EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0738
Recommendation for a COUNCIL DECISION amending Decision 2011/734/EU addressed to Greece with a view to reinforcing and deepening fiscal surveillance and giving notice to Greece to take measures for the deficit reduction judged necessary to remedy the situation of excessive deficit
Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen
Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen
/* COM/2012/0738 final */
Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen /* COM/2012/0738 final */
TOELICHTING Bij het op basis van artikel 126, lid 9, en
artikel 136 VWEU aangenomen Besluit 2011/734/EU van de Raad zijn maatregelen
voor de coördinatie en bewaking van de begrotingsdiscipline van Griekenland en
voor de bepaling van richtsnoeren voor het economisch beleid van Griekenland
vastgesteld. Griekenland werd aanbevolen maatregelen te treffen om de
buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen en in de periode 2009‑2014
een verbetering van het structurele saldo met ten minste 10 procentpunten van
het bbp tot stand te brengen. De inachtneming van het besluit is niet alleen
relevant in het kader van de buitensporigtekortprocedure, maar ook in het kader
van de financiering die de lidstaten van de eurozone via de Griekse
leningfaciliteit en de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF)
aan Griekenland verstrekken. Verwacht wordt dat het overheidstekort in 2012
13,4 miljard EUR zal belopen en zodoende onder de in het besluit van de Raad
vastgestelde tekortlimiet van 14,8 miljard EUR zal blijven. Het overheidstekort
zou dan 6,9 % van het bbp uitmaken en ruim onder het voor 2012 vastgestelde
maximum voor het overheidstekort van 7,3 % van het bbp liggen. De primaire
tekortdoelstelling voor dat jaar zou met ongeveer 0,5 % van het bbp worden
overschreden. Het algemene resultaat weerspiegelt lagere rentebetalingen dan
gepland als gevolg van de schuldenruil in maart 2012. Voor 2013 heeft Griekenland op 11 november een
begroting goedgekeurd die de voortzetting van de budgettaire consolidatie
garandeert door middel van maatregelen waarmee een besparing van ongeveer 5 %
van het bbp wordt beoogd. Voorts heeft Griekenland op 7 november een
budgettaire middellangetermijnstrategie aangenomen met maatregelen die tot een
verdere vermindering van het tekort in de daaropvolgende jaren moeten leiden.
Griekenland heeft effectief gevolg gegeven aan Besluit 2011/734/EU van de Raad.
Griekenland heeft reeds in de periode 2009-2012 een verbetering van het
structurele saldo verwezenlijkt die boven het door de Raad voor de periode
2009-2014 aanbevolen minimum van 10 procentpunten van het bbp ligt. Griekenland
zou zijn structureel tekort met 13,9 procentpunten van het bbp hebben
teruggebracht van 14,7 % in 2009 tot naar schatting 1,5 % in 2012. De economische bedrijvigheid zal volgens de
huidige prognoses op een veel lager niveau liggen dan bij de vaststelling van
Besluit 2012/734/EU in maart 2012 werd verwacht. De Griekse economie verkeert
voor het vijfde opeenvolgende jaar in een recessie. Volgens de najaarsprognoses
2012 van de diensten van de Commissie zou het reële bbp in 2012 met 6,0 %
en in 2013 met 4,2 % krimpen, tegenover respectievelijk 4,7 % en 0,0 % volgens
het vorige besluit van de Raad, en in 2014 groeien met slechts 0,6 %. Volgens
het besluit van de Raad van maart 2012 daarentegen zou de groei reeds in 2013
weer aantrekken. De uitgesproken verslechtering van de economische
vooruitzichten weerspiegelt de politieke onzekerheden in Griekenland tijdens de
dubbele verkiezingen, alsook een verzwakking van de buitenlandse vraag en de
gevolgen van de vertragingen bij de uitvoering van het programma en van de
uitbetaling van de overheids- en particuliere middelen. Deze sterke versombering van het economische
scenario gaat gepaard met een even scherpe verslechtering van de vooruitzichten
voor de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid en bemoeilijkt de volledige
correctie van het buitensporige tekort tegen 2014 zoals verlangd door de Raad
bij Besluit 2011/734/EU. Gezien de ongunstige economische omstandigheden is een
verlenging van de aanpassingsperiode gerechtvaardigd. Zo dient met name de bij
het besluit van de Raad vastgestelde uiterste termijn voor de correctie van het
buitensporige tekort in Griekenland met 2 jaar te worden verlengd tot 2016. De
met het oog op de correctie van het buitensporige tekort te verwezenlijken
begrotingsdoelstellingen moeten op basis van het nominale primaire
overheidssaldo worden vastgesteld. Voor 2012 zou het primaire tekort 2 925
miljoen EUR moeten bedragen (1,5 % van het bbp), terwijl het primaire saldo
voor 2013 0 EUR (0 % van het bbp), voor 2014 2 775 miljoen EUR (1,5 % van
het bbp), voor 2015 5 700 miljoen EUR (3,0 % van het bbp) en voor 2016 9 000
miljoen EUR (4,5 % van het bbp) zou moeten belopen. Gelet op deze ontwikkelingen, die de noodzaak
van een ambitieus pakket hervormingen door de regering versterken, dienen de
beleidsvoorwaarden van het memorandum van overeenstemming bij het economische
aanpassingsprogramma van Griekenland te worden geactualiseerd. De beleidsvoorwaarden
hebben niet alleen betrekking op de budgettaire consolidatiemaatregelen, maar
ook op de maatregelen die nodig zijn om het groeivriendelijke karakter te
versterken en de sociale gevolgen tot een minimum te beperken. In het licht van door de lidstaten van de
eurozone overeengekomen initiatieven om de houdbaarheid van de schuld te
verbeteren en bepaalde door Griekenland overwogen schuldverminderende
maatregelen, alsook van een krimp van het begrotingstekort en een sterkere
nominale bbp-groei dankzij structurele beleidsmaatregelen, wordt verwacht dat
de schuldquote in 2013 een piek zal bereiken. De schuldquote zou vanaf 2014
beginnen te dalen en in 2016 teruglopen tot minder dan 160 % van het bbp.
Dit zou de houdbaarheid van het schuldtraject moeten verbeteren zonder gevolgen
voor het traject voor het primaire begrotingsoverschot. De Commissie heeft een aanbeveling voor een
Besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2011/734/EU vastgesteld en
deze bij de Raad ingediend. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht
tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het
begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen
om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de
buitensporigtekortsituatie te verhelpen DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136, Gezien de aanbeveling van de Europese
Commissie, Overwegende hetgeen volgt: (1) Artikel 136, lid 1, onder a),
van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in
de mogelijkheid om specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en
de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die
de euro als munt hebben. (2) Overeenkomstig
artikel 126 VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te
vermijden. Daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure
vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel
bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft
een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het
overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties
ondersteunt. (3) Op 27 april 2009 heeft de
Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de
Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Griekenland een buitensporig
tekort bestond. (4) Op 10 mei 2010 heeft de Raad
op basis van artikel 126, lid 9, en artikel 136 VWEU zijn goedkeuring gehecht
aan Besluit 2010/320/EU[1]
gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het
begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen
om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de
buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen. De Raad heeft
bepaald dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2014 gecorrigeerd moet zijn
en heeft jaarlijkse streefcijfers voor het overheidstekort vastgesteld. (5) Besluit 2010/320/EU van de
Raad is diverse malen ingrijpend gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen nodig
waren, is dit besluit bij Besluit 2011/734/EU van de Raad[2] op 12 juli 2011 omwille van de
duidelijkheid herschikt. Dit besluit is een eerste maal gewijzigd op 8 november
2011[3]. (6) Naar aanleiding van een
aanbeveling van de Commissie is Besluit 2011/734/EU op 13 maart 2012[4] opnieuw gewijzigd op een aantal
punten, waaronder het budgettaire aanpassingstraject, zulks met behoud van de
termijn voor de correctie van het buitensporige tekort[5]. De tot Griekenland gerichte
aanbeveling om maatregelen te treffen teneinde de buitensporigtekortsituatie
uiterlijk in 2014 te verhelpen en in de periode 2009-2014 een verbetering van
het structurele saldo met ten minste 10 procentpunten van het bbp tot
stand te brengen, wordt bij dit besluit bevestigd. (7) Op grond van artikel 5,
lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kan de Raad, indien effectief
gevolg aan een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU is
gegeven en indien zich na de vaststelling van de aanmaning onverwachte
ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de
openbare financiën voordoen, op aanbeveling van de Commissie besluiten een
herziene aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU vast te
stellen. (8) De economische bedrijvigheid
zal volgens de huidige prognoses op een veel lager niveau liggen dan bij de
laatste wijziging van Besluit 2011/734/EU van de Raad in maart 2012 werd verwacht.
Verwacht wordt dat zowel het reële als het nominale bbp in 2012 en 2013 veel
lager zal liggen. Uit de recente herziening van de Griekse nationale rekeningen
in oktober 2012 kwam een sterkere krimp van het reële bbp naar voren dan uit de
onderliggende cijfers in het besluit van de Raad. Volgens de najaarsprognoses
2012 van de diensten van de Commissie zou het reële bbp in 2012 met 6,0 % en in
2013 met nog eens 4,2 % krimpen (tegenover een krimp van 4,7 % en een
groei van 0,0 % voor respectievelijk 2012 en 2013 in het besluit van de Raad)
en in 2014 groeien met slechts 0,6 %. Deze sterke versombering van het
economische scenario gaat gepaard met een even scherpe verslechtering van de
vooruitzichten voor de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid. (9) In 2012 zal het
overheidstekort naar verwachting 6,9 % van het bbp uitmaken en ruim onder het
voor 2012 bij het besluit van de Raad vastgestelde maximum voor het
overheidstekort (op ESR95-basis) van 7,3 % van het bbp liggen. Nominaal zou het
overheidstekort in 2012 13,4 miljard EUR bereiken, tegenover de in het besluit
van de Raad vastgelegde tekortlimiet van 14,8 miljard EUR. Gezien de onverwacht
diepe recessie zal het primaire tekort naar verwachting echter iets hoger
uitvallen dan de streefwaarde van 1,0 % van het bbp. Volgens schattingen
zou Griekenland zijn structureel tekort met 13,9 procentpunten van het bbp
hebben teruggebracht van 14,7 % in 2009 tot naar schatting 1,5 % in 2012.
Griekenland heeft reeds in de periode 2009-2012 een verbetering van het structurele
saldo verwezenlijkt die boven het door de Raad voor de periode 2009-2014
aanbevolen minimum van 10 procentpunten van het bbp ligt. Op 11 november 2012
heeft het Griekse parlement de begroting voor 2013 goedgekeurd, die voorziet in
een besparing van meer dan 9,2 miljard EUR, d.i. meer dan 5 % van het bbp. De
begroting voor 2013 maakt deel uit van de budgettaire
middellangetermijnstrategie (BMTS) 2013-2016, die het Griekse parlement enkele
dagen eerder, op 7 november 2012, had goedgekeurd. De BMTS en de desbetreffende
wetgeving ter uitvoering daarvan voorzien in een aanzienlijke en vervroegde
budgettaire consolidatie met meer dan 7 % van het bbp tegen 2016, met een
uitgebreid pakket aan structurele maatregelen die ten grondslag liggen aan een
aanzienlijke budgettaire consolidatie In het licht van deze ontwikkelingen
dienen de beleidsvoorwaarden van het memorandum van overeenstemming bij het
economische aanpassingsprogramma van Griekenland te worden geactualiseerd. De
door Griekenland aangegane verbintenis heeft niet alleen betrekking op de
budgettaire consolidatiemaatregelen, maar ook op de noodzaak om het
groeivriendelijke karakter te versterken en de sociale gevolgen tot een minimum
te beperken. Over het geheel genomen heeft Griekenland in 2012 dan ook
effectief werk gemaakt van de vermindering van het tekort overeenkomstig
Besluit 2011/734/EU van de Raad. (10) De geconsolideerde bruto
overheidsschuld zal in 2012 naar verwachting met 11,1 miljard EUR zijn
teruggelopen, tegenover het in het besluit van de Raad vastgestelde bedrag van
26,95 miljard EUR. Dit is toe te schrijven aan lagere
privatiseringsopbrengsten, een beperktere consolidatie van de overheidsschuld
en ongunstiger uitgevallen aanpassingen van de registratie op kasbasis aan de
registratie op transactiebasis en andere renteaanpassingen dan verwacht. Gezien
het lagere nominale bbp als gevolg van de herziening van de statistische
gegevens en in het licht van de ongunstiger macro-economische vooruitzichten
zal de schuldquote in 2012 vermoedelijk stijgen tot 162,5 %. Door de
lidstaten van de eurozone overeengekomen initiatieven om de houdbaarheid van de
schuld te verbeteren, en bepaalde door Griekenland overwogen
schuldverminderende maatregelen zouden de houdbaarheid van het schuldtraject
moeten verbeteren zonder gevolgen voor het traject voor het primaire
begrotingsoverschot. Voorts wordt gezien de krimp van het begrotingstekort en
de sterkere nominale bbp-groei dankzij structurele beleidsmaatregelen verwacht
dat de schuldquote in 2013 een piek zal bereiken. De schuldquote zou vanaf 2014
beginnen te dalen en in 2016 teruglopen tot minder dan 160 % van het bbp. (11) Ondanks
de effectieve maatregelen gaat de sterke versombering van het economische
scenario gepaard met een even scherpe verslechtering van de vooruitzichten voor
de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid en bemoeilijkt deze de volledige
correctie van het buitensporige tekort tegen 2014 zoals verlangd door de Raad
bij Besluit 2011/734/EU. Gezien de ongunstige economische gebeurtenissen
is een verlenging van de termijn voor de aanpassingsperiode gerechtvaardigd.
Met name dient de termijn die was vastgesteld in het besluit van de Raad met
twee jaar te worden verlengd tot 2016. In het kader van een herzien traject
voor het economische aanpassingsprogramma dienen de streefwaarden voor het
primaire begrotingssaldo te worden vastgesteld op 0 %, 1,5 %, 3 % en 4,5 % van
het bbp voor de vierjarige periode 2013-2016. De herziening van het traject
impliceert dat het overheidsbegrotingssaldo in 2016 zal teruglopen tot minder
dan 3 % van het bbp. Ondanks de verlenging van de termijn blijft voor de
verwezenlijking van het streefcijfer een aanzienlijke budgettaire inspanning noodzakelijk
in de periode 2013‑2014, met name in het begin. Dank zij de herziening
van de termijn zal de geloofwaardigheid van het programma niet worden aangetast
en wordt tevens rekening gehouden met de economische en sociale impact van de
consolidatie en de noodzaak om het vertrouwen in de bekwaamheid van de regering
om de budgettaire uitdaging aan te gaan, te behouden. (12) Elke bij dit besluit opgelegde
maatregel draagt bij tot de verwezenlijking van de vereiste
begrotingsaanpassing. Sommige maatregelen hebben rechtstreekse gevolgen voor de
begrotingssituatie van Griekenland, terwijl andere structurele maatregelen zijn
die zullen resulteren in een betere budgettaire governance en een gezondere
begrotingssituatie op middellange termijn. (13) De zeer ernstige
verslechtering van de financiële situatie van de overheid heeft de lidstaten
van de eurozone ertoe doen besluiten stabiliteitssteun toe te kennen aan
Griekenland met de bedoeling de financiële stabiliteit in het eurogebied als
geheel te vrijwaren; deze steun wordt gecombineerd met multilaterale bijstand
van het Internationaal Monetair Fonds. Sinds maart 2012 wordt door de lidstaten
van het eurogebied steun verleend in de vorm van zowel een bilaterale Griekse
leningfaciliteit als een lening van de EFSF. De leninggevers hebben besloten
hun steun afhankelijk te stellen van de naleving door Griekenland van Besluit
2011/734/EU zoals gewijzigd bij het onderhavige besluit. Van Griekenland wordt
met name verwacht dat het de in dit besluit gespecificeerde maatregelen
uitvoert volgens de kalender die hierin is vastgesteld, HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD: Artikel 1 Besluit 2011/734/EU wordt als volgt gewijzigd: 1. Artikel 1 wordt vervangen door: "(1) Griekenland maakt zo spoedig
mogelijk en uiterlijk in 2016 een einde aan de huidige
buitensporigtekortsituatie. (2) Met het aanpassingstraject in de richting
van de correctie van het buitensporige tekort wordt de verwezenlijking beoogd
van een primair overheidstekort (tekort minus rente-uitgaven) van niet meer dan
2 925 miljoen EUR (1,5 % van het bbp) in 2012 en van een primair
overheidsoverschot van ten minste 0 miljoen EUR (0,0 % van het bbp) in
2013, 2 775 miljoen EUR (1,5 % van het bbp) in 2014, 5 700 miljoen
EUR (3,0 % van het bbp) in 2015 en 9 000 miljoen EUR (4,5 % van het bbp)
in 2016. Deze streefcijfers voor het primaire tekort/overschot houden een
totaal ESR-overheidstekort in van 6,9 % van het bbp in 2012, 5,4 %
van het bbp in 2013, 4,5 % van het bbp in 2014, 3,4 % van het bbp in 2015
en 2,0 % van het bbp in 2016. Deze cijfers kunnen worden geacht te leiden
tot een verbetering van het conjunctuurgezuiverde primaire saldo van 4,1 %
in 2012 naar 6,2 % in 2013 en ten minste 6,4 % van het bbp in 2014,
2015 en 2016 en tot een conjunctuurgezuiverd primair overheidstekort van
-1,3 % in 2012, 0,7 % in 2013, 0,4 % in 2014, 0,0 % in 2015
en -0,4 % in 2016, rekening houdend met het schema van de rentebetalingen.
De opbrengsten uit de privatisering van financiële en niet-financiële activa,
transacties die verband houden met herkapitalisatie van banken alsmede alle
overdrachten die verband houden met het besluit van 21 februari 2012 van de
Eurogroep met betrekking tot inkomsten van de nationale centrale banken in de
eurozone, met inbegrip van de Bank van Griekenland, die afkomstig zijn van hun
beleggingsportefeuilles van Griekse staatsobligaties, doen geen afbreuk aan de
vereiste budgettaire consolidatie-inspanningen en tellen niet mee bij de
beoordeling van deze streefcijfers. (3) Het in lid 2 genoemde aanpassingstraject
correleert met een geconsolideerde overheidsschuldquote van 172,5 % van het
bbp in 2013, 171,4 % in 2014, 166,2 % in 2015 en 157,3 % in
2016.” 2. In artikel 2 wordt na lid 10 het
volgende lid ingevoegd: "10 bis. Griekenland neemt
onverwijld en uiterlijk vóór [datum van
vaststelling van dit besluit] de volgende maatregelen: a) de begroting voor 2013 en de budgettaire
middellangetermijnstrategie (hierna BMTS) tot en met 2016 alsmede de
maatregelen omschreven in bijlage I bis bij dit besluit en de desbetreffende
uitvoeringswetten. De BMTS bevat een beschrijving van de permanente budgettaire
consolidatiemaatregelen die ervoor zorgen dat de tekortlimieten voor 2012-2016
zoals vastgelegd in dit besluit, niet worden overschreden en dat de schuldquote
een duurzame neerwaartse tendens gaat vertonen; b) de indiening van een geactualiseerd
privatiseringsplan bij het parlement en de bekendmaking van een halfjaarlijkse
bijwerking van het plan voor ontwikkeling van activa; c) de overdracht naar de portefeuille van te
privatiseren activa van het Hellenic Republic Asset Development Fund (HRADF)
van de volledige en rechtstreekse eigendom (aandelen of concessierechten) van
de Egnatia-autoweg en de regionale havens van Elefsina, Lavrio, Igoemenitsa,
Alexandropolis, Volos, Kavala, Korfoe, Patras, Heraklion en Rafina; d) een maatregel om ervoor te zorgen dat de
vakministeries en andere betrokken instellingen het algemeen secretariaat voor
overheidseigendommen volledige toegang verschaffen tot de inventaris van alle
vastgoed dat eigendom is van de staat; e) de wijziging en/of intrekking van
statutaire bepalingen van overheidsondernemingen (PPC, OLP en OLTH
havenautoriteiten, HELPE, EYATH en EYDAP, havens, enz.) die afwijken van het
vennootschapsrecht met betrekking tot beperkingen van de stemrechten van
particuliere aandeelhouders; f) wetgeving om de rol en de bevoegdheden
van de secretaris-generaal van de belastingdiensten te omschrijven en wat de
minister van Financiën betreft, om beslissingsbevoegdheid te delegeren aan de
secretaris-generaal; g) de inzet van ervaren belastingcontroleurs
in activiteiten die onmiddellijke inning van inkomsten beogen, waarbij
belangrijke gebieden van rechtshandhaving, zoals de eenheid voor grote
belastingbetalers, volledig operationeel worden door overheveling van 100
controleurs, één functionele eenheid voor vermogenden en zelfstandigen met een
hoog inkomen wordt opgericht en deze eenheid wordt bemand met 50 ervaren
belastingcontroleurs die rechtstreeks verantwoording afleggen aan de
secretaris-generaal van de belastingdiensten; h) een besluit van de ministerraad (ter vervanging
van het op 29 oktober 2012 vastgestelde besluit van de ministerraad) om de
tenuitvoerlegging van de begroting te verbeteren en het gezonde beheer van de
begroting te versterken, met vaststelling, naast de maatregelen waarin het
oorspronkelijke besluit van de ministerraad voorziet, van aanvullende
maatregelen: (i) de bepaling dat tegen einde december van elk jaar memoranda
van samenwerking moeten worden ondertekend tussen het ministerie van Financiën
en de andere ministeries of tussen de ministeries en de bestuurders van de
gecontroleerde instellingen (waardoor dus de gehele overheid wordt bestreken);
(ii) de aanscherping van de huidige maatregelen inzake begrotingsevenwicht voor
plaatselijke besturen zodat deze daadkrachtiger worden toegepast, met inbegrip
van correctie- en sanctiemechanismen; (iii) de versterking van het huidige
stelsel van toezicht op overheidsondernemingen, door de invoering van een
mechanisme voor handhaving in geval van afwijking van de specifieke
doelstellingen voor elk van deze ondernemingen; en (iv) de vaststelling van het
kader voor de omschrijving van specifieke doelstellingen voor de toepassing van
de registers van operationele betalingsverplichtingen voor plaatselijke
besturen en overheidsondernemingen, die elk jaar in december moeten worden
opgesteld; er wordt ook voorzien in een kader voor correcties van overdrachten
van de centrale overheidsdiensten om afwijkingen van de doelstellingen binnen
het jaar en mogelijk in de volgende jaren aan te pakken terwijl ervoor wordt gezorgd
dat de achterstallen niet toenemen; er zal duidelijk worden bepaald dat de
opbrengsten uit de privatisering van overheidsactiva rechtstreeks worden
betaald op een afzonderlijke rekening om toezicht te houden op kasstromen,
misbruik van overheidsgeld te voorkomen en de tijdige afbetaling van de schuld
veilig te stellen; automatische besnoeiingen in uitgaven zullen de regel worden
wanneer doelstellingen niet worden gehaald, terwijl ook wordt verzekerd dat de
achterstallen niet toenemen; i) een reeks maatregelen om de huidige
financiële situatie van de nationale organisatie voor de volksgezondheid
(EOPYY) te verbeteren en ervoor te zorgen dat de begrotingsuitvoering in 2012
en 2013 sterker in het teken staat van een evenwichtige begroting, waaronder
maatregelen voor: (i) de stroomlijning van het pakket van uitkeringen; (ii) de
verhoging van de bijdrage in de kosten voor gezondheidszorg door particuliere
zorgverleners; (iii) onderhandelingen over prijs-volumeafspraken en de
herziening van case-mixovereenkomsten met particuliere zorgverleners; (iv) de
herziening van de vergoedingen en van het aantal diensten voor diagnose en
fysiotherapie die EOPYY heeft gesloten met particuliere zorgverleners, teneinde
de desbetreffende kosten in 2013 met ten minste 80 miljoen EUR te verminderen;
(v) de invoering van een stelsel van referentieprijzen voor terugbetaling van
medische hulpmiddelen; en (vi) de geleidelijke verhoging van de bijdragen van
OGA-leden tot het gemiddelde van de door andere leden van EOPYY betaalde bijdragen; j) de volgende maatregelen met betrekking
tot de terugbetaling van geneesmiddelen: (i) een wet ter beheersing van de
farmaceutische uitgaven die noodmaatregelen instelt (met onder meer horizontale
prijsverlagingen) indien de doelstelling om een of andere reden niet met de
terugvordering kan worden bereikt). Deze maatregelen moeten een evenwaardige
besparing opleveren; (ii) een ministerieel besluit tot vaststelling van de
nieuwe drempel voor terugvordering voor 2013 (2,4 miljard EUR voor ambulante patiënten);
(iii) de bijwerking van de prijslijst en de positieve lijst van terugbetaalde
geneesmiddelen, met name door alleen de kosteneffectieve pakketten voor
chronische ziekten terug te betalen, door geneesmiddelen van de positieve naar
de negatieve lijst en de lijst van vrij verkrijgbare geneesmiddelen over te
hevelen en door het door de nationale organisatie voor geneesmiddelen (EOF)
ontwikkelde stelsel van referentieprijzen in te voeren. Deze lijsten moeten
minstens tweemaal per jaar worden bijgewerkt overeenkomstig
Richtlijn 89/105/EEG van de Raad; en (iv) de vervanging, door de
apotheken, van voorgeschreven geneesmiddelen door de laagst geprijsde producten
met dezelfde werkzame stof in de referentiecategorie (verplichte “generieke
substitutie”)." 3. Artikel 2, lid 11, wordt vervangen
door: "11. Griekenland neemt uiterlijk eind
december 2012 de volgende maatregelen: a) een hervorming van de personenbelasting
en de vennootschapsbelasting met het doel het belastingstelsel te
vereenvoudigen, de belastinggrondslagen te verbreden en vrijstellingen en
preferentiële regelingen af te schaffen; b) de noodzakelijke primaire en secundaire
wetgeving om een snellere tenuitvoerlegging van het privatiseringsplan te
verzekeren; c) de invoering van een regelgevingskader voor
watermaatschappijen; d) maatregelen ter verbetering van de
belastingdiensten, door de invoering van prestatiebeoordelingen, beter gebruik
van technieken voor risicobeoordeling en de oprichting en versterking van
eenheden voor gespecialiseerd schuldbeheer; e) de opstelling en bekendmaking van een
plan voor het inhalen van betalingsachterstanden van overheidsinstanties ten
aanzien van leveranciers, en van achterstanden bij de betaling van
belastingrestituties; f) de volledige afronding van de hervorming
van de werking van secundaire/aanvullende openbare pensioenfondsen en de
vereniging van alle bestaande fondsen binnen de diensten van de overheid; g) een wet om de toepassing van de korting
van 5 % op farmaceutische ondernemingen (die bestaat voor door ziekenhuizen
geprijsde geneesmiddelen) te verruimen tot alle in de EOPYY-apotheken verkochte
producten; h) een verhoging van het aandeel van
generieke geneesmiddelen om 35 % van het totale volume van door apotheken
verkochte geneesmiddelen te bereiken; i) de toewijzing van interne controleurs
aan alle ziekenhuizen en de invoering in alle ziekenhuizen van registers van
betalingsverplichtingen." 4. Aan artikel 2 worden de
volgende leden toegevoegd: "12. Griekenland neemt de volgende
maatregelen vóór eind maart 2013: a) de vaststelling van een ministerieel
besluit voor de aanpassing van de eindgebruikersprijzen voor afnemers van
laagspanning; b) bijwerking van de BMTS, met inbegrip van
de vaststelling van verbindende driejaarlijkse uitgavenlimieten voor subsectoren
van de overheid; c) de opstelling van personeelsplannen voor
vakministeries; d) de invoering van een aanzienlijk grotere
autonomie voor belastingdiensten, met vermelding van de graad van autonomie,
het beheerskader, de verantwoordingsplicht, de wettelijke bevoegdheden van het
hoofd van het belastingbestuur en de aanvankelijke personeelsbezetting van de
organisatie; e) vaststelling en bekendmaking van een
nieuw volwaardig plan ter bestrijding van corruptie in overheidsdiensten, met
inbegrip van bijzondere regelingen voor de belasting- en douanediensten. f) invoering van een volledig operationele
standaardprocedure voor de herziening van de juridische waarde van vastgoed om
deze beter af te stemmen op de marktprijzen onder de verantwoordelijkheid van
het directoraat voor kapitaalbelasting; g) de overdracht van veertig nieuwe
onroerende activa (in het privatiseringsplan omschreven als "onroerende
goederen kavels 2 en 3”) aan het HRADF. 13. Griekenland neemt uiterlijk eind juni 2013
de volgende maatregelen: a) de verwezenlijking van de doelstelling
van 2 000 volledig operationele belastingcontroleurs; b) de vaststelling van een nieuw wetboek van
belastingprocedure; c) een maatregel om ervoor te zorgen dat
alle aankoopcentrales voor al hun gunningsprocedures gebruik maken van
elektronische aanbestedingen. 14. Griekenland neemt uiterlijk eind september
2013 de volgende maatregelen: a) vaststelling door de regering van alle
nodige wetgeving om een regel inzake structureel begrotingsevenwicht met een
automatisch correctiemechanisme tot stand te brengen." 5. De bijlage bij dit besluit wordt
toegevoegd als bijlage I bis bij Besluit 2011/734/EU. Artikel 2 Dit besluit treedt in werking op de dag van de
bekendmaking ervan. Artikel 3 Dit besluit is
gericht tot de Helleense Republiek. Gedaan te Brussel, Voor
de Raad De
voorzitter Bijlage "Bijlage
IA: Maatregelen in het kader van de budgettaire
middellangetermijnstrategie 2013-2016 De aanvullende maatregelen in het kader van de
budgettaire middellangetermijnstrategie (BMTS) tot en met 2016 omvatten het
volgende: 1. rationalisering van de loonsom
met ten minste 1 100 miljoen EUR in 2013 en met nog eens 247 miljoen
EUR vanaf 2014, 2. besparingen op de pensioenen
van ten minste 4 800 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 423 miljoen EUR vanaf
2014, 3. verlaging van de operationele
uitgaven van de centrale overheid met ten minste 239 miljoen EUR in 2013 en
met nog eens 285 miljoen EUR vanaf 2014, 4. besparingen door de
rationalisering en de verbeterde efficiëntie van de onderwijsuitgaven ten
belope van ten minste 86 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 37 miljoen EUR
vanaf 2014, 5. besparingen bij de overheidsbedrijven
van ten minste 249 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 123 miljoen EUR
vanaf 2014, 6. verlaging van de operationele
defensie-uitgaven, wat een besparing moet opleveren van ten minste
303 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 100 miljoen EUR vanaf 2014, 7. besparingen op de uitgaven
voor gezondheidszorg en geneesmiddelen van ten minste 455 miljoen EUR in
2013 en van nog eens 620 miljoen EUR vanaf 2014, 8. besparingen door het rationaliseren
van de sociale uitkeringen voor een bedrag van ten minste 217 miljoen EUR
in 2013 en van nog eens 78 miljoen EUR vanaf 2014, 9. verlaging van de overdrachten
van de centrale overheid aan de lokale overheden met ten minste 50 miljoen
EUR in 2013 en met nog eens 160 miljoen EUR vanaf 2014, 10. verlaging van de uitgaven
ten laste van de begroting voor overheidsinvesteringen (binnenlands
gefinancierde overheidsinvesteringen) met 150 miljoen EUR in 2013 en met nog
eens 150 miljoen EUR vanaf 2014, 11. verhoging van de
ontvangsten met ten minste 1 668 miljoen EUR in 2013 en met nog eens
1 820 miljoen EUR vanaf 2014." [1] PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6. [2] PB L 296 van 15.11.2011, blz. 38. [3] Besluit 2011/791/EU van de Raad (PB L 320 van 3.12.2011,
blz. 28). [4] Laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2012/211/EU van de
Raad van 13 maart (PB L 113 van 25.4.2012, blz. 8). [5] Besluit 2012/211/EU van de Raad van 13 maart (PB L 113
van 25.4.2012, blz. 8).