EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52011AE0989

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 89/666/EEG, 2005/56/EG en 2009/101/EG wat de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters betreft (COM(2011) 79 definitief — 2011/0038 (COD))

PB C 248 van 25.8.2011, p. 118–122 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

25.8.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 248/118


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Richtlijnen 89/666/EEG, 2005/56/EG en 2009/101/EG wat de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters betreft

(COM(2011) 79 definitief — 2011/0038 (COD))

2011/C 248/20

Rapporteur: de heer PÁSZTOR

Het Europees Parlement en de Raad hebben op resp. 8 en 16 maart 2011 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder g) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie te raadplegen over het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de richtlijnen 89/666/EEG, 2005/56/EG en 2009/101/EG wat de koppeling van centrale, handels- en vennootschapsregisters betreft

COM(2011) 79 definitief - 2011/0038 (COD).

De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 26 mei 2011 goedgekeurd.

Het Comité heeft tijdens zijn op 15 en 16 juni 2011 gehouden 472e zitting (vergadering van 15 juni) het volgende advies uitgebracht, dat met 144 stemmen vóór en 2 stemmen tegen, bij 4 onthoudingen, is goedgekeurd.

1.   Conclusies en aanbevelingen

1.1   Het Comité kan zich in het voorstel vinden. Het beschouwt het als een belangrijke stap vooruit bij de voltooiing van de interne markt. Op die manier kunnen de bredere doelstellingen van het bedrijfsleven, de werknemers, de consumenten en de burgers namelijk worden gerealiseerd. Dit werd reeds belicht in de strategie Europa 2020 en het initiatief voor het MKB, de „Small Business Act” (SBA). Toch beantwoordt het voorstel in zijn huidige vorm waarbij de belangrijkste gegevens en akten uniform worden gemaakt en vrijwillige samenwerking door een wettelijke, in de gehele Unie geldende verplichting wordt vervangen, aan slechts enkele van de naar voren gebrachte fundamentele eisen.

1.2   Ook kleven er nog een groot aantal onzekerheden aan de tenuitvoerlegging. De Commissie moet namelijk in een later stadium voor talloze kwesties nog regelgeving maken. Het Comité hoopt dat het betrokken zal worden bij de komende wetgevingsfasen en met de Commissie te blijven samenwerken bij het voorbereiden van toekomstige regelgeving.

1.3   Het zou wellicht beter zijn geweest om de drie richtlijnen samen te voegen in één richtlijn waarin de EU-vereisten werkelijk eenduidig zouden zijn geformuleerd. (1) Door de huidige wijzigingen en de daarop volgende gedelegeerde handelingen zal de uitvoering enigszins met onduidelijkheid zijn omgeven. Daarom blijft het Comité bij de standpunten die het ten aanzien van het groenboek geformuleerd heeft en hoopt het dat deze bij de toekomstige wetgeving zullen worden meegenomen.

1.4   Een grote lacune is dat in het voorstel niet wordt ingegaan op de kwestie van de verplaatsing van de zetel, die, zoals in het groenboek wordt opgemerkt, steeds belangrijker wordt op een steeds hechtere interne markt. Hier heeft de wetgever een kans gemist door het, wel impliciet aangestipte, principe van transparantie van deelnamestukken niet te hanteren als model.

1.5   De voorgestelde veranderingen in de Richtlijnen 89/666/EEG en 2005/56/EG kunnen de goedkeuring van het EESC wegdragen.

1.6   Wat de wijzigingen in Richtlijn 2009/101/EG betreft, acht het Comité het van belang dat:

de gegevens zo spoedig mogelijk als technisch en juridisch haalbaar is, worden gepubliceerd;

verzoeken om basisgegevens in het kader van het eengemaakte Europese systeem gratis zullen zijn (overeenkomstig een eerdere aanbeveling van het Comité);

er duidelijkheid moet komen over de opbouw- en exploitatiekosten van het systeem. Ook betreurt het dat het voorstel geen impactevaluatie bevat aan de hand waarvan zicht die kosten zou kunnen worden gekregen. Het benadrukt evenwel dat de Unie geld moet reserveren om die kosten te dekken;

de exploitatie van het systeem een zo direct mogelijke toegang tot gegevens toestaat en openbaarmaking op papieren dragers tot een minimum reduceert.

1.7   Het Comité gaat akkoord met de omzettingsdatum (1 januari 2014). Het is evenwel primordiaal voor de Unie om een limietdatum vast te stellen voor de uitvoering van de maatregelen die bij de gedelegeerde handelingen zijn uitgevaardigd.

2.   Inhoud van het voorstel

2.1   Het voorstel strekt tot meer transparantie van de juridische en fiscale regelingen betreffende ondernemingen, die in toenemende mate gebruik maken van de door de interne markt geboden mogelijkheden. Ook strekt het tot meer vertrouwen in die markt zodat handelspartners sneller van hun concurrentievoordelen kunnen profiteren.

2.2   Het is de bedoeling van de richtlijn dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen voor gemakkelijkere toegang in de gehele Unie van deelnemers en derden tot officiële stukken en andere gegevens betreffende bedrijven en de betrekkingen die zij met elkaar onderhouden. Tot op heden bestaan er hier namelijk noch verplichtingen noch efficiënte mogelijkheden. Het transparantieprobleem is met name zeer knellend bij grensoverschrijdende fusies en splitsingen of in het geval van bijkantoren van een vennootschap die aan het recht van een andere lidstaat is onderworpen.

2.3   De Commissie stelt nu voor om de volgende richtlijnen te wijzigen:

Richtlijn 89/666/EEG betreffende de openbaarmakingsplicht voor in een andere lidstaat opgerichte bijkantoren (de Elfde richtlijn);

Richtlijn 2005/56/EG betreffende grensoverschrijdende fusies van kapitaalvennootschappen;

Richtlijn 2009/101/EG betreffende waarborgen voor deelnemers en derden (een nieuwe richtlijn betreffende de openbaarheid van transacties die de Eerste richtlijn vervangt).

Deze richtlijnen voldeden slechts gedeeltelijk aan de groeiende behoefte aan informatie.

2.4   In de voorgestelde richtlijn worden bestaande vereisten en procedures uitgebreid en verfijnd en ook krijgt de Commissie de bevoegdheid om bij de tenuitvoerlegging van de regeling verdere preciseringen en uitbreidingen aan te brengen. De operatie strekt er hoofdzakelijk toe dat alle vennootschappen, bijkantoren of groepen economische actoren duidelijk en zo snel mogelijk kunnen worden geïdentificeerd, zodat iedere wijziging terstond kan worden geregistreerd en toegankelijk is. Daartoe blijkt het beste instrument elektronische opslag en publicatie van akten en gegevens. Verder moeten de lidstaten via het geplande „één enkel Europees elektronisch platform” zorgen voor digitalisering van en toegang tot die data.

2.5   Het grootste aantal door de Commissie voorgestelde wijzigingen betreft Richtlijn 2009/101/EG:

de termijn voor openbaarmaking van gegevens gaat maximaal 15 kalenderdagen bedragen;

vennootschappen krijgen een unieke identificatiecode waardoor zij in de EER eenduidig kunnen worden geïdentificeerd;

de door de lidstaten voorgeschreven formaliteiten mogen niet in de weg staan van de toegankelijkheid van het platform;

de lidstaten moeten de betrouwbaarheid van de akten en gegevens garanderen;

de tarieven voor het verkrijgen van akten en gegevens mogen de daaraan verbonden administratiekosten niet overschrijden;

de Commissie kan ter wille van de uitvoering van deze bepalingen en op basis van gedelegeerde bevoegdheden technische voorschriften uitvaardigen betreffende het beheer en de veiligheid van het netwerk, de vorming van de unieke identificatiecode, het gebruik van talen, methoden en technische normen voor publicatie en eventuele sancties voor niet-inachtneming van de voorschriften.

2.6   De wijzigingen in de Richtlijnen van 1989 en 2005 hebben betrekking op de unieke identificatiecode van bijkantoren of uit een grensoverschrijdende fusie ontstane kapitaalvennootschappen en op de elektronische verenigbaarheid van andere registratie-activiteiten.

2.7   De lidstaten moeten de richtlijn, die 20 dagen na publicatie ervan in werking treedt, uiterlijk op 1 januari 2014 hebben omgezet.

3.   Juridische context van het advies

3.1   De transparantie van de ondernemingsregisters is niet alleen een belangrijke doelstelling op zich maar vormt ook een noodzakelijke voorwaarde voor de verdere harmonisatie van het vennootschapsrecht. Interoperabiliteit van nationale registers is in wezen een economische en informaticakwestie, maar het voorstel moet in een juridische vorm worden gegoten omdat men nu eenmaal niet om wettelijke vereisten heen kan. Los van de juiste juridische vorm van het voorstel, moet gedetailleerd worden gekeken naar de juridische context van de harmonisatie.

3.1.1   Dan moet in de eerste plaats worden bezien hoe de belangen van de landen van uitvoer en ontvangst van kapitaal met elkaar in overeenstemming kunnen worden gebracht. Onderstaande tabel bevat op hoofdlijnen hun uitgangspunten. Gegeven die punten vormen de onderliggende belangen van de landen op langere termijn een wezenlijke belemmering voor volledige harmonisatie. Het feit dat de discussie slechts een technische kwestie als de interoperabiliteit van de registers betreft, doet daar niets aan af.

 

Lidstaat van uitvoer

Lidstaat van ontvangst

1.

Wettigheid van een bedrijf (rechtspersoonlijkheid)

Fictiebeginsel (universalisme)

Realiteitsbeginsel (particularisme)

2.

Identificeerbaarheid van de rechtspersoon

Plaats van registratie

Werkelijke administratieve zetel

3.

Rechtsmacht

Individualiteitsbeginsel

Territorialiteitsbeginsel

4.

Beginsel van economisch recht

Rechtszekerheid

Voorkoming van misbruik van recht

5.

Beginsel van EU-recht (beleid inzake de interne markt)

Verbod op beperkingen van fundamentele rechten

Verbod op discriminatie

3.2   In landen waar het fictiebeginsel heerst (waar bedrijven in principe op nationaal niveau automatisch worden erkend wanneer zij aan bepaalde formele voorwaarden voldoen), bestaan er weinig belemmeringen voor registratie. In andere landen zijn dat er veel meer. Daar wordt ook belang gehecht aan de bescherming van de omliggende lokale gemeenschappen en daarmee is de verantwoordelijkheid van het bedrijf dat geregistreerd wil worden belangrijker dan die van de staat. Anders gezegd, gaat het om registratie, dan weegt daar het privaatrecht zwaarder dan het publiekrecht.

3.3   In sommige landen kunnen bedrijven hun statuten niet wijzigen. In andere landen moet in het geval van verplaatsing van de werkelijke administratieve zetel de identiteit, en bijgevolg de registratie, worden gewijzigd om vennootschapsrechtelijk te kunnen worden erkend. Op de interne markt veroorzaakt dit verscheidene problemen (zie de zaak Überseering). Er kan namelijk wel eens sprake zijn van dubbele identiteit of zelfs van de nachtmerrieachtige situatie dat er twee keer geen identiteit meer is (bijv. het geval van een Duits-Ierse combinatie).

3.4   Bepaalde landen bekijken de zaak mondiaal en kijken daarmee naar het geheel van bedrijfsactiviteiten waarbij het er niet toe doet of die activiteiten intern of in het buitenland plaatsvinden (het individualiteitsbeginsel). Andere landen baseren hun rechtsmacht op het territorialiteitsbeginsel: wat telt is het gebied waar een bedrijf actief is, en in dat geval bestaat er een fundamenteel onderscheid tussen het binnen- en het buitenland. Harmonisatie is dus echt van belang. In het eerste geval vormt interoperabiliteit van registers vooral een privaatrechtelijke kwestie en nemen in het vennootschapsrecht de belangen van bedrijven een belangrijke plaats in. In het tweede geval zijn overheidsmaatregelen geboden. Men kan zich dus voorstellen dat in het eerste geval bijv. het project BRITE een betere oplossing voor landen van kapitaaluitvoer lijkt dan positieve harmonisatie.

3.5   Die landen van uitvoer zullen er afkerig van zijn om de op basis van het vennootschapsrecht verkregen identificatiecode bij de registratie te wijzigen, want voor hen primeert rechtszekerheid. Andere landen daarentegen achten het belang van de omliggende gemeenschappen fundamenteel en zullen in voorkomend geval niet aarzelen om de juridische status van een onderneming van vraagtekens te voorzien. Daardoor ontstaat het risico dat landen artikel 11 van de Eerste richtlijn (artikel 12 van de nieuwe), waarin de redenen voor ontbinding van een bedrijf gedetailleerd worden geformuleerd, zeer uiteenlopend zullen toepassen en zulks in het licht van hun concept van oprichting van een bedrijf (zie bijv. de zaken Ubbink of Marleasing).

3.6   De landen die in beginsel geen onderscheid maken tussen interne en buitenlandse activiteiten profiteren over het algemeen het meest van de door de interne markt geboden mogelijkheden. Verder kunnen de daar geregistreerde bedrijven zich gemakkelijk op het standpunt stellen dat zij geschaad worden door maatregelen van de lidstaat van ontvangst met als reden dat zij in hun EU-vrijheden worden beperkt. In de landen die daarentegen het realiteitsbeginsel (dus territorialiteitsbeginsel) in de praktijk brengen, kan de nadruk worden gelegd op discriminatie van buitenlandse ondernemingen. Dus hebben vooral de landen van uitvoer duidelijk baat bij uniformering van de registers, en zullen de landen van ontvangst meer moeite met de desbetreffende regelingen hebben.

4.   Algemene opmerkingen

4.1   Het Comité kan zich in het voorstel vinden. Het beschouwt het als een belangrijke stap vooruit bij de voltooiing van de interne markt. Op die manier kunnen de bredere doelstellingen van het bedrijfsleven, de werknemers, de consumenten en de burgers namelijk worden gerealiseerd, zoals het Comité reeds verwoordde in zijn advies over het groenboek: „1.2 De doelstellingen van de koppeling van ondernemingsgegevens moeten samenhangen met de strategische documenten Europa 2020 [1] en de Small Business Act (SBA) [2]. De koppeling van ondernemingsregisters moet ervoor zorgen dat er meer transparantie en betere samenwerking tussen bedrijven ontstaan, dat de belemmeringen voor grensoverschrijdende activiteiten worden teruggedrongen en dat de regeldruk voor met name het mkb afneemt. Zoals de Commissie in haar mededeling „Denk eerst klein. Een „Small Business Act” voor Europa” (COM(2008) 394 final) heeft benadrukt, zijn dit essentiële voorwaarden voor de versterking van de interne markt en de bevordering van een evenwichtige en duurzame economische en sociale groei.” (2)

4.2   Toch beantwoordt het voorstel in zijn huidige vorm, waarbij de belangrijkste gegevens en akten uniform worden gemaakt en vrijwillige samenwerking door een wettelijke, in de gehele Unie geldende verplichting wordt vervangen, aan slechts enkele van de naar voren gebrachte fundamentele eisen. Wel kan het Comité zich vinden in de richting die aangaande administratieve kosten en gegevensbescherming wordt ingeslagen, maar een aantal kwesties dienen nog te worden uitgediept.

4.3   Ook kleven er nog een groot aantal onzekerheden aan de tenuitvoerlegging. Er zou namelijk nog een regeling moeten komen voor de uitvoeringsmodaliteiten. Gegeven het belang om vooraf reeds op de hoogte te zijn van normen en andere materiële bepalingen, zou het toch beter zijn geweest reeds nu van de hoed en de rand te weten. Bovendien bevatte het groenboek een serie praktische vragen over een deel van de materie, en daarop had men dus moeten kunnen reageren. Daarom blijft het Comité bij zijn opmerkingen over het groenboek en hoopt het dat die in de toekomstige wetgeving zullen worden verwerkt.

4.4   Hier zou de Unie wel eens de kans kunnen hebben gemist om het vennootschapsrecht significant verder te harmoniseren, zoals beschreven in paragraaf 3. Het Comité begrijpt dat het formuleren van bepalingen op onderhavig gebied door aanzienlijke juridische en institutionele verschillen wordt bemoeilijkt en dat die harmonisatie meer een zaak voor de langere termijn is. Toch is de registratiekwestie een belangrijk onderdeel ervan en door de zaak niet in detail te behandelen, hebben we de gelegenheid voorbij laten gaan om gemeenschappelijke formuleringen te zoeken en een discussie te openen. Anderzijds vormt het programma BRITE er een goed voorbeeld van hoe betrokkenen tot ieders tevredenheid detailkwesties via zelfregulering kunnen oplossen.

4.5   Een grote lacune is dat in het voorstel niet wordt ingegaan op de kwestie van de verplaatsing van de zetel, die, zoals in het groenboek wordt opgemerkt, steeds belangrijker wordt op een steeds hechtere interne markt. Hier heeft de wetgever een kans gemist door het, wel impliciet aangestipte, principe van transparantie van deelnamestukken niet te hanteren als model.

4.6   Het zou wellicht beter zijn geweest om de drie richtlijnen samen te voegen in één richtlijn waarin de EU-vereisten werkelijk eenduidig zouden zijn geformuleerd. (3) Door de huidige wijzigingen en de daarop volgende gedelegeerde handelingen zal de uitvoering enigszins met onduidelijkheid zijn omgeven. Zulks vooral omdat in het voorstel weinig of geen aandacht wordt geschonken aan het belang van het beheer van en de samenwerking tussen de nationale ondernemingsregisters.

4.7   Vanwege de tekst van het voorstel, maar hopelijk niet gegeven de oorspronkelijke strekking ervan, zullen er moeilijkheden opduiken. De tot op heden op Europees niveau actieve registratie-instanties (officieel, vrijwillig of via de markt samenwerkend) worden in het voorstel voor de nieuwe samenwerking volstrekt genegeerd. Ook het Comité vindt dat het Europese e-justitieportaal het centrale toegangspunt tot juridische informatie moet zijn, maar er moet voldoende ruimte blijven voor initiatieven ten behoeve van andere, eventueel ruimere, doelstellingen. Het benadrukt ook het volgende: „Het is buitengewoon belangrijk dat nationale en Europese instellingen op dit terrein samenwerken met de sociale partners en het maatschappelijk middenveld.” (4) Verder hoopt het tevens dat het betrokken zal worden bij de komende wetgevingsfasen en met de Commissie te blijven samenwerken bij het voorbereiden van toekomstige regelgeving.

5.   Bijzondere opmerkingen

5.1   De voorgestelde veranderingen in de Richtlijnen 89/666/EEG en 2005/56/EG kunnen de goedkeuring van het EESC wegdragen.

5.2   Wat de wijzigingen in Richtlijn 2009/101/EG betreft, moeten de gegevens zo spoedig mogelijk als technisch en juridisch haalbaar is, worden gepubliceerd. Het is van mening dat de voorgestelde termijn spoedig fors kan worden teruggebracht. In sommige gevallen kan dat echter nog te lang duren en dan moet eventueel sneller openbaar worden gemaakt. En wel door een onmiddellijke „publicatie” (5) via het Europese elektronische platform van lokale meldingen die later kunnen worden bekrachtigd. Voor de huidige IT-systemen is dat geen probleem.

5.3   Duidelijk moet worden aangegeven of de melder alleen voor de kosten van alle informatiediensten opdraait, dan wel dat de verzoeker om informatie ook betaalt. Hier verschillen de nationale systemen. Momenteel is het zo dat uitsluitend moet worden betaald voor informatie uit ondernemingsregisters van andere lidstaten. Het Comité blijft hopen dat verzoeken om basisgegevens in het kader van het eengemaakte Europese systeem gratis zullen zijn. (6)

5.3.1   Het Comité denkt dat vooral gegevens over de bedrijfszetel, de eigenaren en belangrijkste bestuurders van een onderneming, de economische en juridische situatie van een bedrijf en zijn resistentievermogen en nauwkeurige boekhoudkundige en balansgegevens als basisgegevens voor zakenpartners, deelnemers, schuldeisers en werknemers kunnen worden aangemerkt.

5.3.2   Het wijst er in dit verband op dat duidelijkheid ontbreekt over de opbouw- en exploitatiekosten van het systeem. Ook betreurt het dat het voorstel geen impactevaluatie bevat aan de hand waarvan zicht die kosten zou kunnen worden gekregen. Het benadrukt evenwel dat de Unie geld moet reserveren om die kosten te dekken.

5.4   Het is goed dat de gegevens elektronisch toegankelijk zullen zijn. Het hoopt wel dat het systeem dusdanig wordt geëxploiteerd dat die toegang zo direct mogelijk is. Het is zich er evenwel van bewust dat hier een evenwicht moet worden gevonden tussen het openbaarheidsvereiste en snel en efficiënt functioneren. Het is ervan overtuigd dat een bevredigend compromis mogelijk is en dat de openbaarheid daardoor per saldo toeneemt. Een andere fundamentele verwachting van het Comité ten aanzien van het geünificeerde systeem is dat openbaarmaking op papieren dragers, en daarmee de kosten, tot een minimum kunnen worden gereduceerd.

5.4.1   Voorts vestigt het er de aandacht op dat er conflicten kunnen ontstaan tussen de Europese verplichten betreffende de aanmelding van gegevens enerzijds en de voorschriften waarvoor de lidstaten bevoegd blijven (bijv. de betrouwbaarheid van akten) anderzijds. Die situatie is op termijn onhoudbaar.

5.5   Ook bestaan er in beginsel eenvoudige technische oplossingen voor taalproblemen, die alleen de nodige voorbereiding vergen. Via de momenteel beschikbare software kunnen standaardteksten gemakkelijk in alle andere talen worden vertaald en gepubliceerd. Die teksten moeten dan wel, na overleg, worden goedgekeurd. Dit soort normalisering leent zich vooral voor basisinformatie en boekhoudkundige documenten.

5.6   Voorts moet op het ondernemingsregister Richtlijn 95/46/EG (de „Gegevensbeschermingsrichtlijn” van toepassing worden verklaard.

5.7   Het Comité gaat akkoord met de omzettingsdatum (1 januari 2014). Het is evenwel primordiaal voor de Unie om een limietdatum vast te stellen voor de uitvoering van de maatregelen die bij de gedelegeerde handelingen zijn uitgevaardigd. Op die manier zal het goed functioneren van de structuur snelle en uniforme toegang tot informatie over ondernemingen in de gehele EU mogelijk maken.

Brussel, 15 juni 2011

De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Staffan NILSSON


(1)  De Eerste en de Elfde richtlijn kunnen gemakkelijk worden gevoegd want zij hebben op dezelfde materie betrekking (openbaarmakingsverplichting betreffende vennootschappen). Bij de richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies speelt slechts één specifiek aspect: de duidelijkheid van ondernemingsregisters in het geval van grensoverschrijdende operaties.

(2)  Zie PB C 48 van 15 februari 2011, blz. 120.

(3)  De Eerste en de Elfde richtlijn kunnen gemakkelijk worden gevoegd want zij hebben op dezelfde materie betrekking (openbaarmakingsverplichting betreffende vennootschappen). Bij de richtlijn inzake grensoverschrijdende fusies speelt slechts één specifiek aspect: de duidelijkheid van ondernemingsregisters in het geval van grensoverschrijdende operaties.

(4)  Idem, par. 6.7

(5)  Meldingen die direct voor betrokkenen toegankelijk zijn

(6)  Zie noot 1, par. 1.5


Top