EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE1859

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (COM(2011) 436 definitief) en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (COM(2011) 663 definitief — 2011/0290 (COD))

PB C 43 van 15.2.2012, p. 59–63 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

15.2.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 43/59


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen (COM(2011) 436 definitief) en het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

(COM(2011) 663 definitief — 2011/0290 (COD))

2012/C 43/13

Rapporteur: mevrouw SLAVOVA

De Commissie, het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 14 juli, 27 oktober en 29 november 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig de artikelen 43, lid 2, en 304 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen

COM(2011) 436 definitief

en het

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen

COM(2011) 663 definitief.

De afdeling Landbouw, Plattelandsontwikkeling en Milieu, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 november 2011 goedgekeurd.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 7 en 8 december 2011 gehouden 476e zitting (vergadering van 7 december) onderstaand advies uitgebracht, dat met 188 stemmen vóór en 2 tegen, bij 5 onthoudingen, werd goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1

Levensmiddelen uit de EU onderscheiden zich door hun kwaliteit en diversiteit. Maar voor een goede positie op de open wereldmarkt is meer nodig dan alleen de productie van excellente eetwaren en dranken. Door in voorlichtings- en afzetbevorderingsprogramma's aan consumenten uit te leggen welke strenge kwaliteitsnormen voor EU-landbouwproducten gelden en door de export te stimuleren, kunnen de Europese producenten worden geholpen de toenemende wereldwijde concurrentie het hoofd te bieden.

1.2

Met het huidige voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid voor landbouwproducten zijn goede resultaten behaald, maar het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) is ervan overtuigd dat dit beleid verder moet worden vereenvoudigd en verbeterd om beter op de vraag op de Europese en wereldmarkt in te spelen en aan de behoeften van de Europese producenten tegemoet te komen.

1.3

Het EESC kan zich vinden in het „Groenboek over afzetbevordering en voorlichting ten behoeve van landbouwproducten: een strategie met een belangrijke Europese meerwaarde om de smaken van Europa beter onder de aandacht te brengen”. Het beveelt de Europese Commissie aan om van het afzetbevorderingsbeleid voor levensmiddelen, zowel op de interne als de externe markt, een van haar beleidsprioriteiten voor de komende jaren te maken.

1.4

Het EESC ziet voor het nieuwe, op de doelmarkt gerichte afzetbevorderingsbeleid twee fundamentele doelstellingen: enerzijds voorlichting aan en bewustmaking van de consument op de EU-markt, waarbij moet worden gewezen op de gedegen garanties op het gebied van etikettering, traceerbaarheid en voedselveiligheid en op de strenge eisen inzake milieu, dierenwelzijn en rechten van werknemers, en anderzijds exportbevordering op de externe markt.

1.5

Het EESC beseft dat de huidige financiële crisis budgettaire beperkingen oplegt, maar vindt desondanks dat er absoluut meer geld besteed moet worden aan voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de interne markt en in derde landen. In de VS bijvoorbeeld bedraagt het budget voor het Market Access Program tot en met het begrotingsjaar 2012 jaarlijks 200 miljoen dollar.

1.6

Volgens het EESC zouden de administratieve procedures voor de voorbereiding van en het toezicht op de afzetbevorderingsprogramma's moeten worden vereenvoudigd, met name door het aantal bij de Commissie in te dienen verslagen te verlagen. In het bijzonder moet de administratieve rompslomp worden verkleind.

1.7

Het EESC vindt grotere transparantie bij de selectie van programma's op nationaal niveau essentieel. De Commissie zou heldere richtsnoeren voor de lidstaten moeten formuleren. Verder zou de evaluatie van de programma's moeten worden verbeterd door gebruik te maken van een nauwgezet evaluatiemechanisme met concrete indicatoren zoals marktgroei, en zou de duur van de selectieprocedure verkort moeten worden. Bovendien moeten programma's hoe dan ook gebaseerd zijn op een Europese visie waarmee meerwaarde wordt gerealiseerd, inclusief werkgelegenheid, en zou via een voordeligere financieringsregeling (60 % i.p.v. 50 %) prioriteit dienen te worden gegeven aan meerlandenprogramma's die betrekking hebben op meerdere producten.

1.8

De regels zouden moeten worden versoepeld, zodat programma's tijdens de uitvoeringsfase aangepast kunnen worden aan veranderende marktomstandigheden. Daarom zouden minder gedetailleerde programma's moeten worden vereist.

1.9

De Commissie zou de verschillen in capaciteiten van de beroepsorganisaties in de oude en nieuwe lidstaten in aanmerking moeten nemen. In de nieuwe lidstaten worden deze organisaties door een gebrek aan ervaring en capaciteiten beperkt in hun mogelijkheden om volledig aan het afzetbevorderingsbeleid deel te nemen. De Commissie zou kunnen overwegen aan hen hogere voorschotten te betalen (bijv. 30 % van de jaarlijkse kosten).

1.10

Volgens het EESC zou wetgeving inzake afzetbevordering helderheid moeten verschaffen over de rol die merken mogen spelen, en moeten zorgen voor een evenwicht tussen algemene verkoopbevordering en verkoopbevordering van een merk, met name in niet-EU-landen. Informatie moet volledig en transparant zijn. Vermelding van de herkomst van een product zou daarom toegestaan moeten zijn, ook voor producten die niet onder de regeling voor oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen vallen.

1.11

De communicatie en coördinatie tussen de lidstaten en de Commissie alsook tussen de lidstaten onderling dient te worden verbeterd. Tijdens conferenties en seminars moeten goede praktijkvoorbeelden en knowhow worden uitgewisseld.

1.12

Het EESC staat positief tegenover de voorgestelde oprichting van een Europees platform voor de uitwisseling van goede praktijken tussen personen uit de sector. Dat kan een waardevol instrument zijn voor de ontwikkeling van promotiecampagnes. Uitwisseling op EU-niveau (via workshops, websites etc.) voor alle partijen die bij voorlichting en afzetbevordering t.a.v. levensmiddelen zijn betrokken, zou in het bijzonder de uitwerking van goed opgebouwde en gecoördineerde meerlandenprogramma's ten goede komen.

1.13

Tussen de diverse lopende afzetbevorderingsprogramma's moet synergie worden gecreëerd. Willen programma's de beoogde impact bereiken, dan is continuïteit absoluut noodzakelijk. Het moet gemakkelijk zijn om succesvolle afzetbevorderingsprogramma's opnieuw ten uitvoer te leggen. Er dient een echt actief netwerk voor afzetbevordering te worden opgericht.

1.14

Het EESC raadt de Commissie aan een eenvoudige maar volledige „handleiding” op te stellen om begunstigden te helpen de regels en procedures van het afzetbevorderingsbeleid in acht te nemen.

1.15

Het afzetbevorderingsbeleid moet Europese bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, aanmoedigen om (meer) producten te exporteren, en hen aldus in staat stellen te profiteren van de consumptiegroei op opkomende markten. Export betekent niet alleen het aanboren van nieuwe markten, maar vormt ook een belangrijke motor voor het verbeteren van de bedrijfsprestaties. De Commissie zou daarom steun moeten verlenen aan proefprojecten voor de uitwerking van exportstrategieën die een kader of netwerk kunnen bieden voor de individuele exportstrategieën en -behoeften van ondernemingen. Een en ander zou de penetratie van levensmiddelen uit de EU op opkomende markten moeten vergemakkelijken.

1.16

Het aantal producten dat onder de wetgeving valt, moet worden uitgebreid, zodat de verkoop kan worden gestimuleerd van alle producten die staan voor Europese kwaliteit of die de boodschap dat Europese producten kwaliteitsproducten zijn, krachtig kunnen overbrengen. Voor sommige producten, zoals startculturen, moet een specifieke oplossing worden gevonden.

1.17

Het EESC zou graag willen dat EU-levensmiddelen vanuit het perspectief van gezonde voeding/gezondheid worden benaderd door sterk de nadruk te leggen op de gezonde voedingswaarde ervan en op gezond eten en drinken in het algemeen. Er moeten initiatieven worden gelanceerd ter bevordering van evenwichtiger voedingspatronen. In dit verband zouden beleidsmakers zich kunnen richten op de verspreiding van belangrijke gezondheidsboodschappen en het belang van productkwaliteit kunnen onderstrepen.

1.18

Het EESC denkt dat de bevoegdheden voor het vaststellen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zoals geformuleerd in het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 (COM(2011) 663 definitief), de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten er samenhangender op zullen maken en een uniforme implementatie daarvan ten goede zullen komen. De Commissie zou regelmatig contact moeten onderhouden met stakeholders en initiatiefnemende organisaties, en adequaat op hun voorstellen moeten reageren.

2.   Inleiding

2.1

De afzetbevorderingsregeling van de EU voor levensmiddelen is een horizontaal beleidsinitiatief dat bijna alle levensmiddelensectoren betreft en waaruit de algemene principes en meerwaarde van het GLB duidelijk blijken. Het vormt een aanvulling op particuliere en publieke afzetbevordering op nationaal niveau.

2.2

Jaarlijks trekt de Europese Commissie ongeveer 50 miljoen euro uit voor de ondersteuning van campagnes ter promotie van levensmiddelen en productiemethoden uit de EU. Dit geld gaat meestal naar beroepsorganisaties of verenigingen van producenten die de aandacht vestigen op kwalitatief hoogwaardige Europese levensmiddelen en alles wat bij de productie daarvan komt kijken.

2.3

In de afzetbevorderingscampagnes ligt de nadruk op de kwaliteit, voedingswaarde en veiligheid van EU-landbouwproducten en wordt gewezen op hun grote meerwaarde, die voortvloeit uit onder meer de toepassing van specifieke productiemethoden, het gebruik van speciale keurmerken en de aandacht voor dierenwelzijn en milieu.

2.4

De campagnes kunnen binnen de EU worden gevoerd of daarbuiten met als doel nieuwe markten aan te boren. In de periode 2000-2010 ging EU-geld naar 458 afzetbevorderingsprogramma's en profiteerden alle lidstaten van het afzetbevorderingsbeleid. Afzetbevordering kan concreet bestaan uit vele activiteiten, waaronder het plaatsen van advertenties in de media en promotie in verkooppunten, op tentoonstellingen en beurzen.

2.5

Met EU-bijdragen kan maximaal de helft van de totale kosten van campagnes worden gedekt. De initiatiefnemende organisatie dient zelf minstens 20 % bij te dragen en de resterende middelen kunnen door nationale autoriteiten en andere instanties bijeengebracht worden.

2.6

De programma's dienen bij voorkeur meerdere jaren te duren en uitgebreid genoeg te zijn om de doelmarkten aanzienlijk te kunnen beïnvloeden. Prioriteit wordt gegeven aan programma's die worden voorgesteld door organisaties uit meer dan één lidstaat of die voorzien in acties in meerdere lidstaten of derde landen.

2.7

Meer dan twee derde van alle voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes voor EU-landbouwproducten die de afgelopen vijf jaar zijn goedgekeurd, was gericht op de interne markt. Slechts 8 % betrof meerlandenprogramma's. In de periode 2006-2010 werd meer dan de helft van alle aanvragen afgewezen.

2.8

De Commissie heeft over het afzetbevorderingsbeleid van begin af aan regelmatig verslag uitgebracht aan de Raad en het Europees Parlement. De Europese Rekenkamer heeft in 2009 in een speciaal verslag aanbevelingen geformuleerd om dit beleid te verbeteren.

3.   Samenvatting van de Commissiemededeling

3.1

Ondanks het succes van de Europese landbouw- en levensmiddelensector staat zij voor enorme uitdagingen. De vooruitgang die producenten in de EU hebben geboekt op het gebied van gezondheid, milieu en dierenwelzijn wordt niet altijd op de juiste waarde geschat. Er zijn nieuwe concurrenten gekomen op zowel de traditionele als opkomende markten van de EU. Tot slot beschikt de EU over een zeer gevarieerd culinair erfgoed dat optimaal moet worden benut.

3.2

De huidige hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) is bedoeld om met dit beleid na 2013 rechtstreeks een bijdrage te leveren aan de Europa 2020-strategie door een vorm van landbouw te ondersteunen die garant staat voor voedselzekerheid, duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen en dynamische plattelandsgebieden. Tegelijk met de GLB-hervorming heeft de Commissie een uitgebreide raadpleging van de betrokken partijen georganiseerd teneinde de hoofdlijnen uit te stippelen van een meer doelgerichte en ambitieuze afzetbevorderingsstrategie voor de Europese landbouw- en levensmiddelensector.

3.3

De specifieke doelstellingen voor de lokale, Europese en wereldmarkten worden in een later stadium uitgewerkt, om de binnen elke markt op te zetten acties gerichter te kunnen vormgeven. Algemene doelstellingen van het voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid zijn o.m.:

betere benutting van de Europese landbouwproducten en versteviging van hun marktpositie;

promotie van de uiterst strenge normen van de EU op het gebied van voedselveiligheid, milieu en dierenwelzijn en betere voorlichting aan de consument over het Europese productiemodel;

introductie van nieuwe producten aan de consument en benutting van de verscheidenheid van het Europese productaanbod;

vergroting van de bekendheid van kwaliteitsregelingen en producten met een grote meerwaarde.

3.4

Het groenboek bestaat uit vier delen, waarin uiteenlopende kwesties m.b.t. diverse aspecten van het voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid aan bod komen: de meerwaarde van dit beleid voor Europa; doelstellingen en maatregelen voor de interne (waaronder lokale en regionale) en externe markten; en meer algemene aspecten t.a.v. inhoud en wijze van beheer.

3.5

Het groenboek vestigt de aandacht op het onbenutte potentieel van de regionale en lokale markten. Er zouden faciliteiten beschikbaar moeten zijn voor de financiering van bepaalde basisdiensten, bijv. voor het creëren van handelscentra, winkels of markthallen. Wanneer het Leader-programma na 2013 beter in het GLB wordt geïntegreerd, zou dit een belangrijke rol kunnen spelen bij het bevorderen van korte distributiekanalen.

3.6

Samenwerking tussen lidstaten zou gestimuleerd kunnen worden om ervoor te zorgen dat hun voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes en/of die van de particuliere sector elkaar aanvullen, en om synergie te bevorderen.

3.7

Voorstellen kunnen momenteel worden ingediend door beroeps- of brancheorganisaties die in een of meer lidstaten of op Europees niveau de betrokken sectoren vertegenwoordigen. In het groenboek wordt geopperd om ook andere structuren dan beroepsorganisaties, zoals ondernemingen of kamers van koophandel, toegang tot financiering te geven, teneinde sectoren die in de lidstaten niet in zulke organisaties zijn verenigd de kans te geven van afzetbevorderingsregelingen te profiteren.

3.8

De programma's hebben op dit moment betrekking op specifieke producten of kwaliteitsregelingen (bijv. voorlichting over melk en de voedingswaarde daarvan). In het groenboek wordt een nieuwe, flexibelere en wellicht doeltreffendere benadering voorgesteld waarbij in de eerste plaats de nadruk ligt op Europese kernboodschappen en deze boodschappen vervolgens met specifieke producten verder worden uitgewerkt en geïllustreerd om de verscheidenheid, rijkdom en complementariteit van het Europese productaanbod te benadrukken.

3.9

In het groenboek wordt onderstreept dat er voor de uitvoering eenvoudige procedures dienen te worden gehanteerd. Er is nu sprake van een dubbele selectieprocedure (lidstaten en Commissie), die bovendien lang is (zeven maanden tussen de uiterste datum van indiening en de beslissing van de Commissie), hetgeen de mogelijkheden beperkt om pragmatische campagnes te ontwikkelen die inspelen op de actualiteit.

3.10

De Commissie heeft ook een voorstel gepresenteerd voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008, teneinde deze Verordening aan te passen aan de artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. In dit voorstel worden de bevoegdheden van de Commissie in kaart gebracht om gedelegeerde en uitvoeringshandelingen vast te stellen krachtens Verordening (EG) nr. 3/2008 van de Raad, en wordt de daartoe te volgen procedure bepaald. Verder behelst het voorstel de opname in Verordening (EG) nr. 3/2008 van enkele bevoegdheden die tot dusver door de Commissie werden uitgeoefend.

4.   Algemene opmerkingen

4.1

De voornaamste uitdagingen waar het Europese landbouwbeleid voor staat houden verband met de klimaatverandering, de financieel-economische crisis, ongelijkheid en spanningen ten gevolge van oneerlijke concurrentie tussen oude en nieuwe lidstaten, het risico dat het GLB leidt tot prijsdumping, werkonzekerheid en instabiele markten waar zich sterke prijsschommelingen voordoen. In het licht van deze uitdagingen wordt het steeds belangrijker levensmiddelen uit de EU te promoten en neer te zetten als producten met een grote meerwaarde, zodat de EU haar toonaangevende positie als voedselleverancier kan behouden.

4.2

In het afzetbevorderingsbeleid van de EU ligt de nadruk op de meerwaarde van de Europese productie, met name wat betreft kwaliteit, hygiëne en voedselveiligheid, die wordt gegarandeerd dankzij een geavanceerde regeling voor speciale keurmerken en traceerbaarheid alsook omdat de rechten van werknemers worden nageleefd en er aandacht is voor dierenwelzijn en milieu. Zulk beleid vraagt om consistente financiële ondersteuning.

4.3

De levensmiddelenketen voldoet aan strenge normen op het vlak van voedselveiligheid, de gezondheid van dieren en planten, dierenwelzijn en milieubescherming. Voorlichtings- en afzetbevorderingscampagnes vormen een efficiënte en doeltreffende blijk van erkenning voor de inspanningen van landbouwers, fabrikanten en handelaars om die normen na te leven. Het afzetbevorderingsbeleid moet dan ook twee fundamentele doelstellingen hebben:

promotie en verkoop van Europese levensmiddelen op de externe markten (exportbevordering, m.n. ten behoeve van het mkb, aangezien dat de drijvende kracht voor economisch herstel in de sector vormt);

voorlichting aan de consument op de EU-markt, vooral over de specifieke regels inzake kwaliteit, veiligheid en traceerbaarheid, voedingswaarden, milieubescherming, dierenwelzijn, arbeidsomstandigheden enz. Het beleid moet zich in het bijzonder richten op bewustmaking van de consument, waarbij schoolkinderen al de beginselen van verantwoord consumeren moeten worden bijgebracht, en op vergroting van de publieke waardering voor de inspanningen van levensmiddelenproducenten (agrarische en industriële ondernemers) om de strenge EU-normen na te leven (1).

4.4

In het afzetbevorderingsbeleid moet gebruik worden gemaakt van nieuwe media (zoals websites) om de consumenten op de hoogte te brengen van initiatieven van lokale producenten en van de mogelijkheid van rechtstreekse aankoop. Met het creëren van „korte ketens” wordt immers ingespeeld op een nieuwe maatschappelijke behoefte.

4.5

De Europese Rekenkamer heeft aanbevolen om producenten doelgerichter technisch te ondersteunen door:

meer synergie te creëren tussen programma's en producenten. EU-maatregelen zouden kleine en middelgrote ondernemingen ertoe moeten aanzetten hun krachten te bundelen, zodat voor de afzet van hun producten op de externe markt een kritieke massa kan worden bereikt. Het ontwikkelen van netwerken zou kunnen helpen dit doel te bereiken en zou kunnen leiden tot synergie tussen producenten op EU-niveau;

nieuwe lidstaten te helpen door ook oriënterende werkzaamheden in aanmerking te laten komen voor subsidie (bijv. proefcampagnes van één jaar of marktonderzoek).

4.6

De Commissie stelt voor om meer verschillende stakeholders voor steun uit afzetbevorderingsprogramma's in aanmerking te laten komen. Het EESC vindt echter dat beroepsorganisaties voorrang zouden moeten krijgen omdat zij ondernemers samenbrengen en projecten medefinancieren.

4.7

Bepaalde traditionele producten, merken en oorsprongsbenamingen bieden de mogelijkheid om (m.n. externe) markten te openen voor andere Europese producten. Beroeps- en/of brancheorganisaties zouden het Europese karakter van producten kunnen benadrukken in hun afzetbevorderingsprogramma's. Daarbij is het niet nodig hen te verbieden oorsprongsbenaming of merken te noemen zolang als zij ervoor zorgen dat de Europese boodschap duidelijk veel prominenter is dan het merk. Informatie moet volledig en transparant zijn. Vermelding van de herkomst van een product zou daarom toegestaan moeten zijn, ook voor producten die niet onder de regeling voor oorsprongsbenamingen of beschermde geografische aanduidingen vallen.

4.8

De artikelen 290 en 291 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) geven de Commissie meer verantwoordelijkheden. Het EESC denkt dat de bevoegdheden voor het vaststellen van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zoals geformuleerd in het voorstel van de Commissie voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3/2008 (COM(2011) 663 definitief), de voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten er samenhangender op zullen maken en een uniforme implementatie daarvan ten goede zullen komen. De Commissie zou regelmatig contact moeten onderhouden met stakeholders en initiatiefnemende organisaties, en adequaat moeten reageren op hun voorstellen voor eenvoudige en vlotte voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor levensmiddelen op de interne markt en in derde landen.

5.   Specifieke opmerkingen

5.1

Het EESC stelt de Commissie voor om ook sectororganisaties te erkennen als initiatiefnemende organisaties.

5.2

Door EU-landbouwproducten in derde landen te promoten zouden Europese agrarische en verwerkende bedrijven worden geholpen om toegang te krijgen tot grote markten als Brazilië, Rusland, China, India, Noord-Amerika, Australië en het Midden-Oosten. Een doelgericht afzetbevorderingsbeleid van de EU in derde landen zou de verkoop van EU-levensmiddelen buiten de EU de hoogte in kunnen laten schieten.

5.3

De welvaart op overzeese markten in 2010 is van fundamenteel belang om te bepalen waar de kansen voor het Europese bedrijfsleven liggen.

5.4

Teneinde de concurrentiepositie van ondernemingen uit de EU te versterken, stelt het EESC de Commissie voor om:

de opening en ontwikkeling van markten te bevorderen - in het bijzonder in samenhang met onderhandelingen over internationale overeenkomsten - zodat Europese producenten meer mogelijkheden krijgen om hun producten te exporteren;

oplossingen te zoeken voor exportproblemen en exporteurs te helpen door informatie te verstrekken en eventueel op EU-niveau overkoepelende of algemene thematische activiteiten op te zetten.

5.5

Ter verbetering van het externemarktbeleid van de EU beveelt het EESC aan om:

relevante exportgegevens, informatie over landen en contactpunten, exportadviezen enz. te verschaffen aan klein- en groothandelaars;

exportbevordering van gratis kennismakingsproducten aan te moedigen en sectoroverstijgende samenwerking te stimuleren om maatregelen meer gewicht te geven en meer effect te laten sorteren;

kleine en middelgrote ondernemingen aan te moedigen hun krachten te bundelen, zodat voor de afzet van hun producten op de externe markt een kritieke massa kan worden bereikt;

steun te verlenen voor proefprojecten in derde landen die zijn bedoeld om nieuwe markten te ontsluiten.

5.6

Het EESC verzoekt de Commissie met klem om tijdens of na een gezondheidscrisis sectoren in moeilijkheden te ondersteunen, teneinde vertrouwen te herstellen en consumptie te stimuleren. Dynamische en onmiddellijke informatie en ad-hocvoorlichtingscampagnes kunnen zeer nuttige instrumenten zijn om het vertrouwen van de consument terug te winnen.

5.7

Een brancheorganisatie die met succes afzetbevorderingsprogramma's heeft uitgevoerd, zou via een vereenvoudigde procedure moeten kunnen verzoeken om te worden aangemerkt als begunstigde en uitvoeringsinstantie.

5.8

De Commissie zou evenementen/campagnes moeten lanceren om brancheorganisaties uit de lidstaten ertoe aan te zetten actiever aanvragen in te dienen voor afzetbevorderingsprogramma's buiten de EU, zodat qua smaak, traditie en kwaliteit het beste van het beste van de Europese levensmiddelen kan worden gepromoot. In dit verband zou via een voordeligere financieringsregeling (60 % i.p.v. 50 %) prioriteit moeten worden gegeven aan meerlandenprogramma's die betrekking hebben op meerdere producten. Dit soort programma's zorgen immers voor een echte Europese dimensie en kunnen bovendien de steun van de EU ook daadwerkelijk gebruiken. Voorts moeten landen voorrang krijgen naargelang van hun marktpotentieel. De Commissie zou meer steun kunnen geven voor programma's gericht op opkomende economieën.

5.9

De Commissie zou een sleutelrol moeten spelen bij de ondersteuning van kleinere producenten en verwerkende bedrijven uit de EU in hun streven toegang te krijgen tot de markten in derde landen.

5.10

Internemarktprogramma's moeten gebaseerd zijn op een Europese visie waarmee meerwaarde wordt gerealiseerd en die een puur nationale benadering overstijgt: hoe meer producten en markten, hoe beter het programma. Verder moeten de programma's elkaar aanvullen of met andere nationale of regionale programma's synergie creëren, teneinde overlappingen en tegenstrijdigheden te voorkomen. De mogelijkheden die er liggen op het vlak van scholing en op gezondheidsgebied, kunnen en moeten worden benut om de doeltreffendheid van de voorlichtingsacties te vergroten. Tot slot moet bij de uitwerking en uitvoering van het toekomstige voorlichtings- en afzetbevorderingsbeleid voor levensmiddelen rekening worden gehouden met de gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid.

Brussel, 7 december 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  PB C 218, 23.7.2011, blz. 114, en PB C 218, 23.7.2011, blz. 118.


Top