Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011IP0378

    Toegang van het publiek tot documenten in de jaren 2009-2010 Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2011 over de toegang van het publiek tot documenten (artikel 104, lid 7, van het Reglement) in de jaren 2009-2010 (2010/2294(INI))

    PB C 51E van 22.2.2013, p. 72–83 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    22.2.2013   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 51/72


    Woensdag 14 september 2011
    Toegang van het publiek tot documenten in de jaren 2009-2010

    P7_TA(2011)0378

    Resolutie van het Europees Parlement van 14 september 2011 over de toegang van het publiek tot documenten (artikel 104, lid 7, van het Reglement) in de jaren 2009-2010 (2010/2294(INI))

    2013/C 51 E/09

    Het Europees Parlement,

    gezien de artikelen 1, 10 en 16 van het EU-Verdrag (VEU) en de artikelen 15 en 298 van het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU),

    gezien het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder de artikelen 41 (behoorlijk bestuur) en 42 (recht op toegang tot documenten),

    gezien Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (1),

    gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1700/2003 van de Raad van 22 september 2003 tot wijziging van Verordening (EEG, Euratom) nr. 354/83 inzake het voor het publiek toegankelijk maken van de historische archieven van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (2),

    gezien Verordening (EG) nr. 1367/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 6 september 2006 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Verdrag van Aarhus betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden op de communautaire instellingen en organen (3),

    gezien de jurisprudentie van het Hof van Justitie en het Gerecht over de toegang tot documenten en met name de arresten van het Hof in de zaken Turco (gevoegde zaken C-39/05 P en C-52/05 P) (4), Bavarian Lager (zaak C-28/08) (5) , Volker und Marcus Schecke (gevoegde zaken C-92/09 en C-93/09) (6), Technische Glaswerke Ilmenau - TGI (C-139/07 P)  (7) en API (gevoegde zaken C-514/07 P, C-528/07 P en C-532/07 P) (8), en de arresten van het Gerecht in de zaken Access Info Europe (T-233/09) (9), MyTravel (zaak T-403/05) (10), Borax (zaken T-121/05 en T-166/05) (11), Joséphidès (zaak T-439/08) (12), Co-Frutta (gevoegde zaken T-355/04 en T-446/04) (13), Terezakis (zaak T-380/04) (14), Agrofert Holdings (zaak T-111/07) (15) en Editions Jacob (zaak T-237/05) (16),

    gezien de activiteiten en verslagen van de Europese Ombudsman met betrekking tot de toegang tot documenten en van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming over het juiste evenwicht tussen transparantie en gegevensbescherming,

    gezien het voorstel van de Commissie van 30 april 2008 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (COM(2008)0229),

    gezien het voorstel van de Commissie van 20 maart 2011 voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (COM(2011)0137),

    gezien het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden van 1998 (Verdrag van Aarhus),

    gezien het verdrag van de Raad van Europa betreffende de toegang tot officiële documenten van 2008,

    gezien de jaarverslagen van de Raad, de Commissie en het Europees Parlement over 2009 en 2010 betreffende de toegang tot documenten overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1049/2001,

    gezien het herziene kaderakkoord van 2010 over de betrekkingen tussen het Europees Parlement en de Commissie (17),

    gezien het Interinstitutioneel Akkoord van 20 november 2002 tussen het Europees Parlement en de Raad over de toegang van het Europees Parlement tot gevoelige gegevens van de Raad op het gebied van het veiligheids- en defensiebeleid (18),

    gezien zijn resoluties van 14 januari 2009 over de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (19), van 25 november 2010 over het jaarverslag over de activiteiten van de Europese Ombudsman in 2008 (20), en van 17 december 2009 over verbetering van het wettelijk kader voor de toegang tot documenten die nodig is na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, Verordening (EG) nr. 1049/2001 (21),

    gezien artikel 48 en artikel 104, lid 7, van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A7-0245/2011),

    A.

    overwegende dat bij het Verdrag van Lissabon een nieuw constitutioneel raamwerk voor de institutionele transparantie in de EU tot stand is gebracht met de verankering – vanuit het oogpunt van een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat (artikel 298 VWEU) – van een fundamenteel recht op toegang tot de documenten van de instellingen, organen en instanties van de EU; overwegende dat dit recht, dat krachtens het Verdrag niet alleen geldt voor de burgers van de Unie, maar ook voor elke natuurlijke of rechtspersoon met verblijfplaats of statutaire zetel in een lidstaat, dient te worden uitgeoefend met inachtneming van de algemene beginselen en beperkingen (ter bescherming van bepaalde openbare en particuliere belangen) die vastgelegd zijn in de verordeningen van het Europees Parlement en de Raad (artikel 15 VWEU),

    B.

    overwegende dat de algemene regel thans inhoudt dat wetgevingsdocumenten volledig toegankelijk zijn en dat uitzonderingen voor niet-wetgevingsdocumenten beperkt moeten worden; overwegende dat de twee benaderingen elkaar niet mogen ondermijnen,

    C.

    overwegende dat in de nieuwe Verdragen niet meer wordt gerept van het behoud van de "doeltreffendheid van het besluitvormingsproces" van de Raad (art. 255 en 207, lid 3, van het voormalige EG-Verdrag) - de zogeheten "ruimte om na te denken" - als mogelijk argument om het recht op inzage wat wetgevingsprocedures betreft in te perken; overwegende dat voor administratieve procedures de "ruimte om na te denken" afgestemd moet worden op artikel 1 VEU en artikel 298 VWEU, op grond waarvan een open, doeltreffend en onafhankelijk Europees ambtenarenapparaat vereist is,

    D.

    overwegende dat transparantie een essentieel onderdeel van de participerende democratie is - als aanvulling op de representatieve democratie, waarop de werking van de Unie gegrond is, zoals uitdrukkelijk genoemd in de artikelen 9 tot en met 11 VEU - waarmee de burger inbreng heeft in de besluitvorming en de openbare controle, zodat de legitimiteit van het democratische politieke bestel gewaarborgd wordt,

    E.

    overwegende dat de burgers aandringen op meer democratie, grotere transparantie en meer openheid van de kant van instellingen en politieke actoren en op een sterkere corruptiebestrijding; overwegende dat het verlenen van toegang tot documenten en informatie een manier is om ervoor te zorgen dat burgers in het democratische proces kunnen participeren en dat corruptie wordt voorkomen en bestreden,

    F.

    overwegende dat de EU steeds meer kritiek dreigt te zullen oogsten wegens het aanhoudende gebrek aan transparantie, openheid en toegang tot documenten en informatie voor de burgers, dat wordt geïllustreerd door het feit dat het vanwege de weigering van de Commissie om de amendementen van het Parlement te aanvaarden onmogelijk is gebleken een nieuwe verordening inzake het recht van toegang tot documenten vast te stellen, alsmede door het feit dat de lidstaten niet bereid zijn om hun documenten, discussies en beraadslagingen toegankelijk te maken voor het publiek en het Parlement,

    G.

    overwegende dat op EU-niveau aanvullende en strengere maatregelen tegen corruptie moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat de EU-instellingen op alle niveaus en alle locaties corruptievrij blijven, en overwegende dat het Europees Parlement lering moet trekken uit recente slechte ervaringen door regels voor de betrekkingen tussen Parlementsleden en EP-personeel enerzijds en lobbyisten en belangengroepen anderzijds te formuleren met inbegrip van regels die voor grotere transparantie zorgen,

    H.

    overwegende dat de burgers, om nakoming van de verantwoordingsplicht en de legitimiteit van een democratisch politiek bestel te waarborgen, het recht hebben om te weten hoe hun vertegenwoordigers zich gedragen als zij eenmaal verkozen of benoemd zijn tot lid van een openbaar orgaan of hun lidstaat op Europees of internationaal niveau vertegenwoordigen (beginsel van de verantwoordingsplicht), hoe het besluitvormingsproces in zijn werk gaat (met inbegrip van documenten, amendementen, tijdschema's, betrokken partijen, uitgebrachte stemmen, enz.) en hoe de openbare middelen worden toegewezen en besteed en met welke resultaten (beginsel van de traceerbaarheid van middelen),

    I.

    overwegende dat de vigerende Verordening (EG) nr. 1049/2001 op verscheidene belangrijke punten geen heldere definities geeft, zoals het vetorecht van de lidstaten en de inperkingen van de "ruimte om na te denken", en evenmin een duidelijke afbakening van de uitzonderingen, de rubricering van documenten en het evenwicht tussen openheid en gegevensbescherming,

    J.

    overwegende dat de EU met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon nieuwe bevoegdheden op het gebied van strafrechtelijke en politiële samenwerking heeft gekregen (art. 82 en 83 VWEU); overwegende dat die nieuwe bevoegdheden voor de elementaire mensenrechten van belang kunnen zijn en tot een opener wetgevingsprocedure zouden kunnen nopen,

    K.

    overwegende dat artikel 15 VWEU en artikel 42 van het Handvest van de grondrechten het begrip "document" ruim definiëren, namelijk als informatie, ongeacht de informatiedrager,

    L.

    overwegende dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 blijkens de statistisch aantoonbare verschillen tussen de instellingen niet uniform wordt toegepast; overwegende dat de cijfers in de jaarverslagen over 2009 met betrekking tot de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 door de EU-instellingen globaal een daling laten zien in het aantal en percentage afwijzingen, namelijk tot 12 % (33 gevallen) (22) bij het Parlement (tegen 16 % in 2008), 22,5 % (2 254 gevallen) (23) bij de Raad (tegen 28 % in 2008) en 11,65 % (589 gevallen) bij de Commissie (tegen 13,99 % in 2008), waarbij de redenen voor afwijzing in 2009 van instelling tot instelling varieerden met als voornaamste argument bescherming van het besluitvormingsproces (39,74 % bij het Parlement (24), 39,2 % van de initiële verzoeken bij de Raad (25) en 26 % bij de Commissie (26)),

    M.

    overwegende dat het Hof met zijn arrest in de zaak Toland/Parliament  (27) het besluit van het Europees Parlement vernietigde om geen toegang te verlenen tot een verslag van de Dienste interne audit van 9 januari 2008 getiteld "Audit van de vergoeding voor parlementaire bijstand",

    N.

    overwegende dat de Commissie en het Parlement in 2009 geen gevoelige documenten in hun registers hebben opgenomen, terwijl de Raad 157 gevoelige documenten als "CONFIDENTIEL UE" of "SECRET UE" heeft gerubriceerd, van de 445 als zodanig gerubriceerde documenten,

    O.

    overwegende dat internationale overeenkomsten in de Europese rechtsorde vergelijkbare gevolgen hebben als de interne EU-wetgeving en dat de burgers over internationale overeenkomsten geïnformeerd moeten worden en toegang tot de desbetreffende documenten moeten krijgen,

    P.

    overwegende dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 aan de instellingen de verplichting oplegt te overwegen om een document gedeeltelijk toegankelijk te maken indien het document slechts gedeeltelijk onder een uitzondering op het recht van toegang valt; overwegende dat in gevallen van gedeeltelijk toegankelijk gemaakte documenten de toegang daartoe vaak te beperkt is en zich alleen uitstrekt tot de titel of de inleidende paragrafen, terwijl inzage in de belangrijkste paragrafen wordt geweigerd,

    Q.

    overwegende dat in artikel 41 van het Handvest van de grondrechten het recht van eenieder is verankerd "om inzage te krijgen tot het hem betreffende dossier, met inachtneming van het gerechtvaardigde belang van de vertrouwelijkheid en het beroeps- en het zakengeheim" en overwegende dat er nog steeds sprake is van ernstige tekortkomingen bij de naleving van dit recht hetgeen ertoe leidt dat druk wordt uitgeoefend om de regels inzake de toegang van de burgers tot de hen betreffende dossiers toe te passen,

    R.

    overwegende dat alle instellingen, organen en instanties van de Unie krachtens artikel 15 VWEU verplicht zijn om "in een zo groot mogelijke openheid" te werken; overwegende dat deze verplichting ook geldt voor de comités die de Commissie bijstaan bij de uitvoering van haar taken; overwegende dat het standaardreglement van orde voor comités niet aan deze verplichting voldoet, aangezien daarin is bepaald dat alle beraadslagingen en documenten betreffende zogenoemde comitéprocedures vertrouwelijk zijn,

    Toegang tot documenten als grondrecht

    1.

    wijst er andermaal op dat transparantie de algemene regel is en dat het Verdrag van Lissabon (en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, nu dat juridisch bindend is geworden) dit tot een wettelijk grondrecht van de burger heeft gemaakt; wijst erop dat besluiten tot afwijzing van een verzoek om inzage daarom gebaseerd moeten zijn op duidelijk en nauwkeurig omschreven uitzonderingsgronden en met redenen omkleed en gegrond moeten zijn, zodat de burger begrijpt waarom het verzoek is afgewezen en daadwerkelijk gebruik kan maken van de beschikbare beroepsmogelijkheden;

    2.

    is van oordeel dat de EU inzake openbaarheid van bestuur en moderne democratie een voorbeeldfunctie moet vervullen voor de lidstaten en derde landen;

    3.

    herinnert eraan dat transparantie de beste manier is om corruptie, fraude, belangenconflicten en wanbeheer te voorkomen;

    4.

    verzoekt alle instellingen, organen en instanties van de Unie, met inbegrip van de onlangs opgerichte Europese Dienst voor extern optreden, Verordening (EG) nr. 1049/2001 met onmiddellijke ingang volledig toe te passen, zoals de Verdragen verlangen, en daarover een jaarverslag te publiceren, zoals artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 voorschrijft;

    5.

    wijst erop dat stappen van het Hof van Justitie, de Europese Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, die zich vooral in individuele gevallen uitspreken, niet de plaats van wetgeving kunnen innemen als het gaat om rechtszekerheid en rechtsgelijkheid; betreurt het dat ook door het Hof verkondigde duidelijke beginselen, zoals in het arrest in de zaak-Turco over transparantie in de wetgeving, niettemin niet worden nageleefd; roept de instellingen derhalve andermaal op om het arrest-Turco inzake in het kader van het wetgevingsproces opgestelde adviezen van juridische diensten in acht te nemen; wijst er nogmaals op dat de wetgever de in de rechtspraak van het Hof van Justitie gesignaleerde problemen moet aanpakken en oplossen en het recht op toegang tot documenten ten volle en met ruimere strekking gestalte moet geven, in de geest van de recente Verdragswijzigingen die duidelijk in een grondrecht op toegang tot documenten voorzien;

    6.

    is van oordeel dat herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 noodzakelijk is om een aantal bepalingen te verduidelijken, de uitzonderingsgronden af te bakenen en in te perken en te bereiken dat de door de Verdragen en het Handvest gegarandeerde transparantie door de uitzonderingsgronden niet ondermijnd wordt; meent dat deze herziening tot versterking van het recht van toegang tot documenten moet leiden, zonder de bestaande normen voor de bescherming van dat recht op enigerlei wijze te af te zwakken, en dat de jurisprudentie van het Hof bij de herziening in acht moet worden genomen; benadrukt in dit verband dat de herziene verordening eenvoudig en inzichtelijk voor de burgers moet zijn opdat zij hun recht daadwerkelijk kunnen uitoefenen;

    7.

    stelt dat het Commissievoorstel uit 2008 ter herziening van Verordening (EG) nr. 1049/2001 de transparantie van de Unie niet op het niveau brengt dat volgens het Verdrag van Lissabon vereist is, en dat veel van de door de Commissie voorgestelde wijzigingen het huidige niveau zelfs verlagen; is van mening dat met name de door de Commissie voorgestelde wijziging van artikel 3, die de definitie van "document" aanzienlijk inperkt, in strijd is met het Verdrag van Lissabon; verzoekt de Commissie een herzien voorstel tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 in te dienen waarin volledig recht wordt gedaan aan het vereiste van sterkere transparantie zoals dat neergelegd is in het Verdrag van Lissabon en tot uiting komt in de jurisprudentie van het Hof en de eerdere documenten van het Parlement;

    8.

    wijst erop dat het Hof in de zaak Zweden/Commissie (C-64/05 P) (28) heeft geoordeeld dat de lidstaten niet beschikken over een absoluut vetorecht ten aanzien van documenten die van hen afkomstig zijn, maar alleen over de mogelijkheid van een conform advies, om na te gaan of een van de uitzonderingsgronden als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1049/2001 van toepassing is (29); is van oordeel dat verduidelijking in de wetgeving nodig is om de juiste naleving van deze rechterlijke uitspraak te waarborgen en om vertragingen en controverses te voorkomen, die zich nog steeds voordoen zoals blijkt uit de zaak-IFAW  (30);

    9.

    wijst erop dat artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake gevoelige documenten een compromis is dat niet meer beantwoordt aan de nieuwe constitutionele en wettelijke verplichtingen nu het Verdrag van Lissabon in werking is;

    10.

    beklemtoont dat rubricering van gevoelige documenten rechtstreeks van invloed is op het recht van toegang van de burger; wijst erop dat het huidige rubriceringssysteem louter op interinstitutionele afspraken gebaseerd is en overrubricering in de hand werkt; dringt aan op gemeenschappelijke regels voor rubricering in de vorm van een verordening;

    11.

    dringt er met name bij de Raad op aan dat het Parlement volledig inzage krijgt in gerubriceerde documenten die verband houden met internationale overeenkomsten, zoals bepaald in artikel 218 VWEU, en in gerubriceerde documenten die verband houden met evaluatieprocedures van de EU, teneinde interinstitutionele problemen te voorkomen zoals die zich onder meer hebben voorgedaan in verband met de toetreding van de EU tot het EVRM, de Schengen-evaluatie betreffende Bulgarije en Roemenië, de handelsovereenkomst ter bestrijding van namaak (ACTA) en de mensenrechtendialoog EU-China;

    12.

    benadrukt het belang van goede rubriceringsregels voor een oprechte interinstitutionele samenwerking; is in dat verband ingenomen met de interinstitutionele afspraken inzake rubricering van en toegang tot documenten, ofschoon die niet de plaats van wetgeving kunnen innemen; verzoekt de Raad en de Europese Dienst voor extern optreden in dit verband het voorbeeld van het nieuwe IIA tussen Parlement en Commissie te volgen en spoedig een vergelijkbaar akkoord met het Parlement te sluiten;

    13.

    verlangt dat de EU-instellingen gaan werken aan transparantere Europese regels inzake vrijheid van informatie, waarin volledig recht wordt gedaan aan de voorstellen in dit verslag, de recente jurisprudentie en de nieuwe Verdragen;

    14.

    wijst erop dat het Hof in zijn arrest in de gevoegde zaken Zweden en Turco/Raad de plicht tot openheid in het wetgevingsproces heeft bekrachtigd met het volgende argument: "Transparantie ter zake draagt bij tot de versterking van de democratie door de burgers in staat te stellen, alle informatie te controleren die aan een wetgevingshandeling ten grondslag heeft gelegen." (31); stelt derhalve dat alle uitzonderingsgronden die op het wetgevingsproces betrekking hebben, met inbegrip van juridische adviezen, nauwkeurig afgebakend moeten worden en dat de zogeheten "ruimte om na te denken" zorgvuldig gedefinieerd dient te worden (32);

    15.

    beklemtoont dat dit duidelijke beginsel nog steeds niet in praktijk wordt gebracht, zoals moge blijken uit het recente arrest in de zaak-Access Info Europe  (33) betreffende de weigering van de Raad om de standpunten van de lidstaten over de voorgestelde herschikking van Verordening (EG) nr. 1049/2001 bekend te maken, en de zaak-ClientEarth/Raad  (34), die bij het Gerecht in behandeling is, over een juridisch advies inzake de herschikking van Verordening (EG) nr. 1049/2001; merkt op dat de openbaarmaking van de standpunten van de lidstaten tijdens de onderhandelingen over Verordening (EG) nr. 1049/2001 en tal van daarna vastgestelde maatregelen de besluitvaardigheid van de Raad op generlei wijze heeft ondermijnd, aangezien die openbaarmaking de succesvolle afronding van de desbetreffende wetgevingsprocedures niet in de weg heeft gestaan;

    16.

    dringt er bij de Raad op aan zijn regels te herzien en meer transparantie te betrachten met betrekking tot de wetgevingsprocedures in zijn werkgroepen en interne organen door ten minste de roosters, agenda's, notulen van de beraadslagingen, behandelde documenten, amendementen, goedgekeurde documenten en besluiten en ledenlijsten bekend te maken en de delegaties der lidstaten bij naam te noemen, met dien verstande dat de mogelijkheid van inroeping van de uitzonderingsgronden van artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 ten aanzien van de publicatie van die lijsten gehandhaafd blijft; verzoekt de Raad de besluiten van die organen voor het publiek toegankelijk te maken; is gekant tegen het gebruik van documenten met beperkte inzage ("limited"), een term die in Verordening (EG) nr. 1049/2001 niet voorkomt, alsook van niet-geregistreerde documenten, zoals vergaderdocumenten;

    17.

    meent dat de commissies van het Parlement steeds ten minste een oriënterende stemming moeten houden voordat zij deelnemen aan een trialoog met de Raad, teneinde het wetgevingsproces beter controleerbaar, inzichtelijker en toegankelijker voor het publiek te maken; meent dat de Raad van zijn kant telkens een "algemene benadering" dient vast te stellen of het in het Coreper overeengekomen onderhandelingsstandpunt dient goed te keuren alvorens deel te nemen aan een trialoog met het Parlement en dat al de betrokken documenten van het Parlement en de Raad onmiddellijk voor het publiek toegankelijk moeten zijn;

    18.

    verzoekt de Commissie de agenda's, notulen en opgaven van belangen van de deskundigengroepen en de namen van de leden en de werkzaamheden en stemmingen van de "comitologiecomités" bekend te maken, evenals de documenten die door dergelijke groepen en comités worden behandeld, met inbegrip van ontwerpen van gedelegeerde handelingen en ontwerpuitvoeringshandelingen; dringt er bij het Parlement op aan om, ook intern, een transparanter en opener procedure vast te stellen voor de behandeling van dergelijke documenten;

    19.

    wijst erop dat de door de Verdragen verlangde transparantie niet beperkt is tot de wetgevingsprocedures maar ook voor de niet-wetgevingsactiviteiten van de instellingen, organen en instanties van de EU geldt; beklemtoont dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 de enige wettelijke grondslag is om na te gaan of er een recht op toegang tot een document is en dat andere regelingen, zoals de interne reglementen en oprichtingsverordeningen van instellingen, organen en instanties, geen extra gronden voor weigering van toegang kunnen invoeren;

    20.

    betreurt dat de onlangs tussen de EU-instellingen gevoerde onderhandelingen met het oog op gemeenschappelijke overeenstemming inzake gedelegeerde handelingen en over een nieuwe kaderovereenkomst tussen de Commissie en het Parlement niet volledig transparant waren; verbindt zich ertoe zijn onderhandelingen met de Raad en de Commissie over lopende en toekomstige interinstitutionele akkoorden en vergelijkbare overeenkomsten volledig transparant te maken;

    21.

    spreekt andermaal zijn waardering uit voor de inzet van de Europese Ombudsman voor transparantie in de EU, wetende dat ongeveer een derde van de zaken die hij behandelt op dit terrein ligt, zoals blijkt uit het jaarverslag 2009 van de Ombudsman, en wijst in dit verband op zijn rol bij de wijziging in het openheidsbeleid van het Europees Geneesmiddelenbureau EMA ten aanzien van de openbaarmaking van meldingen over bijwerkingen (35) en de rapporten over klinisch onderzoek (36); benadrukt dat gegevens van EU-instanties in de regel openbaar dienen te zijn;

    22.

    wijst erop dat het Hof in een aantal recente uitspraken, zoals in de zaken-API en -TGI (zie boven), het bestaan van "algemene aannames" heeft vastgesteld, waarmee de Commissie in sommige gevallen wordt ontheven van de plicht om de gevraagde documenten een voor een te onderzoeken; beklemtoont dat dit wezenlijk indruist tegen de kernbeginselen van Verordening (EG) nr. 1049/2001; wijst erop dat het Hof in zijn uitspraken ook benadrukt dat er een herziening nodig is van de regels voor de toegang van rechtstreeks betrokken partijen tot hun eigen bestanden die bij de instellingen berusten;

    23.

    wijst erop dat artikel 15 VEU slechts specifiek voor de administratieve documenten van het Hof van Justitie geldt, maar dat het Hof krachtens artikel 1 VEU evenals alle andere instellingen, organen en instanties van de Unie "in een zo groot mogelijke openheid" dient te werken; verzoekt het Hof na te gaan hoe zijn rechterlijke werkzaamheden transparanter kunnen worden, omdat er niet alleen "recht moet worden gedaan", maar het "recht doen" ook zichtbaar moet zijn (37), en zich wat zijn administratieve werkzaamheden betreft volledig aan Verordening (EG) nr. 1049/2001 te houden;

    24.

    wijst nogmaals op het belang van het beginsel van de traceerbaarheid van middelen, dat moet waarborgen dat de burgers inzicht hebben in de manier waarop openbare middelen worden toegewezen en besteed en met welke resultaten, en dringt er bij de EU-instellingen op aan dit beginsel toe te passen op alle niveaus van het beheer van de instellingen, hun beleidsmaatregelen en de voor de tenuitvoerlegging daarvan toegekende middelen;

    Uitzonderingen

    "Ruimte om na te denken"

    25.

    wijst erop dat er in de nieuwe Verdragen niet meer wordt gerept van de taak van de Raad om de gevallen te omschrijven waarin hij geacht moet worden als wetgever op te treden en om de doeltreffendheid van het besluitvormingsproces te behouden (art. 207, lid 3, van het voormalige EG-Verdrag) - de zogeheten "ruimte om na te denken" - en dat het "overleven" van dit begrip, voor wat wetgevingsprocedures betreft, louter gebaseerd is op artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001;

    26.

    wijst erop dat volgens de normen van toonaangevende internationale ngo's (38) een weigering om een document openbaar te maken moet worden gemotiveerd aan de hand van een strenge drieledige toets: 1) de in het document vervatte informatie heeft betrekking op een in de wetgevingshandeling genoemde legitieme doelstelling, 2) openbaarmaking van het document zou de verwezenlijking van die doelstelling op ernstige wijze belemmeren, en 3) het belang van het publiek bij openbaarmaking van de in het document vervatte informatie weegt niet op tegen de gevolgen van het belemmeren van de verwezenlijking van die doelstelling;

    27.

    herinnert eraan dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 aan de instellingen de duidelijke verplichting oplegt om alle delen van een document toegankelijk te maken die niet onder een van de uitzonderingen vallen; merkt op dat in geval van gedeeltelijk toegankelijk gemaakte documenten de toegang daartoe vaak te beperkt is en benadrukt dat ernstig dient te worden overwogen ook de belangrijke delen van documenten toegankelijk te maken die voor de verzoeker van belang zijn;

    28.

    wijst erop dat de definitie van het huidige artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 gericht is op het inperken van de zogeheten "ruimte om na te denken" door te bepalen dat de toegang tot een document alleen kan worden geweigerd als de verspreiding ervan het besluitvormingsproces "ernstig" zou ondermijnen, waarbij enkel "ondermijnen" niet volstaat, en dat openbaarmaking toch kan worden toegestaan indien er sprake is van een "hoger openbaar belang"; beklemtoont evenwel dat, in weerwil van deze overwegingen, de definitie van het huidige artikel 4, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 niet erg vastomlijnd is, geen duidelijke voorwaarden voor de toepassing geeft en de jurisprudentie van het Hof niet meeweegt; dringt omwille van de rechtszekerheid aan op een adequate definitie die het begrip strikter afbakent;

    29.

    beklemtoont dat trialogen en bemiddelingen (zoals expliciet opgesomd in artikel 294 VWEU) een wezenlijk stadium van de wetgevingsprocedure vormen en geen afzonderlijke "ruimte om na te denken"; is met name van mening dat de huidige procedures voor de trialoog voorafgaand aan een eventuele eerste lezing niet voor voldoende transparantie en toegang tot documenten zorgen, noch intern voor het Parlement, noch extern voor de burgers en de publieke opinie; verlangt derhalve dat de documenten die daarbij worden opgesteld, zoals agenda's, overzichten van resultaten, en de in vier kolommen opgemaakte werkdocumenten die dienstig voor de onderhandelingen zijn, in beginsel niet anders mogen worden behandeld dan andere wetgevingsdocumenten en dat ze bij een trialoog voorafgaand aan een eventuele eerste lezing openbaar moeten zijn; draagt zijn bevoegde organen derhalve op deze procedure te standaardiseren en dringt er bij de andere instellingen op aan dit eveneens te doen;

    Gegevensbescherming en transparantie

    30.

    wijst erop dat er een juist evenwicht gevonden moet worden tussen transparantie en gegevensbescherming (39), zoals duidelijk is geworden uit de zaak-Bavarian Lager, en benadrukt dat gegevensbescherming niet mag worden misbruikt voor verdoezeling van belangenconflicten of ongepaste beïnvloeding van beheer en besluitvorming door de EU; wijst erop dat het arrest van het Hof in de zaak-Bavarian Lager gestoeld is op de huidige formulering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 en geen beletsel vormt voor wijziging van de formulering, wat dringend noodzakelijk is, vooral nu het recht op toegang tot documenten in de Verdragen en het Handvest van de grondrechten verankerd is;

    31.

    is ingenomen met de overeenstemming tussen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de Europese Ombudsman over het juiste evenwicht tussen gegevensbescherming en transparantie, met name wat betreft de proactieve benadering, die inhoudt dat instellingen nagaan in hoeverre de verwerking van gegevens tot openbaarmaking leidt of kan leiden en dat zij de betrokkenen daarvan vóór, doch in elk geval gelijktijdig met de gegevensvergaring, in kennis stellen (40);

    Verdrag van Aarhus

    32.

    wijst erop dat er verscheidene discrepanties bestaan tussen Verordening (EG) nr. 1049/2001 het en Verdrag van Aarhus zoals toegepast middels Verordening (EG) nr. 1367/2006, waaronder het ontbreken in het Verdrag van Aarhus van "absolute" weigeringsgronden en uitzonderingen op grond van militaire aangelegenheden of het financieel, monetair of economisch beleid van de Unie of een lidstaat, juridisch advies of inspecties, onderzoeken en audits, en de beperking van de uitzondering op grond van commerciële belangen tot gevallen waarin de vertrouwelijkheid wettelijk beschermd is om een legitiem economisch belang te beschermen;

    33.

    verzoekt alle instellingen, organen en instanties van de Unie Verordening (EG) nr. 1049/2001 op een manier toe te passen die consistent is met het Verdrag van Aarhus; dringt bij de Commissie aan op openbaarmaking van de normcontrolestudies inzake de omzetting van de Europese milieurichtlijnen (41) en van wetenschappelijke rapporten, bijv. over de effecten van biobrandstof (42), en verzoekt het Europees Chemicaliënagentschap ECHA zich volledig te houden aan artikel 119 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) (43) wat betreft toegang van het publiek langs elektronische weg, slechts verzoeken om vertrouwelijkheid in te willigen die duidelijk gegrond zijn in de zin van artikel 119, lid 2, van de REACH-verordening, en de informatie die overeenkomstig artikel 118, lid 2, van de REACH-verordening normaliter geacht wordt de bescherming van commerciële belangen in gevaar te brengen, strikt te interpreteren en zonder iets af te doen aan zijn verplichting ingevolge Verordening (EG) nr. 1049/2001 om verlening van de vertrouwelijke status per geval af te wegen tegen een mogelijk hoger openbaar belang;

    34.

    beklemtoont dat bij elke wijziging van Verordening (EG) nr. 1049/2001 het Verdrag van Aarhus ten volle geëerbiedigd moet worden en dat hetzelfde moet gelden voor enigerlei ontheffing;

    Internationale betrekkingen

    35.

    beklemtoont dat documenten betreffende internationale overeenkomsten, met inbegrip van documenten die goedgekeurd zijn door of voorgelegd zijn aan organen die tot taak hebben die overeenkomsten ten uitvoer te leggen of op de toepassing ervan toe te zien, voor het publiek toegankelijk moeten worden gemaakt, aangezien zij niet categorisch van openbaarmaking zijn uitgesloten, en benadrukt dat toegang tot dergelijke documenten alleen mag worden geweigerd indien de internationale betrekkingen dreigen te worden geschaad, en met inachtneming van artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 inzake raadpleging van derden; wijst erop dat internationale overeenkomsten bindende gevolgen hebben en dat de toepassing van uitzonderingen daarom afhankelijk moet worden gesteld van een openbaarbelangtoets; wijst erop dat voor het door de Europese burgers gekozen Europees Parlement krachtens de Verdragen een institutionele rol weggelegd is bij de behartiging van het algemeen belang; is vastbesloten erop toe te zien dat de nieuwe institutionele bevoegdheden op het gebied van internationale overeenkomsten die het Parlement bij het Verdrag van Lissabon (artikel 218 VWEU) heeft gekregen ten volle geëerbiedigd worden en dat bilaterale overeenkomsten met derde landen dat niet mogen doorkruisen;

    Behoorlijk bestuur

    36.

    beklemtoont dat transparantie nauw verbonden is met het recht op behoorlijk bestuur zoals bedoeld in artikel 298 VWEU en artikel 41 van het Handvest van de grondrechten; benadrukt dat openbaarheid van bestuur garandeert dat er democratische controle op de uitoefening van de administratieve taken van de EU, de deelneming van het maatschappelijk middenveld en de bevordering van behoorlijk bestuur (artikel 15 VWEU) kan worden uitgeoefend;

    37.

    wijst erop dat het thans nog ontbreekt aan een samenhangend bestuursrecht voor de instellingen, organen en instanties van de Unie, waaronder regels betreffende de kennisgeving van administratieve besluiten waartegen beroep mogelijk is (44), en een duidelijke omschrijving van "administratieve taken" als bedoeld in artikel 15, lid 3, VWEU; dringt er daarom bij de EU-instellingen op aan dat zij met spoed overeenkomstig artikel 298 VWEU een gemeenschappelijk Europees bestuursrecht formuleren en een gemeenschappelijke, horizontaal toepasbare omschrijving van "administratieve taak" geven, met name voor de Europese Centrale Bank, de Europese Investeringsbank en het Hof van Justitie; verzoekt de Commissie overeenkomstig artikel 225 VWEU hierover een wetgevingsvoorstel in te dienen waarin onder meer aandacht wordt besteed aan transparantie en verantwoordingsplicht jegens klagers, het Parlement en het publiek in het kader van door de Commissie ingeleide inbreukprocedures;

    38.

    benadrukt dat Verordening (EG) nr. 1049/2001 strikte termijnen geeft voor de afhandeling van verzoeken om toegang tot documenten (45); moet tot zijn grote verontrusting vaststellen dat de Commissie zich niet aan die termijnen houdt, zelfs met betrekking tot de aanbeveling en strenge maatregelen van de Europese Ombudsman, bijvoorbeeld bij zaak 676/2008/RT (de "zaak-Porsche"); stelt tot zijn teleurstelling vast dat de situatie sinds het laatste verslag van het Parlement (in 2009) niet is veranderd, getuige de twee zaken die ClientEarth e.a. hebben aangespannen (T-120/10 en T-449/10);

    39.

    wijst erop dat in verscheidene gevallen de trage afhandeling ertoe heeft geleid dat de zaak voor het Hof is gebracht wegens het uitblijven van een reactie, waarna de Commissie alsnog reageerde, zodat de rechtszaak kwam te vervallen en de betrokkene gedwongen was de procedure van voren af aan te beginnen (46); dringt er bij de Commissie op aan de in Verordening (EG) nr. 1049/2001 gestelde termijnen geheel en al in acht te nemen; stelt voor dat aan niet-naleving van de termijnen consequenties worden verbonden, zoals verplichte openbaarmaking van de documenten;

    40.

    verlangt dat in de jaarverslagen die overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 worden opgesteld en gepubliceerd, tevens verslag wordt gedaan van de gemiddelde afhandelingstijd van verzoeken, zoals de Raad heeft gedaan in zijn jaarverslag 2009 inzake toegang tot documenten;

    41.

    wijst erop dat aan behoorlijk bestuur de begrippen "toegang tot documenten" en "toegang tot informatie" gekoppeld zijn; dringt aan op wijziging van de huidige wetgeving waarmee het bepaalde in artikel 6, leden 2 en 4, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 betreffende verduidelijking van een verzoek en assistentie aan de burger wordt toegepast op "verzoeken om informatie" wanneer er documenten bestaan die voor het bewuste verzoek relevant zijn;

    42.

    wijst erop dat transparantie niet alleen een zaak is van passief reageren door instellingen, organen of instanties van de EU maar ook een proactieve benadering vereist, zoals de Europese Ombudsman meermalen heeft benadrukt; dringt er bij de EU-instellingen op aan om zoveel mogelijk categorieën documenten (zoals begrotingen en overzichten van door de instellingen in de afgelopen drie jaar gegunde opdrachten) standaard op hun website te publiceren; beklemtoont dat met een proactieve benadering kan worden voorkomen dat er procedures worden gevoerd, hetgeen leidt tot ondoelmatig gebruik van belastinggeld en nodeloze vertraging, kosten en rompslomp voor degene die om informatie verzoekt;

    43.

    verzoekt de Commissie om bij het beheer van Europese middelen voor transparantie te zorgen door op één website in een van de werktalen van de EU gestandaardiseerde gegevens te publiceren over alle begunstigden van die middelen;

    44.

    stelt dat er "brandpunten" voor toegang tot documenten moeten komen en dat er een gerichte opleiding moet worden gegeven aan ambtenaren in elk DG of vergelijkbare afdeling bij de instellingen om tot een zo goed mogelijke proactieve aanpak te komen, om de verzoeken op de efficiëntste manier te beoordelen en om erop toe te zien dat alle termijnen die in Verordening (EG) nr. 1049/2001 vastgelegd zijn volledig in acht worden genomen;

    45.

    stelt nogmaals dat het Parlement bij de proactieve benadering inzake openbaarmaking, transparantie, openheid en toegang tot documenten het voortouw moet nemen; onderstreept in dat verband het succes van de webstreaming van hoorzittingen en commissievergaderingen, naast de plenaire vergaderingen, en is van mening dat dit de norm moet worden en dat het "Legislative Observatory" (OEIL) in alle officiële EU-talen beschikbaar moet zijn en, zowel met betrekking tot de parlementaire commissies als tot de plenaire vergadering, tevens informatie moet bevatten als amendementen, adviezen van andere commissies, adviezen van de Juridische Dienst, stemlijsten, hoofdelijke stemmingen, aanwezige EP-leden en EP-leden die hun stem hebben uitgebracht, interinstitutionele correspondentie, namen van schaduwrapporteurs, een zoekfunctie op trefwoord, meertalige zoekmogelijkheden, indieningstermijnen, RSS feeds, een uiteenzetting van de wetgevingsprocedure, links naar webstreams van overleg, enz., zodat de burgers alomvattende informatie krijgen, d.w.z. toegang tot de documenten plus samenvattingen van wetgevingsvoorstellen in meerdere talen en samenvattingen van de bestaande EU-wetgeving (SCADplus), eveneens met goede zoek- en bladermogelijkheden zoals hierboven beschreven;

    46.

    wijst er andermaal op dat de onafhankelijkheid van de EP-leden beschermd moet worden; is voorts van mening dat transparantie ook dient te gelden voor het functioneren van de officiële organen van het Parlement (zoals de Conferentie van voorzitters, het Bureau (47) en de Quaestoren) en voor de werkzaamheden van de leden, zoals de deelname aan parlementaire werkzaamheden en aanwezigheid bij vergaderingen, volgens de criteria die het Parlement in zijn resolutie van 14 januari 2009 heeft bepleit; is van oordeel dat het vraagstuk van de vergoedingen van de leden op transparante wijze aangepakt moet worden, met volledige inachtneming van de regels inzake bescherming van persoonsgegevens;

    47.

    is van mening dat de transparantie op EU-niveau moet worden weerspiegeld bij de omzetting door de lidstaten van EU-wetgeving in nationaal recht, met name door het opstellen van concordantietabellen, waarbij de leidraad gevormd wordt door de openheid die gestalte krijgt via e-parlement en e-overheid;

    48.

    benadrukt dat het recht van burgers op informatie meestal wordt ondermijnd wanneer zij in aanraking komen met instanties in de lidstaten, en verzoekt daarom de Commissie met inachtneming van het beginsel van behoorlijk bestuur de bepalingen in de lidstaten inzake de toegang tot documenten te bestuderen, en voorts de lidstaten ertoe aan te sporen regelgeving op te stellen die zo transparant mogelijk is en de toegang van burgers tot documenten bevordert;

    49.

    stelt dat er enige verbetering te bespeuren valt bij de registers van de Raad maar dat het nog steeds schort aan coördinatie en interoperabiliteit tussen de instellingen, doordat er geen gemeenschappelijk informatiemodel voor de registers bestaat, zodanig dat de burgers de gezochte documenten en informatie op één punt zouden kunnen vinden of met behulp van een gemeenschappelijke zoekmachine, die met name volledig geïntegreerd is met het "Legislative Observatory" (OEIL), de documenten die op één wetgevingsprocedure betrekking hebben gegroepeerd zouden kunnen oproepen;

    50.

    dringt er bij de Raad en de Commissie op aan onderhandelingen te voeren met het Parlement teneinde daartoe de Gemeenschappelijke Verklaring over de wijze van uitvoering van de medebeslissingsprocedure en het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven te wijzigen; verbindt zich ertoe in de tussentijd zijn Reglement te wijzigen, met inbegrip van de daaraan gehechte gedragscode voor onderhandelingen over dossiers volgens de medebeslissingsprocedure, teneinde deze beginselen volledig bindend te maken;

    51.

    is van oordeel dat het interinstitutioneel comité dat ingevolge artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1049/2001 is opgericht, zijn werkzaamheden moet opvoeren en aan de ter zake bevoegde commissies verslag moet uitbrengen over de besproken onderwerpen, de standpunten van het Parlement, de problemen die door de andere instellingen worden aangekaart, en over de eventueel geboekte resultaten; verzoekt het comité derhalve regelmatiger en ten minste eenmaal per jaar bijeen te komen en de interne discussies en beraadslagingen transparant te maken door deze open te stellen voor het publiek en door het maatschappelijk middenveld en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming om suggesties te vragen en deze te bespreken; stelt dat het comité dient mee te werken aan een jaarlijkse audit inzake transparantie en openheid bij de EU, die door de Europese Ombudsman moet worden opgesteld; verzoekt het comité de in deze resolutie geschetste problemen met spoed te behandelen;

    *

    * *

    52.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de Europese Ombudsman, de Europese Toezichthouder op de gegevensbescherming en de Raad van Europa.


    (1)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

    (2)  PB L 243 van 27.9.2003, blz. 1.

    (3)  PB L 264 van 25.9.2006, blz. 13.

    (4)  Arrest van 1 juli 2008 in gevoegde zaken C-39/05 P en C-52/05 P, Zweden en Turco/Raad, Jurispr. 2008, I-4723.

    (5)  Arrest van 29 juni 2010 in zaak C-28/08 P, Commissie/Bavarian Lager, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (6)  Arrest van 9 november 2010 in gevoegde zaken C-92/09 en C-93/09, Volker en Markus Schecke GbR en Hartmut Eifert/Land Hessen, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (7)  Arrest van 29 juni 2010 in zaak C-139/07 P, Commissie/Technische Glaswerke Ilmenau, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (8)  Arrest van 21 september 2010 in gevoegde zaken C-514/07 P, C-528/07 P en C-532/07 P, Zweden en API/Commissie, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (9)  Arrest van 22 maart 2011 in zaak T-233/09, Access Info Europe/Raad, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (10)  Arrest van 9 september 2008 in zaak T-403/05, MyTravel/Commissie, Jurispr.2008, II-2027.

    (11)  Arrest van 11 maart 2009 in zaak T-121/05, Borax Europe/Commissie, Jurispr.2009, II-27.

    (12)  Arrest van 21 oktober 2010 in zaak T-439/08, Agapiou Joséphidès/Commissie en EACEA, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (13)  Arrest van 19 januari 2010 in gevoegde zaken T-355/04 en T-446/04, Co-Frutta/Commissie, Jurispr. 2010, II-1.

    (14)  Arrest van 30 januari 2008 in zaak T-380/04, Terezakis/Commissie, Jurispr. 2008, II-11.

    (15)  Arrest van 7 juli 2010 in zaak T-111/07, Agrofert Holding/Commissie, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (16)  Arrest van 9 juni 2010 in zaak T-237/05, Éditions Jacob/Commissie, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (17)  PB L 304 van 20.11.2010, blz. 47.

    (18)  PB C 298 van 30.11.2002, blz. 1.

    (19)  PB C 46 E van 24.2.2010, blz. 80.

    (20)  Aangenomen teksten, P7_TA(2010)0435.

    (21)  PB C 286 E van 22.10.2010, blz. 12.

    (22)  9 % in 2010.

    (23)  36,1 % exclusief de gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten. In 2010 was het afwijzingspercentage 13,3 % (29,1 % exclusief de gedeeltelijk openbaar gemaakte documenten).

    (24)  37 % in 2010.

    (25)  33 % voor de initiële verzoeken.

    (26)  De overige hoofdgronden waren in 2009: voor het Europees Parlement privacybescherming (26 %), en bescherming met het oog op inspecties, onderzoeken en audits (15 %), voor de Raad (initiële verzoeken) bescherming van het openbaar belang wat betreft internationale betrekkingen (22,7 %), openbare veiligheid (5,6 %) en defensie en militaire aangelegenheden (3,5 %), en voor de Commissie (initiële verzoeken) de bescherming van inspecties (27,6 %) en van commerciële belangen (13,99 %).

    (27)  Arrest van 7 juni 2011 in zaak T-471/08, Toland/Parliament, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (28)  Arrest van 18 december 2007 in de zaak C-64/05 P, Zweden/Commissie, Jurispr. 2007, I-11389.

    (29)  Zweden/Commissie, par. 76.

    (30)  Arrest van 13 januari 2011 in zaak T-362/08, IFAW/Commissie, nog niet gepubliceerd in Jurispr.

    (31)  Turco, par. 46.

    (32)  Turco, par. 67.

    (33)  In zijn arrest in de zaak-Access Info (T-233/09) heeft het Hof als volgt geoordeeld: "(…) De uitoefening door de burgers van hun democratische rechten houdt immers in dat het besluitvormingsproces in de instellingen die aan de wetgevingsprocedures deelnemen, op de voet kan worden gevolgd en dat alle relevante informatie toegankelijk is." (par.69).

    (34)  ClientEarth/Raad, zaak T-452/10.

    (35)  Klacht 2493/2008/(BB)TS.

    (36)  Klacht 2560/2007/BEH.

    (37)  R v Sussex Justices, Ex parte McCarthy ([1924] 1 KB 256, [1923] All ER 233)).

    (38)  Article 19, ‘The Public’s Right to Know: Principles of Freedom of Information Legislation’, London, 1999; Transparency International, ‘Using the Right to information as an Anti-Corruption Tool’, Berlin, 2006.

    (39)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

    (40)  Europees Toezichthouder (EDPS), ‧Public access to documents containing personal data after the Bavarian Lager ruling", 24 maart 2011 (http://www.edps.europa.eu:80/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/EDPS/Publications/Papers/BackgroundP/11-03-24_Bavarian_Lager_EN.pdf) en "Public access to documents and data protection", 2005 (http://www.edps.europa.eu:80/EDPSWEB/webdav/site/mySite/shared/Documents/EDPS/Publications/Papers/BackgroundP/05-07_BP_accesstodocuments_EN.pdf).

    (41)  Zie ClientEarth/Commissie (zaak T-111/11, in behandeling).

    (42)  Zie ClientEarth e.a./Commissie (T-120/10) en ClientEarth e.a./Commissie, (T-449/10), beide in behandeling.

    (43)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

    (44)  Uit de zaak-Access Info (T-233/09) is gebleken dat het gebruikelijk is om een inwilliging via de normale (niet-aangetekende) post te sturen, terwijl een bewijs van de datum van ontvangst essentieel is om te kunnen nagaan of de termijn is aangehouden, wil men verdere (gerechtelijke) stappen ondernemen. Zie par. 20-29.

    (45)  Artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

    (46)  Zie bijv. Ryanair Ltd./Commissie (gevoegde zakenT-494/08 t/m T-500/08 en T-509/08) en Stichting Corporate Europe Observatory/Commissie (zaak T-395/10).

    (47)  Sinds 2009 geeft het Reglement van het EP (PB C 212E van 5.8.2010, blz. 145) geen opsomming meer van de EP-documenten die rechtstreeks voor het publiek toegankelijk zijn, maar heeft het Bureau de bevoegdheid die lijst vast te stellen (art. 104, lid 3).


    Top