EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012PC0237

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek inzake de compenserende maatregelen betreffende de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat (pet) van oorsprong uit onder meer India

/* COM/2012/0237 final - 2012/0121 (NLE) */

52012PC0237

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek inzake de compenserende maatregelen betreffende de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat (pet) van oorsprong uit onder meer India /* COM/2012/0237 final - 2012/0121 (NLE) */


TOELICHTING

1.           Achtergrond van het voorstel

· Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel betreft de toepassing van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn ("de basisverordening") in het kader van de procedure betreffende de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat (pet) van oorsprong uit onder meer India.

· Algemene context

Dit voorstel wordt gedaan in het kader van de tenuitvoerlegging van de basisverordening en is het resultaat van een onderzoek dat is uitgevoerd overeenkomstig de materiële en procedurele eisen in de basisverordening.

· Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Er zijn definitieve maatregelen van kracht, die werden ingesteld bij Verordening (EG) nr. 1645/2005 van de Raad van 6 oktober 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2603/2000 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van polyethyleentereftalaat uit onder meer India.

· Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Niet van toepassing.

2.           Raadpleging van belanghebbende partijen en effectbeoordeling

· Raadpleging van belanghebbende partijen

Partijen die belang hebben bij de procedure werden overeenkomstig de basisverordening in de loop van het onderzoek in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen.

· Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid

Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid.

· Effectbeoordeling

Dit voorstel vloeit voort uit de tenuitvoerlegging van de basisverordening.

De basisverordening voorziet niet in een algemene effectbeoordeling, maar bevat wel een uitputtende lijst van factoren die moeten worden beoordeeld.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

· Samenvatting van de voorgestelde maatregel

Op 2 april 2011 heeft de Commissie een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek geopend betreffende de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat (pet) van oorsprong uit onder meer India.

Het bijgevoegde voorstel voor een verordening van de Raad is gebaseerd op de bevindingen van het uitgevoerde onderzoek, dat beperkt was tot het onderzoek van subsidiëring van de indiener van het verzoek.

Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de mate van subsidiëring minder was dan bij het laatste onderzoek, maar dat de gewijzigde omstandigheden die tot de geringere subsidiemarge hebben geleid, niet van blijvende aard zijn.

De Raad wordt derhalve voorgesteld zijn goedkeuring te hechten aan bijgaand voorstel voor een beëindigingsverordening, die uiterlijk op 1 juli 2012 moet worden bekendgemaakt.

· Rechtsgrondslag

Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn.

· Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Europese Unie valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing.

· Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is om de volgende redenen in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel:

de vorm van de maatregel wordt voorgeschreven in de basisverordening en laat geen ruimte voor nationale besluitvorming.

Beschrijving van de wijze waarop de financiële en administratieve lasten voor de Unie, de nationale, regionale en plaatselijke overheden, de bedrijven en de burgers zo veel mogelijk worden beperkt en hoe zij in verhouding staan tot het doel van het voorstel: niet van toepassing.

· Keuze van instrumenten

Voorgesteld instrument: verordening.

Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn omdat de basisverordening niet in andere mogelijkheden voorziet.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

2012/0121 (NLE)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek inzake de compenserende maatregelen betreffende de invoer van bepaald polyethyleentereftalaat (pet) van oorsprong uit onder meer India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn ("de basisverordening")[1], en met name de artikelen 19 en 24,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

1.           PROCEDURE

1.1.        Vorig onderzoek en bestaande compenserende maatregelen

(1)       Bij Verordening (EG) nr. 2603/2000[2] heeft de Raad een definitief compenserend recht ingesteld op polyethyleentereftalaat (pet) van oorsprong uit onder meer India ("het oorspronkelijke antisubsidieonderzoek"). De definitieve bevindingen en conclusies van een versneld nieuw onderzoek ingevolge artikel 20 van de basisverordening zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1645/2005 van de Raad[3]. Na een nieuw onderzoek bij het vervallen van maatregelen heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 193/2007[4] een definitief compenserend recht voor nog eens vijf jaar ingesteld. De compenserende maatregelen werden na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek ("het laatste nieuwe onderzoek") gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1286/2008 van de Raad[5]. De compenserende maatregelen bestaan in een specifiek recht. Het recht ligt voor individuele, met name genoemde Indiase producenten op 0 tot 106,5 EUR per ton, terwijl het residuele recht, voor alle andere producenten, 69,4 EUR per ton bedraagt.

(2)       Na een naamswijziging van een van de Indiase ondernemingen, South Asian Petrochem Ltd, concludeerde de Commissie bij Bericht (EG) 2010/C 335/07[6] dat de antisubsidiebevindingen ten aanzien van South Asian Petrochem Ltd ook moeten gelden voor Dhunseri Petrochem & Tea Limited.

1.2.        Bestaande antidumpingmaatregelen

(3)       Bij Verordening (EG) nr. 2604/2000[7] heeft de Raad een definitief antidumpingrecht ingesteld op pet van oorsprong uit onder meer India ("de oorspronkelijke antidumpingverordening"). Vervolgens werd een nieuw onderzoek ("het nieuwe onderzoek in verband met een nieuwe exporteur") uit hoofde van artikel 11, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad[8] ("de antidumpingbasisverordening") voor South Asian Petrochem Ltd uitgevoerd, waarvan de definitieve bevindingen en conclusies zijn opgenomen in Verordening (EG) nr. 1646/2005 van de Raad[9]. Na een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregel heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 192/2007[10] een definitief antidumpingrecht voor nog eens vijf jaar ingesteld. De antidumpingmaatregelen werden na een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek ("het laatste nieuwe antidumpingonderzoek") gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1286/2008 van de Raad. De maatregelen werden vastgesteld op het niveau van de schademarge en bestonden in specifieke antidumpingrechten. Het recht ligt voor individuele, met name genoemde Indiase producenten op 87,5 tot 200,9 EUR per ton, terwijl het residuele recht, voor alle andere producenten, 153,6 EUR per ton bedraagt ("de huidige antidumpingrechten").

(4)       Na een naamswijziging van een van de Indiase ondernemingen, South Asian Petrochem Ltd, concludeerde de Commissie bij Bericht (EG) 2010/C 335/06[11] dat de antidumpingbevindingen ten aanzien van South Asian Petrochem Ltd ook moeten gelden voor Dhunseri Petrochem & Tea Limited.

(5)       Bij Besluit 2005/697/EG[12] heeft de Commissie verbintenissen aanvaard die werden aangeboden door South Asian Petrochem Ltd; daarbij werd een minimuminvoerprijs ("MIP") vastgesteld ("de verbintenis"). Na een naamswijziging concludeerde de Commissie bij Bericht (EG) 2010/C 335/05 dat de door South Asian Petrochem Ltd aangeboden prijsverbintenis ook moest gelden voor Dhunseri Petrochem & Tea Limited.

1.3.        Opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek

(6)       Er is een verzoek om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek uit hoofde van artikel 19 van de basisverordening ingediend door Dhunseri Petrochem & Tea Limited, een Indiase producent-exporteur van pet ("de indiener van het verzoek"). Het verzoek was beperkt tot subsidiëring van de indiener van het verzoek. Deze verzocht tezelfdertijd om een nieuw onderzoek van de huidige antidumpingmaatregelen. Op de producten van de indiener van het verzoek zijn de residuele compenserende en antidumpingrechten van toepassing en voor zijn verkopen in de Unie geldt een verbintenis.

(7)       De indiener van het verzoek verstrekte voorlopig bewijsmateriaal waaruit blijkt dat handhaving van de maatregel op het huidige niveau niet langer noodzakelijk is om de gevolgen van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies te neutraliseren. Hij leverde in het bijzonder voldoende bewijsmateriaal waaruit blijkt dat het door hem ontvangen subsidiebedrag veel lager is dan het recht dat momenteel wordt geheven. Deze vermindering van het totale subsidieniveau zou vooral het gevolg zijn van de beëindiging van zijn status als exportgericht bedrijf (Export Oriented Unit ("EOU")). Met 13,5 % maakte de EOU-regeling verreweg het grootste deel uit van de 13,9 % aan subsidies die tijdens het versnelde nieuwe onderzoek werden vastgesteld.

(8)       Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie is gekomen dat het verzoek voldoende voorlopig bewijsmateriaal bevatte, heeft zij op 2 april 2011 door middel van een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie[13] de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek ("het huidige nieuwe onderzoek") op grond van artikel 19 van de basisverordening bekendgemaakt. Het nieuwe onderzoek betrof alleen de subsidiëring van de indiener van het verzoek.

1.4.        Bij het onderzoek betrokken partijen

(9)       De Commissie heeft de indiener van het verzoek, de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de vereniging van producenten in de Unie officieel van de opening van het nieuwe onderzoek in kennis gesteld. Belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord.

(10)     Een van de belanghebbenden kreeg op zijn verzoek een hoorzitting.

(11)     Om de informatie te verkrijgen die zij voor haar onderzoek nodig achtte, heeft de Commissie de indiener van het verzoek en de Indiase overheid een vragenlijst toegezonden; zij heeft de antwoorden binnen de daarvoor vastgestelde termijn ontvangen.

(12)     De Commissie heeft alle informatie ingewonnen en gecontroleerd die zij voor de bepaling van de hoogte van de subsidiëring nodig achtte. De Commissie voerde controlebezoeken uit bij de indiener van het verzoek in Kolkata, India, en bij de Indiase overheid in New Delhi (directoraat-generaal Buitenlandse Handel en Ministerie van Handel) en Kolkata (afdeling Handel en Industrie (Commerce & Industries Department) van de West-Bengaalse overheid).

1.5.        Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(13)     Het subsidieonderzoek had betrekking op de periode van 1 april 2010 tot en met 31 maart 2011 ("het tijdvak van het nieuwe onderzoek" of "TNO").

1.6.        Gelijktijdig gehouden antidumpingonderzoek

(14)     Op 2 april 2011[14] heeft de Commissie de opening van een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van de huidige antidumpingmaatregelen ingevolge artikel 11, lid 3, van de antidumpingbasisverordening bekendgemaakt; dit onderzoek is beperkt tot dumping door de indiener van het verzoek.

(15)     In het gelijktijdige antidumpingonderzoek werd vastgesteld dat de omstandigheden met betrekking tot de dumping aanzienlijk en blijvend zijn gewijzigd; daarom werden de op de indiener van het verzoek van toepassing zijnde antidumpingmaatregelen gewijzigd.

2.           BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.        Betrokken product

(16)     Het nieuwe onderzoek heeft betrekking op pet met een viscositeitsgetal van 78 ml/g of meer volgens ISO-norm 1628-5, momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20, van oorsprong uit India ("het betrokken product").

2.2.        Soortgelijk product

(17)     Uit het onderzoek bleek dat het in India geproduceerde en in de Unie verkochte betrokken product dezelfde fysische en chemische eigenschappen en hetzelfde gebruik heeft als het in India geproduceerde en op de binnenlandse markt verkochte product. Derhalve luidt de conclusie dat de op de binnenlandse markt verkochte en de uitgevoerde producten soortgelijke producten in de zin van artikel 2, onder c), van de basisverordening zijn.

3.           RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

3.1.        Subsidiëring

(18)     Op basis van de door de Indiase overheid en de indiener van het verzoek verstrekte gegevens en de antwoorden op de vragenlijst van de Commissie werden de volgende regelingen, in het kader waarvan er sprake zou zijn van subsidiëring, onderzocht:

voor het gehele land geldende regelingen:

a)       Duty Entitlement Passbook Scheme ("DEPBS", kredietregeling voor invoerrechten);

b)      Export Oriented Units Scheme ("EOU", regeling exportgerichte bedrijven) / Export Processing Zones Scheme ("EPZ", regeling exportproductiezones) / Special Economic Zones Scheme ("SEZ", regeling bijzondere economische zones);

c)       Export Promotion Capital Goods Scheme ("EPCGS", regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering);

d)      Focus Market Scheme ("FMS", regeling focusmarkten);

e)       Export Credit Scheme ("ECS", regeling exportkredieten)

f)       Income Tax Exemption Scheme ("ITES", regeling voor vrijstelling van inkomstenbelasting);

regionale regelingen:

g)       West Bengal Incentive Scheme (stimuleringsregeling voor West-Bengalen).

(19)     De regelingen a) tot en met d) zijn gebaseerd op de Foreign Trade (Development and Regulation) Act van 1992 (nr. 22), die op 7 augustus 1992 in werking is getreden ("Foreign Trade Act"). Deze wet geeft de Indiase overheid het recht kennisgevingen te doen in verband met het in- en uitvoerbeleid. Deze kennisgevingen worden samengevat in documenten over het buitenlandse handelsbeleid ("FTP", Foreign Trade Policy), die om de vijf jaar door het ministerie van Handel worden uitgegeven en regelmatig worden bijgewerkt. Voor het TNO zijn in dit geval twee documenten van belang: FTP 04-09 en FTP 09-14. Het laatste document is in augustus 2009 van kracht geworden. Bovendien heeft de Indiase overheid de procedures voor FTP 04-09 en FTP 09-14 vastgelegd in deel I van een procedurehandboek ("Handbook of Procedures, Volume I" ("HOP I 04-09" resp. "HOP I 09-14")). Ook het procedurehandboek wordt regelmatig bijgewerkt.

(20)     Regeling e) is gebaseerd op de afdelingen 21 en 35A van de Bankwet van 1949, die de Reserve Bank of India ("RBI") machtigt handelsbanken instructies over exportkrediet te geven.

(21)     Regeling f) is gebaseerd op de Wet op de inkomstenbelasting van 1961, die bij de jaarlijkse Wet op de financiën wordt gewijzigd.

(22)     Regeling g) wordt beheerd door de West-Bengaalse overheid en is neergelegd in een kennisgeving van de afdeling Handel en Industrie van de West-Bengaalse overheid (Government of West Bengal Commerce & Industries Department notification nr. 580-CI/H van 22 juni 1999 (WBIS 1999)), vervangen door kennisgeving nr. 134-CI/O/Incentive/17/03/I van 24 maart 2004 (WBIS 2004).

3.2.        Duty Entitlement Passbook Scheme ("DEPBS", kredietregeling voor invoerrechten)

a)      Rechtsgrondslag

(23)     De DEPBS wordt in detail beschreven in punt 4.3 van FTP 04-09 en FTP 09-14 en in hoofdstuk 4 van HOP I 04-09 en HOP I 09-14.

b)      Criteria om voor deze regeling in aanmerking te komen

(24)     Alle producenten-exporteurs of handelaren-exporteurs komen voor deze regeling in aanmerking.

c)      Toepassing van de DEPBS in de praktijk

(25)     Een in aanmerking komende exporteur kan een DEPBS-krediet aanvragen; dit krediet wordt berekend als percentage van de waarde van de in het kader van deze regeling uitgevoerde producten. De Indiase autoriteiten hebben voor de meeste producten, inclusief het betrokken product, een DEPBS-percentage vastgesteld. Dit percentage staat vast, ongeacht of er daadwerkelijk invoerrechten zijn betaald. Het DEBP-percentage voor het betrokken product bedroeg tijdens het TNO van het huidige onderzoek 8 % van de fob-waarde, met een maximumwaarde van het uitgevoerde product van 58 INR/kg. De maximale subsidie bedraagt derhalve 4,64 INR/kg.

(26)     Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moet een onderneming exporteren. Op het ogenblik dat de uitvoertransactie plaatsvindt, moet de exporteur de Indiase autoriteiten een verklaring overleggen dat de uitvoer in het kader van de DEPBS plaatsvindt. Om de uitvoer van de goederen mogelijk te maken, geven de Indiase douaneautoriteiten tijdens de verzendingsprocedure een ladingsbrief voor de uitvoer af. Daarin is onder meer het bedrag aan DEPBS-krediet vermeld dat voor de uitvoertransactie moet worden toegekend. Op dat moment weet de exporteur dus welk voordeel hij zal ontvangen. Zodra de douaneautoriteiten een ladingsbrief voor de uitvoer afgeven, kan de Indiase overheid niet meer besluiten om al dan niet een DEPBS-krediet toe te kennen. Het DEBPS-percentage voor de berekening van het voordeel is dat wat op het moment van indiening van de uitvoeraangifte van toepassing is. De hoogte van het voordeel kan derhalve niet met terugwerkende kracht worden gewijzigd.

(27)     In overeenstemming met de Indiase standaarden voor jaarrekeningen kunnen DEPBS-kredieten op transactiebasis worden geboekt zodra aan de uitvoerverplichting is voldaan. Zij kunnen worden gebruikt om douanerechten te betalen bij de latere invoer van goederen waarop geen invoerbeperking rust, met uitzondering van kapitaalgoederen. Goederen die met gebruikmaking van DEPBS-kredieten worden ingevoerd, kunnen op de binnenlandse markt worden verkocht (waar zij aan omzetbelasting zijn onderworpen) of op andere wijze worden gebruikt. DEPBS-kredieten zijn vrij overdraagbaar en zijn vanaf de toekenning 24 maanden geldig.

(28)     DEPBS-aanvragen worden langs elektronische weg ingediend en kunnen een onbeperkt aantal uitvoertransacties betreffen. De facto is er geen strikte termijn voor het aanvragen van DEPBS-kredieten. Het elektronische systeem dat voor het beheer van de DEPBS wordt gebruikt, sluit uitvoertransacties die na afloop van de in punt 4.47 van HOP I 04-09 en HOP I 09-14 vermelde termijnen plaatsvinden, niet automatisch uit. Zoals in punt 9.3 van HOP I 04-09 en HOP I 09-14 duidelijk wordt bepaald, kunnen aanvragen die na afloop van de indieningstermijnen worden ontvangen, altijd tegen betaling van een kleine boete (10% van het recht) in overweging worden genomen.

(29)     De indiener van het verzoek bleek tijdens het TNO van deze regeling gebruik te hebben gemaakt.

d)      Conclusies betreffende de DEPBS

(30)     In het kader van de DEPBS worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), en artikel 3, punt 2, van de basisverordening. DEPBS-kredieten zijn een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien zij uiteindelijk zullen worden gebruikt voor de betaling van invoerrechten, waardoor de Indiase overheid inkomsten derft. Bovendien verlenen de DEPBS-kredieten een voordeel aan de exporteur, omdat zijn liquiditeit daardoor verbetert.

(31)     Voorts is de DEPBS rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; zij wordt daarom geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening.

(32)     In tegenstelling tot wat door de indiener van het verzoek wordt beweerd, kan deze regeling niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de strikte voorschriften in bijlage I, onder i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) van de basisverordening. Een exporteur is niet verplicht de goederen die vrij van rechten werden ingevoerd, ook echt bij het productieproces te verbruiken en het kredietbedrag wordt niet berekend op basis van de werkelijk gebruikte inputs. Bovendien is er geen systeem of procedure aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke inputs bij de vervaardiging van het uitgevoerde product werden gebruikt, dan wel of te veel invoerrechten werden betaald in de zin van bijlage I, onder i), en de bijlagen II en III van de basisverordening. Ten slotte komt een exporteur ook als hij geen inputs invoert voor de DEPBS in aanmerking. Om het voordeel te verkrijgen, is het voldoende dat de exporteur goederen uitvoert; hij hoeft niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo komen zelfs exporteurs die al hun inputs op de binnenlandse markt aankopen en geen goederen invoeren die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de DEPBS in aanmerking.

e)      Afschaffing van de DEBPS

(33)     Bij Public Notice No. 54 (RE-2010) /2009-2014 van 17 juni 2011 werd de DEBPS nog een laatste keer met drie maanden verlengd, tot 30 september 2011. Aangezien nadien geen verlenging meer werd bekendgemaakt, is de DEBPS per 30 september 2011 daadwerkelijk ingetrokken. Bijgevolg krijgt de indiener van het verzoek sindsdien ook geen voordelen meer uit deze regeling. Daarom is gecontroleerd of, in overeenstemming met artikel 15, lid 1, van de basisverordening ten aanzien van deze regeling maatregelen moeten worden ingesteld.

(34)     In dit verband werd vastgesteld dat de indiener van het verzoek soortgelijke voordelen ontving uit hoofde van de parallelle regeling voor de terugbetaling van douanerechten. Voor pet bedroeg het recht uit hoofde van deze regeling 5,5 % van de fob-waarde, tot een maximum van 5,50 INR/kg. Aangezien deze regeling gedurende het TNO niet werd toegepast, is het echter niet mogelijk een subsidiebedrag voor deze regeling te berekenen.

(35)     De indiener van het verzoek voerde aan dat de regeling voor de terugbetaling van douanerechten in overeenstemming is met de "richtsnoeren inzake het verbruik van "inputs" in het productieproces" in bijlage II bij de basisverordening, en met name afdeling I van die bijlage. Vastgesteld werd evenwel dat net als bij de DEBPS ook bij deze regeling het recht vaststaat ongeacht of er werkelijk invoerrechten zijn betaald.

f)       Berekening van de hoogte van de subsidie

(36)     Overeenkomstig artikel 3, punt 2, en artikel 5 van de basisverordening werd de hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies berekend aan de hand van het door de ontvanger daarmee verkregen voordeel waarvan het bestaan in het TNO werd vastgesteld. Er werd van uitgegaan dat de ontvanger het voordeel verkreeg op het moment dat een uitvoertransactie in het kader van deze regeling plaatsvond. Op dat moment is de Indiase overheid verplicht afstand te doen van de douanerechten, wat een financiële bijdrage in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), van de basisverordening is.

(37)     Gezien het bovenstaande lijkt het passend om voor de berekening van het op grond van de DEPBS verkregen voordeel uit te gaan van alle kredieten die in het TNO voor alle uitvoertransacties in het kader van deze regeling zijn verworven.

(38)     Wanneer een gerechtvaardigd verzoek daartoe was ingediend, werden de voor het verkrijgen van het krediet gemaakte kosten overeenkomstig artikel 7, lid 1, onder a), van de basisverordening afgetrokken van het aldus berekende voordeel om de hoogte van de subsidie (de teller) te bepalen.

(39)     Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd het bedrag van de subsidie omgeslagen over de totale waarde van de uitvoer in het TNO (de noemer), omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet werd verleend op basis van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(40)     Gezien het bovenstaande werd met betrekking tot deze regeling voor het TNO voor de indiener van het verzoek een subsidiepercentage van 6,7% vastgesteld.

3.3.        Export Oriented Units Scheme ("EOU", regeling exportgerichte bedrijven) / Export Processing Zones Scheme ("EPZ", regeling exportproductiezones) / Special Economic Zones Scheme ("SEZ", regeling bijzondere economische zones)

(41)     Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de indiener van het verzoek in het TNO geen voordelen uit de EOU/EPZ/SEZ had ontvangen. Daarom hoefden deze regelingen voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

3.4.        Export Promotion Capital Goods Scheme ("EPCGS", regeling kapitaalgoederen voor exportbevordering)

a)      Rechtsgrondslag

(42)     De EPCGS wordt in detail beschreven in hoofdstuk 5 van FTP 04-09 en FTP 09-14 en in hoofdstuk 5 van HOP I 04-09 en HOP I 09-14.

b)      Criteria om voor deze regeling in aanmerking te komen

(43)     Producenten-exporteurs, handelaren-exporteurs die banden hebben met ondersteunende producenten, en dienstverleners komen voor deze regeling in aanmerking.

c)      Toepassing in de praktijk

(44)     Indien een onderneming zich tot uitvoer verplicht, mag zij kapitaalgoederen (nieuwe en tweedehands kapitaalgoederen die niet ouder zijn dan tien jaar) tegen een verlaagd recht invoeren. Hiertoe geeft de Indiase overheid op aanvraag en na betaling van een vergoeding een EPCGS-vergunning af. Er geldt een verlaagd invoerrecht van 5 % voor alle kapitaalgoederen die in het kader van de regeling worden ingevoerd. Om aan de uitvoerverplichting te voldoen, moeten de ingevoerde kapitaalgoederen worden gebruikt om in een bepaalde periode een bepaalde hoeveelheid goederen voor uitvoer te vervaardigen. Op grond van FTP 09-14 kunnen kapitaalgoederen in het kader van de EPCGS rechtenvrij worden ingevoerd, maar in dat geval geldt wel een kortere termijn voor het nakomen van de uitvoerverplichting.

(45)     De houder van een EPCGS-vergunning mag de kapitaalgoederen ook op de binnenlandse markt kopen. In dat geval kan de binnenlandse fabrikant van de kapitaalgoederen zelf de onderdelen die nodig zijn om deze kapitaalgoederen te vervaardigen, rechtenvrij invoeren. Een andere mogelijkheid is dat de binnenlandse fabrikant voor de levering van kapitaalgoederen aan de houder van een EPCGS-vergunning gebruikmaakt van de regeling voor met uitvoer gelijkgestelde verkoop.

(46)     De indiener van het verzoek bleek tijdens het TNO van deze regeling gebruik te hebben gemaakt.

d)      Conclusies betreffende de EPCGS

(47)     In het kader van de EPCGS worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), en artikel 3, punt 2, van de basisverordening. De verlaagde rechten zijn een financiële bijdrage van de Indiase overheid, daar deze hierdoor inkomsten derft. Bovendien verkrijgt de exporteur door deze rechtenverlaging een voordeel omdat de liquiditeit van de onderneming hierdoor verbetert.

(48)     Voorts is de EPCGS rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties, aangezien vergunningen in het kader van deze regeling niet kunnen worden verkregen zonder zich tot uitvoer te verplichten. Daarom wordt deze regeling op grond van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen. De indiener van het verzoek heeft aangevoerd dat EPCGS-subsidies voor de aankoop van kapitaalgoederen waarbij al voor het TNO aan de uitvoerverplichting was voldaan, niet meer als afhankelijk van uitvoerprestaties moeten worden beschouwd. Zij zouden derhalve niet als specifieke subsidies moeten worden behandeld en geen aanleiding moeten geven tot compenserende maatregelen. Dit argument moet evenwel worden afgewezen. Belangrijk is dat de subsidie zelf afhankelijk is van uitvoerprestaties, d.w.z. dat zij niet was verleend als de onderneming geen uitvoerverplichting was aangegaan.

(49)     De EPCGS kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of voor vervangende inputs in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zoals bepaald in bijlage I, onder i), van de basisverordening vallen kapitaalgoederen niet onder deze toelaatbare regelingen omdat zij niet worden verbruikt bij de vervaardiging van de uitgevoerde producten.

e)      Berekening van de hoogte van de subsidie

(50)     De hoogte van de subsidie werd overeenkomstig artikel 7, lid 3, van de basisverordening berekend door de niet-betaalde douanerechten op ingevoerde kapitaalgoederen te spreiden over een tijdvak dat overeenstemt met de normale afschrijvingstermijn voor die kapitaalgoederen in de betrokken bedrijfstak, namelijk 18,93 jaar. Bij het subsidiebedrag werd rente opgeteld om de volledige waarde van het voordeel in de loop der tijd weer te geven. Het commerciële rentetarief voor leningen in plaatselijke valuta dat in India tijdens het TNO gold, werd daarvoor geschikt geacht.

(51)     Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening is het subsidiebedrag omgeslagen over de uitvoer in het TNO (de noemer), omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties.

(52)     Met betrekking tot deze regeling werd voor de indiener van het verzoek gedurende het TNO een subsidiepercentage van 0,6% vastgesteld.

3.5.        Focus Market Scheme ("FMS", regeling focusmarkten)

a)      Rechtsgrondslag

(53)     Deze regeling wordt in detail beschreven in de punten 3.9.1 tot en met 3.9.2.2 van FTP 04-09 en de punten 3.14.1 tot en met 3.14.3 van FTP 09-14 en in de punten 3.20 tot en met 3.20.3 van HOP I 04-09 en de punten 3.8 tot en met 3.8.2 van HOP I 09-14.

b)      Criteria om voor deze regeling in aanmerking te komen

(54)     Alle producenten-exporteurs of handelaren-exporteurs komen voor deze regeling in aanmerking.

c)      Toepassing in de praktijk

(55)     In het kader van deze regeling kunnen voor de uitvoer van alle producten naar landen die worden genoemd in aanhangsel 37(C) van HOP I 04-09 en HOP I 09-14 kredietpunten worden verkregen ter waarde van 2,5% van de fob-waarde van de in het kader van deze regeling uitgevoerde producten. Bepaalde soorten uitvoeractiviteiten zijn van de regeling uitgesloten, zoals de uitvoer van ingevoerde of overgeladen goederen, met uitvoer gelijkgestelde verkoop, de uitvoer van diensten en de uitvoer van eenheden die in speciale economische zones actief zijn en van uitvoerondernemingen. Bepaalde soorten producten, zoals diamanten, edele metalen, ertsen, granen, suiker en aardolieproducten, zijn eveneens van de regeling uitgesloten.

(56)     De kredietpunten die in het kader van de FMS kunnen worden verkregen, zijn vrij verhandelbaar en zijn geldig voor een periode van 24 maanden vanaf de datum van afgifte van het relevante kredietpuntencertificaat. Zij kunnen worden gebruikt om douanerechten te betalen op later ingevoerde inputs of goederen, met inbegrip van kapitaalgoederen.

(57)     Het kredietpuntencertificaat wordt afgegeven door de haven van waaruit de uitvoer plaatsvond en nadat de goederen zijn uitgevoerd of verzonden. Zolang de aanvrager de autoriteiten kopieën verstrekt van alle relevante uitvoerdocumenten (zoals exportorder, facturen, ladinglijsten, bankcertificaten), kan de Indiase overheid niet meer besluiten om al dan niet kredietpunten toe te kennen.

(58)     De indiener van het verzoek bleek tijdens het TNO van deze regeling gebruik te hebben gemaakt.

d)      Conclusies betreffende de FMS

(59)     In het kader van de FMS worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), en artikel 3, punt 2, van de basisverordening. Een FMS-kredietpunt is een financiële bijdrage van de Indiase overheid, aangezien het krediet uiteindelijk zal worden gebruikt voor de vereffening van invoerrechten, waardoor de Indiase overheid inkomsten derft. Bovendien verlenen de FMS-kredietpunten een voordeel aan de exporteur, omdat zijn liquiditeit daardoor verbetert.

(60)     Voorts is de FMS rechtens afhankelijk van uitvoerprestaties; daarom wordt zij geacht specifiek te zijn en aanleiding te geven tot compenserende maatregelen in de zin van artikel 4, lid 4, eerste alinea, onder a), van de basisverordening.

(61)     Deze regeling kan niet worden beschouwd als een toelaatbare terugbetalingsregeling voor inputs of vervangende inputs in de zin van artikel 2, punt 1, onder a), ii), van de basisverordening. Zij voldoet niet aan de strikte voorschriften in bijlage I, onder i), bijlage II (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor inputs) en bijlage III (definitie van en regels inzake de terugbetaling van rechten voor vervangende inputs) van de basisverordening. Een exporteur is niet verplicht de goederen die vrij van rechten werden ingevoerd, ook echt bij het productieproces te verbruiken en het kredietbedrag wordt niet berekend op basis van de werkelijk gebruikte inputs. Er is geen systeem of procedure aan de hand waarvan kan worden vastgesteld welke inputs bij de vervaardiging van het uitgevoerde product werden gebruikt, dan wel of te veel invoerrechten werden betaald in de zin van bijlage I, onder i), en de bijlagen II en III van de basisverordening. Een exporteur komt ook als hij geen inputs invoert voor de FMS in aanmerking. Om het voordeel te verkrijgen, is het voldoende dat de exporteur goederen uitvoert; hij hoeft niet aan te tonen dat inputs werden ingevoerd. Zo komen zelfs exporteurs die al hun inputs op de binnenlandse markt betrekken en geen goederen invoeren die als inputs kunnen worden gebruikt, toch voor de FMS in aanmerking. Bovendien kan een exporteur FMS-kredietpunten gebruiken om kapitaalgoederen in te voeren, ook al vallen kapitaalgoederen niet onder de toelaatbare terugbetalingsregelingen voor inputs, zoals vastgesteld in bijlage I, onder i), van de basisverordening, omdat zij niet worden verbruikt bij de productie van de uitgevoerde producten.

e)      Berekening van de hoogte van de subsidie

(62)     Het subsidiebedrag dat aanleiding geeft tot compenserende maatregelen werd berekend op basis van het voordeel voor de verkrijger in het TNO, zoals dit door de indiener van het verzoek werd geboekt in de vorm van inkomsten op het ogenblik dat de uitvoertransactie plaatsvond. Overeenkomstig artikel 7, leden 2 en 3, van de basisverordening werd dit subsidiebedrag omgeslagen over de uitvoer in het TNO (de noemer), omdat de subsidie afhankelijk is van uitvoerprestaties en niet van gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden.

(63)     Het subsidiepercentage dat in het kader van deze regeling voor het TNO voor de indiener van het verzoek is vastgesteld, bedraagt minder dan 0,1%.

3.6.        Export Credit Scheme ("ECS", regeling exportkredieten)

(64)     Vastgesteld werd dat de indiener van het verzoek gedurende het TNO tot 30 juni 2011 preferentiële rentetarieven voor de financiering van zijn uitvoer kreeg. De rechtsgrondslag voor dit preferentiële rentetarief is beschreven in Master Circular on Rupee / Foreign Currency Export Credit & Customer Services to Exporters DBOD No DIR.(Exp). BC 07/04.02.02/2009-10 van de Reserve Bank of India ("RBI"), die aan alle handelsbanken in India is gericht.

(65)     Op 1 juli 2011 werden de voorwaarden van de ECS herzien bij Master Circular on Rupee / Foreign Currency Export Credit & Customer Services to Exporters DBOD No. DIR. (Exp).BC.04/04.02.002/2011-12. Krachtens de herziene voorwaarden krijgt de indiener van het verzoek geen voordelen. In overeenstemming met artikel 15, lid 1, van de basisverordening zal deze regeling daarom niet worden gecompenseerd.

3.7.        Income Tax Exemption Scheme ("ITES", regeling voor vrijstelling van inkomstenbelasting)

(66)     Bij het onderzoek werd vastgesteld dat de indiener van het verzoek in het TNO geen voordelen uit de ITES heeft ontvangen. Daarom hoefde deze regeling voor dit onderzoek niet verder te worden onderzocht.

3.8.        West Bengal Incentive Scheme 1999 ("WBIS 1999", West-Bengaalse stimuleringsregeling)

(67)     West-Bengalen stimuleert subsidiabele industriebedrijven met een aantal voordelen, zoals kwijtschelding van omzetbelasting en nationale omzetbelasting op de verkoop van eindproducten, teneinde de industriële ontwikkeling van economisch achtergebleven gebieden in die staat te stimuleren.

a)      Rechtsgrondslag

(68)     De uitvoering van deze regeling door de West-Bengaalse overheid ("GOWB") wordt uitvoerig beschreven in Notification No 580-CI/H van 22 juni 1999 van de GOWB Commerce & Industries Department.

b)      Criteria om voor deze regeling in aanmerking te komen

(69)     Ondernemingen die in achtergebleven gebieden een nieuwe industriebedrijf openen of een bestaand industriebedrijf sterk uitbreiden, komen in aanmerking voor voordelen uit hoofde van deze regeling. Er is evenwel een uitputtende lijst van niet in aanmerking komende industrieën (negatieve lijst) waardoor ondernemingen op bepaalde werkterreinen niet voor de stimuleringsmaatregelen in aanmerking komen.

c)      Toepassing in de praktijk

(70)     Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moeten de ondernemingen in achtergebleven gebieden investeren. Deze gebieden, die overeenkomen met bepaalde territoriale eenheden in West-Bengalen, zijn naargelang van hun economische ontwikkeling in verschillende categorieën ingedeeld, terwijl er daarnaast ontwikkelde gebieden zijn die van de toepassing van de stimuleringsregelingen zijn uitgesloten. De voornaamste criteria voor het vaststellen van het bedrag van de stimuleringsmaatregelen zijn de omvang van de investering en het gebied waar de onderneming is of zal worden gevestigd.

d)      Conclusie

(71)     In het kader van deze regeling worden subsidies verleend in de zin van artikel 3, punt 1, onder a), ii), en punt 2, van de basisverordening. Het gaat om een financiële bijdrage van de West-Bengaalse overheid, aangezien deze door de verleende stimuleringsmaatregelen, in dit geval kwijtschelding van verschuldigde omzetbelasting en nationale omzetbelasting op de verkoop van eindproducten, belastinginkomsten derft. Bovendien verkrijgt een onderneming door deze stimuleringsmaatregelen een voordeel; zij verbetert immers haar financiële situatie omdat anders verschuldigde belastingen niet worden betaald.

(72)     Verder is deze regeling specifiek in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), en lid 3, van de basisverordening omdat zij alleen beschikbaar is voor bepaalde ondernemingen die in een bepaald geografisch gebied binnen het rechtsgebied van de betrokken staat hebben geïnvesteerd. De regeling is niet beschikbaar voor ondernemingen buiten deze gebieden, terwijl bovendien de hoogte van het voordeel gedifferentieerd is naargelang van het betrokken gebied.

(73)     De WBIS 1999 geeft daarom aanleiding tot compenserende maatregelen.

e)      Berekening van de hoogte van de subsidie

(74)     Het subsidiebedrag werd berekend aan de hand van het bedrag van de omzetbelasting en de nationale omzetbelasting op de verkoop van eindgoederen dat normaalgesproken gedurende het TNO verschuldigd is, maar als gevolg van deze regeling niet werd betaald. Overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening werd het subsidiebedrag omgeslagen over de totale verkoop in het TNO, omdat de subsidie niet afhankelijk is van de uitvoer of van de gefabriceerde, geproduceerde, uitgevoerde of vervoerde hoeveelheden. De verkregen subsidie bedroeg 1,4 %.

3.9.        Hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies

(75)     Voor de indiener van het verzoek bedragen de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, zoals vastgesteld in overeenstemming met de basisverordening, 8,7% ad valorem. Dat is meer dan de in artikel 14, lid 5, van de basisverordening genoemde drempel.

(76)     De in deze procedure voor de indiener van het verzoek vastgestelde subsidieniveaus bedragen:

REGELINGEN || DEPBS || EPCGS || FMS || WBIS || Totaal

Dhunseri Tea & Petrochem || 6,7 % || 0,6 % || < 0,1 % || 1,4 % || 8,7 %

(77)     Ingevolge artikel 19 van de basisverordening wordt daarom geoordeeld dat de subsidiëring in het TNO is voortgezet.

3.10.      Blijvende aard van de gewijzigde omstandigheden op subsidiegebied

(78)     Overeenkomstig artikel 19, lid 4, van de basisverordening werd ook onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(79)     Vastgesteld werd dat de indiener van het verzoek ook in het TNO tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies van de Indiase overheid ontving. Verder werd tijdens dit nieuwe onderzoek een lager subsidiepercentage vastgesteld dan tijdens het vorige onderzoek. Ook werd vastgesteld dat de door de indiener van het verzoek aangevoerde en in overweging 7 vermelde veranderingen inderdaad hebben plaatsgevonden. Het klopt dat de indiener van het verzoek, zoals in overweging 41 is vermeld, gedurende het TNO niet langer profiteerde van de EOU-regeling.

(80)     Er werd evenwel ook vastgesteld dat de belangrijkste door de indiener van het verzoek gebruikte regeling (nl. de DEBPS) per 30 september 2011 is stopgezet, en dat de indiener van het verzoek nu gebruik maakt van een andere regeling die tijdens het TNO niet werd gebruikt (nl. terugbetaling van douanerechten). Het is derhalve duidelijk dat de situatie zoals die gedurende het TNO bestond, niet van blijvende aard is, daar deze intussen grondig is gewijzigd.

(81)     Derhalve wordt geconcludeerd dat het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek moet worden beëindigd zonder dat de van kracht zijnde compenserende maatregelen worden gewijzigd. De indiener van het verzoek en de andere belanghebbenden zijn in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wilde voorstellen het onderzoek te beëindigen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de compenserende maatregelen met betrekking tot de invoer van polyethyleentereftalaat, momenteel ingedeeld onder GN-code 3907 60 20, van oorsprong uit onder meer India wordt beëindigd zonder dat de van kracht zijnde maatregelen worden gewijzigd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De Voorzitter

[1]               PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

[2]               PB L 301 van 30.11.2000, blz. 1.

[3]               PB L 266 van 11.10.2005, blz. 1.

[4]               PB L 59 van 27.2.2007, blz. 34.

[5]               PB L 340 van 19.12.2008, blz. 1.

[6]               PB C 335 van 11.12.2010, blz. 7.

[7]               PB L 301 van 30.11.2000, blz. 21.

[8]               PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

[9]               PB L 266 van 11.10.2005, blz. 10.

[10]             PB L 59 van 27.2.2007, blz. 1.

[11]             PB C 335 van 11.12.2010, blz. 6.

[12]             PB L 266 van 11.10.2005, blz. 62.

[13]             PB C 102 van 2.4.2011, blz. 15.

[14]             PB C 102 van 2.4.2011, blz. 18.

Top