Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010PC0542

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers

    /* COM/2010/0542 def. - COD 2010/0271 */

    52010PC0542

    /* COM/2010/0542 def. - COD 2010/0271 */ Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers


    [pic] | EUROPESE COMMISSIE |

    Brussel, 4.10.2010

    COM(2010) 542 definitief

    2010/0271 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers

    (Voor de EER relevante tekst)

    EN

    {SEC(2010) 1151} {SEC(2010) 1152}

    TOELICHTING

    1. Achtergrond van het voorstel

    - Motivering en doel van het voorstel

    De term "voertuigen van categorie L" bestrijkt veel verschillende typen voertuigen met twee, drie of vier wielen, zoals twee- en driewielige bromfietsen, twee- en driewielige motorfietsen en motorfietsen met zijspan. Onder vierwielige voertuigen, ook vierwielers genoemd, worden bijvoorbeeld quads en minicars verstaan.

    De typegoedkeuringsvoorschriften voor nieuwe voertuigen van categorie L zijn momenteel opgenomen in Richtlijn 2002/24/EG1 van het Europees Parlement en de Raad (de "kaderrichtlijn"). Bovendien zijn gedetailleerde technische voorschriften met betrekking tot voertuigen van categorie L opgenomen in een reeks richtlijnen waarnaar in de kaderrichtlijn wordt verwezen.

    De Commissie heeft een aantal van de belangrijkste aandachtspunten met betrekking tot de huidige bepalingen voor de typegoedkeuring van nieuwe voertuigen van categorie L aangewezen die moeten worden aangepakt: – de complexiteit van het regelgevingskader; – het emissieniveau en het steeds grotere aandeel dat het inneemt in de totale emissies van het wegverkeer, die over de hele linie juist afnemen; – aspecten van de functionele voertuigveiligheid die verband houden met typegoedkeuringsvoorschriften; – het ontbreken van een regelgevingkader voor met nieuwe technologieën uitgeruste voertuigen; – de verkoop en registratie van bepaalde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die worden ingevoerd op de EU-markt en die niet voldoen aan de huidige typegoedkeuringsvoorschriften betreffende functionele voertuigveiligheid en/of milieubescherming. |

    Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Kaderrichtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad[1] Richtlijnen: 93/14/EEG[2] 93/30/EEG[3] 93/33/EEG[4] 93/93/EEG[5] 95/1/EG[6] 97/24/EG[7] 2000/7/EG[8] 2002/51/EG[9] 2009/62/EG[10] 2009/67/EG[11] 2009/78/EG[12] 2009/79/EG[13] 2009/80/EG[14] 2009/139/EG[15] Typegoedkeuringswetgeving wordt aan de orde gesteld in het politieke initiatief CARS 21[16]. Dit initiatief is in 2005 gestart met als doel het beleid en de regelgeving voor de automobielsector te evalueren om de Commissie te adviseren over toekomstige beleidsopties. Een van de redenen om de CARS 21-groep in het leven te roepen, was dat belanghebbenden uit de automobielindustrie hun bezorgdheid hadden geuit over de cumulatieve kosten van de regelgeving, die negatieve gevolgen hadden voor het concurrentievermogen en voertuigen onnodig duur maakten. In het CARS 21-eindverslag[17] wordt geconcludeerd dat weliswaar het grootste deel van de bestaande wetgeving moet worden gehandhaafd voor de bescherming van de burger en het milieu, maar dat er wel een vereenvoudigingsproces nodig is om het regelgevingskader te stroomlijnen en te werken aan internationale harmonisatie van de voorschriften. Dit vereenvoudigingsproces is voorzien in het tweede voortgangsrapport inzake de strategie voor de vereenvoudiging van de regelgeving[18]. Eventuele initiatieven moeten op deze strategie worden afgestemd. Overeenkomstig de Europese strategie luchtkwaliteit[19] heeft de Europese Unie de emissienormen voor motorvoertuigen, met name voor koolwaterstoffen, koolmonoxide, stikstofoxiden en deeltjes, voortdurend aangescherpt. Dit zal ook gelden voor het hier voorgestelde regelgevingskader voor voertuigen van categorie L. De typegoedkeuringsmaatregelen van dit regelgevingskader zijn ook afgestemd op het Europees actieprogramma voor de veiligheid van het wegverkeer 2011-2020 en het Europees handvest voor de verkeersveiligheid 2000-2010[20]. De doelstelling van het Europees handvest voor de verkeersveiligheid was het aantal verkeersdoden tegen 2010 tot de helft terug te brengen. Helaas vormen de bestuurders van voertuigen van categorie L een kwetsbare groep weggebruikers, waarbinnen procentueel de meeste doden en gewonden vallen. Ten slotte is in dit voorstel ook een aantal bepalingen van Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten[21] opgenomen om de tenuitvoerlegging en handhaving van de nieuwe verordening te verbeteren. In deze bepalingen worden de verantwoordelijkheden van de marktdeelnemers in de toeleveringsketen en de betrokken markttoezichtautoriteiten vastgelegd, met name wat betreft het toezicht na het in de handel brengen en de controle op producten die op de EU-markt worden ingevoerd. Ook worden de voorschriften voor instanties of organisaties waaraan de lidstaten bepaalde taken op het gebied van de beoordeling van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden kunnen delegeren aangescherpt om te zorgen voor gelijke mededingingsvoorwaarden en om te voorkomen dat de concurrentie wordt verstoord als gevolg van uiteenlopende ambitie- en prestatieniveaus die deze derdenorganisaties hanteren bij het testen, keuren en beoordelen van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor typegoedkeuring wordt aangevraagd. |

    2. RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

    Raadpleging van belanghebbende partijen De Europese Commissie is een openbare raadpleging gestart om de standpunten van de belanghebbende partijen over de hoofdlijnen van haar voorstellen voor nieuwe wetgeving voor de goedkeuring van voertuigen van categorie L te vergaren. Er is een raadplegingsdocument gepubliceerd[22] waarin achtergrondinformatie werd verstrekt en gevraagd werd naar de opvattingen over het nieuwe kader dat het huidige wetgevingskader moet vervangen. De openbare raadpleging was gericht op die groepen waarop het voorstel voor een nieuw regelgevingskader het meest van invloed zou zijn, waaronder typegoedkeuringsinstanties in de lidstaten, fabrikanten, leveranciers en consumenten. Het is in het Duits, Engels en Frans gepubliceerd op een speciaal daarvoor opgezette website. De Europese Commissie heeft de ontvangst van alle reacties van belanghebbenden op de raadpleging bevestigd, en deze reacties zijn openbaar gemaakt[23]. |

    Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten Bij de opstelling van het voorstel heeft de Europese Commissie de belanghebbenden op de volgende wijzen geraadpleegd: In de openbare raadpleging, die van 22 december 2008 tot en met 27 februari 2009 op internet plaatsvond, werden mogelijke controversiële aspecten van het voorstel behandeld. Er werden reacties ontvangen van de lidstaten, fabrikanten van voertuigen van categorie L en van daarvoor bestemde onderdelen, vervoersorganisaties, organisaties die de gebruikers vertegenwoordigen, andere niet-gouvernementele organisaties en individuele burgers. De elementen van het ontwerpvoorstel zijn besproken tijdens verschillende vergaderingen van de Werkgroep voertuigen van categorie L van de Europese Commissie (MCWG)[24]. Ten slotte zijn er veel bilaterale bijeenkomsten met individuele belanghebbenden georganiseerd, tijdens welke deze hun opvattingen en standpunten vrijelijk konden uiten. |

    Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden De Europese Commissie heeft 57 reacties op de internetraadpleging ontvangen. De belanghebbenden brachten een aantal kwesties te berde. De resultaten van de openbare raadpleging zijn samengevat in een verslag[25] en op 29 juni 2009 gepresenteerd en besproken tijdens een vergadering van de Werkgroep voertuigen van categorie L van de Europese Commissie (MCWG), waarvoor alle belanghebbenden waren uitgenodigd om hen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken. In de effectbeoordeling bij dit voorstel komen de geopperde kwesties aan bod en wordt toegelicht hoe daarmee rekening is gehouden. |

    Effectbeoordeling Voor elk van de belangrijkste aspecten van het voorstel werden verschillende opties geanalyseerd door de mogelijke voor- en nadelen met betrekking tot de economische, sociale, milieu- en veiligheidsaspecten tegen elkaar af te zetten. Bij deze analyse kwamen zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten aan bod. Vervolgens zijn de verschillende opties met elkaar vergeleken en is één voorkeursoptie of een logische combinatie van twee voorkeursopties aangewezen en beschreven. Deze voorkeursopties vormen de basis voor deze nieuwe kaderverordening. Het ontwerpverslag is nauwkeurig bestudeerd door de raad voor de effectbeoordeling en de aanbevelingen ter verbetering ervan zijn zo veel mogelijk in het eindverslag verwerkt. Het advies van de raad voor de effectbeoordeling inzake het verslag is samen met dit voorstel alsmede het definitieve effectbeoordelingsverlag en de samenvatting daarvan gepubliceerd. 3. Juridische elementen van het voorstel Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Subsidiariteitsbeginsel Vóór de invoering van EU-typegoedkeuring van voertuigen van categorie L werden de normen op het niveau van de lidstaten vastgesteld. De aldus door de lidstaten vastgestelde wetgeving liep vaak uiteen, waardoor fabrikanten die voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden op verschillende markten afzetten zich verplicht zagen hun productie af te stemmen op de lidstaten waarvoor de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden waren bedoeld en om deze in alle betrokken lidstaten te laten testen, hetgeen veel tijd en geld kostte. De uiteenlopende nationale regels vormden derhalve een belemmering voor het handelsverkeer en hadden een negatieve invloed op de totstandkoming en werking van de interne markt. Het was dan ook nodig om op EU-niveau richtlijnen vast te stellen, met name om grensoverschrijdende kwesties aan te pakken die in de hele EU spelen op het gebied van veiligheid en de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging voor de gezondheid en het milieu. Hoge emissies in lokale stedelijke omgevingen kunnen weliswaar door individuele maatregelen van de lidstaten onder controle worden gehouden, maar wereldwijde emissies laten zich niet door de grenzen van een lidstaat tegenhouden. Deze kwestie betreft heel Europa en kan alleen worden aangepakt met behulp van geharmoniseerde maatregelen op EU-niveau. Hiertoe is destijds de op artikel 95 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gebaseerde kaderrichtlijn, Richtlijn 2002/24/EG1, opgesteld, die tot doel had een interne markt tot stand te brengen en tegelijkertijd een hoog beschermingsniveau te waarborgen op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu. Deze grondgedachte geldt nog steeds, aangezien optreden van de Europese Unie nodig is om versnippering van de interne markt te vermijden en te zorgen voor een hoog en gelijk beschermingsniveau in de hele EU. Een verdere toegevoegde waarde van EU-wetgeving is dat de industrie kan profiteren van schaalvoordelen dankzij geharmoniseerde wettelijke voorschriften: voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden kunnen bijvoorbeeld voor de hele Europese markt worden gemaakt, in plaats van aangepast te moeten worden om typegoedkeuring voor elke lidstaat afzonderlijk te verkrijgen. Ook zal aanpassing van het regelgevingskader aan de technische vooruitgang zorgen voor gelijke mededingingsvoorwaarden voor fabrikanten wat nieuwe technologie betreft. De consument zal profiteren van lagere prijzen voor voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, die voortdurend onder druk staan als gevolg van concurrentie op EU-niveau. Ten slotte zal aanscherping van de markttoezichtmaatregelen helpen ervoor te zorgen dat dezelfde regels gelden voor alle fabrikanten die voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden verkopen op de EU-markt of die er verantwoordelijk voor zijn dat deze daar in het verkeer worden gebracht, en dat de typegoedkeuringsvoorschriften met betrekking tot het milieu en de voertuigveiligheid ook daadwerkelijk effect sorteren. Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel omdat het niet verder gaat dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken, namelijk een goede werking van de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd een hoog niveau van openbare veiligheid en milieubescherming te bieden. Keuze van instrumenten Het gebruik van een verordening wordt passend geacht, omdat een verordening de nodige garanties voor naleving biedt en niet in nationale wetgeving hoeft te worden omgezet. Het voorstel is opgezet volgens een "opsplitsing in niveaus", een aanpak waarvoor oorspronkelijk op verzoek van het Europees Parlement is gekozen en die ook al in andere wetgeving voor de EU-typegoedkeuring van motorvoertuigen is gebruikt. Daarbij komt wetgeving in drie stappen tot stand: het Europees Parlement en de Raad leggen de fundamentele bepalingen en het toepassingsgebied overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure vast in een verordening op basis van artikel 114 VWEU; de technische specificaties die verband houden met de fundamentele bepalingen worden vastgelegd in drie gedelegeerde handelingen (artikel 290), die volgens de comitéprocedure worden vastgesteld: 1) een verordening betreffende voorschriften voor milieu- en aandrijvingsprestaties: elektromagnetische compatibiliteit; milieutestprocedures met betrekking tot uitlaatemissies, verdampingsemissies, emissies van broeikasgassen en brandstofverbruik; door de constructie bepaald maximaal motortoerental, maximumkoppel en maximaal nettovermogen van de motor; geluid; 2) een verordening inzake functionele voertuigveiligheidsvoorschriften en aanverwante onderwerpen: geluidssignaalinrichtingen; remsystemen, met inbegrip van antiblokkeersystemen en gecombineerde remsystemen; veiligheid van elektrisch materiaal; beschermingsstructuren aan de voor- en achterzijde; ruiten, ruitenwissers, ruitensproeiers en ontdooiings- en ontwasemingsinrichtingen; identificatie van de bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters; installatie van verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen; gezichtsveld naar achteren; verankeringen voor veiligheidsgordels en veiligheidsgordels; banden; bescherming van de inzittenden van het voertuig, met inbegrip van binnenuitrusting, hoofdsteunen en deuren van het voertuig; door de constructie bepaalde begrenzing van de voertuigsnelheid; integriteit van de voertuigstructuur; 3) een verordening inzake constructievoorschriften voor voertuigen: maatregelen tegen manipulatie; koppelinrichtingen en bevestigingen; voorzieningen ter beveiliging tegen onrechtmatig gebruik; uitstekende delen; brandstofopslag; laadplatforms; massa's en afmetingen; boorddiagnosesystemen; handgrepen en voetsteunen voor passagiers; reparatie- en onderhoudsinformatie; ruimte voor de montage van de achterkentekenplaat; standaards; voorgeschreven opschriften; in een uitvoeringshandeling (artikel 291) worden de administratieve bepalingen, zoals het inlichtingenformulier, de definities van het typegoedkeuringscertificaat, het conformiteitscertificaat en de daarmee verbonden voorschriften voor de conformiteit van de productie enz. vastgelegd. 4. Gevolgen voor de begroting Dit voorstel voor een kaderverordening heeft geen gevolgen voor de begroting van Europese Unie wat betreft de eerste twee stappen voor verlaging van de emissiegrenswaarden (Euro 4 en 5 voor motorfietsen, Euro 3 en 4 voor alle overige categorieën voertuigen van categorie L). De derde emissiestap zal een Euro 6-stap voor motorfietsen en een Euro 5-stap voor alle overige categorieën voertuigen van categorie L (bromfietsen, driewielers en vierwielers) omvatten. Deze grenswaarden zijn in absolute zin gelijkwaardig met de Euro 5-emissiegrenswaarden voor personenauto's. Er is een aanvullend milieueffectonderzoek gepland om de milieueffecten op korte termijn van de Euro 3-, Euro 4- en Euro 5-stappen te bepalen en om vast te stellen of de beoogde Euro 6-stap binnen de vastgestelde termijn realistisch is. Dit onderzoek zal in de periode 2016-2017 worden voltooid en worden gefinancierd uit de begroting van de Commissie. 5. Aanvullende informatie De voorgestelde regelgeving betreft onderwerpen die betrekking hebben op de Europese Economische Ruimte (EER) en moet daarom tot de EER worden uitgebreid. |

    2010/0271 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    Verordening (EU) nr. …/2010 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[26],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[27],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) De interne markt omvat een gebied zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal moet worden gewaarborgd. Daartoe is bij Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen1 een allesomvattend EG-typegoedkeuringsstelsel voor twee- of driewielige voertuigen ingesteld. Deze beginselen moeten ook blijven gelden voor deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen.

    (2) Het EU-typegoedkeuringsstelsel heeft ten doel elke lidstaat in staat te stellen voor elk voertuigtype te bevestigen dat het de in deze verordening en in de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen voorziene controles heeft ondergaan en dat de fabrikant ervan een typegoedkeuringscertificaat heeft verkregen. Het verplicht fabrikanten er bovendien toe een conformiteitscertificaat af te geven voor elk voertuig dat in overeenstemming met de typegoedkeuring is geproduceerd. Een van dit certificaat vergezeld voertuig mag worden verkocht en worden geregistreerd om op het gehele grondgebied van de Unie te worden gebruikt.

    (3) Het doel van deze verordening is geharmoniseerde regels voor de goedkeuring van voertuigen van categorie L vast te stellen om de goede werking van de interne markt te waarborgen. Voertuigen van categorie L zijn twee-, drie- of vierwielige voertuigen zoals gemotoriseerde tweewielers, driewielers, quads voor gebruik op de weg en minicars. Verdere doelstellingen zijn het huidige regelgevingskader te vereenvoudigen, bij te dragen tot een lager, meer evenredig aandeel in de totale emissies van het wegverkeer, het algemene veiligheidsniveau te verbeteren, de bepalingen aan de technische vooruitgang aan te passen, en de regels inzake markttoezicht aan te scherpen.

    (4) Richtlijn 2002/24/EG en de bijbehorende bijzondere richtlijnen zijn meerdere malen ingrijpend gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid, rationele ordening en vereenvoudiging, moeten Richtlijn 2002/24/EG en de bijbehorende bijzondere richtlijnen worden ingetrokken en door één verordening en een klein aantal gedelegeerde en uitvoeringshandelingen worden vervangen. Door de keuze voor de vorm van een verordening wordt ervoor gezorgd dat de bepalingen rechtstreeks van toepassing zijn en veel sneller en efficiënter kunnen worden bijgewerkt om ze beter aan de technische vooruitgang aan te passen.

    (5) Om de typegoedkeuringswetgeving volgens de aanbevelingen van het verslag "CARS 21: Een concurrerend regelgevingskader voor de automobielindustrie voor de 21e eeuw"[28] te vereenvoudigen, is het wenselijk alle bijzondere richtlijnen in te trekken zonder daarmee het beschermingsniveau te verminderen. De voorschriften van die richtlijnen moeten worden overgedragen naar deze verordening of haar gedelegeerde handelingen en in voorkomend geval worden vervangen door verwijzingen naar de overeenkomstige reglementen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE), die zijn opgenomen in het recht van de Unie overeenkomstig artikel 4 van Besluit 97/836/EG van de Raad van 27 november 1997 inzake de toetreding van de Europese Gemeenschap tot de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. Die overeenkomst heeft betrekking op het aannemen van uniforme technische voorschriften voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken, onderdelen en technische eenheden die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze voorschriften ("Herziene overeenkomst van 1958")[29]. Om de administratieve lasten als gevolg van de typegoedkeuringsprocedure te verlichten, moet voor automobielfabrikanten in voorkomend geval rechtstreekse typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening te verkrijgen door een goedkeuring mogelijk zijn krachtens een van de toepasselijke VN/ECE-reglementen[30] die in de bijlagen bij deze verordening en in de afzonderlijke gedelegeerde handelingen zijn vermeld.

    (6) De VN/ECE-reglementen en de wijzigingen daarvan waartoe de Europese Unie krachtens Besluit 97/836/EG toetreedt, moeten bijgevolg als voorschriften voor de EU-typegoedkeuring of als alternatieven voor de bestaande wetgeving van de Unie in de EU-typegoedkeuringsprocedure worden opgenomen. In het bijzonder moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gedelegeerd om deze verordening op de nodige punten aan te passen of om de nodige uitvoeringshandelingen aan te nemen, wanneer de Unie besluit dat een VN/ECE-reglement deel moet uitmaken van de voorschriften voor EU-typegoedkeuring van voertuigen en in de plaats komt van bestaande wetgeving van de Unie.

    (7) Deze verordening moet materiële voorschriften voor milieubescherming en functionele voertuigveiligheid bevatten. De belangrijkste elementen van deze verordening zijn gebaseerd op de resultaten van een effectbeoordeling[31] en de analyse van verschillende opties door de mogelijke voor- en nadelen met betrekking tot de economische, sociale, milieu- en veiligheidsaspecten tegen elkaar af te zetten. Bij deze analyse kwamen zowel kwalitatieve als kwantitatieve aspecten aan bod. Na de verschillende opties vergeleken te hebben en voorkeursopties te hebben aangewezen werden deze gekozen om de basis voor deze verordening te vormen.

    (8) De doelstellingen van deze verordening mogen niet in het gedrang komen door de montage van bepaalde systemen, onderdelen of technische eenheden nadat de voertuigen zijn verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht. Daarom moeten passende maatregelen worden genomen om ervoor te zorgen dat systemen, onderdelen of technische eenheden die op voertuigen kunnen worden gemonteerd en die de werking van voor de milieubescherming of de functionele veiligheid essentiële systemen in aanzienlijke mate nadelig kunnen beïnvloeden, door een goedkeuringsinstantie vooraf worden gecontroleerd voordat zij worden verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht.

    (9) Richtlijn 95/1/EG van het Europees Parlement en de Raad van 2 februari 1995 betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen van twee- of driewielige motorvoertuigen6 maakte het mogelijk voor lidstaten om de eerste registratie en alle daaropvolgende registraties op hun grondgebied van voertuigen met een maximaal nettovermogen van meer dan 74 kW te weigeren. Het verwachte verband tussen veiligheid en beperking van het vermogen in absolute zin kon in meerdere wetenschappelijke onderzoeken niet worden aangetoond. Om deze reden, en met het oog op het opheffen van interne handelsbelemmeringen op de markt van de Unie, mag deze optie niet langer worden gehandhaafd. Er moeten andere en doeltreffendere veiligheidsmaatregelen worden getroffen om de grote aantallen dodelijke en letselslachtoffers onder berijders van gemotoriseerde tweewielers bij verkeersongelukken in de Unie terug te dringen.

    (10) Deze verordening bevat een reeks specifieke veiligheids- en milieuvoorschriften. Het is daarom belangrijk bepalingen vast te stellen om te waarborgen dat, indien een voertuig een ernstig risico vormt voor gebruikers of voor het milieu, de fabrikant of enige andere marktdeelnemer in de toeleveringsketen doeltreffende beschermingsmaatregelen, met inbegrip van het terugroepen van voertuigen, heeft getroffen in de zin van artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten[32]. Goedkeuringsinstanties moeten daarom kunnen beoordelen of deze maatregelen al dan niet volstaan.

    (11) Met als doel de typegoedkeuringswetgeving te vereenvoudigen en te versnellen is op het gebied van de EU-typegoedkeuringswetgeving voor voertuigen een nieuwe regelgevingsaanpak ingevoerd, volgens welke de wetgever van de gewone wetgevingsprocedure slechts de fundamentele regels en beginselen vaststelt en de wetgeving met betrekking tot de nadere technische bijzonderheden aan de Commissie delegeert. Wat de materiële voorschriften betreft, moeten in deze verordening daarom alleen fundamentele bepalingen inzake functionele veiligheid en milieuprestaties worden vastgesteld en moet de bevoegdheid om de technische specificaties vast te leggen aan de Commissie worden gedelegeerd.

    (12) Het markttoezicht op de automobielsector, en met name op de categorie L-voertuigsector, moet worden verbeterd door versterking van de wettelijke bepalingen betreffende de conformiteit van de productie en precisering van de verplichtingen van de marktdeelnemers in de toeleveringsketen. Met name moeten de rol en de verantwoordelijkheden van de instanties van de lidstaten die bevoegd zijn voor typegoedkeuring en markttoezicht worden verduidelijkt, en moeten de voorschriften met betrekking tot de bevoegdheid, verplichtingen en prestaties van de technische diensten die typegoedkeuring van voertuigen uitvoeren worden aangescherpt. De naleving van de voorschriften inzake typegoedkeuring en conformiteit van de productie van de wetgeving betreffende de automobielsector moet de hoofdverantwoordelijkheid van de typegoedkeuringsinstanties blijven, terwijl de bevoegdheid voor het markttoezicht door verschillende nationale instanties gedeeld mag worden.

    (13) Om verkeerd gebruik te voorkomen, moet de vereenvoudigde procedure voor in kleine series gebouwde voertuigen tot zeer geringe producties worden beperkt. Het begrip kleine series dient dan ook nauwkeurig te worden gedefinieerd door het aantal verkochte, geregistreerde en in het verkeer gebrachte voertuigen aan te geven.

    (14) Om te garanderen dat de procedure voor de controle van de conformiteit van de productie juist wordt toegepast en naar behoren functioneert, moet de bevoegde instantie of een voldoende gekwalificeerde technische dienst die daartoe is aangewezen, geregeld verificaties verrichten bij de fabrikanten.

    (15) De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

    (16) Overeenkomstig artikel 291 VWEU moeten de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, vooraf volgens de gewone wetgevingsprocedure in verordeningen worden vastgelegd. In afwachting van de vaststelling van dergelijke nieuwe verordeningen blijft Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[33] van toepassing, met uitzondering van de regelgevingsprocedure met toetsing, die niet langer van toepassing is.

    (17) De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen ten aanzien van functionele veiligheid en milieuprestaties, testen, toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie en aanwijzing van technische diensten en hun specifieke bevoegdheden, om bepaalde niet-essentiële onderdelen van wetgevingshandelingen aan te vullen of te wijzigen door middel van bepalingen van algemene strekking. Deze bevoegdheid mag niet leiden tot het wijzigen van de uitvoeringsdata van bijlage IV of de emissiegrenswaarden van bijlage VI. Wijzigingen van die data of waarden moeten worden vastgesteld overeenkomstig de gewone wetgevingsprocedure van artikel 114 VWEU.

    (18) De Commissie moet de bevoegdheid worden verleend om overeenkomstig artikel 291 van het Verdrag een uitvoeringshandeling aan te nemen teneinde eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vast te stellen met betrekking tot de lijst met tijdens de aanvraag voor typegoedkeuring te verstrekken gegevens, typegoedkeuringsprocedures, modellen voor de extra constructieplaten, EU-typegoedkeuringscertificaten, lijst van verleende typegoedkeuringen, nummeringssysteem voor EU-typegoedkeuringen en procedures om de conformiteit van de productie te waarborgen. Met betrekking tot de genoemde punten zijn eenvormige voorwaarden voor de tenuitvoerlegging in de lidstaten vereist om de goede werking van de interne markt te waarborgen door de wederzijdse erkenning van in de verschillende lidstaten genomen administratieve besluiten (met name typegoedkeuringen) en de aanvaarding van door de voertuigfabrikanten verstrekte documenten (met name conformiteitscertificaten) te vereenvoudigen.

    (19) Daar de nagestreefde volledig geharmoniseerde interne markt door de invoering van een verplicht EU-typegoedkeuringsstelsel voor voertuig van categorie L niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

    (20) De volgende richtlijnen moeten worden ingetrokken:

    - Richtlijn 2009/139/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de voorgeschreven opschriften op twee- of driewielige motorvoertuigen[34];

    - Richtlijn 2009/80/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de identificatie van bedieningsorganen, verklikkerlichten en meters van motorvoertuigen op twee of drie wielen[35];

    - Richtlijn 2009/79/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende het beveiligingssysteem voor passagiers van motorvoertuigen op twee wielen (Gecodificeerde versie)[36];

    - Richtlijn 2009/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de standaard van motorvoertuigen op twee wielen[37];

    - Richtlijn 2009/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de installatie van de verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen op twee- of driewielige motorvoertuigen[38];

    - Richtlijn 2009/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de montageplaats voor de achterkentekenplaat van twee- of driewielige motorvoertuigen[39];

    - Richtlijn 2002/51/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de verlaging van het niveau van verontreiniging door uitlaatgassen van motorvoertuigen op twee of drie wielen en tot wijziging van Richtlijn 97/24/EG[40];

    - Richtlijn 2002/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 maart 2002 betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen en de intrekking van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad[41];

    - Richtlijn 2000/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de snelheidsmeter van twee- of driewielige motorvoertuigen en houdende wijziging van Richtlijn 92/61/EEG van de Raad betreffende de goedkeuring van twee- of driewielige motorvoertuigen[42];

    - Richtlijn 97/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 1997 betreffende bepaalde onderdelen of eigenschappen van motorvoertuigen op twee of drie wielen[43];

    - Richtlijn 95/1/EC van het Europees Parlement en de Raad van 2 februari 1995 betreffende de door de constructie bepaalde maximumsnelheid, het maximumkoppel en het netto-maximumvermogen van twee- of driewielige motorvoertuigen[44];

    - Richtlijn 93/93/EEG van de Raad van 29 oktober 1993 betreffende de massa's en afmetingen van twee- of driewielige motorvoertuigen[45];

    - Richtlijn 93/33/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de inrichting ter beveiliging tegen het gebruik door onbevoegden van motorvoertuigen op twee of drie wielen[46];

    - Richtlijn 93/30/EEG van de Raad van 14 juni 1993 betreffende de geluidssignaalinrichting van motorvoertuigen op twee of drie wielen[47];

    - Richtlijn 93/14/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende de reminrichting van twee- of driewielige motorvoertuigen[48],

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

    Artikel 1 Onderwerp

    1. In deze verordening worden de administratieve en technische voorschriften vastgesteld voor de goedkeuring van en het markttoezicht op alle in artikel 2, lid 1, bedoelde nieuwe voertuigen.

    2. In deze verordening worden ook de voorschriften vastgesteld voor de verkoop en het in het verkeer brengen van systemen, onderdelen en technische eenheden die bestemd zijn voor voertuigen die overeenkomstig deze verordening zijn goedgekeurd.

    3. Deze verordening laat de toepassing van de desbetreffende wetgeving van de Unie inzake functionele voertuigveiligheid en milieuprestaties onverlet.

    Artikel 2 Toepassingsgebied

    1. Deze verordening is van toepassing op de typegoedkeuring en individuele goedkeuring van alle nieuwe twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, zoals beschreven in artikel 4 en bijlage I (hierna "voertuigen van categorie L" te noemen), die bedoeld zijn om op openbare wegen te rijden, ook wanneer zij in meer dan een fase ontworpen en gebouwd zijn, en op de typegoedkeuring en individuele goedkeuring van de voor dergelijke voertuigen ontworpen en gebouwde systemen, onderdelen en technische eenheden.

    2. Deze verordening is niet van toepassing op:

    a) voertuigen met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 6 km/h;

    b) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik door lichamelijk gehandicapten;

    c) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn om door een voetganger te worden meegevoerd;

    d) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in wedstrijden op de weg of in het terrein;

    e) voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor het leger, de ordehandhavingsdiensten, de bescherming van de burgerbevolking, de brandweer of openbare werken;

    f) landbouw- of bosbouwvoertuigen die vallen onder Richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad[49], machines die vallen onder de Richtlijnen 2006/42/EG[50] en 97/68/EG[51] van het Europees Parlement en de Raad, en motorvoertuigen die vallen onder Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad[52];

    g) voertuigen die voornamelijk bestemd zijn voor gebruik in het terrein en ontworpen zijn om op onverharde oppervlakken te rijden;

    h) rijwielen met trapondersteuning, voorzien van een elektrische hulpmotor met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW waarvan de aandrijfkracht wordt onderbroken wanneer de bestuurder ophoudt met trappen en anders geleidelijk vermindert en ten slotte wordt onderbroken als het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt;

    i) zelfbalancerende machines;

    j) voertuigen die niet met ten minste één zitplaats zijn uitgerust.

    Artikel 3 Definities

    Voor de toepassing van deze verordening en de in de lijst van bijlage II vermelde besluiten, tenzij daarin anders is bepaald, wordt verstaan onder:

    1. "typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

    2. "typegoedkeuringscertificaat": het document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid goedkeuring is verleend;

    3. "typegoedkeuring van een geheel voertuig": een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een compleet voertuig aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

    4. "EU-typegoedkeuring": de procedure waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze verordening voldoet;

    5. "EU-typegoedkeuringscertificaat": het op het model in de krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandeling gebaseerde certificaat, dan wel het begeleidende mededelingenformulier bij de relevante gelijkwaardige VN/ECE-reglementen die in de gedelegeerde handelingen zijn vermeld;

    6. "typegoedkeuring van een systeem": een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een in een voertuig van een specifiek type ingebouwd systeem aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

    7. "typegoedkeuring van een technische eenheid": een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een technische eenheid in samenhang met een of meer specifieke voertuigtypen aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

    8. "typegoedkeuring van een onderdeel": een typegoedkeuring waarbij een goedkeuringsinstantie certificeert dat een onderdeel onafhankelijk van een voertuig aan de toepasselijke administratieve bepalingen en technische voorschriften voldoet;

    9. "nationale typegoedkeuring": een in de nationale wetgeving van een lidstaat vastgestelde typegoedkeuringsprocedure waarvan de geldigheid beperkt is tot het grondgebied van die lidstaat;

    10. "certificaat van individuele goedkeuring": een document waarmee de goedkeuringsinstantie officieel certificeert dat voor een bepaald voertuig goedkeuring is verleend;

    11. "conformiteitscertificaat": een op het model in de uitvoeringshandeling gebaseerd document dat door de voertuigfabrikant wordt afgegeven om te certificeren dat een voertuig op het ogenblik van de voltooiing ervan overeenkomt met een voertuigtype waarvoor overeenkomstig deze verordening typegoedkeuring is verleend;

    12. "basisvoertuig": een voertuig dat onder deze verordening valt en in de eerste fase van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure wordt gebruikt;

    13. "incompleet voertuig": een voertuig dat nog minstens één voltooiingsfase moet ondergaan om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze verordening te voldoen;

    14. "voltooid voertuig": een voertuig dat na de meerfasentypegoedkeuringsprocedure te hebben doorlopen aan de toepasselijke technische voorschriften van deze verordening voldoet;

    15. "compleet voertuig": een voertuig dat niet hoeft te worden voltooid om aan de toepasselijke technische voorschriften van deze verordening te voldoen;

    16. "systeem": een geheel van voorzieningen die gecombineerd zijn om in een voertuig een of meer specifieke functies te vervullen, en dat aan de voorschriften van deze verordening of een van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen moet voldoen;

    17. "onderdeel": een voorziening die aan de voorschriften van deze verordening of een van de bijbehorende gedelegeerde of uitvoeringshandelingen moet voldoen, en die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor onafhankelijk van een voertuig typegoedkeuring kan worden verleend overeenkomstig deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde of uitvoeringshandelingen;

    18. "technische eenheid": een combinatie van voorzieningen die aan de voorschriften van deze verordening of een van de bijbehorende gedelegeerde of uitvoeringshandelingen moet voldoen, en die bedoeld is om deel uit te maken van een voertuig en waarvoor afzonderlijk typegoedkeuring kan worden verleend overeenkomstig deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde of uitvoeringshandelingen;

    19. "functionele veiligheid": het ontbreken van een onaanvaardbaar risico van lichamelijk letsel of van schade aan de menselijke gezondheid als gevolg van door ondeugdelijk gedrag van mechanische, hydraulische, pneumatische, elektrische en/of elektronische systemen, onderdelen of technische eenheden veroorzaakte gevaren;

    20. "voorziening tegen verontreiniging": de onderdelen van een voertuig die de uitlaat- en/of verdampingsemissies beheersen en/of verminderen;

    21. "zitplaats": ofwel een plaats waar volgens opgave van de fabrikant de dummy die een mens van het 50e percentiel voorstelt kan worden geïnstalleerd, ofwel een zadel;

    22. "motor met compressieontsteking (CI-motor)": een verbrandingsmotor die werkt volgens de principes van het Diesel-verbrandingsproces;

    23. "motor met elektrische ontsteking (PI-motor)": een verbrandingsmotor die werkt volgens de principes van het Otto-verbrandingsproces;

    24. "hybride voertuig": een gemotoriseerd voertuig met ten minste twee verschillende energieomzetters en twee verschillende, in het voertuig aanwezige energieopslagsystemen voor de aandrijving van het voertuig;

    25. "hybride elektrisch voertuig": een hybride voertuig dat voor de aandrijving energie ontleent aan beide volgende, in het voertuig aanwezige bronnen van opgeslagen energie:

    a) een verbruiksbrandstof;

    b) een opslagsysteem voor elektrische energie;

    26. "aandrijving": een verbrandingsmotor, een elektrische motor, een hybride toepassing of een combinatie van deze motortypen of van enig ander motortype;

    27. "manipulatie-instrument": een constructieonderdeel dat de temperatuur, de rijsnelheid, het toerental en/of de belasting van de motor, de versnelling, de inlaatonderdruk of andere parameters meet om een onderdeel van het emissiecontrole- en uitlaatgasnabehandelingssysteem in werking te stellen, te moduleren, te vertragen of buiten werking te stellen, zodat de doelmatigheid van het emissiecontrolesysteem wordt verminderd onder omstandigheden die bij een normaal gebruik van het voertuig te verwachten zijn;

    28. "duurzaamheid": het vermogen van onderdelen en systemen om stand te houden, zodat nog steeds aan de toepasselijke emissiegrenswaarden kan worden gedaan bij een aantal gereden kilometers zoals gedefinieerd in bijlage VII en zodat de functionele voertuigveiligheid wordt gewaarborgd tijdens de gehele levensduur van een voertuig, als dit onder normale omstandigheden of onder de omstandigheden waarvoor het is bestemd, wordt gebruikt;

    29. "cilinderinhoud":

    a) bij motoren met op- en neergaande zuigers, het nominale slagvolume van de motor;

    b) bij draaizuigermotoren (Wankel), het nominale slagvolume van de motor vermenigvuldigd met twee;

    30. "verdampingsemissies": de koolwaterstofdampen die uit het brandstofopslag- of -toevoersysteem van een motorvoertuig weglekken, waarbij het om koolwaterstofemissies anders dan uitlaatemissies gaat;

    31. "SHED-test": een test op een voertuig in een gesloten behuizing voor het bepalen van de verdamping, waarbij een speciale verdampingsemissietest wordt uitgevoerd zoals gedefinieerd in een gedelegeerde handeling;

    32. "gasbrandstofsysteem": een systeem dat is samengesteld uit onderdelen voor de opslag van gasvormige brandstof, brandstoftoevoer, meting en regeling die op een motor zijn gemonteerd zodat deze op lpg, aardgas of waterstof kan lopen bij monofuel-, bifuel- of multifueltoepassing;

    33. "verontreinigende stoffen": de als uitlaatgassen uitgestoten koolmonoxide (CO), stikstofoxiden (NOx), uitgedrukt in stikstofdioxide(NO2)-equivalent, deeltjes (PM) en koolwaterstoffen (HC), waarbij wordt uitgegaan van een verhouding:

    a) C1H1,85 voor benzine;

    b) C1H1,86 voor diesel;

    34. "uitlaatemissies": emissies van verontreinigende stoffen via de uitlaatpijp van het voertuig;

    35. "deeltjes": bestanddelen van het uitlaatgas die bij een temperatuur van maximaal 325 K (52 °C) uit het verdunde uitlaatgas worden verwijderd door middel van de in de testprocedure voor controle van de gemiddelde uitlaatemissies in een gedelegeerde handeling beschreven filters;

    36. "World Motorcycle Testing Cycle": de wereldwijd geharmoniseerde WMTC-laboratoriumtestcylus voor emissies, zoals gedefinieerd in mondiaal technische reglement 2 van de VN/ECE;

    37. "fabrikant": de persoon of instantie die jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk is voor alle aspecten van de typegoedkeuring, de vergunningsprocedure en de conformiteit van de productie en die tevens verantwoordelijk is voor kwesties met betrekking tot het markttoezicht op de door hem of haar geproduceerde voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, ongeacht of deze persoon of instantie direct betrokken is bij alle fasen van de bouw van het voertuig, het systeem, het onderdeel of de technische eenheid waarvoor goedkeuring wordt aangevraagd;

    38. "vertegenwoordiger van de fabrikant": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die door de fabrikant is aangewezen om de fabrikant te vertegenwoordigen bij de goedkeuringsinstantie en namens de fabrikant op te treden bij onder deze verordening vallende aangelegenheden;

    39. "importeur": een in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersoon die een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid uit een derde land op de markt van de Unie verkoopt of registreert, of die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen ervan op de markt van de Unie;

    40. "distributeur": een andere natuurlijke of rechtspersoon in de toeleveringsketen dan de fabrikant of de importeur, die een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid uit een derde land op de markt van de Unie verkoopt of registreert, of die verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen ervan op de markt van de Unie.

    41. "marktdeelnemer": de fabrikant, de vertegenwoordiger van de fabrikant, de importeur of de distributeur;

    42. "goedkeuringsinstantie": de instantie van een lidstaat die door de lidstaat is opgericht of aangewezen en door de lidstaat is aangemeld bij de Commissie en die bevoegd is voor alle aspecten van de typegoedkeuring van een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid of van de individuele goedkeuring van een voertuig, voor de vergunningsprocedure, voor de afgifte en eventuele intrekking van goedkeuringscertificaten, en die bevoegd is om op te treden als contactpunt voor de goedkeuringsinstanties van andere lidstaten, om de technische diensten aan te wijzen en om te waarborgen dat de fabrikant voldoet aan zijn verplichtingen inzake de conformiteit van de productie;

    43. "markttoezichtautoriteit": de autoriteit of autoriteiten van een lidstaat verantwoordelijk voor het uitvoeren van markttoezicht op het eigen grondgebied;

    44. "nationale instantie": een goedkeuringsinstantie, een markttoezichtautoriteit of enige andere instantie in een lidstaat die betrokken is bij en verantwoordelijk is voor typegoedkeuring, registratie, markttoezicht of invoercontrole met betrekking tot onder deze verordening vallende voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden;

    45. "technische dienst": een organisatie of instantie die door de goedkeuringsinstantie van een lidstaat is aangewezen om namens haar als testlaboratorium tests of als conformiteitsbeoordelingsinstantie de initiële beoordeling en andere tests of inspecties te verrichten;

    46. "zelftesten": het uitvoeren van tests in de eigen faciliteiten, de registratie van de testresultaten en de indiening van een verslag met conclusies bij de goedkeuringsinstantie door een fabrikant die als technische dienst is aangewezen om de naleving van bepaalde voorschriften te beoordelen;

    47. "virtuele testmethode": computersimulatie, daaronder begrepen berekeningen die aantonen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voldoet aan de technische voorschriften van deze verordening of de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zonder dat daarvoor gebruik hoeft te worden gemaakt van fysieke voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden;

    48. "boorddiagnose": een controlesysteem dat in staat is het gebied vast te stellen waar een storing van een onderdeel of systeem vermoedelijk is opgetreden, diagnostische foutcodes en milieu-informatie in een computergeheugen op te slaan, deze op verzoek van een universele scanner te rapporteren en de bestuurder te waarschuwen voor ernstige gevaren met betrekking tot de functionele veiligheid en/of het milieu, door middel van het oplichten van het verklikkerlicht voor een storing op het instrumentenpaneel;

    49. "reparatie- en onderhoudsinformatie": alle informatie die nodig is voor diagnose, onderhoud, inspectie, periodieke controle, reparatie, herprogrammering of re-initialisatie van een voertuig en die de fabrikanten aan hun erkende handelaren en reparatiebedrijven verstrekken, met inbegrip van alle latere wijzigingen van en aanvullingen op deze informatie. Deze informatie omvat alle gegevens die nodig zijn voor de montage van systemen, onderdelen of technische eenheden op voertuigen;

    50. "onafhankelijke marktdeelnemer": ondernemingen, met uitzondering van erkende handelaren en reparatiebedrijven, die direct of indirect bij de herstelling en het onderhoud van motorvoertuigen betrokken zijn;

    51. "nieuw voertuig": een voertuig waarvoor geldt dat het:

    a) nooit eerder is geregistreerd of

    b) ten tijde van de aanvraag voor individuele goedkeuring minder dan zes maanden geregistreerd is geweest;

    52. "voertuig uit restantvoorraad": een voertuig dat deel uitmaakt van een voorraad en dat niet kan worden verkocht, geregistreerd, of in het verkeer gebracht omdat nieuwe technische voorschriften in werking zijn getreden waarvoor het niet is goedgekeurd;

    53. "gemotoriseerde tweewieler": een gemotoriseerd voertuig op twee wielen, met inbegrip van gemotoriseerde rijwielen op twee wielen, bromfietsen op twee wielen en motorfietsen op twee wielen;

    54. "gemotoriseerde driewieler": een gemotoriseerd voertuig op drie wielen dat voldoet aan de indelingscriteria voor voertuigen van categorie L5e;

    55. "vierwieler": een voertuig op vier wielen dat voldoet aan de indelingscriteria voor voertuigen van categorie L6e of L7e;

    56. "zelfbalancerende machine": een voertuigontwerp dat is gebaseerd op een inherent instabiel evenwicht en een hulpcontrolesysteem nodig heeft om in evenwicht te blijven, en waartoe onder andere gemotoriseerde eenwielers en gemotoriseerde voertuigen met twee parallel geplaatste wielen behoren;

    57. "quad voor gebruik op de weg": een voertuig op vier wielen dat is ontworpen voor gebruik op verharde, openbare wegen en dat voldoet aan de criteria voor lichte quads voor gebruik op de weg, categorie L6Ae, of zware quads voor gebruik op de weg, categorie L7Ae;

    58. “aanhangwagen”: een voertuig zonder aandrijving dat ontworpen en gebouwd is om door een voertuig van categorie L te worden getrokken;

    59. "dubbellucht": twee op dezelfde as gemonteerde wielen die als één wiel worden beschouwd, waarbij de afstand tussen het midden van de contactvlakken van deze wielen met de grond ten hoogste 460 mm bedraagt;

    60. "registratie": de permanente, voorlopige dan wel tijdelijke administratieve goedkeuring voor het in het verkeer brengen van een voertuig, wat de identificatie ervan en de afgifte van een serienummer (het kenteken) impliceert;

    61. "in het verkeer brengen": eerste gebruik in de Unie van een onder deze verordening vallend voertuig, systeem of onderdeel of onder deze verordening vallende technische eenheid overeenkomstig het gebruiksdoel;

    62. "verkoop": iedere verkoop, van de voertuigfabrikant aan de detailhandelaar of de verkoop aan de eindgebruiker;

    63. "op de markt aanbieden": een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid leveren voor distributie of gebruik op de markt van de Unie in het kader van een commerciële activiteit, ongeacht of dit tegen betaling dan wel gratis gebeurt;

    64. "in de handel brengen": een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid voor het eerst aanbieden in de Unie;

    65. "voertuigtype": een groep voertuigen, met inbegrip van varianten en uitvoeringen, van een bepaalde categorie die op de volgende essentiële punten onderling niet verschillen:

    a) categorie of subcategorie;

    b) fabrikant;

    c) chassis, frame, subframe of bodemplaat of structuur waaraan de belangrijkste onderdelen zijn bevestigd;

    d) werkingsprincipes van de aandrijving;

    e) typeaanduiding van de fabrikant;

    66. "variant": voertuigen van hetzelfde type waarvoor geldt dat:

    a) de basiskenmerken van de vorm van de carrosserie gelijk zijn;

    b) ze dezelfde aandrijving en aandrijvingsconfiguratie bezitten;

    c) als een verbrandingsmotor deel uitmaakt van de aandrijving, ze hetzelfde werkingsprincipe hebben;

    d) ze hetzelfde aantal cilinders in dezelfde opstelling hebben;

    e) ze hetzelfde type versnellingsbak hebben;

    f) het verschil in massa in rijklare toestand tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20% van de laagste waarde bedraagt;

    g) het verschil in de technisch toelaatbare maximummassa tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 20% van de laagste waarde bedraagt;

    h) het verschil in cilinderinhoud van de motor (bij een verbrandingsmotor) tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30% van de laagste waarde bedraagt;

    i) het verschil in motorvermogen tussen de laagste waarde en de hoogste waarde ten hoogste 30 % van de laagste waarde bedraagt;

    67. "uitrusting": een voertuig dat bestaat uit een combinatie van punten in het in artikel 27, lid 10, bedoelde informatiepakket.

    Artikel 4 Voertuigcategorieën

    1. Tot de voertuigen van categorie L behoren voertuigen op twee, drie en vier wielen volgens de indeling van de leden hieronder en bijlage I, waaronder gemotoriseerde rijwielen, bromfietsen op twee en drie wielen, motorfietsen op twee en drie wielen, motorfietsen met zijspan, lichte en zware quads voor gebruik op de weg en lichte en zware minicars.

    2. Voor de toepassing van deze verordening worden de volgende categorieën en subcategorieën van voertuigen gehanteerd, zoals beschreven in bijlage I:

    a) Voertuig van categorie L1e (licht gemotoriseerd voertuig op twee wielen), met als subcategorieën:

    i) L1Ae-voertuig (gemotoriseerd rijwiel);

    ii) L1Be-voertuig (bromfiets op twee wielen).

    b) Voertuig van categorie L2e (bromfiets op drie wielen).

    c) Voertuig van categorie L3e (motorfiets op twee wielen), met als subcategorieën:

    i) vermogen van de motorfiets[53], met als verdere subcategorieën:

    – A1-voertuig (motorfiets met laag vermogen);

    – A2-voertuig (motorfiets met middelhoog vermogen);

    – A3-voertuig (motorfiets met hoog vermogen);

    ii) door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig:

    - ten hoogste 130 km/h;

    - hoger dan 130 km/h.

    d) Voertuig van categorie L4e (motorfiets op twee wielen met zijspan).

    e) Voertuig van categorie L5e (gemotoriseerde driewieler), met als subcategorieën:

    i) voertuig van subcategorie L5Ae (driewieler);

    ii) voertuig van subcategorie L5Be (bedrijfsdriewieler), met als subcategorieën:

    – L5Be – U-voertuig: vrachtdriewieler die speciaal is ontworpen voor goederenvervoer;

    – L5Be – P-voertuig: voertuig dat voornamelijk voor personenvervoer is ontworpen en wordt gebruikt.

    f) Voertuig van categorie L6e (lichte vierwielers), met als subcategorieën:

    i) L6Ae-voertuig (lichte quad voor gebruik op de weg);

    ii) L6Be-voertuig (lichte minicar), met als verdere subcategorieën:

    – L6Be – U-voertuig: vrachtvoertuig dat speciaal is ontworpen voor goederenvervoer;

    – L6Be – P-voertuig: voertuig dat voornamelijk voor personenvervoer is ontworpen en wordt gebruikt.

    g) Voertuig van categorie L7e (zware vierwielers), met als subcategorieën:

    i) voertuig van subcategorie L7Ae (zware quad voor gebruik op de weg);

    ii) voertuig van subcategorie L7Be (zware minicar), met als subcategorieën:

    – L7Be – U-voertuig: vrachtvoertuig dat speciaal is ontworpen voor goederenvervoer;

    – L7Be – P-voertuig: voertuig dat voornamelijk voor personenvervoer is ontworpen en wordt gebruikt.

    3. De in lid 2 genoemde voertuigen van categorie L worden verder in de volgende subcategorieën ingedeeld naar gelang de aandrijving van het voertuig:

    a) aangedreven door een interne verbrandingsmotor:

    - compressieontsteking (CI);

    - elektrische ontsteking (PI);

    b) aangedreven door een motor met externe verbranding, een turbine of een draaizuigermotor, waarbij een voertuig met het oog op naleving van de functionele veiligheids- en milieuvoorschriften gelijk wordt gesteld aan een voertuig dat door een interne verbrandingsmotor met elektrische ontsteking wordt aangedreven;

    c) aangedreven door een motor die op perslucht werkt en die geen hogere emissieniveaus voor verontreinigende stoffen en/of inerte gassen heeft dan die in de omgevingslucht aanwezig zijn, waarbij een dergelijk voertuig met betrekking tot functionele veiligheidsvoorschriften en brandstofopslag en -toevoer gelijk wordt gesteld aan een voertuig dat op gasvormige brandstof werkt;

    d) aangedreven door een elektromotor;

    e) een hybride voertuig met een combinatie van de in de punten a), b), c) of d) hierboven bedoelde aandrijvingsconfiguraties, of een meervoudige combinatie van die aandrijvingsconfiguraties, met inbegrip van meervoudige verbrandings- en/of elektrische motoren.

    4. Met betrekking tot de indeling van voertuigen van categorie L in lid 2 geldt dat een voertuig dat niet in een bepaalde categorie valt omdat het ten minste een van de voor die categorie vastgestelde criteria overschrijdt, tot de volgende categorie wordt gerekend aan de criteria waarvan het wel voldoet. Dit is van toepassing op de volgende groepen categorieën en subcategorieën:

    a) categorie L1e met subcategorieën L1Ae en L1Be en categorie L3e met subcategorieën L3e - A1, L3e - A2 en L3e - A3;

    b) categorie L2e en categorie L5e met subcategorieën L5Ae en L5Be;

    c) categorie L6e met subcategorieën L6Ae en L6Be en categorie L7e met subcategorieën L7Ae en L7Be;

    d) elke andere logische opeenvolging van categorieën en/of subcategorieën die de fabrikant voorstelt en die door de typegoedkeuringsinstantie wordt goedgekeurd.

    HOOFDSTUK IIALGEMENE VERPLICHTINGEN

    Artikel 5Algemene verplichtingen van lidstaten en nationale instanties

    1. De lidstaten richten overeenkomstig deze verordening de voor goedkeuringsaangelegenheden bevoegde typegoedkeuringsinstanties en de voor markttoezichtaangelegenheden bevoegde markttoezichtautoriteiten op en wijzen deze aan. De lidstaten stellen de Commissie overeenkomstig artikel 68 in kennis van de oprichting en aanwijzing van dergelijke instanties.

    De kennisgeving betreffende de typegoedkeuringsinstanties en de markttoezichtautoriteiten bevat hun naam, adres, inclusief elektronisch adres, alsmede hun bevoegdheidsgebied.

    2. De nationale instanties staan alleen toe dat voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan de voorschriften van deze verordening voldoen, worden verkocht, geregistreerd, of in het verkeer gebracht.

    3. De nationale instanties mogen de registratie, de verkoop, het in het verkeer brengen of het op de weg gebruiken van voertuigen, onderdelen of technische eenheden die aan deze verordening voldoen, niet verbieden, beperken of belemmeren op grond van aspecten die verband houden met hun constructie of werking en die onder deze verordening vallen.

    4. De lidstaten zullen overeenkomstig hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 765/2008 markttoezicht en controles organiseren en verrichten met betrekking tot voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die op de EU-markt worden ingevoerd.

    Artikel 6 Algemene verplichtingen van goedkeuringsinstanties

    1. De goedkeuringsinstanties zien erop toe dat fabrikanten die een typegoedkeuring aanvragen, hun verplichtingen krachtens deze verordening nakomen.

    2. De goedkeuringsinstanties verlenen alleen goedkeuring voor voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden die aan deze verordening voldoen.

    Artikel 7 Algemene verplichtingen van de fabrikanten

    1. De fabrikanten zorgen ervoor dat wanneer hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden worden verkocht of in het verkeer worden gebracht, deze overeenkomstig deze verordening en de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen zijn geproduceerd en goedgekeurd. Bij meerfasentypegoedkeuring is elke fabrikant verantwoordelijk voor de goedkeuring en de conformiteit van de productie van de systemen, onderdelen en technische eenheden die tijdens de door hem uitgevoerde voltooiingsfase van het voertuig worden toegevoegd. Een fabrikant die reeds in eerdere fasen goedgekeurde onderdelen of systemen wijzigt, is verantwoordelijk voor de goedkeuring en conformiteit van de productie van deze onderdelen en systemen.

    2. Fabrikanten die het incomplete voertuig zodanig wijzigen dat dit ertoe leidt dat het wordt aangemerkt als behorende tot een andere voertuigcategorie en dat bijgevolg de reeds in een eerste goedkeuringsfase beoordeelde wettelijke voorschriften zijn gewijzigd, zijn ook verantwoordelijk voor de naleving van die gewijzigde voorschriften.

    3. Voor de goedkeuring van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die onder deze verordening vallen, wijzen fabrikanten die buiten de Unie zijn gevestigd één binnen de Unie gevestigde gemachtigde aan om hen voor de goedkeuringsinstantie te vertegenwoordigen.

    4. Zij wijzen tevens een vertegenwoordiger aan voor het markttoezicht, hetzij dezelfde vertegenwoordiger als in lid 2 is bedoeld, hetzij een andere vertegenwoordiger.

    5. Fabrikanten zijn jegens de goedkeuringsinstantie verantwoordelijk voor alle aspecten van de goedkeuringsprocedure en voor het waarborgen van de conformiteit van de productie, ongeacht of zij al dan niet rechtstreeks bij alle fasen van de bouw van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid betrokken zijn.

    6. Fabrikanten zorgen ervoor dat zij beschikken over procedures om de overeenstemming van hun serieproductie te blijven waarborgen. Er wordt voldoende rekening gehouden met wijzigingen in het ontwerp van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid of in de kenmerken daarvan, en met wijzigingen in de voorschriften waarmee een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid conform is verklaard.

    7. Behalve de overeenkomstig artikel 37 op hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden aangebrachte voorgeschreven opschriften en typegoedkeuringsmerken, vermelden fabrikanten hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en contactadres op hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden of, wanneer dit voor systemen, onderdelen of technische eenheden niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het systeem of onderdeel of bij de technische eenheid gevoegd document. Het adres moet één plaats aangeven waarop de fabrikant kan worden gecontacteerd.

    8. De fabrikanten zorgen gedurende de periode dat zij voor een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit ervan met deze verordening niet in het gedrang komt.

    Artikel 8 Verplichtingen van fabrikanten met betrekking tot de conformiteit van voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden

    1. Fabrikanten die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een van hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden dat of die is verkocht of in het verkeer is gebracht niet conform is met deze verordening of de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat voertuig, systeem of onderdeel of die technische eenheid conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

    2. Als het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid een risico vormt, brengen de fabrikanten de markttoezichtautoriteiten en goedkeuringsinstanties van de lidstaten waarin het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid is verkocht of in het verkeer is gebracht hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

    3. Fabrikanten houden het in artikel 25 bedoelde informatiedossier en de in artikel 36 bedoelde conformiteitscertificaten gedurende ten minste tien jaar ter beschikking van de goedkeuringsinstanties.

    4. Fabrikanten verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een bevoegde nationale instantie aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie, in een van de officiële talen van de lidstaat van de instantie, om de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan te tonen. Op verzoek van de nationale instantie verlenen fabrikanten medewerking aan eventueel getroffen maatregelen om de risico's van hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die zijn verkocht of geregistreerd of die in het verkeer zijn gebracht, weg te nemen.

    Artikel 9 Verplichtingen van de vertegenwoordiger van de fabrikant met betrekking tot markttoezicht

    De vertegenwoordiger van de fabrikant op het gebied van markttoezicht voert de taken uit die gespecificeerd zijn in het mandaat dat hij van de fabrikant heeft ontvangen. Dit mandaat staat de vertegenwoordiger toe ten minste de volgende taken te verrichten:

    (1) het in artikel 25 bedoelde informatiedossier en de in artikel 36 bedoelde conformiteitscertificaten gedurende ten minste tien jaar ter beschikking van de goedkeuringsinstanties houden;

    (2) op een met redenen omkleed verzoek van een goedkeuringsinstantie aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie te verstrekken om de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan te tonen;

    (3) op verzoek van de markttoezichtautoriteiten en/of goedkeuringsinstanties medewerking te verlenen aan eventueel getroffen maatregelen om de risico's van hun voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die onder hun mandaat vallen, weg te nemen.

    Artikel 10 Algemene verplichtingen van importeurs

    1. Importeurs verkopen en registreren alleen conforme voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheid op de markt van de Unie.

    2. Vóór de verkoop of registratie of het in het verkeer brengen van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, zorgen de importeurs ervoor dat voor het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid EU-typegoedkeuring is verleend. De importeurs zorgen ervoor dat het informatiepakket aan de voorschriften van artikel 27, lid 10, voldoet, dat het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid van het voorgeschreven typegoedkeuringsmerk is voorzien en van de voorgeschreven documenten vergezeld gaat, dat het of zij aan artikel 7, lid 7, voldoet en dat de fabrikant aan artikel 7, lid 6, heeft voldaan.

    3. Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid niet conform is met deze verordening, en met name niet overeenstemt met de typegoedkeuring ervan, verkopen of registreren dit voertuig, systeem of onderdeel of deze technische eenheid pas nadat het of zij conform is gemaakt. Als zij van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid een risico vormt, brengen zij de fabrikant en de markttoezichtautoriteiten en goedkeuringsinstanties hiervan op de hoogte.

    4. De importeurs vermelden hun naam, geregistreerde handelsnaam of geregistreerd handelsmerk en contactadres op het voertuig, systeem of onderdeel of op de technische eenheid, of wanneer dit voor systemen, onderdelen of technische eenheden niet mogelijk is, op de verpakking of in een bij het systeem of onderdeel of bij de technische eenheid gevoegd document.

    5. De importeurs zorgen ervoor dat het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid vergezeld gaat van de voorgeschreven instructies en informatie, zoals overeenkomstig artikel 59 voorgeschreven, in de officiële talen van de betreffende lidstaten.

    6. De importeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit ervan met deze verordening niet in het gedrang komt.

    7. Indien dit rekening houdend met de risico's van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid passend wordt geacht, voeren importeurs met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van de consumenten, steekproeven uit op de op de markt gebrachte producten, onderzoeken zij klachten en teruggeroepen niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden en houden zij daarvan zo nodig een register bij, en houden zij de distributeurs op de hoogte van dit toezicht.

    Artikel 11 Verplichtingen van importeurs met betrekking tot de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid

    1. Importeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die zij hebben verkocht of geregistreerd of voor het in het verkeer brengen waarvan zij verantwoordelijk zijn, niet conform is met deze verordening of de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, nemen onmiddellijk de nodige corrigerende maatregelen om dat voertuig, systeem of onderdeel of die technische eenheid conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

    2. Als een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid een risico vormt, brengen de importeurs de markttoezichtautoriteiten en de goedkeuringsinstanties van de lidstaten waarin zij het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid hebben aangeboden hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

    3. De importeurs houden gedurende 10 jaar een kopie van het conformiteitscertificaat ter beschikking van de markttoezichtautoriteiten en goedkeuringsinstanties en zorgen ervoor dat het in artikel 27, lid 10, bedoelde informatiepakket op verzoek aan die autoriteiten kan worden verstrekt.

    4. De importeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale instantie aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie, in een van de officiële talen van de lidstaat van de instantie, om de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan te tonen. Op verzoek van deze instantie verlenen de importeurs medewerking aan eventueel getroffen maatregelen om de risico's van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die zij hebben verkocht of geregistreerd of voor het in het verkeer brengen waarvan zij verantwoordelijk zijn, weg te nemen.

    Artikel 12 Algemene verplichtingen van distributeurs

    1. Distributeurs betrachten de nodige zorgvuldigheid in verband met de voorschriften die van toepassing zijn bij de verkoop of registratie of het in het verkeer brengen van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid.

    2. Alvorens een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid te verkopen of registreren, of voordat het of zij in het verkeer wordt gebracht, verifiëren de distributeurs of het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid voorzien is van de vereiste voorgeschreven plaat of het vereiste typegoedkeuringsmerk, vergezeld gaat van de voorgeschreven documenten en van instructies en veiligheidsinformatie in de officiële talen van de lidstaat waarin het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht zal worden, en dat de fabrikant en de importeur hebben voldaan aan artikel 7, lid 6, artikel 7, lid 7, en artikel 10, lid 4.

    3. De distributeurs zorgen gedurende de periode dat zij voor een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid verantwoordelijk zijn, voor zodanige opslag- en vervoersomstandigheden dat de conformiteit ervan met deze verordening niet in het gedrang komt.

    Artikel 13 Verplichtingen van distributeurs met betrekking tot de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid

    1. Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid niet conform is met deze verordening verkopen of registreren dit voertuig, systeem of onderdeel of deze technische eenheid niet en verhinderen het in het verkeer brengen ervan, totdat het of zij conform is gemaakt.

    2. Distributeurs die van mening zijn of redenen hebben om aan te nemen dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die zij hebben verkocht of geregistreerd of voor het in het verkeer brengen waarvan zij verantwoordelijk zijn, niet conform is met deze verordening of de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, zien erop toe dat de nodige corrigerende maatregelen worden getroffen om dat voertuig, systeem of onderdeel of die technische eenheid conform te maken of zo nodig uit de handel te nemen of terug te roepen.

    3. Als een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid een risico vormt, brengen de distributeurs de markttoezichtautoriteiten en de goedkeuringsinstanties van de lidstaten waarin zij het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid hebben verkocht of geregistreerd of waarin de distributeurs verantwoordelijk waren voor het in het verkeer brengen ervan, alsmede de fabrikant en de importeur, hiervan onmiddellijk op de hoogte, waarbij zij in het bijzonder de non-conformiteit en alle genomen corrigerende maatregelen uitvoerig beschrijven.

    4. Distributeurs verstrekken op een met redenen omkleed verzoek van een nationale instantie aan deze instantie alle benodigde informatie en documentatie om de conformiteit van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan te tonen. Op verzoek van deze instantie verlenen zij medewerking aan eventueel getroffen maatregelen om de risico's van de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die zij hebben verkocht of geregistreerd of voor het in het verkeer brengen waarvan zij verantwoordelijk waren, weg te nemen.

    Artikel 14 Bijkomende verplichtingen van importeurs en distributeurs

    Een importeur of distributeur wordt voor de toepassing van deze verordening beschouwd als een fabrikant en moet aan de in de artikelen 7 tot en met 9 vermelde verplichtingen van de fabrikant voldoen wanneer deze importeur of distributeur een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid onder zijn eigen naam of handelsmerk verkoopt of registreert of verantwoordelijk is voor het in het verkeer brengen daarvan, of een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die reeds is verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht, zodanig wijzigt dat de conformiteit met de toepasselijke voorschriften in het gedrang kan komen.

    Artikel 15 Identificatie van marktdeelnemers

    Marktdeelnemers delen, op verzoek, aan de markttoezichtautoriteiten en goedkeuringsinstanties gedurende 10 jaar mee:

    (1) welke marktdeelnemer een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid aan hen heeft geleverd;

    (2) aan welke marktdeelnemer zij een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid hebben geleverd.

    HOOFDSTUK IIIMATERIËLE VOORSCHRIFTEN

    Artikel 16 Algemene materiële voorschriften

    1. Voertuigen van categorie L en voor dergelijke voertuigen bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden moeten voldoen aan de voorschriften in de bijlagen II tot en met VIII.

    2. Om een hoog niveau van veiligheid en milieubescherming te waarborgen, stelt de Commissie door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 alleen voor andere voorschriften dan de in de bijlagen VI en VII vermelde milieugrens en -drempelwaarden gedetailleerde technische voorschriften vast, met inbegrip van testprocedures en grenswaarden.

    Artikel 17 Verbod op manipulatie-instrumenten

    Het is verboden manipulatie-instrumenten te gebruiken die afbreuk doen aan de doeltreffendheid van systemen voor de veiligheid en elektromagnetische compatibiliteit, het boorddiagnosesysteem, en reductiesystemen voor geluid en voor emissies van verontreinigende stoffen. Een constructieonderdeel wordt niet als manipulatie-instrument beschouwd indien aan een of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    (1) het instrument is nodig om de motor te beschermen tegen schade of ongevallen en om de veilige werking van het voertuig te verzekeren;

    (2) het instrument functioneert slechts tijdens het starten van de motor;

    (3) de bedrijfsomstandigheden zijn in aanzienlijke mate opgenomen in de testprocedures waarmee wordt geverifieerd of het voertuig aan deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen voldoet.

    Artikel 18 Maatregelen met betrekking tot wijzigingen van de aandrijflijn van voertuigen

    1. Onder "aandrijflijn" worden de onderdelen en systemen van een voertuig verstaan die vermogen leveren en op het wegdek overbrengen, zoals de motor(en), motormanagementsystemen of andere controlemodules, de voorzieningen tegen verontreiniging, de overbrenging en de bediening daarvan (aandrijfas, riemaandrijving of kettingaandrijving), de differentiëlen, de eindaandrijving en de (straal van de) band van het aangedreven wiel.

    2. Voertuigen van categorie L worden voorzien van specifieke maatregelen om manipulatie van de aandrijflijn te voorkomen, die zullen worden vastgelegd in een gedelegeerde handeling, in de vorm van een reeks technische voorschriften en specificaties met als doel:

    a) wijzigingen te voorkomen die de veiligheid in het gedrang kunnen brengen, met name door de prestaties van het voertuig te verhogen door manipulatie van de aandrijflijn om het maximumkoppel en/of het maximumvermogen en/of de door de constructie bepaalde maximumsnelheid van het voertuig, zoals door de fabrikant ten tijde van de typegoedkeuring aangegeven, te verhogen en/of

    b) milieuschade te voorkomen.

    3. De Commissie legt met betrekking tot de in lid 2 bedoelde maatregelen specifieke voorschriften vast door middel van een overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 vastgestelde gedelegeerde handeling.

    4. Na een wijziging van de aandrijflijn moet een voertuig voldoen aan de technische voorschriften van de oorspronkelijke voertuigcategorie en -subcategorie, of indien van toepassing, de nieuwe voertuigcategorie en -subcategorie, die golden toen het oorspronkelijke voertuig werd verkocht of geregistreerd of in het verkeer werd gebracht, met inbegrip van de recentste wijzigingen van die voorschriften.

    Artikel 19 Algemene voorschriften voor boorddiagnosesystemen

    1. Vier jaar na de in artikel 82, lid 2, bedoelde datum, moeten alle nieuwe voertuigen in de subcategorieën L1Be, L3e, L5e, L6Ae en L7Ae zijn uitgerust met de eerste fase (OBD I) van een boorddiagnosesysteem (OBD-systeem) dat zorgt voor de bewaking van en rapportage over onderbrekingen in het elektrische circuit, kortgesloten en open elektrische circuits, en de circuitrationaliteit van de motor- en voertuigmanagementsystemen.

    2. Zes jaar na de in artikel 82, lid 2, bedoelde datum moeten alle nieuwe voertuigen in de subcategorieën L6Be en L7Be met OBD I zijn uitgerust.

    3. Acht jaar na de in artikel 82, lid 2, bedoelde datum moeten alle nieuwe voertuigen met OBD I zijn uitgerust.

    4. Na bevestiging door middel van een door de Commissie overeenkomstig artikel 21, lid 4, vast te stellen besluit, moeten acht jaar na de in artikel 82, lid 2, bedoelde datum alle nieuwe voertuigen in de (sub)categorieën L1Be, L3e, L5e, L6Ae en L7Ae daarnaast ook worden uitgerust met de tweede fase van een boorddiagnosesysteem (OBD II), dat in aanvulling op OBD I niet slechts op daadwerkelijke storingen controleert, maar ook op de achteruitgang in de prestaties van systemen, onderdelen of technische eenheden tijdens de levensduur van het voertuig, op voorwaarde dat de kosteneffectiviteit ervan in het in artikel 21, leden 4 en 5, bedoelde milieueffectonderzoek wordt aangetoond.

    5. De gedetailleerde OBD-emissiedrempels zijn opgenomen in bijlage VI, deel B.

    6. Om een hoog niveau van functionele veiligheid, milieubescherming en een gelijk en gestandaardiseerd niveau van toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie voor alle voertuigreparateurs te waarborgen, worden de Commissie bevoegdheden verleend om overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 een gedelegeerde handeling vast te stellen met gedetailleerde technische voorschriften met betrekking tot boorddiagnose, met inbegrip van functionele voorschriften voor OBD en testprocedures voor de in de leden 1 tot en met 5 genoemde onderwerpen.

    Artikel 20 Voorschriften voor de functionele voertuigveiligheid

    1. De fabrikanten zien erop toe dat de voertuigen zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de inzittenden en andere weggebruikers zo min mogelijk risico's op verwondingen lopen. De functionele voertuigveiligheid wordt gewaarborgd tijdens de gehele levensduur van een voertuig, als dit onder normale omstandigheden of onder de omstandigheden waarvoor het is bestemd, wordt gebruikt.

    2. De fabrikanten waarborgen dat voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden aan de desbetreffende voorschriften van de bijlagen II en VII en aan de in een gedelegeerde handeling vastgelegde testprocedures en prestatie-eisen voldoen.

    3. De in de leden 1 en 2 bedoelde voorschriften zijn van toepassing op voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden, voor zover zij in deze verordening van toepassing zijn verklaard op de desbetreffende voertuigcategorie.

    4. Om voor een hoog niveau van veiligheid te kunnen zorgen, stelt de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 specifieke voorschriften vast voor de functionele veiligheid van voertuigen, met inbegrip van testprocedures en grenswaarden.

    Artikel 21 Voorschriften voor milieuprestaties

    1. De fabrikanten zorgen ervoor dat de voertuigen zodanig worden ontworpen, gebouwd en geassembleerd dat de milieueffecten ervan zoveel mogelijk worden beperkt. De fabrikanten zorgen ervoor dat voertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend, voldoen aan de in de bijlagen V, VI en VII vastgelegde milieuvereisten voor de gehele levensduur van het voertuig.

    2. De fabrikanten zorgen ervoor dat voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden voldoen aan de in een gedelegeerde handeling zoals bedoeld in lid 12 vast te leggen testprocedures en testvoorschriften.

    3. De fabrikanten zorgen ervoor dat de typegoedkeuringsvoorschriften voor het verifiëren van de duurzaamheidseisen worden nageleefd. Naar keuze van de fabrikant kan een van de volgende duurzaamheidstestprocedures worden gebruikt om de typegoedkeuringsinstantie bewijs te kunnen leveren van de duurzaamheid van de milieuprestaties van een voertuig waarvoor typegoedkeuring is verleend.

    a) daadwerkelijk testen van de duurzaamheid van voertuigen door een in bijlage VII, deel A, genoemde afstand af te leggen en tegenover de typegoedkeuringsinstantie aan te tonen dat aan de milieuvoorschriften van deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde en uitvoeringshandelingen wordt voldaan terwijl het voertuig de afstand, verdeeld in gelijke stukken, aflegt en nadat het de hele afstand heeft afgelegd;

    b) door de verslechteringsfactoren in bijlage VII, deel B, te vermenigvuldigen met de milieutestresultaten van een voertuig dat meer dan 100 km heeft afgelegd sinds het aan het einde van de productielijn voor het eerst is gestart; de uitkomsten van deze berekeningen moeten lager liggen dan de milieugrenswaarden in bijlage VI, deel A en het volgende aantonen:

    - de fabrikant toont tijdens deze procedure tegenover de typegoedkeuringsinstantie de milieuprestaties aan van een voertuig dat meer dan 100 km heeft afgelegd sinds het aan het einde van de productielijn voor het eerst is gestart, en dat is uitgerust met versneld verouderde systemen en onderdelen.

    - als deze procedure wordt gebruikt, levert de fabrikant bewijsmateriaal aan de typegoedkeuringsinstantie en toont de geldigheid van de correlatie tussen de twee duurzaamheidsprocedures van punten a) en b) aan.

    4. Uiterlijk op 1 januari 2016 voert de Commissie een alomvattend milieueffectonderzoek uit. In dit onderzoek zullen de luchtkwaliteit en het aandeel verontreinigende stoffen dat door voertuigen van categorie L wordt bijgedragen worden beoordeeld, en de voorschriften van de tests van type I, IV, V, VII en VIII in bijlage V worden behandeld. In het onderzoek zullen de recentste wetenschappelijk gegevens, wetenschappelijke onderzoeksresultaten, modellen en kostenefficiëntie tegen elkaar worden afgewogen en beoordeeld, om te komen tot definitieve beleidsmaatregelen door middel van bevestiging van de uitvoeringsdata van Euro 5 (Euro 6 voor L3e-motorfietsen) in bijlage IV en de milieuvoorschriften van Euro 5 (Euro 6 voor L3e-motorfietsen) in bijlage V, bijlage VI, deel A3, bijlage VI, deel B2, bijlage VI, deel C2 en bijlage VII met betrekking tot de af te leggen afstanden voor duurzaamheidstests en verslechteringsfactoren van Euro 5 (Euro 6 voor L3e-motorfietsen).

    5. Op basis van de resultaten van het milieueffectonderzoek bevestigt de Commissie:

    a) de uitvoeringsdata van het Euro 5-niveau (Euro 6 voor L3e-motorfietsen), zoals bedoeld in bijlage IV;

    b) de Euro 5-emissiegrenswaarden (Euro 6 voor L3e-motorfietsen), zoals bedoeld in bijlage VI, deel A3, en de OBD-drempelwaarden in bijlage VI, deel B2;

    c) dat alle nieuwe voertuigen in de (sub)categorieën L3e, L5e, L6Ae en L7Ae naast OBD-fase I ook met OBD-fase II op het Euro 5-niveau (Euro 6 voor L3e-motorfietsen) worden uitgerust;

    d) dat er voorschriften worden ingevoerd voor conformiteitscontrole van in gebruik zijnde voertuigen op Euro 5-niveau (Euro 6 voor L3e-motorfietsen), voor welke (sub)categorieën voertuigen van categorie L het testen van de conformiteit van in gebruik zijnde voertuigen zal worden ingevoerd en per wanneer het voor alle soorten voertuigen van categorie L verplicht zal worden gesteld. Onder "conformiteit van in gebruik zijnde voertuigen" wordt het testen van representatieve voertuigen van het bestaande wagenpark verstaan om te verifiëren of de door de fabrikant getroffen technische maatregelen overeenkomstig deze verordening nog steeds waarborgen dat tijdens de normale levensduur van het voertuig en onder normale gebruiksomstandigheden de uitlaat- en verdampingsemissies effectief worden beperkt en dat daadwerkelijk wordt voldaan aan de functionele veiligheidsmaatregelen en de daarmee samenhangende veiligheidsprestatieniveaus;

    e) welke van de (sub)categorieën L1Ae, L1Be, L2e, L5Be, L6Be en L7Be voor het Euro 5-niveau alleen SHED-tests hoeven te ondergaan of in plaats daarvan alleen permeatietests van de brandstoftank en brandstofleidingen, met inachtneming van de in bijlage VI, deel C2, genoemde testgrenswaarden;

    f) de af te leggen afstanden voor duurzaamheidstests voor het Euro 5-niveau (Euro 6 voor L3e-motorfietsen), zoals bedoeld in bijlage VII, deel A, en de verslechteringsfactoren voor het Euro 5-niveau (Euro 6 voor L3e-motorfietsen), zoals bedoeld in bijlage VII, deel B;

    g) om de haalbaarheid te bepalen, de daarbij passende uitvoeringsdatum en voor welke (sub)categorieën voorschriften voor emissies buiten de cyclus zullen worden ingevoerd die verder gaan dan het Euro 5-niveau (Euro 6 voor L3e-motorfietsen).

    6. Volledig elektrisch aangedreven voertuigen en/of voertuigen die slechts door persgas worden aangedreven zijn vrijgesteld van de milieuvoorschriften in bijlage V, tests van type I tot en met VIII. Deze voertuigen voldoen aan de functionele voorschriften van OBD, zoals vastgelegd in een gedelegeerde handeling, zodat deze voertuigen in het geval van een storing op efficiënte wijze kunnen worden gerepareerd.

    7. Voertuigen op gasvormige brandstof moeten voldoen aan de emissiegrenswaarden en de OBD-emissiedrempels voor motoren met elektrische ontsteking (PI-motoren) voor typegoedkeuring. Zij moeten tevens voldoen aan de bijbehorende testprocedures en -voorschriften, zoals vastgelegd in een gedelegeerde handeling zoals bedoeld in lid 12. Mono- bi- of multifuelvoertuigen op gasvormige brandstof en/of hybride elektrische voertuigen zijn vrijgesteld van SHED-testvoorschriften voor verdampingsemissies. Hybride elektrische voertuigen en/of voertuigen op gasvormige brandstof die gedeeltelijk worden aangedreven door een PI-motor die werkt op benzine, benzinemengsels of ethanol, hoeven alleen te voldoen aan de permeabiliteitsvoorschriften voor de brandstoftank en brandstoftoevoerleiding, zoals vastgelegd in gedelegeerde handeling zoals bedoeld in lid 12.

    8. Voertuigen die worden aangedreven door een CI-motor die slechts diesel met lage vluchtigheid of met diesel gelijkwaardige brandstoffen verbruikt worden vrijgesteld van de grenswaarden en voorschriften voor verdampingsemissietests.

    9. Voertuigen van categorie L4e moeten voldoen aan de milieuvoorschriften in bijlage V voor voertuigen van categorie L3e, waarbij naar keuze van de fabrikant voor de tests van type I, IV, VII en VIII van bijlage V ofwel alleen het basismotorvoertuig zonder het zijspan wordt getest, ofwel het samenstel als geheel.

    10. Een "vervangingssysteem voor verontreinigingsbeheersing" is een systeem of samenstel van dergelijke systemen dat bedoeld is ter vervanging van een origineel systeem voor verontreinigingsbeheersing en dat kan worden goedgekeurd als technische eenheid zoals gedefinieerd in de gedelegeerde en uitvoeringshandelingen bij deze verordening.

    De fabrikanten zorgen ervoor dat voor alle vervangingssystemen voor verontreinigingsbeheersing die in de Europese Unie worden verkocht of in het verkeer zullen worden gebracht, typegoedkeuring is verleend overeenkomstig deze verordening.

    11. De voorschriften in de leden 1 tot en met 10 zijn van toepassing op de voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden als aangeduid in bijlage II.

    12. Om een hoog niveau van milieubescherming te waarborgen, stelt de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 gedetailleerde technische specificaties vast voor milieuvoorschriften, met inbegrip van testprocedures voor de in de leden 2, 3, 4 en 5 genoemde onderwerpen.

    Artikel 22 Bijkomende milieuvoorschriften met betrekking tot emissies van broeikasgassen en brandstofverbruik

    1. Kooldioxide-emissies (CO2) worden door de fabrikant bepaald in de toepasselijke laboratoriumtestcyclus voor emissies en aan de goedkeuringsinstantie meegedeeld. Het brandstofverbruik wordt ofwel berekend op basis van de laboratoriumresultaten voor emissies ten tijde van de typegoedkeuring, ofwel gemeten en aan de goedkeuringsinstantie meegedeeld.

    2. Het resultaat van de CO2-meting en het berekende of gemeten brandstofverbruik worden in het informatiedossier opgenomen en op het conformiteitscertificaat vermeld.

    Naast de vermelding op het conformiteitscertificaat zorgen de fabrikanten er ook voor dat de gegevens over CO2-emissies en brandstofverbruik aan de koper van het voertuig ter beschikking worden gesteld ten tijde van de aanschaf van een nieuw voertuig, in een formaat dat zij hiervoor geschikt achten.

    3. De Commissie zal door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 de methoden voor het meten van de CO2-emissies en het berekenen of meten van het brandstofverbruik vastleggen.

    HOOFDSTUK IVEU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

    Artikel 23 Procedures voor EU-typegoedkeuring

    1. Bij de aanvraag voor typegoedkeuring van een voertuig mag de fabrikant een van de volgende procedures kiezen:

    a) stapsgewijze typegoedkeuring;

    b) eenstapstypegoedkeuring;

    c) meerfasentypegoedkeuring.

    Voor de typegoedkeuring van systemen, onderdelen of technische eenheden is de eenstapstypegoedkeuring van toepassing.

    2. De stapsgewijze typegoedkeuring omvat het stapsgewijs verzamelen van de hele reeks EU-typegoedkeuringscertificaten voor de systemen, onderdelen en technische eenheden die onderdeel uitmaken van het voertuig en resulteert uiteindelijk in de goedkeuring van het gehele voertuig.

    3. De eenstapstypegoedkeuring omvat de goedkeuring van een voertuig in zijn geheel in één handeling.

    4. Bij een meerfasentypegoedkeuringsprocedure certificeren een of meer goedkeuringsinstanties dat een incompleet of voltooid type voertuig, al naar gelang de staat van voltooiing, aan de desbetreffende administratieve bepalingen en technische voorschriften van deze verordening voldoet.

    Meerfasentypegoedkeuring wordt verleend voor een type incompleet of voltooid voertuig dat conform is met de gegevens van het informatiedossier en voldoet aan de technische voorschriften van de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten, al naar gelang de voltooiingsfase waarin het voertuig zich bevindt.

    De typegoedkeuring voor de laatste voltooiingsfase wordt pas verleend nadat de typegoedkeuringsinstantie heeft geverifieerd dat door de voor het incomplete voertuig afgegeven typegoedkeuring(en) wordt gecertificeerd dat het tijdens de laatste fase goedgekeurde voertuigtype voldoet aan alle technische voorschriften die op het moment waarop de typegoedkeuring(en) werden verleend van toepassing waren op de voertuigcategorie waarvoor typegoedkeuring voor het voltooide voertuig wordt verleend.

    De in lid 1, onder c), bedoelde meerfasentypegoedkeuring is alleen van toepassingen op vrachtvoertuigen van de subcategorieën L5Be – U, L6Be – U en L7Be – U.

    5. De keuze voor een bepaalde goedkeuringsprocedure heeft geen gevolgen voor de toepasselijke voorschriften waaraan het goedgekeurde voertuigtype ten tijde van de afgifte van de typegoedkeuring voor een geheel voertuig moet voldoen.

    6. In artikel 73 worden aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden verleend om modellen vast te stellen voor de nadere invulling van de regelingen met betrekking tot typegoedkeuringsprocedures.

    Artikel 24 Typegoedkeuringsaanvraag

    1. De fabrikant dient de typegoedkeuringsaanvraag bij de goedkeuringsinstantie in.

    2. Voor een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid mag slechts in één lidstaat één aanvraag worden ingediend.

    3. Voor ieder goed te keuren type moet een afzonderlijke aanvraag worden ingediend.

    Artikel 25 Informatiedossier

    1. De aanvrager moet een informatiedossier overleggen aan de goedkeuringsinstantie.

    2. Het informatiedossier bevat de volgende elementen:

    (1) een inlichtingenformulier overeenkomstig het krachtens artikel 73 door de Commissie vastgestelde model;

    (2) alle in de krachtens artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling verlangde gegevens, tekeningen, foto's en andere informatie;

    (3) voor voertuigen, vermelding van de overeenkomstig artikel 23, lid 1, gekozen procedure.

    3. Het informatiedossier mag zowel in papieren als elektronische vorm worden verstrekt.

    Artikel 26 Specifieke voorschriften voor de gegevens die bij de verschillende typegoedkeuringprocedures moeten worden verstrekt

    1. Een aanvraag voor stapsgewijze typegoedkeuring gaat vergezeld van een informatiedossier overeenkomstig artikel 25 en van alle typegoedkeuringscertificaten die vereist zijn overeenkomstig elk van de toepasselijke, in bijlage II vermelde besluiten.

    2. Een aanvraag voor eenstapstypegoedkeuring gaat vergezeld van een informatiedossier overeenkomstig artikel 25 dat de relevante informatie bevat met betrekking tot de in bijlage II vermelde besluiten.

    3. Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 2 wordt voor meerfasentypegoedkeuring het volgende verstrekt:

    a) in de eerste fase: de delen van het informatiedossier en van de EU-typegoedkeuringscertificaten die voor een compleet voertuig zijn vereist en die relevant zijn voor de voltooiingsfase waarin het basisvoertuig zich bevindt;

    b) in de tweede en daaropvolgende fasen: de delen van het informatiedossier en de EU-typegoedkeuringscertificaten die relevant zijn voor de lopende bouwfase, samen met een kopie van het in de vorige bouwfase voor het voertuig afgegeven EU-typegoedkeuringscertificaat en alle gegevens over eventuele wijzigingen of toevoegingen aan het voertuig.

    4. In een met redenen omkleed verzoek kan de goedkeuringsinstantie van de fabrikant verlangen dat hij haar de nodige aanvullende informatie verstrekt om te kunnen beslissen welke tests moeten worden verricht of om de uitvoering van die tests te vergemakkelijken.

    HOOFDSTUK VVERLOOP VAN DE EU-TYPEGOEDKEURINGSPROCEDURES

    Artikel 27 Algemene bepalingen

    1. Goedkeuringsinstanties verlenen pas EU-typegoedkeuring nadat zij de in artikel 31 bedoelde procedures voor de conformiteit van de productie en de overeenstemming van het type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid met de toepasselijke voorschriften hebben geverifieerd.

    2. EU-typegoedkeuringen worden overeenkomstig de artikelen 29, 30, 31 en 32 verleend.

    3. Indien een goedkeuringsinstantie van oordeel is dat een type voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid, ook al voldoet het of zij aan de voorschriften, een ernstig risico voor de veiligheid vormt dan wel het milieu of de volksgezondheid ernstig kan schaden, kan zij de EU-typegoedkeuring ervan weigeren. Zij zendt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie dan onmiddellijk een gedetailleerd dossier met opgave van de redenen voor haar besluit en bewijsmateriaal voor haar bevindingen.

    4. De EU-typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens een geharmoniseerd systeem zoals vastgelegd in de overeenkomstig artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling.

    5. Binnen een maand zendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten een kopie van het EU-voertuigtypegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen, voor ieder voertuigtype waaraan zij goedkeuring heeft verleend. Deze kopie mag de vorm van een elektronisch bestand hebben.

    6. De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten onverwijld in kennis van de door haar geweigerde of ingetrokken goedkeuringen van voertuigen, met opgave van de redenen voor haar besluit.

    7. Om de drie maanden zendt de goedkeuringsinstantie de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten een lijst van de EU-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden die zij in de voorafgaande periode heeft verleend, gewijzigd, geweigerd of ingetrokken.

    8. Op verzoek van een goedkeuringsinstantie van een andere lidstaat zendt de goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, de eerstgenoemde instantie binnen een maand na ontvangst van dat verzoek een kopie van het gevraagde EU-typegoedkeuringscertificaat, inclusief de bijlagen. Deze kopie mag de vorm van een elektronisch bestand hebben.

    9. Indien de Commissie hierom verzoekt, verstrekt de goedkeuringsinstantie de in de leden 5 tot en met 8 bedoelde gegevens ook aan de Commissie.

    10. De goedkeuringsinstantie stelt een informatiepakket samen dat bestaat uit het informatiedossier plus de testrapporten en alle andere documenten die de technische dienst of de goedkeuringsinstantie tijdens de uitvoering van hun taken aan het informatiedossier hebben toegevoegd. Het informatiepakket bevat een inhoudsopgave van het informatiepakket, genummerd of voorzien van andere tekens zodat alle pagina's en het formaat van ieder document duidelijk worden aangegeven; dit document geeft een overzicht van de opeenvolgende stappen in het beheer van de EU-typegoedkeuringsprocedure, met name de data van alle herzieningen en bijwerkingen.

    Artikel 28 Specifieke bepalingen voor de verlening van EU-typegoedkeuring van gehele voertuigen

    1. De volgende onderdelen worden als bijlage bij het typegoedkeuringscertificaat gevoegd:

    a) het in artikel 27, lid 10, bedoelde informatiepakket;

    b) de testresultaten;

    c) naam en handtekening van de persoon (personen) die gemachtigd is (zijn) conformiteitscertificaten te ondertekenen met vermelding van zijn (hun) positie in het bedrijf.

    2. Het typegoedkeuringscertificaat wordt afgegeven op basis van het model in de overeenkomstig artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling.

    3. Voor elk voertuigtype moet de goedkeuringsinstantie:

    a) alle relevante rubrieken van het EU-typegoedkeuringscertificaat invullen, met inbegrip van het daarbij gevoegde formulier met testresultaten, volgens het model van het typegoedkeuringscertificaat;

    b) de inhoudsopgave van het informatiepakket samenstellen;

    c) het ingevulde certificaat en de bijlagen onverwijld aan de aanvrager verstrekken.

    4. In het geval van een EU-typegoedkeuring waarvan de geldigheid overeenkomstig artikel 39 beperkt is of die van de toepassing van sommige bepalingen van deze verordening of de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde en uitvoeringshandelingen is ontheven, worden deze beperkingen of ontheffingen in het EU-typegoedkeuringscertificaat vermeld.

    Indien de fabrikant de eenstapstypegoedkeuringsprocedure kiest, stelt de goedkeuringsinstantie een lijst van toepasselijke voorschriften of besluiten op en voegt deze lijst bij het EU-typegoedkeuringscertificaat.

    Artikel 29 Specifieke bepalingen voor systemen, onderdelen en technische eenheden

    1. Er wordt EU-typegoedkeuring verleend voor een type systeem dat conform is met de gegevens van het informatiedossier en voldoet aan de technische voorschriften van de in bijlage II vermelde desbetreffende besluiten.

    2. Er wordt EU-typegoedkeuring verleend voor een type onderdeel of technische eenheid dat conform is met de gegevens van het informatiedossier en voldoet aan de technische voorschriften van de in bijlage II vermelde desbetreffende afzonderlijke besluiten.

    3. Wanneer onderdelen of technische eenheden, die al dan niet bedoeld zijn voor reparatie, service of onderhoud, ook onder een typegoedkeuring van een systeem vallen met betrekking tot een voertuig, wordt daarvoor geen aanvullende goedkeuring verlangd, tenzij in bijlage II vermelde desbetreffende besluiten zulks vereisen.

    4. Wanneer een onderdeel of technische eenheid zijn of haar functie slechts vervult of een bijzonder kenmerk slechts vertoont in combinatie met andere onderdelen van het voertuig en daarom de naleving van de voorschriften slechts kan worden geverifieerd wanneer het onderdeel of de technische eenheid in combinatie met die andere onderdelen van het voertuig functioneert, wordt de reikwijdte van de EU-typegoedkeuring van het onderdeel of de technische eenheid dienovereenkomstig beperkt.

    In dat geval worden de eventuele beperkingen van het gebruik van het onderdeel of de technische eenheid en de bijzondere montagevoorwaarden in het EU-typegoedkeuringscertificaat vermeld.

    Als een dergelijk onderdeel of een dergelijke technische eenheid door de voertuigfabrikant wordt gemonteerd, wordt bij de goedkeuring van het voertuig nagegaan of de beperkingen van het gebruik en de montagevoorwaarden in acht zijn genomen.

    Artikel 30 Voor EU-typegoedkeuring vereiste tests

    1. Door middel van passende tests die door aangewezen technische diensten worden uitgevoerd, wordt aangetoond dat aan de technische voorschriften van deze verordening en van de in bijlage II vermelde besluiten is voldaan.

    De in de eerste alinea bedoelde testprocedures en de specifieke uitrustingsstukken en instrumenten die voor de uitvoering van deze tests nodig zijn, worden vastgesteld in de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten.

    2. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie zo veel voertuigen, onderdelen of technische eenheden ter beschikking als volgens de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten nodig zijn voor de uitvoering van de voorgeschreven tests.

    3. De voorgeschreven tests worden uitgevoerd op voertuigen, onderdelen en technische eenheden die representatief zijn voor het goed te keuren type.

    De fabrikant kan evenwel na toestemming van de goedkeuringsinstantie een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid kiezen dat of die niet representatief is voor het goed te keuren type, maar dat of die een aantal van de meest ongunstige kenmerken ten aanzien van het vereiste prestatieniveau bezit. Tijdens de selectieprocedure mogen ter ondersteuning van de besluitvorming virtuele testmethoden worden gebruikt.

    4. Na toestemming van de goedkeuringsinstantie mogen als alternatief voor de in lid 1 bedoelde testprocedures op verzoek van de fabrikant virtuele testmethoden worden gebruikt ten aanzien van de voorschriften in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    5. Virtuele testmethoden moeten voldoen aan de voorwaarden in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen.

    6. Om ervoor te zorgen dat de met virtueel testen verkregen resultaten even waardevol zijn als de met fysiek testen verkregen resultaten, stelt de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 vast voor welke voorschriften virtueel testen mogelijk is en onder welke voorwaarden het virtueel testen moet plaatsvinden.

    Artikel 31 Regelingen inzake de conformiteit van de productie

    1. Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring verleent, neemt de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of afdoende regelingen zijn getroffen om te waarborgen dat de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie conform zijn met het goedgekeurde type.

    2. Een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, neemt de nodige maatregelen om, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten, te verifiëren of de in lid 1 bedoelde regelingen nog steeds afdoende zijn en of de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie nog steeds conform zijn met het goedgekeurde type.

    3. Om te verifiëren dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid conform is met het goedgekeurde type, kan de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend alle voor de wettelijke voorschriften die het voorwerp vormen van de EU-typegoedkeuring vereiste controles of tests uitvoeren op monsters die in de bedrijfsgebouwen, inclusief de productiefaciliteiten, van de fabrikant zijn genomen. De nadere invulling van de verificatieprocedures wordt overeenkomstig artikel 73 vastgelegd in een krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandeling.

    4. Indien een goedkeuringsinstantie die een EU-typegoedkeuring heeft verleend, vaststelt dat de in lid 1 bedoelde regelingen niet worden toegepast, aanzienlijk afwijken van de overeengekomen regelingen en controleplannen, niet meer worden toegepast of niet langer als afdoende worden beschouwd, terwijl de productie wel wordt voortgezet, neemt zij de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de procedure voor de conformiteit van de productie correct wordt nageleefd, of trekt zij de typegoedkeuring in.

    5. Aan de Commissie worden overeenkomstig artikel 73 van deze verordening de bevoegdheden verleend om de uitvoeringshandeling vast te stellen waarin de nadere invulling van de regelingen met betrekking tot de conformiteit van de productie wordt vastgelegd.

    HOOFDSTUK VIWIJZIGINGEN VAN EU-TYPEGOEDKEURINGEN

    Artikel 32 Algemene bepalingen

    1. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, onverwijld in kennis van elke wijziging van de gegevens in het informatiepakket.

    Die goedkeuringsinstantie besluit welke van de procedures van artikel 33 moet worden gevolgd.

    Zo nodig kan de goedkeuringsinstantie na overleg met de fabrikant besluiten dat een nieuwe EU-typegoedkeuring moet worden verleend.

    2. Een aanvraag tot wijziging van een EU-typegoedkeuring wordt uitsluitend ingediend bij de goedkeuringsinstantie die de oorspronkelijke EU-typegoedkeuring heeft verleend.

    3. Indien de goedkeuringsinstantie van oordeel is dat voor het aanbrengen van een wijziging inspecties of tests moeten worden herhaald stelt zij de fabrikant daarvan in kennis.

    De in artikel 33 bedoelde procedures zijn alleen van toepassing als de goedkeuringsinstantie op grond van die inspecties of tests tot de conclusie komt dat nog steeds aan de voorwaarden voor EU-typegoedkeuring wordt voldaan.

    Artikel 33 Herzieningen en uitbreidingen van EU-typegoedkeuringen

    1. Indien gegevens die in het informatiepakket zijn opgenomen, zijn gewijzigd zonder dat daarvoor inspecties of tests hoefden te worden herhaald, wordt de wijziging een "herziening" genoemd.

    In dat geval geeft de goedkeuringsinstantie de herziene bladzijde van het informatiepakket af, waarbij op iedere herziene bladzijde duidelijk de aard van de wijziging en de afgiftedatum zijn vermeld. Met een geconsolideerde, bijgewerkte versie van het informatiepakket, vergezeld van een gedetailleerde beschrijving van de wijzigingen, wordt geacht aan deze eis te zijn voldaan.

    2. Een herziening wordt een "uitbreiding" genoemd als gegevens die in het informatiepakket zijn opgenomen zijn gewijzigd en een van de volgende situaties zich voordoet:

    a) er zijn aanvullende inspecties of tests nodig;

    b) een gegeven op het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen uitgezonderd, is gewijzigd;

    c) krachtens een in bijlage II vermeld besluit dat op het goedgekeurde voertuigtype of het goedgekeurde systeem of onderdeel of de goedgekeurde technische eenheid van toepassing is, treden nieuwe voorschriften in werking.

    In het geval van een uitbreiding geeft de goedkeuringsinstantie een herzien EU-typegoedkeuringscertificaat af, voorzien van een uitbreidingsnummer dat één nummer hoger is dan het laatst toegekende uitbreidingsnummer. Op het goedkeuringscertificaat worden duidelijk de reden voor de uitbreiding en de afgiftedatum vermeld.

    3. Bij iedere afgifte van gewijzigde bladzijden of van een geconsolideerde, bijgewerkte versie wordt in de bij het goedkeuringscertificaat gevoegde inhoudsopgave van het informatiepakket de datum van de laatste uitbreiding of herziening of die van de laatste consolidering van de bijgewerkte versie vermeld.

    Artikel 34 Afgifte en kennisgeving van wijzigingen

    1. In geval van een uitbreiding worden alle relevante delen van het EU-typegoedkeuringscertificaat, de bijlagen ervan en de inhoudsopgave van het informatiepakket bijgewerkt. Het bijgewerkte certificaat en de bijlagen ervan worden onverwijld aan de aanvrager toegezonden.

    2. In geval van een herziening worden de herziene documenten of in voorkomend geval de geconsolideerde, bijgewerkte versie, inclusief de herziene inhoudsopgave van het informatiepakket, door de goedkeuringsinstantie onverwijld aan de aanvrager toegezonden.

    3. De goedkeuringsinstantie stelt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten volgens de in artikel 27 bedoelde procedures van alle wijzigingen van EU-typegoedkeuringen in kennis.

    HOOFDSTUK VIIGELDIGHEID VAN EU-TYPEGOEDKEURING

    Artikel 35 Einde van de geldigheid

    1. Een EU-typegoedkeuring wordt afgegeven voor onbepaalde tijd.

    2. In de volgende gevallen verliest een EU-typegoedkeuring van een voertuig haar geldigheid:

    a) voor de verkoop of registratie of het in het verkeer brengen van nieuwe voertuigen treden nieuwe voorschriften in werking van een besluit dat op het goedgekeurde voertuigtype van toepassing is, en de typegoedkeuring kan niet dienovereenkomstig worden bijgewerkt;

    b) de productie van het goedgekeurde voertuig wordt vrijwillig definitief stopgezet;

    c) de geldigheid van de goedkeuring loopt af ingevolge een bijzondere beperking overeenkomstig artikel 38.

    3. Indien slechts één variant van een type of één uitvoering van een variant ongeldig wordt, verliest de EU-typegoedkeuring van het betrokken voertuig alleen voor die variant of uitvoering haar geldigheid.

    4. Indien de productie van een bepaald voertuigtype definitief wordt stopgezet, stelt de fabrikant de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor het voertuig heeft verleend, hiervan in kennis.

    Uiterlijk een maand na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving stelt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor het voertuig heeft verleend de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten hiervan in kennis.

    5. Wanneer een EU-typegoedkeuring van een voertuig ongeldig wordt, stelt de fabrikant, onverminderd het bepaalde in lid 4, de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, daarvan in kennis.

    De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, verstrekt de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten onverwijld alle toepasselijke informatie om eventueel artikel 39 toe te kunnen passen.

    De in de tweede alinea bedoelde informatie omvat met name de productiedatum en het voertuigidentificatienummer van het laatste geproduceerde voertuig.

    HOOFDSTUK VIIICONFORMITEITSCERTIFICAAT EN MARKERINGEN

    Artikel 36 Conformiteitscertificaat

    1. Als houder van een EU-typegoedkeuring van een geheel voertuig verstrekt de fabrikant bij elk compleet, incompleet of voltooid voertuig dat conform het goedgekeurde voertuigtype is gebouwd, een conformiteitscertificaat in papieren vorm.

    Dit certificaat wordt gratis bij het voertuig aan de koper geleverd. De levering ervan mag niet afhankelijk worden gesteld van een uitdrukkelijk verzoek daartoe of het verstrekken van aanvullende gegevens aan de fabrikant.

    2. De fabrikant maakt gebruik van het model voor het conformiteitscertificaat dat overeenkomstig artikel 73 door de Commissie is vastgesteld.

    3. Tenzij met de koper van het voertuig anders is overeengekomen, wordt het conformiteitscertificaat opgesteld in de officiële taal van de lidstaat waar het voertuig wordt aangeschaft.

    4. Het conformiteitscertificaat wordt zodanig ontworpen dat vervalsing wordt voorkomen. Hiertoe wordt het gebruikte papier door een beeldmerk in kleur of door een watermerk in de vorm van het identificatiemerk van de fabrikant beschermd.

    5. Het conformiteitscertificaat wordt volledig ingevuld en bevat geen andere beperkingen op het gebruik van het voertuig dan die welke in de overeenkomstig artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling zijn toegestaan.

    6. In geval van een incompleet of voltooid voertuig vult de fabrikant alleen de punten van het conformiteitscertificaat in die in de lopende goedkeuringsfase toegevoegd of gewijzigd zijn, en voegt hij in voorkomend geval alle in de vorige fase afgegeven conformiteitscertificaten bij.

    7. Het opschrift van het in de krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandeling beschreven conformiteitscertificaat luidt voor voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 39, lid 2, goedkeuring is verleend als volgt: "Voor complete/voltooide voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 39 (voorlopige goedkeuring) typegoedkeuring is verleend.".

    8. Het opschrift van het in de krachtens deze verordening vastgestelde uitvoeringshandeling beschreven conformiteitscertificaat luidt voor voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 41 typegoedkeuring is verleend, als volgt: "Voor complete/voltooide voertuigen waarvoor in kleine series typegoedkeuring is verleend"; in de onmiddellijke nabijheid daarvan wordt het jaar van productie gevolgd door een volgnummer tussen 1 en het in de tabel in de uitvoeringshandeling vermelde maximum aangebracht, waaruit voor elk productiejaar blijkt welke plaats het voertuig in de productievolgorde voor dat jaar inneemt.

    9. Onverminderd het bepaalde in lid 1 mag de fabrikant in het conformiteitscertificaat opgenomen gegevens of informatie met elektronische middelen aan de nationale instanties doorgeven.

    10. Alleen de fabrikant mag een duplicaat van het conformiteitscertificaat afgeven. Op de voorzijde van het duplicaat is het woord "duplicaat" duidelijk zichtbaar.

    Artikel 37 Voorgeschreven opschriften van voertuigen en typegoedkeuringsmerken van onderdelen of technische eenheden

    1. De fabrikant van een voertuig brengt op elk voertuig dat conform het goedgekeurde type is vervaardigd de krachtens de desbetreffende, in bijlage II vermelde gedelegeerde of uitvoeringshandeling vereiste voorgeschreven plaat aan.

    2. De fabrikant van een onderdeel of technische eenheid, ongeacht of het of zij deel uitmaakt van een systeem, brengt op alle onderdelen en technische eenheden die conform het goedgekeurde type zijn vervaardigd, het krachtens de desbetreffende, in bijlage II vermelde gedelegeerde of uitvoeringshandeling vereiste typegoedkeuringsmerk aan.

    3. Als een dergelijk typegoedkeuringsmerk niet is vereist voor een onderdeel of technische eenheid, brengt de fabrikant ten minste zijn handelsnaam of handelsmerk, het typenummer en een identificatienummer aan.

    4. De voorgeschreven EU-plaat en het typegoedkeuringsmerk stemmen overeen met het model in de krachtens artikel 73 van deze verordening vastgestelde uitvoeringshandeling.

    HOOFDSTUK IXONTHEFFINGEN VOOR NIEUWE TECHNOLOGIEËN OF NIEUWE CONCEPTEN

    Artikel 38 Ontheffingen voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten

    1. De fabrikant kan EU-typegoedkeuring aanvragen voor een type systeem, onderdeel of technische eenheid waarin nieuwe technologieën of concepten zijn toegepast die onverenigbaar zijn met een of meer van de in bijlage II vermelde besluiten.

    2. De goedkeuringsinstantie verleent de in lid 1 bedoelde EU-typegoedkeuring als aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a) in de aanvraag zijn de redenen vermeld waarom de desbetreffende technologieën of concepten tot gevolg hebben dat het systeem, het onderdeel of de technische eenheid onverenigbaar is met een of meer van de in bijlage II vermelde besluiten;

    b) in de aanvraag zijn de veiligheids- en milieuaspecten van de nieuwe technologie beschreven, alsmede de maatregelen die zijn getroffen om ervoor te zorgen dat ten minste een even hoog veiligheids- en milieubeschermingsniveau wordt gewaarborgd als door de voorschriften waarvan ontheffing wordt aangevraagd wordt geboden;

    c) er worden testbeschrijvingen en -resultaten aangevoerd die aantonen dat aan de voorwaarde onder b) is voldaan.

    3. Voor het verlenen van een ontheffing voor nieuwe technologieën of nieuwe concepten is goedkeuring door de Commissie vereist, die wordt verleend door middel van een overeenkomstig de in artikel 74, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld besluit.

    4. In afwachting van het ontheffingsbesluit van de Commissie mag de goedkeuringsinstantie een voorlopige goedkeuring die alleen op het grondgebied van de betrokken lidstaat geldig is, verlenen voor een voertuigtype waarop de aangevraagde ontheffing betrekking heeft. De goedkeuringsinstantie stelt de Commissie en de overige lidstaten daarvan onverwijld in kennis door middel van een dossier dat de in lid 2 bedoelde gegevens bevat.

    5. Andere goedkeuringsinstanties mogen besluiten de in lid 4 bedoelde voorlopige goedkeuring binnen hun grondgebied te aanvaarden.

    6. Indien van toepassing wordt in de in lid 3 bedoelde goedkeuring door de Commissie tevens vermeld of er beperkingen van toepassing zijn. In elk geval is de typegoedkeuring ten minste 36 maanden geldig.

    7. Als de Commissie de goedkeuring weigert, stelt de goedkeuringsinstantie de houder van de in lid 4 bedoelde voorlopige typegoedkeuring er onverwijld van in kennis dat de voorlopige goedkeuring zes maanden na de datum van de weigering van de Commissie zal worden ingetrokken.

    Voertuigen die echter conform de voorlopige goedkeuring worden vervaardigd voordat deze ongeldig is geworden, mogen worden verkocht, geregistreerd of in het verkeer worden gebracht in elke lidstaat die de voorlopige goedkeuring had aanvaard.

    Artikel 39 Noodzaak tot aanpassing van de wettelijke voorschriften

    1. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 38 goedkeuring voor de verlening van een ontheffing verleent, neemt zij, indien nodig, de nodige maatregelen om de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen in kwestie aan de technologische ontwikkelingen aan te passen.

    Als een ontheffing krachtens artikel 38 betrekking heeft op een VN/ECE-reglement, stelt de Commissie een wijziging van dat VN/ECE-reglement voor volgens de toepasselijke procedure krachtens de overeenkomst van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende het aannemen van eenvormige technische eisen voor wielvoertuigen, uitrustingsstukken en onderdelen die kunnen worden aangebracht en/of gebruikt op wielvoertuigen en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van goedkeuringen verleend op basis van deze eisen[54].

    2. Zodra de desbetreffende besluiten zijn gewijzigd, wordt elke aan het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de ontheffing verbonden beperking onmiddellijk opgeheven.

    Indien de nodige stappen voor de aanpassing van de gedelegeerde of uitvoeringshandelingen niet zijn genomen, kan de Commissie op verzoek van de lidstaat die de goedkeuring heeft verleend, bij een volgens de in artikel 74, lid 2, bedoelde procedure vastgesteld besluit de lidstaat machtigen de typegoedkeuring te verlengen.

    HOOFDSTUK XIN KLEINE SERIES GEPRODUCEERDE VOERTUIGEN

    Artikel 40 Nationale typegoedkeuring van kleine series

    1. De fabrikant kan binnen de in bijlage III vermelde jaarlijkse kwantitatieve beperkingen verzoeken om typegoedkeuring van kleine series van een voertuigtype. Deze beperkingen zijn van toepassing op de verkoop, registratie of het in het verkeer brengen van voertuigen van het goedgekeurde type op de markt van de Unie in een bepaald jaar.

    Voor de typegoedkeuring van kleine series kan de goedkeuringsinstantie, indien daarvoor goede redenen zijn, vrijstelling van een of meer bepalingen van een of meer van de in bijlage II vermelde besluiten verlenen, mits zij alternatieve voorschriften vaststelt.

    2. De in lid 1 bedoelde alternatieve voorschriften moeten een niveau van functionele veiligheid en milieubescherming waarborgen dat, voor zover haalbaar, gelijkwaardig is met het door de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten geboden niveau.

    3. Voor de typegoedkeuring van voertuigen krachtens dit artikel worden systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor overeenkomstig de in bijlage II vermelde besluiten typegoedkeuring is verleend, aanvaard.

    4. Het typegoedkeuringscertificaat voor voertuigen waarvoor overeenkomstig dit artikel typegoedkeuring wordt verleend, wordt opgesteld volgens het model in een krachtens artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling, maar zonder het opschrift "EU-typegoedkeuringscertificaat voor voertuigen", en geeft aan welke vrijstellingen overeenkomstig lid 1 zijn verleend. De typegoedkeuringscertificaten worden genummerd volgens de krachtens artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling.

    5. De geldigheid van een nationale typegoedkeuring van kleine series is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat waarvan de goedkeuringsinstantie de goedkeuring heeft verleend.

    Op verzoek van de fabrikant wordt echter een kopie van het typegoedkeuringscertificaat en de bijbehorende bijlagen per aangetekend schrijven of per e-mail aan de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen lidstaten toegezonden.

    Uiterlijk 3 maanden na ontvangst van het in de tweede alinea bedoelde verzoek besluiten de goedkeuringsinstanties van de door de fabrikant aangewezen lidstaten of zij de typegoedkeuring wel of niet aanvaarden. Zij delen die beslissing formeel mede aan de goedkeuringinstantie die de nationale typegoedkeuring voor kleine series heeft toegekend.

    De goedkeuringsinstanties van de lidstaat aanvaarden de nationale typegoedkeuring, tenzij zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn met hun eigen technische voorschriften.

    6. Op verzoek van een aanvrager van nationale typegoedkeuring van kleine series die een voertuig in een andere lidstaat wenst te verkopen of te registreren of die in een andere lidstaat verantwoordelijk wenst te zijn voor het in het verkeer brengen ervan, verstrekt de goedkeuringsinstantie die een nationale typegoedkeuring van kleine series heeft verleend, aan de aanvrager een kopie van het typegoedkeuringscertificaat, met inbegrip van het informatiepakket. De typegoedkeuringsinstantie van de andere lidstaat staat de verkoop, de registratie of het in verkeer brengen van een voertuig toe, tenzij zij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn aan haar eigen technische voorschriften.

    HOOFDSTUK XIINDIVIDUELE GOEDKEURINGEN

    Artikel 41 Individuele goedkeuringen

    1. De goedkeuringsinstanties verlenen op verzoek van de eigenaar van het voertuig individuele goedkeuring voor een voertuig dat conform is met de bij de aanvraag gevoegde beschrijving en dat voldoet aan de bepalingen van deze verordening.

    2. Bij de individuele goedkeuringsprocedure certificeren de goedkeuringsinstanties dat het voertuig voldoet aan de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten.

    3. Een individuele goedkeuring heeft betrekking op een specifiek voertuig, ongeacht of dit enig in zijn soort is of niet.

    4. Aanvragen voor individuele goedkeuring hebben betrekking op ten hoogste 5 voertuigen van hetzelfde type.

    5. Wanneer zij de typegoedkeuring heeft verleend, geeft de goedkeuringsinstantie onverwijld het certificaat van individuele goedkeuring af.

    6. Het formaat van het certificaat van individuele goedkeuring is gebaseerd op het model van het EU-typegoedkeuringscertificaat in een krachtens artikel 73 vastgestelde uitvoeringshandeling en bevat ten minste de informatie die nodig is om de registratieaanvraag overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG van de Raad[55] in te vullen.

    Certificaten van individuele goedkeuring mogen niet het opschrift "EU-goedkeuring" dragen. Op een certificaat van individuele goedkeuring wordt het identificatienummer van het desbetreffende voertuig vermeld.

    7. Dit artikel is van toepassing op voertuigen die ten tijde van de indiening van de aanvraag voor individuele goedkeuring nog niet eerder waren verkocht of in het verkeer waren gebracht, wat de identificatie ervan en de afgifte van een registratienummer, met inbegrip van voorlopige en tijdelijke registraties of professionele registratie, impliceert, of die minder dan zes maanden daarvoor waren verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht.

    8. Dit hoofdstuk mag worden toegepast op voertuigen waarvoor een typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend en die vóór de verkoop, registratie of het in het verkeer brengen ervan zijn gewijzigd.

    Artikel 42 Ontheffingen voor individuele goedkeuring

    1. Een goedkeuringsinstantie kan het voertuig vrijstellen van de verplichting tot naleving van de voorschriften van een of meer van de in bijlage II vermelde besluiten, mits zij alternatieve voorschriften vaststelt en goede redenen heeft om een dergelijke vrijstelling te verlenen.

    2. Deze alternatieve voorschriften moeten een niveau van functionele veiligheid en milieubescherming waarborgen dat, voor zover haalbaar, gelijkwaardig is met het door het desbetreffende, in bijlage II vermelde besluit geboden niveau.

    De goedkeuringsinstantie voert geen destructieve tests uit. Zij gebruiken alle door de aanvrager van een individuele goedkeuring beschikbaar gestelde toepasselijke informatie om vast te stellen of de alternatieve voorschriften in acht worden genomen.

    De goedkeuringsinstantie aanvaardt EU-typegoedkeuringen van systemen, onderdelen of technische eenheden in plaats van de alternatieve voorschriften.

    3. De goedkeuringsinstantie verleent de individuele goedkeuring als het voertuig conform is met de bij de aanvraag gevoegde beschrijving en voldoet aan de van toepassing zijnde technische voorschriften, en zij geeft onverwijld het certificaat van individuele goedkeuring af.

    Het formaat van het certificaat van individuele goedkeuring is gebaseerd op het in artikel 28, lid 2 bedoelde model van het EU-typegoedkeuringscertificaat en bevat ten minste de informatie die nodig is om de registratieaanvraag overeenkomstig Richtlijn 1999/37/EG van de Raad[56] in te vullen.

    Certificaten van individuele goedkeuring mogen niet het opschrift "EU-voertuiggoedkeuring" dragen. Op een certificaat van individuele goedkeuring wordt het identificatienummer van het desbetreffende voertuig vermeld.

    Artikel 43 Geldigheid en aanvaarding van individuele goedkeuring

    1. De geldigheid van een individuele goedkeuring is beperkt tot het grondgebied van de lidstaat waar de goedkeuring is verleend.

    2. Voor de verkoop, de registratie en het in het verkeer brengen in een andere lidstaat van een voertuig waarvoor een individuele goedkeuring is verleend, verstrekt de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, de aanvrager van een individuele goedkeuring op diens verzoek een verklaring met de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd en alle nadere informatie over de aard van de technische voorschriften waaraan dat voertuig voldoet.

    3. Met betrekking tot een voertuig waarvoor een goedkeuringsinstantie van een lidstaat een individuele goedkeuring heeft verleend overeenkomstig artikel 34, staan de overige lidstaten de verkoop, de registratie of het in het verkeer brengen ervan toe, tenzij zij redelijke gronden hebben om aan te nemen dat de technische voorschriften volgens welke het voertuig is goedgekeurd, niet gelijkwaardig zijn met hun eigen technische voorschriften.

    4. De goedkeuringsinstanties verlenen op verzoek van de eigenaar van het voertuig individuele goedkeuring voor een voertuig dat voldoet aan deze verordening. In een dergelijk geval aanvaarden de goedkeuringsinstanties de individuele goedkeuring en staan zij de verkoop, de registratie en het in het verkeer brengen van dit voertuig toe.

    Artikel 44 Specifieke bepalingen voor individuele goedkeuringen

    1. De bepalingen van dit hoofdstuk mogen worden toegepast op voertuigen waarvoor een typegoedkeuring overeenkomstig deze verordening is verleend en die vóór de eerste verkoop of registratie of vóór het voor in het verkeer brengen ervan zijn gewijzigd.

    2. In het kader van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure kan de procedure van dit hoofdstuk ook op een specifiek voertuig tijdens de opeenvolgende voltooiingsfasen worden toegepast.

    3. De procedure van dit hoofdstuk mag geen tussenliggende fase in het normale verloop van een meerfasentypegoedkeuringsprocedure vervangen en mag niet worden toegepast om de eerstefasegoedkeuring van een voertuig te verkrijgen.

    HOOFDSTUK XIIVERKOOP, REGISTRATIE EN IN HET VERKEER BRENGEN

    Artikel 45 Verkoop, registratie en in het verkeer brengen van voertuigen

    1. Onverminderd de artikelen 41 en 42 worden voertuigen waarvoor typegoedkeuring voor gehele voertuigen verplicht is of waarvoor de fabrikant krachtens deze verordening een dergelijke typegoedkeuring heeft verkregen, alleen verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht als zij vergezeld gaan van een geldig conformiteitscertificaat overeenkomstig artikel 36.

    In het geval van incomplete voertuigen wordt de verkoop of het in het verkeer brengen ervan toegestaan, maar de voor voertuigregistratie bevoegde instanties van de lidstaten kunnen de permanente registratie en het gebruik op de weg ervan weigeren.

    2. Het aantal in kleine series geproduceerde voertuigen dat jaarlijks in de Unie wordt verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht, mag het in bijlage III aangegeven maximum niet overschrijden.

    3. Lid 1 is niet van toepassing op voertuigen die bestemd zijn voor gebruik door het leger, de burgerbescherming, de brandweer of de ordediensten, noch op voertuigen waarvoor overeenkomstig artikel 40 of 43 typegoedkeuring is verleend.

    4. De goedkeuringsinstanties verlenen op verzoek van de eigenaar van het voertuig individuele goedkeuring voor een voertuig dat voldoet aan deze verordening. In een dergelijk geval aanvaarden de goedkeuringsinstanties de individuele goedkeuring en staan zij de verkoop, de registratie en het in het verkeer brengen van het voertuig toe.

    Artikel 46 Verkoop, registratie en in het verkeer brengen van voertuigen uit restantvoorraden

    1. Met inachtneming van de in de leden 2 en 4 vastgestelde maxima voor voertuigen uit restantvoorraden en termijn, mogen voertuigen die conform zijn met een voertuigtype waarvan de EU-typegoedkeuring niet meer geldig is, worden geregistreerd.

    De eerste alinea is alleen van toepassing op voertuigen die zich op het grondgebied van de Unie bevinden en waarvoor ten tijde van hun productie een geldige EU-typegoedkeuring was verleend, maar die niet zijn geregistreerd voor deze EU-typegoedkeuring ongeldig werd.

    2. Lid 1 geldt gedurende twaalf maanden voor complete voertuigen en gedurende achttien maanden voor voltooide voertuigen, telkens gerekend vanaf de datum waarop de EU-typegoedkeuring ongeldig is geworden.

    3. De fabrikant die van het bepaalde in lid 1 gebruik wil maken, dient bij de nationale instanties van elke lidstaat waarin de betrokken voertuigen zullen worden geregistreerd, een verzoek in. In dat verzoek worden de technische of economische redenen vermeld waarom deze voertuigen niet aan de nieuwe typegoedkeuringsvoorschriften kunnen voldoen.

    De betrokken nationale instantie besluit binnen drie maanden na ontvangst van de aanvraag of en, zo ja, voor hoeveel exemplaren zij de registratie van deze voertuigen op haar grondgebied toestaat.

    4. Het aantal voertuigen uit restantvoorraden mag niet meer bedragen dan 10% van het aantal voertuigen dat tijdens de twee voorafgaande jaren is geregistreerd, of niet meer dan 10 per lidstaat als dat meer is.

    5. Voordat de voertuigen geregistreerd worden geeft de fabrikant een nieuw conformiteitscertificaat voor voertuigen uit restantvoorraden af waarin het voertuig als een "voertuig uit restantvoorraad" wordt aangemerkt en het nummer waaronder en de lidstaat waarin het voor het eerst is geregistreerd worden vermeld, volgens het overeenkomstig artikel 73 door de Commissie vastgestelde model van het conformiteitscertificaat.

    6. De lidstaten zorgen ervoor dat het krachtens de procedure van dit artikel te registreren aantal voertuigen effectief wordt gecontroleerd.

    7. Dit artikel is alleen van toepassing in geval van stopzetting in verband met het einde van de geldigheid van de typegoedkeuring in het in artikel 35, lid 2, bedoelde geval.

    Artikel 47 Verkoop en in het verkeer brengen van onderdelen en technische eenheden

    1. Onderdelen of technische eenheden mogen alleen worden verkocht en in het verkeer worden gebracht indien zij aan de desbetreffende, in bijlage II vermelde gedelegeerde handelingen voldoen en overeenkomstig artikel 37 naar behoren zijn gemerkt.

    2. Lid 1 is niet van toepassing in het geval van onderdelen of technische eenheden die speciaal worden gebouwd of ontworpen voor nieuwe voertuigen die niet onder deze verordening vallen.

    3. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten de verkoop en het in het verkeer brengen van onderdelen of technische eenheden toestaan die krachtens artikel 38 van een of meer bepalingen van deze verordening zijn vrijgesteld of die bestemd zijn voor montage op voertuigen waarvoor krachtens de artikelen 40 en 41 goedkeuringen zijn verleend die betrekking hebben op het desbetreffende onderdeel of de desbetreffende technische eenheid.

    4. In afwijking van lid 1, en tenzij in deze verordening of in een van de bijbehorende gedelegeerde handelingen anders is bepaald, mogen de lidstaten de verkoop of het in het verkeer brengen van onderdelen of technische eenheden toestaan die bestemd zijn voor montage op voertuigen waarvoor, op het moment dat zij verkocht of in het verkeer werden gebracht, geen EU-typegoedkeuring was vereist op grond van deze verordening of Richtlijn 2002/24/EG.

    HOOFDSTUK XIIIVRIJWARINGSCLAUSULES

    Artikel 48 Procedure op nationaal niveau voor de omgang met voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die een risico vormen

    1. Wanneer de markttoezichtautoriteiten van een lidstaat maatregelen hebben genomen krachtens artikel 20 van Verordening (EG) nr. 765/2008 of voldoende redenen hebben om aan te nemen dat een onder deze verordening vallend voertuig, systeem of onderdeel of een onder deze verordening vallende technische eenheid een risico voor de gezondheid of veiligheid van personen of voor andere onder deze verordening vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen vormt, voeren de goedkeuringsinstanties een beoordeling van het voertuig, systeem, onderdeel of van de technische eenheid uit in het licht van alle in deze verordening vastgestelde voorschriften. De desbetreffende marktdeelnemers verlenen volledige medewerking aan de markttoezichtautoriteiten en/of goedkeuringsinstanties.

    Wanneer de markttoezichtautoriteiten en/of goedkeuringsinstanties bij deze beoordeling vaststellen dat het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid niet aan de voorschriften van deze verordening voldoet, verlangen zij onverwijld van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle passende corrigerende maatregelen neemt om het voertuig, systeem, onderdeel of de technische eenheid met deze voorschriften conform te maken, of dat hij het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid uit de handel neemt of binnen een door hen vast te stellen redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, terugroept.

    De goedkeuringsinstanties brengen de desbetreffende technische dienst op de hoogte van de overeenkomstig de eerste en tweede alinea getroffen maatregelen. Artikel 21 van Verordening (EG) nr. 765/2008 is van toepassing op de in de tweede alinea bedoelde maatregelen.

    2. Wanneer de goedkeuringsinstanties van mening zijn dat de non-conformiteit niet tot hun nationale grondgebied beperkt is, brengen zij de Commissie en de andere lidstaten op de hoogte van de resultaten van de beoordeling en van de maatregelen die zij van de marktdeelnemer hebben verlangd.

    3. De marktdeelnemer zorgt ervoor dat alle passende corrigerende maatregelen worden toegepast op alle betrokken niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die hij in de Unie heeft verkocht of geregistreerd of voor het in het verkeer brengen waarvan hij verantwoordelijk is.

    4. Wanneer de marktdeelnemer niet binnen de in lid 1, tweede alinea, bedoelde termijn doeltreffende corrigerende maatregelen neemt, nemen de nationale instanties alle passende maatregelen om de verkoop of registratie of het in het verkeer brengen op hun nationale markt van niet-conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden te verbieden of te beperken, dan wel deze in de betrokken lidstaat uit de handel te nemen of terug te roepen.

    5. De nationale instanties brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld van deze maatregelen op de hoogte.

    De verstrekte informatie omvat alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid die niet conform is te identificeren en om de oorsprong, de aard van de beweerde niet-conformiteit en van het risico, en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen, evenals de argumenten die worden aangevoerd door de desbetreffende marktdeelnemer. De goedkeuringsinstanties vermelden met name of de non-conformiteit een van de volgende redenen heeft:

    a) het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid voldoet niet aan de voorschriften met betrekking tot de gezondheid of veiligheid van personen, de bescherming van het milieu of andere onder deze verordening vallende aspecten van de bescherming van algemene belangen; of

    b) de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten, vertonen tekortkomingen.

    6. De andere lidstaten dan die welke de procedure heeft ingeleid, brengen de Commissie en de andere lidstaten binnen een maand op de hoogte van door hen genomen maatregelen en van aanvullende informatie waarover zij beschikken met betrekking tot de non-conformiteit van het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid in kwestie, en van hun bezwaren indien zij het niet eens zijn met de aangemelde nationale maatregel.

    7. Indien binnen een maand na de ontvangst van de in lid 6 bedoelde informatie geen bezwaar tegen een maatregel van een lidstaat is ingebracht door een andere lidstaat of de Commissie, wordt die maatregel geacht gerechtvaardigd te zijn.

    8. De lidstaten zorgen ervoor dat ten aanzien van het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid in kwestie onmiddellijk de passende beperkende maatregelen worden genomen zoals het uit de handel nemen van dit voertuig, systeem of onderdeel of deze technische eenheid.

    Artikel 49 Vrijwaringsprocedure van de Unie

    1. Wanneer tijdens de procedure van artikel 41 bezwaren tegen een maatregel van een lidstaat worden ingebracht of de Commissie van mening is dat de nationale maatregel in strijd is met de wetgeving van de Unie, voert de Commissie onmiddellijk een evaluatie van de nationale maatregel uit na raadpleging van de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s). Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is.

    De Commissie brengt alle lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) op de hoogte van haar besluit.

    2. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht, nemen alle lidstaten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het niet-conforme voertuig, systeem of onderdeel of de niet-conforme technische eenheid uit de handel genomen wordt, en stellen zij de Commissie daarvan in kennis. Indien de nationale maatregel niet gerechtvaardigd wordt geacht, trekt de betrokken lidstaat de maatregel in.

    3. Indien de nationale maatregel gerechtvaardigd wordt geacht en wordt toegerekend aan tekortkomingen in deze verordening of krachtens deze verordening aangenomen gedelegeerde of uitvoeringshandelingen, stelt de Commissie als volgt passende maatregelen voor:

    a) wanneer het krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde of uitvoeringshandelingen betreft, stelt de Commissie de vereiste wijzigingen van de desbetreffende handeling voor;

    b) wanneer het VN/ECE-reglementen betreft, stelt de Commissie de vereiste ontwerpwijzigingen van de betrokken VN/ECE-reglementen voor volgens de procedure die krachtens de herziene overeenkomst van 1958 van toepassing is.

    Artikel 50 Conforme voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die een risico vormen

    1. Indien een nationale instantie, na krachtens artikel 49, lid 1, een evaluatie te hebben uitgevoerd, van oordeel is dat voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden, ook al voldoen zij aan de toepasselijke voorschriften of zijn zij naar behoren gemerkt, een ernstig gevaar vormen voor de veiligheid, dan wel het milieu of de volksgezondheid ernstig kunnen schaden, verlangt deze nationale instantie van de betrokken marktdeelnemer dat hij alle passende corrigerende maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid op het moment van verkoop of registratie of na het in het verkeer brengen ervan niet langer een risico vormt, of dat hij het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid uit de handel neemt of binnen een redelijke termijn, die evenredig is met de aard van het risico, terugroept. De registratie-instantie mag gedurende maximaal zes maanden de registratie van dergelijke voertuigen op haar grondgebied weigeren.

    2. Voor voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden als bedoeld in lid 1, zorgt de marktdeelnemer ervoor dat corrigerende maatregelen worden toegepast op al deze voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die in de Unie worden verkocht, geregistreerd of in het verkeer worden gebracht.

    3. De lidstaat brengt de Commissie en de andere lidstaten binnen een maand op de hoogte van alle bekende bijzonderheden, met name de gegevens die nodig zijn om het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid in kwestie te identificeren en de oorsprong en de toeleveringsketen van het voertuig, systeem of onderdeel of van de technische eenheid, de aard van het risico en de aard en de duur van de nationale maatregelen vast te stellen.

    4. De Commissie raadpleegt onverwijld de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s), en met name de goedkeuringsinstantie die de typegoedkeuring heeft verleend, en voert een evaluatie van de getroffen nationale maatregel uit. Aan de hand van die evaluatie besluit de Commissie of de nationale maatregel al dan niet gerechtvaardigd is, en stelt zij zo nodig passende maatregelen voor.

    5. De Commissie richt haar besluit tot alle lidstaten en brengt de lidstaten en de betrokken marktdeelnemer(s) onmiddellijk ervan op de hoogte.

    Artikel 51 Voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die niet conform zijn met het goedgekeurde type

    1. Indien nieuwe voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die van een conformiteitscertificaat vergezeld gaan of van een goedkeuringsmerk zijn voorzien, niet conform zijn met het goedgekeurde type, neemt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend de nodige maatregelen, die kunnen gaan tot intrekking van de typegoedkeuring, om de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie conform te maken met het goedgekeurde type. De goedkeuringsinstanties stellen de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten binnen een maand in kennis van de genomen maatregelen.

    2. Voor de toepassing van lid 1 worden afwijkingen van de gegevens op het EU-typegoedkeuringscertificaat of in het informatiepakket beschouwd als gebrek aan conformiteit met het goedgekeurde type. Een voertuig wordt niet geacht af te wijken van het goedgekeurde type, indien door de desbetreffende, in bijlage II vermelde besluiten toleranties zijn toegestaan en deze toleranties in acht zijn genomen.

    3. Indien een goedkeuringsinstantie aantoont dat nieuwe voertuigen, onderdelen of technische eenheden die vergezeld gaan van een conformiteitscertificaat of voorzien zijn van een goedkeuringsmerk dat in een andere lidstaat is afgegeven, niet conform zijn met het goedgekeurde type, kan zij de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, verzoeken te verifiëren of de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden in productie nog conform zijn met het goedgekeurde type. De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend voert deze verificatie zo spoedig mogelijk uit en uiterlijk binnen drie maanden na de datum van het verzoek.

    4. De goedkeuringsinstantie verzoekt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor een systeem, onderdeel, technische eenheid of incompleet voertuig heeft verleend, in de volgende gevallen de nodige maatregelen te nemen om de voertuigen in productie opnieuw conform te maken met het goedgekeurde type:

    a) in geval van een EU-typegoedkeuring van een voertuig, indien de niet-conformiteit van een voertuig uitsluitend aan de niet-conformiteit van een systeem, onderdeel of technische eenheid kan worden toegeschreven;

    b) in geval van een meerfasentypegoedkeuring, indien de niet-conformiteit van een voltooid voertuig uitsluitend aan de niet-conformiteit van een systeem, onderdeel of technische eenheid dat of die deel uitmaakt van het incomplete voertuig, of aan de niet-conformiteit van het incomplete voertuig zelf kan worden toegeschreven.

    5. De betrokken goedkeuringsinstantie neemt de nodige maatregelen, zo nodig in samenwerking met de goedkeuringsinstantie die het verzoek heeft gedaan, zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen drie maanden na de datum van het verzoek.

    6. Wanneer niet-conformiteit wordt vastgesteld, neemt de goedkeuringsinstantie van de lidstaat die de EU-typegoedkeuring voor een systeem, onderdeel of technische eenheid dan wel voor het incomplete voertuig heeft verleend, de in lid 1 genoemde maatregelen.

    De goedkeuringsinstanties stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een EU-typegoedkeuring en van de redenen daarvoor.

    7. Indien de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend, de haar ter kennis gebrachte niet-conformiteit betwist, trachten de betrokken lidstaten het geschil op te lossen. De Commissie wordt op de hoogte gehouden en pleegt zo nodig passend overleg om tot een vergelijk te komen.

    Artikel 52 Systemen, onderdelen of technische eenheden die een aanzienlijk risico vormen voor de correcte werking van essentiële systemen

    1. Systemen, onderdelen of technische eenheden die een aanzienlijk risico kunnen vormen voor de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties mogen niet worden verkocht of geregistreerd of in het in het verkeer worden gebracht en worden verboden, tenzij een goedkeuringsinstantie er toestemming voor heeft verleend overeenkomstig lid 4 en artikel 53, leden 1 en 2.

    2. De Commissie stelt door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 een lijst op van de systemen, onderdelen en technische eenheden die onder lid 1 vallen, waarbij zij rekening houdt met de beschikbare informatie over:

    a) de ernst van het risico voor de veiligheid of de milieuprestaties van voertuigen waarop de systemen, onderdelen of technische eenheden in kwestie zijn gemonteerd;

    b) de gevolgen die het uit hoofde van dit artikel opleggen van een eventuele toestemmingsverplichting voor systemen, onderdelen of technische eenheden met zich meebrengt voor de consumenten en de fabrikanten op de markt voor vervangende onderdelen.

    3. "Originele onderdelen" zijn voertuigonderdelen die worden geproduceerd volgens specificaties en productienormen die de voertuigfabrikant heeft verstrekt voor de productie van onderdelen die bestemd zijn voor de assemblage van het betrokken voertuig, met inbegrip van onderdelen die in dezelfde productielijn als de betrokken onderdelen geproduceerd zijn, en, op basis van een weerlegbaar vermoeden, onderdelen waarvan door de fabrikant gecertificeerd is dat zij van gelijke kwaliteit zijn als de onderdelen die voor de assemblage van het betrokken voertuig zijn gebruikt en dat zij volgens de specificaties en productienormen van de fabrikant van het voertuig zijn vervaardigd; hetzelfde geldt voor technische eenheden.

    Lid 1 is niet van toepassing op originele systemen, onderdelen of technische eenheden, noch op systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor typegoedkeuring is verleend overeenkomstig een van de in bijlage II vermelde besluiten, tenzij de goedkeuring betrekking heeft op andere aspecten dan die welke onder lid 1 vallen.

    Lid 1 is niet van toepassing op systemen, onderdelen of technische eenheden die zijn geproduceerd voor voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in wedstrijden op de weg. Indien systemen, onderdelen of technische eenheden die voorkomen op een lijst in een gedelegeerde handeling bij deze verordening een tweeledige toepassing hebben voor voertuigen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik in wedstrijden op de weg en voor voertuigen die bestemd zijn voor gebruik op openbare wegen, mogen deze niet aan consumenten worden verkocht of te koop aangeboden.

    4. De Commissie stelt, voor zover nodig, door middel van een uitvoeringshandeling overeenkomstig artikel 73 het model en nummeringssysteem voor het in artikel 53, lid 1, derde alinea, bedoelde certificaat, alsmede alle aspecten in verband met de procedure vast. De Commissie stelt door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 de voorschriften waaraan dergelijke onderdelen moeten voldoen, het merken, het verpakken en de passende tests vast.

    5. De in lid 4 bedoelde voorschriften kunnen worden gebaseerd op de in bijlage II vermelde besluiten of kunnen een vergelijking opleggen van het systeem of onderdeel of de technische eenheid met de prestaties van het originele voertuig of, naargelang het geval, van een onderdeel daarvan. In beide gevallen moeten de voorschriften ervoor zorgen dat de systemen, onderdelen of technische eenheden geen nadelige invloed hebben op de werking van de systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of voor zijn milieuprestaties.

    Artikel 53 Systemen, onderdelen of technische eenheden die een aanzienlijk risico vormen voor de correcte werking van essentiële systemen — bijkomende voorschriften

    1. Voor de toepassing van artikel 52, lid 1, dient de fabrikant van systemen, onderdelen of technische eenheden bij de goedkeuringsinstantie een door een aangewezen technische dienst opgesteld testrapport in waarin wordt gecertificeerd dat de systemen, onderdelen of technische eenheden waarvoor toestemming wordt gevraagd, voldoen aan de in artikel 52, lid 4, bedoelde voorschriften. De fabrikant kan slechts één aanvraag per type per onderdeel bij slechts één goedkeuringsinstantie indienen.

    In de aanvraag worden gegevens vermeld betreffende de fabrikant van de systemen, onderdelen of technische eenheden, de type-, identificatie- en onderdeelnummers van de systemen, onderdelen of technische eenheden, de naam van de voertuigfabrikant, het voertuigtype, en, in voorkomend geval, het bouwjaar of enige andere informatie aan de hand waarvan het voertuig waarvoor de systemen, onderdelen of technische eenheden zijn bestemd, kan worden geïdentificeerd.

    Wanneer de goedkeuringsinstantie, rekening houdend met het testrapport en ander bewijsmateriaal, ervan overtuigd is dat de desbetreffende systemen, onderdelen of technische eenheden voldoen aan de in artikel 52, lid 4, bedoelde voorschriften, geeft zij onverwijld een certificaat aan de fabrikant af. Op grond van dit certificaat mogen de systemen, onderdelen of technische eenheden in de Unie worden verkocht en in het verkeer worden gebracht, onder voorbehoud van lid 2, tweede alinea.

    2. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie die het certificaat heeft afgegeven, onverwijld in kennis van alle wijzigingen die van invloed zijn op de afgiftevoorwaarden. Deze goedkeuringsinstantie besluit of het certificaat opnieuw moet worden bezien of opnieuw moet worden afgegeven, en of aanvullende tests noodzakelijk zijn.

    Het is de verantwoordelijkheid van de fabrikant ervoor te zorgen dat de systemen, onderdelen of technische eenheden vervaardigd worden en blijven worden volgens de voorwaarden waaronder het certificaat is afgegeven.

    3. Alvorens toestemming te geven, gaat de goedkeuringsinstantie na of er bevredigende regelingen en procedures voorhanden zijn om een effectieve controle van de conformiteit van de productie te waarborgen.

    Wanneer de goedkeuringsinstantie oordeelt dat niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de toestemming, verzoekt zij de fabrikant de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de systemen, onderdelen of technische eenheden opnieuw conform worden gemaakt. Indien nodig trekt zij de toestemming in.

    4. De goedkeuringsinstanties van de verschillende lidstaten brengen elke onenigheid met betrekking tot de in lid 1, derde alinea, bedoelde certificaten ter kennis van de Commissie. Na overleg met de goedkeuringsinstanties neemt de Commissie passende maatregelen om een einde te maken aan de onenigheid, waarbij zij zelfs, waar nodig, de intrekking van de toestemming kan eisen.

    5. Zolang de in artikel 52, lid 2, bedoelde lijst nog niet is opgesteld, kunnen de lidstaten nationale bepalingen handhaven in verband met systemen, onderdelen en technische eenheden die een nadelige invloed kunnen hebben op de correcte werking van systemen die essentieel zijn voor de veiligheid van het voertuig of zijn milieuprestaties.

    Artikel 54 Terugroepen van voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden

    1. Wanneer een fabrikant aan wie een EU-typegoedkeuring voor een geheel voertuig is verleend, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 voertuigen die zijn verkocht, geregistreerd of voor het in het verkeer brengen waarvan hij verantwoordelijk was, moet terugroepen omdat een op het voertuig gemonteerd systeem of onderdeel of op het voertuig gemonteerde technische eenheid, al dan niet overeenkomstig deze verordening goedgekeurd, een ernstig risico voor de veiligheid, de volksgezondheid of het milieu vormt, of een onderdeel waarvoor uit hoofde van de typegoedkeuringswetgeving geen specifieke voorschriften gelden een ernstig risico voor de veiligheid, de volksgezondheid of het milieu vormt, stelt hij de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring voor het voertuig heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis.

    2. Wanneer een fabrikant van systemen, onderdelen of technische eenheden aan wie een EU-typegoedkeuring is verleend, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 systemen, onderdelen of technische eenheden die zijn verkocht of voor het in het verkeer brengen waarvan hij verantwoordelijk was, moet terugroepen omdat deze, ongeacht of zij al dan niet overeenkomstig deze verordening zijn goedgekeurd, een ernstig risico voor de veiligheid, de arbeidsveiligheid, de volksgezondheid of het milieu vormen, stelt hij de goedkeuringsinstantie die de goedkeuring heeft verleend, hiervan onmiddellijk in kennis.

    3. De fabrikant stelt de goedkeuringsinstantie een reeks maatregelen voor om het in de leden 1 en 2 bedoelde risico weg te nemen. De goedkeuringsinstantie deelt de voorgestelde maatregelen onverwijld aan de goedkeuringsinstanties van de andere lidstaten mee.

    De goedkeuringsinstanties zien erop toe dat deze maatregelen op hun grondgebied effectief worden uitgevoerd.

    4. Indien de betrokken goedkeuringsinstantie de maatregelen ontoereikend acht of van mening is dat zij niet snel genoeg zijn uitgevoerd, stelt zij de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring voor het voertuig heeft verleend, daarvan onverwijld in kennis.

    De goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend stelt vervolgens de fabrikant in kennis. Wanneer de fabrikant geen effectieve corrigerende maatregelen voorstelt en uitvoert, neemt de goedkeuringsinstantie die de EU-typegoedkeuring heeft verleend alle vereiste beschermingsmaatregelen, die kunnen gaan tot de intrekking van de EU-typegoedkeuring. Bij intrekking van de EU-typegoedkeuring, stelt de goedkeuringsinstantie binnen een maand de fabrikant, de goedkeuringsinstanties van de overige lidstaten en de Commissie hiervan per aangetekend schrijven of equivalente elektronische middelen in kennis.

    Artikel 55 Kennisgeving van besluiten en beschikbare rechtsmiddelen

    1. Elk besluit dat uit hoofde van de bepalingen van deze verordening wordt genomen en elk besluit tot weigering of intrekking van een EU-typegoedkeuring, tot weigering van de registratie, tot het verbieden of beperken van de verkoop, registratie of het in het verkeer brengen, of tot het verplicht uit de handel nemen, wordt uitvoerig met redenen omkleed.

    2. Het besluit wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende onder vermelding van de rechtsmiddelen waarover hij krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de betrokken lidstaat beschikt en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.

    HOOFDSTUK XIVINTERNATIONALE REGELGEVING

    Artikel 56 VN/ECE-reglementen die deel uitmaken van de EU-typegoedkeuring

    1. De VN/ECE-reglementen waartoe de Unie is toegetreden en die in deze verordening of in de krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handelingen zijn vermeld, maken deel uit van de EU-typegoedkeuring van een voertuig.

    2. Wanneer de Unie overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Besluit 97/836/EG van de Raad heeft besloten de toepassing van een VN/ECE-reglement voor de EU-typegoedkeuring van voertuigen verplicht te stellen, wijzigt de Commissie de bijlagen bij deze verordening door middel van een overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 vastgestelde gedelegeerde handeling. In de gedelegeerde handeling waarbij de bijlagen bij deze verordening worden gewijzigd, wordt vermeld vanaf welke data de toepassing van het VN/ECE-reglement of van de wijzigingen daarop verplicht is.

    Artikel 57 VN/ECE-reglementen en EU-typegoedkeuring van in kleine series geproduceerde voertuigen

    1. Voor zover zij hetzelfde toepassingsgebied en hetzelfde onderwerp hebben, worden de in deze verordening vermelde VN/ECE-reglementen als gelijkwaardig beschouwd met de overeenkomstige gedelegeerde handelingen.

    2. De goedkeuringsinstanties van de lidstaten aanvaarden de krachtens deze VN/ECE-reglementen afgegeven goedkeuringen en, in voorkomend geval, de desbetreffende goedkeuringsmerken in plaats van de overeenkomstige goedkeuringen en goedkeuringsmerken die krachtens deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde handelingen zijn afgegeven.

    3. Wanneer de Unie voor de toepassing van lid 1 heeft besloten een nieuw VN/ECE-reglement of een gewijzigd VN/ECE-reglement toe te passen, wijzigt de Commissie de bijlagen bij deze verordening of de gedelegeerde handelingen door middel van een overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 vastgestelde gedelegeerde handeling.

    HOOFDSTUK XVVERSTREKKEN VAN TECHNISCHE INFORMATIE

    Artikel 58 Informatie voor gebruikers

    1. De fabrikant mag geen technische informatie over de bij deze verordening, de uitvoeringshandelingen ervan, of de in bijlage II vermelde gedelegeerde handelingen voorgeschreven gegevens verstrekken, als die informatie afwijkt van de gegevens die door de goedkeuringsinstantie zijn goedgekeurd.

    2. Indien een in bijlage II vermelde uitvoeringshandeling of gedelegeerde handeling hierin voorziet, stelt de fabrikant de gebruikers alle relevante informatie en vereiste instructies ter beschikking waarin de bijzondere voorwaarden voor of de beperkingen op het gebruik van een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid worden beschreven.

    3. Die informatie wordt verstrekt in de officiële talen van de lidstaten waar het voertuig verkocht, geregistreerd en in het verkeer gebracht zal worden. Na aanvaarding door de goedkeuringsinstantie wordt zij in de gebruikershandleiding opgenomen.

    Artikel 59 Informatie voor fabrikanten van onderdelen of technische eenheden

    1. De voertuigfabrikant verstrekt de fabrikanten van onderdelen of technische eenheden alle in de in bijlage II vermelde besluiten bedoelde gegevens en, in voorkomend geval, tekeningen die voor de EU-typegoedkeuring van onderdelen of technische eenheden zijn vereist of die zijn vereist om toestemming krachtens artikel 46 te verkrijgen.

    De voertuigfabrikant kan de fabrikanten van onderdelen of technische eenheden een verbindende overeenkomst opleggen ter bescherming van de vertrouwelijkheid van alle informatie die niet openbaar is, met inbegrip van informatie die verband houdt met intellectuele-eigendomsrechten.

    2. De fabrikant van onderdelen of technische eenheden die houder is van een EU-typegoedkeuringscertificaat dat overeenkomstig artikel 22, lid 4, beperkingen op het gebruik en/of bijzondere montagevoorschriften bevat, verstrekt alle informatie hierover aan de voertuigfabrikant.

    Indien een in bijlage II vermelde gedelegeerde handeling hierin voorziet, verstrekt de fabrikant van onderdelen of technische eenheden instructies over beperkingen op het gebruik en/of bijzondere montagevoorschriften bij de geproduceerde onderdelen of technische eenheden.

    HOOFDSTUK XVIToegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie

    Artikel 60 Verplichtingen van de fabrikanten

    1. De fabrikanten bieden onafhankelijke marktdeelnemers op snel en makkelijk te raadplegen websites een onbeperkte toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie in een gestandaardiseerd formaat. Deze toegang wordt met name op niet-discriminerende wijze geboden ten opzichte van de toegang die wordt geboden aan erkende handelaren en reparatiebedrijven.

    2. Zolang de Commissie nog geen algemene standaard heeft vastgesteld, wordt de in lid 1 bedoelde informatie op een consistente wijze aangeboden die door onafhankelijke marktdeelnemers door het leveren van een redelijke inspanning kan worden verwerkt.

    De fabrikant stelt aan onafhankelijke marktdeelnemers en aan erkende handelaren en reparatiebedrijven eveneens opleidingsdocumentatie ter beschikking.

    3. De in lid 1 bedoelde informatie omvat ten minste het volgende:

    a) het unieke voertuigidentificatienummer;

    b) servicehandboeken met reparatie- en onderhoudsgegevens;

    c) technische handleidingen;

    d) informatie over onderdelen en diagnose (zoals de theoretische minimale en maximale meetwaarden);

    e) bedradingsschema’s;

    f) de diagnostische foutcodes (met inbegrip van de eigen codes van de fabrikant);

    g) de identificatie- en kalibratiecontrolenummers van de software die op een voertuigtype van toepassing zijn;

    h) over en door middel van eigen instrumenten en apparatuur verstrekte informatie;

    i) informatie over gegevensregistratie en bidirectionele bewaking en testgegevens.

    j) arbeidseenheden.

    4. Erkende handelaren en reparatiebedrijven die deel uitmaken van het distributienet van een bepaalde voertuigfabrikant, worden als onafhankelijke marktdeelnemers in de zin van deze verordening beschouwd in gevallen waarin zij reparatie- of onderhoudsdiensten verrichten voor voertuigen van een fabrikant van wiens distributienet zij geen deel uitmaken.

    5. De reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig is altijd beschikbaar, uitgezonderd tijdens noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden aan het informatiesysteem.

    6. Voor de fabricage en het onderhoud van OBD-compatibele vervangings- en onderhoudsonderdelen en diagnose- en testapparatuur verstrekken de fabrikanten de relevante OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig op niet-discriminerende wijze aan belangstellende fabrikanten en reparateurs van onderdelen en diagnose- en testapparatuur.

    7. Ten behoeve van het ontwerp en de fabricage van voertuiguitrusting voor voertuigen die op alternatieve brandstof rijden, verstrekken de fabrikanten de relevante OBD-, reparatie- en onderhoudsinformatie op niet-discriminerende wijze aan belangstellende fabrikanten, installateurs of reparateurs van uitrusting voor op alternatieve brandstof rijdende voertuigen.

    8. Wanneer de fabrikanten een EU-typegoedkeuring of een nationale typegoedkeuring aanvragen, leveren zij aan de goedkeuringsinstantie het bewijs dat zij wat de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig en de in lid 5 bedoelde informatie betreft aan deze verordening voldoen.

    Indien deze informatie op dat moment niet beschikbaar is of niet aan deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde handelingen voldoet, verstrekt de fabrikant deze informatie binnen zes maanden na de datum van typegoedkeuring.

    9. Indien bovengenoemd bewijs van naleving niet binnen deze termijn wordt geleverd, neemt de goedkeuringsinstantie de nodige maatregelen om de naleving te waarborgen.

    10. De fabrikant stelt latere wijzigingen van en aanvullingen op de reparatie- en onderhoudsinformatie op zijn websites ter beschikking zodra deze ter beschikking worden gesteld van erkende reparateurs.

    11. Indien de reparatie- en onderhoudsgegevens van een voertuig in een door of namens de voertuigfabrikant beheerde centrale databank worden opgeslagen, krijgen onafhankelijke reparatiebedrijven gratis toegang tot deze gegevens en worden zij in staat gesteld gegevens over de door hen uitgevoerde reparatie- en onderhoudswerkzaamheden in te voeren.

    12. De Commissie legt door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 de bijzonderheden van de voorschriften voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie vast.

    Artikel 61 Verdeling van de verplichtingen over verschillende houders van typegoedkeuring

    1. Bij stapsgewijze typegoedkeuring, met inbegrip van meerfasentypegoedkeuring, is de fabrikant die verantwoordelijk is voor elke afzonderlijke typegoedkeuring tevens verantwoordelijk voor het leveren van reparatie-informatie betreffende het specifieke systeem of onderdeel of de specifieke technische eenheid of de specifieke fase aan zowel de eindfabrikant als onafhankelijke marktdeelnemers.

    2. De eindfabrikant is verantwoordelijk voor het leveren van informatie betreffende het hele voertuig aan onafhankelijke marktdeelnemers.

    Artikel 62 Vergoedingen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig

    1. De fabrikanten mogen een redelijke en evenredige vergoeding vragen voor de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig waarop deze verordening van toepassing is. Een vergoeding wordt niet redelijk of evenredig geacht indien deze ontmoedigend werkt doordat geen rekening wordt gehouden met de mate waarin de onafhankelijke marktdeelnemer deze toegang gebruikt.

    2. De fabrikanten stellen de reparatie- en onderhoudsinformatie van het voertuig op dag-, maand- en jaarbasis ter beschikking, waarbij de vergoeding voor de toegang tot deze informatie afhankelijk kan zijn van de periode waarvoor toegang wordt verleend.

    Artikel 63 Sancties

    1. De lidstaten stellen sancties vast die worden opgelegd wanneer fabrikanten deze verordening overtreden, en ze nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden uitgevoerd. De vastgestelde sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk [ zes maanden na de bekendmaking van deze verordening ] van de desbetreffende bepalingen op de hoogte en stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen ervan.

    2. Onder meer de volgende overtredingen geven aanleiding tot een sanctie:

    a) valse verklaringen afleggen tijdens goedkeuringsprocedures of procedures die tot terugroeping leiden;

    b) testresultaten voor typegoedkeuring of overeenstemming tijdens het gebruik vervalsen;

    c) informatie of technische specificaties achterhouden die tot terugroeping of intrekking van de typegoedkeuring kunnen leiden;

    d) manipulatie-instrumenten gebruiken;

    e) toegang tot informatie weigeren.

    HOOFDSTUK XVIIAANWIJZING EN AANMELDING VAN TECHNISCHE DIENSTEN

    Artikel 64 Voorschriften met betrekking tot technische diensten

    1. Om krachtens artikel 66 aangewezen en krachtens artikel 68 aangemeld te kunnen worden, moeten de technische diensten aan de voorschriften van de leden 2 tot en met 11 voldoen.

    2. Een technische dienst wordt naar het recht van een lidstaat opgericht en bezit rechtspersoonlijkheid.

    3. Een technische dienst is een derde partij die onafhankelijk is van het beoordeelde voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid.

    Een instantie die lid is van een organisatie van ondernemers of van een vakorganisatie die ondernemingen vertegenwoordigt die betrokken zijn bij het ontwerp, de vervaardiging, de beschikbaarstelling, de assemblage, het gebruik of het onderhoud van de door haar beoordeelde, geteste of geïnspecteerde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden, kan geacht worden aan de eerste alinea te voldoen, op voorwaarde dat haar onafhankelijkheid en de afwezigheid van belangenconflicten worden aangetoond.

    4. Een technische dienst, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel dat de beoordelingstaken verricht, mogen niet de ontwerper, fabrikant, leverancier, installateur, koper, eigenaar, gebruiker of onderhouder van de door hen beoordeelde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden zijn, noch de gemachtigde vertegenwoordiger van een van deze partijen. Dit belet echter niet het gebruik van beoordeelde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die nodig zijn voor de activiteiten van de technische dienst of het gebruik van de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden voor persoonlijke doeleinden.

    Een technische dienst, zijn hoogste leidinggevenden en het personeel dat de beoordelings-, test- of inspectietaken verricht, mogen niet rechtstreeks of als vertegenwoordiger van de betrokken partijen betrokken zijn bij het ontwerpen, vervaardigen of bouwen, op de markt brengen, installeren, gebruiken of onderhouden van deze voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden. Zij mogen geen activiteiten uitoefenen die hun onafhankelijk oordeel of hun integriteit met betrekking tot de beoordelingsactiviteiten waarvoor zij zijn aangemeld, in het gedrang kunnen brengen. Dit geldt met name voor adviesdiensten.

    Technische diensten zorgen ervoor dat de activiteiten van hun ondergeschikte instanties of onderaannemers geen afbreuk doen aan de vertrouwelijkheid, objectiviteit en onpartijdigheid van hun conformiteitsbeoordelingsactiviteiten.

    5. Technische diensten en hun personeel voeren de beoordelingsactiviteiten uit met de grootste mate van beroepsintegriteit en met de vereiste technische bekwaamheid op het specifieke gebied en zij zijn vrij van elke druk en beïnvloeding, met name van financiële aard, die hun oordeel of de resultaten van hun beoordelingsactiviteiten kunnen beïnvloeden, inzonderheid van druk en beïnvloeding van de kant van personen of groepen van personen die belang hebben bij de resultaten van deze activiteiten.

    6. Technische diensten zijn in staat alle conformiteitsbeoordelingstaken die aan hen worden toegewezen en waarvoor zij zijn aangemeld te vervullen, ongeacht of deze taken door de technische dienst zelf dan wel namens hem en onder zijn verantwoordelijkheid worden verricht.

    7. Te allen tijde en voor elke beoordelingstaak en elke soort of categorie voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden waarvoor zij zijn aangemeld, beschikken de technische diensten over:

    a) het benodigde personeel met technische kennis en voldoende passende ervaring om de beoordelingstaak te verrichten;

    b) de nodige beschrijvingen van de procedures voor de beoordelingstaak, die de transparantie en reproduceerbaarheid van die procedures waarborgen, waarvoor de technische dienst over passende gedragslijnen en procedures moet beschikken, alsmede passende gedragslijnen en procedures om onderscheid te kunnen maken tussen de taken die hij in zijn hoedanigheid van technische dienst verricht enerzijds, en andere activiteiten anderzijds;

    c) de nodige procedures om bij de uitoefening van haar taken naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de technologie van het voertuig, systeem of onderdeel of van de technische eenheid in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

    8. Technische diensten beschikken over de middelen die nodig zijn om de technische en administratieve taken in verband met de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten op passende wijze uit te voeren en hebben toegang tot alle vereiste apparatuur en faciliteiten.

    9. Het voor de uitvoering van de conformiteitsbeoordelingsactiviteiten verantwoordelijke personeel beschikt over:

    a) een gedegen technische en beroepsopleiding die alle conformiteitsbeoordelingsactiviteiten omvat waarvoor de technische dienst is aangemeld;

    b) een bevredigende kennis van de eisen inzake de beoordelingen die het verricht en voldoende bevoegdheden om deze beoordelingen uit te voeren;

    c) voldoende kennis over en inzicht in de veiligheids- en milieuvoorschriften en andere relevante bepalingen van deze verordening en de in bijlage II vermelde besluiten;

    d) de bekwaamheid om certificaten, dossiers en rapporten op te stellen die aantonen dat de beoordelingen zijn verricht.

    10. De onpartijdigheid van de technische diensten, hun hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel moet worden gewaarborgd.

    11. De beloning van de hoogste leidinggevenden en het beoordelingspersoneel van een technische dienst hangt niet af van het aantal uitgevoerde beoordelingen of van de resultaten daarvan.

    12. Technische diensten sluiten een aansprakelijkheidsverzekering af, tenzij de wettelijke aansprakelijkheid op basis van zijn nationale recht door de lidstaat wordt gedekt of de lidstaat zelf rechtstreeks verantwoordelijk is voor de conformiteitsbeoordeling.

    13. Het personeel van een technische dienst is gebonden aan het beroepsgeheim ten aanzien van alle informatie waarvan het kennisneemt bij de uitoefening van zijn taken uit hoofde van deze verordening of bepalingen van intern recht die daaraan uitvoering geven, behalve ten opzichte van de bevoegde instanties van de lidstaat waar de werkzaamheden plaatsvinden. De eigendomsrechten worden beschermd.

    Artikel 65 Ondergeschikte instanties van en uitbesteding door technische diensten

    1. Activiteiten mogen uitsluitend met instemming van de fabrikant worden uitbesteed of door een ondergeschikte instantie worden uitgevoerd.

    2. Wanneer een technische dienst specifieke taken in verband met de conformiteitsbeoordeling uitbesteedt of door een ondergeschikte instantie laat uitvoeren, waarborgt zij dat de onderaannemer of ondergeschikte instantie aan artikel 64 voldoet, en brengt zij de aanmeldende instantie hiervan op de hoogte.

    3. Technische diensten nemen de volledige verantwoordelijkheid op zich voor de taken die worden verricht door onderaannemers of ondergeschikte instanties, ongeacht waar deze zijn gevestigd.

    4. Technische diensten houden alle relevante documenten over de beoordeling van de kwalificaties van de onderaannemer of de ondergeschikte instantie en over de door hen krachtens deze verordening uitgevoerde werkzaamheden ter beschikking van de aanmeldende instantie.

    Artikel 66 Aanwijzing van technische diensten

    1. De technische diensten die voor de toepassing van dit artikel door de goedkeuringsinstanties zijn aangewezen, moeten voldoen aan deze verordening.

    2. De technische diensten voeren de in deze verordening of in een van de in bijlage II vermelde besluiten genoemde inspecties of voor de goedkeuring noodzakelijke tests zelf uit of zien hierop toe, tenzij alternatieve procedures zijn toegestaan. De technische diensten mogen geen tests of inspecties uitvoeren waarvoor zij niet zijn aangewezen.

    3. Technische diensten vallen onder een of meer van de vijf volgende activiteitencategorieën, afhankelijk van hun competentiegebied:

    a) categorie A, technische diensten die de tests als bedoeld in deze verordening en in de in bijlage II vermelde besluiten, in hun eigen voorzieningen uitvoeren;

    b) categorie B, technische diensten die toezien op de in deze verordening en in de in bijlage II vermelde besluiten bedoelde tests, indien de uitvoering plaatsvindt in de voorzieningen van de fabrikant of in de voorzieningen van een derde;

    c) categorie C, technische diensten die de door de fabrikant toegepaste procedures voor de controle van de conformiteit van de productie geregeld evalueren en verifiëren;

    d) categorie D, technische diensten die tests of inspecties uitvoeren of hierop toezien voor de controle van de conformiteit van de productie.

    e) categorie E, technische diensten die met individuele goedkeuringen belast zijn.

    4. De technische diensten tonen aan dat zij beschikken over de juiste vaardigheden, de specifieke technische kennis en bewezen ervaring op de specifieke gebieden die onder deze verordening en de in bijlage II vermelde besluiten vallen. Bovendien voldoen technische diensten aan de normen die zijn vastgelegd in de in lid 11 bedoelde gedelegeerde handeling die op de door hen uitgevoerde activiteiten betrekking hebben.

    5. Een goedkeuringsinstantie kan worden aangewezen als technische dienst voor een of meer van de in lid 3 bedoelde activiteiten.

    6. Alleen voor activiteiten van categorie A met betrekking tot de technische voorschriften waarvoor zelftesten in een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling wordt toegestaan, kan een geaccrediteerde interne instantie van een fabrikant worden gebruikt voor activiteiten als technische dienst om beoordelingsactiviteiten uit te voeren voor de onderneming waarvan zij deel uitmaakt. Deze instantie vormt een afzonderlijk en te onderscheiden deel van de onderneming en is niet betrokken bij het ontwerp, de productie, de levering, de installatie of het onderhoud van de voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden die zij beoordeelt.

    7. Een geaccrediteerde interne instantie voldoet aan de volgende voorschriften:

    a) zij is overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 geaccrediteerd;

    b) de instantie en haar personeel zijn organisatorisch te onderscheiden en beschikken binnen de onderneming waarvan zij deel uitmaken over rapportagemethoden die de onpartijdigheid van de instantie waarborgen en aan de nationale accreditatie-instantie aantonen;

    c) de instantie noch haar personeel zijn verantwoordelijk voor ontwerp, vervaardiging, levering, installatie, gebruik of onderhoud van de door hen beoordeelde voertuigen, systemen, onderdelen of technische eenheden en zij oefenen geen activiteiten uit die hun onafhankelijke oordeel of hun integriteit met betrekking tot hun beoordelingsactiviteiten in het gedrang kunnen brengen;

    d) de instantie verleent haar diensten uitsluitend aan de onderneming waarvan zij deel uitmaakt.

    8. Geaccrediteerde interne instanties worden niet bij de lidstaten of de Commissie aangemeld voor de toepassing van artikel 68, maar op verzoek van de aanmeldende autoriteit wordt door de onderneming waarvan zij deel uitmaken of door de nationale accreditatie-instantie informatie over hun accreditatie aan de aanmeldende autoriteit verstrekt.

    9. Een fabrikant of een namens hem optredende onderaannemer kan alleen worden aangewezen als technische dienst voor activiteiten van categorie A met betrekking tot technische voorschriften waarvoor zelftesten in een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling wordt toegestaan.

    10. Technische diensten van een derde land welke niet overeenkomstig lid 9 zijn aangewezen, kunnen, voor de toepassing van artikel 68, alleen worden aangemeld krachtens een bilaterale overeenkomst tussen de Unie en het betrokken derde land.

    11. Om ervoor te zorgen dat deze diensten in alle lidstaten aan dezelfde hoge standaarden voor het prestatieniveau voldoen, stelt de Commissie door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 de normen waaraan de technische diensten moeten voldoen en de procedure voor evaluatie van technische diensten vast.

    Artikel 67 Beoordeling van de vaardigheden van technische diensten

    1. De bevoegde instantie stelt een beoordelingsverslag op waarin wordt aangetoond dat de aangewezen en aangemelde technische dienst is beoordeeld met betrekking tot de naleving van de voorschriften.

    2. De beoordeling waarop het in lid 1 bedoelde verslag wordt gebaseerd, wordt uitgevoerd volgens een krachtens deze verordening vastgestelde gedelegeerde handeling. Het beoordelingsverslag wordt na maximaal drie jaar opnieuw bezien.

    3. Het beoordelingsverslag wordt desgevraagd aan de Commissie verstrekt. Als de beoordeling niet is gebaseerd op een door een nationale accreditatie-instantie afgegeven accreditatiecertificaat waarin wordt verklaard dat de technische dienst aan deze verordening voldoet, stelt de aanmeldende instantie aan de Commissie en de andere lidstaten schriftelijke bewijsstukken ter beschikking waaruit de bekwaamheid van de technische dienst blijkt, alsmede de regelingen die zijn getroffen om te waarborgen dat de technische dienst regelmatig wordt gecontroleerd en blijvend voldoet aan deze verordening en de bijbehorende gedelegeerde handelingen.

    4. Een goedkeuringsinstantie die als technische dienst aangewezen wenst te worden, toont op basis van bewijsstukken aan dat zij aan de voorwaarden voldoet. Dit omvat een beoordeling door van de beoordeelde activiteit onafhankelijke controleurs. Deze controleurs kunnen uit dezelfde organisatie komen, mits zij onafhankelijk van het personeel dat de beoordeelde activiteit uitoefent, worden bestuurd.

    5. Een als technische dienst aangewezen geaccrediteerde interne instantie moet voldoen aan de desbetreffende bepalingen van dit artikel.

    Artikel 68 Aanmeldingsprocedures

    1. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de naam, het adres, inclusief het elektronische adres, de verantwoordelijke personen en de activiteitencategorie van elke aangewezen technische dienst, en van latere wijzigingen in deze gegevens. In de aanmelding wordt vermeld voor welke van de in bijlage II genoemde onderwerpen de technische diensten zijn aangewezen.

    2. Een technische dienst mag de in artikel 66 bedoelde activiteiten voor typegoedkeuring voor de lidstaat waardoor hij is aangewezen alleen verrichten als hij van tevoren bij de Commissie is aangemeld en de Commissie of de andere lidstaten binnen twee weken na aanmelding (als gebruik wordt gemaakt van een accreditatiecertificaat) of binnen twee maanden na aanmelding (als geen gebruik wordt gemaakt van een accreditatiecertificaat) geen bezwaren hebben geuit.

    3. Dezelfde technische dienst kan door verschillende lidstaten worden aangewezen en aangemeld, ongeacht de categorie van activiteiten die deze dienst uitoefent.

    4. De Commissie en de andere lidstaten worden in kennis gesteld van alle relevante latere wijzigingen in de aanmelding.

    5. Wanneer voor de toepassing van een in bijlage II vermeld besluit een specifieke organisatie of een bevoegd orgaan moet worden aangewezen die een activiteit verricht die niet onder artikel 66 valt, vindt de aanmelding plaats overeenkomstig dit artikel.

    6. De Commissie publiceert de lijst en de gegevens van de goedkeuringsinstanties en de technische diensten op haar website.

    Artikel 69 Wijzigingen van de aanmelding

    1. Wanneer een aanmeldende instantie heeft geconstateerd of vernomen dat een technische dienst niet meer aan de eisen van deze verordening voldoet of zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de aanmelding door de aanmeldende instantie beperkt, opgeschort of ingetrokken, afhankelijk van de ernst van het niet-voldoen aan deze eisen of het niet-nakomen van deze verplichtingen. De aanmeldende instantie stelt de Commissie en de andere lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis.

    2. Wanneer de aanmelding wordt beperkt, opgeschort of ingetrokken of de technische dienst zijn activiteiten heeft gestaakt, doet de aanmeldende lidstaat het nodige om ervoor te zorgen dat de dossiers van die technische dienst hetzij door een andere technische dienst worden behandeld, hetzij aan de bevoegde aanmeldende instanties en markttoezichtautoriteiten op hun verzoek ter beschikking kunnen worden gesteld.

    Artikel 70 Betwisting van de bekwaamheid van technische diensten

    1. De Commissie onderzoekt alle gevallen waarin zij twijfelt of in kennis wordt gesteld van twijfels over de bekwaamheid van een technische dienst of over de vraag of een technische dienst nog aan de voorschriften voldoet en zijn verantwoordelijkheden nakomt.

    2. De aanmeldende lidstaat verstrekt de Commissie op verzoek alle informatie in verband met de grondslag van de aanmelding of het op peil houden van de bekwaamheid van de betrokken technische dienst.

    3. Alle gevoelige informatie die de Commissie in het kader van haar onderzoek ontvangt, wordt door haar vertrouwelijk behandeld.

    4. Wanneer de Commissie vaststelt dat een technische dienst niet of niet meer aan de aanmeldingseisen voldoet, brengt zij de aanmeldende lidstaat daarvan op de hoogte en verzoekt zij deze lidstaat de nodige corrigerende maatregelen te nemen, die zich zo nodig uit kunnen strekken tot intrekking van de aanmelding.

    Artikel 71 Operationele verplichtingen van technische diensten

    1. Technische diensten voeren conformiteitsbeoordelingen uit volgens de in deze verordening vervatte beoordelingsprocedures.

    2. Conformiteitsbeoordelingen worden op evenredige wijze uitgevoerd, waarbij voorkomen wordt de marktdeelnemers onnodig te belasten. Technische diensten houden bij de uitoefening van hun taken naar behoren rekening te houden met de omvang van een onderneming, de sector waarin zij actief is, haar structuur, de relatieve complexiteit van de technologie van het voertuig, systeem of onderdeel of van de technische eenheid in kwestie en het massa- of seriële karakter van het productieproces.

    3. Hierbij eerbiedigt ze hoe dan ook de striktheid en het beschermingsniveau die nodig zijn opdat het voertuig, systeem of onderdeel of de technische eenheid voldoet aan deze verordening.

    4. Als een technische dienst vaststelt dat een fabrikant niet heeft voldaan aan deze verordening, verlangt hij van die fabrikant dat deze passende corrigerende maatregelen neemt en verzoekt hij de typegoedkeuringsinstantie om geen typegoedkeuringscertificaat af te geven tenzij de passende corrigerende maatregelen ten genoegen van de technische dienst zijn genomen.

    5. Als een technische dienst tijdens de controle op de conformiteit van de productie na afgifte van een typegoedkeuringscertificaat vaststelt dat een voertuig, systeem, onderdeel of technische eenheid niet langer aan deze verordening voldoet, verlangt hij van de fabrikant dat hij passende corrigerende maatregelen neemt en verzoekt hij de typegoedkeuringsinstantie zo nodig het typegoedkeuringscertificaat op te schorten of in te trekken.

    6. Als er geen corrigerende maatregelen zijn genomen of deze niet het gewenste effect hebben gehad, verzoekt de technische dienst de typegoedkeuringsinstantie het typegoedkeuringscertificaat te beperken, op te schorten of in te trekken.

    Artikel 72 Informatieverplichtingen van technische diensten

    1. Technische diensten stellen de goedkeuringsinstantie op de hoogte van:

    a) elke geconstateerde non-conformiteit die een weigering, beperking, opschorting of intrekking van een typegoedkeuringscertificaat nodig kan maken;

    b) omstandigheden die van invloed zijn op de werkingssfeer van en de voorwaarden voor hun aanmelding;

    c) informatieverzoeken die zij van markttoezichtautoriteiten ontvangen over hun beoordelingsactiviteiten.

    2. Op verzoek van de goedkeuringsinstantie, worden binnen de werkingssfeer van hun aanmelding conformiteitsbeoordelingsactiviteiten en andere activiteiten, waaronder grensoverschrijdende activiteiten en uitbesteding, verricht.

    3. Technische diensten verstrekken de andere krachtens deze verordening aangemelde technische diensten die soortgelijke beoordelingsactiviteiten voor hetzelfde voertuig, systeem of onderdeel of dezelfde technische eenheid verrichten, relevante informatie over negatieve beoordelingsresultaten, en op verzoek ook over positieve beoordelingsresultaten.

    HOOFDSTUK XVIIIUITVOERINGSMAATREGELEN EN DELEGATIE

    Artikel 73 Uitvoeringsmaatregelen

    Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening vast te leggen, stelt de Commissie, overeenkomstig de in artikel 74 bedoelde procedure, uitvoeringshandelingen vast om de volgende zaken vast te leggen:

    a) de nadere invulling van de regelingen met betrekking tot typegoedkeuringsprocedures overeenkomstig artikel 23, lid 6;

    b) modellen voor het informatiedossier en het inlichtingenformulier overeenkomstig artikel 25, lid 2;

    c) een nummeringssysteem voor EU-typegoedkeuringscertificaten overeenkomstig artikel 27, lid 4;

    d) een model voor een EU-typegoedkeuringscertificaat overeenkomstig artikel 28, lid 2;

    e) de nadere invulling van de regelingen met betrekking tot de conformiteit van de productie overeenkomstig artikel 31;

    f) het model voor een conformiteitscertificaat overeenkomstig artikel 36, lid 2;

    g) het model voor het EU-typegoedkeuringsmerk overeenkomstig artikel 37, lid 4.

    Artikel 74 Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 40 van Richtlijn 2007/46/EG ingestelde technisch comité motorvoertuigen.

    2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

    Artikel 75 Wijziging van de bijlagen

    1. De Commissie kan door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78 wijzigingen van de bijlagen bij deze verordening vaststellen.

    2. Wanneer uit hoofde van Besluit 97/836/EG nieuwe VN/ECE-reglementen of wijzigingen van bestaande VN/ECE-reglementen waartoe de Unie is toegetreden, worden aangenomen, wijzigt de Commissie bijlage II bij deze verordening dienovereenkomstig door middel van een gedelegeerde handeling overeenkomstig de artikelen 76, 77 en 78.

    Artikel 76 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

    1. De bevoegdheid tot vaststelling van de gedelegeerde handelingen, bedoeld in de artikelen 16, 18, 19, 20, 21, 22, 30, 52, 56, 57, 60, 66 en 75, wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd.

    2. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij daar tegelijkertijd het Europees Parlement en de Raad van in kennis.

    3. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt de Commissie verleend onder de in de artikelen 77 en 78 gestelde voorwaarden.

    Artikel 77 Intrekking van de bevoegdheidsdelegatie

    1. De in de artikelen 16, 18, 19, 20, 21, 22, 30, 52, 56, 57, 60, 66 en 75 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken.

    2. De instelling die een interne procedure is begonnen om te besluiten of zij de bevoegdheidsdelegatie wenst in te trekken, brengt de andere instelling en de Commissie hiervan binnen een redelijke termijn voordat een definitief besluit wordt genomen, op de hoogte en geeft daarbij aan welke gedelegeerde bevoegdheden mogelijk worden ingetrokken en waarom.

    3. Een besluit tot intrekking maakt een einde aan de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheden. Het besluit treedt onmiddellijk in werking of op een in dat besluit bepaalde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds in werking zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. Het wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

    Artikel 78 Bezwaar tegen gedelegeerde handelingen

    1. Het Europees Parlement en de Raad kunnen binnen twee maanden na de datum van kennisgeving bezwaar aantekenen tegen een gedelegeerde handeling. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze periode met een maand worden verlengd.

    2. Indien noch het Europees Parlement noch de Raad bij het verstrijken van deze termijn bezwaar hebben aangetekend tegen de gedelegeerde handeling, of indien het Europees Parlement en de Raad beide voor die datum aan de Commissie hebben laten weten dat zij geen bezwaar zullen aantekenen, treedt de gedelegeerde handeling in werking op de in die handeling bepaalde datum.

    3. Indien het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt tegen een gedelegeerde handeling, treedt deze niet in werking. De instelling die bezwaar maakt, motiveert haar bezwaar tegen de gedelegeerde handeling.

    HOOFDSTUK XIXSLOTBEPALINGEN

    Artikel 79 Overgangsbepalingen

    1. Deze verordening leidt niet tot ongeldigverklaring van EU-typegoedkeuringen die vóór de in artikel 82, lid 2, vermelde datum voor voertuigen of systemen, onderdelen of technische eenheden zijn verleend.

    2. De goedkeuringsinstanties blijven uitbreidingen van goedkeuringen voor de in lid 1 bedoelde voertuigen, systemen, onderdelen en technische eenheden verlenen overeenkomstig Richtlijn 2002/24/EG en alle in artikel 81, lid 1, vermelde richtlijnen.

    Artikel 80 Verslag

    1. Uiterlijk 1 januari 2018 informeren de lidstaten de Commissie over de toepassing van de in deze verordening vastgestelde typegoedkeuringsprocedures.

    2. Op basis van de krachtens lid 1 verstrekte informatie brengt de Commissie uiterlijk 1 januari 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad over de toepassing van deze verordening.

    Artikel 81 Intrekking

    1. De Richtlijnen 93/14/EEG, 93/30/EEG, 93/33/EEG, 93/93/EEG, 95/1/EG, 97/24/EG, 2000/7/EG, 2002/24/EG, 2002/51/EG, 2009/62/EG, 2009/67/EG, 2009/78/EG, 2009/79/EG, 2009/80/EG en 2009/139/EG worden met ingang van de in artikel 82, lid 2, bedoelde datum ingetrokken.

    2. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijnen gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden, wat Richtlijn 2002/24/EG betreft, gelezen volgens de concordantietabel in bijlage IX.

    Artikel 82 Inwerkingtreding en toepassing

    1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    2. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2013.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te […], […]

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De voorzitter De voorzitter […] […]

    INHOUDSOPGAVE

    BIJLAGE I – Voertuigcategorieën en -subcategorieën BIJLAGE II – Lijst van voorschriften voor EU-typegoedkeuring van voertuigen BIJLAGE III – Beperkingen voor kleine series BIJLAGE IV – Tijdschema voor de toepassing van deze verordening met betrekking tot de typegoedkeuring BIJLAGE V – Overzicht van milieutests en -voorschriften BIJLAGE VI – Emissiegrenswaarden voor typegoedkeuring en conformiteit van de productie A) Grenswaarden voor emissies van verontreinigende stoffen; B) Emissiedrempels voor boorddiagnose; C) Grenswaarden voor verdampingsemissies; D) Grenswaarden voor het geluidsniveau. BIJLAGE VII – Duurzaamheid van de voorzieningen tegen verontreiniging BIJLAGE VIII – Aangescherpte voorschriften voor functionele veiligheid BIJLAGE IX – Concordantietabel |

    BIJLAGE I

    Voertuigcategorieën en voertuigtypen

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L1e | Licht gemotoriseerd voertuig op twee wielen | 1) twee wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3 en 2) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een PI-motor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig. |

    Subcate-gorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie: |

    L1Ae | Gemotoriseerd rijwiel | 3) hoofddoel is trapondersteuning en voertuig is uitgerust met een hulpaandrijving en 4) door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 25 km/h en 5) aandrijfkracht van de hulpaandrijving wordt geleidelijk verminderd en uiteindelijk onderbroken als het voertuig een snelheid van 25 km/h bereikt en 6) de hulpaandrijving heeft een nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 1 kW en 7) driewielige gemotoriseerde rijwielen die voldoen aan de aanvullende specifieke indelingscriteria 3), 4), 5) en 6) worden beschouwd als technisch gelijkwaardig met tweewielige gemotoriseerde rijwielen en dienovereenkomstig ingedeeld. |

    L1Be | Bromfiets op twee wielen | 3) door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 25 km/h en 4) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 4 kW. |

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L2e | Bromfiets op drie wielen | 1) drie wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld onder artikel 4, lid 3 en 2) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een PI-motor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig en 3) door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 45 km/h en 4) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 4 kW. |

    NB: zie de laatste pagina van bijlage VIII voor een overzicht van de toelichtingen bij de bijlagen

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L3e(2) | Motorfiets op twee wielen | 1) twee wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3 en 2) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een PI-motor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig en 3) door de constructie bepaalde maximumsnelheid > 45 km/h en 4) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 4 kW. |

    Subcate-gorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie: |

    L3e - A1 | Motorfiets met laag vermogen | 5) cilinderinhoud ≤ 125 cm3 en 6) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 11 kW en 7) vermogen(1)/gewichtsverhouding ≤ 0,1 kW/kg. |

    L3e - A2 | Motorfiets met middelhoog vermogen | 5) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 35 kW en 6) vermogen(1)/gewichtsverhouding ≤ 0,2 kW/kg en 7) niet afgeleid van een voertuig dat is uitgerust met een motor met meer dan het dubbele vermogen(1). |

    L3e - A3 | Motorfiets met hoog vermogen | 5) elk ander voertuig van categorie L3e dat niet ingedeeld kan worden volgens de vermogenscriteria van subcategorie A1 of A2. |

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L4e | Motorfiets op twee wielen met zijspan | 1) basismotorvoertuig dat voldoet aan de indelingscriteria voor categorie en subcategorie voor voertuigen van categorie L3e en 2) basismotorvoertuig is uitgerust met een zijspan. |

    NB: zie de laatste pagina van bijlage VIII voor een overzicht van de toelichtingen bij de bijlagen

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L5e | Gemotoriseerde driewieler | 1) drie wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3 en 2) als een PI-verbrandingsmotor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig: een cilinderinhoud > 50 cm3 en 3) door de constructie bepaalde maximumsnelheid > 45 km/h en 4) nominaal continu maximumvermogen(1) > 4 kW. |

    Subcate-gorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie: |

    L5Ae | Driewieler | 5) gemotoriseerde driewielers die niet aan de specifieke indelingscriteria voor bedrijfsdriewielers voldoen. |

    L5Be | Bedrijfsdriewieler | 5) ontworpen en gebruikt als bedrijfsvoertuigen en gekenmerkt door een gesloten bestuurders- en passagiersruimte die via twee of meer deuren toegankelijk is. |

    L5Be - U | Vrachtdriewieler | 6) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan een van de volgende criteria voldoet: 1) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak > 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig of 2) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, gebruikt voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken. |

    L5Be - P | Driewieler voor personenvervoer | 6) uitgerust met twee, drie of vier passagierszitplaatsen, met inbegrip van de zitplaats voor de bestuurder, en alle zitplaatsen met veiligheidsgordels uitgerust. |

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L6e | Lichte vierwieler | 1) vier wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3 en 2) door de constructie bepaalde maximumsnelheid ≤ 45 km/h en 3) massa in rijklare toestand ≤ 350 kg, exclusief: a) massa van de batterijen bij een hybride of volledig elektrisch aangedreven voertuig of b) gewicht van gasbrandstofsysteem, inclusief tanks voor de opslag van gasvormige brandstof bij mono-, bi- of multifuelvoertuig of c) gewicht van tank(s) voor de opslag van perslucht bij persluchtaandrijving. |

    Subcate-gorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie: |

    L6Ae | Lichte quad voor gebruik op de weg | 4) voertuigen van categorie L6e die niet voldoen aan de speciale indelingscriteria voor voertuigen van subcategorie L6Be en 5) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 4 kW en 6) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een PI-motor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig. |

    L6Be | Lichte minicar | 4) gesloten bestuurders- en passagiersruimte die via twee of meer deuren toegankelijk is en 5) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 6 kW en 6) cilinderinhoud ≤ 50 cm3 als een PI-motor deel uitmaakt van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig en 7) lengtevoertuig x breedtevoertuig ≤ 4,4 m2 met een maximale breedte voertuig ≤ 1,5 m. |

    L6Be - U | Lichte minicar voor vrachtvervoer | 8) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan een van de volgende criteria voldoet: a) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak > 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig of b) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, gebruikt voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken. |

    L6Be - P | Lichte minicar voor personenvervoer | 8) voertuigen die voornamelijk voor personenvervoer zijn ontworpen en worden gebruikt, met als kenmerk dat zij uitgerust zijn met twee passagierszitplaatsen, met inbegrip van de bestuurderszitplaats, en dat beide zitplaatsen met veiligheidsgordels zijn uitgerust. |

    Categorie | Naam van de categorie | Gemeenschappelijke indelingscriteria |

    L7e | Zware vierwieler | 1) vier wielen en aangedreven door een aandrijving als vermeld in artikel 4, lid 3 en 2) door de constructie bepaalde maximumsnelheid > 45 km/h en 3) massa in rijklare toestand: a) ≤ 400 kg voor personenvervoer; b) ≤ 550 kg voor goederenvervoer. De massa in rijklare toestand is exclusief: 1) massa van de batterijen bij een hybride of volledig elektrisch aangedreven voertuig of 2) gewicht van gasbrandstofsysteem, inclusief tanks voor de opslag van gasvormige brandstof bij mono-, bi- of multifuelvoertuigen of 3) gewicht van tank(s) voor de opslag van perslucht bij persluchtaandrijving. 4) nominaal continu maximumvermogen(1) ≤ 15 kW. |

    Subcate-gorieën | Naam van de subcategorie | Aanvullende indelingscriteria voor subcategorie: |

    L7Ae | Zware quad voor gebruik op de weg | 5) voertuigen van categorie L7e die niet voldoen aan de specifieke criteria voor voertuigen van subcategorie L7Be en 6) uitgerust met een of twee passagierszitplaatsen, met inbegrip van de bestuurderszitplaats. |

    L7Be | Zware minicar | 5) gesloten bestuurders- en passagiersruimte die via twee of meer deuren toegankelijk is en 6) uitgerust met twee, drie of vier passagierszitplaatsen, met inbegrip van de bestuurderszitplaats. |

    L7Be - U | Zware minicar voor vrachtvervoer | 7) speciaal ontworpen voor goederenvervoer met een open of gesloten, nagenoeg vlak en horizontaal laadvlak dat aan een van de volgende criteria voldoet: a) lengtelaadvlak x breedtelaadvlak > 0,3 x lengtevoertuig x breedtevoertuig of b) een laadvlak met een oppervlak zoals hierboven omschreven, gebruikt voor de installatie van machines en/of uitrustingsstukken. |

    L7Be - P | Zware minicar voor personenvervoer | (7) voertuigen die voornamelijk voor personenvervoer zijn ontworpen en worden gebruikt, met als kenmerk dat zij uitgerust zijn met maximaal vier passagierszitplaatsen, met inbegrip van de bestuurderszitplaats, en dat alle zitplaatsen met veiligheidsgordels zijn uitgerust. |

    BIJLAGE II

    Lijst van voorschriften voor EU-typegoedkeuring van voertuigen

    Nr. | Artikel | Onderwerp | Verwijzing naar document | Voertuigcategorie |

    L1Ae | Gemotoriseerd rijwiel | 20 |

    L1Be | Bromfiets op twee wielen |

    L2e | Bromfiets op drie wielen |

    L3e | Motorfiets op twee wielen | 50 |

    L4e | Motorfiets op twee wielen met zijspan | 100 |

    L5Ae | Driewieler | 50 |

    L5Be | Bedrijfsdriewieler | 100 |

    L6Ae | Lichte quad voor gebruik op de weg | 20 |

    L6Be | Lichte minicar | 100 |

    L7Ae | Zware quad voor gebruik op de weg | 20 |

    L7Be | Zware minicar | 100 |

    BIJLAGE IV

    Tijdschema voor de toepassing van deze verordening met betrekking tot de typegoedkeuring

    Voertuig- categorie | Euro-niveau | Uitvoeringsdatum |

    Nieuwe voertuigtypen Facultatief | Nieuwe voertuigtypen Verplicht | Bestaande voertuigtypen Verplicht |

    L1e — L7e | Euro 3(4) | 1 juli 2013 | 1 januari 2014 | 1 januari 2015 |

    Euro 4(5) | 1 januari 2015 | 1 januari 2017 | 1 januari 2018 |

    Euro 5(6) | 1 januari 2018(7) | 1 januari 2020(7) | 1 januari 2021(7) |

    NB: zie de laatste pagina van bijlage VIII voor een overzicht van de toelichtingen bij de bijlagen

    BIJLAGE V

    Milieutests en -voorschriften

    Voor voertuigen van categorie L kan alleen typegoedkeuring worden verleend als zij aan de volgende milieuvoorschriften voldoen:

    Test van type | Omschrijving | Voorschriften: grenswaarden | Voorschriften: testprocedures |

    I | Uitlaatemissies na koude start | Bijlage VI, deel A | . |

    II | - PI of met PI uitgeruste hybride(8) CO2-emissies bij stationair en verhoogd stationair toerental - CI of hybride met CI-motor: vrije acceleratietest | Richtlijn 96/96/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2009/40/EG(10) | Richtlijn 96/96/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 2009/40/EG |

    III | Emissies van cartergassen | Nulemissie, gesloten carter. Carteremissies mogen niet rechtstreeks in de omgevingsatmosfeer worden uitgestoten gedurende de nuttige levensduur van een voertuig |

    IV | Verdampingsemissies | Bijlage VI, deel C |

    V | Duurzaamheid van de voorzieningen tegen verontreiniging | Bijlagen VI en VII |

    VI | Test bij lage temperatuur | Niet van toepassing | Niet van toepassing |

    VII | CO2-emissies / brandstofverbruik | Meting en verslaglegging, geen grenswaarde voor typegoedkeuring |

    VIII | Boorddiagnose (OBD) | Bijlage VI, deel B |

    IX | Geluidsniveau | Bijlage VI, deel D |

    X | Elektromagnetische compatibiliteit | VN/ECE-Reglement nr. 10(11) | VN/ECE-Reglement nr. 10 |

    NB: zie de laatste pagina van bijlage VIII voor een overzicht van de toelichtingen bij de bijlagen

    BIJLAGE VI

    Grenswaarden voor emissies van verontreinigende stoffen, OBD-drempelwaarden en geluidsniveaugrenswaarden voor typegoedkeuring en conformiteit van de productie

    A) Uitlaatemissiegrenswaarden na koude start

    A1) Euro 3 (4)

    OT1 (mg / km) | OT2 (mg / km) | OT3 (mg / km) |

    L1Be L2e L6Ae | - Bromfiets op twee wielen - Bromfiets op drie wielen - Lichte quad voor gebruik op de weg | PI, CI of hybride | Euro 4 | 3610 | 2690 | 850 | VN/ECE-Reglement nr. 47 |

    L3e(5) L4e(14) | Motorfiets op twee wielen(20) met en zonder zijspan | PI(18) | Euro 5 | 2 000 | SHED |

    L5Ae | Driewieler | PI(18) | Euro 4 |

    L6Ae | Lichte quad voor gebruik op de weg | PI(18) | Euro 4 |

    L7Ae | Zware quad voor gebruik op de weg | PI(18) | Euro 4 |

    C2) Euro 5 (6)

    Voertuig- klasse(19) | Naam van de voertuigcategorie | Aan-drijvings- klasse | Euro- niveau | Permeatietest (mg / m2 / dag) | Massa totale koolwater-stoffen (THC) in SHED-test (mg / test) |

    Brandstoftank | Brandstofleidingen | Voertuig- |

    L1Ae | Gemotoriseerd rijwiel | PI(18) | Euro 5 | 1500 | 15000 | 1500 |

    L1Be | Bromfiets op twee wielen | Euro 5 | 1500 | 15000 | 1500 |

    L2e | Bromfiets op drie wielen | Euro 5 | 1500 | 15000 | 1500 |

    L3e(6) L4e(14) | Motorfiets op twee wielen met en zonder zijspan | Euro 6 | 1500 |

    L5Ae | Driewieler | Euro 5 | 1500 |

    L5Be | Bedrijfsdriewieler | Euro 5 | 1500 | 15000 | 1500 |

    L6Ae | Lichte quad voor gebruik op de weg | Euro 5 | 1500 |

    L6Be | Lichte minicar | Euro 5 | 1500 | 15000 | 1500 |

    L7Ae | Zware quad voor gebruik op de weg | Euro 5 | 1500 |

    L7Be | Zware minicar | Euro 5 | 1500 | 15000 | 1500 |

    NB: zie de laatste pagina van bijlage VIII voor een overzicht van de toelichtingen bij de bijlagen

    D) Geluidsniveaugrenswaarden — Euro 3 (4) , Euro 4 (5) , Euro 5 (6)

    Voertuig- categorie | Naam van de voertuigcategorie | Euro 3(4)-geluidsniveau(21) (dB(A)) | Euro 3(4)-testprocedure(23) | Euro 4(5)-geluidsniveau(21) (dB(A)) | Euro 4(5)-testprocedure(23) | Euro 5(6)-geluidsniveau(22) (dB(A)) | Euro 5(6)-testprocedure |

    L1Ae | Gemotoriseerd rijwiel | 5 000 | 5 500 | 6 000 |

    L1Be L2e L6Ae | - Bromfiets op twee wielen - Bromfiets op drie wielen - Lichte quad voor gebruik op de weg | 10 000 | 11 000 | 12 000 |

    L3e L4e(14) L5e L6Be L7Be | - Motorfiets op twee wielen met en zonder zijspan (vmax < 130 km/h) - Driewieler - Lichte minicar - Zware minicar | 18 000 | 20 000 | 30 000 |

    L3e L4e(14) L7Ae | Motorfiets op twee wielen met en zonder zijspan (vmax ≥ 130 km/h) Zware quad voor gebruik op de weg | 30 000 | 35 000 | 50 000 |

    B) Verslechteringsfactoren (DF)

    Voertuig- categorie | Naam van de voertuigcategorie | Euro 3(4)-DF (-) | Euro 4(5)-DF (-) | Euro 5(6) DF+(7) (- ) |

    Verplichte montage van geavanceerde remsystemen(26) | Vier jaar na de in artikel 82, lid 2, bedoelde datum. | a) nieuwe motorfietsen(27) van subcategorie L3e–A1 die verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht worden moeten ofwel met een antiblokkeer-(28) ofwel met een gecombineerd remsysteem(29) ofwel met beide typen geavanceerde remsystemen worden uitgerust, naar keuze van de voertuigfabrikant; b) nieuwe motorfietsen van de subcategorieën L3e–A2 en L3e–A3 die verkocht, geregistreerd of in het verkeer gebracht worden moeten met een antiblokkeerremsysteem worden uitgerust. |

    Veilig gedrag in bochten op wegen met verhard wegdek | De in artikel 82, lid 2, bedoelde datum. | Voertuigen van categorie L moeten zodanig worden gebouwd dat alle wielen te allen tijde met verschillende snelheden kunnen draaien, om veilig gedrag in bochten op wegen met een verhard wegdek mogelijk te maken. Als een drie- of vierwielig voertuig met een sperdifferentieel is uitgerust, moet dit zo zijn ontworpen dat het normaliter gedeblokkeerd is. |

    Verbetering van de zichtbaarheid van het voertuig en de bestuurder door automatisch in- en uitschakelen van lichten(30) | De in artikel 82, lid 2, bedoelde datum. | Om de zichtbaarheid van voertuigen van categorie L te vergroten, moeten zij worden uitgerust met: a) voor L1e-voertuigen: verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen die conform zijn met VN/ECE-Reglement 74 Rev. 2, waarvoor vereist is dat het verlichtingssysteem automatisch wordt ingeschakeld; b) voor L3e-voertuigen: naar keuze van de voertuigfabrikant ofwel verlichtings- en lichtsignaalinrichtingen die conform zijn met VN/ECE-Reglement 53 Rev. 2 en de wijzigingen 1 en 2 daarvan, ofwel aparte dagrijlichten (DRL) die voldoen aan VN/ECE-Reglement 87 Rev. 2 en de wijzigingen 1 en 2 daarvan; c) voor alle andere subcategorieën van voertuigen van categorie L: een verlichtingssysteem dat automatisch wordt ingeschakeld of, naar keuze van de fabrikant, aparte dagrijlichten die automatisch worden ingeschakeld(31) |

    NB: zie de laatste pagina van bijlage VIII voor een overzicht van de toelichtingen bij de bijlagen

    Toelichtingen bij de bijlagen I tot en met VIII

    (1) De vermogensgrenzen in bijlage I zijn gebaseerd op nominaal continu maximumvermogen, onafhankelijk van de aandrijvingsconfiguratie van het voertuig.

    (2) De onderindeling van een L3e-voertuig al naar gelang het een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van ten hoogste 130 km/h of meer dan 130 km/h heeft, geschiedt onafhankelijk van de onderindeling ervan in de aandrijvingsprestatieklassen A1 (hoewel deze waarschijnlijk geen 130 km/h zal halen), A2 of A3.

    (3) Geavanceerde remsystemen zijn alleen verplicht voor L3e-voertuigen, zoals bepaald in bijlage VIII.

    (4) Categorie L3e: Euro 4.

    (5) Categorie L3e: Euro 5.

    (6) Categorie L3e: Euro 6.

    (7) Zie artikel 21, leden 4 en 5.

    (8) Als de (hybride) motor(en) met een stop/start-functie is (zijn) uitgerust, moet de fabrikant ervoor zorgen dat de verbrandingsmotor met stationair toerental en met verhoogd stationair toerental draait. Het voertuig moet in staat zijn de vrije acceleratietest uit te voeren voor aandrijvingen waarin een CI-motor is opgenomen.

    (9) PB L 282 van 1.11.1996, blz. 64.

    (10) PB L 141 van 6.6.2009, blz. 12.

    (11) PB L 116 van 8.5.2010, blz. 1.

    (12) PB C […] van […], blz. […], met inbegrip van koud wegen.

    (13) PB C […] van […], blz. […].

    (14) Alleen de basismotorfiets op twee wielen waaraan het zijspan zal worden bevestigd moet aan de desbetreffende emissiegrenswaarden voldoen.

    (15) Alleen CI, ook bv. als een CI-motor is opgenomen in een hybride ontwerp.

    (16) Alleen van toepassing op motoren met directe inspuiting (DI) van benzine.

    (17) In het milieueffectonderzoek van artikel 21, lid 4, zal ook worden beoordeeld of het haalbaar is op andere voertuigen van categorie L dan L3e, L5Ae en L7Ae in een herziene WMTC emissietests uit te laten voeren.

    (18) PI-motoren op benzine, benzinemengsels of ethanol.

    (19) De kosteneffectiviteit van verdampingsemissiebeperking zal worden beoordeeld in het milieueffectonderzoek dat voor de Commissie zal worden uitgevoerd, zoals bedoeld in artikel 21, lid 5. Voor de voertuigen uit subcategorieën waarvoor nog geen verdampingsemissietests zijn voorgeschreven zal in dit onderzoek het permeatietesten van brandstoftank en brandstoftoevoer worden beoordeeld als mogelijk kosteneffectief alternatief voor de SHED-test, zie artikel 21, leden 4 en 5.

    (20) vmax ≥ 130 km/h.

    (21) Zolang de EU nog niet is toegetreden tot de VN/ECE-Reglementen 9, 41 en 63, en deze reglementen nog niet in WP29 van de VN/ECE en in de EU heeft aangenomen, inclusief de daarmee samenhangende gelijkwaardige geluidsgrenswaarden voor de Euro3- en Euro4-stappen, moeten voertuigen voldoen aan de grenswaarden in bijlage VI, deel D. Zodra de VN/ECE-Reglementen 9, 41 en 63 door de EU zijn aangenomen, worden deze verplicht gesteld, inclusief de geluidsgrenswaarden die gelijkwaardig zijn aan die in bijlage VI, deel D, en vervangen deze de testprocedures in de gedelegeerde handeling.

    (22) De nader vast te stellen Euro 5-geluidsgrenswaarden zullen in een afzonderlijk medebeslissingsbesluit worden gewijzigd.

    (23) De geluidstestprocedures worden opgenomen in een gedelegeerde handeling bij deze verordening, die zal worden vervangen door de VN/ECE-Reglementen 9, 41 en 63.

    (24) Alleen voor PI-DI- en CI-motoren.

    (25) Ook van toepassing op hybride voertuigen.

    (26) Onder een "geavanceerd remsysteem" worden een antiblokkeerremsysteem, een gecombineerd remsysteem of beide systemen verstaan. De prestaties van geavanceerde remsystemen worden getest volgens de voorschriften in een gedelegeerde handeling.

    (27) Voertuigen van categorie L4e (motorfietsen met zijspan) zijn vrijgesteld van voorschriften a) en b) inzake de verplichte montage van geavanceerde remsystemen.

    (28) Onder een "antiblokkeerremsysteem" wordt een systeem verstaan dat het slippen van een wiel meet en de druk die de remkrachten op het (de) wiel(en) produceren automatisch moduleert om de mate van wielslip te beperken.

    (29) Onder een "gecombineerd remsysteem" wordt verstaan:

    a) voor voertuigcategorieën L1e en L3e: een remsysteem waarbij ten minste twee remmen op verschillende wielen worden bediend door activering van één enkel bedieningsorgaan;

    b) voor voertuigcategorie L4e: een remsysteem waarbij de remmen op ten minste de voor- en achterwielen worden bediend door activering van één enkel bedieningsorgaan (als het achterwiel en het wiel van het zijspan door hetzelfde remsysteem worden geremd, wordt dit als de achterrem beschouwd);

    c) voor voertuigcategorieën L2e, L5e, L6e en L7e: een remsysteem waarbij de remmen op alle wielen worden bediend door activering van één enkel bedieningsorgaan.

    (30) Onder "automatisch inschakelen" wordt een verlichtingssysteem verstaan dat wordt ingeschakeld als de contactschakelaar of de aan/uitschakelaar van de motor zich in de aan-stand bevindt.

    (31) Om het starten van een verbrandingsmotor mogelijk te maken, mag het verlichtingssysteem gedurende een aaneengesloten periode van ten hoogste 10 s worden uitgeschakeld op het moment dat de motor wordt gestart.

    Bijlage IX

    Concordantietabel ( 32)

    Richtlijn 2002/24/EG | Deze verordening |

    Artikel 1, lid 1, eerste alinea | Artikel 2, lid 1 |

    Artikel 1, lid 1, tweede alinea | Artikel 2, lid 2 |

    Artikel 1, lid 2, onder a) i) | Artikel 4, lid 2, onder a) B) |

    Artikel 1, lid 2, onder a) ii) | Artikel 4, lid 2, onder b) |

    Artikel 1, lid 2, onder b) | Artikel 4, lid 2, onder c), artikel 4, lid 2, onder d) |

    Artikel 1, lid 2, onder c) | Artikel 4, onder e) |

    Artikel 1, lid 3, onder a) | Artikel 4, onder f) |

    Artikel 1, lid 3, onder a) | Artikel 4, onder g) |

    Artikel 2 | Artikel 3 |

    Artikel 3 | Artikel 23 |

    Artikel 4, lid 1 | Artikel 27, lid 2 |

    Artikel 4, lid 2 | Artikel 27, lid 1 |

    Artikel 4, lid 3 | Artikel 5, lid 4 |

    Artikel 4, lid 4 | - |

    Artikel 4, lid 5 | Artikel 31, lid 1 |

    Artikel 4, lid 6 | Artikel 27, lid 3 |

    Artikel 5, lid 1 | Artikel 27, lid 10 |

    Artikel 5, lid 2 | Artikel 28, lid 2 |

    Artikel 5, lid 3 | Artikel 28, lid 1, onder b) |

    Artikel 6, lid 1 | Artikel 27, lid 5 |

    Artikel 6, lid 2, eerste alinea | Artikel 27, lid 7 |

    Artikel 6, lid 2, tweede alinea | Artikel 27, lid 8 |

    Artikel 7, lid 1, eerste alinea | Artikel 36, lid 1 |

    Artikel 7, lid 1, tweede alinea | Artikel 36, lid 4 |

    Artikel 7, lid 2 | Artikel 36, lid 2 |

    Artikel 7, lid 3 | Artikel 36, lid 5 |

    Artikel 7, lid 4 | Artikel 37, lid 2 |

    Artikel 7, lid 5 | Artikel 59, lid 2, eerste alinea |

    Artikel 7, lid 6 | Artikel 59, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 8, lid 1 | Artikel 37, lid 1 |

    Artikel 8, lid 2, eerste alinea | Artikel 37, lid 2 |

    Artikel 8, lid 2, tweede alinea | Artikel 37, lid 3 |

    Opmerking (32): Zoals bedoeld in artikel 81.

    Richtlijn 2002/24/EG | Deze verordening |

    Artikel 9, lid 1 | Artikel 46 |

    Artikel 9, lid 2 | Artikel 32, lid 1 |

    Artikel 9, lid 3 | Artikel 32, lid 2 |

    Artikel 9, lid 4 | Artikel 33 |

    Artikel 9, lid 5 | Artikel 34, lid 3 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 31, lid 4 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 51, lid 3 |

    Artikel 10, lid 3 | Artikel 35, lid 4 |

    Artikel 10, lid 4 | Artikel 51, lid 7 |

    Artikel 11 | - |

    Artikel 12 | Artikel 50, lid 1 |

    Artikel 13 | - |

    Artikel 14, lid 1, onder a) | Artikel 5, lid 1 |

    Artikel 14, lid 1, onder b) i) | Artikel 66, lid 9 |

    Artikel 14, lid 1, onder b) ii) | Artikel 64, lid 8 |

    Artikel 14, lid 2, eerste alinea | - |

    Artikel 14, lid 2, tweede alinea | Artikel 66, lid 10 |

    Artikel 15, lid 1 | Artikel 45 |

    Artikel 15, lid 2 | Artikel 47 |

    Artikel 15, lid 3, eerste alinea, onder a) i) | Artikel 40 |

    Artikel 15, lid 3, eerste alinea, onder a) ii) | Artikel 2, lid 2, onder e) |

    Artikel 15, lid 3, tweede alinea | - |

    Artikel 15, lid 3, onder b), eerste alinea | - |

    Artikel 15, lid 3, onder b), tweede alinea | - |

    Artikel 15, lid 3, onder b), derde alinea | - |

    Artikel 15, lid 3, onder b), vierde alinea | - |

    Artikel 15, lid 4 | - |

    Artikel 16, lid 1, eerste alinea | - |

    Artikel 16, lid 1, tweede alinea | - |

    Artikel 16, lid 2, eerste alinea | - |

    Artikel 16, lid 2, tweede alinea | - |

    Artikel 16, lid 3 | Artikel 38 |

    Artikel 17 | Artikel 39 |

    Artikel 18, lid 1 | Artikel 74, lid 1 |

    Artikel 18, lid 2 | Artikel 74, lid 2 |

    Artikel 18, lid 3 | - |

    Artikel 19 | Artikel 81 |

    Artikel 20 | Artikel 82, lid 2 |

    Richtlijn 2002/24/EG | Deze verordening |

    Artikel 21 | Artikel 79, lid 1 |

    Artikel 22 | - |

    Artikel 23 | Artikel 82, lid 1 |

    Artikel 24 | - |

    [1] PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1.

    [2] PB L 121 van 15.5.1993, blz. 1.

    [3] PB L 188 van 29.7.1993, blz. 1.

    [4] PB L 188 van 29.7.1993, blz. 32.

    [5] PB L 311 van 14.12.1993, blz. 76.

    [6] PB L 52 van 8.3.1995, blz. 1.

    [7] PB L 226 van 18.8.1997, blz. 1.

    [8] PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1.

    [9] PB L 252 van 20.9.2002, blz. 20.

    [10] PB L 198 van 30.7.2009, blz. 20.

    [11] PB L 222 van 25.8.2009, blz. 1.

    [12] PB L 231 van 3.9.2009, blz. 8.

    [13] PB L 201 van 1.8.2009, blz. 29.

    [14] PB L 202 van 4.8.2009, blz. 16.

    [15] PB L 322 van 9.12.2009, blz. 3.

    [16] http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/pagesbackground/competitiveness/cars21.htm .

    [17] http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/pagesbackground/competitiveness/cars21finalreport.pdf .

    [18] COM(2008) 33 definitief van 30.1.2008, voorstel nr. 49, blz. 32.

    [19] http://ec.europa.eu/environment/archives/cafe/general/keydocs.htm .

    [20] http://www.erscharter.eu/nl/ .

    [21] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 82.

    [22] http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/consultation/2_3_wheelers/index.htm .

    [23] http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/consultation/2_3_wheelers/contributions.htm .

    [24] http://circa.europa.eu/Public/irc/enterprise/automotive/library?l=/mcwg_motorcycle&vm=detailed&sb=Title .

    [25] http://ec.europa.eu/enterprise/automotive/consultation/2_3_wheelers/results_report.pdf .

    [26] PB L […] van […], blz. […].

    [27] PB L […] van […], blz. […].

    [28] COM(2007) 22 definitief.

    [29] PB L 346 van 17.12.1997, blz. 78.

    [30] http://www.unece.org/trans/main/wp29/wp29wgs/wp29gen/wp29pub/wp29pub2002e.pdf .

    [31] […. link toevoegen zodra deze zijn gepubliceerd].

    [32] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30.

    [33] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    [34] PB L 322 van 9.12.2009, blz. 3.

    [35] PB L 202 van 4.8.2009, blz. 16.

    [36] PB L 201 van 1.8.2009, blz. 29.

    [37] PB L 231 van 3.9.2009, blz. 8.

    [38] PB L 222 van 25.8.2009, blz. 1.

    [39] PB L 198 van 30.7.2009, blz. 20.

    [40] PB L 252 van 20.9.2002, blz. 20.

    [41] PB L 124 van 9.5.2002, blz. 1.

    [42] PB L 106 van 3.5.2000, blz. 1.

    [43] PB L 226 van 18.8.1997, blz. 1.

    [44] PB L 52 van 8.3.1995, blz. 1.

    [45] PB L 311 van 14.12.1993, blz. 76.

    [46] PB L 188 van 29.7.1993, blz. 32.

    [47] PB L 188 van 29.7.1993, blz. 11.

    [48] PB L 121 van 15.5.1993, blz. 1.

    [49] PB L 171 van 9.7.2003, blz. 1.

    [50] PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24.

    [51] PB L 59 van 27.2.1998, blz. 1.

    [52] PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1.

    [53] PB L 403 van 30.12.2006, Richtlijn 2006/126/EG (herschikking rijbewijsrichtlijn), blz. 21, definities vermogen, categorieën A1 en A2.

    [54] http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/automotive/technical-harmonisation/global-harmonisation/index_en.htm#h2-1 .

    [55] PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57.

    [56] PB L 138 van 1.6.1999, blz. 57.

    Top