Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0748

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    /* COM/2010/0748 def. */

    52010PC0748




    NL

    Brussel,

    COM(2010) 748

    2010/xxxx (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    (Herschikking)

    {SEC(2010) 1547}

    {SEC(2010) 1548}

    TOELICHTING

    1. Achtergrond van het voorstel

    1.1. Algemene context

    Dit voorstel behelst een herschikking van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (hierna "Brussel I" genoemd).

    De verordening Brussel I is het fundament van de civielrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. Zij is van toepassing op zeer uiteenlopende gebieden: niet alleen op verbintenissen uit overeenkomst maar ook op verbintenissen uit onrechtmatige daad en op eigendomsvorderingen. Zij wijst de meest geschikte jurisdictie voor de beslechting van een grensoverschrijdend geschil aan en zorgt voor de vlotte erkenning en tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat gegeven beslissingen. De verordening kwam in de plaats van het verdrag van Brussel van 1968, dat werd gesloten tussen de toenmalige lidstaten en dat herhaaldelijk werd gewijzigd om rekening te houden met de opeenvolgende uitbreidingen van de Unie. Zij is van toepassing in alle lidstaten, en dus ook, via een afzonderlijke internationale overeenkomst, in Denemarken, waarvoor conform het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een bijzondere regeling voor justitiële samenwerking geldt.

    De verordening trad in werking in maart 2002. Acht jaar later heeft de Commissie onderzocht hoe de verordening in de praktijk werkt en welke wijzigingen er nodig zijn.

    1.2. Motivering en doel van het voorstel

    Hoewel de verordening over het algemeen een succes is, is uit de raadpleging van belanghebbenden en uit een aantal in opdracht van de Commissie uitgevoerde juridische en empirische studies gebleken dat de verordening nog een aantal tekortkomingen vertoont, die moeten worden opgelost. In wezen zijn de vier grootste tekortkomingen:

    · De procedure voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van een beslissing in een andere lidstaat ("exequatur") is nog steeds een belemmering voor het vrije verkeer van beslissingen, die voor de betrokken partijen onnodige kosten en vertraging met zich brengt en ondernemingen en burgers ervan weerhoudt de mogelijkheden van de interne markt optimaal te benutten.

    · De toegang tot de rechter in de EU is over het algemeen onvoldoende gewaarborgd bij geschillen waarbij verweerders van buiten de EU zijn betrokken. Op enkele uitzonderingen na is de huidige verordening slechts van toepassing wanneer de verweerder zijn woonplaats binnen de EU heeft. In alle andere gevallen wordt de rechterlijke bevoegdheid geregeld overeenkomstig het nationale recht. De onderlinge verscheidenheid tussen de nationale rechtsstelsels heeft tot gevolg dat EU-ondernemingen bij transacties met partners uit derde landen geen gelijke toegang tot de rechter hebben: een aantal ondernemingen kan in de EU gemakkelijk een procedure inleiden, terwijl andere dat niet kunnen, zelfs niet wanneer er geen ander gerecht bevoegd is dat een eerlijk proces kan waarborgen. Bovendien is de tenuitvoerlegging van dwingende EU-wetgeving ter bescherming van bijvoorbeeld consumenten, werknemers of handelsagenten niet gewaarborgd wanneer de nationale wetgeving geen toegang tot de rechter verleent in geschillen met partijen van buiten de EU.

    · De doeltreffendheid van forumkeuzeovereenkomsten moet worden verbeterd. Momenteel is het door de partijen in een forumkeuzeovereenkomst aangewezen gerecht krachtens de verordening verplicht zijn uitspraak aan te houden wanneer de zaak het eerst bij een ander gerecht is aangebracht. Dat heeft tot gevolg dat justitiabelen die te kwader trouw handelen, de beslechting van het geschil voor het gekozen forum kunnen vertragen door eerst naar een niet-bevoegd gerecht te stappen. Deze mogelijkheid brengt extra kosten en vertraging met zich en ondermijnt de met forumkeuzeovereenkomsten beoogde rechtszekerheid en voorspelbaarheid.

    · De wisselwerking tussen arbitrage en gerechtelijke geschillenbeslechting moet worden versterkt. Arbitrage is uitgesloten van het toepassingsgebied van de verordening. Door een arbitrageovereenkomst voor een gerecht aan te vechten, kan een partij de arbitrageovereenkomst echter daadwerkelijk ondermijnen en een situatie creëren waarbij ondoeltreffende parallelle gerechtelijke procedures tot onverenigbare beslissingen kunnen leiden. Dat leidt tot extra kosten en vertraging, ondermijnt de voorspelbaarheid van de beslechting van geschillen en zet aan tot misbruik van procesrecht.

    In de effectbeoordeling die aan dit voorstel is gehecht, worden de problemen van het huidige systeem en de gevolgen van de verschillende bestudeerde opties voor de oplossing ervan uitvoerig geanalyseerd.

    De algemene doelstelling van de herziening is de Europese rechtsruimte verder te ontwikkelen door de resterende belemmeringen voor het vrije verkeer van rechterlijke beslissingen weg te nemen conform het beginsel van wederzijdse erkenning. In het programma van Stockholm van 2009 [1] heeft de Europese Raad het belang van deze doelstelling onderstreept. Het voorstel heeft meer bepaald ten doel de grensoverschrijdende geschillenbeslechting en het vrije verkeer van beslissingen in de Europese Unie te vergemakkelijken. De herziening moet er ook toe bijdragen dat het juridische kader dat nodig is voor het herstel van de Europese economie tot stand wordt gebracht.

    2. Raadpleging en effectbeoordeling

    Dit voorstel werd voorafgegaan door een uitgebreide raadpleging van belanghebbenden, lidstaten, andere instellingen en deskundigen over de problemen van het huidige systeem en de mogelijke oplossingen daarvoor. Op 21 april 2009 nam de Commissie een verslag over de toepassing van de verordening aan. Zij presenteerde op dezelfde dag een groenboek met voorstellen voor herziening van de verordening, waarop 130 reacties zijn gekomen. De Commissie hield rekening met de resultaten van meerdere studies over diverse aspecten van de herziening, met name een studie van 2007 over de praktische toepassing van de verordening [2] en een studie van 2006 over residuele bevoegdheid [3]. Empirische gegevens over de gevolgen van de verschillende opties voor herziening zijn opgenomen in twee andere externe studies [4]. De Commissie was medeorganisatrice van twee conferenties over de herziening (in 2009 [5] en 2010 [6]). In juli 2010 was er een vergadering met nationale deskundigen. Er werd een afzonderlijke deskundigengroep voor arbitrage opgericht, die drie keer is bijeengekomen (in juli, september en oktober 2010).

    Uit de raadpleging is naar voren gekomen wat de standpunten van de belanghebbenden over de belangrijkste elementen van de hervorming zijn. Wat de afschaffing van het exequatur betreft, schaarden veruit de meeste belanghebbenden en alle lidstaten zich achter de doelstelling van het vrije verkeer van beslissingen binnen de Europese Unie. Er was ook brede steun voor de afschaffing van de exequaturprocedure als middel om die doelstelling te bereiken. Volgens de overgrote meerderheid van de belanghebbenden moet de afschaffing van het exequatur gepaard gaan met waarborgen, met name de bescherming van de rechten van verdediging van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gericht. Maar er was geen eensgezindheid over de omvang van dergelijke waarborgen en over de plaats waar dergelijke waarborgen beschikbaar moeten zijn (lidstaat van tenuitvoerlegging of lidstaat van herkomst). Meer bepaald waren er bezwaren tegen de afschaffing van het exequatur in smaadzaken en bij procedures voor collectieve schadevergoeding. Wat de werking van de verordening in de internationale rechtsorde betreft, was de algemene opvatting dat multilaterale onderhandelingen op internationaal niveau het beste kader voor de verordening zouden zijn. Mocht er geen dergelijk kader komen, bestaat er geen eensgezindheid over wat dan de beste aanpak is. Hoewel enkele belanghebbenden en lidstaten voorstander waren van de uitbreiding van de bevoegdheidsregels tot verweerders uit derde landen, met name om de toegang tot de rechter in Europa te waarborgen, waren de meeste belanghebbenden van mening dat de erkenning en de tenuitvoerlegging van in derde landen gegeven beslissingen moeten worden geregeld in een multilateraal kader, dat moet zorgen voor wederkerigheid op internationaal niveau. Wat forumkeuzeovereenkomsten betreft, wilden de meeste belanghebbenden en lidstaten dergelijke overeenkomsten doeltreffender maken. Van de verschillende oplossingen om deze doelstelling te bereiken, ging de voorkeur uit naar de oplossing waarbij het gekozen gerecht voorrang krijgt om te beslissen over zijn bevoegdheid. Een dergelijk mechanisme zou grotendeels in overeenstemming zijn met het systeem dat is ingevoerd bij het Verdrag van Den Haag van 2005 inzake bedingen van forumkeuze, en zou dus zorgen voor een coherente aanpak binnen de Unie en op internationaal niveau, mocht de Unie later beslissen het verdrag van 2005 te sluiten. Wat de wisselwerking tussen de verordening en arbitrage betreft: hoewel veel belanghebbenden het probleem erkenden en zich voorstander toonden van toekomstige maatregelen, uitten meerdere arbitersverenigingen hun bezorgdheid over de gevolgen van een eventuele regeling voor de vooraanstaande rol van Europese arbitragecentra op wereldvlak. Er was geen eensgezindheid over wat de beste aanpak is, d.w.z. ofwel arbitrageovereenkomsten actief bevorderen door parallelle procedures en misbruik van procesrecht te voorkomen ofwel arbitrage volledig uitsluiten uit het toepassingsgebied van de verordening. In elk geval waren de meeste belanghebbenden over het algemeen tevreden over de werking van het verdrag van New York van 1958, dat niet zou mogen worden ondermijnd door maatregelen van de Unie op dat gebied.

    De Commissie onderzocht de kosten en baten van de belangrijkste aspecten van de voorgestelde wijziging in haar effectbeoordeling, die aan dit voorstel is gehecht.

    3. Juridische elementen van het voorstel

    3.1. Samenvatting van de voorgestelde maatregel

    De volgende wijzigingen worden voorgesteld:

    · afschaffing van de intermediaire procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen (exequatur), met uitzondering van beslissingen in smaadzaken en in collectieve procedures voor schadeloosstelling;

    · uitbreiding van de bevoegdheidsregels van de verordening tot geschillen waarbij verweerders uit derde landen zijn betrokken, met inbegrip van een regeling voor situaties waarbij hetzelfde geschil aanhangig is bij een rechter binnen en buiten de EU;

    · forumkeuzeovereenkomsten doeltreffender maken;

    · de wisselwerking tussen de verordening en arbitrage versterken;

    · betere coördinatie van procedures voor de gerechten van de lidstaten;

    · betere toegang tot de rechter voor bepaalde specifieke geschillen, en

    · verduidelijking van de voorwaarden waaronder voorlopige en bewarende maatregelen binnen de EU kunnen circuleren.

    3.1.1. Afschaffing van het exequatur

    De civielrechtelijke samenwerking is ontwikkeld in het kader van de totstandbrenging van een interne markt in Europa en is gebaseerd op het beginsel van de wederzijdse erkenning van beslissingen. Deze wederzijdse erkenning is geleidelijk verbeterd door de controlemaatregelen voor in den vreemde gegeven beslissingen in de Unie te versoepelen. Vandaag hebben de justitiële samenwerking en het vertrouwen tussen de lidstaten een niveau bereikt dat het mogelijk maakt te komen tot een eenvoudiger, goedkoper en meer automatisch systeem voor het vrije verkeer van beslissingen, waarbij de bestaande formaliteiten tussen de lidstaten worden afgeschaft. Derhalve wordt de exequaturprocedure door het voorstel afgeschaft voor alle onder de verordening vallende beslissingen, met uitzondering van beslissingen in smaadzaken en in zaken betreffende collectieve schadevergoeding. De afschaffing van het exequatur gaat gepaard met procedurele waarborgen die ervoor zorgen dat het recht van de verweerder op een onpartijdig gerecht en diens rechten van verdediging, zoals neergelegd in artikel 47 van het EU-Handvest van de grondrechten, adequaat worden beschermd. De verweerder zou over drie belangrijke rechtsmiddelen beschikken waarmee hij in uitzonderlijke omstandigheden kan verhinderen dat aan een in een lidstaat gegeven beslissing uitvoering wordt gegeven in een andere lidstaat: ten eerste zou hij de beslissing in de lidstaat van herkomst kunnen aanvechten wanneer hij niet op passende wijze in kennis is gesteld van de procedure in die lidstaat. Ten tweede voorziet het voorstel in een buitengewoon rechtsmiddel in de lidstaat van tenuitvoerlegging, dat de verweerder in staat stelt elke andere tijdens de procedure voor het gerecht van herkomst gemaakte procedurefout aan te vechten voor zover die zijn recht op een onpartijdig gerecht kan hebben geschonden. Een derde rechtsmiddel stelt de verweerder in staat de tenuitvoerlegging van de beslissing te laten stopzetten wanneer deze in strijd is met een andere beslissing die is gegeven in de lidstaat van tenuitvoerlegging of – mits aan een aantal voorwaarden is voldaan – in een ander land. Deze waarborgen hebben betrekking op de situaties die momenteel worden bestreken door enkele van de bestaande weigeringsgronden, met name om de bescherming van de rechten van verdediging te waarborgen, met als essentieel verschil dat de inhoudelijke openbare orde als toetsingsgrond wordt afgeschaft. Aldus zullen de voor de exequaturprocedure benodigde tijd en kosten wegvallen en zal tegelijkertijd de bescherming van verweerders gewaarborgd blijven.

    Het voorstel bevat ook een reeks modelformulieren die de erkenning of de tenuitvoerlegging van in den vreemde gegeven beslissingen na de afschaffing van de exequaturprocedure moeten vergemakkelijken en die kunnen worden gebruikt voor het verzoek om heroverweging in het kader van de procedure ter waarborging van de rechten van verdediging, zoals hierboven beschreven. Deze formulieren zullen ook de tenuitvoerlegging van beslissingen door de bevoegde autoriteiten vergemakkelijken, in het bijzonder wanneer rente en kosten moeten worden berekend. Er zal ook minder behoefte zijn aan een vertaling van de beslissing en het zal gemakkelijker worden om te verzoeken om een heroverweging van de beslissing door de verweerder die in een andere lidstaat moet optreden.

    In het voorstel wordt de exequaturprocedure behouden voor beslissingen in smaadzaken, waarbij een persoon aanvoert dat de media inbreuk hebben gemaakt op zijn persoonlijkheidsrechten of persoonlijke levenssfeer. Deze zaken zijn bijzonder gevoelig en er zijn tussen de lidstaten verschillen in de wijze waarop zij de eerbiediging van de diverse betrokken grondrechten waarborgen, zoals de menselijke waardigheid, de eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven, bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van meningsuiting en van informatie. Gelet op deze verschillen en gelet op het ontbreken van een geharmoniseerde collisieregel op EU-niveau (zie artikel 1, lid 2, onder g), van Verordening (EG) nr. 864/2007 ("Rome II") [7]), is het duidelijk dat er tussen de rechtsstelsels nog niet voldoende vertrouwen bestaat en dat voor dergelijke zaken het status-quo dus moet worden behouden. Bijgevolg lijkt het wenselijk de exequaturprocedure tijdelijk te behouden voor beslissingen in smaadzaken, totdat er op dat gebied meer duidelijkheid is over materieelrechtelijke regels en/of collisieregels.

    Het exequatur wordt eveneens behouden voor beslissingen in procedures die worden ingeleid door een groep eisers, een vertegenwoordigende instantie of een orgaan dat in het algemeen belang handelt en die betrekking hebben op de vergoeding van schade die een groep eisers heeft geleden als gevolg van onrechtmatige handelspraktijken ("collectieve schadevergoedingsvorderingen"). Binnen de EU bestaan er zeer uiteenlopende systemen voor de vergoeding van een groep gelaedeerden die door illegale handelspraktijken schade hebben geleden. In wezen is elke nationale schadeloosstellingsregeling uniek en er zijn op dat gebied geen twee identieke nationale systemen. Een aantal procedures is slechts van toepassing in zeer specifieke sectoren (bv. de vergoeding van het verlies van kapitaalinvesteringen in Duitsland of schade veroorzaakt door mededingingsverstorende praktijken in het Verenigd Koninkrijk); andere procedures hebben een ruimere reikwijdte (bv. procedures voor collectieve schadevergoeding in Spanje). Een tweede verschil betreft de procesbevoegdheid in schadevergoedingsprocedures: in een aantal lidstaten hebben overheidsinstanties de bevoegdheid gekregen om op bepaalde gebieden procedures in te leiden (bv. de ombudsman in Finland), andere lidstaten kennen procesbevoegdheid toe aan particuliere organisaties zoals consumentenverenigingen (bv. Bulgarije) of personen die optreden namens een groep (bv. Portugal). In veel lidstaten is er een combinatie van diverse regels inzake procesbevoegdheid. Een andere verschil betreft de categorie gelaedeerden die aanmerking komt voor collectieve schadeloosstelling. In de meeste van de bovengenoemde nationale systemen is schadeloosstelling alleen mogelijk voor consumenten terwijl in slechts enkele systemen deze mogelijkheid ook voor andere gelaedeerden bestaat, zoals kleine ondernemingen. De verschillen betreffen ook de gevolgen die een beslissing heeft voor de leden van de betrokken groep: in de meeste lidstaten is de beslissing slechts bindend voor degenen die uitdrukkelijk met de procedure hebben ingestemd ("opt-in"; bv. Zweden, Italië). In enkele lidstaten wordt de beslissing bindend voor alle leden van de groep, tenzij voor de leden die daarvan hebben afgezien ("opt-out"; Portugal, Denemarken, Nederland). Bovendien bestaan er tussen de lidstaten ook verschillen inzake het ogenblik waarop de personen die een vordering kunnen instellen individueel worden geïdentificeerd: in een aantal lidstaten moet de identificatie plaatsvinden op het ogenblik van het instellen van de proefvordering (bv. het Verenigd Koninkrijk), terwijl dat in andere lidstaten in een later stadium kan plaatsvinden (bv. Polen en Spanje). Er zijn ook grote verschillen op het gebied van de financiering van collectieve schadevergoedingsvorderingen, de verdeling van de verkregen schadevergoeding en het gebruik van mechanismen voor alternatieve geschillenbeslechting. Gelet op deze grote verschillen, moet ervan worden uitgegaan dat er momenteel op dat gebied nog niet genoeg vertrouwen is tussen de lidstaten. Daarom zal de Commissie een openbare raadpleging over een Europese aanpak van collectieve schadevergoedingsvorderingen houden om na te gaan hoe deze in het rechtskader van de Europese Unie en in de interne rechtsorde van de 27 EU-lidstaten kunnen worden ingepast. In het kader van deze raadpleging kan onder meer worden beoordeeld hoe doeltreffend het Europees civiel en procesrecht is voor collectieve vorderingen en de tenuitvoerlegging van beslissingen in de gehele EU. Zolang de resultaten van deze raadpleging niet bekend zijn, is het voorbarig om op dat gebied het status-quo te doorbreken en de exequaturprocedure af te schaffen voor beslissingen betreffende collectieve schadevergoedingsprocedures. Mocht de raadpleging leiden tot de harmonisatie of onderlinge aanpassing van op dat gebied geldende regels, moeten de in deze ontwerp-verordening opgenomen bepalingen inzake de afschaffing van het exequatur op coherente wijze worden uitgebreid tot dergelijke procedures. Een dergelijke uitbreiding mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de Commissie om zelfs bij ontstentenis van een dergelijke harmonisatie of onderlinge aanpassing de afschaffing van intermediaire maatregelen voor collectieve schadevergoedingsprocedures voor te stellen wanneer uit gegevens blijkt dat een dergelijke ontwikkeling in de Europese rechtsorde doelmatig en aanvaardbaar is.

    3.1.2. De werking van de verordening in de internationale rechtsorde verbeteren

    Er zijn meerdere wijzigingen voorgesteld om de werking van de verordening in de internationale rechtsorde te verbeteren.

    · In het voorstel worden de bevoegdheidsregels van de verordening uitgebreid tot verweerders uit derde landen. Door deze wijziging zal het voor ondernemingen en burgers in de regel gemakkelijker zijn verweerders uit derde landen in de EU voor de rechter te brengen omdat in dergelijke zaken gebruik zal kunnen worden gemaakt van de bijzondere bevoegdheidsregels, bijvoorbeeld de regel dat het gerecht van de plaats van uitvoering van de betrokken verbintenis bevoegd is. Meer in het bijzonder zal de wijziging ertoe leiden dat de bevoegdheidsregels ter bescherming van consumenten, werknemers en verzekerden ook van toepassing zijn wanneer de verweerder woonplaats heeft buiten de EU.

    · De regels inzake subsidiaire bevoegdheid worden door het voorstel verder geharmoniseerd en er worden twee aanvullende fora gecreëerd voor geschillen waarbij verweerders met woonplaats buiten de EU zijn betrokken. Ten eerste wordt in het voorstel bepaald dat een niet-EU-verweerder voor het gerecht kan worden gebracht van de plaats waar aan hem toebehorende roerende activa zich bevinden mits de waarde van die activa niet buiten verhouding staat tot de waarde van de vordering en het geschil voldoende nauw verbonden is met de lidstaat van het aangezochte gerecht. Bovendien zullen de gerechten van een lidstaat bevoegdheid kunnen uitoefenen wanneer er geen ander forum is dat het recht op een eerlijk proces kan waarborgen en het geschil voldoende nauw verbonden is met de betrokken lidstaat ("forum necessitatis"). Door de harmonisatie van de regels inzake subsidiaire bevoegdheid hebben burgers en ondernemingen gelijke toegang tot een gerecht in de Unie en worden er op dat gebied voor ondernemingen gelijke concurrentievoorwaarden op de interne markt gecreëerd. De geharmoniseerde regels compenseren de afschaffing van de bestaande nationale regels. Ten eerste vormt de bevoegdheid van het forum van de plaats van activa een tegenwicht voor het feit dat de verweerder zich niet in de Unie bevindt. In een groot aantal lidstaten bestaat er al een dergelijke regel, die als voordeel heeft dat een beslissing kan worden ten uitvoer gelegd in de staat waar zij werd gegeven. Ten tweede waarborgt de forum necessitatis-regel het recht op een onpartijdig gerecht voor EU-eisers; dat is van bijzonder belang voor EU-ondernemingen die investeren in landen met gebrekkige rechtsstelsels.

    · Het voorstel bevat een discretionaire litispendentieregel voor geschillen met hetzelfde voorwerp en tussen dezelfde partijen die aanhangig zijn voor gerechten in de EU en in een derde land. Een gerecht van een lidstaat kan bij wijze van uitzondering zijn uitspraak aanhouden wanneer de zaak het eerst aanhangig is gemaakt bij een niet-EU-gerecht en wanneer wordt verwacht dat laatstbedoeld gerecht binnen een redelijke termijn uitspraak zal doen en de beslissing in die lidstaat zal kunnen worden erkend en ten uitvoer gelegd. Met deze wijziging moet worden voorkomen dat er parallelle procedures binnen en buiten de EU worden gevoerd.

    3.1.3. Forumkeuzeovereenkomsten doeltreffender maken

    Het voorstel bevat twee wijzigingen die forumkeuzeovereenkomsten doeltreffender moeten maken:

    Wanneer de partijen een bepaald gerecht of bepaalde gerechten hebben aangewezen om hun geschil te beslechten, beslist het gekozen gerecht conform het voorstel bij voorrang over zijn bevoegdheid, ongeacht of het het eerste dan wel het tweede aangezochte gerecht is. Elk ander gerecht moet zijn uitspraak aanhouden totdat het gekozen gerecht zich bevoegd heeft verklaard of – wanneer de forumkeuzeovereenkomst ongeldig is – zich onbevoegd heeft verklaard. Door deze wijziging zullen forumkeuzeovereenkomsten doeltreffender worden en zal misbruik van procesrecht door niet-bevoegde gerechten in te schakelen, worden ontmoedigd.

    Bovendien bevat het voorstel een geharmoniseerde collisieregel betreffende de materiële geldigheid van forumkeuzeovereenkomsten, zodat op dat gebied een vergelijkbaar resultaat zal worden bereikt ongeacht het aangezochte gerecht.

    Beide wijzigingen zijn geïnspireerd op de oplossingen die zijn vastgesteld in het Haags Verdrag van 2005 inzake bedingen van forumkeuze, zodat een eventuele sluiting van dit verdrag door de Europese Unie wordt vergemakkelijkt.

    3.1.4. De wisselwerking tussen de verordening en arbitrage versterken

    Het voorstel bevat een specifieke regel over de verhouding tussen arbitrage en gerechtelijke procedures. Krachtens deze regel moet een aangezocht gerecht zijn uitspraak aanhouden wanneer zijn bevoegdheid wordt betwist op grond van een arbitrageovereenkomst en de zaak bij een arbitragetribunaal is aangebracht of een gerechtelijke procedure over de arbitrageovereenkomst is ingeleid in de lidstaat van de plaats van arbitrage. Door deze wijziging zullen arbitrageovereenkomsten in Europa doeltreffender worden, zullen parallelle gerechtelijke en arbitrageprocedures worden voorkomen, en zal misbruik van procesrecht worden ontmoedigd.

    3.1.5. Betere coördinatie van procedures voor de gerechten van de lidstaten

    Een andere reeks wijzigingen heeft ten doel de coördinatie van gerechtelijke procedures in de lidstaten te verbeteren:

    · Het voorstel heeft ten doel de algemene litispendentieregel te versterken door een termijn te bepalen waarbinnen het eerst aangezochte gerecht moet beslissen over zijn bevoegdheid. Bovendien voorziet het voorstel in de uitwisseling van informatie tussen de gerechten waarbij dezelfde zaak is aangebracht.

    · Het voorstel vergemakkelijkt de voeging van samenhangende vorderingen door de afschaffing van het vereiste dat voeging mogelijk moet zijn op grond van het nationale recht.

    · Wat voorlopige en bewarende maatregelen betreft, voorziet het voorstel in het vrije verkeer van dergelijke maatregelen wanneer deze zijn gelast door een gerecht dat bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen, met inbegrip van - onder bepaalde voorwaarden - maatregelen die ex parte zijn gelast. Omgekeerd geldt het vrije verkeer niet voor voorlopige en bewarende maatregelen die zijn gelast door een ander gerecht dan het gerecht dat bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen. Aangezien er op dit punt grote verschillen bestaan tussen de nationale rechtsstelsels, moeten de gevolgen van deze maatregelen worden beperkt tot het grondgebied van de lidstaat waar ze zijn gelast, teneinde forum shopping te ontmoedigen. Tot slot, wanneer een bodemprocedure aanhangig is bij een gerecht en een ander gerecht wordt verzocht voorlopige en bewarende maatregelen te gelasten, wordt in het voorstel bepaald dat beide gerechten moeten samenwerken om ervoor te zorgen dat met alle omstandigheden van de zaak rekening wordt gehouden wanneer voorlopige en bewarende maatregelen worden gelast.

    3.1.6. Betere toegang tot de rechter

    Een laatste reeks wijzigingen heeft ten doel de praktische werking van de bevoegdheidsregels te verbeteren. Het gaat onder meer om:

    · wat vorderingen inzake zakelijke rechten betreft, de instelling van een forum op de plaats waar zich roerende activa bevinden;

    · de mogelijkheid voor werknemers om op het gebied van het arbeidsrecht vorderingen in te stellen tegen meerdere verweerders op grond van artikel 6, punt 1. Deze mogelijkheid was reeds opgenomen in het verdrag van Brussel van 1968. De heropneming van deze mogelijkheid in de verordening zal ten goede komen aan werknemers die vorderingen wensen in te stellen tegen gezamenlijke werkgevers die in verschillende lidstaten zijn gevestigd (zie de situatie in de zaak C-462/06). De herinvoering van de mogelijkheid om in dit verband vorderingen tegen verschillende verweerders te bundelen zal voornamelijk ten goede komen aan werknemers. De omgekeerde situatie, d.w.z. wanneer een werkgever vorderingen tegen verschillende werknemers wenst te bundelen, lijkt zich in de praktijk niet voor te doen bij individuele arbeidsovereenkomsten;

    · de mogelijkheid om een forumkeuzeovereenkomst te sluiten voor geschillen over de huur van gebouwen voor beroepsdoeleinden, en

    · de verplichting om een verweerder die voor het gerecht verschijnt, in kennis te stellen van de rechtsgevolgen van het niet-betwisten van de bevoegdheid van het gerecht.

    3.2. Rechtsgrondslag

    Bij dit voorstel wordt Verordening (EG) nr. 44/2001 gewijzigd, die was gebaseerd op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon is de overeenkomstige rechtsgrondslag artikel 81, lid 2, onder a), c) en e), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

    Titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is niet van toepassing op Denemarken conform het aan de Verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken. De regels van Verordening (EG) nr. 44/2001 zijn echter uitgebreid tot Denemarken overeenkomstig de Overeenkomst van 19 oktober 2005 tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Deze overeenkomst bevat ook een mechanisme dat Denemarken in staat stelt instrumenten tot wijziging van Verordening (EG) nr. 44/2001 toe te passen.

    Titel V is evenmin van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, tenzij deze beide lidstaten anders beslissen overeenkomstig de betrokken regels van het Protocol betreffende hun positie ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

    3.3. Subsidiariteit en evenredigheid

    De diverse elementen van de hierboven uiteengezette herziening zijn in overeenstemming met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Wat het subsidiariteitsbeginsel betreft, kan de afschaffing van het exequatur niet door de lidstaten worden verwezenlijkt, aangezien de procedure is geharmoniseerd door de verordening Brussel I, die bijgevolg alleen door een verordening kan worden gewijzigd. Hetzelfde geldt voor de verbetering van de bestaande bevoegdheidsregels en de coördinatie van procedures tussen de lidstaten. Wat de voorgestelde harmonisatie van de residuele bevoegdheid van de lidstaten betreft, hebben de huidige verschillen tussen nationale regels tot gevolg dat er ongelijke marktvoorwaarden gelden voor ondernemingen die transacties aangaan met partijen buiten de EU. Alleen wetgeving op Europees niveau kan gelijke concurrentievoorwaarden scheppen. Wat tot slot de wisselwerking met arbitrage betreft, kunnen de lidstaten zelf er niet voor zorgen dat arbitrageprocedures op hun grondgebied naar behoren worden gecoördineerd met gerechtelijke procedures die in een andere lidstaat worden gevoerd omdat de gevolgen van nationale wetgeving worden beperkt door het territorialiteitsbeginsel. Derhalve moeten er maatregelen op EU-niveau worden genomen.

    Uit de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling blijkt, dat de baten van elk van de voorgestelde wijzigingen groter zijn dan de kosten ervan. De voorgestelde maatregelen zijn derhalve in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    3.4. Gevolgen voor de grondrechten

    Zoals in de aan dit voorstel gehechte effectbeoordeling is aangegeven en conform de strategie van de Unie voor een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie [8], zijn alle elementen van de hervorming in overeenstemming met de in het Handvest vastgestelde rechten, en met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, zoals gewaarborgd in artikel 47. Zij verhogen ook het niveau van consumentenbescherming, zoals bedoeld in artikel 38. De afschaffing van het exequatur gaat gepaard met de invoering van bijzondere heroverwegingsprocedures, die waarborgen dat de verweerder over een doeltreffende voorziening in rechte beschikt en dat een beslissing die in strijd is met zijn recht op een onpartijdig gerecht of de rechten van verdediging, jegens hem geen gevolgen heeft. De voorgenomen wijzigingen betreffende de internationale rechtsorde zullen de toegang van burgers tot de rechter in de Europese Unie verbeteren, met name zwakkere partijen en ondernemingen. Door het onmogelijk te maken forumkeuze- of arbitrageovereenkomsten te omzeilen, wordt het risico van parallelle procedures gereduceerd, zodat de rechtspleging doeltreffender wordt en de vrijheid van ondernemerschap, zoals bedoeld in artikel 16 van het Handvest, wordt bevorderd. Tot slot doet niets in deze verordening afbreuk aan het grondrecht van werknemers en werkgevers of hun respectieve organisaties om collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, alsmede, in geval van belangenconflicten, collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking, zoals bedoeld in artikel 28 van het Handvest.

    44/2001

    2010/xxxx (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING (EG) Nr. 44/2001 VAN DE RAAD VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    van 22 december 2000

    betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    (Herschikking)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    44/2001 (aangepast)

    Gelet op Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende de werking van de Europese Unie , met name op artikel 61, onder c) , 67, lid 4, en artikel 67, lid 1 81, lid 2, onder a), c), en e) ,

    44/2001

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie [9],

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Parlement [10],

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité [11],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    nieuw

    (1) Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken [12] is herhaaldelijk gewijzigd [13]. Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking te worden overgegaan.

    44/2001 overweging 1 (aangepast)

    (2) De Gemeenschap Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht vaardigheid te handhaven en ontwikkelen , waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is en de toegang tot de rechter te vergemakkelijken, met name door het beginsel van wederzijdse erkenning van gerechtelijke en buitengerechtelijke beslissingen in burgerlijke zaken . Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte dient de Gemeenschap Unie onder meer de maatregelen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken vast te stellen die , met name wanneer die voor de goede werking van de interne markt nodig zijn.

    44/2001 overweging 2

    nieuw

    (3) Sommige verschillen in de nationale regels inzake de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning van beslissingen bemoeilijken de goede werking van de interne markt. Bepalingen die de eenvormigheid van de regels inzake jurisdictiegeschillen in burgerlijke en handelszaken mogelijk maken alsook de vereenvoudiging van de formaliteiten met het oog op zorgen voor een snelle en eenvoudige erkenning en tenuitvoerlegging van de beslissingen van de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is, zijn onontbeerlijk.

    44/2001 overweging 3 (aangepast)

    (4) Deze aangelegenheden behoren tot het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken in de zin van artikel 65 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie .

    44/2001 overweging 6 (aangepast)

    (5) Met het oog op het vrije verkeer van beslissingen in burgerlijke en handelszaken is het nodig en passend de regels inzake de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in een verbindend en rechtstreeks toepasselijk besluit van de Gemeenschap Unie neer te leggen.

    44/2001 overweging 4 (aangepast)

    (6) Aangezien de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen . Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om de doelstelling ervan te verwezenlijken .

    44/2001 overweging 5 (aangepast)

    (7) De lidstaten zijn op 27 september 1968 op grond van artikel 293, vierde streepje, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap overgegaan tot sluiting van het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, zoals gewijzigd bij de verdragen inzake de toetreding van nieuwe lidstaten tot dit verdrag ("het Verdrag van Brussel") [14]. Op 16 september 1988 hebben de lidstaten en de EVA-staten het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gesloten, dat een nevenverdrag is van het Verdrag van Brussel van 1968.

    nieuw

    (8) Op 22 december 2000 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken aangenomen, die in de plaats is gekomen van het Verdrag van Brussel, voor wat betreft het grondgebied van de Unie en tussen alle lidstaten behalve Denemarken. Bij Besluit 2006/325/EG van de Raad van 27 april 2006 heeft de Unie een overeenkomst met Denemarken gesloten, die de toepassing van Verordening (EG) nr. 44/2001 in Denemarken verzekert. Het Verdrag van Lugano van 1988 werd herzien door het Verdrag van Lugano betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, dat op 30 oktober 2007 werd gesloten door de Europese Unie, Denemarken en de EVA-staten [15]. De continuïteit in de uitlegging van deze verdragen en deze verordening moet worden gewaarborgd.

    (9) Op 21 april 2009 heeft de Commissie een verslag aangenomen over de toepassing van Verordening (EG) nr. 44/2001 [16]. De conclusie van het verslag luidde dat de werking van de verordening over het algemeen bevredigend is, maar dat het wenselijk is de toepassing van een aantal bepalingen te verbeteren, het vrije verkeer van beslissingen te vergemakkelijken, en de toegang tot de rechter te bevorderen.

    44/2001 overweging 7 (aangepast)

    (10) Het is van belang dat alle belangrijke burgerlijke en handelszaken onder de werkingssfeer van deze verordening worden gebracht, met uitzondering van bepaalde duidelijk omschreven aangelegenheden. Gelet op de aanneming van Verordening (EG) nr. 4/2009 van de Raad van 18 december 2008 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen, en de samenwerking op het gebied van onderhoudsverplichtingen, moeten deze aangelegenheden worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de verordening.

    nieuw

    (11) Deze verordening is niet van toepassing op arbitrage, behalve in het daarin vastgestelde specifieke geval. Zij is met name niet van toepassing op de vorm, het bestaan, de geldigheid en de gevolgen van arbitrageovereenkomsten, de bevoegdheden van arbiters, de procedure voor arbitragetribunalen, en de geldigheid, de nietigverklaring, de erkenning en de tenuitvoerlegging van arbitrale uitspraken.

    44/2001 overweging 8

    De zaken waarin deze verordening wordt toegepast moeten een aanknopingspunt hebben met het grondgebied van de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is. De gemeenschappelijke regels inzake rechterlijke bevoegdheid moeten derhalve in beginsel van toepassing zijn wanneer de verweerder woonplaats in een van die lidstaten heeft.

    44/2001 overweging 9

    Ten aanzien van verweerders die geen woonplaats in een lidstaat hebben, gelden als regel de nationale bevoegdheidsregels die worden toegepast op het grondgebied van de lidstaat van het gerecht waarbij de zaak is aangebracht, en voor verweerders met woonplaats in een lidstaat waarvoor deze verordening niet verbindend is, blijft het Verdrag van Brussel gelden.

    44/2001 overweging 10

    Met het oog op het vrije verkeer van beslissingen dienen beslissingen, gegeven in een lidstaat waarvoor deze verordening verbindend is, in een andere lidstaat waarvoor deze verordening verbindend is, te worden erkend en ten uitvoer gelegd, zelfs indien de persoon tegen wie de beslissing is uitgesproken woonplaats heeft in een derde staat.

    44/2001 overweging 11

    (12) De bevoegdheidsregels moeten in hoge mate voorspelbaar zijn, waarbij als beginsel geldt dat de bevoegdheid in het algemeen gegrond wordt op de woonplaats van de verweerder; de bevoegdheid moet altijd op die grond kunnen worden gevestigd, behalve in een gering aantal duidelijk omschreven gevallen waarin het voorwerp van het geschil of de autonomie van de partijen een ander aanknopingspunt wettigt. Voor rechtspersonen moet de woonplaats autonoom worden bepaald om de gemeenschappelijke regels doorzichtiger te maken en jurisdictiegeschillen te voorkomen.

    44/2001 overweging 12

    nieuw

    (13) Naast de woonplaats van de verweerder moeten er alternatieve bevoegdheidsgronden mogelijk zijn, gebaseerd op de nauwe band tussen het gerecht en de vordering of de noodzaak een goede rechtsbedeling te vergemakkelijken. Het bestaan van een nauwe band moet zorgen voor rechtszekerheid door te vermijden dat de verweerder wordt opgeroepen voor een gerecht van een lidstaat dat door hem redelijkerwijs niet voorzienbaar was. Dat is met name belangrijk bij geschillen betreffende niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, met inbegrip van smaad.

    44/2001 overweging 13

    (14) In het geval van verzekerings-, consumenten- en arbeidsovereenkomsten moet de zwakke partij worden beschermd door bevoegdheidsregels die gunstiger zijn voor haar belangen dan de algemene regels.

    44/2001 overweging 14

    (15) De autonomie van de partijen bij een andere overeenkomst dan een verzekerings-, consumenten- of arbeidsovereenkomst, waarvoor slechts een beperkte autonomie geldt met betrekking tot de keuze van het bevoegde gerecht, moet worden geëerbiedigd, behoudens de exclusieve bevoegdheidsgronden die in de verordening zijn neergelegd.

    nieuw

    (16) In het belang van eisers en verweerders en ter bevordering van een goede rechtsbedeling in de Unie, mag het feit dat de verweerder woonplaats heeft in een derde land niet langer een reden zijn om de toepassing van een aantal EU-bevoegdheidsregels uit te sluiten en dient er geen enkele verwijzing naar het nationale recht meer te worden opgenomen.

    (17) In deze verordening moet derhalve een hele reeks regels inzake de internationale bevoegdheid van de gerechten in de lidstaten worden vastgesteld. De bestaande bevoegdheidsregels zorgen voor een nauwe band tussen de procedures waarop deze verordening van toepassing is en het grondgebied van de lidstaten, wat de uitbreiding ervan tot alle verweerders, ongeacht hun woonplaats, rechtvaardigt. Bovendien moet in deze verordening worden bepaald in welke gevallen een gerecht van een lidstaat een subsidiaire bevoegdheid kan uitoefenen.

    44/2001 overweging 15

    (18) Met het oog op een harmonische rechtsbedeling in de Gemeenschap moeten parallel lopende processen zoveel mogelijk worden beperkt en moet worden voorkomen dat in twee lidstaten onverenigbare beslissingen worden gegeven. Er moet een duidelijke en afdoende regeling zijn om problemen op het gebied van aanhangigheid en samenhang op te lossen, alsook om problemen te verhelpen die voortvloeien uit de tussen de lidstaten bestaande verschillen ten aanzien van de datum waarop een zaak als aanhangig wordt beschouwd. Voor de toepassing van deze verordening moet die datum autonoom worden bepaald.

    nieuw

    (19) De doeltreffendheid van forumkeuzeovereenkomsten moet worden verbeterd om ten volle uitvoering te geven aan de wil van de partijen en misbruik van procesrecht te voorkomen. In deze verordening moet derhalve worden bepaald dat het in de forumkeuzeovereenkomst aangewezen gerecht bij voorrang beslist over zijn bevoegdheid, ongeacht of dat gerecht als eerste dan wel na een ander gerecht is aangezocht.

    (20) De doeltreffendheid van arbitrageovereenkomsten moet eveneens worden verbeterd om ten volle uitvoering te geven aan de wil van de partijen. Dit moet met name het geval zijn wanneer de overeengekomen of aangewezen plaats van arbitrage in een lidstaat is gelegen. In deze verordening moeten derhalve bijzondere regels worden opgenomen die ten doel hebben parallelle procedures en misbruik van procesrecht in dergelijke gevallen te voorkomen. De plaats van arbitrage moet verwijzen naar de door de partijen gekozen plaats of naar de plaats aangewezen door een arbitragetribunaal, een arbitrage-instantie of enige andere instantie die direct of indirect door de partijen is gekozen.

    (21) Er moet een flexibel mechanisme komen dat de gerechten in de lidstaten in staat stelt rekening te houden met procedures die aanhangig zijn voor de gerechten van derde landen, waarbij in het bijzonder wordt gekeken naar de goede rechtsbedeling en het feit of een in een derde land gegeven beslissing al dan niet kan worden erkend en ten uitvoer gelegd in de betrokken lidstaat.

    (22) Het begrip voorlopige en bewarende maatregelen moet worden verduidelijkt. Daaronder moeten met name zijn begrepen conservatoire bevelen ter verkrijging van informatie of ter bescherming van bewijsmateriaal, en derhalve ook bevelen inzake huiszoeking en inbeslagneming, zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7 van Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten [17]. Daaronder mogen niet zijn begrepen maatregelen die geen conservatoir karakter hebben, zoals maatregelen waarbij het verhoor van een getuige wordt gelast teneinde de verzoeker in staat te stellen te beslissen eventueel een zaak aanhangig te maken.

    44/2001 overweging 16

    Op grond van het wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling is het gewettigd de in een lidstaat gegeven beslissingen van rechtswege te erkennen zonder dat daarvoor, behoudens bij betwisting, nog een procedure moet worden gevolgd.

    44/2001 overweging 17

    Eveneens op grond van dit wederzijds vertrouwen moet de procedure om een in een lidstaat gegeven beslissing in een andere lidstaat uitvoerbaar te verklaren, doeltreffend en snel zijn. De verklaring van uitvoerbaarheid van een beslissing moet daarom vrijwel automatisch, zonder dat het gerecht ambtshalve een van de in deze verordening genoemde gronden voor niet-uitvoering kan aanvoeren, worden afgegeven, na een eenvoudige formele controle van de overgelegde documenten.

    44/2001 overweging 18

    De eerbiediging van de rechten van de verdediging houdt evenwel in dat de verweerder de mogelijkheid moet hebben in een procedure op tegenspraak een rechtsmiddel in te stellen tegen de verklaring van uitvoerbaarheid, wanneer hij van mening is dat een van de gronden voor niet-uitvoering van toepassing is. Ook de eiser moet een rechtsmiddel kunnen instellen indien zijn verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt afgewezen.

    nieuw

    (23) Op grond van het wederzijds vertrouwen in de rechtsbedeling in de Unie en om de grensoverschrijdende geschillenbeslechting minder tijdrovend en goedkoper te maken, is het gerechtvaardigd de bestaande intermediaire maatregelen die vóór de tenuitvoerlegging in de lidstaat van tenuitvoerlegging moeten worden genomen, af te schaffen. Bijgevolg moet een beslissing die door de gerechten van een lidstaat is gegeven, wat de tenuitvoerlegging betreft, op dezelfde manier worden behandeld als een beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging is gegeven. Gelet op de verschillen tussen de stelsels van de lidstaten en op het bijzonder gevoelige karakter van smaadzaken en van zaken betreffende in collectieve procedures verkregen schadevergoeding, moet de huidige erkennings- en tenuitvoerleggingsprocedure echter voorlopig worden behouden voor beslissingen over dergelijke aangelegenheden, en dat in afwachting van de verdere ontwikkelingen van het recht op dat gebied. De reikwijdte van de specifieke bepaling betreffende smaad moet overeenstemmen met de reikwijdte van de uitsluiting van deze aangelegenheid in Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen ("Rome II"), en moet op dezelfde wijze worden uitgelegd. De bepalingen betreffende de afschaffing van intermediaire maatregelen moeten worden uitgebreid tot beslissingen tot toekenning van een schadevergoeding in collectieve procedures wanneer maatregelen worden aangenomen ter harmonisatie of onderlinge aanpassing van de voor dergelijke procedures geldende procedureregels. Een dergelijke uitbreiding mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de Commissie om zelfs bij ontstentenis van een dergelijke harmonisatie of onderlinge aanpassing de afschaffing van intermediaire maatregelen voor collectieve schadevergoedingsprocedures voor te stellen wanneer uit gegevens blijkt dat een dergelijke ontwikkeling in de Europese rechtsorde doelmatig en aanvaardbaar is.

    (24) De afschaffing van intermediaire maatregelen moet gepaard gaan met de nodige waarborgen die er met name voor moeten zorgen dat de rechten van verdediging en het recht op een onpartijdig gerecht volledig worden geëerbiedigd, conform artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Daartoe moeten in de fase van de tenuitvoerlegging buitengewone rechtsmiddelen ter beschikking worden gesteld aan verweerders die niet zijn verschenen omdat zij daartoe niet zijn opgeroepen of die in het kader van de procedure voor het gerecht van herkomst het slachtoffer zijn van procedurefouten die een inbreuk op artikel 47 van het Handvest kunnen vormen.

    (25) De afschaffing van intermediaire maatregelen vereist een aanpassing van het vrije verkeer van voorlopige en bewarende maatregelen. Wanneer dergelijke maatregelen zijn gelast door een gerecht dat bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen, moet het vrije verkeer ervan worden gewaarborgd. Wanneer dergelijke maatregelen echter zijn gelast door een gerecht dat niet bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen, moeten de gevolgen van de maatregelen worden beperkt tot het grondgebied van die lidstaat. Voorts moet het vrije verkeer van ex parte gelaste maatregelen worden toegestaan wanneer deze gepaard gaan met passende waarborgen.

    44/2001 overweging 19 (aangepast)

    (26) De continuïteit tussen het Verdrag van Brussel en deze verordening moet gewaarborgd worden. ;Ddaartoe zijn overgangsbepalingen nodig. Deze continuïteit moet ook voor de uitlegging van het Verdrag van Brussel en de verordeningen ter vervanging daarvan door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Unie gelden en het Protocol van 1971 [18] moet ook van toepassing blijven op de zaken die op de datum van inwerkingtreding van de verordening reeds aanhangig zijn.

    nieuw

    (27) Deze verordening moet zorgen voor de volledige eerbiediging van de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde grondrechten, met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht zoals gewaarborgd in artikel 47 van het Handvest. Niets in deze verordening mag afbreuk doen aan de vrijheid van meningsuiting en van informatie (artikel 11), de eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7), het recht van werkgevers en werknemers of hun respectieve organisaties om overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken, op passende niveaus collectief te onderhandelen en collectieve arbeidsovereenkomsten te sluiten, alsmede, in geval van belangenconflicten, collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met inbegrip van staking (artikel 28).

    44/2001 overweging 20 (aangepast)

    nieuw

    (28) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben, overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende de werking van de Europese Unie , uitdrukking gegeven aan hun wens om deel te nemen deelgenomen aan de aanneming en toepassing van deze vVerordening (EG) nr. 44/2001. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, [hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening]/[nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland, onverminderd artikel 4 van dat protocol, niet deel aan de aanneming van deze verordening; deze is dan ook niet bindend voor noch van toepassing in deze landen] .

    44/2001 overweging 21 (aangepast)

    nieuw

    (29) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap betreffende de werking van de Europese Unie , niet deel aan de aanneming van deze verordening en deze verordening is derhalve niet verbindend voor, noch van toepassing in Denemarken , onverminderd de mogelijkheid voor Denemarken om, overeenkomstig artikel 3 van de Overeenkomst van 19 oktober 2005 tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken [19], de wijzigingen in Verordening (EG) nr. 44/2001 toe te passen .

    44/2001 overweging 22

    Aangezien het Verdrag van Brussel van kracht is in de betrekkingen tussen Denemarken en de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is, blijven het Verdrag van Brussel en het Protocol van 1971 van toepassing in de betrekkingen tussen Denemarken en de lidstaten waarvoor deze verordening verbindend is.

    44/2001 overweging 23 (aangepast)

    (30) Het Verdrag van Brussel blijft ook van toepassing op de grondgebieden van de lidstaten die onder de territoriale werkingssfeer van dat verdrag vallen en die krachtens artikel 299 355 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van deze verordening uitgesloten zijn.

    44/2001 overweging 24 (aangepast)

    (31) Met het oog op de samenhang moet deze verordening tevens de in specifieke besluiten van de Gemeenschap Unie neergelegde regels inzake de bevoegdheid en erkenning van beslissingen onverlet laten.

    44/2001 overweging 25

    (32) De eerbiediging van de internationale verplichtingen van de lidstaten houdt in dat deze verordening de verdragen en internationale overeenkomsten waarbij de lidstaten partij zijn en die bijzondere onderwerpen bestrijken, onverlet laat.

    44/2001 overweging 26

    De algemene regels van deze verordening moeten soepel genoeg zijn om rekening te houden met de specifieke procedureregels van bepaalde lidstaten; daartoe moeten sommige bepalingen van het aan het Verdrag van Brussel gehechte protocol in deze verordening worden opgenomen.

    44/2001 overweging 27

    Met het oog op een harmonieuze overgang op een aantal gebieden waarover het protocol bij het Verdrag van Brussel bijzondere bepalingen bevatte, voorziet deze verordening tijdens een overgangsperiode in bepalingen waarin de specifieke situatie in enkele lidstaten in aanmerking wordt genomen.

    44/2001 overweging 28 (aangepast)

    De Commissie dient uiterlijk vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening een verslag in over de toepassing ervan en kan, indien nodig, voorstellen voor aanpassingen doen.

    44/2001 overweging 29

    De Commissie moet de bijlagen I tot en met IV betreffende de nationale bevoegdheidsregels, de gerechten en de bevoegde autoriteiten alsmede de rechtsmiddelen wijzigen op basis van de door de betrokken lidstaat meegedeelde wijzigingen; de wijzigingen in de bijlagen V en VI moeten worden aangenomen overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [20],

    nieuw

    (33) De Commissie moet de bevoegdheid krijgen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de bijlagen I, II, V, VI en VII,

    44/2001 (aangepast)

    HEEFT HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    44/2001

    nieuw

    Artikel 1

    1. Deze verordening wordt toegepast in burgerlijke en handelszaken, ongeacht de aard van het gerecht. Zij heeft met name geen betrekking op fiscale zaken, douanezaken of administratief-rechtelijke zaken.

    2. Zij is niet van toepassing op:

    a) de staat en de bevoegdheid van natuurlijke personen, het huwelijksgoederenrecht, testamenten en erfenissen;

    b) het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures;

    c) de sociale zekerheid;

    d) arbitrage , behoudens het bepaalde in artikel 29, lid 4, en artikel 33, lid 3 ;

    nieuw

    e) onderhoudsverplichtingen die voortvloeien uit familiebetrekkingen, bloedverwantschap, huwelijk of aanverwantschap.

    44/2001

    3. Tenzij anders bepaald, wordt onder „lidstaat” verstaan alle lidstaten behalve Denemarken.

    Artikel 322

    In deze verordening,:

    44/2001 (aangepast)

    a) wordt onder 'beslissing' Onder beslissing in de zin van deze verordening wordt verstaan, elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming , zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag van de proceskosten.

    nieuw

    Voor de toepassing van hoofdstuk III omvat het begrip 'beslissing' voorlopige en bewarende maatregelen die zijn gelast door een gerecht dat overeenkomstig deze verordening bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen. Het omvat ook maatregelen die zijn gelast zonder dat de verweerder is opgeroepen om te verschijnen en die moeten worden ten uitvoer gelegd zonder voorafgaande betekening of kennisgeving aan de verweerder wanneer de verweerder het recht heeft om de maatregel daarna aan te vechten overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat van herkomst;

    b) omvatten 'voorlopige en bewarende maatregelen' conservatoire bevelen ter verkrijging van informatie en bewijsmateriaal;

    c) omvat 'gerecht' alle autoriteiten die door een lidstaat zijn aangewezen als zijnde bevoegd voor zaken die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen;

    d) wordt onder 'gerechtelijke schikking' verstaan, een schikking die door een gerecht is goedgekeurd of tijdens een procedure voor een gerecht is getroffen;

    e) wordt onder 'authentieke akte' verstaan, een akte die als authentieke akte is verleden of geregistreerd in de lidstaat van herkomst en waarvan de authenticiteit:

    i) betrekking heeft op de ondertekening en de inhoud van de akte, en

    ii) is vastgesteld door een overheidsinstantie of een andere daartoe bevoegd verklaarde instantie;

    f) wordt onder 'lidstaat van herkomst' verstaan, de lidstaat waar, naar gelang van het geval, de beslissing is gegeven, de gerechtelijke schikking is goedgekeurd of getroffen, of de authentieke akte is opgesteld;

    g) wordt onder 'lidstaat van tenuitvoerlegging' verstaan, de lidstaat waar om tenuitvoerlegging van de beslissing, de gerechtelijke schikking of de authentieke akte wordt gevraagd;

    h) wordt onder 'gerecht van herkomst' verstaan, het gerecht dat de te erkennen of ten uitvoer te leggen beslissing heeft gegeven.

    44/2001

    HOOFDSTUK II

    BEVOEGDHEID

    Afdeling 1

    Algemene bepalingen

    Artikel 23

    1. Onverminderd deze verordening worden zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat, ongeacht hun nationaliteit, opgeroepen voor de gerechten van die lidstaat.

    2. Voor degenen die niet de nationaliteit bezitten van de lidstaat waar zij woonplaats hebben, gelden de regels voor de rechterlijke bevoegdheid die op de eigen onderdanen van die lidstaat van toepassing zijn.

    Artikel 34

    1. Degenen die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats hebben, kunnen slechts voor het gerecht van een andere lidstaat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 7 van dit hoofdstuk gegeven regels.

    2. Tegen hen kan in het bijzonder geen beroep worden gedaan op de in bijlage I opgenomen nationale bevoegdheidsregels.

    nieuw

    2. Degenen die geen woonplaats hebben op het grondgebied van een van de lidstaten, kunnen slechts voor het gerecht van een lidstaat worden opgeroepen krachtens de in de afdelingen 2 tot en met 8 van dit hoofdstuk gegeven regels.

    44/2001

    Artikel 4

    1. Indien de verweerder geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, wordt de bevoegdheid in elke lidstaat geregeld door de wetgeving van die lidstaat, onverminderd de artikelen 22 en 23.

    2. Tegen deze verweerder kan ieder, ongeacht zijn nationaliteit, die op het grondgebied van een lidstaat woonplaats heeft, aldaar op dezelfde voet als de eigen onderdanen van die staat een beroep doen op de bevoegdheidsregels die daar van kracht zijn, met name de regels van bijlage I.

    Afdeling 2

    Bijzondere bevoegdheid

    Artikel 5

    44/2001 (aangepast)

    Een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, kan in een andere lidstaat voor de volgende gerechten worden opgeroepen De volgende gerechten zijn bevoegd :

    1. a) ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd;

    44/2001

    b) voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt:

    – voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden;

    – voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden;

    c) punt a) is van toepassing indien punt b) niet van toepassing is;

    2. ten aanzien van onderhoudsverplichtingen: voor het gerecht van de plaats waar de tot onderhoud gerechtigde woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft of, indien het een bijkomende eis is die verbonden is met een vordering betreffende de staat van personen, voor het gerecht dat volgens zijn eigen recht bevoegd is daarvan kennis te nemen, behalve in het geval dat deze bevoegdheid uitsluitend berust op de nationaliteit van een der partijen;

    44/2001 (aangepast)

    32. ten aanzien van verbintenissen uit onrechtmatige daad: voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan of zich kan voordoen;

    nieuw

    3. ten aanzien van zakelijke rechten op of het bezit van roerende goederen: het gerecht van de plaats waar de goederen zich bevinden;

    44/2001 (aangepast)

    4. ten aanzien van een op een strafbaar feit gegronde rechtsvordering tot schadevergoeding of tot teruggave: voor het gerecht waarbij de strafvervolging is ingesteld, voor zover dit gerecht volgens de interne wetgeving van de burgerlijke vordering kennis kan nemen;

    5. ten aanzien van een geschil betreffende de exploitatie van een filiaal, van een agentschap of enige andere vestiging: voor het gerecht van de plaats waar zij gelegen zijn;

    6. als oprichter, trustee of begunstigde van een trust, die in het leven is geroepen op grond van de wet of bij geschrifte dan wel bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst: voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de trust woonplaats heeft;

    7. ten aanzien van een geschil betreffende de betaling van de beloning wegens de hulp en berging die aan een lading of vracht ten goede is gekomen: voor het gerecht in het rechtsgebied waarvan op deze lading of de daarop betrekking hebbende vracht:

    44/2001

    a) beslag is gelegd tot zekerheid van deze betaling, of

    b) daartoe beslag had kunnen worden gelegd, maar borgtocht of andere zekerheid is gesteld;

    deze bepaling is slechts van toepassing indien wordt beweerd dat de verweerder een recht heeft op de lading of de vracht, of dat hij daarop een zodanig recht had op het tijdstip van deze hulp of berging.

    Artikel 6

    44/2001 (aangepast)

    Deze Een persoon kan ook worden opgeroepen:

    1. wanneer hij woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat en indien er meer dan één verweerder is: voor het gerecht van de woonplaats van een hunner, op voorwaarde dat er tussen de vorderingen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven;

    44/2001

    2. bij een vordering tot vrijwaring of bij een vordering tot voeging of tussenkomst: voor het gerecht waarvoor de oorspronkelijke vordering aanhangig is, tenzij de vordering slechts is ingesteld om de opgeroepene af te trekken van de rechter die deze verordening hem toekent;

    3. ten aanzien van een tegenvordering die voortspruit uit de overeenkomst of uit het rechtsfeit waarop de oorspronkelijke vordering gegrond is: voor het gerecht waar deze laatste aanhangig is;

    4. ten aanzien van een verbintenis uit overeenkomst, indien de vordering vergezeld kan gaan van een zakelijke vordering betreffende een onroerend goed tegen dezelfde verweerder: voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan het onroerend goed gelegen is.

    Artikel 7

    Wanneer een gerecht van een lidstaat uit hoofde van deze verordening bevoegd is kennis te nemen van vorderingen terzake van aansprakelijkheid voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van een schip, neemt dit gerecht, of elk ander gerecht dat volgens het interne recht van deze lidstaat in zijn plaats treedt, tevens kennis van de vorderingen tot beperking van deze aansprakelijkheid.

    Afdeling 3

    Bevoegdheid in verzekeringszaken

    Artikel 8

    De bevoegdheid in verzekeringszaken is in deze afdeling geregeld, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5.

    Artikel 9

    44/2001 (aangepast)

    1. De verzekeraar met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan worden opgeroepen:

    44/2001

    a) voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of

    b) in een andere lidstaat, indien het een vordering van de verzekeringnemer, de verzekerde of een begunstigde betreft, voor het gerecht van de woonplaats van de eiser, of

    c) indien het een medeverzekeraar betreft, voor het gerecht van een lidstaat waar de vordering tegen de eerste verzekeraar is ingesteld.

    2. Wanneer de verzekeraar geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, maar in een lidstaat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die lidstaat.

    Artikel 10

    De verzekeraar kan bovendien worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan, indien het geschil een aansprakelijkheidsverzekering of een verzekering van onroerend goed betreft. Hetzelfde geldt voor het geval dat de verzekering zowel betrekking heeft op onroerende als op roerende goederen die door eenzelfde polis gedekt zijn en door hetzelfde onheil getroffen zijn.

    Artikel 11

    1. Terzake van aansprakelijkheidsverzekering kan de verzekeraar ook in vrijwaring worden opgeroepen voor het gerecht waar de rechtsvordering van de getroffene tegen de verzekerde aanhangig is, indien de voor dit gerecht geldende wetgeving het toelaat.

    2. De artikelen 8, 9 en 10 zijn van toepassing op de vordering die door de getroffene rechtstreeks tegen de verzekeraar wordt ingesteld, indien de rechtstreekse vordering mogelijk is.

    3. Indien de wettelijke bepalingen betreffende deze rechtstreekse vordering het in het geding roepen van de verzekeringnemer of de verzekerde regelen, is hetzelfde gerecht ook te hunnen opzichte bevoegd.

    Artikel 12

    1. Onverminderd artikel 11, lid 3, kan de vordering van de verzekeraar slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verweerder woonplaats heeft, ongeacht of deze laatste verzekeringnemer, verzekerde of begunstigde is.

    2. Deze afdeling laat het recht om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke vordering is gebracht, onverlet.

    Artikel 13

    Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

    1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

    2. die aan de verzekeringnemer, de verzekerde of de begunstigde de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of

    3. waarbij een verzekeringnemer en een verzekeraar die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten, hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde lidstaat hebben, zelfs als het schadebrengende feit zich in het buitenland heeft voorgedaan, de gerechten van die lidstaat bevoegd verklaren, tenzij de wetgeving van die lidstaat dergelijke overeenkomsten verbiedt, of

    4. gesloten door een verzekeringnemer die zijn woonplaats niet in een lidstaat heeft, behalve wanneer het gaat om een verplichte verzekering of een verzekering van een in een lidstaat gelegen onroerend goed, of

    5. betreffende een verzekeringsovereenkomst, voor zover daarmee een of meer van de risico's bedoeld in artikel 14 worden gedekt.

    Artikel 14

    De in artikel 13, punt 5, bedoelde risico's zijn de volgende:

    1. elke schade

    a) aan zeeschepen, vaste installaties in de kustwateren of in volle zee, of luchtvaartuigen, die wordt veroorzaakt door gebeurtenissen in verband met het gebruik daarvan voor handelsdoeleinden,

    b) aan andere goederen dan de bagage van passagiers, toegebracht tijdens het vervoer met deze schepen of luchtvaartuigen of tijdens gemengd vervoer waarbij mede met deze schepen of luchtvaartuigen wordt vervoerd;

    2. elke aansprakelijkheid, met uitzondering van die voor lichamelijk letsel van passagiers of schade aan hun bagage

    a) voortvloeiend uit het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), voor zover, wat luchtvaartuigen betreft, voor de verzekering van zulke risico's overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht niet verboden zijn bij de wet van de lidstaat waar de luchtvaartuigen zijn ingeschreven,

    b) veroorzaakt door de goederen gedurende vervoer als bedoeld in punt 1, onder b);

    3. de geldelijke verliezen in verband met het gebruik of de exploitatie van de schepen, installaties of luchtvaartuigen overeenkomstig punt 1, onder a), met name verlies van vracht of verlies van opbrengst van vervrachting;

    4. elk risico dat komt bij een van de in punt 1 tot en met punt 3 genoemde risico's;

    44/2001 (aangepast)

    5. behoudens de punten 1 tot en met 4, alle „grote risico's” zoals omschreven in Richtlijn 73/239/EEG van de Raad [21] Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad [22], als gewijzigd bij Richtlijn 88/357/EEG [23], Richtlijn 90/618/EEG [24] van de Raad en eventuele latere wijzigingsbesluiten.

    44/2001

    nieuw

    Afdeling 4

    Bevoegdheid voor door consumenten gesloten overeenkomsten

    Artikel 15

    1. Voor overeenkomsten gesloten door een persoon, de consument, voor een gebruik dat als niet bedrijfs- of beroepsmatig kan worden beschouwd, wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5, wanneer

    a) het gaat om koop en verkoop op afbetaling van roerende lichamelijke zaken,

    b) het gaat om leningen op afbetaling of andere krediettransacties ter financiering van de verkoop van zulke zaken,

    c) in alle andere gevallen, de overeenkomst is gesloten met een persoon die commerciële of beroepsactiviteiten ontplooit in de lidstaat waar de consument woonplaats heeft, of dergelijke activiteiten met ongeacht welke middelen richt op die lidstaat, of op meerdere staten met inbegrip van die lidstaat, en de overeenkomst onder die activiteiten valt.

    2. Wanneer de wederpartij van de consument geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, maar in een lidstaat een filiaal, een agentschap of enige andere vestiging heeft, wordt hij voor de geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht woonplaats te hebben op het grondgebied van die lidstaat.

    3. Deze afdeling is niet van toepassing op vervoerovereenkomsten, behoudens overeenkomsten waarbij voor één enkele prijs zowel vervoer als verblijf worden aangeboden.

    Artikel 16

    1. De rechtsvordering die door een consument wordt ingesteld tegen de wederpartij bij de overeenkomst, kan worden gebracht hetzij voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan die partij woonplaats heeft, hetzij voor het gerecht van de plaats waar de consument woonplaats heeft.

    2. De rechtsvordering die tegen de consument wordt ingesteld door de wederpartij bij de overeenkomst kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de consument woonplaats heeft.

    3. Dit artikel laat het recht om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke vordering is gebracht, onverlet.

    Artikel 17

    Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

    1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

    2. die aan de consument de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken, of

    3. waarbij een consument en zijn wederpartij, die op het tijdstip waarop de overeenkomst wordt gesloten woonplaats of hun gewone verblijfplaats in dezelfde lidstaat hebben, de gerechten van die lidstaat bevoegd verklaren, tenzij het recht van die lidstaat dergelijke overeenkomsten verbiedt.

    Afdeling 5

    Bevoegdheid voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst

    Artikel 18

    1. Voor individuele verbintenissen uit arbeidsovereenkomst wordt de bevoegdheid geregeld door deze afdeling, onverminderd artikel 4 en artikel 5, punt 5 , en artikel 6, punt 1 .

    2. Wanneer een werknemer een individuele arbeidsovereenkomst aangaat met een werkgever die geen woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, maar in een lidstaat een filiaal, agentschap of andere vestiging heeft, wordt de werkgever voor geschillen betreffende de exploitatie daarvan geacht zijn woonplaats te hebben op het grondgebied van die lidstaat.

    Artikel 19

    44/2001 (aangepast)

    De werkgever met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat kan voor de volgende gerechten worden opgeroepen:

    44/2001

    1. voor de gerechten van de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft, of

    2. in een andere lidstaat:

    44/2001 (aangepast)

    a) voor het gerecht van de plaats waar of vanwaaruit de werknemer gewoonlijk werkt of voor het gerecht van de laatste plaats waar hij gewoonlijk heeft gewerkt, of

    44/2001

    b) wanneer de werknemer niet in eenzelfde land gewoonlijk werkt of heeft gewerkt, voor het gerecht van de plaats waar zich de vestiging bevindt of bevond die de werknemer in dienst heeft genomen.

    Artikel 20

    1. De vordering van de werkgever kan slechts worden gebracht voor de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de werknemer woonplaats heeft.

    2. Deze afdeling laat het recht om een tegenvordering in te stellen bij het gerecht waarvoor met inachtneming van deze afdeling de oorspronkelijke vordering is gebracht, onverlet.

    Artikel 21

    Van deze afdeling kan slechts worden afgeweken door overeenkomsten:

    1. gesloten na het ontstaan van het geschil, of

    2. die aan de werknemer de mogelijkheid geven de zaak bij andere gerechten dan de in deze afdeling genoemde aanhangig te maken.

    Afdeling 6

    Exclusieve bevoegdheid

    Artikel 22

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    Ongeacht de woonplaats Bij uitsluiting bevoegd zijn:

    1. voor zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen: de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is. Doch:

    a) voor huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen voor tijdelijk particulier gebruik voor ten hoogste zes opeenvolgende maanden: ook de gerechten van de lidstaat waar de verweerder woonplaats heeft, mits de huurder of pachter een natuurlijke persoon is en de eigenaar en de huurder of pachter op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst of op het ogenblik van het instellen van de vordering woonplaats in dezelfde lidstaat hebben;

    nieuw

    b) in overeenkomsten betreffende de huur van gebouwen voor beroepsdoeleinden kunnen de partijen overeenkomen dat een gerecht of de gerechten van een lidstaat bevoegd zijn, conform artikel 23;

    44/2001

    2. voor de geldigheid, de nietigheid of de ontbinding van vennootschappen of rechtspersonen met plaats van vestiging in een lidstaat, dan wel van de besluiten van hun organen: de gerechten van die lidstaat. Om deze plaats van vestiging vast te stellen, past het gerecht de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe;

    3. voor de geldigheid van inschrijvingen in openbare registers: de gerechten van de lidstaat waar deze registers worden gehouden;

    44/2001 (aangepast)

    4. voor de registratie of de geldigheid van octrooien, merken, tekeningen en modellen van nijverheid, en andere soortgelijke rechten die aanleiding geven tot deponering of registratie: ongeacht of de kwestie bij wege van rechtsvordering dan wel exceptie wordt opgeworpen [25], de gerechten van de lidstaat op het grondgebied waarvan de deponering of registratie is verzocht, heeft plaatsgehad of geacht wordt te hebben plaatsgehad in de zin van een besluit van de Gemeenschap van de Unie of een internationale overeenkomst.

    44/2001

    Onverminderd de bevoegdheid van het Europees octrooibureau krachtens het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, ondertekend te München op 5 oktober 1973, zijn ongeacht de woonplaats, de gerechten van elke lidstaat bij uitsluiting bevoegd voor de registratie of de geldigheid van een voor die lidstaat verleend Europees octrooi;

    5. voor de tenuitvoerlegging van beslissingen: de gerechten van de lidstaat van de plaats van tenuitvoerlegging.

    Afdeling 7

    Door partijen aangewezen bevoegd gerecht

    Artikel 23

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    1. Wanneer de partijen van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd , tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat substantieel nietig is . Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. Deze overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:

    44/2001

    a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;

    b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;

    c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.

    2. Als „schriftelijk” wordt tevens elke elektronische mededeling aangemerkt, waardoor de overeenkomst duurzaam geregistreerd wordt.

    3. Wanneer een dergelijke overeenkomst wordt gesloten door partijen die geen van allen woonplaats op het grondgebied van een lidstaat hebben, kunnen de gerechten van de andere lidstaten van het geschil niet kennisnemen, zolang het aangewezen gerecht of de aangewezen gerechten zich niet onbevoegd hebben verklaard.

    3. Het gerecht of de gerechten van een lidstaat waaraan in de akte tot oprichting van een trust bevoegdheid is toegekend, is of zijn bij uitsluiting bevoegd kennis te nemen van een vordering tegen een oprichter, een trustee of een begunstigde van een trust, als het gaat om de betrekkingen tussen deze personen of om hun rechten of verplichtingen in het kader van de trust.

    4. Overeenkomsten tot aanwijzing van een bevoegd gerecht en soortgelijke bedingen in akten tot oprichting van een trust hebben geen rechtsgevolg indien zij strijdig zijn met de artikelen 13, 17 of 21, of indien de gerechten op welker bevoegdheid inbreuk wordt gemaakt, krachtens artikel 22 bij uitsluiting bevoegd zijn.

    Artikel 24

    1. Buiten de gevallen waarin zijn bevoegdheid voortvloeit uit andere bepalingen van deze verordening, is het gerecht van een lidstaat waarvoor de verweerder verschijnt bevoegd. Dit voorschrift is niet van toepassing indien de verschijning ten doel heeft de bevoegdheid te betwisten, of indien er een ander gerecht bestaat dat krachtens artikel 22 bij uitsluiting bevoegd is.

    nieuw

    2. In de in de afdelingen 3, 4 en 5 van dit hoofdstuk bedoelde zaken, moet de verweerder in het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk worden geïnformeerd over zijn recht om de bevoegdheid van het gerecht te betwisten en over de gevolgen van een verschijning. Alvorens bevoegdheid op basis van dit artikel te aanvaarden, vergewist het gerecht zich ervan dat deze informatie aan de verweerder is verstrekt.

    Afdeling 8

    Subsidiaire bevoegdheid en forum necessitatis

    Artikel 25

    Wanneer in geen lidstaat een gerecht bevoegd is op grond van de artikelen 2 tot en met 24, zijn de gerechten van de lidstaat waar zich goederen van de verweerder bevinden bevoegd, mits

    a) de waarde van de goederen niet buiten verhouding staat tot de waarde van de vordering, en

    b) het geschil voldoende nauw verbonden is met de lidstaat van het aangezochte gerecht.

    Artikel 26

    Wanneer in geen lidstaat een gerecht bevoegd is op grond van deze verordening, kunnen de gerechten van een lidstaat in uitzonderingsgevallen de zaak behandelen indien het recht op een onpartijdig gerecht of het recht van toegang tot de rechter dit vereist, met name:

    a) indien in een derde land waarmee het geschil nauw verbonden is, redelijkerwijs geen procedure aanhangig kan worden gemaakt of gevoerd, of een procedure daar onmogelijk blijkt, of

    b) indien een in een derde land gegeven beslissing over de vordering niet in aanmerking zou komen voor erkenning en tenuitvoerlegging in de lidstaat van het aangezochte gerecht overeenkomstig het recht van die lidstaat en een dergelijke erkenning en tenuitvoerlegging nodig is voor de handhaving van de rechten van de eiser,

    en het geschil voldoende nauw verbonden is met de lidstaat van het aangezochte gerecht.

    44/2001

    nieuw

    Afdeling 89

    Toetsing van de bevoegdheid en de ontvankelijkheid

    Artikel 2527

    Het gerecht van een lidstaat waarbij een geschil aanhangig is gemaakt met als inzet een vordering waarvoor krachtens artikel 22 een gerecht van een andere lidstaat bij uitsluiting bevoegd is, het niet bevoegd is op grond van deze verordening , verklaart zich ambtshalve onbevoegd.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 2628

    1. Wanneer de verweerder met woonplaats op het grondgebied van een lidstaat voor een gerecht van een andere lidstaat wordt opgeroepen en niet verschijnt, verklaart het gerecht zich ambtshalve onbevoegd indien zijn bevoegdheid niet berust op deze verordening.

    2. Het is het gerecht is verplicht zijn uitspraak aan te houden zolang niet vaststaat dat de verweerder in de gelegenheid is gesteld het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, zo tijdig als met het oog op zijn verdediging nodig was, te ontvangen, of dat daartoe al het nodige is gedaan.

    44/2001

    nieuw

    32. Artikel 19, leden 1, 2, en 3, van Verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad van 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken [26] Verordening (EG) nr. 1393/2007 van het Europees Parlement en de Raad [27] is van toepassing in plaats van lid 2, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, overeenkomstig deze verordening moest plaatsvinden.

    43. Wanneer Verordening (EG) nr. 1348/2000 1393/2007 niet van toepassing is, is artikel 15 van het Verdrag van 's-Gravenhage van 15 november 1965 inzake de betekening en de kennisgeving in het buitenland van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of handelszaken van toepassing, indien de toezending van het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, overeenkomstig dat verdrag moest plaatsvinden.

    Afdeling 910

    Aanhangigheid en samenhang

    Artikel 2729

    1. Wanneer voor gerechten van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn, die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, houdt het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht , onverminderd artikel 32, lid 2, zijn uitspraak ambtshalve aan totdat de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat.

    nieuw

    2. In de in lid 1 bedoelde zaken stelt het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht zijn bevoegdheid vast binnen zes maanden tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk is. Op verzoek van een ander gerecht waarbij de zaak is aangebracht, deelt het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht dat gerecht mee op welke datum de zaak bij hem is aangebracht en of het zijn bevoegdheid voor de zaak heeft vastgesteld dan wel, indien dat niet het geval is, wanneer de bevoegdheid vermoedelijk zal worden vastgesteld.

    44/2001

    23. Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht, vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd.

    nieuw

    4. Wanneer de overeengekomen of aangewezen plaats van arbitrage in een lidstaat is gelegen, houden de gerechten van een andere lidstaat waarvan de bevoegdheid op grond van een arbitrageovereenkomst wordt betwist hun uitspraak aan zodra de gerechten van de lidstaat waar de plaats van arbitrage is gelegen of het arbitragetribunaal, ten principale of bij wege van exceptie, is gevraagd te beslissen over het bestaan, de geldigheid of de gevolgen van die arbitrageovereenkomst.

    Dit lid belet niet dat het gerecht waarvan de bevoegdheid wordt betwist zich onbevoegd verklaart in de bovenbedoelde situatie indien zijn nationaal recht dat voorschrijft.

    Wanneer het bestaan, de geldigheid of de gevolgen van de arbitrageovereenkomst zijn komen vast te staan, verklaart het aangezochte gerecht zich onbevoegd.

    Dit lid is niet van toepassing op de in de afdelingen 3, 4, en 5 van hoofdstuk II bedoelde geschillen.

    44/2001

    Artikel 2830

    1. Wanneer samenhangende vorderingen aanhangig zijn voor gerechten van verschillende lidstaten, kan het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zijn uitspraak aanhouden.

    44/2001 (aangepast)

    2. Wanneer deze vorderingen bij het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht in eerste aanleg aanhangig zijn, kan dit elk ander gerecht, op verzoek van een der partijen, ook tot verwijzing overgaan mits het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht bevoegd is van de betreffende vorderingen kennis te nemen en zijn wetgeving de voeging ervan toestaat.

    44/2001

    3. Samenhangend in de zin van dit artikel zijn vorderingen waartussen een zo nauwe band bestaat dat een goede rechtsbedeling vraagt om hun gelijktijdige behandeling en berechting, teneinde te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven.

    nieuw

    Artikel 31

    Wanneer een bodemprocedure aanhangig is voor een gerecht van een lidstaat en er bij de gerechten van een andere lidstaat een verzoek om voorlopige of bewarende maatregelen is ingediend, werken de betrokken gerechten samen om een goede coördinatie te waarborgen tussen de bodemprocedure en het verzoek om voorlopige of bewarende maatregelen.

    Meer bepaald wint het gerecht waarbij een verzoek om voorlopige of bewarende maatregelen is ingediend, informatie in bij het andere gerecht over alle relevante omstandigheden van de zaak, zoals de spoedeisendheid van de gevraagde maatregel of de eventuele afwijzing van een soortgelijke maatregel door het gerecht waarbij het bodemgeschil aanhangig is.

    44/2001

    Artikel 2932

    1. Wanneer voor de vorderingen meer dan één gerecht bij uitsluiting bevoegd is, worden partijen verwezen naar het gerecht waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt.

    nieuw

    2. Wanneer een in artikel 23 bedoelde overeenkomst een gerecht of de gerechten van een lidstaat bij uitsluiting bevoegd maakt, zijn, voor zover het niet gaat om een overeenkomst in de zin van de afdelingen 3, 4 of 5 van dit hoofdstuk, de gerechten van andere lidstaten niet bevoegd voor het geschil totdat het(de) in de overeenkomst aangewezen gerecht(en) zich onbevoegd heeft(hebben) verklaard.

    44/2001

    Artikel 3033

    1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een gerecht

    1.a) op het tijdstip waarop het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk bij het gerecht wordt ingediend, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de betekening of de kennisgeving van het stuk aan de verweerder moest doen, of

    2.b) indien het stuk betekend of meegedeeld moet worden voordat het bij het gerecht wordt ingediend, op het tijdstip waarop de autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving het stuk ontvangt, mits de eiser vervolgens niet heeft nagelaten te doen wat hij met het oog op de indiening van het stuk bij het gerecht moest doen.

    nieuw

    De in punt b) bedoelde autoriteit die verantwoordelijk is voor de betekening of de kennisgeving is de eerste autoriteit die de te betekenen of mee te delen stukken ontvangt.

    2. De in lid 1 bedoelde gerechten en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betekening of de kennisgeving noteren de datum en het tijdstip van indiening van het geding inleidende stuk of van ontvangst van de te betekenen of mee te delen stukken.

    3. Voor de toepassing van deze afdeling wordt een zaak geacht te zijn aangebracht bij een arbitragetribunaal wanneer een partij een arbiter heeft aangesteld of wanneer een partij de hulp van een instelling, autoriteit of gerecht heeft gevraagd met het oog op de samenstelling van het tribunaal.

    Artikel 34

    1. Wanneer voor de gerechten van een derde land tussen dezelfde partijen vorderingen aanhangig zijn die hetzelfde onderwerp betreffen en op dezelfde oorzaak berusten, en de zaak ook is aangebracht bij een gerecht van een lidstaat, kan dat gerecht, onverminderd de artikelen 3 tot en met 7, zijn uitspraak aanhouden, wanneer

    a) de zaak het eerst is aangebracht bij het gerecht van het derde land;

    b) kan worden verwacht dat het gerecht van het derde land binnen een redelijke termijn een beslissing zal geven die zal kunnen worden erkend en, in voorkomend geval, ten uitvoer gelegd in die lidstaat, en

    c) het gerecht ervan overtuigd is dat dit nodig is voor een goede rechtsbedeling.

    2. Tijdens de schorsing van de procedure, verliest de partij die de zaak voor het gerecht van de lidstaat heeft gebracht niet de voordelen voortvloeiend uit de stuiting van de verjarings- of vervaltermijnen die in het recht van die lidstaat zijn vastgesteld.

    3. Het gerecht kan de schorsing te allen tijde opheffen op verzoek van een van de partijen of ambtshalve indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) de procedure bij het gerecht van het derde land wordt zelf geschorst of ingetrokken;

    b) het is volgens het gerecht niet waarschijnlijk dat de procedure bij het gerecht van het derde land binnen een redelijke termijn zal worden afgerond;

    c) de opheffing van de schorsing is vereist voor een goede rechtsbedeling.

    4. Het gerecht zet de procedure stop op verzoek van een van de partijen of ambtshalve wanneer de procedure bij het gerecht van het derde land is afgerond en heeft geleid tot een beslissing die in dat land uitvoerbaar is of die kan worden erkend en, in voorkomend geval, ten uitvoer gelegd in de lidstaat.

    44/2001

    Afdeling 1011

    Voorlopige maatregelen en bewarende maatregelen tot bewaring van recht

    nieuw

    Artikel 35

    Wanneer de gerechten van een lidstaat bevoegd zijn om van het bodemgeschil kennis te nemen, zijn die gerechten ook bevoegd om de in de wetgeving van die lidstaat vastgestelde voorlopige en bewarende maatregelen te gelasten.

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    Artikel 3136

    In de wetgeving van een lidstaat vastgestelde voorlopige of bewarende maatregelen kunnen bij de gerechten van die staat worden aangevraagd, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat krachtens deze verordening of een arbitragetribunaal bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen.

    44/2001 (aangepast)

    HOOFDSTUK III

    ERKENNING , UITVOERBAARHEID EN TENUITVOERLEGGING

    Artikel 32

    Onder beslissing in de zin van deze verordening wordt verstaan, elke door een gerecht van een lidstaat gegeven beslissing, ongeacht de daaraan gegeven benaming, zoals arrest, vonnis, beschikking of rechterlijk dwangbevel, alsmede de vaststelling door de griffier van het bedrag van de proceskosten.

    nieuw

    Artikel 37

    1. Dit hoofdstuk regelt de erkenning, de uitvoerbaarheid en de tenuitvoerlegging van de onder deze verordening vallende beslissingen.

    2. Afdeling 1 is van toepassing op alle beslissingen, met uitzondering van die bedoeld in lid 3.

    3. Afdeling 2 is van toepassing op in een andere lidstaat gegeven beslissingen

    a) betreffende niet-contractuele verbintenissen die voortvloeien uit een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer of op de persoonlijkheidsrechten, met inbegrip van smaad, en

    b) in procedures die betrekking hebben op de vergoeding van schade die een groep gelaedeerden heeft geleden als gevolg van onrechtmatige handelspraktijken en die zijn ingeleid door

    i. een overheidsinstantie,

    ii. een non-profitorganisatie waarvan de belangrijkste doelstelling en activiteit erin bestaat de belangen van groepen natuurlijke of rechtspersonen te behartigen of te verdedigen – anders dan door hen op commerciële basis juridisch advies te verlenen of in rechte te vertegenwoordigen, of

    iii. een groep van meer dan twaalf eisers.

    4. Onverminderd de bevoegdheid van de Commissie om - rekening houdend met de stand van de convergentie tussen de nationale rechtsstelsels en de ontwikkeling van het EU-recht – te allen tijde voor te stellen dat de in afdeling 1 opgenomen regels worden uitgebreid tot beslissingen in de zin van lid 3, onder b), dient de Commissie drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening of vroeger wanneer de Commissie een verdere harmonisatie voorstelt, bij het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een verslag in waarin wordt nagegaan of het nog steeds nodig is de erkennings- en tenuitvoerleggingsprocedure te handhaven voor beslissingen over de in lid 3, onder b), bedoelde aangelegenheden.

    Afdeling 1

    Beslissingen waarvoor geen verklaring van uitvoerbaarheid is vereist

    Onderafdeling 1

    Afschaffing van het exequatur

    Artikel 38

    1. Onder voorbehoud van het bepaalde in dit hoofdstuk, wordt een in een lidstaat gegeven beslissing in de andere lidstaten erkend zonder dat daartoe een procedure is vereist en zonder mogelijkheid om tegen de erkenning op te komen.

    2. Een in een lidstaat gegeven beslissing die in die lidstaat uitvoerbaar is, is in een andere lidstaat uitvoerbaar zonder dat een verklaring van uitvoerbaarheid is vereist.

    Artikel 39

    1. Een partij die in een andere lidstaat een overeenkomstig artikel 38, lid 1, erkende beslissing wenst in te roepen, legt een afschrift van de beslissing over die voldoet aan de vereisten voor vaststelling van de echtheid ervan.

    2. In voorkomend geval kan het gerecht waarvoor de erkende beslissing wordt ingeroepen, de partij die de beslissing inroept, verzoeken een door het gerecht van herkomst afgegeven certificaat over te leggen volgens het formulier in bijlage I, en een transliteratie of een vertaling van de inhoud van het formulier te verstrekken, conform artikel 69.

    Het gerecht van herkomst geeft dit certificaat ook af op verzoek van elke partij die er belang bij heeft.

    3. Het gerecht waarvoor de erkende beslissing wordt ingeroepen, kan de procedure geheel of gedeeltelijk schorsen wanneer de beslissing wordt aangevochten in de lidstaat van herkomst of in het geval van een verzoek om heroverweging overeenkomstig de artikelen 45 of 46.

    Onderafdeling 2

    Tenuitvoerlegging

    Artikel 40

    Een uitvoerbare beslissing houdt van rechtswege het verlof in bewarende maatregelen te treffen die in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging zijn vastgesteld.

    Artikel 41

    1. Onder voorbehoud van het bepaalde in dit hoofdstuk, wordt de procedure voor tenuitvoerlegging van in een andere lidstaat gegeven beslissingen beheerst door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging. Een in een lidstaat gegeven beslissing die in de lidstaat van tenuitvoerlegging uitvoerbaar is, wordt er onder dezelfde voorwaarden ten uitvoer gelegd als een in die lidstaat gegeven beslissing.

    2. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, zijn de in het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging vastgestelde gronden voor weigering of schorsing van de tenuitvoerlegging niet van toepassing voor zover zij betrekking hebben op de situaties bedoeld in de artikelen 43 tot en met 46.

    Artikel 42

    1. Met het oog op de tenuitvoerlegging in een andere lidstaat van andere dan de in lid 2 bedoelde beslissingen, verstrekt de verzoeker aan de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteiten:

    a) een afschrift van de beslissing dat aan de nodige voorwaarden voldoet om de echtheid ervan te kunnen vaststellen, en

    b) het door het gerecht van herkomst afgegeven certificaat volgens het formulier in bijlage I, waaruit blijkt dat de beslissing uitvoerbaar is en dat in voorkomend geval een uittreksel van de beslissing bevat alsook relevante informatie over de invorderbare kosten van de procedure en de berekening van rente.

    2. Met het oog op de tenuitvoerlegging in een andere lidstaat van een beslissing waarbij voorlopige of bewarende maatregelen zijn gelast, verstrekt de verzoeker aan de bevoegde tenuitvoerleggingsautoriteiten:

    a) een afschrift van de beslissing dat aan de nodige voorwaarden voldoet om de echtheid ervan te kunnen vaststellen, en

    b) het door het gerecht van herkomst afgegeven certificaat volgens het formulier in bijlage I, dat een beschrijving van de maatregel bevat en waaruit blijkt

    i) dat het gerecht bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen, en

    ii) dat, wanneer de maatregel is gelast zonder dat de verweerder is opgeroepen om te verschijnen en de maatregel ten uitvoer moet worden gelegd zonder voorafgaande betekening of kennisgeving aan de verweerder, de verweerder het recht heeft om de maatregel aan te vechten overeenkomstig het recht van de lidstaat van herkomst.

    3. Indien nodig kan de bevoegde autoriteit verzoeken om een transliteratie of een vertaling van de inhoud van het in punt b) van de leden 1 en 2 bedoelde formulier, conform artikel 69.

    4. De bevoegde autoriteiten kunnen van de verzoeker geen vertaling van de beslissing verlangen. Een vertaling kan echter wel worden verlangd indien de tenuitvoerlegging van de beslissing wordt aangevochten en een vertaling noodzakelijk lijkt.

    Artikel 43

    De bevoegde autoriteit van de lidstaat van tenuitvoerlegging weigert op verzoek van de verweerder de tenuitvoerlegging van de beslissing geheel of gedeeltelijk, indien

    a) de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de lidstaat van tenuitvoerlegging gegeven beslissing;

    b) de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits de laatstbedoelde beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de lidstaat van tenuitvoerlegging.

    Artikel 44

    1. In het geval van een verzoek om heroverweging overeenkomstig artikel 45 of artikel 46 kan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van tenuitvoerlegging, op verzoek van de verweerder:

    a) de tenuitvoerleggingsprocedure tot bewarende maatregelen beperken;

    b) de tenuitvoerlegging afhankelijk maken van het stellen van een door die autoriteit te bepalen zekerheid, of

    c) de tenuitvoerlegging van de beslissing geheel of gedeeltelijk schorsen.

    2. De bevoegde autoriteit schorst op verzoek van de verweerder de tenuitvoerlegging van de beslissing indien de uitvoerbaarheid ervan in de lidstaat van herkomst is geschorst.

    3. Wanneer een bewarende maatregel is gelast zonder dat de verweerder is opgeroepen om te verschijnen en die maatregel ten uitvoer wordt gelegd zonder voorafgaande betekening of kennisgeving aan de verweerder, kan de bevoegde autoriteit op verzoek van de verweerder de tenuitvoerlegging schorsen wanneer de verweerder de maatregel in de lidstaat van herkomst heeft aangevochten.

    Onderafdeling 3

    Gemeenschappelijke bepalingen

    Artikel 45

    1. Een verweerder die in de lidstaat van herkomst niet is verschenen, heeft het recht om het bevoegde gerecht van die lidstaat te verzoeken de beslissing te heroverwegen, indien:

    a) het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan hem is betekend of meegedeeld, of

    b) hij de beslissing door overmacht of buitengewone omstandigheden buiten zijn wil niet heeft kunnen betwisten,

    tenzij hij de beslissing niet heeft aangevochten terwijl hij daartoe de mogelijkheid had.

    2. Het verzoek wordt ingediend met behulp van het formulier in bijlage II.

    3. Het verzoek kan rechtstreeks worden ingediend bij het gerecht van de lidstaat van herkomst dat overeenkomstig dit artikel bevoegd is voor de heroverweging. Het verzoek kan ook worden ingediend bij het bevoegde gerecht van de lidstaat van tenuitvoerlegging, dat het verzoek onverwijld doet toekomen aan het bevoegde gerecht van de lidstaat van herkomst, met gebruikmaking van de communicatiemiddelen waarvan overeenkomstig artikel 87, punt b), kennisgeving is gedaan.

    4. Het verzoek om heroverweging wordt onmiddellijk ingediend en in ieder geval binnen een termijn van 45 dagen nadat de verweerder daadwerkelijk kennis heeft gekregen van de inhoud van de beslissing en in staat was om te reageren. Wanneer de verweerder om heroverweging van de beslissing verzoekt in het kader van tenuitvoerleggingsprocedures, begint de termijn te lopen uiterlijk op de dag van de eerste tenuitvoerleggingsmaatregel waardoor hij de beschikking over zijn goederen geheel of gedeeltelijk verliest. Het verzoek wordt geacht te zijn ingediend wanneer het is ontvangen door een van beide in lid 3 bedoelde gerechten.

    5. Wanneer het verzoek om heroverweging kennelijk ongegrond is, wijst het gerecht het verzoek onmiddellijk en in ieder geval binnen 30 dagen na de ontvangst ervan af. In dat geval blijft de beslissing van kracht.

    Indien het gerecht beslist dat heroverweging gerechtvaardigd is op een van de in lid 1 genoemde gronden, is de beslissing nietig. De partij die de beslissing voor het gerecht van herkomst heeft verkregen, verliest echter niet de voordelen voortvloeiend uit de stuiting van de verjarings- of vervaltermijnen die in de oorspronkelijke procedure zijn verkregen.

    6. Deze bepaling is van toepassing in plaats van artikel 19, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1393/2007 indien het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk volgens die verordening vanuit een lidstaat naar een andere lidstaat moest worden verzonden.

    Artikel 46

    1. In andere dan de in artikel 45 bedoelde gevallen, heeft een partij het recht te verzoeken dat de erkenning of tenuitvoerlegging van een beslissing wordt geweigerd wanneer deze erkenning of tenuitvoerlegging in strijd zou zijn met de fundamentele beginselen die ten grondslag liggen aan het recht op een onpartijdig gerecht.

    2. Het verzoek wordt ingediend bij het gerecht van de lidstaat van tenuitvoerlegging, zoals vermeld in bijlage III. Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de erkenning of de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de plaats van tenuitvoerlegging.

    3. De vereisten waaraan het verzoek moet voldoen, worden vastgesteld door het recht van de lidstaat van tenuitvoerlegging.

    4. Wanneer het verzoek kennelijk ongegrond is, wijst het gerecht het verzoek onmiddellijk en in ieder geval binnen 30 dagen na de ontvangst ervan af.

    5. Indien het gerecht beslist dat het verzoek gerechtvaardigd is, wordt de erkenning of de tenuitvoerlegging van de beslissing geweigerd.

    6. Tegen de overeenkomstig dit artikel gegeven beslissing kunnen alleen de in bijlage IV genoemde rechtsmiddelen worden aangewend.

    7. Het gerecht waarbij een verzoek overeenkomstig dit artikel is ingediend, kan zijn uitspraak aanhouden indien een gewoon rechtsmiddel is ingesteld tegen de beslissing in de lidstaat van herkomst of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken. Wanneer de termijn voor het instellen van een dergelijk rechtsmiddel nog niet is verstreken, kan het gerecht een termijn bepalen waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld.

    8. De in het ongelijk gestelde partij wordt in de kosten van de procedure in de zin van dit artikel verwezen, met inbegrip van de gerechtskosten van de andere partij.

    44/2001 (aangepast)

    Afdeling 12

    Erkenning Beslissingen waarvoor voorlopig nog een verklaring van uitvoerbaarheid is vereist

    Artikel 3347

    1. De in een lidstaat gegeven beslissingen over in artikel 37, lid 3, bedoelde aangelegenheden worden in de overige lidstaten erkend zonder vorm van proces.

    2. Indien tegen de erkenning van een beslissing bezwaar wordt gemaakt, kan iedere partij die er belang bij heeft ten principale te zien vastgesteld dat de beslissing erkend moet worden, gebruik maken van de procedures, bedoeld in artikelen 50 tot en met 63 .

    44/2001

    3. Wordt voor een gerecht van een lidstaat de erkenning bij wege van tussenvordering gevraagd, dan is dit gerecht bevoegd om van de vordering kennis te nemen.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 3448

    Een beslissing wordt niet erkend indien:

    1. de erkenning kennelijk strijdig is met de openbare orde (ordre public) van de aangezochte lidstaat;

    44/2001

    2. het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk, niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op zijn verdediging nodig was, aan de verweerder tegen wie verstek werd verleend, betekend of meegedeeld is, tenzij de verweerder tegen de beslissing geen rechtsmiddel heeft aangewend terwijl hij daartoe in staat was;

    3. de beslissing onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen in de aangezochte lidstaat gegeven beslissing;

    44/2001

    4. de beslissing onverenigbaar is met een beslissing die vroeger in een andere lidstaat of in een derde land tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak berust, mits deze laatste beslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in de aangezochte lidstaat.

    44/2001

    nieuw

    Artikel 35

    1. De beslissingen worden tevens niet erkend, indien de afdelingen 3, 4 en 6 van hoofdstuk II zijn geschonden, of indien het in artikel 72 bedoelde geval zich voordoet.

    2. Bij de toetsing of de in het vorige lid genoemde bevoegdheidsregels niet zijn geschonden, is het aangezochte gerecht of de aangezochte autoriteit gebonden aan de feitelijke overwegingen op grond waarvan het gerecht van de lidstaat van herkomst zijn bevoegdheid heeft aangenomen.

    3. Onverminderd lid 1 mag de bevoegdheid van de gerechten van de lidstaat van herkomst niet worden getoetst. De bevoegdheidsregels betreffen niet de openbare orde als bedoeld in artikel 34, punt 1.

    Artikel 3749

    1. Een gerecht van een lidstaat, waarbij een beroep wordt gedaan op de erkenning van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan houdt zijn uitspraak aanhouden aan , indien tegen deze beslissing een gewoon rechtsmiddel is ingesteld de tenuitvoerlegging van de beslissing in de lidstaat van herkomst is geschorst als gevolg van een daartegen aangewend rechtsmiddel .

    2. De rechterlijke autoriteit van een lidstaat, bij wie de erkenning wordt ingeroepen van een in Ierland of het Verenigd Koninkrijk gegeven beslissing, waarvan de tenuitvoerlegging door een daartegen aangewend rechtsmiddel in de lidstaat van herkomst is geschorst, kan haar uitspraak aanhouden.

    44/2001 (aangepast)

    Afdeling 2

    Tenuitvoerlegging

    Artikel 3850

    1. De beslissingen die in een lidstaat gegeven zijn en daar uitvoerbaar zijn, kunnen in een andere lidstaat zijn in de andere lidstaten ten uitvoer worden gelegd uitvoerbaar , nadat zij aldaar, ten op verzoeke van iedere belanghebbende partij, uitvoerbaar zijn verklaard overeenkomstig de procedure bedoeld in de artikelen 51 tot en met 63 .

    44/2001

    2. In het Verenigd Koninkrijk worden deze beslissingen in Engeland en Wales, in Schotland of in Noord-Ierland echter eerst ten uitvoer gelegd na op verzoek van iedere belanghebbende partij in het betrokken deel van het Verenigd Koninkrijk voor tenuitvoerlegging te zijn geregistreerd.

    Artikel 3951

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    1. Het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt gericht tot het gerecht of de bevoegde autoriteit , vermeld in de lijst in bijlage II van de lidstaat van tenuitvoerlegging waarvan de Commissie door die lidstaat in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 87, punt d) .

    44/2001

    2. Het relatief bevoegde gerecht is dat van de woonplaats van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, of van de plaats van tenuitvoerlegging.

    Artikel 4052

    44/2001 (aangepast)

    1. De vereisten waaraan het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid moet voldoen, worden vastgesteld door het recht van de aangezochte lidstaat van tenuitvoerlegging .

    2. Het verzoek gaat vergezeld van de volgende stukken:

    a) een afschrift van de beslissing dat aan de nodige voorwaarden voldoet om de echtheid ervan te kunnen vaststellen ,

    b) het certificaat afgegeven door het gerecht of de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst volgens het formulier in bijlage VI, onverminderd artikel 53.

    44/2001

    2. De verzoeker moet, binnen het rechtsgebied van het gerecht dat van het verzoek kennis neemt, woonplaats kiezen. Kent echter het recht van de aangezochte lidstaat geen woonplaatskeuze, dan wijst de verzoeker een procesgemachtigde aan.

    3. Bij het verzoek worden de in artikel 53 genoemde documenten gevoegd.

    Artikel 5553

    1. Wordt het in artikel 54 52, lid 2, onder b), bedoelde certificaat niet overgelegd, dan kan het gerecht of de bevoegde autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien dat gerecht of die autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

    44/2001 (aangepast)

    2. In de in lid 1 bedoelde situatie wordt, Iindien het gerecht of de bevoegde autoriteit dat verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.

    Artikel 4154

    De beslissing wordt zonder toetsing uit hoofde van artikel 48 uitvoerbaar verklaard zodra de formaliteiten van artikel 5352 vervuld zijn , zonder toetsing uit hoofde van de artikelen 34 en 35. De partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, wordt in deze stand van de procedure niet gehoord.

    Artikel 4255

    1. De beslissing over het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid wordt onmiddellijk ter kennis van de verzoeker gebracht op de wijze als is bepaald in het recht van de aangezochte lidstaat van tenuitvoerlegging .

    44/2001

    2. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt betekend of meegedeeld aan de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd en gaat vergezeld van de beslissing, indien deze nog niet aan haar is betekend of meegedeeld.

    Artikel 4356

    1. Elke partij kan een rechtsmiddel instellen tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid.

    44/2001

    nieuw

    2. Het rechtsmiddel wordt bij het in bijlage III bedoelde gerecht ingesteld bij het gerecht van de lidstaat van tenuitvoerlegging waarvan de Commissie door die lidstaat in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 87, punt e) .

    3. Het rechtsmiddel wordt volgens de regels van de procedure op tegenspraak behandeld.

    4. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, niet verschijnt voor het gerecht dat over het door de verzoeker ingestelde rechtsmiddel oordeelt, is artikel 26, leden 2 tot en met 4, 28 van toepassing, ook wanneer de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, geen woonplaats heeft op het grondgebied van een der lidstaten.

    5. Een rechtsmiddel tegen de verklaring van uitvoerbaarheid moet worden ingesteld binnen één maand 30 dagen na de betekening daarvan. Indien de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd woonplaats heeft in een andere lidstaat dan die waar de verklaring van uitvoerbaarheid is gegeven, is de termijn waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld , twee maanden 45 dagen, met ingang van de dag waarop de beslissing aan de partij in persoon of aan haar woonplaats is betekend. Deze termijn mag niet op grond van de afstand worden verlengd.

    Artikel 4457

    Tegen de op het rechtsmiddel gegeven beslissing kunnen slechts de in bijlage IV genoemde middelen worden aangewend kan slechts de procedure worden aangewend waarvan de Commissie door de betrokken lidstaat in kennis is gesteld overeenkomstig artikel 87, punt f) .

    Artikel 4558

    44/2001 (aangepast)

    1. De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in de artikelen 43 56 of 44 57, slechts op een van de in de artikelen 34 en 3548 genoemde gronden geweigerd of ingetrokken. Het gerecht doet onverwijld uitspraak.

    2. In geen geval wordt overgegaan tot een onderzoek van de juistheid van de in den vreemde gegeven beslissing.

    nieuw

    2. Onverminderd artikel 56, lid 4, beslist het gerecht waarbij een rechtsmiddel bedoeld in artikel 56 is ingesteld, binnen een termijn van 90 dagen na de instelling daarvan, tenzij dit als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden onmogelijk is.

    44/2001 (aangepast)

    3. Het gerecht waarbij een rechtsmiddel bedoeld in artikel 57 is ingesteld, beslist onverwijld.

    44/2001

    nieuw

    Artikel 4659

    1. Het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in de artikelen 43 56 en 44 57, kan houdt op verzoek van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging wordt gevraagd, zijn uitspraak aan aanhouden indien tegen de in den vreemde gegeven beslissing de uitvoerbaarheid van de beslissing is geschorst in de lidstaat van herkomst een gewoon rechtsmiddel is ingesteld of indien de termijn daarvoor nog niet is verstreken als gevolg van een daartegen aangewend rechtsmiddel . in dit laatste geval kan het gerecht een termijn stellen waarbinnen het rechtsmiddel moet worden ingesteld.

    2. Indien de beslissing in Ierland of het Verenigd Koninkrijk is gegeven, wordt elk rechtsmiddel dat in de lidstaat van herkomst kan worden ingesteld, voor de toepassing van lid 1 beschouwd als een gewoon rechtsmiddel.

    2. Dit gerecht kan het verlof tot tenuitvoerlegging ook geven op voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld; de zekerheid wordt door het gerecht bepaald.

    Artikel 4760

    44/2001 (aangepast)

    1. Indien een beslissing erkend moet worden overeenkomstig deze verordening afdeling , belet niets dat de verzoeker zich beroept op voorlopige of bewarende maatregelen waarin de wetgeving van de aangezochte lidstaat van tenuitvoerlegging voorziet, zonder dat daartoe een verklaring van uitvoerbaarheid, bedoeld in artikel 41 54 , vereist is.

    2. De verklaring van uitvoerbaarheid houdt tevens van rechtswege het verlof in bewarende maatregelen te treffen.

    44/2001 (aangepast)

    3. Gedurende de termijn voor het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig artikel 4356, lid 5, tegen de verklaring van uitvoerbaarheid en totdat daarover uitspraak is gedaan, kunnen slechts bewarende maatregelen worden genomen ten aanzien van de goederen van de partij tegen wie de tenuitvoerlegging is gevraagd.

    Artikel 4861

    1. Wanneer in de in den vreemde gegeven beslissing uitspraak is gedaan over meer dan één punt van de vordering, en de verklaring van uitvoerbaarheid niet kan worden verleend voor het geheel, verleent het gerecht of de bevoegde autoriteit deze voor één of meer onderdelen daarvan.

    44/2001

    2. De verzoeker kan vorderen dat de verklaring van uitvoerbaarheid een gedeelte van de uitspraak betreft.

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    Artikel 5062

    De verzoeker die in de lidstaat waar de beslissing is gegeven, in aanmerking kwam voor gehele of gedeeltelijke kosteloze rechtsbijstand of vrijstelling van kosten en uitgaven, komt in de procedure, vermeld in deze afdeling, een procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid , in aanmerking voor de meest gunstige bijstand of voor de meest ruime vrijstelling die in het recht van de aangezochte lidstaat van tenuitvoerlegging is vastgesteld.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 5263

    Ter zake van de procedure tot verlening van een verklaring van uitvoerbaarheid wordt in de aangezochte lidstaat van tenuitvoerlegging geen belasting, recht of heffing, evenredig aan het geldelijke belang van de zaak, geheven.

    Afdeling 3

    Gemeenschappelijke bepalingen

    44/2001

    Artikel 64

    In geen geval wordt in de lidstaat waar erkenning, uitvoerbaarheid of tenuitvoerlegging wordt gevraagd, overgegaan tot een onderzoek naar de juistheid van de in een lidstaat gegeven beslissing.

    nieuw

    Artikel 65

    Van de partij die de erkenning, uitvoerbaarheid of tenuitvoerlegging van een in een andere lidstaat gegeven beslissing vraagt, kan niet worden verlangd dat zij in de lidstaat van tenuitvoerlegging over een postadres of een bevoegde vertegenwoordiger beschikt.

    Artikel 66

    Wanneer een beslissing maatregelen of bevelen bevat die in de lidstaat van tenuitvoerlegging niet bekend zijn, brengt de bevoegde autoriteit van die lidstaat de maatregelen of bevelen zo veel mogelijk in overeenstemming met maatregelen of bevelen die wel bekend zijn in haar rechtsstelsel en gelijkwaardige gevolgen hebben en dezelfde doelstellingen en belangen nastreven.

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    Artikel 4967

    In den vreemde een lidstaat gegeven beslissingen die een veroordeling tot betaling van een dwangsom inhouden, kunnen in de aangezochte lidstaat van tenuitvoerlegging slechts ten uitvoer worden gelegd overeenkomstig de afdelingen 1 of 2, al naar gelang van het geval. . Het bevoegde gerecht of de bevoegde autoriteit in de lidstaat van tenuitvoerlegging bepaalt indien het bedrag ervan indien dat bedrag door de gerechten van de lidstaat van herkomst niet definitief is bepaald.

    Artikel 5168

    Aan de partij die in een lidstaat de tenuitvoerlegging vraagt van een in een andere lidstaat gegeven beslissing, kan geen enkele zekerheid of depot, onder welke benaming ook, worden opgelegd wegens de hoedanigheid van vreemdeling dan wel wegens het ontbreken van een woonplaats of verblijfplaats in eerstgenoemde lidstaat.

    nieuw

    Artikel 69

    1. Indien op grond van deze verordening een transliteratie of een vertaling is vereist, wordt deze transliteratie of vertaling gesteld in de officiële taal van de betrokken lidstaat, of, indien er in die lidstaat verscheidene officiële talen bestaan, in de officiële taal of een der officiële talen van het gerecht van de plaats waar een erkende beslissing wordt ingeroepen of een verzoek wordt ingediend, conform het recht van die lidstaat.

    2. Wat de in de artikelen 39 en 42 bedoelde formulieren betreft, kunnen transliteraties of vertalingen ook worden gesteld in een of meer andere officiële talen van de instellingen van de Unie die de betrokken lidstaat heeft aangegeven te aanvaarden.

    3. Elke vertaling in de zin van deze verordening wordt gemaakt door een persoon die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 53

    1. De partij die een beroep doet op de erkenning of om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, moet een expeditie van de beslissing overleggen, die voldoet aan de voorwaarden nodig voor haar echtheid.

    2. De partij die om een verklaring van uitvoerbaarheid verzoekt, moet bovendien het in artikel 54 bedoelde certificaat overleggen, onverminderd artikel 55.

    Artikel 54

    Het gerecht of de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een beslissing is gegeven, geeft ten verzoeke van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage V bij deze verordening.

    Artikel 55

    1. Wordt het in artikel 54 bedoelde certificaat niet overgelegd, dan kan het gerecht of de bevoegde autoriteit voor de overlegging een termijn bepalen of gelijkwaardige documenten aanvaarden, dan wel, indien dat gerecht of die autoriteit zich voldoende voorgelicht acht, van de overlegging vrijstelling verlenen.

    2. Indien het gerecht of de bevoegde autoriteit dat verlangt, wordt van de documenten een vertaling overgelegd. De vertaling wordt gewaarmerkt door degene die in een van de lidstaten daartoe gemachtigd is.

    Artikel 56

    Geen enkele legalisatie of soortgelijke formaliteit mag worden geëist met betrekking tot de in artikel 53, en in artikel 55, lid 2, genoemde documenten of de procesvolmacht.

    HOOFDSTUK IV

    AUTHENTIEKE AKTEN EN GERECHTELIJKE SCHIKKINGEN

    Artikel 5770

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    1. Authentieke akten ,verleden en die uitvoerbaar zijn in een lidstaat, worden op verzoek, overeenkomstig de in artikel 38 en volgende bedoelde procedure, in een andere lidstaat uitvoerbaar verklaard worden in de andere lidstaten ten uitvoer gelegd op dezelfde wijze als beslissingen overeenkomstig respectievelijk afdeling 1 of 2 van hoofdstuk III . De verklaring van uitvoerbaarheid wordt door het gerecht dat oordeelt over een rechtsmiddel, bedoeld in de artikelen 43 en 44, slechts geweigerd of ingetrokken indien de tenuitvoerlegging van de authentieke akte kennelijk strijdig is met de openbare orde van de aangezochte lidstaat.

    44/2001

    nieuw

    2. Als authentieke akten in de zin van lid 1 worden eveneens beschouwd de overeenkomsten inzake de onderhoudsverplichting die voor een administratieve overheid zijn gesloten of door haar zijn bekrachtigd.

    32. De overgelegde akte moet voldoen aan de voorwaarden, nodig voor haar echtheid in de lidstaat van herkomst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst geeft op verzoek van elke belanghebbende partij het certificaat af volgens het formulier in respectievelijk bijlage V of VII, dat een samenvatting van de in het instrument opgenomen uitvoerbare verbintenis bevat.

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    43. De bepalingen van respectievelijk Aafdeling 1 of 2 van hoofdstuk III is zijn, voor zover nodig, van toepassing. De bevoegde autoriteit van een lidstaat waar een authentieke akte is verleden, geeft ten verzoeke van elke belanghebbende partij een certificaat af volgens het modelformulier in bijlage VI bij deze verordening.

    Artikel 5871

    Gerechtelijke schikkingen die in de loop van een geding tot stand zijn gekomen en die uitvoerbaar zijn in de lidstaat van herkomst, zijn worden op dezelfde voet als authentieke akten uitvoerbaar in de aangezochte staat ten uitvoer gelegd in de andere lidstaten . Het bevoegde gerecht of de bevoegde autoriteit van een de lidstaat van herkomst waar een beslissing is gegeven, geeft ten op verzoeke van elke belanghebbende partij een het certificaat af volgens het modelformulier in bijlage V bij deze verordening , dat een samenvatting van de overeenkomst tussen de partijen bevat .

    HOOFDSTUK V

    ALGEMENE BEPALINGEN

    nieuw

    Artikel 72

    Geen legalisatie of andere soortgelijke formaliteit mag in het kader van deze verordening worden geëist.

    44/2001

    Artikel 5973

    1. Om vast te stellen of een partij woonplaats heeft op het grondgebied van de lidstaat bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past het gerecht zijn intern recht toe.

    2. Indien een partij geen woonplaats heeft in de lidstaat bij een van welks gerechten een zaak aanhangig is, past het gerecht voor de vaststelling of zij een woonplaats heeft in een andere lidstaat, het recht van die lidstaat toe.

    Artikel 6074

    1. Voor de toepassing van deze verordening hebben vennootschappen en rechtspersonen woonplaats op de plaats van:

    a) hun statutaire zetel, of

    b) hun hoofdbestuur, of

    c) hun hoofdvestiging.

    2. In het Verenigd Koninkrijk en Ierland wordt onder het „registered office” de statutaire zetel verstaan of, indien dat nergens bestaat, de „place of incorporation” (plaats van oprichting) of, indien die nergens bestaat, de plaats krachtens het recht waarvan de „formation” (vorming) is geschied.

    3. Om vast te stellen of een trust woonplaats heeft op het grondgebied van de lidstaat bij welks gerechten de zaak aanhangig is gemaakt, past het gerecht de regels van het voor hem geldende internationaal privaatrecht toe.

    Artikel 6175

    Zij die woonplaats hebben op het grondgebied van een lidstaat en wegens een onopzettelijk gepleegd strafbaar feit vervolgd worden voor de gerechten van een andere lidstaat, waarvan zij geen onderdaan zijn, zijn, onverminderd aldaar geldende gunstigere bepalingen, bevoegd zich te doen verdedigen door daartoe bevoegde personen, zelfs indien zij niet persoonlijk verschijnen. Het gerecht dat de zaak berecht, kan echter de persoonlijke verschijning bevelen; indien deze niet heeft plaatsgevonden, behoeft de beslissing, op de burgerlijke rechtsvordering gewezen zonder dat de betrokkene de gelegenheid heeft gehad zich te doen verdedigen, in de overige lidstaten niet te worden erkend, noch ten uitvoer te worden gelegd.

    Artikel 62

    In Zweden wordt in het kader van de summiere procedures betreffende de „betalningsföreläggande” (aanmaningen tot betaling) en de „handräckning” (bijstandszaken) onder de term „gerecht” ook de Zweedse gerechtsdeurwaarderinstantie („kronofogdemyndighet”) verstaan.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 63

    1. Een persoon die op het grondgebied van Luxemburg woonplaats heeft en met toepassing van artikel 5, punt 1, voor een gerecht van een andere lidstaat is opgeroepen, kan de bevoegdheid van dit gerecht afwijzen indien de uiteindelijke plaats van levering van de goederen of van verrichting van de diensten in Luxemburg gelegen is.

    2. Indien de uiteindelijke plaats van levering van de goederen of van verrichting van de diensten met toepassing van lid 1 in Luxemburg gelegen is, moet elke overeenkomst tot aanwijzing van de bevoegde rechter, om rechtsgeldig te zijn, worden aanvaard bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst als bedoeld in artikel 23, lid 1, onder a).

    3. Dit artikel is niet van toepassing op overeenkomsten inzake de verrichting van financiële diensten.

    4. Dit artikel is van toepassing voor een periode van zes jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

    Artikel 64

    1. Bij geschillen tussen de kapitein en een bemanningslid van een in Griekenland of Portugal geregistreerd zeeschip over de beloning of andere arbeidsvoorwaarden moet het gerecht van een lidstaat nagaan of de ten aanzien van het schip bevoegde diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger van het geschil in kennis is gesteld. Zodra deze vertegenwoordiger van het geschil in kennis is gesteld, kan het gerecht uitspraak doen.

    2. Dit artikel is van toepassing voor een periode van zes jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van deze verordening.

    Artikel 6576

    2003 Toetredingsakte, artikel 20 en bijlage II, blz. 715 (aangepast)

    nieuw

    1. De rechterlijke bevoegdheid, bepaald in artikel 6, punt 2, en artikel 11 ten aanzien van de vordering tot vrijwaring of de vordering tot voeging of tussenkomst kan in Duitsland en in Oostenrijk niet worden ingeroepen in de in bijlage VIII bedoelde lidstaten, doch slechts voor zover het nationale recht dit toestaat . Eenieder Een persoon die woonplaats heeft in een andere lidstaat, kan worden opgeroepen voor de gerechten van: de lidstaten overeenkomstig de in bijlage VIII vermelde regels betreffende de litis denuntiatio, onverminderd de artikelen 22 en 23.

    a) Duitsland, met toepassing van de artikelen 68, 72, 73 en 74 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio;

    b) Oostenrijk, overeenkomstig artikel 21 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio;

    c) Hongarije, overeenkomstig de artikelen 58 t/m 60 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Polgári perrendtartás) betreffende de litis denuntiato.

    nieuw

    Het gerecht dat op grond van dit artikel bevoegd is, beslist over de ontvankelijkheid van de litis denuntiatio.

    2003 Toetredingsakte, artikel 20 en bijlage II, blz. 715

    nieuw

    (2). De in de overige lidstaten krachtens de artikel 6, punt 2, en artikel 11 gegeven beslissingen worden in Duitsland, Oostenrijk en Hongarije de in bijlage VIII bedoelde lidstaten overeenkomstig hoofdstuk III erkend en ten uitvoer gelegd. De gevolgen voor derden van de beslissingen welke in deze staten met toepassing van het voorgaande lid zijn gegeven, worden eveneens in de overige lidstaten erkend.

    44/2001 (aangepast)

    HOOFDSTUK VI

    OVERGANGSBEPALINGEN

    Artikel 6677

    1. Deze verordening is slechts van toepassing op rechtsvorderingen die zijn ingesteld en authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd na de inwerkingtreding van deze verordening vanaf de datum waarop deze verordening van toepassing wordt .

    2. Rechtsvorderingen die zijn ingesteld en authentieke akten die zijn verleden of geregistreerd vóór de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, worden beheerst door hoofdstuk III, afdelingen 2 en 3.

    2. Indien de vordering in de lidstaat van herkomst werd ingesteld voor de inwerkingtreding van deze verordening worden beslissingen die na die datum zijn gegeven evenwel erkend en ten uitvoer gelegd overeenkomstig hoofdstuk III:

    a) indien de vordering in de lidstaat van herkomst werd ingesteld na de inwerkingtreding van het Verdrag van Brussel of het Verdrag van Lugano in zowel de lidstaat van herkomst als de aangezochte lidstaat;

    b) in alle overige gevallen, indien de toegepaste bevoegdheidsregels overeenkomen met hetzij de regels van hoofdstuk II, hetzij met de regels van een verdrag dat tussen de lidstaat van herkomst en de aangezochte lidstaat van kracht was toen de vordering werd ingesteld.

    44/2001

    HOOFDSTUK VII

    VERHOUDING TOT ANDERE BESLUITEN

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 6778

    Deze verordening laat onverlet de toepassing van de bepalingen die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen en die opgenomen zijn of zullen worden in de besluiten van de Gemeenschap Unie of in de nationale wetgevingen die ter uitvoering van deze besluiten geharmoniseerd zijn.

    Artikel 687979

    1. Deze verordening komt, in de betrekkingen tussen de lidstaten, in de plaats van het Verdrag van Brussel, uitgezonderd ten aanzien van de grondgebieden van de lidstaten die onder de territoriale werkingssfeer van dat verdrag vallen en die krachtens artikel 299 355 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap van deze verordening uitgesloten zijn.

    44/2001

    2. Voor zover deze verordening in de betrekkingen tussen de lidstaten in de plaats komt van het Verdrag van Brussel, geldt elke verwijzing naar dat verdrag als een verwijzing naar deze verordening.

    Artikel 6980

    44/2001 (aangepast)

    nieuw

    Onverminderd de artikelen 66, lid 2, 81 en artikel 7082 vervangt deze verordening tussen de lidstaten de volgende, tussen twee of meer van deze lidstaten gesloten verdragen en overeenkomsten: die hetzelfde onderwerp bestrijken als deze verordening. Meer bepaald worden de in bijlage IX vermelde verdragen en overeenkomsten vervangen.

    – de Overeenkomst tussen België en Frankrijk betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Parijs op 8 juli 1899,

    – het Verdrag tussen Nederland en België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 28 maart 1925,

    – het Verdrag tussen Frankrijk en Italië betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 3 juni 1930,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28 (aangepast)

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol, ondertekend te Parijs op 18 januari 1934,

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en België betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol, ondertekend te Brussel op 2 mei 1934,

    44/2001 (aangepast)

    – het Verdrag tussen Duitsland en Italië betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 9 maart 1936,

    – de Overeenkomst tussen België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten betreffende onderhoudsverplichtingen, gesloten te Wenen op 25 oktober 1957,

    – de Overeenkomst tussen Duitsland en België betreffende de erkenning en de wederzijdse tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke zaken of handelszaken, gesloten te Bonn op 30 juni 1958,

    – het Verdrag tussen Nederland en Italië betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 17 april 1959,

    – het Verdrag tussen Duitsland en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 6 juni 1959,

    – de Overeenkomst tussen België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 16 juni 1959,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28 (aangepast)

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland bettreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 juli 1960,

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 14 juli 1961, en het Protocol tot wijziging van dit Verdrag, gesloten te Londen op 6 maart 1970,

    44/2001 (aangepast)

    – het Verdrag tussen Griekenland en Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Athene op 4 november 1961,

    – de Overeenkomst tussen België en Italië betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere uitvoerbare titels in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 6 april 1962,

    – het Verdrag tussen Nederland en Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke en handelszaken, gesloten te 's-Gravenhage op 30 augustus 1962,

    – de Overeenkomst tussen Nederland en Oostenrijk over de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Den Haag op 6 februari 1963,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28 (aangepast)

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de Italiaanse Republiek betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Rome op 7 februari 1964, met Protocol van wijziging, ondertekend te Rome op 14 juli 1970,

    44/2001 (aangepast)

    – de Overeenkomst tussen Frankrijk en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en strafzaken, gesloten te Wenen op 15 juli 1966,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28 (aangepast)

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te 's-Gravenhage op 17 november 1967,

    44/2001 (aangepast)

    – het Verdrag tussen Spanje en Frankrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en scheidsrechterlijke uitspraken in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 28 mei 1969,

    – de Overeenkomst tussen Luxemburg en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Luxemburg op 29 juli 1971,

    – de Overeenkomst tussen Italië en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, van gerechtelijke schikkingen en notariële akten, gesloten te Rome op 16 november 1971,

    – het Verdrag tussen Spanje en Italië betreffende de rechtsbijstand en erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken ondertekend te Madrid op 22 mei 1973,

    – het Verdrag tussen Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden en Denemarken betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende vorderingen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Kopenhagen op 11 oktober 1977,

    – de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Zweden betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, gesloten te Stockholm op 16 september 1982,

    – het Verdrag tussen Spanje en Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, rechterlijke schikkingen en executoriale authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 november 1983,

    – de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Spanje betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en uitvoerbare authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen, op 17 februari 1984,

    – de Overeenkomst tussen Finland en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, gesloten te Wenen op 17 november 1986,

    – het Verdrag tussen België, Nederland en Luxemburg betreffende de rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 24 november 1961, voorzover het van kracht is,

    2003 Toetredingsakte, artikel 20 en bijlage II, blz. 715 (aangepast)

    – de Overeenkomst tussen de Tsjechoslowaakse Republiek en Portugal inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Lissabon op 23 november 1927, die nog van kracht is tussen Tsjechië en Portugal,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake wederzijdse rechtshulp, ondertekend te Wenen op 16 december 1954,

    – de Overeenkomst tussen de Poolse Volksrepubliek en de Hongaarse Volksrepubliek inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Budapest op 6 maart 1959,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk Griekenland inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, ondertekend te Athene op 18 juni 1959,

    – de Overeenkomst tussen de Poolse Volksrepubliek en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Warschau op 6 februari 1960, nu van kracht tussen Polen en Slovenië,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken en regelingen in handelszaken, ondertekend te Belgrado op 18 maart 1960,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in alimentatiezaken, ondertekend te Wenen op 10 oktober 1961,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Oostenrijk inzake de wederzijdse betrekkingen in burgerlijke zaken en inzake documenten, ondertekend te Wenen op 11 december 1963,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië tot regeling van de rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins- en strafzaken, ondertekend te Belgrado op 20 januari 1964, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Slovenië,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Frankrijk inzake het toepasselijke recht, de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in het kader van het personen- en familierecht, gesloten te Warschau op 5 april 1967,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en Frankrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 18 mei 1971,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk België inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in alimentatiezaken, ondertekend te Belgrado op 12 december 1973,

    – de Overeenkomst tussen Hongarije en Griekenland inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Boedapest op 8 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Griekenland inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Athene op 24 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen Hongarije en Frankrijk inzake rechtshulp in burgerrechtelijke en familierechtelijke aangelegenheden, inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en inzake rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Boedapest op 31 juli 1980,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Athene op 22 oktober 1980, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Griekenland,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Hongaarse Volksrepubliek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 30 november 1981,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 23 april 1982, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Cyprus,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Republiek Griekenland inzake justitiële samenwerking in burgerrechtelijke, familierechtelijke, handelsrechtelijke en strafrechtelijke aangelegenheden, ondertekend te Nicosia op 5 maart 1984,

    – het Verdrag tussen de Regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en Frankrijk inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke, familie- en handelszaken, ondertekend te Parijs op 10 mei 1984, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Frankrijk,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 19 september 1984, dat thans nog van kracht is tussen Cyprus en Slovenië,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Praag op 6 december 1985, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Italië,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en het Koninkrijk Spanje inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Madrid op 4 mei 1987, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Spanje,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Poolse Volksrepubliek inzake rechtshulp en tot regeling van de rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins-, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Warschau op 21 december 1987, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Polen,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Hongaarse Volksrepubliek inzake rechtshulp en tot regeling van de rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins- en strafzaken, ondertekend te Bratislava op 28 maart 1989, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Hongarije,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Italië inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Warschau op 28 april 1989,

    – het Verdrag tussen de Tsjechische Republiek en de Slowaakse Republiek inzake rechtshulp van justitiële instanties en tot regeling van bepaalde rechtsbetrekkingen in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Praag op 29 oktober 1992,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Letland, de Republiek Estland en de Republiek Litouwen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen, ondertekend te Tallinn op 11 november 1992,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Polen en de Republiek Litouwen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie-, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Warschau op 26 januari 1993,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Letland en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins-, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Riga op 23 februari 1994,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Republiek Polen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 14 november 1996, en

    – de Overeenkomst tussen Estland en Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Tallinn op 27 november 1998,

    1791/2006 artikel 1, lid 1, en punt 11.A van de bijlage (aangepast)

    – de Overeenkomst tussen Bulgarije en België betreffende de rechtsbijstand in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Sofia op 2 juli 1930,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake wederzijdse rechtshulp, ondertekend te Sofia op 23 maart 1956, die nog van kracht is tussen Bulgarije en Slovenië,

    – het Verdrag tussen de Volksrepubliek Roemenië en de Volksrepubliek Hongarije inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Boekarest op 7 oktober 1958,

    – het Verdrag tussen de Volksrepubliek Roemenië en de Tsjechoslowaakse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Praag op 25 oktober 1958, dat nog van kracht is tussen Roemenië en Slowakije,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Volksrepubliek Roemenië inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Sofia op 3 december 1958,

    – het Verdrag tussen de Volksrepubliek Roemenië en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake rechtshulp, ondertekend te Belgrado op 18 oktober 1960, en bijbehorend Protocol, die nog van kracht zijn tussen Roemenië en Slovenië,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Poolse Volksrepubliek inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Warschau op 4 december 1961,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Republiek Oostenrijk inzake rechtshulp in burgerlijke en familiezaken en inzake de geldigheid en de betekening van documenten, en bijbehorend Protocol, ondertekend te Wenen op 17 november 1965,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Hongaarse Volksrepubliek inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Sofia op 16 mei 1966,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken en bijbehorend protocol, ondertekend te Boekarest op 19 oktober 1972,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Boekarest op 11 november 1972,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Franse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 5 november 1974,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Boekarest op 30 oktober 1975,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Athene op 10 april 1976,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek inzake rechtshulp en regeling van betrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Sofia op 25 november 1976,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Londen op 15 juni 1978,

    – het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Boekarest op 30 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in alimentatiezaken, ondertekend te Boekarest op 30 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in echtscheidingszaken, ondertekend te Boekarest op 6 november 1980,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 29 april 1983,

    – de Overeenkomst tussen de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije en de Regering van de Franse Republiek inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken, ondertekend te Sofia op 18 januari 1989,

    – de Overeenkomst tussen de Bulgaarse Volksrepubliek en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Rome op 18 mei 1990,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Bulgarije en het Koninkrijk Spanje inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken, ondertekend te Sofia op 23 mei 1993,

    – het Verdrag tussen Roemenië en de Tsjechische Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke zaken, ondertekend te Boekarest op 11 juli 1994,

    – de Overeenkomst tussen Roemenië en het Koninkrijk Spanje betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Boekarest op 17 november 1997,

    – de Overeenkomst tussen Roemenië en het Koninkrijk Spanje — in aanvulling op het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerlijke rechtsvordering (Den Haag, 1 maart 1954), ondertekend te Boekarest op 17 november 1997,

    – het Verdrag tussen Roemenië en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Boekarest op 15 mei 1999.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 7081

    1. De in artikel 69 80 vermelde bedoelde verdragen en overeenkomsten blijven van kracht voor onderwerpen waarop deze verordening niet van toepassing is.

    2. Zij blijven voorts van kracht met betrekking tot vóór 1 maart 2002 de inwerkingtreding van deze verordening gegeven beslissingen en verleden of geregistreerde akten.

    44/2001

    Artikel 7182

    1. Deze verordening laat onverlet de verdragen waarbij de lidstaten partij zijn en die, voor bijzondere onderwerpen, de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen regelen.

    2. Teneinde de eenvormige uitlegging van lid 1 te waarborgen wordt dat lid als volgt toegepast:

    a) deze verordening belet niet dat een gerecht van een lidstaat die partij is bij een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, overeenkomstig dat verdrag of die overeenkomst kennisneemt van een zaak, ook indien de verweerder zijn woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat die geen partij is bij dat verdrag of die overeenkomst. Het gerecht past in ieder geval artikel 26 28 van deze verordening toe;

    b) beslissingen die een gerecht van een lidstaat heeft gegeven uit hoofde van rechterlijke bevoegdheid die ontleend wordt aan een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, worden in de andere lidstaten overeenkomstig de onderhavige verordening erkend en ten uitvoer gelegd.

    Indien een verdrag of overeenkomst over een bijzonder onderwerp, waarbij zowel de lidstaat van herkomst als de aangezochte lidstaat partij is, voorwaarden vaststelt voor de erkenning of de tenuitvoerlegging van beslissingen vinden die voorwaarden toepassing. In elk geval kunnen de bepalingen van deze verordening betreffende de procedures voor de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen worden toegepast.

    Artikel 7283

    Deze verordening laat onverlet de overeenkomsten waarbij de lidstaten zich krachtens artikel 59 van het Verdrag van Brussel vóór de inwerkingtreding van deze verordening hebben verbonden om een beslissing, met name die welke in een andere staat die partij is bij dat verdrag, gegeven zijn tegen een verweerder die zijn woonplaats of zijn gewone verblijfplaats heeft in een derde land, niet te erkennen indien in een door artikel 4 van genoemd verdrag bedoeld geval de beslissing slechts gegrond kon worden op een bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, tweede alinea, van dat verdrag.

    nieuw

    Artikel 84

    Deze verordening laat onverlet de toepassing van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Lugano op 30 oktober 2007.

    44/2001

    HOOFDSTUK VIII

    SLOTBEPALINGEN

    nieuw

    Artikel 85

    Deze verordening laat onverlet het recht van werknemers en werkgevers of hun respectieve organisaties om collectieve actie te ondernemen ter verdediging van hun belangen, met name het stakingsrecht of de stakingsvrijheid en het recht of de vrijheid om andere maatregelen te nemen, conform het recht van de Unie en de nationale rechtsvoorschriften en praktijken.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 73

    Uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit verslag gaat eventueel vergezeld van voorstellen tot wijziging van de verordening.

    nieuw

    Artikel 86

    De lidstaten verstrekken in het kader van het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG [28], zoals gewijzigd bij Beschikking 568/2009/EG, een beschrijving van de nationale tenuitvoerleggingsvoorschriften en -procedures, met inbegrip van informatie over de voor tenuitvoerlegging bevoegde autoriteiten en over de op dat gebied geldende beperkingen, met name de voorschriften ter bescherming van de schuldenaar en informatie over verval- of verjaringstermijnen, teneinde deze gegevens openbaar te maken.

    Deze informatie wordt door de lidstaten voortdurend bijgewerkt.

    Artikel 87

    Tegen __________ [1 jaar vóór de inwerkingtreding van de verordening] delen de lidstaten de Commissie mee:

    a) welke gerechten in de lidstaat van herkomst bevoegd zijn voor heroverweging overeenkomstig artikel 45, lid 3;

    b) welke communicatiemiddelen worden aanvaard in de lidstaat van herkomst voor de ontvangst van verzoeken om heroverweging overeenkomstig artikel 45;

    c) bij welke gerechten in de lidstaat van tenuitvoerlegging een verzoek om heroverweging overeenkomstig artikel 45, lid 3, kan worden ingediend;

    d) bij welke gerechten een verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid overeenkomstig artikel 51, lid 1, moet worden ingediend;

    e) bij welke gerechten een rechtsmiddel tegen de beslissing op het verzoek om een verklaring van uitvoerbaarheid overeenkomstig artikel 56, lid 2, moet worden ingesteld;

    f) bij welke gerechten een verder rechtsmiddel overeenkomstig artikel 57 moet worden ingesteld;

    g) welke talen worden aanvaard voor de vertaling van de formulieren, conform artikel 69.

    De Commissie maakt de informatie met alle passende middelen openbaar, met name via het Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken, dat is opgericht bij Beschikking 2001/470/EG.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 7488

    1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de teksten die wijzigingen aanbrengen in de lijsten in de bijlagen I tot en met IV III, IV en IX, alsook van eventuele intrekkingen van of technische wijzigingen in de bepalingen vermeld in bijlage VIII . De Commissie wijzigt dienovereenkomstig de desbetreffende bijlagen.

    1103/2008 artikel 1 en punt 1 van de bijlage

    2. De bijwerking of de technische aanpassing van de formulieren, waarvan de modellen in de bijlagen V en VI staan, wordt aangenomen door de Commissie. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 75, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

    nieuw

    2. De Commissie kan door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 90 tot en met 92, wijzigingen in de bijlagen I, II, V, VI en VII aanbrengen.

    Artikel 89

    1. De bevoegdheid tot vaststelling van de in artikel 88, lid 2, bedoelde gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

    2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

    3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in de artikelen 90 en 91 gestelde voorwaarden.

    Artikel 90

    1. De in artikel 88, lid 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

    2. De instelling die een interne procedure over een besluit tot intrekking van de bevoegdheidsdelegatie is begonnen, streeft ernaar de andere instelling en de Commissie binnen een redelijke termijn voordat het definitieve besluit wordt genomen, hiervan op de hoogte te brengen onder vermelding van de gedelegeerde bevoegdheden die mogelijk worden ingetrokken en de eventuele redenen daarvoor.

    3. Het besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de bevoegdheden die in dat besluit worden vermeld. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Artikel 91

    1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen een termijn van twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar maken tegen de gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

    2. Indien bij het verstrijken van deze termijn het Europees Parlement noch de Raad bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, wordt deze bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en treedt zij in werking op de daarin vermelde datum.

    Indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie heeft medegedeeld voornemens te zijn om geen bezwaar te maken, kan de gedelegeerde handeling voor het verstrijken van de termijn worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en in werking treden.

    3. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt tegen de gedelegeerde handeling, vermeldt de redenen daarvoor.

    1103/2008 artikel 1 en punt 2 van de bijlage

    Artikel 75

    1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

    nieuw

    Artikel 92

    1. Verordening (EG) nr. 44/2001 wordt ingetrokken bij deze verordening. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage X.

    2. Behalve voor de in artikel 37, lid 3, bedoelde beslissingen, komt deze verordening in de plaats van Verordening (EG) nr. 805/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot invoering van een Europese executoriale titel voor niet-betwiste schuldvorderingen.

    44/2001 (aangepast)

    Artikel 7693

    Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2002 de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de alle lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Zij is van toepassing met ingang van [24 maanden na de inwerkingtreding], met uitzondering van artikel 87, dat van toepassing is met ingang van [12 maanden na de inwerkingtreding].

    Gedaan te […]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter

    nieuw

    BIJLAGE I

    CERTIFICAAT BETREFFENDE EEN BESLISSING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN WAARVOOR GEEN VERKLARING VAN UITVOERBAARHEID IS VEREIST

    Artikel 42, lid 1, onder b), en lid 2, onder b), van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    |

    1. Gerecht van herkomst

    1.1. Naam:

    1.2 Adres:

    1.2.1. Straat en nummer/postbus:

    1.2.2. Plaats en postcode:

    1.2.3. Lidstaat

    AT □ BE □ BU □ CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI □ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV □ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □ SE □ SI □ SK □ UK □

    1.3. Telefoon/fax/e-mail:

    2. Eiser(s) [29]

    2.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    2.2. Adres:

    2.2.1. Straat en nummer/postbus:

    2.2.2. Plaats en postcode:

    2.2.3. Land:

    3. Verweerder(s) [30]

    3.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    3.2. Adres:

    3.2.1. Straat en nummer/postbus:

    3.2.2. Plaats en postcode:

    3.2.3. Land:

    4. de beslissing

    4.1. Datum en referentienummer van de beslissing

    4.2. Uitvoerbaarheid van de beslissing

    Is de beslissing uitvoerbaar in de lidstaat van herkomst?

    □ Ja

    □ Ja, maar alleen tegen de volgende verweerders (gelieve te preciseren):

    4.3. Aard van de beslissing

    □ Beslissing over een geldelijke vordering (ga naar 4.4.1)

    □ Declaratoire beslissing (ga naar 4.4.2)

    □ Voorlopige en bewarende maatregelen (ga naar 4.4.3)

    □ Andere (ga naar 4.4.4)

    4.4. Inhoud van de beslissing en rente

    4.4.1. Beslissing over een geldelijke vordering

    4.4.1.1. Het gerecht heeft … (naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam) bevolen om … te betalen aan (naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam)

    4.4.1.2. Valuta

    □ Euro (EUR) □ Bulgaarse lev (BGL) □ Tsjechische kroon (CZK) □ Hongaarse forint (HUF) □ Litouwse litas (LTL) □ Letse lats (LVL) □ Poolse zloty (PLN) □ Pond sterling (GBP) □ Roemeense leu (RON) □ Zweedse kroon (SEK) □ Andere (gelieve de ISO-code te vermelden):

    4.4.1.3. Hoofdsom:

    – □ In één keer te betalen som:

    – □ Niet in één keer te betalen som (gelieve te preciseren):

    4.4.1.4. Rente, indien van toepassing

    □ Rente toegekend in de beslissing:

    – bedrag:_____ , of

    – percentage … %. Rente te betalen vanaf … (dd/mm/jjjj) tot … (dd/mm/jjjj).

    □ Rente vanaf de datum van de beslissing:

    – percentage … %.

    4.4.2. Declaratoire beslissing

    Korte beschrijving van de feiten van de zaak en de uitspraak van het gerecht [31]

    4.4.3. Voorlopige en bewarende maatregelen

    4.4.3.1. Korte beschrijving van de gelaste maatregel

    4.4.3.2. De maatregel is gelast door een gerecht dat ook bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen

    □ ja, op basis van artikel __ van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000

    4.4.3.3. Is de bewarende maatregel gelast zonder dat de verweerder is opgeroepen om te verschijnen?

    □ Nee

    □ Ja, en de verweerder heeft het recht de maatregel aan te vechten op grond van het nationale recht

    4.4.4. Ander soort beslissing

    Korte beschrijving van de feiten van de zaak en de uitspraak van het gerecht [32]

    4.5. Kosten

    4.5.1.1. Valuta

    □ Euro (EUR) □ Bulgaarse lev (BGL) □ Tsjechische kroon (CZK) □ Hongaarse forint (HUF) □ Litouwse litas (LTL) □ Letse lats (LVL) □ Poolse zloty (PLN) □ Pond sterling (GBP) □ Roemeense leu (RON) □ Zweedse kroon (SEK) □ Andere (gelieve de ISO-code te vermelden):

    4.5.1.2. Moet de verweerder de proceskosten geheel of gedeeltelijk betalen?

    □ Ja. Gelieve te specificeren welke kosten en het bedrag ervan te vermelden (gevorderd bedrag of reeds gemaakte kosten).

    □ Gerechtskosten: …

    □ Honoraria van advocaten: ….

    □ Kosten van betekening en kennisgeving van stukken: …

    □ Andere: …

    □ Nee

    Gelieve het aantal bladzijden te vermelden indien u extra bladen heeft toegevoegd: …

    Gedaan te: …

    Handtekening en/of stempel van het gerecht van herkomst:

    nieuw

    BIJLAGE II

    VERZOEK OM HEROVERWEGING

    Artikel 45, lid 2, van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    1. Verzoeker

    1.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    1.2. Adres:

    1.2.1. Straat en nummer/postbus:

    1.2.2. Plaats en postcode:

    1.2.3. Land:

    2. Gerecht van herkomst

    2.1. Naam:

    2.2 Adres:

    2.2.1. Straat en nummer/postbus:

    2.2.2. Plaats en postcode:

    2.2.3. Lidstaat

    AT □ BE □ BU □ CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI □ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV □ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □ SE □ SI □ SK □ UK □

    2.3. Telefoon/fax/e-mail:

    3. de beslissing

    3.1. Datum en referentienummer van de beslissing:

    4. Eiser(s) in de procedure voor het gerecht van herkomst [33]

    4.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    4.2. Adres:

    4.2.1. Straat en nummer/postbus:

    4.2.2. Plaats en postcode:

    4.2.3. Land:

    5. Verweerder(s) in de procedure voor het gerecht van herkomst, andere dan de verzoeker [34]

    5.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    5.2. Adres:

    5.2.1. Straat en nummer/postbus:

    5.2.2. Plaats en postcode:

    5.2.3. Land:

    6. verzoek om heroverweging van de beslissing

    6.1. Ik dien hierbij een verzoek om heroverweging van de beslissing in omdat deze bij verstek is gegeven en (gelieve het passende vakje aan te kruisen)

    □ het stuk dat het geding inleidt of een gelijkwaardig stuk niet aan mij is betekend of meegedeeld, of

    □ het bovenbedoelde stuk mij wel is betekend of meegedeeld maar niet zo tijdig en op zodanige wijze als met het oog op mijn verdediging nodig was (gelieve te preciseren), of

    □ ik de vordering door overmacht of buitengewone omstandigheden buiten mijn wil niet heb kunnen betwisten (gelieve te preciseren):

    6.2. Ik had niet de mogelijkheid om de beslissing aan te vechten

    □ Ja

    Gedaan te: …

    Datum (dd/mm/jjjj):

    Naam van de verzoeker of de gemachtigde vertegenwoordiger

    Handtekening:

    416/2010 artikel 1 en bijlage III

    BIJLAGE III

    De gerechten waarbij de in artikel 43, lid 2, 46 bedoelde rechtsmiddelen verzoeken kunnen worden ingesteld, zijn:

    – in België,

    a) wat het rechtsmiddel van de verweerder betreft, de rechtbank van eerste aanleg (tribunal de première instance of erstinstanzliche Gericht);

    b) wat het rechtsmiddel van de verzoeker betreft: het hof van beroep (Cour d’appel);

    – in Bulgarije, de Апелативен съд — София;

    – in Tsjechië, het hof van beroep via de districtsrechtbank;

    – in Duitsland, het Oberlandesgericht;

    – in Estland, de ringkonnakohus;

    – in Griekenland, de Εφετείο;

    – in Spanje, de Juzgado de Primera Instancia die de bestreden beslissing heeft gegeven, waarbij de Audiencia Provincial zich moet uitspreken over het rechtsmiddel;

    – in Frankrijk:,

    a) de cour d'appel in het geval van beslissingen waarbij het verzoek wordt ingewilligd;

    b) de president van het tribunal de grande instance in het geval van beslissingen waarbij het verzoek wordt afgewezen;

    – in Ierland, de High Court;

    – in IJsland, de heradsdomur;

    – in Italië, het corte d'appello;

    – in Cyprus, de Επαρχιακό Δικαστήριο of, in het geval van beslissingen in onderhoudszaken, de Οικογενειακό Δικαστήριο;

    – in Letland, de Apgabaltiesa via de rajona (pilsētas) tiesa;

    – in Litouwen, de Lietuvos apeliacinis teismas;

    – in Luxemburg, het Cour supérieure de Justice, zetelend in burgerlijk hoger beroep;

    – in Hongarije, de lokale rechtbank ter zetel van de hogere rechter (in Boedapest: de centrale districtsrechtbank van Buda); de beslissing over het rechtsmiddel wordt gegeven door de hogere rechter (in Boedapest: het hoofdstedelijk hof);

    – in Malta, de Qorti ta′ l-Appell, overeenkomstig de beroepsprocedure zoals bepaald in de Kodiċi ta′ Organizzazzjoni u Proċedura Ċivili – Kap.12 , of, in het geval van een beslissing in onderhoudszaken, bij ċitazzjoni voor de Prim′ Awla tal-Qorti ċivili jew il-Qorti tal-Maġistrati ta′ Għawdex fil-ġurisdizzjoni superjuri tagħha;

    – in Nederland, de rechtbank;

    – in Oostenrijk, het Landesgericht via het Bezirksgericht;

    – in Polen, de sąd apelacyjny via de sąd okręgowy;

    – in Portugal, het Tribunal da Relação Het rechtsmiddel wordt overeenkomstig de nationale wetgeving ingesteld door indiening van een verzoekschrift bij de rechtbank die de bestreden beslissing heeft gegeven;

    – in Roemenië, het Curte de Apel;

    – in Slovenië, de okrožno sodišče;

    – in Slowakije, het hof van beroep via de districtsrechtbank tegen de beslissing waarvan beroep wordt ingesteld;

    – in Finland, de hovioikeus/hovrätt;

    – in Zweden, het Svea hovrätt;

    – in het Verenigd Koninkrijk,

    a) in Engeland en Wales: de High Court of Justice het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de Magistrates′ Court;

    b) in Schotland: de Court of Session in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de Sheriff Court;

    c) in Noord-Ierland: de High Court of Justice of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de Magistrates′ Court;

    d) in Gibraltar: de Supreme Court of Gibraltar of, in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen, de Magistrates′ Court.

    280/2009 artikel 1 en bijlage IV

    BIJLAGE IV

    De rechtsmiddelen die op grond van artikel 44 46, lid 6, kunnen worden ingesteld, zijn:

    – in België, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Luxemburg en Nederland: beroep in cassatie;

    – in Bulgarije, „обжалване пред Върховния касационен съд”;

    – in de Tsjechische Republiek, een „dovolání” en een „žaloba pro zmatečnost”;

    – in Duitsland, een „Rechtsbeschwerde”;

    – in Estland, een „kassatsioonikaebus”;

    – in Ierland, een beroep over een rechtsvraag bij de „Supreme Court”;

    – in IJsland, een beroep bij de „Hæstiréttur”;

    – in Cyprus, een beroep bij het Hooggerechtshof;

    – in Letland, een beroep bij de „Augstākās tiesas Senāts” via de „Apgabaltiesa”;

    – in Litouwen, beroep bij de „Lietuvos Aukščiausiasis Teismas”;

    – in Hongarije, „felülvizsgálati kérelem”;

    – in Malta, geen beroep bij een andere rechtbank; in het geval van een beslissing inzake onderhoudsverplichtingen de „Qorti ta’ l-Appell” overeenkomstig de in de „kodiċi ta’ Organizzazzjoni u Procedura Ċivili — Kap. 12” beschreven procedure;

    – in Oostenrijk, „Revisionsrekurs”;

    – in Polen, „skarga kasacyjna”;

    – in Portugal, beroep over een rechtsvraag;

    – in Roemenië, een „contestatie in anulare” of een „revizuire”;

    – in Slovenië, beroep bij de „Vrhovno sodišče Republike Slovenije”;

    – in Slowakije, de „dovolanie”;

    – in Finland, beroep bij de „korkein oikeus/högsta domstolen”;

    – in Zweden, beroep bij de „Högsta domstolen”;

    – in het Verenigd Koninkrijk, beroep over een rechtsvraag in slechts één hogere instantie.

    nieuw

    BIJLAGE V

    CERTIFICAAT BETREFFENDE EEN AUTHENTIEKE AKTE OF EEN GERECHTELIJKE SCHIKKING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN WAARVOOR GEEN VERKLARING VAN UITVOERBAARHEID IS VEREIST

    De artikelen 70 en 71 van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    1. Gerecht dat of bevoegde autoriteit die het certificaat afgeeft

    1.1. Naam:

    1.2. Adres:

    1.2.1. Straat en nummer/postbus:

    1.2.2. Plaats en postcode:

    1.2.3. Lidstaat

    AT □ BE □ BU □ CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI □ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV □ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □ SE □ SI □ SK □ UK □

    1.3. Telefoon/fax/e-mail:

    2. authentieke akte/gerechtelijke schikking

    2.1. Datum en referentienummer:

    2.2. Partijen bij de authentieke akte/gerechtelijke schikking [35]:

    2.2.1. Na(a)m(en) van de schuldeiser(s) (naam en voornaam/bedrijfsnaam):

    2.2.2. Na(a)m(en) van de schuldena(a)r(en) (naam en voornaam/bedrijfsnaam):

    2.2.3. Naam van de eventuele andere partij(en) (naam en voornaam/bedrijfsnaam):

    2.3. Tekst van de uitvoerbare verbintenis die in de akte/gerechtelijke schikking is opgenomen [36]:

    Ondergetekende verklaart hierbij dat de authentieke akte/gerechtelijke schikking uitvoerbaar is in de lidstaat van herkomst tegen de partijen bedoeld in punt 2.2.2.

    Gelieve het aantal bladzijden te vermelden indien u extra bladen heeft toegevoegd: …

    Gedaan te: …

    Handtekening en/of stempel van het gerecht van herkomst of de bevoegde autoriteit:

    nieuw

    BIJLAGE VI

    CERTIFICAAT BETREFFENDE EEN BESLISSING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN UITVOERBAARHEID IS VEREIST

    Artikel 52, lid 2, onder b), van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    1. Gerecht van herkomst

    1.1. Naam:

    1.2 Adres:

    1.2.1. Straat en nummer/postbus:

    1.2.2. Plaats en postcode:

    1.2.3. Lidstaat

    AT □ BE □ BU □ CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI □ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV □ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □ SE □ SI □ SK □ UK □

    1.3. Telefoon/fax/e-mail:

    2. Eiser(s) [37]

    2.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    2.2. Adres:

    2.2.1. Straat en nummer/postbus:

    2.2.2. Plaats en postcode:

    2.2.3. Land:

    3. Verweerder(s) [38]

    3.1. Naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam:

    3.2. Adres:

    3.2.1. Straat en nummer/postbus:

    3.2.2. Plaats en postcode:

    3.2.3. Land:

    4. de beslissing

    4.1. Datum en referentienummer van de beslissing

    4.2. Uitvoerbaarheid van de beslissing

    Is de beslissing uitvoerbaar in de lidstaat van herkomst?

    □ Ja

    □ Ja, maar alleen tegen de volgende verweerders (gelieve te preciseren):

    4.3. Aard van de beslissing

    □ Beslissing over een geldelijke vordering (ga naar 4.4.1)

    □ Declaratoire beslissing (ga naar 4.4.2)

    □ Voorlopige en bewarende maatregelen (ga naar 4.4.3)

    □ Andere (ga naar 4.4.4)

    4.4. Inhoud van de beslissing en rente

    4.4.1. Beslissing over een geldelijke vordering

    4.4.1.1. Het gerecht heeft … (naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam) bevolen om … te betalen aan (naam en voorna(a)m(en)/bedrijfsnaam)

    4.4.1.2. Valuta

    □ Euro (EUR) □ Bulgaarse lev (BGL) □ Tsjechische kroon (CZK) □ Hongaarse forint (HUF) □ Litouwse litas (LTL) □ Letse lats (LVL) □ Poolse zloty (PLN) □ Pond sterling (GBP) □ Roemeense leu (RON) □ Zweedse kroon (SEK) □ Andere (gelieve de ISO-code te vermelden):

    4.4.1.3.Hoofdsom:

    – □ In één keer te betalen som:

    – □ Niet in één keer te betalen som (gelieve te preciseren):

    4.4.1.4. Rente, indien van toepassing

    □ Rente toegekend in de beslissing:

    – bedrag:_____ , of

    – percentage … %. Rente te betalen vanaf … (dd/mm/jjjj) tot … (dd/mm/jjjj).

    □ Rente vanaf de datum van de beslissing:

    – percentage … %.

    4.4.2. Declaratoire beslissing

    Korte beschrijving van de feiten van de zaak en de uitspraak van het gerecht [39]

    4.4.3. Voorlopige en bewarende maatregelen

    4.4.3.1. Korte beschrijving van de gelaste maatregel

    4.4.3.2. De maatregel is gelast door een gerecht dat ook bevoegd is om van het bodemgeschil kennis te nemen

    □ ja, op basis van artikel __ van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000

    4.4.3.3. Is de bewarende maatregel gelast zonder dat de verweerder is opgeroepen om te verschijnen?

    □ Nee

    □ Ja, en de verweerder heeft het recht de maatregel aan te vechten op grond van het nationale recht

    4.4.4. Ander soort beslissing

    Korte beschrijving van de feiten van de zaak en de uitspraak van het gerecht [40]

    4.5. Kosten

    4.5.1.1. Valuta

    □ Euro (EUR) □ Bulgaarse lev (BGL) □ Tsjechische kroon (CZK) □ Hongaarse forint (HUF) □ Litouwse litas (LTL) □ Letse lats (LVL) □ Poolse zloty (PLN) □ Pond sterling (GBP) □ Roemeense leu (RON) □ Zweedse kroon (SEK) □ Andere (gelieve de ISO-code te vermelden):

    4.5.1.2. Moet de verweerder de proceskosten geheel of gedeeltelijk betalen?

    □ Ja. Gelieve te specificeren welke kosten en het bedrag ervan te vermelden (gevorderd bedrag of reeds gemaakte kosten).

    □ Gerechtskosten: …

    □ Honoraria van advocaten: ….

    □ Kosten van betekening en kennisgeving van stukken: …

    □ Andere: …

    □ Nee

    Gelieve het aantal bladzijden te vermelden indien u extra bladen heeft toegevoegd: …

    Gedaan te: …

    Handtekening en/of stempel van het gerecht van herkomst:

    BIJLAGE VII

    CERTIFICAAT BETREFFENDE EEN AUTHENTIEKE AKTE OF EEN GERECHTELIJKE SCHIKKING IN BURGERLIJKE EN HANDELSZAKEN WAARVOOR EEN VERKLARING VAN UITVOERBAARHEID IS VEREIST

    De artikelen 70 en 71 van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    1. Gerecht dat of bevoegde autoriteit die het certificaat afgeeft

    1.1. Naam:

    1.2 Adres:

    1.2.1. Straat en nummer/postbus:

    1.2.2. Plaats en postcode:

    1.2.3. Lidstaat

    AT □ BE □ BU □ CY □ CZ □ DE □ EE □ EL □ ES □ FI □ FR □ HU □ IE □ IT □ LT □ LU □ LV □ MT □ NL □ PL □ PT □ RO □ SE □ SI □ SK □ UK □

    1.3. Telefoon/fax/e-mail:

    2. authentieke akte/gerechtelijke schikking

    2.1. Datum en referentienummer:

    2.2. Partijen bij de authentieke akte/gerechtelijke schikking [41]:

    2.2.1. Na(a)m(en) van de schuldeiser(s) (naam en voornaam/bedrijfsnaam):

    2.2.2. Na(a)m(en) van de schuldena(a)r(en) (naam en voornaam/bedrijfsnaam):

    2.2.3. Naam van de eventuele andere partij(en) (naam en voornaam/bedrijfsnaam):

    2.3. Tekst van de uitvoerbare verbintenis die in de akte/gerechtelijke schikking is opgenomen [42]:

    Ondergetekende verklaart hierbij dat de authentieke akte/gerechtelijke schikking uitvoerbaar is in de lidstaat van herkomst tegen de partijen bedoeld in punt 2.2.2.

    .

    Gelieve het aantal bladzijden te vermelden indien u extra bladen heeft toegevoegd: …

    Gedaan te: …

    Handtekening en/of stempel van het gerecht van herkomst of de bevoegde autoriteit:

    BIJLAGE VIII

    De lidstaten en regels bedoeld in artikel 76 van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    De in artikel 76 bedoelde lidstaten en regels zijn:

    Duitsland: de artikelen 68, 72, 73 en 74 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiatio,—

    Estland: artikel 214, leden 3 en 4, en artikel 216 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (tsiviilkohtumenetluse seadustik) betreffende de litis denuntiatio,—

    Letland: de artikelen 78, 79, 80 en 81 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Civilprocesa likums) betreffende de litis denuntiatio,—

    Litouwen: artikel 47 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Civilinio proceso kodeksas),—

    Hongarije: de artikelen 58 tot en met 60 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Polgári perrendtartás) betreffende de litis denuntiato,—

    Oostenrijk: artikel 21 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zivilprozessordnung) betreffende de litis denuntiato,—

    Polen: de artikelen 84 en 85 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Kodeks postępowania cywilnego) betreffende de litis denuntiato (przypozwanie),—

    Slovenië: artikel 204 van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Zakon o pravdnem postopku) betreffende de litis denuntiato.

    44/2001 (aangepast)

    BIJLAGE V

    (...PICT...)

    BIJLAGE VI

    (...PICT...)

    BIJLAGE IX

    De verdragen en overeenkomsten bedoeld in artikel 80 van Verordening ___ van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

    De verdragen en overeenkomsten die overeenkomstig artikel 80 worden vervangen zijn:

    – de Overeenkomst tussen België en Frankrijk betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Parijs op 8 juli 1899,

    – het Verdrag tussen Nederland en België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 28 maart 1925,

    – het Verdrag tussen Frankrijk en Italië betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 3 juni 1930,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol, ondertekend te Parijs op 18 januari 1934,

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en België betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met Protocol, ondertekend te Brussel op 2 mei 1934,

    44/2001

    – het Verdrag tussen Duitsland en Italië betreffende de erkenning en de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 9 maart 1936,

    – de Overeenkomst tussen België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten betreffende onderhoudsverplichtingen, gesloten te Wenen op 25 oktober 1957,

    – de Overeenkomst tussen Duitsland en België betreffende de erkenning en de wederzijdse tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke zaken of handelszaken, gesloten te Bonn op 30 juni 1958,

    – het Verdrag tussen Nederland en Italië betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 17 april 1959,

    – het Verdrag tussen Duitsland en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 6 juni 1959,

    – de Overeenkomst tussen België en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, scheidsrechterlijke uitspraken en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 16 juni 1959,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 juli 1960,

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen op 14 juli 1961, en het Protocol tot wijziging van dit Verdrag, gesloten te Londen op 6 maart 1970,

    44/2001

    – het Verdrag tussen Griekenland en Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Athene op 4 november 1961,

    – de Overeenkomst tussen België en Italië betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere uitvoerbare titels in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 6 april 1962,

    – het Verdrag tussen Nederland en Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke en handelszaken, gesloten te 's-Gravenhage op 30 augustus 1962,

    – de Overeenkomst tussen Nederland en Oostenrijk over de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Den Haag op 6 februari 1963,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en de Italiaanse Republiek betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Rome op 7 februari 1964, met Protocol van wijziging, ondertekend te Rome op 14 juli 1970,

    44/2001

    – de Overeenkomst tussen Frankrijk en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en strafzaken, gesloten te Wenen op 15 juli 1966,

    Rectificatie, PB L 307 van 24.11.2001, blz. 28

    – het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en het Koninkrijk der Nederlanden betreffende de wederkerige erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke zaken, ondertekend te 's-Gravenhage op 17 november 1967,

    44/2001

    – het Verdrag tussen Spanje en Frankrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en scheidsrechterlijke uitspraken in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 28 mei 1969,

    – de Overeenkomst tussen Luxemburg en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen en authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Luxemburg op 29 juli 1971,

    – de Overeenkomst tussen Italië en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, van gerechtelijke schikkingen en notariële akten, gesloten te Rome op 16 november 1971,

    – het Verdrag tussen Spanje en Italië betreffende de rechtsbijstand en erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken ondertekend te Madrid op 22 mei 1973,

    – het Verdrag tussen Finland, IJsland, Noorwegen, Zweden en Denemarken betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen betreffende vorderingen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Kopenhagen op 11 oktober 1977,

    – de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Zweden betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, gesloten te Stockholm op 16 september 1982,

    – het Verdrag tussen Spanje en Duitsland betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, rechterlijke schikkingen en executoriale authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Bonn op 14 november 1983,

    – de Overeenkomst tussen Oostenrijk en Spanje betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen, schikkingen en uitvoerbare authentieke akten in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Wenen, op 17 februari 1984,

    – de Overeenkomst tussen Finland en Oostenrijk betreffende de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, gesloten te Wenen op 17 november 1986,

    – het Verdrag tussen België, Nederland en Luxemburg betreffende de rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 24 november 1961, voor zover het van kracht is,

    2003 Toetredingsakte, artikel 20 en bijlage II, blz. 715

    – de Overeenkomst tussen de Tsjechoslowaakse Republiek en Portugal inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, ondertekend te Lissabon op 23 november 1927, die nog van kracht is tussen Tsjechië en Portugal,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake wederzijdse rechtshulp, ondertekend te Wenen op 16 december 1954,

    – de Overeenkomst tussen de Poolse Volksrepubliek en de Hongaarse Volksrepubliek inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Budapest op 6 maart 1959,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk Griekenland inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, ondertekend te Athene op 18 juni 1959,

    – de Overeenkomst tussen de Poolse Volksrepubliek en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Warschau op 6 februari 1960, nu van kracht tussen Polen en Slovenië,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van scheidsrechterlijke uitspraken en regelingen in handelszaken, ondertekend te Belgrado op 18 maart 1960,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en de Republiek Oostenrijk inzake de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in alimentatiezaken, ondertekend te Wenen op 10 oktober 1961,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Oostenrijk inzake de wederzijdse betrekkingen in burgerlijke zaken en inzake documenten, ondertekend te Wenen op 11 december 1963,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië tot regeling van de rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins- en strafzaken, ondertekend te Belgrado op 20 januari 1964, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Slovenië,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Frankrijk inzake het toepasselijke recht, de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in het kader van het personen- en familierecht, gesloten te Warschau op 5 april 1967,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en Frankrijk inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 18 mei 1971,

    – de Overeenkomst tussen de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië en het Koninkrijk België inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in alimentatiezaken, ondertekend te Belgrado op 12 december 1973,

    – de Overeenkomst tussen Hongarije en Griekenland inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Boedapest op 8 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Griekenland inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Athene op 24 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen Hongarije en Frankrijk inzake rechtshulp in burgerrechtelijke en familierechtelijke aangelegenheden, inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen en inzake rechtshulp in strafzaken, ondertekend te Boedapest op 31 juli 1980,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Athene op 22 oktober 1980, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Griekenland,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Hongaarse Volksrepubliek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 30 november 1981,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 23 april 1982, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Cyprus,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Republiek Griekenland inzake justitiële samenwerking in burgerrechtelijke, familierechtelijke, handelsrechtelijke en strafrechtelijke aangelegenheden, ondertekend te Nicosia op 5 maart 1984,

    – het Verdrag tussen de Regering van de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en Frankrijk inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke, familie- en handelszaken, ondertekend te Parijs op 10 mei 1984, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Frankrijk,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 19 september 1984, dat thans nog van kracht is tussen Cyprus en Slovenië,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Praag op 6 december 1985, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Italië,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en het Koninkrijk Spanje inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Madrid op 4 mei 1987, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Spanje,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Poolse Volksrepubliek inzake rechtshulp en tot regeling van de rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins-, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Warschau op 21 december 1987, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Polen,

    – het Verdrag tussen de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek en de Hongaarse Volksrepubliek inzake rechtshulp en tot regeling van de rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins- en strafzaken, ondertekend te Bratislava op 28 maart 1989, dat nog van kracht is tussen Tsjechië, Slowakije en Hongarije,

    – de Overeenkomst tussen Polen en Italië inzake rechtshulp en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Warschau op 28 april 1989,

    – het Verdrag tussen de Tsjechische Republiek en de Slowaakse Republiek inzake rechtshulp van justitiële instanties en tot regeling van bepaalde rechtsbetrekkingen in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Praag op 29 oktober 1992,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Letland, de Republiek Estland en de Republiek Litouwen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen, ondertekend te Tallinn op 11 november 1992,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Polen en de Republiek Litouwen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie-, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Warschau op 26 januari 1993,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Letland en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, gezins-, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Riga op 23 februari 1994,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Cyprus en de Republiek Polen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 14 november 1996, en

    – de Overeenkomst tussen Estland en Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, arbeids- en strafzaken, ondertekend te Tallinn op 27 november 1998,

    1791/2006 artikel 1, lid 1, en punt 11.A van de bijlage

    – de Overeenkomst tussen Bulgarije en België betreffende de rechtsbijstand in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Sofia op 2 juli 1930,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake wederzijdse rechtshulp, ondertekend te Sofia op 23 maart 1956, die nog van kracht is tussen Bulgarije en Slovenië,

    – het Verdrag tussen de Volksrepubliek Roemenië en de Volksrepubliek Hongarije inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Boekarest op 7 oktober 1958,

    – het Verdrag tussen de Volksrepubliek Roemenië en de Tsjechoslowaakse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Praag op 25 oktober 1958, dat nog van kracht is tussen Roemenië en Slowakije,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Volksrepubliek Roemenië inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Sofia op 3 december 1958,

    – het Verdrag tussen de Volksrepubliek Roemenië en de Federatieve Volksrepubliek Joegoslavië inzake rechtshulp, ondertekend te Belgrado op 18 oktober 1960, en bijbehorend Protocol, die nog van kracht zijn tussen Roemenië en Slovenië,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Poolse Volksrepubliek inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Warschau op 4 december 1961,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Republiek Oostenrijk inzake rechtshulp in burgerlijke en familiezaken en inzake de geldigheid en de betekening van documenten, en bijbehorend Protocol, ondertekend te Wenen op 17 november 1965,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Hongaarse Volksrepubliek inzake rechtshulp in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Sofia op 16 mei 1966,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken en bijbehorend protocol, ondertekend te Boekarest op 19 oktober 1972,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Boekarest op 11 november 1972,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en de Franse Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Parijs op 5 november 1974,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Boekarest op 30 oktober 1975,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Helleense Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Athene op 10 april 1976,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek inzake rechtshulp en regeling van betrekkingen in burgerlijke, familie- en strafzaken, ondertekend te Sofia op 25 november 1976,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Londen op 15 juni 1978,

    – het Aanvullend Protocol bij de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake rechtshulp in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Boekarest op 30 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in alimentatiezaken, ondertekend te Boekarest op 30 oktober 1979,

    – de Overeenkomst tussen de Socialistische Republiek Roemenië en het Koninkrijk België inzake de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in echtscheidingszaken, ondertekend te Boekarest op 6 november 1980,

    – de Overeenkomst tussen de Volksrepubliek Bulgarije en de Republiek Cyprus inzake rechtshulp in burgerlijke en strafzaken, ondertekend te Nicosia op 29 april 1983,

    – de Overeenkomst tussen de Regering van de Volksrepubliek Bulgarije en de Regering van de Franse Republiek inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken, ondertekend te Sofia op 18 januari 1989,

    – de Overeenkomst tussen de Bulgaarse Volksrepubliek en de Italiaanse Republiek inzake rechtshulp en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Rome op 18 mei 1990,

    – de Overeenkomst tussen de Republiek Bulgarije en het Koninkrijk Spanje inzake wederzijdse rechtshulp in burgerlijke zaken, ondertekend te Sofia op 23 mei 1993,

    – het Verdrag tussen Roemenië en de Tsjechische Republiek inzake rechtshulp in burgerlijke zaken, ondertekend te Boekarest op 11 juli 1994,

    – de Overeenkomst tussen Roemenië en het Koninkrijk Spanje betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ondertekend te Boekarest op 17 november 1997,

    – de Overeenkomst tussen Roemenië en het Koninkrijk Spanje — in aanvulling op het Verdrag van Den Haag betreffende de burgerlijke rechtsvordering (Den Haag, 1 maart 1954), ondertekend te Boekarest op 17 november 1997,

    – het Verdrag tussen Roemenië en de Republiek Polen inzake rechtshulp en rechtsbetrekkingen in burgerlijke zaken, ondertekend te Boekarest op 15 mei 1999.

    BIJLAGE X

    Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

    Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad, PB L 12 van 16.1.2001 | |

    Verordening (EG) nr. 1496/2002 van de Commissie (PB L 225 van 22.8.2002, blz. 13) | |

    Punt 18.A.3 van bijlage II bij de Toetredingsakte van 2003 (PB L 236 van 23.9.2003, blz. 561) | |

    Verordening (EG) nr. 1937/2004 van de Commissie (PB L 334 van 10.11.2004, blz. 3) | |

    Verordening (EG) nr. 2245/2004 van de Commissie (PB L 381 van 28.12.2004, blz. 10) | |

    Verordening (EG) nr. 1791/2006 van de Raad (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1) | alleen punt 11.A.2 van de bijlage |

    Verordening (EG) nr. 1103/2008 (PB L 304 van 14.11.2008, blz. 80) | alleen punt 1 van de bijlage |

    Verordening (EG) nr. 280/2009 van de Commissie (PB L 93 van 7.4.2009, blz. 13) | |

    Verordening (EU) nr. 416/2010 van de Commissie (PB L 119 van 13.5.2010, blz. 7) | |

    _____________

    BIJLAGE XI

    Concordantietabel

    Verordening (EG) nr. 44/2001 | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1 | Artikel 1, lid 1 |

    Artikel 1, lid 2, aanhef | Artikel 1, lid 2, aanhef |

    Artikel 1, lid 2, onder a) tot en met d) | Artikel 1, lid 2, onder a) tot en met d) |

    ________ | Artikel 1, lid 2, onder e) |

    Artikel 1, lid 3 | Artikel 1, lid 3 |

    ________ | Artikel 2 |

    Artikel 2 | Artikel 3 |

    Artikel 3, lid 1 | Artikel 4, lid 1 |

    Artikel 3, lid 2 | ________ |

    ________ | Artikel 4, lid 2 |

    Artikel 4 | ________ |

    Artikel 5, aanhef | Artikel 5, aanhef |

    Artikel 5, punt 1 | Artikel 5, punt 1 |

    Artikel 5, punt 2 | ________ |

    Artikel 5, punt 3 | Artikel 5, punt 2 |

    ________ | Artikel 5, punt 3 |

    Artikel 5, punten 4 tot en met 7 | Artikel 5, punten 4 tot en met 7 |

    Artikel 6 | Artikel 6 |

    Artikel 7 | Artikel 7 |

    Artikel 8 | Artikel 8 |

    Artikel 9 | Artikel 9 |

    Artikel 10 | Artikel 10 |

    Artikel 11 | Artikel 11 |

    Artikel 12 | Artikel 12 |

    Artikel 13 | Artikel 13 |

    Artikel 14 | Artikel 14 |

    Artikel 15 | Artikel 15 |

    Artikel 16 | Artikel 16 |

    Artikel 17 | Artikel 17 |

    Artikel 18 | Artikel 18 |

    Artikel 19 | Artikel 19 |

    Artikel 20 | Artikel 20 |

    Artikel 21 | Artikel 21 |

    Artikel 22, aanhef | Artikel 22, aanhef |

    Artikel 22, punt 1 | Artikel 22, punt 1, onder a) |

    ________ | Artikel 22, punt 1, onder b) |

    Artikel 22, punten 2 tot en met 5 | Artikel 22, punten 2 tot en met 5 |

    Artikel 23, leden 1 en 2 | Artikel 23, leden 1 en 2 |

    Artikel 23, lid 3 | ________ |

    Artikel 23, leden 4 en 5 | Artikel 23, leden 3 en 4 |

    Artikel 24 | Artikel 24, lid 1 |

    ________ | Artikel 24, lid 2 |

    ________ | Artikel 25 |

    ________ | Artikel 26 |

    Artikel 25 | Artikel 27 |

    Artikel 26, leden 1 en 2 | Artikel 28, lid 1 |

    Artikel 26, leden 3 en 4 | Artikel 28, leden 2 en 3 |

    Artikel 27, lid 1 | Artikel 29, lid 1 |

    ________ | Artikel 29, lid 2 |

    Artikel 27, lid 2 | Artikel 29, lid 3 |

    ________ | Artikel 29, lid 4 |

    Artikel 28 | Artikel 30 |

    ________ | Artikel 31 |

    Artikel 29 | Artikel 32, lid 1 |

    ________ | Artikel 32, lid 2 |

    Artikel 30 | Artikel 33, lid 1, onder a) en b) |

    ________ | Artikel 33, lid 1, tweede alinea |

    ________ | Artikel 33, leden 2 en 3 |

    ________ | Artikel 34 |

    ________ | Artikel 35 |

    Artikel 31 | Artikel 36 |

    Artikel 32 | Artikel 2, onder a) |

    ________ | Artikel 37 |

    ________ | Artikel 38 |

    ________ | Artikel 39 |

    ________ | Artikel 40 |

    ________ | Artikel 41 |

    ________ | Artikel 42 |

    ________ | Artikel 43 |

    ________ | Artikel 44 |

    ________ | Artikel 45 |

    ________ | Artikel 46 |

    Artikel 33 | Artikel 47 |

    Artikel 34 | Artikel 48 |

    Artikel 35 | ________ |

    Artikel 36 | Artikel 64 |

    Artikel 37, lid 1 | Artikel 49 |

    Artikel 37, lid 2 | ________ |

    Artikel 38, lid 1 | Artikel 50 |

    Artikel 38, lid 2 | ________ |

    Artikel 39 | Artikel 51 |

    Artikel 40, lid 1 | Artikel 52, lid 1 |

    Artikel 40, lid 2 | Artikel 65 |

    Artikel 40, lid 3 | Artikel 52, lid 2 |

    Artikel 41 | Artikel 54 |

    Artikel 42 | Artikel 55 |

    Artikel 43 | Artikel 56 |

    Artikel 44 | Artikel 57 |

    Artikel 45, lid 1 | Artikel 58, leden 1 en 3 |

    Artikel 45, lid 2 | Artikel 64 |

    ________ | Artikel 58, lid 2 |

    Artikel 46, lid 1 | Artikel 59 |

    Artikel 46, leden 2 en 3 | ________ |

    Artikel 47 | Artikel 60 |

    Artikel 48 | Artikel 61 |

    Artikel 49 | Artikel 67 |

    Artikel 50 | Artikel 62 |

    Artikel 51 | Artikel 68 |

    Artikel 52 | Artikel 63 |

    _______ | Artikel 66 |

    _______ | Artikel 69 |

    Artikel 53 | Artikel 52, lid 2, onder a) |

    Artikel 54 | Artikel 52, lid 2, onder b) |

    Artikel 55 | Artikel 53 |

    Artikel 56 | Artikel 72 |

    Artikel 57, lid 1 | Artikel 70, lid 1 |

    Artikel 57, lid 2 | ________ |

    Artikel 57, lid 3 | Artikel 70, lid 2 |

    Artikel 57, lid 4 | Artikel 70, lid 3 |

    Artikel 58 | Artikel 71 |

    Artikel 59, lid 1 | Artikel 73 |

    Artikel 59, lid 2 | _______ |

    Artikel 60 | Artikel 74 |

    Artikel 61 | Artikel 75 |

    Artikel 62 | _______ |

    Artikel 63 | _______ |

    Artikel 64 | _______ |

    Artikel 65, lid 1 | Artikel 76, lid 1 |

    _______ | Artikel 76, lid 1, tweede alinea |

    Artikel 65, lid 2 | Artikel 76, lid 2 |

    Artikel 66 | Artikel 77 |

    Artikel 67 | Artikel 78 |

    Artikel 68 | Artikel 79 |

    Artikel 69 | Artikel 80 |

    Artikel 70 | Artikel 81 |

    Artikel 71 | Artikel 82 |

    Artikel 72 | Artikel 83 |

    _______ | Artikel 84 |

    Artikel 73 | _______ |

    _______ | Artikel 85 |

    _______ | Artikel 86 |

    _______ | Artikel 87 |

    Artikel 74, lid 1 | Artikel 88, lid 1 |

    Artikel 74, lid 2 | Artikel 88, lid 2 |

    _______ | Artikel 89 |

    _______ | Artikel 90 |

    _______ | Artikel 91 |

    _______ | Artikel 92 |

    Artikel 75 | _______ |

    Artikel 76 | Artikel 93 |

    Bijlagen I tot en met III | _______ |

    Bijlage IV | _______ |

    _______ | Bijlagen I tot en met IV |

    Bijlage V | Bijlage VI |

    Bijlage VI | Bijlage VII |

    ________ | Bijlagen VIII tot en met XI |

    [1] Aangenomen op de vergadering van de Europese Raad van 10 en 11 december 2009.

    [2] Uitgevoerd door prof. Burkhard Hess van de Universiteit van Heidelberg; beschikbaar op http://ec.europa.eu/justice_home/doc_centre/civil/studies/doc_civil_studies_en.htm

    [3] Uitgevoerd door prof. Arnaud Nuyts van de Universiteit van Brussel; beschikbaar op http://ec.europa.eu/justice_home/doc_centre/civil/studies/doc_civil_studies_en.htm

    [4] Study on Data Collection and Impact Analysis Certain Aspects of a Possible Revision of Council Regulation No 44/2001 on Jurisdiction and the REcognition and Enforcement of Judgments in civil and Commercial matters, uitgevoerd door het Centre for Strategy & Evaluation Services (CSES), 2010, beschikbaar op http://ec.europa.eu/justice/doc_centre/civil/studies/doc_civil_studies_en.htm; Study to evaluate the impact of a possible ratification by the European Community of the 2005 Hague Convention on Choice-of-Court Agreements, uitgevoerd door het GHK, 2007, beschikbaar op http://ec.europa.eu/dgs/justice_home/evaluation/dg_coordination_evaluation_annexe_en.htm

    [5] Conferentie georganiseerd samen met de Universiteit van Heidelberg en de Journal of Private International Law.

    [6] Conferentie georganiseerd samen met het Spaanse Voorzitterschap.

    [7] PB L 199 van 31.7.2007, blz. 40.

    [8] Mededeling van de Commissie, COM(2010) 573 definitief van 19.10.2010.

    [9] PB C 376 van 28.12.1999, blz. 1.

    [10] Advies van 21 september 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

    [11] PB C 117 van 26.4.2000, blz. 6. PB C […] van […], blz. […].

    [12] PB L 12 van 16.1.2001, blz. 1.

    [13] Zie bijlage VII.

    [14] PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32. PB L 304 van 30.10.1978, blz. 1. PB L 388 van 31.12.1982, blz. 1. PB L 285 van 3.10.1989, blz. 1. PB C 15 van 15.1.1997, blz. 1. Zie de geconsolideerde versie in PB C 27 van 26.1.1998, blz. 1.

    [15] PB L 339 van 21.12.2007, blz. 1.

    [16] Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité over de toepassing van Verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, COM(2009) 174 definitief.

    [17] PB L 157 van 30.4.2004, blz. 45.

    [18] PB L 204 van 2-8-1975, blz. 28. PB L 304 van 30.10.1978, blz. 1. PB L 388 van 31.12.1982, blz. 1. PB L 285 van 3.10.1989, blz. 1. PB C 15 van 15.1.1997, blz. 1. Zie de geconsolideerde versie in PB C 27 van 26.1.1998, blz. 28.

    [19] PB L 299 van 16.11.2005, blz. 62.

    [20] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [21] PB L 228 van 16.8.1973, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 181 van 20.7.2000, blz. 65).

    [22] PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1.

    [23] PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/26/EG.

    [24] PB L 330 van 29.11.1990, blz. 44.

    [25] Note for the translators: the translations, particularly the German and French translation, shall use the wording of the corresponding translations of the decision of the Court of Justice in the matter GAT v. LuK (C-4/03) of 13 July 2006 (summary).

    [26] PB L 160 van 30.6.2000, blz. 37.

    [27] PB L 324 van 10.12.2007, blz. 79.

    [28] PB L 174 van 27.6.2001, blz. 25.

    [29] Gelieve een extra blad toe te voegen indien de beslissing betrekking heeft op meer dan één eiser of meer dan één verweerder.

    [30] Gelieve een extra blad toe te voegen indien de beslissing betrekking heeft op meer dan één eiser of meer dan één verweerder.

    [31] Voeg zo nodig extra bladen toe.

    [32] Voeg zo nodig extra bladen toe.

    [33] Gelieve een extra blad toe te voegen indien de beslissing betrekking heeft op meer dan één eiser of meer dan één verweerder.

    [34] Gelieve een extra blad toe te voegen indien de beslissing betrekking heeft op meer dan één eiser of meer dan één verweerder.

    [35] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    [36] Voeg zo nodig extra bladen toe.

    [37] Gelieve een extra blad toe te voegen indien de beslissing betrekking heeft op meer dan één eiser of meer dan één verweerder.

    [38] Gelieve een extra blad toe te voegen indien de beslissing betrekking heeft op meer dan één eiser of meer dan één verweerder.

    [39] Voeg zo nodig extra bladen toe.

    [40] Voeg zo nodig extra bladen toe.

    [41] Doorhalen wat niet van toepassing is.

    [42] Voeg zo nodig extra bladen toe.

    --------------------------------------------------

    Top