EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0738

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

/* COM/2012/0738 final */

52012PC0738

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen /* COM/2012/0738 final */


TOELICHTING

Bij het op basis van artikel 126, lid 9, en artikel 136 VWEU aangenomen Besluit 2011/734/EU van de Raad zijn maatregelen voor de coördinatie en bewaking van de begrotingsdiscipline van Griekenland en voor de bepaling van richtsnoeren voor het economisch beleid van Griekenland vastgesteld. Griekenland werd aanbevolen maatregelen te treffen om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen en in de periode 2009‑2014 een verbetering van het structurele saldo met ten minste 10 procentpunten van het bbp tot stand te brengen.

De inachtneming van het besluit is niet alleen relevant in het kader van de buitensporigtekortprocedure, maar ook in het kader van de financiering die de lidstaten van de eurozone via de Griekse leningfaciliteit en de Europese faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) aan Griekenland verstrekken.

Verwacht wordt dat het overheidstekort in 2012 13,4 miljard EUR zal belopen en zodoende onder de in het besluit van de Raad vastgestelde tekortlimiet van 14,8 miljard EUR zal blijven. Het overheidstekort zou dan 6,9 % van het bbp uitmaken en ruim onder het voor 2012 vastgestelde maximum voor het overheidstekort van 7,3 % van het bbp liggen. De primaire tekortdoelstelling voor dat jaar zou met ongeveer 0,5 % van het bbp worden overschreden. Het algemene resultaat weerspiegelt lagere rentebetalingen dan gepland als gevolg van de schuldenruil in maart 2012.

Voor 2013 heeft Griekenland op 11 november een begroting goedgekeurd die de voortzetting van de budgettaire consolidatie garandeert door middel van maatregelen waarmee een besparing van ongeveer 5 % van het bbp wordt beoogd. Voorts heeft Griekenland op 7 november een budgettaire middellangetermijnstrategie aangenomen met maatregelen die tot een verdere vermindering van het tekort in de daaropvolgende jaren moeten leiden. Griekenland heeft effectief gevolg gegeven aan Besluit 2011/734/EU van de Raad. Griekenland heeft reeds in de periode 2009-2012 een verbetering van het structurele saldo verwezenlijkt die boven het door de Raad voor de periode 2009-2014 aanbevolen minimum van 10 procentpunten van het bbp ligt. Griekenland zou zijn structureel tekort met 13,9 procentpunten van het bbp hebben teruggebracht van 14,7 % in 2009 tot naar schatting 1,5 % in 2012.

De economische bedrijvigheid zal volgens de huidige prognoses op een veel lager niveau liggen dan bij de vaststelling van Besluit 2012/734/EU in maart 2012 werd verwacht. De Griekse economie verkeert voor het vijfde opeenvolgende jaar in een recessie. Volgens de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie zou het reële bbp in 2012 met 6,0 % en in 2013 met 4,2 % krimpen, tegenover respectievelijk 4,7 % en 0,0 % volgens het vorige besluit van de Raad, en in 2014 groeien met slechts 0,6 %. Volgens het besluit van de Raad van maart 2012 daarentegen zou de groei reeds in 2013 weer aantrekken. De uitgesproken verslechtering van de economische vooruitzichten weerspiegelt de politieke onzekerheden in Griekenland tijdens de dubbele verkiezingen, alsook een verzwakking van de buitenlandse vraag en de gevolgen van de vertragingen bij de uitvoering van het programma en van de uitbetaling van de overheids- en particuliere middelen.

Deze sterke versombering van het economische scenario gaat gepaard met een even scherpe verslechtering van de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid en bemoeilijkt de volledige correctie van het buitensporige tekort tegen 2014 zoals verlangd door de Raad bij Besluit 2011/734/EU. Gezien de ongunstige economische omstandigheden is een verlenging van de aanpassingsperiode gerechtvaardigd. Zo dient met name de bij het besluit van de Raad vastgestelde uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort in Griekenland met 2 jaar te worden verlengd tot 2016. De met het oog op de correctie van het buitensporige tekort te verwezenlijken begrotingsdoelstellingen moeten op basis van het nominale primaire overheidssaldo worden vastgesteld. Voor 2012 zou het primaire tekort 2 925 miljoen EUR moeten bedragen (1,5 % van het bbp), terwijl het primaire saldo voor 2013 0 EUR (0 % van het bbp), voor 2014 2 775 miljoen EUR (1,5 % van het bbp), voor 2015 5 700 miljoen EUR (3,0 % van het bbp) en voor 2016 9 000 miljoen EUR (4,5 % van het bbp) zou moeten belopen.

Gelet op deze ontwikkelingen, die de noodzaak van een ambitieus pakket hervormingen door de regering versterken, dienen de beleidsvoorwaarden van het memorandum van overeenstemming bij het economische aanpassingsprogramma van Griekenland te worden geactualiseerd. De beleidsvoorwaarden hebben niet alleen betrekking op de budgettaire consolidatiemaatregelen, maar ook op de maatregelen die nodig zijn om het groeivriendelijke karakter te versterken en de sociale gevolgen tot een minimum te beperken.

In het licht van door de lidstaten van de eurozone overeengekomen initiatieven om de houdbaarheid van de schuld te verbeteren en bepaalde door Griekenland overwogen schuldverminderende maatregelen, alsook van een krimp van het begrotingstekort en een sterkere nominale bbp-groei dankzij structurele beleidsmaatregelen, wordt verwacht dat de schuldquote in 2013 een piek zal bereiken. De schuldquote zou vanaf 2014 beginnen te dalen en in 2016 teruglopen tot minder dan 160 % van het bbp. Dit zou de houdbaarheid van het schuldtraject moeten verbeteren zonder gevolgen voor het traject voor het primaire begrotingsoverschot.

De Commissie heeft een aanbeveling voor een Besluit van de Raad tot wijziging van Besluit 2011/734/EU vastgesteld en deze bij de Raad ingediend.

Aanbeveling voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

tot wijziging van Besluit 2011/734/EU gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 126, lid 9, en artikel 136,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)       Artikel 136, lid 1, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de mogelijkheid om specifieke maatregelen ter versterking van de coördinatie en de bewaking van de begrotingsdiscipline vast te stellen voor de lidstaten die de euro als munt hebben.

(2)       Overeenkomstig artikel 126 VWEU dienen de lidstaten buitensporige overheidstekorten te vermijden. Daartoe is in datzelfde artikel een buitensporigtekortprocedure vastgelegd. Het stabiliteits- en groeipact, waarvan het correctieve deel bestaat in de tenuitvoerlegging van de buitensporigtekortprocedure, verschaft een kader dat, met inachtneming van de economische situatie, het overheidsstreven naar een spoedige terugkeer naar solide begrotingssituaties ondersteunt.

(3)       Op 27 april 2009 heeft de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (VEG) besloten dat er in Griekenland een buitensporig tekort bestond.

(4)       Op 10 mei 2010 heeft de Raad op basis van artikel 126, lid 9, en artikel 136 VWEU zijn goedkeuring gehecht aan Besluit 2010/320/EU[1] gericht tot Griekenland met het oog op de versterking en verdieping van het begrotingstoezicht en tot aanmaning van Griekenland om maatregelen te treffen om het tekort te verminderen in de mate die nodig wordt geacht om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen. De Raad heeft bepaald dat het buitensporige tekort uiterlijk in 2014 gecorrigeerd moet zijn en heeft jaarlijkse streefcijfers voor het overheidstekort vastgesteld.

(5)       Besluit 2010/320/EU van de Raad is diverse malen ingrijpend gewijzigd. Aangezien verdere wijzigingen nodig waren, is dit besluit bij Besluit 2011/734/EU van de Raad[2] op 12 juli 2011 omwille van de duidelijkheid herschikt. Dit besluit is een eerste maal gewijzigd op 8 november 2011[3].

(6)       Naar aanleiding van een aanbeveling van de Commissie is Besluit 2011/734/EU op 13 maart 2012[4] opnieuw gewijzigd op een aantal punten, waaronder het budgettaire aanpassingstraject, zulks met behoud van de termijn voor de correctie van het buitensporige tekort[5]. De tot Griekenland gerichte aanbeveling om maatregelen te treffen teneinde de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2014 te verhelpen en in de periode 2009-2014 een verbetering van het structurele saldo met ten minste 10 procentpunten van het bbp tot stand te brengen, wordt bij dit besluit bevestigd.

(7)       Op grond van artikel 5, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kan de Raad, indien effectief gevolg aan een aanmaning krachtens artikel 126, lid 9, VWEU is gegeven en indien zich na de vaststelling van de aanmaning onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, op aanbeveling van de Commissie besluiten een herziene aanmaning overeenkomstig artikel 126, lid 9, VWEU vast te stellen.

(8)       De economische bedrijvigheid zal volgens de huidige prognoses op een veel lager niveau liggen dan bij de laatste wijziging van Besluit 2011/734/EU van de Raad in maart 2012 werd verwacht. Verwacht wordt dat zowel het reële als het nominale bbp in 2012 en 2013 veel lager zal liggen. Uit de recente herziening van de Griekse nationale rekeningen in oktober 2012 kwam een sterkere krimp van het reële bbp naar voren dan uit de onderliggende cijfers in het besluit van de Raad. Volgens de najaarsprognoses 2012 van de diensten van de Commissie zou het reële bbp in 2012 met 6,0 % en in 2013 met nog eens 4,2 % krimpen (tegenover een krimp van 4,7 % en een groei van 0,0 % voor respectievelijk 2012 en 2013 in het besluit van de Raad) en in 2014 groeien met slechts 0,6 %. Deze sterke versombering van het economische scenario gaat gepaard met een even scherpe verslechtering van de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid.

(9)       In 2012 zal het overheidstekort naar verwachting 6,9 % van het bbp uitmaken en ruim onder het voor 2012 bij het besluit van de Raad vastgestelde maximum voor het overheidstekort (op ESR95-basis) van 7,3 % van het bbp liggen. Nominaal zou het overheidstekort in 2012 13,4 miljard EUR bereiken, tegenover de in het besluit van de Raad vastgelegde tekortlimiet van 14,8 miljard EUR. Gezien de onverwacht diepe recessie zal het primaire tekort naar verwachting echter iets hoger uitvallen dan de streefwaarde van 1,0 % van het bbp. Volgens schattingen zou Griekenland zijn structureel tekort met 13,9 procentpunten van het bbp hebben teruggebracht van 14,7 % in 2009 tot naar schatting 1,5 % in 2012. Griekenland heeft reeds in de periode 2009-2012 een verbetering van het structurele saldo verwezenlijkt die boven het door de Raad voor de periode 2009-2014 aanbevolen minimum van 10 procentpunten van het bbp ligt. Op 11 november 2012 heeft het Griekse parlement de begroting voor 2013 goedgekeurd, die voorziet in een besparing van meer dan 9,2 miljard EUR, d.i. meer dan 5 % van het bbp. De begroting voor 2013 maakt deel uit van de budgettaire middellangetermijnstrategie (BMTS) 2013-2016, die het Griekse parlement enkele dagen eerder, op 7 november 2012, had goedgekeurd. De BMTS en de desbetreffende wetgeving ter uitvoering daarvan voorzien in een aanzienlijke en vervroegde budgettaire consolidatie met meer dan 7 % van het bbp tegen 2016, met een uitgebreid pakket aan structurele maatregelen die ten grondslag liggen aan een aanzienlijke budgettaire consolidatie In het licht van deze ontwikkelingen dienen de beleidsvoorwaarden van het memorandum van overeenstemming bij het economische aanpassingsprogramma van Griekenland te worden geactualiseerd. De door Griekenland aangegane verbintenis heeft niet alleen betrekking op de budgettaire consolidatiemaatregelen, maar ook op de noodzaak om het groeivriendelijke karakter te versterken en de sociale gevolgen tot een minimum te beperken. Over het geheel genomen heeft Griekenland in 2012 dan ook effectief werk gemaakt van de vermindering van het tekort overeenkomstig Besluit 2011/734/EU van de Raad.

(10)     De geconsolideerde bruto overheidsschuld zal in 2012 naar verwachting met 11,1 miljard EUR zijn teruggelopen, tegenover het in het besluit van de Raad vastgestelde bedrag van 26,95 miljard EUR. Dit is toe te schrijven aan lagere privatiseringsopbrengsten, een beperktere consolidatie van de overheidsschuld en ongunstiger uitgevallen aanpassingen van de registratie op kasbasis aan de registratie op transactiebasis en andere renteaanpassingen dan verwacht. Gezien het lagere nominale bbp als gevolg van de herziening van de statistische gegevens en in het licht van de ongunstiger macro-economische vooruitzichten zal de schuldquote in 2012 vermoedelijk stijgen tot 162,5 %. Door de lidstaten van de eurozone overeengekomen initiatieven om de houdbaarheid van de schuld te verbeteren, en bepaalde door Griekenland overwogen schuldverminderende maatregelen zouden de houdbaarheid van het schuldtraject moeten verbeteren zonder gevolgen voor het traject voor het primaire begrotingsoverschot. Voorts wordt gezien de krimp van het begrotingstekort en de sterkere nominale bbp-groei dankzij structurele beleidsmaatregelen verwacht dat de schuldquote in 2013 een piek zal bereiken. De schuldquote zou vanaf 2014 beginnen te dalen en in 2016 teruglopen tot minder dan 160 % van het bbp.

(11)     Ondanks de effectieve maatregelen gaat de sterke versombering van het economische scenario gepaard met een even scherpe verslechtering van de vooruitzichten voor de overheidsfinanciën bij ongewijzigd beleid en bemoeilijkt deze de volledige correctie van het buitensporige tekort tegen 2014 zoals verlangd door de Raad bij Besluit 2011/734/EU. Gezien de ongunstige economische gebeurtenissen is een verlenging van de termijn voor de aanpassingsperiode gerechtvaardigd. Met name dient de termijn die was vastgesteld in het besluit van de Raad met twee jaar te worden verlengd tot 2016. In het kader van een herzien traject voor het economische aanpassingsprogramma dienen de streefwaarden voor het primaire begrotingssaldo te worden vastgesteld op 0 %, 1,5 %, 3 % en 4,5 % van het bbp voor de vierjarige periode 2013-2016. De herziening van het traject impliceert dat het overheidsbegrotingssaldo in 2016 zal teruglopen tot minder dan 3 % van het bbp. Ondanks de verlenging van de termijn blijft voor de verwezenlijking van het streefcijfer een aanzienlijke budgettaire inspanning noodzakelijk in de periode 2013‑2014, met name in het begin. Dank zij de herziening van de termijn zal de geloofwaardigheid van het programma niet worden aangetast en wordt tevens rekening gehouden met de economische en sociale impact van de consolidatie en de noodzaak om het vertrouwen in de bekwaamheid van de regering om de budgettaire uitdaging aan te gaan, te behouden.

(12)     Elke bij dit besluit opgelegde maatregel draagt bij tot de verwezenlijking van de vereiste begrotingsaanpassing. Sommige maatregelen hebben rechtstreekse gevolgen voor de begrotingssituatie van Griekenland, terwijl andere structurele maatregelen zijn die zullen resulteren in een betere budgettaire governance en een gezondere begrotingssituatie op middellange termijn.

(13)     De zeer ernstige verslechtering van de financiële situatie van de overheid heeft de lidstaten van de eurozone ertoe doen besluiten stabiliteitssteun toe te kennen aan Griekenland met de bedoeling de financiële stabiliteit in het eurogebied als geheel te vrijwaren; deze steun wordt gecombineerd met multilaterale bijstand van het Internationaal Monetair Fonds. Sinds maart 2012 wordt door de lidstaten van het eurogebied steun verleend in de vorm van zowel een bilaterale Griekse leningfaciliteit als een lening van de EFSF. De leninggevers hebben besloten hun steun afhankelijk te stellen van de naleving door Griekenland van Besluit 2011/734/EU zoals gewijzigd bij het onderhavige besluit. Van Griekenland wordt met name verwacht dat het de in dit besluit gespecificeerde maatregelen uitvoert volgens de kalender die hierin is vastgesteld,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Besluit 2011/734/EU wordt als volgt gewijzigd:

1.         Artikel 1 wordt vervangen door:

"(1)    Griekenland maakt zo spoedig mogelijk en uiterlijk in 2016 een einde aan de huidige buitensporigtekortsituatie.

(2)     Met het aanpassingstraject in de richting van de correctie van het buitensporige tekort wordt de verwezenlijking beoogd van een primair overheidstekort (tekort minus rente-uitgaven) van niet meer dan 2 925 miljoen EUR (1,5 % van het bbp) in 2012 en van een primair overheidsoverschot van ten minste 0 miljoen EUR (0,0 % van het bbp) in 2013, 2 775 miljoen EUR (1,5 % van het bbp) in 2014, 5 700 miljoen EUR (3,0 % van het bbp) in 2015 en 9 000 miljoen EUR (4,5 % van het bbp) in 2016. Deze streefcijfers voor het primaire tekort/overschot houden een totaal ESR-overheidstekort in van 6,9 % van het bbp in 2012, 5,4 % van het bbp in 2013, 4,5 % van het bbp in 2014, 3,4 % van het bbp in 2015 en 2,0 % van het bbp in 2016. Deze cijfers kunnen worden geacht te leiden tot een verbetering van het conjunctuurgezuiverde primaire saldo van 4,1 % in 2012 naar 6,2 % in 2013 en ten minste 6,4 % van het bbp in 2014, 2015 en 2016 en tot een conjunctuurgezuiverd primair overheidstekort van -1,3 % in 2012, 0,7 % in 2013, 0,4 % in 2014, 0,0 % in 2015 en -0,4 % in 2016, rekening houdend met het schema van de rentebetalingen. De opbrengsten uit de privatisering van financiële en niet-financiële activa, transacties die verband houden met herkapitalisatie van banken alsmede alle overdrachten die verband houden met het besluit van 21 februari 2012 van de Eurogroep met betrekking tot inkomsten van de nationale centrale banken in de eurozone, met inbegrip van de Bank van Griekenland, die afkomstig zijn van hun beleggingsportefeuilles van Griekse staatsobligaties, doen geen afbreuk aan de vereiste budgettaire consolidatie-inspanningen en tellen niet mee bij de beoordeling van deze streefcijfers.

(3)     Het in lid 2 genoemde aanpassingstraject correleert met een geconsolideerde overheidsschuldquote van 172,5 % van het bbp in 2013, 171,4 % in 2014, 166,2 % in 2015 en 157,3 % in 2016.”

2.         In artikel 2 wordt na lid 10 het volgende lid ingevoegd:

"10 bis.          Griekenland neemt onverwijld en uiterlijk vóór [datum van vaststelling van dit besluit] de volgende maatregelen:

a)      de begroting voor 2013 en de budgettaire middellangetermijnstrategie (hierna BMTS) tot en met 2016 alsmede de maatregelen omschreven in bijlage I bis bij dit besluit en de desbetreffende uitvoeringswetten. De BMTS bevat een beschrijving van de permanente budgettaire consolidatiemaatregelen die ervoor zorgen dat de tekortlimieten voor 2012-2016 zoals vastgelegd in dit besluit, niet worden overschreden en dat de schuldquote een duurzame neerwaartse tendens gaat vertonen;

b)      de indiening van een geactualiseerd privatiseringsplan bij het parlement en de bekendmaking van een halfjaarlijkse bijwerking van het plan voor ontwikkeling van activa;

c)      de overdracht naar de portefeuille van te privatiseren activa van het Hellenic Republic Asset Development Fund (HRADF) van de volledige en rechtstreekse eigendom (aandelen of concessierechten) van de Egnatia-autoweg en de regionale havens van Elefsina, Lavrio, Igoemenitsa, Alexandropolis, Volos, Kavala, Korfoe, Patras, Heraklion en Rafina;

d)      een maatregel om ervoor te zorgen dat de vakministeries en andere betrokken instellingen het algemeen secretariaat voor overheidseigendommen volledige toegang verschaffen tot de inventaris van alle vastgoed dat eigendom is van de staat;

e)      de wijziging en/of intrekking van statutaire bepalingen van overheidsondernemingen (PPC, OLP en OLTH havenautoriteiten, HELPE, EYATH en EYDAP, havens, enz.) die afwijken van het vennootschapsrecht met betrekking tot beperkingen van de stemrechten van particuliere aandeelhouders;

f)       wetgeving om de rol en de bevoegdheden van de secretaris-generaal van de belastingdiensten te omschrijven en wat de minister van Financiën betreft, om beslissingsbevoegdheid te delegeren aan de secretaris-generaal;

g)      de inzet van ervaren belastingcontroleurs in activiteiten die onmiddellijke inning van inkomsten beogen, waarbij belangrijke gebieden van rechtshandhaving, zoals de eenheid voor grote belastingbetalers, volledig operationeel worden door overheveling van 100 controleurs, één functionele eenheid voor vermogenden en zelfstandigen met een hoog inkomen wordt opgericht en deze eenheid wordt bemand met 50 ervaren belastingcontroleurs die rechtstreeks verantwoording afleggen aan de secretaris-generaal van de belastingdiensten;

h)      een besluit van de ministerraad (ter vervanging van het op 29 oktober 2012 vastgestelde besluit van de ministerraad) om de tenuitvoerlegging van de begroting te verbeteren en het gezonde beheer van de begroting te versterken, met vaststelling, naast de maatregelen waarin het oorspronkelijke besluit van de ministerraad voorziet, van aanvullende maatregelen: (i) de bepaling dat tegen einde december van elk jaar memoranda van samenwerking moeten worden ondertekend tussen het ministerie van Financiën en de andere ministeries of tussen de ministeries en de bestuurders van de gecontroleerde instellingen (waardoor dus de gehele overheid wordt bestreken); (ii) de aanscherping van de huidige maatregelen inzake begrotingsevenwicht voor plaatselijke besturen zodat deze daadkrachtiger worden toegepast, met inbegrip van correctie- en sanctiemechanismen; (iii) de versterking van het huidige stelsel van toezicht op overheidsondernemingen, door de invoering van een mechanisme voor handhaving in geval van afwijking van de specifieke doelstellingen voor elk van deze ondernemingen; en (iv) de vaststelling van het kader voor de omschrijving van specifieke doelstellingen voor de toepassing van de registers van operationele betalingsverplichtingen voor plaatselijke besturen en overheidsondernemingen, die elk jaar in december moeten worden opgesteld; er wordt ook voorzien in een kader voor correcties van overdrachten van de centrale overheidsdiensten om afwijkingen van de doelstellingen binnen het jaar en mogelijk in de volgende jaren aan te pakken terwijl ervoor wordt gezorgd dat de achterstallen niet toenemen; er zal duidelijk worden bepaald dat de opbrengsten uit de privatisering van overheidsactiva rechtstreeks worden betaald op een afzonderlijke rekening om toezicht te houden op kasstromen, misbruik van overheidsgeld te voorkomen en de tijdige afbetaling van de schuld veilig te stellen; automatische besnoeiingen in uitgaven zullen de regel worden wanneer doelstellingen niet worden gehaald, terwijl ook wordt verzekerd dat de achterstallen niet toenemen;

i)       een reeks maatregelen om de huidige financiële situatie van de nationale organisatie voor de volksgezondheid (EOPYY) te verbeteren en ervoor te zorgen dat de begrotingsuitvoering in 2012 en 2013 sterker in het teken staat van een evenwichtige begroting, waaronder maatregelen voor: (i) de stroomlijning van het pakket van uitkeringen; (ii) de verhoging van de bijdrage in de kosten voor gezondheidszorg door particuliere zorgverleners; (iii) onderhandelingen over prijs-volumeafspraken en de herziening van case-mixovereenkomsten met particuliere zorgverleners; (iv) de herziening van de vergoedingen en van het aantal diensten voor diagnose en fysiotherapie die EOPYY heeft gesloten met particuliere zorgverleners, teneinde de desbetreffende kosten in 2013 met ten minste 80 miljoen EUR te verminderen; (v) de invoering van een stelsel van referentieprijzen voor terugbetaling van medische hulpmiddelen; en (vi) de geleidelijke verhoging van de bijdragen van OGA-leden tot het gemiddelde van de door andere leden van EOPYY betaalde bijdragen;

j)       de volgende maatregelen met betrekking tot de terugbetaling van geneesmiddelen: (i) een wet ter beheersing van de farmaceutische uitgaven die noodmaatregelen instelt (met onder meer horizontale prijsverlagingen) indien de doelstelling om een of andere reden niet met de terugvordering kan worden bereikt). Deze maatregelen moeten een evenwaardige besparing opleveren; (ii) een ministerieel besluit tot vaststelling van de nieuwe drempel voor terugvordering voor 2013 (2,4 miljard EUR voor ambulante patiënten); (iii) de bijwerking van de prijslijst en de positieve lijst van terugbetaalde geneesmiddelen, met name door alleen de kosteneffectieve pakketten voor chronische ziekten terug te betalen, door geneesmiddelen van de positieve naar de negatieve lijst en de lijst van vrij verkrijgbare geneesmiddelen over te hevelen en door het door de nationale organisatie voor geneesmiddelen (EOF) ontwikkelde stelsel van referentieprijzen in te voeren. Deze lijsten moeten minstens tweemaal per jaar worden bijgewerkt overeenkomstig Richtlijn 89/105/EEG van de Raad; en (iv) de vervanging, door de apotheken, van voorgeschreven geneesmiddelen door de laagst geprijsde producten met dezelfde werkzame stof in de referentiecategorie (verplichte “generieke substitutie”)."

3.         Artikel 2, lid 11, wordt vervangen door:

"11.    Griekenland neemt uiterlijk eind december 2012 de volgende maatregelen:

a)      een hervorming van de personenbelasting en de vennootschapsbelasting met het doel het belastingstelsel te vereenvoudigen, de belastinggrondslagen te verbreden en vrijstellingen en preferentiële regelingen af te schaffen;

b)      de noodzakelijke primaire en secundaire wetgeving om een snellere tenuitvoerlegging van het privatiseringsplan te verzekeren;

c)      de invoering van een regelgevingskader voor watermaatschappijen;

d)      maatregelen ter verbetering van de belastingdiensten, door de invoering van prestatiebeoordelingen, beter gebruik van technieken voor risicobeoordeling en de oprichting en versterking van eenheden voor gespecialiseerd schuldbeheer;

e)      de opstelling en bekendmaking van een plan voor het inhalen van betalingsachterstanden van overheidsinstanties ten aanzien van leveranciers, en van achterstanden bij de betaling van belastingrestituties;

f)       de volledige afronding van de hervorming van de werking van secundaire/aanvullende openbare pensioenfondsen en de vereniging van alle bestaande fondsen binnen de diensten van de overheid;

g)      een wet om de toepassing van de korting van 5 % op farmaceutische ondernemingen (die bestaat voor door ziekenhuizen geprijsde geneesmiddelen) te verruimen tot alle in de EOPYY-apotheken verkochte producten;

h)      een verhoging van het aandeel van generieke geneesmiddelen om 35 % van het totale volume van door apotheken verkochte geneesmiddelen te bereiken;

i)       de toewijzing van interne controleurs aan alle ziekenhuizen en de invoering in alle ziekenhuizen van registers van betalingsverplichtingen."

4.         Aan artikel 2 worden de volgende leden toegevoegd:

"12.    Griekenland neemt de volgende maatregelen vóór eind maart 2013:

a)      de vaststelling van een ministerieel besluit voor de aanpassing van de eindgebruikersprijzen voor afnemers van laagspanning;

b)      bijwerking van de BMTS, met inbegrip van de vaststelling van verbindende driejaarlijkse uitgavenlimieten voor subsectoren van de overheid;

c)      de opstelling van personeelsplannen voor vakministeries;

d)      de invoering van een aanzienlijk grotere autonomie voor belastingdiensten, met vermelding van de graad van autonomie, het beheerskader, de verantwoordingsplicht, de wettelijke bevoegdheden van het hoofd van het belastingbestuur en de aanvankelijke personeelsbezetting van de organisatie;

e)      vaststelling en bekendmaking van een nieuw volwaardig plan ter bestrijding van corruptie in overheidsdiensten, met inbegrip van bijzondere regelingen voor de belasting- en douanediensten.

f)       invoering van een volledig operationele standaardprocedure voor de herziening van de juridische waarde van vastgoed om deze beter af te stemmen op de marktprijzen onder de verantwoordelijkheid van het directoraat voor kapitaalbelasting;

g)      de overdracht van veertig nieuwe onroerende activa (in het privatiseringsplan omschreven als "onroerende goederen kavels 2 en 3”) aan het HRADF.

13.     Griekenland neemt uiterlijk eind juni 2013 de volgende maatregelen:

a)      de verwezenlijking van de doelstelling van 2 000 volledig operationele belastingcontroleurs;

b)      de vaststelling van een nieuw wetboek van belastingprocedure;

c)      een maatregel om ervoor te zorgen dat alle aankoopcentrales voor al hun gunningsprocedures gebruik maken van elektronische aanbestedingen.

14.     Griekenland neemt uiterlijk eind september 2013 de volgende maatregelen:

a)      vaststelling door de regering van alle nodige wetgeving om een regel inzake structureel begrotingsevenwicht met een automatisch correctiemechanisme tot stand te brengen."

5.         De bijlage bij dit besluit wordt toegevoegd als bijlage I bis bij Besluit 2011/734/EU.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

Bijlage

"Bijlage IA:

Maatregelen in het kader van de budgettaire middellangetermijnstrategie 2013-2016

De aanvullende maatregelen in het kader van de budgettaire middellangetermijnstrategie (BMTS) tot en met 2016 omvatten het volgende:

1.           rationalisering van de loonsom met ten minste 1 100 miljoen EUR in 2013 en met nog eens 247 miljoen EUR vanaf 2014,

2.           besparingen op de pensioenen van ten minste 4 800 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 423 miljoen EUR vanaf 2014,

3.           verlaging van de operationele uitgaven van de centrale overheid met ten minste 239 miljoen EUR in 2013 en met nog eens 285 miljoen EUR vanaf 2014,

4.           besparingen door de rationalisering en de verbeterde efficiëntie van de onderwijsuitgaven ten belope van ten minste 86 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 37 miljoen EUR vanaf 2014,

5.           besparingen bij de overheidsbedrijven van ten minste 249 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 123 miljoen EUR vanaf 2014,

6.           verlaging van de operationele defensie-uitgaven, wat een besparing moet opleveren van ten minste 303 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 100 miljoen EUR vanaf 2014,

7.           besparingen op de uitgaven voor gezondheidszorg en geneesmiddelen van ten minste 455 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 620 miljoen EUR vanaf 2014,

8.           besparingen door het rationaliseren van de sociale uitkeringen voor een bedrag van ten minste 217 miljoen EUR in 2013 en van nog eens 78 miljoen EUR vanaf 2014,

9.           verlaging van de overdrachten van de centrale overheid aan de lokale overheden met ten minste 50 miljoen EUR in 2013 en met nog eens 160 miljoen EUR vanaf 2014,

10.         verlaging van de uitgaven ten laste van de begroting voor overheidsinvesteringen (binnenlands gefinancierde overheidsinvesteringen) met 150 miljoen EUR in 2013 en met nog eens 150 miljoen EUR vanaf 2014,

11.         verhoging van de ontvangsten met ten minste 1 668 miljoen EUR in 2013 en met nog eens 1 820 miljoen EUR vanaf 2014."

[1]               PB L 145 van 11.6.2010, blz. 6.

[2]               PB L 296 van 15.11.2011, blz. 38.

[3]               Besluit 2011/791/EU van de Raad (PB L 320 van 3.12.2011, blz. 28).

[4]               Laatstelijk gewijzigd bij Besluit 2012/211/EU van de Raad van 13 maart (PB L 113 van 25.4.2012, blz. 8).

[5]               Besluit 2012/211/EU van de Raad van 13 maart (PB L 113 van 25.4.2012, blz. 8).

Top