Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52012AE0467

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Groenboek betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale eengemaakte markt” (COM(2011) 427 final)

    PB C 143 van 22.5.2012, p. 69–73 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.5.2012   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 143/69


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Groenboek betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale eengemaakte markt”

    (COM(2011) 427 final)

    2012/C 143/13

    Rapporteur: LEMERCIER

    De Commissie heeft op 13 juli 2011 besloten om, overeenkomstig art. 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het

    "Groenboek betreffende de onlinedistributie van audiovisuele werken in de Europese Unie: mogelijkheden en uitdagingen voor een digitale eengemaakte markt"

    COM(2011) 427 final.

    De afdeling Interne Markt, Productie en Consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 1 februari 2012 goedgekeurd.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 22 en 23 februari 2012 gehouden 478e zitting (vergadering van 22 februari) onderstaand advies met 226 stemmen vóór, bij 10 onthoudingen, goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1   Het EESC vestigt de aandacht op de jurisprudentie van het Hof van Justitie waaruit blijkt dat er, wat het auteursrecht betreft, bij de uitwisseling van bestanden op het internet een evenwicht moet worden gevonden tussen verschillende grondrechten. (1) Het auteursrecht is niet absoluut en kan niet worden beschermd door providers (ISP) algemeen internetbestanden te laten filteren (zie de zaak Scarlet v. SABAM). Opslagmedia die niet worden gebruikt om kopieën te maken van digitale audiovisuele inhoud, zoals harde schijven voor het bedrijfsmanagement, mogen niet worden onderworpen aan de heffing voor dergelijke informatiedragers (Zaak Padawan). Rekening houdend met de zich ontwikkelende jurisprudentie van het Hof van Justitie zouden bepaalde lidstaten hun al te strenge wetgeving moeten aanpassen om de ontwikkeling van de onlinedistributie van audiovisueel werk niet in de weg te staan.

    1.2   De markt voor dit werk kan ook groeien door aantrekkelijke, betaalbare verkoopmodellen: het online aanbieden van muziek of films is veel goedkoper dan de distributie van cd's en dvd's. Deze aanzienlijke besparing van distributiekosten zou ook de consument ten goede moeten komen en er tegelijkertijd voor moeten zorgen dat auteurs genoeg verdienen om hun artistieke en literaire werk te kunnen voortzetten. Verder zou het auteursrecht om redenen van algemeen belang moeten worden aangepast. Zo zouden gehandicapten zonder al te hoge kosten toegang moeten hebben tot de werken in kwestie. Zoals het EESC al voorstelde in een advies van 2010 (2) zouden de uitzonderingen en beperkingen nog verder uitgebreid kunnen worden om de toegang van kansarme bevolkingsgroepen tot bibliotheken en openbare culturele centra te vergemakkelijken.

    1.3   Internet is uitgegroeid tot een universele drager van online-aanbiedingen. Via de invoering van bindende normen moeten er technische en juridische eisen komen om ervoor te zorgen dat de distributeurs van content de persoonlijke levenssfeer van hun klanten respecteren en om de neutraliteit van het internet te garanderen. Als er genoeg bewijs is voor illegaal kopiëren en de houder van de auteursrechten of naburige rechten dient een klacht in, dan mag zonder uitdrukkelijke opdracht van een rechter niet het hele internetverkeer worden gefilterd. (3)

    1.4   Bovendien mogen instellingen die audiovisueel werk beheren en bibliotheken niet de dupe worden van een al te strenge aanscherping van de wetgeving ter bescherming van auteursrechten. Zij moeten de werken tenslotte, in het culturele streven naar popularisering en duurzame bescherming van kunstenaars en scheppende kunstenaars, bewaren en ter beschikking stellen en dienen ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk mensen – met name basisschoolleerlingen, middelbare scholieren en studenten – er toegang toe hebben. Een en ander dient het algemeen belang, dat onder meer belichaamd wordt door de strategie Europa 2020, de Digitale agenda en de culturele strategie (4). Ook de voorgestelde richtlijn over verweesde werken, die op steun van het EESC kan rekenen (5), zou een grote bijdrage moeten leveren aan het welslagen van de nationale en Europese cultuurstrategieën.

    1.5   De drie grootste internationale distributeurs, die driekwart van de markt in handen hebben en over de nodige financiële en technische middelen beschikken om hun klanten in Europa en de rest van de wereld te bedienen, bewegen zich zonder veel moeite op de internationale online-distributiemarkt.

    1.5.1

    De Commissie zou met concrete voorstellen moeten komen voor de grote hoeveelheid kleine en middelgrote bedrijven, die samen de ware culturele en artistieke rijkdom van Europa – met zijn grote diversiteit aan talen en literaire en cinematografische werken – vertegenwoordigen, zodat zij actief kunnen worden op de eengemaakte markt voor de onlinedistributie van audiovisueel werk.

    1.6   Het EESC vraagt aandacht voor een aantal voorstellen in de KEA-Cema-studie van oktober 2010, zoals het gezamenlijk delen van catalogi en één-loket-systemen voor de distributie van content aan het Europese publiek. (6) Bovendien is de analyse van de marktontwikkelingen grondig en relevant. De verkoopstrategieën en nieuwe businessmodellen moeten de legale distributie van de werken ten goede komen en zo voor elke window zoveel mogelijk inkomsten genereren en de werken optimaal te benutten. Kenmerkend voor de verkoopbevordering is, naast de inzet van klassieke reclamemiddelen, het gebruik van sociale media en buzz-marketing.

    1.7   Eén alomvattende Europese gedragscode voor het auteursrecht, zoals voorgesteld door de Commissie, kan in de vorm van een richtlijn bijdragen tot een noodzakelijkerwijs grotere harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten. Deze gedragscode zou in de plaats komen van diverse EU-richtlijnen over hetzelfde onderwerp en de lidstaten zouden regelmatig verslag moeten uitbrengen over de omzetting ervan. De strategie Europa 2020 (7) zou ook moeten worden verwerkt in deze Europese gedragscode voor het auteursrecht.

    1.7.1

    Deze gedragscode zou de vraag naar het land van oorsprong bij de toepassing van de wetgeving in kwestie minder belangrijk maken en de weg banen naar een ware harmonisering. Financiert een lidstaat een cinematografisch werk, dan dient hij bij het vaststellen van de toepasselijke wetgeving beschouwd te worden als het land van oorsprong. Met het oog op de keuze van de toepasselijke wetgeving zou de Commissie ook de mogelijkheid van een "Europese oorsprong" moeten overwegen. (8)

    1.7.2

    Nagegaan moet worden of het mogelijk is om oneerlijke bedingen te weren uit contracten waarin de auteur (of de auteurs) van een werk zijn (hun) rechten overdraagt (overdragen) aan producenten/distributeurs. Maar al te vaak gelden deze rechten namelijk voor alle bestaande en toekomstige technologie en ontbreekt er een clausule die de auteur laat delen in de opbrengsten gegenereerd door het gebruik van nieuwe informatiedragers en nieuwe vormen van doorgifte van audiovisuele inhoud (zoals Blue-Ray en IPTV (9)).

    1.7.3

    Inhoud mag niet als koopwaar worden beschouwd. Hiermee moet rekening worden gehouden als het gaat om onlinedistributie, een vorm van culturele dienstverlening waarbij betekenis ("meaning") wordt gedistribueerd.

    1.7.4

    Het EESC benadrukt nogmaals dat gezorgd moet worden voor breedbandverbindingen, zodat internetgebruikers via een goede en snelle verbinding – kabeltelevisie, IPTV en VOD (10) – kunnen kijken en luisteren naar audiovisuele werken.

    1.8   De bevoegde diensten van de Commissie zouden moeten onderzoeken of het mogelijk is om voor eigendomsrechten inzake audiovisuele werken (11) databeheersystemen in het leven te roepen. Hierbij zouden de kenmerken en behoeften van kleine en middelgrote bedrijven voorop moeten staan. Hetzelfde geldt voor de invoering van grensoverschrijdende licenties van een eigendomstitel, die voor de hele Europese markt gelden. Kleine Europese producenten zouden moeten worden aangemoedigd en geholpen (12) om hun catalogi te laten opnemen in een Europees identificatiesysteem, met een (vrijwillig) gedeelte waarin informatie staat over de houders van de in de vorm van een grensoverschrijdende licentie gegoten auteursrechten en naburige rechten.

    1.9   Het systeem voor het verwerven van rechten zou een transparante en eerlijke verdeling van de voor de rechtenhouders bestemde opbrengsten moeten garanderen. (13) De beheersactiviteiten van de met de inning van royalty's belaste instanties zouden jaarlijks aan onafhankelijke en voor de auteurs en het publiek inzichtelijke controles moeten worden onderworpen; op die manier wordt democratisch toezicht gehouden op hun activiteiten en hun bijdragen aan de culturele ontwikkeling. (14)

    1.10   Op basis van de reacties van de belanghebbende partijen op het Groenboek zou de Commissie moeten overwegen om in het tweede halfjaar van 2012 – en na een conferentie in het eerste halfjaar van 2012 met de belanghebbende partijen, zoals openbare instellingen (15), het EESC zelf (ambtshalve), vakbonden, Europese verenigingen die consumenten, auteurs en distributeurs vertegenwoordigen – een witboek uit te brengen met concretere voorstellen voor eventuele stappen om ondanks de taalbarrières een eengemaakte Europese markt van audiovisuele werken in te voeren. Hierbij kunnen zich uiteraard technische en juridische problemen voordoen, maar deze hoeven volgens het EESC niet onoverkomelijk te zijn.

    2.   Inhoud van de Commissiemededeling

    2.1   Dit advies houdt rechtsreeks verband met de strategie Europa 2020 en ligt in het verlengde van de mededeling van de Commissie "Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten" (16), ofwel de IER-strategie.

    2.2   De culturele sector is belangrijk voor de EU-economie: er zijn 6 miljoen mensen in werkzaam en de sector heeft een jaarlijkse marktwaarde van 500 miljard euro, ofwel 3% van Europa's bbp. Door de technologische ontwikkelingen is er een ingrijpende verandering gaande van de manier waarop audiovisueel werk wordt verspreid. Digitale technologie, breedband en superbreedband, cloud computing, de mogelijkheid om audiovisueel werk naar de pc en mobiele telefoons te downloaden/streamen zetten de traditionele distributiekanalen op losse schroeven.

    2.3   In het groenboek worden weliswaar diverse mogelijkheden behandeld, maar de Commissie maakt zich sterk voor één, op grensoverschrijdende en pan-Europese licenties stoelende aanpak van de auteursrechtenkwestie.

    2.4   Volgens de Commissie moet de vereffening van rechten voor de onlinetransmissie van audiovisuele mediadiensten (zoals films) buiten het grondgebied van de eerste uitzending worden vereenvoudigd. Hetzelfde geldt voor video-on-demanddiensten, waarvoor andere rechten nodig zijn dan de rechten voor de eerste uitzending.

    2.5   Voor de gelijktijdige doorgifte van een uitzending is volgens de Commissie een speciale vergunning van de rechtenhouders nodig.

    2.6   De rechten voor de gelijktijdige doorgifte uit andere lidstaten moeten krachtens de "Satelliet- en kabelrichtlijn (17)" door een auteursrechtenmaatschappij worden beheerd. Deze rechten komen bij de rechten die rechtstreeks met de omroepen zelf worden vereffend.

    2.7   Wat doorgifte via de kabel betreft wijst de Commissie erop dat rechtenvertegenwoordigende organisaties niet altijd een volmacht hebben om de desbetreffende rechten te verlenen.

    2.8   Ten slotte zijn sinds een paar jaar ook operatoren van Digital Subscriber Line (DSL), Internet Protocol TeleVision (IPTV) en Digital Terrestrial Television (DTT) en nieuwe digitale platforms actief in de doorgiftediensten voor uitzendingen, wat de handhaving van de huidige wetgeving alleen nog maar moeilijker maakt.

    2.9   De EU produceerde in 2009 bijna 1 200 films. Wat het bioscoopbezoek in de EU betreft hadden Europese films een marktaandeel van nauwelijks 25%, tegen 68% voor Amerikaanse films. In de VS hebben EU-films slechts een marktaandeel van 7%. Uit commerciële overwegingen brengen producenten en distributeurs in de EU hun films achtereenvolgens op verschillende mediaplatforms uit. Meestal is een film eerst in de bioscoop te zien, dan op video, dan via video on demand, vervolgens op betaaltelevisie en ten slotte op gratis te ontvangen televisie. Door de ontwikkeling van buiten het land van productie aangeboden VoD-diensten neemt het aantal partners en dus ook het aantal contracten toe.

    Om deze procedures in te dammen stelt de Commissie een collectief beheer van de werken voor en een één-loket-systeem voor de collectieve licentieverlening van rechten.

    2.10   Het andere gedeelte van het Groenboek gaat over de vergoeding van auteurs

    In de meeste lidstaten wordt deze vergoeding beheerd door de producenten die de auteurs een vast bedrag uitbetalen als "buy out" voor hun bijdrage aan een audiovisueel werk. In deze landen krijgen auteurs dus niet systematisch een extra vergoeding als hun werk online komt. In sommige lidstaten ontvangen collectieve beheersorganisaties die de auteurs vertegenwoordigen een vergoeding per gebruik. In sommige andere landen dient de einddistributeur de auteur "per gebruik" te vergoeden.

    2.11   Vergoeding voor uitvoerende kunstenaars

    Deze vergoeding is nu meestal contractueel vastgelegd en wordt met een vast bedrag uitbetaald. De Commissie stelt een billijker systeem voor waarbij collectieve beheersorganisaties het recht van deze kunstenaars op een eerlijke vergoeding afdwingen. Ze wijst er echter ook op dat deze nieuwe rechten tot economische – en dus juridische – onzekerheid voor producenten zouden kunnen leiden, wat een rem zou zetten op de onlineverspreiding van de werken in kwestie.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1   Met haar groenboek wil de Commissie de nationale wetgevingen harmoniseren en aldus de interne markt verder voltooien.

    De sector omvat cultuur en haar digitale distributiekanalen. Cultuur heeft te maken met de geschiedenis van een land, met zijn taal, zijn tradities, zijn strevingen, en is daarom een zeer speciaal en uiterst gevoelig liggend onderwerp. De sector kan dan ook niet als een klassieke economische sector en zelfs niet als een traditionele sector van algemeen economisch belang worden behandeld. De aanpak die de Commissie in haar groenboek voorstelt lijkt te veel gericht op de consument. Haar analyse van de verschillende mechanismen is echter grondig en zo goed als uitputtend.

    3.2   In de uiterst compacte tekst kaart zij allerlei uiteenlopende onderwerpen aan, maar haar prioriteit is de totstandbrenging van een interne markt voor de sector.

    3.3   Wat audiovisuele uitzendingen en de bijbehorende rechten betreft gaat de Commissie uit van een aantal observaties.

    Ten eerste werkt het huidige systeem in haar ogen niet: het is complex en kost de eindgebruiker veel geld. Ten tweede zou aggregatie van nationale producties volgens haar de commerciële levensvatbaarheid van de markt in haar geheel kunnen verhogen. Voor VoD-systemen die onafhankelijk zijn van de grote toegangaanbieders of van iTunes is het moeilijk om exclusieve territoriale of Europese rechten te verkrijgen voor de betrokken werken; deze rechten zijn vaak in handen van de producenten, die via andere kanalen (vooral dvd-verkoop) zoveel mogelijk winst proberen te maken.

    3.4   Naar een centraal licentiebeheer (middelen en informatiebronnen bundelen om de sector te ontwikkelen).

    De Commissie stelt voor om online rechten voor grensoverschrijdende diensten te verhandelen en pleit voor de invoering van een uniform model waarbij licenties worden verleend die voor verschillende gebieden gelden.

    Voor bepaalde taalgebieden kan dat een oplossing zijn.

    3.5   Door de vele verspreidingskanalen, de vele interactieve ontvangers en de mobiliteit van de klanten staan de economische modellen van de distributienetwerken onder grote druk.

    3.6   De toekenning van vergunningen en licenties is heden ten dage vooral een zaak van de lidstaten, waarbij de producenten van een werk en de onlineverspreiders ervan contractuele verbintenissen aangaan. Het door de Commissie voorgestelde systeem heeft onmiskenbaar voordelen, vooral wat de snelle en eenvoudige toegang tot door producenten geleverde gegevens betreft. Het kan nationale werken, die anders binnen de landsgrenzen zouden blijven, een bredere verspreiding geven.

    3.7   Het is niettemin wel zo dat de omzetting van de richtlijn inzake satellietuitzendingen vijftien jaar geleden niet heeft geleid tot pan-Europese diensten voor dergelijke uitzendingen.

    3.8   Aan de invoering van een Europees register voor werken kunnen moeilijk in te schatten risico's kleven.

    Een dergelijke database zou een louter informatief karakter moeten hebben.

    Registratie zou zeker geen voorwaarde mogen zijn voor de bescherming van auteursrechten.

    3.9   Een dergelijk Europees register zou de Europese krachten op het gebied van productie en verspreiding bundelen, zodat Europa de concurrentiestrijd aankan met grote Hollywoodstudio's, die bezig zijn zich op de Europese markt te organiseren.

    Interessant in dit verband is bovendien dat juist die grote Amerikaanse studio's (zoals Warner Bros en Disney) momenteel werken aan een internationaal systeem (Entertainment Identifier Registry) waarbij audiovisuele werken een uniek identificatienummer krijgen.

    3.10   En Franse producenten ontwikkelen sinds 2004 het ISAN-systeem (ISAN = International Standard Audiovisual Number). De hierboven genoemde cijfers over de productie van Europese en Amerikaanse films zijn verontrustend. Bioscoopbezoekers in Europa gaan in 75% van de gevallen naar een Amerikaanse film. De manier waarop zo'n systeem wordt beheerd is dus van essentieel belang.

    3.11   Zoals bekend leggen producenten tijdens de onderhandelingen met verspreiders van audiovisueel werk contractueel vast welke vaste bedragen moeten worden uitbetaald aan auteurs en rechthebbenden. Ook garanderen zij dat deze bedragen daadwerkelijk worden uitgekeerd. Door middel van een centraal beheerd systeem kan het probleem van de vergoeding van rechthebbenden gedeeltelijk worden verholpen. Het aantrekkelijke idee van een vergoeding die is gebaseerd op het aantal keren dat een werk gedurende een groot aantal jaren is bekeken of beluisterd lijkt echter moeilijk realiseerbaar.

    3.12   Er is sprake van een belangenconflict tussen producenten, filmdistributeurs en medewerkers. Producenten willen dat hun films eerst in de bioscoop komen omdat dat de best mogelijke reclame ervoor is. Distributeurs willen op hun beurt dat films sneller voor hen beschikbaar komen, zodat zij ze als video, via betaaltelevisie of via video on demand kunnen aanbieden.

    3.13   Gezien de toenemende invloed van IPTV, ADSL en digitale platforms moet volgens het EESC onderhandeld worden over een betere afstemming van deze termijnen. Het zou zeer interessant zijn om een systeem in te voeren voor inventarisatie van oudere werken waarop geen exclusieve rechten meer rusten, gekoppeld aan een database van rechthebbenden.

    3.14   De Commissie zet dus in op een collectief beheer van de werken (database) om de sector te stimuleren. Zal de EU in staat zijn om de machtige Amerikaanse multinationals het hoofd te bieden? Het is zonder meer riskant om de huidige nationale systemen abrupt de rug toe te keren.

    3.15   Voordat de huidige nationale systemen worden vervangen of verzwakt moet volgens het EESC eerst goed worden nagedacht. Zoals gezegd zijn de lobbyisten die de belangen van Amerikaanse maatschappijen behartigen zeer effectief, en uiteraard dringen zij aan op de liberalisering van deze uiterst winstgevende sector.

    3.16   Met haar voorstel wil de Commissie de verspreiding van de werken in kwestie uitbreiden en reguleren. De technische en regulatorische signalen die de Commissie afgeeft zijn dan ook belangrijk, omdat ze vaart kunnen zetten achter een al door anderen in gang gezette liberalisering.

    3.17   Het EESC steunt onomwonden elke maatregel van de Commissie waardoor de burger gemakkelijker toegang krijgt tot online werken. Deze toegang zou in de hele EU en tegen betaalbare prijzen mogelijk moeten zijn. Een en ander zou de verspreiding van de cultuur van de lidstaten ten goede komen en in Europa beter onderwijs aan jongeren mogelijk maken. Verder kunnen bepaalde vormen van "versioning", zoals het invoegen van reclame in werken die in hun oorspronkelijke opzet reclamevrij waren, indruisen tegen de culturele bedoelingen van de onlinedistributie, ook al zouden deze verminkte versies gratis of voor een zeer geringe prijs gedistribueerd kunnen worden. Deze overwegingen zouden kunnen worden opgenomen in een vrijwillige kwaliteitscode voor distributeurs van werken via internet, de kabel of de ether, die zichzelf aldus zouden verplichten tot het grootst mogelijke respect voor originele werken.

    3.18   In zijn advies over de Commissiemededeling "Een eengemaakte markt voor intellectuele-eigendomsrechten" (18) wijst het EESC op de grote verscheidenheid van nationale modellen en de onderling strijdige manieren waarop de auteursrechten op cultureel gebied worden geregeld. In het besef dat de discussie hierover nog niet helemaal is afgerond denkt het EESC daarom dat allereerst de principes van een Europese code zouden moeten worden vastgesteld. In eerste instantie zouden in deze code, waarvoor als uitgangspunt het respect voor de culturele eigenheid van elk land dient te gelden, alleen de eenvoudige, essentiële principes moeten worden gedefinieerd waar elk land zich bij de toekenning van licenties hoort te houden.

    3.19   Het verdient geen aanbeveling om het land-van-oorsprong-beginsel een bredere toepassing te geven, aangezien dienstverlenende bedrijven dit – op zichzelf goede – beginsel kunnen omzeilen door zich in het land van hun keuze te vestigen. De Commissie heeft ook een aantal projecten en raadplegingen op touw gezet om ervoor te zorgen dat netbeheerders investeren in nieuwe netten die het verkeer aankunnen en daarbij een goede en betaalbare kwaliteit leveren.

    3.20   In het groenboek stelt de Commissie dat een collectief beheer van rechten tot een snellere groei van digitale netwerken zal leiden. Wel is er eerst antwoord nodig op de vraag of de netbeheerders financieel in staat zijn om moderniseringen door te voeren en hun distributiecapaciteit uit te breiden. Het EESC-advies "Het open internet en netneutraliteit in Europa (19)" biedt een goede onderbouwing voor bepaalde opmerkingen van de Commissie in het groenboek.

    3.21   De rechten voor de gelijktijdige doorgifte uit andere lidstaten moeten krachtens de "Satelliet- en kabelrichtlijn" door een auteursrechtenmaatschappij worden beheerd. Deze rechten komen bij de rechten die rechtstreeks met de omroepen zelf worden vereffend. Deze dubbele procedure mag omslachtig lijken, maar is nodig om onderbrekingen van programma's te voorkomen (gebruik van dragers die al voor andere uitzendingen worden aangewend).

    3.22   Volgens de Commissie zijn nationale financieringssystemen essentieel voor de ontwikkeling van de audiovisuele sector. Zij steunt het programma MEDIA, dat is opgericht om de verspreiding van audiovisuele werken over meerdere landen een impuls te geven. Het EESC is het eens met de Commissie, maar ziet tegelijkertijd dat de subsidies afnemen en dat financiers van films al hun krachten bundelen.

    Brussel, 22 februari 2012

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Staffan NILSSON


    (1)  Recente zaken: Padawan en SABAM

    (2)  PB C 228, 22.9.2009, blz. 52

    (3)  Zaak SABAM v. Scarlet.

    (4)  COM(2007) 242 final.

    (5)  PB C 376 van 22.12.2012, blz. 66

    (6)  "Multi-Territory Licensing of Audiovisual Works in the European Union", onafhankelijke studie voor DG Informatiemaatschappij en Media van de Europese Commissie, okt. Zie ook de mededeling "Creatieve online-inhoud in de interne markt", COM(2007) 836 final.

    (7)  PB C 68, 6.3.2012, blz. 28.

    (8)  28e regeling, ook al voorgesteld door het EESC met betrekking tot het Europese contractrecht, PB C 21, 21.01.11, blz. 26

    (9)  Internettelevisie.

    (10)  Video on demand.

    (11)  Werk van producenten aan het internationale systeem om aan werken een identificatienummer toe te kennen (ISAN, International Standard Audiovisual Number). Maar ISAN is vrijwillig en bevat geen informatie over rechtenhouders. Een aantal grote Amerikaanse studio's werkt aan een soortgelijk systeem (EIDR, Entertainment Identifier Registry - eidr.org/how-eidr-works ), waarbij een code wordt toegewezen en ontwikkelaars API's krijgen; informatie over de rechtmatige eigenaars van de werken ontbreekt echter.

    (12)  Bijvoorbeeld met het programma MEDIA, dat naar verwachting afloopt in 2013 en dan vervangen zou kunnen worden door een nieuw steunprogramma.

    (13)  PB C 68, 6.3.2012, blz. 28.

    (14)  Id.

    (15)  Nationale instellingen die films, bibliotheken en culturele centra financieren.

    (16)  COM(2011) 287 final.

    (17)  Richtlijn 93/83/EEG (PB L 248 van 6.10.1993, blz. 15).

    (18)  PB C 68, 6.3.2012, blz. 28.

    (19)  PB C 24 van 28.01.2012, blz. 139


    Top