Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013AR3535

    Advies van het Comité van de Regio's — Onderzoekers, studenten, vrijwilligers en andere groepen uit derde landen

    PB C 114 van 15.4.2014, p. 42–47 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.4.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 114/42


    Advies van het Comité van de Regio's — Onderzoekers, studenten, vrijwilligers en andere groepen uit derde landen

    2014/C 114/09

    I.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET COMITÉ VAN DE REGIO’S,

    Referentiekader

    1.

    wijst erop dat het Verdrag van Lissabon voorziet in versterking van de rol van de Europese Unie ten aanzien van het migratiebeleid voor onderdanen van derde landen, gericht op het efficiënt beheer van migratiestromen, eerlijke behandeling van onderdanen uit derde landen die legaal in de lidstaten verblijven en de preventie van illegale immigratie en mensenhandel. Hiertoe bepaalt het Verdrag dat het Europees Parlement en de Raad maatregelen nemen, onder andere inzake de voorwaarden voor toegang, verblijf en vrij verkeer binnen de EU, en normen vaststellen voor de toekenning door de lidstaten van visa en vergunningen voor langdurig verblijf, met inbegrip van maatregelen voor gezinshereniging. Wat betreft de integratie van onderdanen van derde landen bepaalt het Verdrag uitdrukkelijk dat de EU maatregelen kan treffen ter ondersteuning van de lidstaten maar dat het niet streeft naar harmonisatie van de wet- en regelgeving van de lidstaten.

    2.

    Het blijft aan de lidstaten het aantal migranten te bepalen die uit derde landen worden toegelaten voor werk. Voor de integratie van de migranten zijn in de meeste lidstaten in eerste instantie de nationale overheden bevoegd. In de eerste plaats zorgen echter regionale en lokale overheden ervoor dat het integratiebeleid op het gebied van o.m. onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting en arbeidsmarkt ten uitvoer wordt gelegd.

    3.

    Het programma van Stockholm, dat voor de periode 2010-2014 de prioriteiten van de Unie vastlegt op het gebied van justitie, vrijheid en veiligheid, erkent de positieve bijdrage die goed beheerde migrantenstromen kunnen leveren voor de opbouw van een eerlijke en inclusieve samenleving en een concurrerende economie. Het programma benadrukt hoe belangrijk de doeltreffende sociale, economische en culturele integratie van wettig verblijvende migranten is om de positieve effecten van migratie te garanderen, zowel voor de migranten als voor de gastlanden.

    4.

    In de vernieuwde Europese Agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen wordt gesteld dat migratie een positieve bijdrage levert aan de ontwikkeling van de EU en worden maatregelen voorgesteld voor een betere integratie van migranten. Volgens de Europese Commissie is integratie een proces in voortdurende ontwikkeling, dat onder de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van verschillende bestuursniveaus valt en blijvende, op de ontwikkelingen afgestemde inspanningen en samenwerking van alle betrokkenen vergt.

    5.

    Een van de uitdagingen waar Europa thans voor staat, is de vergrijzing, die, in combinatie met de recente wereldwijde economische crisis, tot een tekort aan gespecialiseerd personeel leidt en tot direct gevolg heeft dat de Europese economische dynamiek, het concurrentievermogen, creativiteit en innovatie afnemen. In dit kader komt toelating van onderdanen uit derde landen voor onderzoek, studie, stages, vrijwilligerswerk, deelname aan uitwisselingsprogramma's en au-pairwerk tegemoet aan de behoefte aan menselijk kapitaal.

    6.

    De Europese landen hebben in een aantal sectoren te kampen met een tekort aan personeel en vacatures die zij niet met passend geschoold binnenlands of Europees personeel kunnen opvullen, met name op specifieke gebieden, zoals gezondheidszorg, wetenschap en technologie.

    7.

    Versterking van het menselijk kapitaal is aangegeven als duidelijke politieke doelstelling van de Europa 2020-strategie voor een slimme, duurzame ontwikkeling van de EU zonder uitsluiting.

    8.

    Richtlijn 2005/71/EG voorziet in een snelle procedure voor de toelating van onderzoekers die onderdaan van een derde land zijn en die een gastovereenkomst hebben ondertekend met een specifiek onderzoeksorgaan in een lidstaat. De gastovereenkomst bevestigt dat er een geldig onderzoeksplan is en dat de onderzoeker de wetenschappelijke vaardigheden bezit om het plan uit te voeren, alsook voldoende middelen en een ziektekostenverzekering. Voorts kunnen onderzoekers in een andere lidstaat verblijven in het kader van hun onderzoeksplan en onderwijs geven, overeenkomstig de nationale wetgeving.

    9.

    Richtlijn 2004/114/EG bevat dwingende bepalingen voor de toelating van studenten uit derde landen. De toepassing van de richtlijn op studenten, vrijwilligers en onbezoldigde stagiairs wordt overgelaten aan het oordeel van de lidstaten. Zolang zij aan de voorwaarden voldoen, hebben studenten recht op een verblijfsvergunning, hebben ze bepaalde rechten wat betreft hun werk en kunnen ze voor hun studie tussen diverse lidstaten heen en weer reizen.

    10.

    Er is geen richtlijn voor de toelating van bezoldigde stagiairs en au pairs; voorts beschikken alle lidstaten evenmin over een uniform en begeleidend wettelijk kader dat hun activiteit regelt. Verder heeft het merendeel der lidstaten de „Overeenkomst betreffende huishoudelijk personeel” van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), die in september 2013 van kracht wordt, niet goedgekeurd.

    11.

    Dit advies is gebaseerd op eerdere CvdR-adviezen en beoogt het standpunt van het CvdR uiteen te zetten over de regeling inzake de toelating en het verblijf van onderdanen uit derde landen op het Europese grondgebied, met betrekking tot onderzoek, studie, uitwisseling van scholieren, al dan niet bezoldigde stages, vrijwilligers- en au-pairwerk. Ook bevat het voorstellen voor actievere deelname van lokale en regionale overheden en voor een doeltreffendere tenuitvoerlegging van de richtlijn.

    Basisbeginselen

    12.

    Toegangsbeleid voor onderdanen van derde landen moet stroken met Europese basisbeginselen als eerbiediging van de mensenrechten en van diversiteit, bestrijding van discriminatie, en bevordering van gelijke kansen en verdraagzaamheid. Bovendien moet dit beleid in overeenstemming zijn met de fundamentele beleidslijnen van de Europese Unie inzake samenhang, werkgelegenheid, ontwikkeling, buitenlandse betrekkingen, alsook vrijheid, veiligheid en recht.

    13.

    Toepassing van het beginsel van gelijke behandeling is van wezenlijk belang om de kwaliteit van democratische regimes te bepalen, is een fundamentele verworvenheid en maakt integrerend deel uit van de cultuur van de Europese Unie.

    Methode

    14.

    Multilevel governance is de meest geschikte methode om optimale resultaten te behalen wat toegang en verblijf van migranten betreft. Een dergelijke benadering moet stroken met het subsidiariteitsbeginsel dat gericht is op samenwerking tussen de EU, de lidstaten en de lokale en regionale overheden.

    15.

    Om concrete resultaten te bereiken, dient elk initiatief op het gebied van migratie te berusten op strategieën, doelstellingen en gemeenschappelijke toezeggingen met derde landen. De pogingen om de Unie voor onderdanen uit derde landen aantrekkelijker en toegankelijker te maken, moeten plaatsvinden in het kader van de dialoog van de EU met derde landen en moeten stroken met de doelstellingen van het buitenlands beleid en het externe migratiebeleid van de EU, zoals neergelegd in de hernieuwde totaalaanpak van migratie en mobiliteit (GAMM).

    Verbetering van het wettelijk kader en aanpak van de pijnpunten

    16.

    De zwakke punten van het huidige rechtskader moeten worden aangepakt om de mobiliteit van onderzoekers en studenten die uit derde landen naar de EU willen komen, te bevorderen. Grotere migratiestromen van hooggekwalificeerd menselijk potentieel uit derde landen komt tegemoet aan de behoeften van de Unie.

    17.

    Het Comité onderschrijft het voorstel voor een richtlijn van de Europese Commissie (COM(2013) 151) betreffende de verbetering van het juridisch kader dat van toepassing is op onderdanen van derde landen die toegang willen tot de EU en er tijdelijk willen verblijven voor een duur van meer dan drie maanden, met het oog op onderzoek of studie, om er werkervaring op te doen en/of om deel te nemen aan diverse activiteiten ter verbetering van hun vaardigheden en bekwaamheden, met name als onderzoeker, student, vrijwilliger, al dan niet bezoldigd stagiair of als au pair.

    18.

    Het is een goede zaak dat de EU inspanningen levert om een belangrijke aantrekkingspool voor studenten en onderzoekers te blijven. De Unie beschikt over een aanzienlijk potentieel op het gebied van vaardigheden en infrastructuur die vereist zijn voor de ontwikkeling van internationale uitmuntendheidscentra voor verschillende onderzoeksgebieden en wetenschappelijke sectoren. Wil de EU op internationaal niveau concurrerend blijven, dan dienen de lidstaten economisch en wetenschappelijk meer samen te werken en gemeenschappelijke programma's en doelstellingen vast te stellen. Aangezien andere regio's van de planeet bovendien steeds aantrekkelijker worden voor studenten, onderzoekers en hooggekwalificeerde arbeidsmigranten, moet de EU doeltreffend en onverwijld werk maken van het aanpakken van de lacunes in het aantrekken van deze doelgroepen in Europa.

    19.

    Een richtlijn is het geschikte wetgevende instrument om de lacunes van de huidige regeling aan te pakken en om een samenhangend rechtskader te garanderen. Via een richtlijn kunnen gemeenschappelijke bindende bepalingen m.b.t. toelatingsvoorwaarden, procedures en vergunningen worden vastgesteld maar beschikken de lidstaten tegelijkertijd ook over de nodige speelruimte om de richtlijn soepel toe te passen.

    20.

    Het is betreurenswaardig dat de Commissie niet rechtstreeks melding maakt van de goedkeuring van een „bottom-up”-model en dat de uitgevoerde „impactanalyse” geen rekening houdt met de specifieke gevolgen van het beleid inzake toelating- en verblijf van onderdanen uit derde landen voor het lokale en regionale niveau.

    21.

    Het is wel een goede zaak dat een gemeenschappelijk kader voor alle vermelde categorieën onderdanen uit derde landen wordt gecreëerd. Een doeltreffende regeling die getalenteerde migranten aantrekt, moet gebaseerd zijn op gemeenschappelijke en eenvoudige toegangsvoorwaarden en -eisen.

    22.

    Er moet een transparant en goed gecoördineerd rechtskader van voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen uit derde landen tot stand worden gebracht om de Unie aantrekkelijker en toegankelijker te maken voor onderdanen van derde landen. De EU-wetgeving moet voorzien in de volgende aspecten: de voorwaarden voor toegang en verblijf, visa en verblijfsvergunningen voor lange duur, de rechten van onderdanen van derde landen die wettig in een lidstaat verblijven, alsook de voorwaarden inzake mobiliteit in de EU.

    23.

    Het valt toe te juichen dat de gemeenschappelijke bepalingen van de richtlijn ook van toepassing zijn op bezoldigde stagiairs en onbezoldigde au pairs. De verzekering van een wettelijk kader voor deze twee groepen zal de nodige garanties verschaffen voor een billijke behandeling van de betrokken onderdanen van derde landen.

    24.

    Het Comité is ervoor te vinden dat procedurele waarborgen worden geboden bij het al dan niet toekennen van een vergunning (artikel 29).

    25.

    Het is een goede zaak dat bepalingen zijn vastgesteld ter bekrachtiging van de mobiliteit binnen de Unie voor alle categorieën, terwijl voor begunstigden van Europese mobiliteitsprogramma's als Erasmus Mundus en Marie Curie gunstiger regels zijn ingevoerd (artikel 29).

    26.

    Ook zijn de procedures terecht vereenvoudigd voor het krijgen van een verblijfsvergunning en worden de lidstaten terecht verplicht informatie te verstrekken over de voorwaarden voor toegang en verblijf (artikel 30).

    27.

    Het valt toe te juichen dat een beginsel van evenredigheid wordt ingevoerd bij vaststelling van de vergoeding voor behandeling van de verzoeken (artikel 31).

    28.

    Het Comité is tevreden dat het recht op gelijke behandeling in vergelijking met de onderdanen van het gastland, voor alle categorieën geldt voor wat betreft toegang tot goederen en diensten, met uitzondering van de procedures voor het verkrijgen van woonruimte (artikel 21, lid 2).

    29.

    Het onderschrijft de bepalingen die studenten het recht geven om ten minste 20 uur per week in het gastland te werken, alsook de bepalingen die aan de gezinsleden van onderzoekers toegang tot de arbeidsmarkt verlenen, terwijl zij na afloop van de studie in de lidstaat mogen blijven voor een duur van maximaal 12 maanden om werk te vinden.

    30.

    Het Comité kan zich vinden in de bepalingen (artikelen 32 en 33) die gericht zijn op het verzamelen van de statistische gegevens die nodig zijn om een idee te krijgen van het aantal onderdanen van derde landen die op grond van de nieuwe richtlijn een vergunning zullen krijgen.

    31.

    Van belang is ook dat voor onderzoekers niet de beperkingen gelden van Richtlijn 2011/98/EG voor één vergunning voor sociale zekerheid.

    Voorstellen voor het verwezenlijken van de doelstellingen

    32.

    Er is een geïntegreerde aanpak nodig om de doelstellingen van de richtlijn te verwezenlijken, die er uiteindelijk op gericht is een concurrerende Europese economie in een internationale omgeving te ontwikkelen. De inspanningen om menselijk potentieel uit derde landen aan te trekken mogen niet beperkt blijven tot de voorwaarden voor toegang en verblijf van deze personen, maar ook de vereiste maatregelen betreffen voor hun integratie in de lokale gemeenschappen, en kunnen uitgebreid worden tot allerlei beleidsterreinen, zoals onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en economische, sociale en territoriale samenhang.

    33.

    Het Comité spoort de lidstaten ertoe aan te voorzien in een passend rechtskader om billijke behandeling van bezoldigde stagiairs en huispersoneel (au pairs) te garanderen en dringt er bij hen op aan de "Overeenkomst betreffende huishoudelijk personeel" goed te keuren.

    34.

    Invoering van multilevel governance is een essentiële voorwaarde voor een geslaagde regeling voor de toegang en het verblijf op Europees grondgebied voor onderdanen uit derde landen. Het CvdR vestigt er de aandacht op dat de lokale en regionale overheden, voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van de maatregelen om getalenteerde migranten aan te trekken, actief moeten meewerken aan de bevordering van de mobiliteit van de groepen die in de ontwerprichtlijn aan de orde zijn. De bepaling van de voorwaarden voor toegang en verblijf in de EU voor onderdanen uit derde landen en bijgevolg de opvang en integratie in de lidstaten is voor de lokale en regionale overheden een belangrijk actieterrein. Regionale overheden spelen een beslissende rol in het scheppen van passende voorwaarden om onderdanen van derde landen toegang te verschaffen tot informatie en diensten m.b.t. onderwijs, gezondheidszorg, werkgelegenheid, huisvesting alsook andere openbare diensten.

    35.

    Een consequente Europese aanpak moet hand in hand gaan met een dienovereenkomstige analyse van de kosten, zodat rekening wordt gehouden met de financiële kosten en met de administratieve belasting die de toepassing van de nieuwe regels voor de lidstaten en de regionale en lokale overheden met zich mee zal brengen. Het CvdR herinnert eraan dat de regionale en lokale overheden de verbindingsschakel vormen die migranten in staat stelt een hechte en constructieve relatie met de samenleving van het gastland tot stand te brengen. Deze rol kan extra kosten met zich meebrengen voor regio's en gemeenten die dikwijls gevraagd worden een oplossing te bieden, in een tijd van economische recessie en begrotingsdiscipline, voor de uitdagingen waarmee integratie gepaard gaat, hetgeen zeer moeilijk is, maar des te noodzakelijker.

    II.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Wijzigingsvoorstel 1

    Overweging 6

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Artikel 4 Drempelbedragen

    Deze richtlijn dient tevens contacten tussen mensen en mobiliteit, belangrijke elementen van het externe beleid van de Unie, te stimuleren, vooral wat de landen van het Europees nabuurschapsbeleid en de strategische partners van de EU betreft. Zij dient tevens een grotere bijdrage mogelijk te maken aan de totaalaanpak van migratie en mobiliteit en de bijbehorende mobiliteitspartnerschappen, die een concreet kader bieden voor dialoog en samenwerking tussen de lidstaten en derde landen, ook wat het vergemakkelijken en organiseren van legale migratie betreft.

    Deze richtlijn dient tevens contacten tussen mensen en mobiliteit, belangrijke elementen van het externe beleid van de Unie, te stimuleren, vooral wat de landen van het Europees nabuurschapsbeleid en de strategische partners van de EU betreft. Zij dient tevens een grotere bijdrage mogelijk te maken aan de totaalaanpak van migratie en mobiliteit en de bijbehorende mobiliteitspartnerschappen, die een concreet kader bieden voor dialoog en samenwerking tussen de lidstaten en derde landen. Deze samenwerking, waarbij ook lokale overheden en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld betrokken zijn, is een sleutel tot ontwikkeling en draagt bij tot , ook wat het vergemakkelijken en organiseren van legale migratie betreft.

    Motivering

    Zie paragraaf 34 van het advies.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Overweging 32

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De immigratievoorschriften van de Unie en programma’s van de Unie met mobiliteitsmaatregelen dienen elkaar beter aan te vullen. Onderzoekers en studenten uit derde landen die onder zulke Unieprogramma’s vallen, dienen gerechtigd te zijn zich naar de lidstaten van bestemming te begeven op grond van de door de eerste lidstaat verleende vergunning, mits de volledige lijst van die lidstaten voor de binnenkomst in de Unie bekend is. Met een dergelijke vergunning dienen zij hun mobiliteitsrecht te kunnen uitoefenen zonder de verplichting aanvullende informatie te verstrekken of andere aanvraagprocedures te vervullen. Indien vrijwilligersprogramma’s meer dan één lidstaat bestrijken, worden de lidstaten aangemoedigd de mobiliteit binnen de Unie van vrijwilligers uit derde landen te vergemakkelijken.

    De immigratievoorschriften van de Unie en programma’s van de Unie met mobiliteitsmaatregelen dienen elkaar beter aan te vullen. Onderzoekers en studenten uit derde landen die onder zulke Unieprogramma’s vallen, dienen gerechtigd te zijn zich naar de lidstaten van bestemming te begeven op grond van de door de eerste lidstaat verleende vergunning, mits de volledige lijst van die lidstaten voor de binnenkomst in de Unie bekend is. Met een dergelijke vergunning dienen zij hun mobiliteitsrecht te kunnen uitoefenen zonder de verplichting aanvullende informatie te verstrekken of andere aanvraagprocedures te vervullen. Indien vrijwilligersprogramma’s meer dan één lidstaat bestrijken, worden de lidstaten en hun overheden op alle niveaus aangemoedigd de mobiliteit binnen de Unie van vrijwilligers uit derde landen te vergemakkelijken.

    Motivering

    Zie paragraaf 34 van het advies.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Overweging 35

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    De bepalingen in deze richtlijn doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om het aantal met het oog op werk toe te laten onderdanen van derde landen te reguleren.

    De bepalingen in deze richtlijn doen geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om het aantal met het oog op werk toe te laten onderdanen van derde landen te reguleren, rekening houdend met de lokale en regionale arbeidsmarktvoorwaarden.

    Motivering

    Zie paragraaf 34 van het advies.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Artikel 14

    Door de Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Specifieke voorwaarden voor au pairs

    Onderdanen van een derde land die verzoeken om als au pair te worden toegelaten, moeten voldoen aan de in artikel 6 gestelde algemene voorwaarden en:

    a)

    de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt en niet ouder zijn dan 30 jaar, hoewel zij in afzonderlijke gerechtvaardigde gevallen ouder mogen zijn dan 30 jaar;

    b)

    kunnen aantonen dat het gastgezin de volle aansprakelijkheid voor hen op zich neemt gedurende hun gehele verblijf op het grondgebied van de betrokken lidstaat, in het bijzonder voor de kosten van verblijf, accommodatie, ziekte en moederschap en het risico van ongevallen;

    c)

    de overeenkomst tussen de au pair en het gastgezin kunnen overleggen, waarin hun rechten en plichten worden omschreven, met inbegrip van een opgave van het te ontvangen zakgeld, passende regelingen die hen toestaan cursussen te volgen en de deelname aan de dagelijkse verplichtingen van het gezinsleven.

    Specifieke voorwaarden voor au pairs

    Onderdanen van een derde land die verzoeken om als au pair te worden toegelaten, moeten voldoen aan de in artikel 6 gestelde algemene voorwaarden en:

    a)

    de leeftijd van 17 jaar hebben bereikt en niet ouder zijn dan 30 jaar, hoewel zij in afzonderlijke gerechtvaardigde gevallen ouder mogen zijn dan 30 jaar;

    b)

    kunnen aantonen dat het gastgezin de volle aansprakelijkheid voor hen op zich neemt gedurende hun gehele verblijf op het grondgebied van de betrokken lidstaat, in het bijzonder voor de kosten van verblijf, accommodatie, ziekte en moederschap en het risico van ongevallen;

    c)

    de overeenkomst tussen de au pair en het gastgezin kunnen overleggen, waarin hun rechten en plichten worden omschreven, met inbegrip van een opgave van het te ontvangen zakgeld, passende regelingen die hen toestaan cursussen te volgen en de deelname aan de dagelijkse verplichtingen van het gezinsleven;

    d)

    kunnen aantonen dat de overeenkomst tussen de au pair en het gastgezin voorziet in ten minste één hele vrije dag per week.

    Motivering

    De voorgestelde wijziging om au pairs per week ten minste een hele dag vrij te geven moet garanderen dat au pairs en andere werknemers gelijk worden behandeld wat wekelijkse rusttijden betreft.

    Brussel, 28 november 2013.

    De voorzitter van het Comité van de Regio’s

    Ramón Luis VALCÁRCEL SISO


    Top