EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011XX1119(03)

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/38.344 — Spanstaal (Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures ( PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21 ))

PB C 339 van 19.11.2011, p. 5–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

19.11.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 339/5


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/38.344 — Spanstaal

(Opgesteld overeenkomstig de artikelen 15 en 16 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21))

2011/C 339/05

Deze zaak betreft langlopende prijs- en quotaregelingen tussen Europese leveranciers van spanstaal.

I.   DE SCHRIFTELIJKE PROCEDURE

1.   Mededeling van punten van bezwaar en achtergrond

Op 30 september 2008 deed de Commissie 40 bedrijven (hierna tezamen „de partijen” genoemd), die 18 ondernemingen vormen, een mededeling van punten van bezwaar toekomen.

Het onderzoek van de Commissie kwam er nadat het Bundeskartellamt in 2002 documenten had overhandigd, en het werd aangevuld door een verzoek om boete-immuniteit dat op grond van de clementieregeling van 2002 (1) was ingediend. Nadat de Commissie voorwaardelijke boete-immuniteit had verleend, voerde zij onaangekondigde inspecties uit bij een groot aantal producenten van spanstaal en één andere onderneming. Na deze inspecties ontving de Commissie nog andere clementieverzoeken. Vooraleer de mededeling van punten van bezwaar vast te stellen, heeft de Commissie deze clementieverzoekers meegedeeld dat zij geen boete-immuniteit konden krijgen, en heeft zij hun haar voorlopige conclusies meegedeeld ten aanzien van de mogelijkheden voor een boetevermindering en, in voorkomend geval, ook aangegeven binnen welke bandbreedte deze vermindering zou liggen.

Op basis van de verzamelde gegevens kwam de Commissie tot de voorlopige conclusie dat de partijen, gedurende uiteenlopende perioden, één enkele voortgezette inbreuk en/of herhaalde inbreuken hadden gemaakt op artikel 101 VWEU (sinds 1 januari 1984) en op artikel 53, lid 1, van de EER-Overeenkomst (voor de periode van 1 januari 1994 tot 19 september 2002).

2.   Toegang tot het dossier

De partijen kregen in oktober 2008 toegang tot het dossier via een dvd. Zij kregen ten kantore van de Commissie ook toegang tot mondelinge en schriftelijke verklaringen die in het kader van de clementieregeling waren gedaan. In dat verband verheugt het mij te mogen vaststellen dat, ondanks de omvang en de complexiteit van het dossier, geen van de partijen kwesties aan de orde heeft gesteld die de toegang tot het dossier betreffen.

3.   Termijnen voor een schriftelijke reactie

De partijen hadden aanvankelijk een termijn van zes weken (te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van de dvd met het dossier) de tijd om schriftelijk te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar. Een aantal partijen heeft gemotiveerde verzoeken ingediend om deze termijn te verlengen, verzoeken waarin ik heb bewilligd. Alle partijen hebben binnen de termijn geantwoord.

II.   DE MONDELINGE PROCEDURE

Op 11 en 12 februari 2009 vond een hoorzitting plaats, waaraan werd deelgenomen door vertegenwoordigers van alle partijen, op vier na.

In de mondelinge presentatie van met name één onderneming (met onder meer presentaties van één persoon) werden de in de mededeling van punten van bezwaar aangevoerde feiten met betrekking tot de mogelijke betrokkenheid van die onderneming bij het kartel fel betwist. De betrokken onderneming verschafte onder meer bewijsmateriaal dat zij in de betrokken periode een scherpe concurrentiestrijd had gevoerd. In haar schriftelijke antwoord voerde zij vergelijkbare argumenten aan.

III.   HET ONTWERP-BESLUIT

In het ontwerp-besluit handhaaft de Commissie in wezen haar bezwaren zoals die in de mededeling van punten van bezwaar zijn uiteengezet. Na de schriftelijke en mondelinge verklaringen van de partijen zijn zowel de betrokken producten als de aard van de mogelijke mededingingsverstorende gedragingen enigszins ingeperkt.

Vier partijen (rechtspersonen) tot wie de mededeling van punten van bezwaar was gericht, zijn uit het ontwerp-besluit geschrapt, met inbegrip van de in punt II besproken onderneming. Ofschoon de totale duur van de inbreuk die in het ontwerp-besluit is vastgesteld, dezelfde is als die welke in de mededeling van punten van bezwaar werd vermeld, is de vastgestelde duur van de deelname voor bepaalde ondernemingen en bepaalde partijen binnen ondernemingen verminderd.

Wat de toepassing van de richtsnoeren boetetoemeting van 2006 betreft, was in de mededeling van punten van bezwaar een aantal ondernemingen als potentiële kopstukken van het kartel aangemerkt, maar dit punt is in het ontwerp-besluit niet gehandhaafd. Ook zijn in het ontwerp-besluit minder ondernemingen als recividisten aangemerkt dan in de mededeling van punten van bezwaar het geval was, zoals er ook minder eerdere beschikkingen zijn aangehaald.

Ten slotte stel ik vast dat in het ontwerp-besluit van de Commissie, bij de berekening van het 10 %-omzetplafond, over het algemeen sprake is van de recentst beschikbare omzetgegevens (terwijl toch ook het in artikel 23, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2003 bepaalde juridische plafond in acht wordt genomen). Op die wijze houdt de Commissie rekening met de recente financieel-economische crisis en de impact daarvan op de door de partijen behaalde omzet. Deze afwijking komt de partijen ten goede. Niettemin heeft de Commissie, in het geval van één partij, verwezen naar een vroeger jaar, omdat die partij sinds een aantal jaren geen omzet meer genereert.

Het ontwerp-besluit gaat, naar mijn mening, enkel in op bezwaren ten aanzien waarvan de partijen de gelegenheid hebben gekregen hun opmerkingen kenbaar te maken.

IV.   CONCLUSIE

Gelet op de bovenstaande overwegingen ben ik van oordeel dat in deze zaak voor alle partijen bij de procedure het recht te worden gehoord in acht is genomen.

Brussel, 29 juni 2010.

Michael ALBERS


(1)  Mededeling van de Commissie betreffende immuniteit tegen geldboeten en vermindering van geldboeten in kartelzaken, (PB C 45 van 19.2.2002, blz. 3).


Top