EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011PC0884

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van het programma Europa voor de burger voor de periode 2014-2020

/* COM/2011/0884 definitief - 2011/0436 (APP) */

52011PC0884

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot vaststelling van het programma Europa voor de burger voor de periode 2014-2020 /* COM/2011/0884 definitief - 2011/0436 (APP) */


TOELICHTING

1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

1.1. Algemene context

Het is van groot belang de betrokkenheid van de burgers bij de Europese Unie en bij dat waar zij voor staat, aan te moedigen en gemakkelijker te maken. Dit houdt in dat ze zowel meer bij actuele kwesties moeten worden betrokken als meer kennis moeten verwerven over de geschiedenis van de Unie en haar ontstaan in de nasleep van twee gruwelijke wereldoorlogen. In vorige programma’s voor de burgers zijn deze uitdagingen met succes aangegaan, maar er is een wezenlijke behoefte om hieraan op het niveau van de Unie te blijven werken.

Zoals voorzitter Barroso in zijn State of the Union van 2011 stelde, staan wij nu voor de grootste uitdaging in het bestaan van de Unie. We beleven niet alleen een financiële, economische en sociale crisis, maar ook een vertrouwenscrisis. Noch nationale plannen, noch zelfs intergouvernementele samenwerking zijn voldoende om zulke grootschalige economische en sociale problemen aan te pakken, maar de burgers zijn zich echter nog steeds niet ten volle bewust van de rol van de Unie en van wat zij heeft bereikt. De Commissie moet daarom wegen zien te vinden om de burgers meer bewust te maken van en inzicht te geven in het Europese project.

Het Verdrag betreffende de Europese Unie zet een grote stap om de Unie dichter bij haar burgers te brengen en een ruimer grensoverschrijdend debat over EU-beleidskwesties te voeren: artikel 11 introduceert een geheel nieuwe dimensie van participerende democratie, waarvan een hoofdelement het nieuwe initiatiefrecht van de burgers is.

De Commissie stelt met dit programma voor actie te ondernemen om capaciteit voor burgerparticipatie op te bouwen (als een onderdeel van een strategische driehoek, naast het inspelen op de behoeften van de burgers en het bevorderen van burgerrechten). Het is de bedoeling:

(1) de capaciteit van het maatschappelijk middenveld om deel te nemen aan de beleidsvorming van de Unie te ontwikkelen;

(2) ondersteunende structuren te ontwikkelen om de uitkomsten van dergelijke discussies door te sluizen naar beleidmakers op de relevante niveaus;

(3) individuele burgers extra mogelijkheden te bieden om deel te nemen aan debatten en discussies over onderwerpen die verband houden met de Unie.

1.2. Motivering en doel van het voorstel

Het programma heeft tot doel te voorzien in de behoefte aan een fundamenteel debat op lokaal, regionaal en nationaal niveau over onderwerpen die verband houden met de Unie en die naar een pan-Europees perspectief kunnen worden vertaald. Het wil de grote groep burgers bereiken die normaal gesproken niet proberen invloed uit te oefenen op EU-aangelegenheden of eraan deel te nemen. Dit moet zijn beslag krijgen via een breed scala aan organisaties, zodat een eerste stap kan worden gezet op weg naar betrokkenheid, ongeacht het (met de Unie verband houdende) onderwerp of de vorm, als het maar transnationaal is of een Europese dimensie heeft. Uit de horizontale benadering kan worden afgeleid dat het niet de bedoeling is de thematische programma’s te vervangen of de raadplegingsprocessen op EU-niveau te dupliceren, maar om burgers op lokaal niveau aan te zetten tot discussie over concrete kwesties van Europees belang. Zo worden zij zich bewust van de invloed van het EU-beleid op hun dagelijkse leven. Zij kunnen de voordelen van Europa ervaren, er invloed op uitoefenen en zich herkennen in de opdracht van de EU.

Het programma borduurt voort op een analyse van de sterke en de zwakke punten van het huidige programma Europa voor de burger (2007-2013), ten aanzien van opzet van het toekomstige programma, streefdoelen, bereik en zichtbaarheid in maatschappelijk en geografisch opzicht, effectbeoordeling en valorisatie- en verspreidingsmechanismen.

De algemene doelstelling van een toekomstig programma is “het gedenken te versterken en de capaciteit voor burgerparticipatie op het niveau van de Unie te vergroten”. Het zal moeten zorgen voor de ontwikkeling van ondersteunende structuren om de uitkomsten van dergelijke discussies door te sluizen naar beleidmakers op de relevante niveaus. Het programma draagt hieraan bij door de burgerorganisaties beter in staat te stellen om burgers bij het democratisch bestel van de Unie te betrekken. De voorgestelde specifieke doelstellingen omvatten:

– het stimuleren van debat, reflectie en samenwerking op het gebied van gedenken en integratie en geschiedenis van de Unie;

– het ontwikkelen van het inzicht en het vermogen van de burgers om deel te nemen aan de beleidsvorming van de Unie en het scheppen van mogelijkheden om solidariteit en maatschappelijke betrokkenheid te betonen en vrijwilligersactiviteiten op het niveau van de Unie te ontplooien.

Nadat de voor het nieuwe programma voorgestelde specifieke doelstellingen zijn afgebakend, zullen nieuwe operationele doelstellingen worden vastgesteld. Deze zullen de Commissie beter in staat stellen om robuustere indicatoren vast te stellen en zo de geboekte vooruitgang en de effecten objectief en nauwkeuriger te bepalen.

– Ondersteunen van organisaties ter stimulering van debat en activiteiten op het gebied van gedenken en van Europese waarden en geschiedenis.

– Ondersteunen van organisaties van algemeen Europees belang, van transnationale partnerschappen en van netwerken om interacties van burgers inzake EU-aangelegenheden te bevorderen.

– Horizontale dimensie: analyse, verspreiding en valorisatie van projectresultaten aan de hand van interne en externe activiteiten.

1.3. Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

Krachtens artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie is het de taak van de instellingen van de Unie de burgers en de representatieve organisaties de mogelijkheid te bieden hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden. In hetzelfde artikel wordt gewezen op de verplichting van de instellingen om een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld te voeren, en op de verplichting van de Commissie om op ruime schaal overleg te plegen met de betrokken partijen. In zijn politieke richtsnoeren van september 2009 riep voorzitter Barroso de Unie op zich veel meer te richten op de burgers, die centraal moeten staan in het Europees beleid. Zoals hieronder uiteengezet, is het de bedoeling om de activiteiten die in het kader van de volgende generatie van het programma Europa voor de burger worden uitgevoerd, veel sterker aan concrete beleidsvorming te koppelen. Daartoe zullen de diensten van de Commissie die het beleid en de programma’s uitvoeren, nauw samenwerken.

Het programma is een van de instrumenten waarmee de democratische beginselen van de artikelen 10 en 11 van het VEU kunnen worden gekoppeld aan een breed scala sectorale beleidsgebieden van de Unie, zonder dat dit in de plaats komt van de specifieke dialoog met burgers, belanghebbenden en belangengroepen, die de Europese Commissie onderhoudt. De volgende generatie van het programma Europa voor de burger stelt de burgers in staat om in alle stadia van het formele besluitvormingsproces hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in discussie te treden. Ten aanzien van de thema’s van de projecten, hun opname in het lokale en regionale kader en de samenstelling van de groep belanghebbenden, is er sprake van belangrijke synergieën met andere programma’s van de Unie, namelijk op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken, onderwijs, onderzoek en innovatie, jeugd en cultuur, justitie, gelijkheid tussen vrouwen en mannen en non-discriminatie, en regionaal beleid.

Bovendien is het programma een aanvulling op het werk van de vertegenwoordigingen van de Europese Commissie in de lidstaten. In overeenstemming met hun taak om op nationaal niveau de burgers te betrekken en met hen te communiceren, zullen deze vertegenwoordigingen zo veel mogelijk betrokken zijn bij het kenbaar maken en promoten van het programma.

2.           RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

2.1         Raadpleging van belanghebbende partijen

Er heeft een uitgebreide raadpleging plaatsgevonden van de voornaamste belanghebbenden van het programma Europa voor de burger. Bij de volgende gelegenheden is om hun mening gevraagd:

– Op 20 juni 2010 werd in Brussel met de voornaamste belanghebbenden een raadplegende bijeenkomst gehouden met de leden van de reguliere ngo-raadpleging, de nationale contactpunten voor Europees Burgerschap, de Raad van Europese gemeenten en regio’s en de stedenbandencoördinatoren en leden van het programmacomité. De bijeenkomst verliep volgens een open agenda met een zeer participatieve benadering.

– Op 27 oktober 2010 werd een openbare onlineraadpleging gelanceerd over de toekomst van het programma Europa voor de burger door middel van de IPM-tool (interactieve beleidsvorming) van de Commissie. Tot en met 5 januari 2011 stond de raadpleging open voor alle belanghebbenden, zoals burgers, organisaties uit het maatschappelijk middenveld, overheden, onderzoeks- en innovatie-instituten, Europese en internationale organisaties; 412 respondenten namen deel, nog eens vijf aanvragen werden afzonderlijk ontvangen. De meningen werden door de Commissie geanalyseerd, waarbij ze werd bijgestaan door een externe adviseur. De resultaten en een gedetailleerde analyse van de openbare raadpleging zijn beschikbaar op: http://ec.europa.eu/citizenship.

– Op 21 juni 2011 vond in Brussel een tweede bijeenkomst van belanghebbenden met 100 deelnemers plaats.

– In mei en juni 2011 kwamen naar aanleiding van drie in Wenen, Parijs en Warschau gehouden doelgroeponderzoeken over diverse aspecten van het programma (stedenbanden, effecten op de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld, gedenken) belanghebbenden, onderzoekers, lokale en nationale overheden en journalisten bijeen.

– Regelmatige raadpleging van belanghebbenden: twee tot drie bijeenkomsten per jaar van de Commissie en ongeveer 70 belangrijke Europese organisaties die actief betrokken zijn bij het programma Europa voor de burger.

2.2         Bijeenbrengen en gebruikmaken van deskundigheid

Bij de opstelling van de effectbeoordeling in het kader van het programmavoorstel heeft de Commissie rekening gehouden met de deskundigheid van belanghebbenden die op de twee bijeenkomsten van belanghebbenden en bij de openbare onlineraadpleging naar voren kwam. Een en ander werd getoetst aan de deskundigheid van de doelgroepen die in het voorjaar 2011 werden geraadpleegd.

De door een externe adviseur in 2010 uitgevoerde tussentijdse evaluatie vormde een belangrijke bron van informatie die op de ervaringen van het huidige programma voortbouwt en zowel aan de effectbeoordeling als aan het programmavoorstel kon bijdragen.

2.3         Effectbeoordeling

In de zomer 2011 werd een volledige effectbeoordeling uitgevoerd. Op 21 september 2011 besprak het effectbeoordelingscomité het verslag en verzocht het om een aantal verbeteringen, in het bijzonder om een volledigere en gerichtere probleemanalyse, om specifieker omschreven doelstellingen, om het opzetten en beoordelen van sterke beleidsopties en om duidelijkere evaluatieregelingen en duidelijker omschreven robuustere voortgangsindicatoren. Deze elementen zijn terug te vinden in het verslag.

Bovendien werd het programma geïntegreerd in de algehele effectbeoordeling van het MFK 2014-2020.

3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

3.1         Samenvatting van de voorgestelde maatregelen

De Europese Commissie stelt een programma Europa voor de burger voor dat betrekking heeft op de periode 2014-2020 en voortbouwt op het bestaande programma. Het heeft tot doel de capaciteit voor burgerparticipatie op het niveau van de Unie te verbeteren en zo aan de verwezenlijking van de algemene doelstelling bij te dragen: de capaciteit voor burgerparticipatie op het niveau van de Unie en de bekendheid en kennis van de Unie te verbeteren. Het is bedoeld ter ondersteuning van organisaties van algemeen Europees belang, transnationale partnerschappen en netwerken om wisselwerkingen tussen burgers aangaande EU-kwesties te bevorderen enerzijds en organisaties die het debat en activiteiten op het gebied van Europese waarden en geschiedenis stimuleren anderzijds. Een horizontaal kenmerk van het programma is het voornemen de resultaten van de programma-activiteiten te analyseren, te verspreiden en te valoriseren. Net als zijn voorganger zal het programma worden uitgevoerd door middel van exploitatiesubsidies en voor het uitvoeren van acties, gebaseerd op open oproepen tot het indienen van voorstellen, en door dienstencontracten gebaseerd op openbare aanbestedingen. Op grond van een kosten-batenanalyse kan de Commissie een bestaand uitvoerend agentschap inschakelen voor de uitvoering van het programma, zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd.

3.2         Rechtsgrondslag

Artikel 352 VWEU.

3.3         Subsidiariteitsbeginsel

Overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn de instellingen van de Unie ertoe verplicht de burgers en de representatieve organisaties de mogelijkheid te bieden hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden. In hetzelfde artikel wordt gewezen op de plicht van de instellingen om een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld te voeren en op de plicht van de Commissie om op ruime schaal overleg te plegen met de betrokken partijen.

Er moet in passende middelen worden voorzien om deze Verdragsbepalingen te verwezenlijken. Het programma Europa voor de burger is een van deze middelen, net als Verordening EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en van de Raad over het burgerinitiatief.

De toegevoegde waarde voor de Unie van het voorgestelde programma kan verder worden aangetoond op het niveau van de afzonderlijke acties in het kader van het nieuwe programma:

– Bij “gedenken en Europees burgerschap” is het de bedoeling dat organisaties worden ondersteund bij het bevorderen van het debat en activiteiten inzake Europese integratie en geschiedenis op transnationaal niveau, of wanneer er sprake is van een duidelijke Europese dimensie. Voor sommige acties die vallen onder “geschiedenis” volstaat een Europese dimensie. Historische archieven en gedenkplaatsen zijn op zich plaatsgebonden, maar zijn in vele gevallen voor de gehele Unie van betekenis.

– Bij “democratische betrokkenheid en burgerparticipatie” is het de bedoeling dat het programma de burgers meer inzicht biedt in en beter in staat stelt deel te nemen aan het besluitvormingsproces van de Unie en mogelijkheden creëert om op het niveau van de Unie solidariteit en maatschappelijke betrokkenheid aan de dag te leggen en vrijwilligersactiviteiten te ontplooien. Een dergelijke brede, ambitieuze doelstelling kan alleen op het niveau van de Unie worden verwezenlijkt.

– “Valorisatie” geeft een horizontale dimensie aan het gehele programma en zal gericht zijn op de analyse, verspreiding, bekendmaking en valorisatie van de projectresultaten van de bovenvermelde onderdelen. Mede door middel van nationale en regionale platforms kunnen beste praktijken en ideeën worden bijeengebracht over hoe de burgerparticipatie kan worden versterkt, maar er zijn ook pan-Europese platforms en gemeenschappelijke instrumenten nodig om het perspectief te verbreden en transnationale uitwisselingen te vergemakkelijken.

De doelstellingen van deze verordening kunnen niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de transnationale en multilaterale aard van de acties en maatregelen in het kader van het programma, beter op het niveau van de Unie worden gerealiseerd.

3.4         Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling op Europees niveau te verwezenlijken.

3.5         Effect op de grondrechten

Het programma voorziet indirect in steun voor de rechten van de burgers van de Unie, die zijn verankerd in artikel 39 van het Handvest van de grondrechten.

4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

In het voorstel van de Commissie voor een meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 wordt 229 miljoen euro (lopende prijzen) toegewezen aan het programma Europa voor de burger.

4.1         Uitvoering

Uit beheersoogpunt beoogt de verordening een meer gestroomlijnde en eenvoudigere benadering, met een hogere kosteneffectiviteit als resultaat. Wanneer voor soortgelijke acties soortgelijke uitvoeringsbepalingen en -procedures gelden, levert dit aanzienlijke schaalvoordelen op, wat op EU- en nationaal niveau een vereenvoudiging betekent voor zowel begunstigden als beheersorganen.

Vereenvoudiging is reeds in het huidige programma van cruciaal belang en zal in het nieuwe programma verder worden ontwikkeld. Het inschakelen van een uitvoerend agentschap dat zorg draagt voor de gehele programmacyclus maakt aanzienlijke besparingen op het gebied van administratieve en personele middelen mogelijk. Daarnaast leidt het gebruik van forfaitaire bedragen, vaste tarieven en eenheidskosten, elektronische aanvragen en efficiënte controles ter plaatse door bezoeken aan organisaties in dezelfde regio samen te voegen, tot een verdere vermindering van de administratieve belasting en levert dit tevens aanzienlijke kostenbesparingen op.

2011/0436 (APP)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling van het programma Europa voor de burger voor de periode 2014-2020

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het voorstel voor een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement[1],

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Overeenkomstig artikel 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bieden de instellingen de burgers en de representatieve organisaties de mogelijkheid hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld te voeren.

(2) Met de Europa 2020-strategie streven de Unie en de lidstaten ernaar om de komende tien jaar te zorgen voor groei, werkgelegenheid, productiviteit en sociale cohesie[2].

(3) Hoewel het burgerschap van de Unie met vastgelegde rechten objectief een duidelijke meerwaarde biedt, weet de Unie niet altijd doeltreffend de aandacht te vestigen op het verband tussen haar beleid en een oplossing voor een breed scala aan economische en sociale problemen. Daardoor hebben de burgers niet altijd een sterk gevoel dat ze burgers van de Unie zijn, ondanks de indrukwekkende prestaties van de Unie op het gebied van vrede en stabiliteit in Europa, duurzame groei op de lange termijn, stabiele prijzen, een doelmatige consumenten- en milieubescherming en de bevordering van de grondrechten.

(4) Om Europa dichter bij zijn burgers te brengen en deze staat te stellen volledig deel te nemen aan de opbouw van een almaar hechtere Unie, zijn verscheidene acties en gecoördineerde inspanningen door middel van activiteiten op transnationaal en EU-niveau vereist. Het Europees burgerinitiatief biedt een unieke gelegenheid om de burgers in staat te stellen rechtsreeks deel te nemen aan de ontwikkeling van de EU-wetgeving[3].

(5) In Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma Europa voor de burger[4] ter bevordering van een actief Europees burgerschap is een actieplan opgenomen, waarin wordt bevestigd dat een permanente dialoog met maatschappelijke organisaties en met gemeenten moet worden gestimuleerd en dat de actieve betrokkenheid van de burgers moet worden ondersteund.

(6) Uit het tussentijdse evaluatieverslag, een openbare onlineraadpleging en twee opeenvolgende informatiebijeenkomsten met belanghebbenden bleek dat het nieuwe programma relevant wordt geacht door zowel organisaties uit het maatschappelijk middenveld als individuele deelnemers en dat het zodanig moet worden opgezet dat het op organisatorisch niveau leidt tot capaciteitsopbouw en op individueel niveau tot een grotere belangstelling voor EU-aangelegenheden.

(7) Wat de onderwerpen van de projecten, de inpassing ervan in een lokaal en regionaal kader en de samenstelling van de groep belanghebbenden betreft, zijn krachtige synergieën met andere EU-programma’s nodig, namelijk op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken, onderwijs, jeugd en cultuur, justitie, gelijkheid tussen vrouwen en mannen en non-discriminatie, en regionaal beleid.

(8) Om alle aspecten van het openbare leven te activeren, moet het nieuwe programma een breed spectrum aan verschillende acties bestrijken, waaronder burgerbijeenkomsten van, contacten en discussies over burgerschapskwesties, evenementen op het niveau van de Unie, initiatieven waarbij wordt stilgestaan bij beslissende momenten in de Europese geschiedenis, bewustmakingsinitiatieven betreffende de EU-instellingen en hun werking, en discussies over Europese beleidskwesties.

(9) Met de horizontale dimensie van het programma moet worden gewaarborgd dat resultaten nuttig kunnen worden toegepast en overgedragen met het oog op een krachtiger en duurzaam effect op lange termijn. Daartoe moet er een duidelijk verband bestaan tussen de ontplooide activiteiten en de Europese beleidsagenda en moet aan deze activiteiten op passende wijze bekendheid worden gegeven.

(10) Speciale aandacht moet worden besteed aan een evenwichtige deelname van burgers en maatschappelijke organisaties uit alle lidstaten aan transnationale projecten en activiteiten, met inachtneming van het meertalige karakter van de EU.

(11) De toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten die profijt trekken van een pretoetredingsstrategie enerzijds en de EVA-landen die deelnemen aan de EER-overeenkomst anderzijds, worden erkend als mogelijke deelnemers aan de EU-programma’s, krachtens de met hen gesloten overeenkomsten.

(12) In deze verordening worden voor de gehele duur van het programma de financiële middelen vastgesteld die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt vormen, in de zin van punt [17] van het Interinstitutioneel Akkoord van XX/YY/201Y tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende samenwerking in begrotingsaangelegenheden, begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer.

(13)             De middelen die in het kader van deze verordening voor communicatieacties zijn toegewezen, moeten ook bijgedragen aan de bekendmaking van de beleidsprioriteiten van de Europese Unie, voor zover zij verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

(14) In samenwerking met de Commissie en de lidstaten moet het programma worden onderworpen aan regelmatig toezicht en onafhankelijke beoordelingen om aanpassingen mogelijk te maken die noodzakelijk zijn voor een deugdelijke uitvoering van de maatregelen.

(15) De financiële belangen van de Europese Unie moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd door evenredige maatregelen, waaronder de voorkoming en opsporing van en het onderzoek naar onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of slecht bestede middelen en, zo nodig, sancties.

(16) De voorkeur wordt gegeven aan subsidies voor projecten met een hoge impact, in het bijzonder projecten die rechtstreeks verband houden met EU-beleid, met het oog op betrokkenheid bij de vormgeving van de EU-beleidsagenda. Bovendien moet de uitvoering van het programma, ingevolge het beginsel van goed financieel beheer, verder worden vereenvoudigd door gebruikmaking van forfaitaire bedragen, forfaitaire financiering en de toepassing van tarieven op grond van eenheidskosten.

(17) Overeenkomstig Besluit nr. 1904/2006/EG moeten overgangsmaatregelen worden overwogen zodat toezicht kan worden uitgeoefend op vóór 31 december 2013 begonnen acties.

(18) Aangezien de doelstellingen van deze verordening onvoldoende door de lidstaten kunnen worden vervuld en zij derhalve, vanwege de transnationale en multilaterale aard van de acties en maatregelen van het programma, beter op het niveau van de Europese Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen treffen overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zoals bepaald in artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel, zoals in dat artikel uiteengezet, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(19) Om te zorgen voor uniforme uitvoeringsvoorwaarden van deze verordening, moeten aan de Commissie binnen de werkingssfeer en de doelstellingen van het programma uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren[5],

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Vaststelling en algemene doelstellingen

1. Bij deze verordening wordt het programma Europa voor de burger (hierna “het programma”) voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 vastgesteld.

2. In het kader van het algemene streven om aan een goed begrip van de Europese Unie bij te dragen en burgerparticipatie te bevorderen, is het programma gericht op de volgende algemene doelstelling:

– versterking van het gedenken en vergroting van de capaciteit voor burgerparticipatie op het niveau van de Unie.

Artikel 2

Specifieke doelstellingen van het programma

Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen, die worden uitgevoerd door middel van acties op transnationaal niveau of met een duidelijke Europese dimensie:

1.           bewustmaking ten aanzien van het gedenken en de geschiedenis, de identiteit en het doel van de Unie, door debat, reflectie en netwerkvorming te stimuleren;

de voortgang wordt gemeten aan de hand van het aantal begunstigden dat direct en indirect wordt bereikt, de kwaliteit van projecten en het percentage eerste aanvragers;

2.           aanmoediging van democratische en burgerparticipatie op het niveau van de Unie door het inzicht van burgers in beleidsvorming van de Unie te ontwikkelen en door de mogelijkheden om op het niveau van de Unie maatschappelijk betrokken te raken en vrijwilligersactiviteiten te ontplooien, te bevorderen;

de voortgang wordt gemeten aan de hand van het aantal begunstigden dat direct en indirect wordt bereikt, de waarneming van de EU en haar instellingen door de begunstigden, de kwaliteit van projecten en het percentage eerste aanvragers.

Artikel 3

Structuur van het programma en ondersteunde acties

1.           Het programma bestaat uit de volgende twee onderdelen:

a)           gedenken en Europees burgerschap;

b)           democratische betrokkenheid en burgerparticipatie.

De twee onderdelen worden aangevuld door horizontale acties om de projectresultaten te analyseren, te verspreiden en te exploiteren (valorisatieacties).

2.           Om deze doelstellingen te verwezenlijken, financiert het programma onder andere de volgende soorten acties, die op transnationaal niveau of met een duidelijke Europese dimensie worden uitgevoerd:

– burgerbijeenkomsten, stedenbanden;

– totstandbrenging en instandhouding van transnationale partnerschappen en netwerken;

– ondersteuning van organisaties die van algemeen Europees belang zijn;

– opbouw van het maatschappelijk middenveld en debat over burgerschapskwesties met gebruikmaking van ICT en/of sociale media;

– evenementen op het niveau van de Unie;

– debatten, studies en acties die beslissende momenten in de Europese geschiedenis tot onderwerp hebben, in het bijzonder om de herinnering levend te houden aan de misdaden die onder het nazisme en het stalinisme werden gepleegd;

– reflectie en debatten over gemeenschappelijke waarden;

– bewustmakingsinitiatieven omtrent EU-instellingen en de werking ervan;

– acties waarmee de uitkomsten van de ondersteunde initiatieven worden geëxploiteerd en gevaloriseerd;

– studies over onderwerpen die verband houden met burgerschap en burgerparticipatie;

– ondersteuning van advies- en voorlichtingsstructuren voor het programma in de lidstaten.

Artikel 4

Maatregelen

Maatregelen kunnen de vorm aannemen van subsidies of overheidsopdrachten.

1.           Subsidies van de Unie kunnen worden uitgekeerd in specifieke vormen, zoals exploitatiesubsidies of subsidies voor acties.

2.           Overheidsopdrachten zullen betrekking hebben op de aankoop van diensten, zoals voor het organiseren van evenementen, studies en onderzoek, informatie- en verspreidingshulpmiddelen, toezicht en evaluatie.

Artikel 5

Deelname aan het programma

De volgende landen (hierna “deelnemende landen”) kunnen deelnemen aan het programma:

a)           de lidstaten;

b)           toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor de deelname van die landen aan programma’s van de Unie, die zijn vastgesteld in de respectievelijke raamovereenkomsten, besluiten van de Associatieraad of soortgelijke overeenkomsten;

c)           de EVA-landen die deel uitmaken van de EER-overeenkomst, krachtens de bepalingen van die overeenkomst.

Artikel 6

Toegang tot het programma

Het programma staat open voor alle belanghebbenden die de Europese integratie bevorderen, in het bijzonder lokale overheden en organisaties, Europese organisaties die onderzoek naar overheidsbeleid verrichten (denktanks), burgergroepen en andere maatschappelijke organisaties (zoals organisaties van overlevenden) en onderwijs- en onderzoekinstellingen.

Artikel 7

Samenwerking met internationale organisaties

Het programma omvat mogelijk gezamenlijke activiteiten op zijn werkterrein met relevante internationale organisaties als de Raad van Europa en Unesco, zulks op grond van gezamenlijke bijdragen en overeenkomstig het Financieel Reglement[6].

Artikel 8

Uitvoering van het programma

Om het programma uit te voeren, stelt de Commissie jaarlijkse werkprogramma’s vast, aan de hand van uitvoeringshandelingen overeenkomstig de raadplegingsprocedure waarnaar in artikel 9, lid 2, wordt verwezen. Daarin zijn de doelstellingen vastgelegd, alsmede de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode en het totale bedrag van het financieringsplan. De werkprogramma’s bevatten ook een beschrijving van de te financieren acties, alsmede een indicatie van het voor elke actie toegewezen bedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. Voor subsidies zijn de prioriteiten, de essentiële evaluatiecriteria en het maximale medefinancieringspercentage opgenomen.

Artikel 9

Comité

1.           De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.           Waar naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening 182/2011 van toepassing.

Artikel 10

Raadpleging van belanghebbenden

De Commissie onderhoudt een regelmatige dialoog met de begunstigden van het programma en met relevante belanghebbenden en deskundigen.

Artikel 11

Samenhang met andere instrumenten van de Unie

De Commissie zorgt voor de samenhang en de complementariteit van dit programma met instrumenten op andere actiegebieden van de Unie, met name onderwijs, beroepsopleiding, cultuur, sport, grondrechten en vrijheden, sociale inclusie, gendergelijkheid, discriminatiebestrijding, onderzoek en innovatie, het uitbreidingsbeleid en het externe beleid van de Unie.

Artikel 12

Budget

1.           Voor de uitvoering van het programma wordt 229 miljoen euro beschikbaar gesteld.

2.           De middelen die in het kader van deze verordening voor communicatieacties zijn toegewezen, moeten ook bijgedragen aan de bekendmaking van de beleidsprioriteiten van de Europese Unie[7], voor zover zij verband houden met de algemene doelstellingen van deze verordening.

Artikel 13

Bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie

1. De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie met de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

2. De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten of ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van het programma middelen van de Unie hebben ontvangen.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles en verificaties ter plaatse bij de direct of indirect bij de financiering betrokken economische subjecten uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of –besluit of een contract betreffende financiering door de Unie, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

Onverminderd de eerste en de tweede alinea verlenen de uit deze verordening voortvloeiende samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, subsidieovereenkomsten en -besluiten en contracten de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid om dergelijke audits en controles en verificaties ter plaatse uit te voeren.

Artikel 14

Toezicht en evaluatie

1.           De Commissie zorgt er aan de hand van prestatie-indicatoren voor dat het programma regelmatig aan zijn doelstellingen wordt getoetst. De resultaten van het proces van toezicht en evaluatie worden bij de uitvoering van het programma aangewend. Het toezicht behelst met name dat de in lid 3, onder a) en c), vermelde verslagen worden opgesteld.

Indien relevant, worden indicatoren opgesplitst naar geslacht en leeftijd.

2.           De Commissie zorgt voor een regelmatige, externe en onafhankelijke evaluatie van het programma en brengt regelmatig verslag uit aan het Europees Parlement.

3.           De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s de volgende documenten in:

a)           uiterlijk 31 december 2017 een tussentijds evaluatieverslag over de verkregen resultaten en over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma;

b)           uiterlijk 31 december 2018 een mededeling over de voortzetting van het programma;

c)           uiterlijk 1 juli 2023 een evaluatie achteraf.

Artikel 15

Overgangsbepaling

Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

Voor in het kader van Besluit nr. 1904/2006/EG vóór 31 december 2013 aangevangen acties blijft dat besluit van toepassing totdat deze acties zijn voltooid.

Overeenkomstig artikel 18 van het Financieel Reglement kunnen kredieten die overeenkomen met bestemmingsontvangsten en die voortvloeien uit de terugbetaling van ten onrechte uitgekeerde bedragen overeenkomstig Besluit 1904/2006/EG, ter beschikking van het programma worden gesteld.

Artikel 16

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Gedaan te Brussel,

                                                                       Voor de Raad

                                                                       De voorzitter

BIJLAGE

1. BESCHRIJVING VAN INITIATIEVEN

Aanvullende informatie over de toegang tot het programma

ONDERDEEL 1: gedenken en Europees burgerschap

Dit onderdeel wordt omschreven aan de hand van de projecten en initiatieven waarop de titel van toepassing is en niet van het soort burgerorganisaties of actoren die er een aanvraag voor kunnen indienen.

Ondersteund worden activiteiten die uitnodigen tot reflectie over gemeenschappelijke waarden in ruimste zin, met inachtneming van diversiteit. Er kunnen middelen worden vrijgemaakt voor initiatieven die betrekking hebben op de oorzaken van totalitaire regimes in de moderne Europese geschiedenis (in het bijzonder, maar niet uitsluitend, nazisme en stalinisme) en ter herdenking van de slachtoffers. Het onderdeel moet ook activiteiten omvatten betreffende andere ijkpunten in de recente Europese geschiedenis. In het bijzonder wordt de voorkeur gegeven aan acties ter bevordering van verdraagzaamheid en verzoening, gericht op de jongere generatie.

ONDERDEEL 2: democratische betrokkenheid en burgerparticipatie

Dit onderdeel wordt omschreven aan de hand van de projecten en initiatieven waarop de titel van toepassing is en niet van het soort burgerorganisaties of actoren die er een aanvraag voor kunnen indienen. Ondersteund worden activiteiten die burgerparticipatie in de ruimste zin bestrijken, met speciale aandacht voor het structureren van methoden waarmee duurzaamheid op lange termijn kan worden bewerkstelligd. De voorkeur gaat uit naar initiatieven en projecten die duidelijk verband houden met de Europese politieke agenda.

Het onderdeel kan ook projecten en initiatieven bestrijken waarmee solidariteit, maatschappelijke betrokkenheid en vrijwilligerswerk op het niveau van de Unie worden bevorderd.

Er moet nog veel worden gedaan om het aandeel van vrouwen in de politieke en economische besluitvorming te vergroten. De stem van vrouwen moet beter worden gehoord en in acht worden genomen door beleidmakers die het leven van de burgers beïnvloeden.

HORIZONTALE ACTIE: valorisatie

Deze actie wordt vastgesteld voor het gehele programma en kan zowel op onderdeel 1 als onderdeel 2 van toepassing zijn.

Het zal initiatieven ondersteunen die de overdraagbaarheid van resultaten bevorderen en ervoor zorgen dat investeringen beter renderen en dat meer lering uit ervaring wordt getrokken. De bestaansreden voor deze actie is de verdere valorisatie en exploitatie van de resultaten van de initiatieven die zijn opgezet om duurzaamheid op lange termijn te stimuleren.

Het omvat “capaciteitsopbouw” – de ontwikkeling van ondersteunende maatregelen om beste praktijken uit te wisselen, ervaringen van belanghebbenden op lokaal en regionaal niveau, met inbegrip van overheden, samen te brengen en nieuwe vaardigheden te ontwikkelen, bijvoorbeeld door middel van opleiding. Dit kan uitwisselingen tussen vakgenoten en opleidingen voor opleiders omvatten, alsmede bijvoorbeeld de ontwikkeling van een databank over organisaties en projecten die door het programma worden gefinancierd.

2. Programmabeheer

Het programma stoelt op het beginsel van meerjarige partnerschappen, die op grond van overeengekomen doelstellingen zijn aangegaan en het bouwt voort op analyse van de resultaten, zodat zowel het maatschappelijk middenveld als de Europese Unie er wederzijds voordeel uit halen.

Over het algemeen zal de voorkeur uitgaan naar subsidies voor projecten met een grote impact, met name wanneer die rechtstreeks verband houden met beleid van de Unie, zodat wordt bijgedragen aan de vormgeving van de beleidsagenda van de Unie.

Het programma en de meeste acties kunnen centraal door een uitvoerend agentschap worden beheerd.

Alle acties zullen transnationaal worden uitgevoerd of moeten een duidelijke Europese dimensie hebben. De mobiliteit van burgers en de uitwisseling van ideeën in de Europese Unie zullen erdoor worden bevorderd.

Netwerkvorming en een gerichtheid op multiplicatoreffecten, waaronder gebruikmaking van geavanceerde informatie- en communicatietechnologie (ICT) en sociale media, zullen belangrijk zijn en tot uiting komen in de soorten activiteiten en in de betrokken organisaties. Interactie en synergie tussen de diverse soorten belanghebbenden die bij het programma zijn betrokken, zullen sterk worden bevorderd.

Met het programmabudget kunnen ook uitgaven worden gedekt die verband houden met activiteiten op het gebied van voorbereiding, follow-up, toezicht, audit en evaluatie, die van direct belang zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de programmadoelstellingen, met name studies, bijeenkomsten, voorlichtings- en publicatieactiviteiten, uitgaven die verband houden met de IT-netwerken voor informatie-uitwisseling en andere uitgaven voor administratieve en technische ondersteuning waartoe de Commissie met het oog op het programmabeheer kan beslissen.

De algemene administratieve uitgaven ten behoeve van het programma moeten in verhouding staan tot de taken die met het betrokken programma worden vervuld.

De Commissie kan waar nodig voorlichtings-, publicatie- en verspreidingsactiviteiten ontplooien om ervoor te zorgen dat de activiteiten die door het programma worden ondersteund in brede kring bekend raken en veel effect sorteren.

De toegewezen financiële middelen zullen ook de bekendmaking van de beleidsprioriteiten van de Unie dekken[8].

3. Toezicht

De specifieke doelstellingen in artikel 2 beschrijven de resultaten die het programma nastreeft. De vooruitgang zal worden gemeten aan de hand van prestatie-indicatoren, en wel als volgt:

Specifieke doelstelling 1: bewustmaking inzake het gedenken en de geschiedenis, de identiteit en het doel van de Unie, door debat, reflectie en netwerkvorming te stimuleren.

Resultaatindicatoren || Laatste bekende resultaat || Doel op de middellange termijn (resultaat)

Aantal direct en indirect bereikte begunstigden || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. ||

Aantal projecten en kwaliteit van de resultaten || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Toename van de projecten met 80%. Stijging van het gemiddelde waarderingscijfer gegeven door externe deskundigen.

Percentage eerste aanvragers || Gemiddeld cijfer ongeveer 33% (afhankelijk van actie en jaar). || Minimum 15% over de hele linie.

Specifieke doelstelling 2: democratische en burgerparticipatie op het niveau van de Unie aanmoedigen door het inzicht van de burgers in de beleidsvorming van de Unie te ontwikkelen en door meer mogelijkheden te scheppen om op het niveau van de Unie maatschappelijke betrokkenheid aan de dag te leggen en vrijwilligersactiviteiten te ontplooien.

Resultaatindicatoren || Laatste bekende resultaat || Doel op de middellange termijn (resultaat)

Aantal direct betrokken deelnemers || 1 100 000 burgers (2010) In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Ten minste 600 000 personen per jaar met een evenwichtige participatie van vrouwen en mannen.

Aantal indirect door het programma bereikte personen || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Samenvoeging van alle in de eindverslagen vermelde informatie en resultaten. Doel op de middellange termijn: 5 miljoen personen (met inachtneming van het aantal bereikte vrouwen en mannen).

Aantal deelnemende organisaties || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || 2 000 organisaties per jaar.

De waarneming van de EU en haar instellingen door de begunstigden || Volgens de Eurobarometer van augustus 2011 vertrouwt minder dan de helft (41%) van de Europese burgers de EU of voelt zij daartoe te behoren. Uitgangscijfers voor de begunstigden van het programma moeten bij de aanvang van de projecten worden vastgesteld. || Een groter vertrouwen bij begunstigden van het programma in de Europese Unie na de voltooiing van hun project.

Projectkwaliteit || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Stijging van het gemiddelde waarderingscijfer gegeven door externe deskundigen

Percentage eerste aanvragers || Gemiddeld cijfer ongeveer 33% (afhankelijk van actie en jaar). || Minimum 15% over de hele linie.

Aantal transnationale partnerschappen met meerdere partners en netwerken || 656 (gegevens uit 2009. Zonder exploitatiesubsidies en gedenken). In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Toename met 5% (transnationale partnerschappen en netwerken). Toename met 50% (partnerschappen en netwerken met meerdere partners).

Aantal en kwaliteit van beleidsinitiatieven die een follow-up zijn van activiteiten die door het programma op lokaal of Europees niveau worden ondersteund || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Alle in de eindverslagen vermelde informatie resultaten.

Geografische dekking van de activiteiten Verband tussen het aantal deelnemers aan het programma en totale bevolking per land. || De momenteel gebruikte indicatoren verschaffen deze gegevens niet. In het nieuwe programma wordt een uitgangswaarde voor deze indicator vastgesteld. || Ten minste één project per land/jaar.

4. Controles en audits

Voor de krachtens deze verordening geselecteerde projecten zal een systeem van steekproefsgewijze audits worden ingesteld.

De subsidieontvanger moet alle bewijsstukken van uitgaven gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie houden. De subsidieontvanger moet ervoor zorgen dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              1.1.    Benaming van het voorstel/initiatief

              1.2.    Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur

              1.3.    Aard van het voorstel/initiatief

              1.4.    Doelstelling(en)

              1.5.    Motivering van het voorstel/initiatief

              1.6.    Duur en financiële gevolgen

              1.7.    Beheersvorm(en)

2.           BEHEERSMAATREGELEN

              2.1.    Regels inzake het toezicht en de verslagen

              2.2.    Beheers- en controlesysteem

              2.3.    Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

              3.1.    Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

              3.2.    Geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.1. Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

              3.2.2. Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

              3.2.3. Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

              3.2.4. Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

              3.2.5. Bijdrage van derden aan de financiering

              3.3.    Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM VOOR VOORSTELLEN

1.           KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.        Benaming van het voorstel/initiatief

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van het programma Europa voor de burger voor de periode 2014-2020

1.2.        Betrokken beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur[9]

16.05 Bevordering Europees burgerschap

1.3.        Aard van het voorstel/initiatief

x Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie[10]

¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande actie

¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie

1.4.        Doelstellingen

1.4.1.     De met het voorstel/initiatief beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie

Versterking van het Europees burgerschap

1.4.2.     Specifieke doelstelling(en) en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Het programma heeft de volgende specifieke doelstellingen, die worden uitgevoerd door middel van acties op transnationaal niveau of met een duidelijke Europese dimensie:

1. Bewustmaking inzake het gedenken en de geschiedenis, de identiteit en het doel van de Unie, door debat, reflectie en netwerkvorming te stimuleren.

2. Democratische en burgerparticipatie op het niveau van de Unie aanmoedigen door het inzicht van de burgers in de beleidsvorming van de Unie te ontwikkelen en door meer mogelijkheden te scheppen om op het niveau van de Unie maatschappelijke betrokkenheid aan de dag te leggen en vrijwilligersactiviteiten te ontplooien.

Betrokken ABM/ABB-activiteit(en)

16.05 Bevordering Europees burgerschap

1.4.3.     Verwacht(e) resulta(a)t(en) en gevolg(en)

Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen.

-        Grotere capaciteit van burgerorganisaties om burgers te betrekken bij het democratisch bestel van de Unie

1.4.4.     Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd.

- Aantal en kwaliteit van door burgerganisaties bevorderde projecten om:

-- invloed te hebben op de beleidsvorming van de Unie

-- de maatschappelijke cohesie te versterken

-- het inzicht in de rol van de Unie te vergroten

- Aantal direct en indirect betrokken deelnemers

- Aantal deelnemende organisaties, transnationale partnerschappen en netwerken

- Percentage eerste aanvragers

- Geografische dekking van activiteiten

1.5.        Motivering van het voorstel/initiatief

1.5.1.     Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Het programma heeft tot doel te voorzien in de behoefte aan een fundamenteel debat op lokaal, regionaal en nationaal niveau over onderwerpen die verband houden met de Unie en die naar een pan-Europees perspectief kunnen worden vertaald. Het wil de grote groep burgers bereiken die normaal gesproken niet proberen invloed uit te oefenen op EU-aangelegenheden of eraan deel te nemen. Dit moet zijn beslag krijgen via een breed scala aan organisaties, zodat een eerste stap kan worden gezet op weg naar betrokkenheid, ongeacht het (met de Unie verband houdende) onderwerp of de vorm, als het maar transnationaal is of een Europese dimensie heeft. Uit de horizontale benadering kan worden afgeleid dat het niet de bedoeling is de thematische programma’s te vervangen of de raadplegingsprocessen op EU-niveau te dupliceren, maar wel de burgers op lokaal niveau aan te zetten tot discussie over concrete kwesties van Europees belang. Zo worden zij zich bewust van de invloed van het EU-beleid op hun dagelijkse leven. Zij kunnen de voordelen van Europa ervaren, er invloed op uitoefenen en zich vinden in de opdracht van de EU.

Het programma borduurt voort op een analyse van de sterke en de zwakke punten van het huidige programma Europa voor de burger (2007-2013), ten aanzien van opzet van het toekomstige programma, streefdoelen, bereik en zichtbaarheid in maatschappelijk en geografisch opzicht, effectbeoordeling en valorisatie- en verspreidingsmechanismen.

1.5.2.     Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

Het programma is in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel omdat het voorziet in een instrument dat helpt om te voldoen aan de in artikel 11 VEU bepaalde verplichting van de instellingen om de burgers en de representatieve organisaties de mogelijkheid te bieden “hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken” en “een open, transparante en regelmatige dialoog met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld” te voeren. Deze taken kunnen niet op het niveau van de lidstaten, maar alleen door de Unie worden vervuld.

Er is niet een enkele oplossing om de band tussen de Unie en haar burgers te herstellen, burgerparticipatie op effectieve wijze te bevorderen en het gevoel deel uit te maken van Europa en de Europese identiteit te versterken. Deze kwesties vereisen verscheidene acties en gecoördineerde inspanningen door middel van activiteiten op transnationaal en Europees niveau.

Europese maatschappelijke betrokkenheid kan per definitie alleen worden versterkt door interacties van individuele burgers en burgerorganisaties op transnationaal niveau mogelijk te maken. Acties die beperkt blijven tot een nationaal en lokaal niveau zijn onvoldoende en ondoeltreffend.

1.5.3.     Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

De resultaten van twee studies (uitgevoerd in 2008 en 2009) en de tussentijdse evaluatie van het lopende programma Europa voor de burger 2007-2013 (uitgevoerd in 2009/2010) leveren al een aanwijzing van wat er tot op heden met het programma is bereikt. In de tussentijdse evaluatie werd gekeken naar de effecten van het programma op deelnemende organisaties en personen. 82% van de respondenten (en 84% van degenen die het maatschappelijk middenveld vertegenwoordigen) meenden dat de capaciteit van hun organisatie mede door het programma verder was ontwikkeld.

In de studie over de ontwikkeling van effectindicatoren voor het programma Europa voor de burger en de aanpassing ervan aan het jaarlijkse beheersplan Europe for Citizens Survey 2009 werd gewezen op de veranderde houding van de deelnemers aan de activiteiten die door middel van het programma eenmalig of herhaaldelijk werden gefinancierd. Uit de resultaten blijkt dat 83% van de respondenten in het onderzoek zich door deelname aan de activiteiten van het programma meer bewust is van aspecten die verband houden met de Europese cultuur en identiteit en met het Europese erfgoed. 75% van de respondenten zegt zich Europeser te voelen en 71% zegt meer het gevoel te hebben deel uit te maken van de Europese Unie. Het aandeel van respondenten dat zegt meer solidariteit te voelen met mede-Europeanen is 82%.

1.5.4.     Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

In de artikelen 10 en 11 van het Verdrag betreffende de Europese Unie wordt het recht van elke burger erkend om deel te nemen aan het democratisch bestel van de Unie en is bepaald dat besluitvorming op een zo open mogelijke wijze en zo dicht bij de burgers als mogelijk plaatsvindt. Verder wordt erop aangedrongen dat de instellingen de burgers en de representatieve organisaties de mogelijkheid bieden hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in het openbaar in discussie te treden en dat de instellingen een open, transparante en regelmatige dialoog voeren met representatieve organisaties en met het maatschappelijk middenveld.

Om de bepalingen van het Verdrag van Lissabon concreet zin en gestalte te geven sprak voorzitter Barroso zich met name in zijn beleidsrichtsnoeren van september 2009 uit voor een veel sterkere gerichtheid op burgers, die centraal staan in het Europese beleid. Zoals hieronder uiteengezet, is het de bedoeling om de activiteiten die in het kader van de volgende generatie van het programma Europa voor de burger worden uitgevoerd, veel sterker aan concrete beleidsvorming te koppelen. Daartoe zullen de diensten van de Commissie die het beleid en de programma’s uitvoeren, nauw samenwerken.

Het programma is een van de instrumenten waarmee de democratische beginselen van de artikelen 10 en 11 van het VEU kunnen worden gekoppeld aan een breed scala sectorale beleidsgebieden van de Unie, zonder dat dit in de plaats komt van de specifieke dialoog met burgers, belanghebbenden en belangengroepen, die de Europese Commissie onderhoudt. De volgende generatie van het programma Europa voor de burger stelt de burgers in staat om in alle stadia van het formele besluitvormingsproces hun mening over alle onderdelen van het optreden van de Unie kenbaar te maken en daarover in discussie te treden. Ten aanzien van de projectonderwerpen, hun inpassing in de lokale en regionale context en de samenstelling van de groep belanghebbenden, is er sprake van sterke synergieën met andere programma’s van de Unie, namelijk op het gebied van werkgelegenheid, sociale zaken en gelijke kansen, onderwijs, onderzoek en innovatie, jeugd en cultuur, justitie en regionaal beleid.

1.6.        Duur en financiële gevolgen

x Voorstel/initiatief met een beperkte geldigheidsduur

– x Voorstel/initiatief is van kracht vanaf 1.1.2014 tot en met 31.12.2020

– x Financiële gevolgen vanaf 2014 tot en met 2022

¨ Voorstel/initiatief met een onbeperkte geldigheidsduur

– Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot JJJJ,

– Gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.        Beheersvorm(en)[11]

x Direct gecentraliseerd beheer door de Commissie

x Indirect gecentraliseerd beheer door uitvoeringstaken te delegeren aan:

– x uitvoerende agentschappen

– ¨  door de Unie opgerichte organen[12]

– ¨  nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

– ¨  personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement

¨ Gedeeld beheer met lidstaten

¨ Gedecentraliseerd beheer met derde landen

¨ Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2.           BEHEERSMAATREGELEN

2.1.        Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

De Commissie dient bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s de volgende documenten in:

1. uiterlijk 31 december 2017 een tussentijds evaluatieverslag over de verkregen resultaten en over de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van het programma;

2. uiterlijk 31 december 2018 een mededeling over de voortzetting van het programma;

3. uiterlijk 1 juli 2023 een evaluatie achteraf.

2.2.        Beheers- en controlesysteem

2.2.1.     Mogelijke risico's

A: Hoofdrisico’s en hoofdoorzaken van fouten

De volgende hoofdrisico’s en oorzaken van fouten werden vastgesteld voor het toekomstige programma Europa voor de burger, op grond van wat voor het lopende programma reeds is gemeld:

- Specifieke doelgroep: de meeste programmadeelnemers zullen waarschijnlijk kleine en middelgrote ondernemingen zijn. Sommige hebben mogelijk geen stevige financiële basis of goed ontwikkelde beheersstructuren. Dit kan van invloed zijn op hun operationele en financiële vermogen om EU-fondsen te beheren.

- Een beperkt risico van dubbele financiering, daar organisaties van verschillende subsidies in het kader van verschillende EU-programma’s kunnen profiteren.

De meeste acties in het kader van het lopende programma Europa voor de burger worden beheerd door het Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur (EACEA). Dit kan voor het volgende programma worden voortgezet.

Door een uitvoerend agentschap beheerde acties

De Commissie past de voor uitvoerende agentschappen voorgeschreven controlemaatregelen toe in overeenstemming met artikel 59 van het Financieel Reglement [in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 58/2003 tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen].

Daarnaast ziet de Commissie erop toe en controleert zij dat het uitvoerend agentschap met betrekking tot de acties die het beheert passende controledoelstellingen verwezenlijkt. Dit toezicht wordt geïntegreerd in de samenwerking tussen het bevoegde DG en het uitvoerend agentschap en in de halfjaarlijkse verslaglegging door het agentschap.

Daarnaast moeten de vereenvoudigingsmaatregelen waarin het voorgestelde programma voorziet de kans op fouten verder verminderen.

Door de Commissie beheerde acties

De Commissie is voornemens slechts een minimaal aantal subsidie- en dienstencontracten direct te beheren.

Uit een analyse van de in bij het huidige programma geconstateerde fouten blijkt dat deze voornamelijk te wijten zijn aan het onvermogen van sommige begunstigden om bewijsstukken over te leggen of aan de gebrekkige kwaliteit van de documenten. De inmiddels genomen correctieve maatregelen moeten ervoor zorgen dat de kans op soortgelijke fouten tegen het eind van het meerjarige financiële kader wordt verminderd.

Deze maatregelen omvatten voorlichtingsacties om de begunstigden bewust te maken van hun verplichtingen en een meer resultaatgerichte benadering bij de projectafsluiting.

Ook in het geval van gecentraliseerde directe transacties zullen de geplande vereenvoudigingen bijdragen tot een verlaging van het foutenpercentage.

B: Verwachte foutenpercentages

Voor 2009 en 2010 ligt het meerjaarlijkse foutenpercentage tussen 1,40% en 1,50%.

De meeste fouten betroffen bovenvermelde hoofdrisico’s. Om de risico’s te reduceren, wordt op dit moment een in 2010 opgezet actieplan uitgevoerd, dat maatregelen bevat om de kwaliteit van de aan de begunstigden verstrekte informatie over hun financiële verplichtingen te verbeteren, alsmede een strategie om controlebezoeken te verbeteren en een consolidering van het auditplan van 2011.

Gezien de aanvullende vereenvoudigings- en controlemaatregelen die in vergelijking met het huidige programma (zie 2.2.2) zijn gepland, kan worden geconcludeerd dat het niveau van niet-naleving van het programma Europa voor de burger onder 2% zal komen te liggen.

2.2.2.     Controlemiddel(en)

A: Informatie over het binnen het EACEA opgezette interne controlesysteem

Het controlesysteem voor het programma Europa voor de burger zal risicogebaseerd zijn. Het zal de volgende hoofdcontroles bevatten, die hoofdzakelijk door het EACEA zullen worden uitgevoerd.

1. In de selectiefase

- Controle van de operationele en financiële capaciteit van aanvragers

- Controle van de subsidiabiliteit en uitsluitingscriteria

- Evaluatie en controle van budget en inhoud

- Juridische en financiële verificaties

- Vaststelling, met gebruikmaking van passende IT-hulpmiddelen, van gevallen waarbij mogelijk sprake is van dubbele financiering

2. Tijdens de contractbeheersfase

- Financieringsstromen gebaseerd op scheiding van taken

- Ruimer gebruik van vaste tarieven en forfaitaire bedragen om het foutenrisico te beperken

- Voor subsidies op basis van een budget, omschrijving van documentaire controles die moeten worden toegepast op definitieve rekeningen, gebaseerd op de risicobeoordeling en de controlekosten:

          * voor subsidies boven een drempel, verplichte auditcertificaten in het eindafrekeningsstadium;

          * voor kleinere subsidies voorbeelden van door de begunstigden overgelegde facturen; de inhoud van de voorbeelden zal voor elke actie worden bepaald na een risicogebaseerde analyse.

- Vereenvoudiging van de regels en meer duidelijkheid en transparantie van de informatie voor de begunstigden over deze regels

- Verbetering van de doelmatigheid en doeltreffendheid van controlebezoeken met gebruikmaking van risicogebaseerde criteria voor de keuze van te bezoeken projecten en kwaliteitscriteria om de uitvoering ervan te volgen.

3. Controle achteraf

- Jaarplan voor audits achteraf (risicogebaseerde en willekeurige selectie), gebaseerd op een uitgebreide risicoanalyse

- Ad-hocaudits, uit te voeren wanneer er ernstige bezorgdheid heerst omtrent onregelmatigheden en/of vermoede fraude.

De conclusie luidt dat vergeleken met de huidige situatie de reële belasting voor de begunstigden als gevolg van de controles zou afnemen, aangezien aanvullende vereenvoudigingen en een betere kwaliteit van aan de begunstigden verstrekte voorlichting naar verwachting zal leiden tot een lager risico van niet-naleving.

4. Toezicht op het EACEA door de Commissie

In aanvulling op de controles betreffende de toekenning van subsidies zal de Commissie ook de controlemaatregelen toepassen die voor uitvoerende agentschappen zijn vereist, overeenkomstig artikel 59 van het Financieel Reglement. Zij zal erop toezien en controleren dat het EACEA passende controledoelstellingen haalt voor de acties die het agentschap beheert. Dit toezicht wordt opgenomen in de samenwerkingsvoorwaarden tussen het toezichthoudende DG en het EACEA en in de halfjaarlijkse verslaglegging van het agentschap.

B: Schatting van de kosten voor de controle van door het EACEA beheerde acties

1. Gedurende de selectie- en contractbeheersfasen

1.1 Personeelskosten

De schatting wordt berekend met inachtneming van controleactiviteiten die in het kader van het huidige programma Europa voor de burger worden verricht:

- door operationeel en financieel personeel met initiërende en verifiërende taken

- in alle projectfasen (selectie, uitvoering en betalingen).

Hoeveelheid controlerend personeel || Standaardkosten || Totaal (1 jaar)

Arbeidscontractanten: 6,6 || 64 000 euro || 422 400 euro

Tijdelijke functionarissen: 1,6 || 127 000 euro || 203 200 euro

|| || Totaal voor de duur van het programma: 4 379 200 euro

1.2. Overige kosten

|| Standaardkosten || Totaal (1 jaar)

Bezoeken ter plaatse || 1 000 euro || 20 000 euro

Auditcertificaten die begunstigden moeten overleggen || 1 300 euro || 86 000 euro

|| || Totaal voor de duur van het programma: 742 000 euro

2. Controles achteraf

2.1 Personeel

Hoeveelheid controlerend personeel || Standaardkosten || Totaal (1 jaar)

Arbeidscontractanten: 0,25 || 64 000 euro || 16 000 euro

Tijdelijke functionarissen: 0,05 || 127 000 euro || 6 350 euro

|| || Totaal voor de duur van het programma: 156 450 euro

2.2. Audits achteraf

Willekeurige, risicogebaseerde en ad‑hocaudits || Standaardkosten || Totaal (1 jaar)

|| 10 500 euro || 98 000 euro

|| || Totaal voor de duur van het programma: 686 000 euro

3. Totale kosten van controles in het EACEA, vergeleken met het te beheren operationele budget

Met een operationeel budget van 205,9 miljoen euro voor het programma Europa voor de burger bedragen de totale kosten van controles voor acties die door het EACEA worden beheerd ongeveer 2,90% van het budget.

2.3.        Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Naast de toepassing van alle controlemechanismen overeenkomstig de regelgeving zal DG Communicatie een fraudebestrijdingsstrategie ontwerpen die beantwoordt aan de op 24 juni 2011 goedgekeurde nieuwe antifraudestrategie van de Commissie (CAFS) om er onder meer voor te zorgen dat zijn interne controles met het oog op fraudebestrijding beantwoorden aan de CAFS en dat zijn frauderisicobeheer erop gericht is gebieden op te sporen waar frauderisico’s bestaan en passende reacties te bepalen. Zo nodig zullen netwerkgroepen en passende IT-tools worden ingezet die specifiek gericht zijn op de analyse van fraudegevallen in verband met het programma Europa voor de burgers.

Er zij op gewezen dat met betrekking tot het programma Europa voor de burger slechts een zeer beperkt aantal gevallen van fraude aan OLAF zijn gemeld (namelijk vier).

Op grond hiervan en gezien de lage foutenpercentages moeten maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden in het nieuwe programma evenredig en kosteneffectief zijn.

Om mogelijke fraude en onregelmatigheden tegen te gaan, worden de volgende maatregelen overwogen.

- In de opzet van het programma wordt al rekening gehouden met het voorkomen van mogelijke fraude en onregelmatigheden, door eenvoudigere regels en een ruimer gebruik van vaste tarieven en forfaitaire bedragen.

- Mogelijke dubbele financiering wordt systematisch gecontroleerd en de begunstigden van diverse subsidies worden geïdentificeerd.

- Ad-hocaudits zullen worden uitgevoerd wanneer er ernstige zorgen bestaan omtrent onregelmatigheden en/of vermoede fraude.

- Het uitvoerend agentschap moet mogelijke fraude en onregelmatigheden zowel ad hoc als in zijn regelmatige verslaglegging melden.

3.           GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.        Rubriek(en) van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

· Bestaande begrotingsonderdelen van de uitgaven

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

|| GK/ NGK ([13]) || van EVA-landen[14] || van kandidaat-lidstaten[15] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

3 || 16.01.04. Europa voor de burger Uitgaven van administratieve aard || NGK || NEE || JA || NEE || NEE

3 || 16.05.01.01 Europa voor de burger || GK/ || JA || JA || NEE || NEE

· Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen

Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort krediet || Bijdrage

Aantal Veiligheid en burgerschap || GK/ NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement

3 || [XX.YY.YY.YY] || || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE

3.2.        Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.     Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 3 || Veiligheid en burgerschap

DG: Communicatie || || || Jaar 2014[16] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || TOTAL

Ÿ Beleidskredieten || || || || || || || || || ||

16.05.01.01 || Vastleggingen || (1) || 27.800 || 27.800 || 28.800 || 29.700 || 29.700 || 30.600 || 31.600 || 0 || 0 || 206.000

Betalingen || (2) || 16.175 || 23.725 || 28.125 || 28.025 || 29.400 || 30.300 || 30.300 || 11.700 || 8.250 || 206.000

Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || || ||

Betalingen || (2a) || || || || || || || || || ||

Uit het budget van specifieke programma's Gefinancierde administratieve kredieten[17] || || || || || || || || || ||

|| || || || || || || || || || || ||

16.01.04. || || (3) || 3.200 || 3.200 || 3.200 || 3.300 || 3,300 || 3.400 || 3.400 || || || 23.000

TOTAAL kredieten voor DG Communicatie || Vastleggingen || =1+1a +3 || 31.000 || 31.000 || 32.000 || 33.000 || 33.000 || 34.000 || 35.000 || || || 229.000

Betalingen || =2+2a+3 || 19.375 || 26.925 || 31.325 || 31.325 || 32.700 || 33.700 || 33.700 || 11.700 || 8.250 || 229.000

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 27.800 || 27.800 || 28.800 || 29.700 || 29.700 || 30.600 || 31.600 || 0 || 0 || 206.000

Betalingen || (5) || 16.175 || 23.725 || 28.125 || 29.400 || 29.400 || 30.300 || 30.300 || 11.700 || 8.250 || 206.000

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 3.200 || 3.200 || 3.200 || 3.300 || 3.300 || 3.400 || 3.400 || 0 || 0 || 23.000

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK Communicatie van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 31.000 || 31.000 || 32.000 || 33.000 || 33.000 || 34.000 || 35.000 || 0 || 0 || 229.000

Betalingen || =5+ 6 || 19.375 || 26.925 || 31.325 || 31.325 || 32.700 || 33.700 || 33.700 || 11.700 || 8.250 || 229.000

Wanneer het voorstel/initiatief gevolgen heeft voor meerdere rubrieken:

Ÿ TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || || || || || || || ||

Betalingen || (5) || || || || || || || ||

Ÿ TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || || || || || || || ||

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 4 van het meerjarige financiële kader (Referentiebedrag ) || Vastleggingen || =4+ 6 || || || || || || || ||

Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || ||

De Commissie kan de uitvoering van het programma Europa voor de burger uitbesteden aan een uitvoerend agentschap. Afhankelijk van de mate van uitbesteding, moeten de bedragen en uitsplitsing van de geschatte kosten mogelijk worden aangepast. 

Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || "Administratieve uitgaven"

in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAL

DG: Communicatie ||

Ÿ Personele middelen || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 8.512

Ÿ Andere administratieve uitgaven || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 1.911

TOTAAL DG COMM || Kredieten || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 10.423

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 10.423

In miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

|| || || Jaar 2014[18] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Jaar 2021 || Jaar 2022 || TOTAL

TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 32.489 || 32.489 || 33.489 || 34.489 || 34.489 || 35.489 || 36.489 || || || 239.423 ||

Betalingen || 20.864 || 28.414 || 32.814 || 32.814 || 34.189 || 35.189 || 35.189 || 11.700 || 8.250 || 239.423 ||

3.2.2.     Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig

– x Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL

OUTPUTS

Soort output[19] || Gem. kosten van de ouput || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Aantal outputs || Kosten || Totaal aantal outputs || Totaal kosten

Actie nr. 1 Bewustmaking inzake het gedenken en de geschiedenis, de identiteit en het doel van de Unie, door debat, reflectie en netwerkvorming te stimuleren || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Partnerschappen (3 jaar) || Exploitatiesubsidies || 0.175 || 8 || 1.400 || 8 || 1.400 || 8 || 1.400 || 10 || 1.750 || 10 || 1.750 || 10 || 1.750 || 0 || 0.000 || 54 || 9.450

- Structurele ondersteuning (1 jaar) || Exploitatiesubsidies || 0.100 || 4 || 0.400 || 4 || 0.400 || 4 || 0.400 || 5 || 0.500 || 5 || 0.500 || 5 || 0.500 || 23 || 2.300 || 50 || 5.000

Herdenkingsprojecten || Subsidies voor acties || 0.050 || 56 || 2.800 || 56 || 2.800 || 59 || 2.950 || 59 || 2.950 || 59 || 2.950 || 61 || 3.050 || 62 || 3.100 || 412 || 20.600

Projecten inzake geschiedenis, identiteit en doel van de Unie || Subsidies voor acties || 0.050 || 19 || 0.950 || 19 || 0.950 || 21 || 1.050 || 22 || 1.100 || 22 || 1.100 || 24 || 1.200 || 24 || 1.200 || 151 || 7.550

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || 87 || 5.550 || 87 || 5.550 || 92 || 5.800 || 96 || 6.300 || 96 || 6.300 || 100 || 6.500 || 109 || 6.600 || 667 || 42.600

Actie nr. 2[20] Democratische en burgerparticipatie op het niveau van de Unie aanmoedigen door het inzicht van de burgers in het besluitvormingsproces van de Unie te ontwikkelen en door meer mogelijkheden te scheppen om op het niveau van de Unie solidariteit en maatschappelijke betrokkenheid te betonen en vrijwilligersactiviteiten te ontplooien. || || || || || || || || || || || || || || || ||

- Burgerbijeenkomsten || Subsidies voor acties || 0.010 || 300 || 3.000 || 300 || 3.000 || 300 || 3.000 || 300 || 3.000 || 300 || 3.000 || 300 || 3.000 || 300 || 3.000 || 2.100 || 21.000

- Stedenbandennetwerken || Subsidies voor acties || 0.050 || 118 || 5.900 || 118 || 5.900 || 118 || 5.900 || 119 || 5.950 || 119 || 5.950 || 120 || 6.000 || 126 || 6.300 || 838 || 41.900

Projecten van burgers en organisaties uit het maatschappelijk middenveld || Subsidies voor acties || 0.080 || 45 || 3.600 || 45 || 3.600 || 50 || 4.000 || 50 || 4.000 || 50 || 4.000 || 55 || 4.400 || 55 || 4.400 || 350 || 28.000

- Partnerschappen (3 jaar) || Exploitatiesubsidies || 0.175 || 30 || 5.250 || 30 || 5.250 || 30 || 5.250 || 32 || 5.600 || 32 || 5.600 || 32 || 5.600 || 0 || 0.000 || 186 || 32.550

- Structurele ondersteuning (1 jaar) || Exploitatiesubsidies || 0.100 || 14 || 1.400 || 14 || 1.400 || 15 || 1.500 || 15 || 1.500 || 15 || 1.500 || 15 || 1.500 || 72 || 7.200 || 160 || 16.000

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || 507 || 19.150 || 507 || 19.150 || 513 || 19.650 || 516 || 20.050 || 516 || 20.050 || 522 || 20.500 || 553 || 20.900 || 3634 || 139.450

Actie nr. 3 Analyse, verspreiding en valorisatie van projectresultaten ||

- Collegiale toetsingen || Subsidies voor acties/overheidsopdrachten || 0.500 || 2 || 1.000 || 2 || 1.000 || 2 || 1.000 || 2 || 1.000 || 2 || 1.000 || 2 || 1.000 || 2 || 1.000 || 14 || 7.000

- Studies en communicatiediensten || Overheidsopdrachten || 0.250 || 1 || 0.250 || 1 || 0.250 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 3 || 0.750 || 5 || 1.250 || 16 || 4.000

- Steunmaatregelen || Subsidies voor acties || 0.075 || 6 || 0.450 || 6 || 0.450 || 6 || 0.450 || 6 || 0.450 || 6 || 0.450 || 6 || 0.450 || 6 || 0.450 || 42 || 3.150

- Evenementen rond het voorzitterschap || Subsidies voor acties || 0.250 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 2 || 0.500 || 14 || 3.500

- Ondersteunende structuren in de lidstaten || Exploitatiesubsidies || 0.030 || 30 || 0.900 || 30 || 0.900 || 30 || 0.900 || 30 || 0.900 || 30 || 0.900 || 30 || 0.900 || 30 || 0.900 || 210 || 6.300

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || 41 || 3.100 || 41 || 3.100 || 42 || 3.350 || 42 || 3.350 || 42 || 3.350 || 43 || 3.600 || 45 || 4.100 || 296 || 23.950

TOTALE KOSTEN || 635 || 27.800 || 635 || 27.800 || 647 || 28.800 || 654 || 29.700 || 654 || 29.700 || 665 || 30.600 || 707 || 31.600 || 4597 || 206.000

3.2.3.     Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.  Samenvatting

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

– x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

|| Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || +Jaar 2019 || +Jaar 2020 || TOTAAL

RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 || 1.216 ||

Andere administratieve uitgaven || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 || 0.273 ||

Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 ||

Buiten RUBRIEK 5[21] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

Personele middelen || || || || || || || ||

Andere administratieve uitgaven || || || || || || || ||

Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || ||

TOTAAL || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 1.489 || 10.423

NB: Afhankelijk van de resultaten van de overwogen uitbesteding zullen de cijfers worden aangepast.           

3.2.3.2.  Geraamde personeelsbehoeften

– ¨  Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

– x Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in een geheel getal (of met hoogstens 1 decimaal)

|| || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020

Ÿ Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) ||

|| XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 9 || 9 || 9 || 9 || 9 || 9 || 9

|| XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ÿ Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[22] ||

|| XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1

|| XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || ||

|| XX 01 04 jj[23] || - zetel[24] || || || || || || ||

|| - delegaties || || || || || || ||

|| XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden) || || || || || || ||

|| 10 01 05 02 (AC, END, INT - eigen onderzoek) || || || || || || ||

|| Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || ||

|| TOTAAL || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10 || 10

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Afhankelijk van de resultaten van de overwogen uitbesteding worden de cijfers aangepast.

Beschrijving van de uit te voeren taken

Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || Programmacoördinatie en contacten met het uitvoerend agentschap

Extern personeel ||

3.2.4.     Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

– x Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader.

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader

Zet uiten welke herprogrammering vereist is, onder vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[n.v.t.]

– ¨  Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[25]

Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen.

[n.v.t.]

3.2.5.     Bijdrage van derden aan de financiering

– x Het voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden.

– Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen)

|| Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal

Medefinancieringsbron || || || || || || || ||

TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || ||

3.3.        Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

– x Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

– ¨  Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

– ¨         voor de eigen middelen

– ¨         voor de diverse ontvangsten

in miljoenen euro’s (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[26]

Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || … invullen: zoveel kolommen als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …………. || || || || || || || ||

Voor de diverse ontvangsten die worden “toegewezen”, vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

[1]               PB C van , blz. .

[2]               COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010

[3]               Verordening (EU) nr. 211/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 over het burgerinitiatief (PB L 65 van 11.3.2011, blz. 1).

[4]               PB L 378 van 27.12.2006, blz. 32.

[5]               PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

[6]               Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (het Financieel Reglement), PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. - Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van 13 december 2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

[7]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Een begroting voor Europa 2020 Deel II (beleidsfiches), COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[8]               Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s – Een begroting voor Europa 2020 Deel II (beleidsfiches), COM(2011) 500 definitief van 29.6.2011.

[9]               ABM: Activity-Based Management – ABB: Activity-Based Budgeting.

[10]             In de zin van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel Reglement.

[11]             Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html

[12]             In de zin van artikel 185 van het Financieel Reglement.

[13]             GK = gesplitste kredieten / NGK = niet-gesplitste kredieten.

[14]             EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.

[15]             Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten.

[16]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[17]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[18]             Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel/initiatief wordt begonnen.

[19]             Outputs zijn te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.)

[20]             Zoals beschreven in punt 1.4.2. "Specifieke doelstelling(en)…"

[21]             Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.

[22]             AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige);

[23]             Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).

[24]             Vooral voor structuurfondsen, Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en Europees Visserijfonds (EVF).

[25]             Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[26]             Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25% aan inningskosten.

Top