Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0512

    De uitbanning van clustermunitie Resolutie van het Europees Parlement van 17 november 2011 over de uitbanning van clustermunitie

    PB C 153E van 31.5.2013, p. 132–134 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    31.5.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 153/132


    Donderdag 17 november 2011
    De uitbanning van clustermunitie

    P7_TA(2011)0512

    Resolutie van het Europees Parlement van 17 november 2011 over de uitbanning van clustermunitie

    2013/C 153 E/16

    Het Europees Parlement,

    gezien het Verdrag inzake clustermunitie, dat op 1 augustus 2010 in werking is getreden en dat op 8 november 2011 door 111 staten was goedgekeurd (108 ondertekenende staten, waaronder 3 lidstaten van de EU, 63 ratificeringen, waaronder 19 lidstaten van de EU en 3 toetredingslanden),

    gezien ontwerpprotocol VI inzake clustermunitie van 26 augustus 2011 bij het Verdrag inzake een verbod op of beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die geacht kunnen worden een uitzonderlijk schadelijke of ongedifferentieerde werking te hebben (CCW),

    gezien de resolutie die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties over het CCM heeft goedgekeurd op 2 december 2008,

    gezien de mededeling van de secretaris-generaal van de VN aan de tweede vergadering van de staten die partij zijn bij het CCM, die is gedaan door de heer Sergio Duarte, hoge vertegenwoordiger voor ontwapening, op 13 september 2011 in Beiroet,

    gezien de verklaringen die de vice-voorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, heeft afgelegd, met name over het CCM op 1 augustus 2010 en over de berichten over het gebruik van clustermunitie in Libië op 29 april 2011,

    gezien zijn resolutie van 20 november 2008 over het Verdrag inzake clustermunitie (1),

    gezien zijn resolutie van 8 juli 2010 over de inwerkingtreding van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM) en de rol van de EU (2),

    gezien zijn resolutie van 7 juli 2011 over de vooruitgang op het gebied van mijnbestrijding (3),

    gezien artikel 110, lid 4, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat clustermunitie, gezien het grote oppervlak waarover haar dodelijke werking zich doorgaans doet gelden, ernstige risico's voor de burgerbevolking met zich meebrengt en dat dergelijke munitie in gebieden waar conflicten hebben gewoed achteraf vaak leidt tot veel ernstige verwondingen en doden onder de burgerbevolking doordat niet-ontplofte, achtergebleven clustermunitie vaak door kinderen en andere nietsvermoedende onschuldige personen wordt aangetroffen;

    B.

    overwegende dat de steun van de meeste EU-lidstaten, van interparlementaire initiatieven en van maatschappelijke organisaties doorslaggevend is geweest voor de succesvolle afronding van het "Proces van Oslo", dat heeft geresulteerd in de inwerkingtreding van het Verdrag inzake clustermunitie (CCM); overwegende dat 22 EU-lidstaten partij zijn bij het CCM, en dat vijf EU-lidstaten het CCM noch hebben ondertekend, noch geratificeerd;

    C.

    overwegende dat het CCM staten die partij bij het verdrag zijn verbiedt clustermunitie te gebruiken, te ontwikkelen, te produceren, op andere wijze te verwerven, op te slaan of te houden, dan wel deze munitie direct of indirect aan anderen over te dragen, alsook anderen aan te sporen of ertoe te brengen deel te nemen aan enige activiteit die op grond van het verdrag aan een verdragsluitende partij is verboden;

    D.

    overwegende dat met het CCM een nieuwe humanitaire norm wordt vastgesteld voor de bijstand aan slachtoffers, onder wie personen die de rechtstreekse gevolgen van clustermunitie hebben ondervonden, evenals hun gezinnen en gemeenschappen;

    E.

    overwegende dat tekst van ontwerpprotocol VI bij het CCW, waarover tijdens de vierde toetsingsconferentie van het CCW zal worden gediscussieerd, juridisch niet verenigbaar met, noch aanvullend op het CCW is; overwegende dat de staten die partij zijn bij het CCM, wettelijk verplicht zijn alle munitie te vernietigen, maar dat met het ontwerpprotocol alleen clustermunitie van vóór 1980 zal worden verboden, dat het protocol voorziet in een lange overgangsperiode waardoor de uitvoering van het verdrag op zijn minst 12 jaar kan worden uitgesteld en het gebruik van clustermunitie met slechts één zelfvernietigingsmechanisme is toegestaan en dat staten wordt toegestaan gebruik te maken van clustermunitie met een zogeheten mislukkingspercentage van 1 % of minder;

    F.

    overwegende dat sinds de ondertekening van het CCW clustermunitie volgens berichten recent is gebruikt tegen de burgerbevolking in Cambodja, Thailand en Libië, en dat nu dringend stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat niet-ontplofte clustersubmunitie wordt verwijderd, teneinde meer doden of gewonden te voorkomen;

    1.

    dringt er bij de EU-lidstaten op aan geen protocol bij het CCW aan te nemen, goed te keuren of vervolgens te ratificeren op grond waarvan het gebruik van overeenkomstig het CCM verboden clustermunitie toegestaan zou zijn, en dringt er bij de Raad en de EU-lidstaten op aan tijdens de komende vierde, van 14 tot en met 25 november 2011 in Genève te houden toetsingsconferentie van het CCW dienovereenkomstig te handelen;

    2.

    betreurt ten zeerste het feit dat de ontwerptekst van protocol VI, die tijdens die conferentie zal worden besproken, een bedreiging vormt voor de duidelijke en degelijke, met het CCM ingestelde internationale norm op het gebied van humanitaire wetgeving, waarmee clustermunitie in het algemeen verboden wordt, en dat deze de bescherming van burgers zal verzwakken;

    3.

    dringt er bij de staten op aan te erkennen dat er humanitaire gevolgen en een hoge politieke prijs verbonden zijn aan de ondersteuning van het voorgestelde ontwerpprotocol, dat vol uitzonderingen en achterpoortjes zit die het gebruik van clustermunitie mogelijk maken;

    4.

    roept de EU-lidstaten en kandidaat-lidstaten die geen partij zijn bij het CCM ertoe op zo spoedig mogelijk tot het CCM toe te treden, en de staten die partij zijn bij het CCM het verdrag zo spoedig mogelijk te ratificeren;

    5.

    is van mening dat protocol VI bij het CCW niet met het CCM verenigbaar is en dat de EU-lidstaten die het CCM hebben ondertekend wettelijk verplicht zijn zich krachtig tegen de invoering van protocol VI te verzetten en deze af te wijzen;

    6.

    dringt er bij de vice-voorzitter / hoge vertegenwoordiger krachtig op aan de EU-lidstaten aan hun wettelijke verplichting overeenkomstig het CCM te herinneren; verzoekt de vice-voorzitter / hoge vertegenwoordiger bijzondere nadruk te leggen op de thematische doelstellingen van een beperking van het gevaar van clustermunitie en er daarom voor te zorgen dat de Unie partij bij het CMM wordt, hetgeen na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon mogelijk is;

    7.

    is tevreden met het feit dat vijftien staten die partij zijn bij het CCM en die het CCM hebben ondertekend, de vernietiging van hun voorraden hebben voltooid en dat twaalf andere deze vernietiging uiterlijk op de voor hen geldende uiterste datum voltooien zullen, en dat opruimingsoperaties aan de gang zijn in achttien landen en drie andere gebieden;

    8.

    dringt er bij de EU-lidstaten die zich nog niet bij het CCM hebben aangesloten maar de humanitaire gevolgen van clustermunitie voor de bevolking willen beperken, op aan om in afwachting van toetreding strenge en transparante nationale maatregelen te nemen, onder meer door met spoed een moratorium op het gebruik, de productie en de overbrenging van clustermunitie in te stellen, en op zo kort mogelijke termijn een begin te maken met de vernietiging van clustermunitievoorraden;

    9.

    roept de EU-lidstaten die het CCM hebben ondertekend ertoe op wetgeving goed te keuren om het verdrag op nationaal niveau ten uitvoer te leggen; dringt er bij de EU-lidstaten op aan transparantie te betrachten bij hun bemoeiingen om aan deze resolutie gevolg te geven en regelmatig verslag uit te brengen, bijvoorbeeld bij het parlementen, over de activiteiten die zij in het kader van het CCM ontwikkelen;

    10.

    verzoekt de Raad en de Commissie om, in het bijzonder in het kader van de handelsbetrekkingen van de EU met haar buren, in overeenkomsten met derde landen – naast de standaardclausule inzake non-proliferatie van massavernietigingswapens – ook een verwijzing naar het verbod op clustermunitie als standaardclausule op te nemen;

    11.

    verzoekt de Raad en de Commissie de bestrijding van clustermunitie een integrerend onderdeel te laten uitmaken van de externe steunprogramma's van de EU, teneinde derde landen te kunnen ondersteunen bij de vernietiging van munitievoorraden en om ze humanitaire bijstand te verlenen;

    12.

    roept de EU-lidstaten, de Raad en de Commissie ertoe op stappen te ondernemen om de levering van clustermunitie door staten aan niet-gouvernementele actoren te ontmoedigen;

    13.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de vice-voorzitter van de Commissie / hoge vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid, de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten, de secretaris-generaal van de VN en de Clustermunitiecoalitie.


    (1)  PB C 16 E van 22.1.2010, blz. 61.

    (2)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0285.

    (3)  Aangenomen teksten, P7_TA(2011)0339.


    Top