/prevention/COMM_PDF_SEC_2010_1626_F_staff_working_document_en.pdf

    [23]             COM(2011) 934 definitief.

    [24]             Resolutie van het Europees Parlement van 22 mei 2012 over de interneveiligheidsstrategie van de Europese Unie (2010/2308(INI)).

    [25]             COM(2012) 417 final.

    Top