Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IP0302

Billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa Resolutie van het Europees Parlement van 7 september 2010 inzake billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa (2009/2237(INI))

PB C 308E van 20.10.2011, p. 22–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

20.10.2011   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 308/22


Dinsdag 7 september 2010
Billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa

P7_TA(2010)0302

Resolutie van het Europees Parlement van 7 september 2010 inzake billijke inkomens voor de boeren: een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa (2009/2237(INI))

2011/C 308 E/04

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” (COM(2009)0591) en de diverse bij deze mededeling gevoegde werkdocumenten,

gezien de definitieve aanbevelingen van de Groep op hoog niveau inzake het concurrentievermogen van de voedingsmiddelenindustrie van 17 maart 2009 (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 maart 2009 over de voedselprijzen in Europa (2),

gezien zijn verklaring van 19 februari 2008 over het onderzoek naar en het optreden tegen misbruik van machtsposities door grote, in de Europese Unie werkzame supermarkten (3),

gezien de door de Raad op 29 maart 2010 aangenomen conclusies over een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa (4),

gezien het rapport „Agribusiness and the right to food” van de speciale rapporteur van de Verenigde Naties over het recht op voedsel,

gelet op artikel 48 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de adviezen van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A7-0225/2010),

A.

overwegende dat tengevolge van de volatiliteit van de voedsel- en grondstoffenprijzen grote bezorgdheid is ontstaan over de werking van de Europese en mondiale voedselvoorzieningsketens,

B.

overwegende dat hoewel de voedselprijzen sinds 1996 met 3,3 % per jaar zijn gestegen, de prijzen die landbouwers ontvangen slechts met 2,1 % zijn gestegen, terwijl de bedrijfskosten met 3,6 % zijn toegenomen, hetgeen bewijst dat de voedselvoorzieningsketen niet naar behoren functioneert,

C.

overwegende dat in de mededeling van de Commissie wordt erkend dat „deze schommelingen landbouwproducenten zwaar in de problemen [hebben] gebracht en het vermoeden doen ontstaan dat consumenten geen eerlijke prijzen betalen” (5),

D.

overwegende dat de eindverbruikersprijzen door de bank genomen constant zijn gebleven en zelfs zijn gestegen ondanks de scherpe daling van de landbouwgrondstoffenprijzen in 2008,

E.

overwegende dat evenwichtige marktverhoudingen niet enkel de werking van de voedselvoorzieningsketen zullen verbeteren, maar eveneens ten goede zullen komen aan de landbouwers,

F.

overwegende dat de huidige snelle toename van oneerlijke handelspraktijken de capaciteit van de landbouwers ondermijnt om te investeren en te innoveren (met name in groene technologieën, bestrijding van klimaatverandering en hernieuwbare energiebronnen, terwijl landbouwers moeten voldoen aan hoge milieunormen en deze normen nog stringenter zullen worden in het gemeenschappelijk landbouwbeleid van na 2013),

G.

overwegende dat het aandeel van de landbouw in de toegevoegde waarde van de voedselvoorzieningsketen is gedaald van 31 % in 1995 tot 24 % in 2005 in de EU van de 25, en overwegende dat voorlopige cijfers voor de daaropvolgende jaren een verdere daling van het aan de boeren ten goede komende aandeel te zien geeft in tegenstelling tot een constante stijging van de marges van verwerkers, groothandelaren en/of detailhandelaars en marktdeelnemers buiten de voedselvoorzieningsketen,

H.

overwegende dat het gemiddelde inkomen van de boeren in 2009 in de EU van de 27 met meer dan 12 % is gedaald, hetgeen betekent dat de boeren niet langer een billijk inkomen uit hun werk kunnen genereren, en overwegende dat de boeren en de levensmiddelensector desondanks nog steeds levensmiddelen moeten produceren die voldoen aan uiterst strenge kwaliteitsnormen, en dit tegen prijzen die betaalbaar zijn voor de consumenten, in overeenstemming met de doelstellingen van het GLB,

I.

overwegende dat tot de voedselvoorzieningsketen boeren, coöperaties van boeren en producentenorganisaties, de levensmiddelenindustrie, groothandelaren, kleinhandelaren, supermarktketens, catering, restaurants en het directe aanbod van de particuliere en zelfvoorzieningsproductie en de consumenten behoren, maar eveneens marktdeelnemers van buiten de voedselvoorzieningsketen, zoals communicatie- en promotiebedrijven, aanbieders van vervoer en logistiek, energie en nutsvoorzieningen, verpakking, technische middelen, additieven, technologieën en adviesdiensten; overwegende dat deze complexiteit en grote verscheidenheid in aanmerking moeten worden genomen om de duurzaamheid van de gehele keten te kunnen verbeteren,

J.

overwegende dat in de mededeling van de Commissie op ernstige problemen wordt gewezen zoals misbruik van afnemersmacht, oneerlijke contractpraktijken (zoals late betalingen), eenzijdige wijzigingen van contracten, betalingen vooraf om aan onderhandelingen te mogen deelnemen, beperkte markttoegang, het ontbreken van informatie over de prijsvorming en de verdeling van de winstmarges in de gehele voedselvoorzieningsketen, nauw verbonden met de verhoogde concentratie in de input-, groothandels- en detailhandelssector,

K.

overwegende dat in de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009 wordt aanbevolen de herstructurering en consolidering van de landbouwsector te bevorderen en te vergemakkelijken door de oprichting van vrijwillige landbouwproducentenorganisaties aan te moedigen,

L.

overwegende dat de mondialisering en de concentratieprocessen, met name op detailhandelsniveau, hebben gezorgd voor een onevenwichtige verhouding tussen de verschillende spelers in de voedselvoorzieningsketen, en overwegende dat de huidige situatie wordt gekenmerkt door een zeer klein aantal almachtige detailhandelaren die rechtstreeks of onrechtstreeks onderhandelen met 13,4 miljoen boeren en 310 000 voedingsmiddelenbedrijven in de hele Unie,

M.

overwegende dat een buitensporige concentratie leidt tot een verlies van productverscheidenheid, cultureel erfgoed, detailhandelsbedrijven, banen en bestaansmiddelen,

N.

overwegende dat volgens de Commissie contractuele onevenwichtigheden die uit ongelijke onderhandelingsmacht voortvloeien, negatieve gevolgen hebben voor het concurrentievermogen van de voedselvoorzieningsketen, doordat kleinere maar efficiëntere partijen zich verplicht kunnen zien met minder winst genoegen te nemen, waardoor zij minder goed in staat zijn en ook minder geneigd zullen zijn om in een betere productkwaliteit en een innovatie van de productieprocessen te investeren,

O.

overwegende dat voedingsmiddelen vrij worden verhandeld op de interne markt en dat het resultaat van prijsonderhandelingen tussen (organisaties van) producenten, verwerkers, handelaren en detailhandelaren vaak wordt bepaald door de prijsontwikkelingen op de wereldmarkten,

P.

overwegende dat de enorme verschillen tussen landbouwers en detailhandelaren op het vlak van hun aantal en hun economische macht duidelijk wijzen op een onevenwichtige voedselvoorzieningsketen; overwegende dat het nodig is de ontwikkeling van economische organisaties van boeren te bevorderen om de onevenwichtige aantallen te compenseren; overwegende dat coöperaties een centrale rol spelen door hun invloed en onderhandelingsmacht op te voeren,

Q.

overwegende dat de Europese Unie geïntegreerd is in en door verdrag gebonden is aan de wereldhandel,

R.

overwegende dat de Europese Unie 's werelds grootste importeur en exporteur van landbouwproducten is, en dat de landbouwinvoer van de EU in 2008 met ongeveer 10 % is toegenomen tot 98 600 miljoen EUR en de landbouwuitvoer met bijna 11 %, tot 75 200 miljoen EUR,

S.

rwegende dat de Europese Unie reeds een zeer vele concessies doet in het kader van haar ontwikkelingshulpbeleid, en overwegende dat bilaterale overeenkomsten niet eenzijdig moeten worden gesloten, in het nadeel van de Europese landbouw,

1.

is verheugd over de mededeling van de Commissie van 28 oktober 2009 getiteld „Een beter werkende voedselvoorzieningsketen in Europa” (COM(2009)0591), waarin het bestaan van aanzienlijke machtsonevenwichtigheden tussen de verschillende marktdeelnemers wordt erkend, maar is van mening dat de in deze mededeling voorgestelde maatregelen ontoereikend zijn om deze problematiek aan te pakken;

2.

doet een beroep op de Commissie en de lidstaten om onverwijld het probleem van de oneerlijke verdeling van de winsten in de voedselvoorzieningsketen aan te pakken, met name ten aanzien van toereikende inkomens voor boeren; erkent dat de boeren, met het oog op de stimulering van duurzame en „ethische” productiesystemen moeten worden gecompenseerd voor hun investeringen en hun inzet op dit gebied; benadrukt dat krachtverhoudingen moeten worden vervangen door op samenwerking berustende verhoudingen;

3

stelt vast dat alle met landbouw samenhangende doelstellingen waarnaar wordt verwezen in de Verdragen van Rome (verhoogde productiviteit, toereikende voedselvoorziening, redelijke prijzen voor de consumenten, marktstabilisatie) zijn verwezenlijkt, met uitzondering van de doelstelling om te zorgen voor een billijk inkomen in de landbouwsector; verzoekt de Commissie hier voldoende rekening mee te houden in al haar begrotingsvoorstellen;

4.

erkent de noodzaak van een stabiele, zekere en winstgevende productiesector als een doorslaggevende factor in de voedselvoorzieningsketen; merkt echter op dat de voedselvoorzieningsketen bestaat uit verschillende actoren (boeren, verwerkers, producenten, leveranciers en detailhandelaren) die allen een toegevoegde waarde bieden en een bepaalde mate van zekerheid nodig hebben;

Prijstransparantie

5.

doet een beroep op de Commissie om het instrument voor de bewaking van de Europese voedselprijzen te verbeteren ten einde dit gebruikersvriendelijker te maken door hierin een meertalige interface op te nemen waarin een groter aantal voedingsmiddelen zijn opgenomen en waardoor de prijzen beter vergeleken kunnen worden in elke schakel van de voedselvoorzieningsketen binnen en tussen de lidstaten, opdat wordt voldaan aan de behoefte van consumenten en boeren aan een grotere transparantie van de voedselprijsvorming;

6.

betreurt ten zeerste de gebrekkige bereidheid van de Commissie een studie te verrichten naar de margeverdeling in de keten, zoals overeengekomen in de begrotingsprocedure 2009;

7.

wijst erop dat ongelijkheid op het vlak van transparantie tussen landbouwbedrijven en toeleveringsbedrijven en actoren verderop in de voedselvoorzieningsketen negatieve gevolgen kan hebben voor de onderhandelingspositie van landbouwers en producentengroepen;

8.

doet een beroep op de Commissie om snel het proefproject uit te voeren ter oprichting van een Europese Observatiepost voor landbouwprijzen en marges (aangevuld met gegevens betreffende prijzen, marges en volumes) waarvoor het Parlement en de Raad in het kader van de begroting 2010 1,5 miljoen EUR aan kredieten hebben uitgetrokken;

9.

dringt er bij de Commissie op aan de Groep op hoog niveau inzake de voedseldistributieketen te behouden als permanent discussieforum, aangezien het een waardevol instrument is gebleken om problemen te identificeren, aanbevelingen te doen en strategieën aan te nemen met het oog op het vinden van oplossingen voor de huidige onevenwichtige situatie;

10.

verzoekt de Commissie om een voorstel in te dienen met het oog op een verplichte jaarlijkse rapportage door de grootste Europese handelaren, verwerkers, groothandelaars en detailhandelaren over hun marktaandelen (met gegevens over huismerken) voor de voornaamste voedingsproducten en over de maandelijkse omvang van hun verkopen, opdat alle partners op de markt de tendensen van de ontwikkeling van vraag, aanbod en prijzen in de voedselvoorzieningsketen kunnen inschatten;

11.

merkt op dat in sommige landen de voedselverwerkende industrie de grootste marge heeft in de voedselvoorzieningsketen, hetgeen eveneens werd bevestigd door de Commissie; vraagt bijgevolg dat met name toezicht wordt gehouden op de verwerkende industrie en dat deze wordt onderzocht met het oog op prijstransparantie;

12.

acht het noodzakelijk te zorgen voor meer markttransparantie en meer informatie aan de consumenten als voorwaarde om de identiteit van de producten beter in de verf te zetten en de verscheidenheid te waarborgen van voeding, landbouwproducten en producten uit de voedselverwerkende sector, die een uiting zijn van de geschiedenis en de cultuur van een groot aantal landen en regio's en die de karakteristieke aard van de landbouw in elke lidstaat weerspiegelen;

13.

verzoekt de Commissie een effectbeoordeling uit te voeren naar de voordelen van een betere juridische onderbouwing van particuliere kwaliteits- en distributielabels, om wildgroei hiervan te voorkomen, de consument meer transparantie te bieden en de producenten toegang tot de markt te geven;

14.

onderstreept de noodzaak om een toename van de toegevoegde waarde van de Europese landbouw- en voedingsmiddelenproductie te bevorderen en om voorlichtingscampagnes voor consumenten te lanceren over de inspanningen die door de boeren en de industrie worden geleverd op het gebied van milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn;

Mededinging

15.

doet een beroep op de nationale en Europese mededingingsautoriteiten en andere regelgevende instanties die betrokken zijn bij de productie en handel om de dominante positie en het aanzienlijke marktaandeel van handelaren, inputbedrijven, verwerkers en detailhandelaren in de voedingsmiddelenindustrie krachtig aan te pakken; dringt er bij deze instanties op aan stappen te nemen tegen oneerlijke kooppraktijken van alle actoren die boeren in zeer ongelijke onderhandelingsposities dwingen;

16.

roept de Commissie op te zorgen voor een nieuwe verhouding tussen de mededingingsregels en het GLB, met als doel de boeren en hun brancheorganisaties middelen te bieden die het mogelijk maken hun onderhandelingspositie te verbeteren;

17.

dringt er bij de Commissie op aan na te gaan welke gevolgen significante marktpenetratie door een enkele detailhandelaar of een klein aantal handelaren heeft in elke lidstaat; spoort de Commissie aan de mogelijkheid te overwegen om corrigerende maatregelen, ten voordele van producenten en consumenten, in te voeren wanneer wordt vastgesteld dat de praktijken of het marktaandeel van detailhandelaren een concurrentieverstorend effect hebben;

18.

verzoekt de Commissie om eind 2010 aan het Parlement verslag uit te brengen, voorzien van data over misbruik van afnemersmacht in de EU, concurrentievervalsing en oneerlijke contractuele praktijken in de gehele voedselvoorzieningsketen, van de inputsector tot en met de consumenten, alsmede van voorstellen voor passende reacties;

19.

verzoekt de lidstaten hun nationale mededingingsautoriteiten waar nodig meer speelruimte voor maatregelen te geven door eenvoudige mechanismen in te voeren voor het verzamelen van bewijs voor concurrentievervalsing door middel van oneerlijke contractuele praktijken;

20.

is van oordeel dat het nodig is verkoop onder de aankoopprijs van landbouwproducten te verbieden op het niveau van de Unie;

21.

dringt er bij de Commissie op aan een volledig sectoraal onderzoek in te stellen naar de hele voedselvoorzieningsketen om vast te stellen in welke mate misbruik van afnemersmacht voorkomt in de sector; wijst in dit verband op het succes van het onderzoek naar mededinging in de farmaceutische sector in 2009;

22.

dringt er bij de Commissie op aan de criteria te herzien die momenteel worden gebruikt om concurrentievervalsing te beoordelen (Herfindahl-index); met deze index, die nuttig is om de risico’s van monopolieposities te beoordelen, is het niet mogelijk om concurrentievervalsing te vatten die heimelijk of oligopolide van aard is, zoals die momenteel althans ten dele kan worden aangetroffen in de grootschalige detailhandel;

23.

doet een beroep op de Commissie om te zorgen voor een gerichtere toepassing van de mededingingsregels in de voedselvoorzieningsketen en te overwegen in dit verband wetsvoorstellen bij Parlement en Raad in te dienen ten einde de ontwikkeling van dominante marktposities in de productiesectoren, de voedselverwerkende industrie en de detailhandelsector doeltreffend te beperken en de onderhandelingsmacht van de boeren te vergroten om hen in staat te stellen gecoördineerd tegen dominante actoren op te treden via daadkrachtige producentenorganisaties, brancheorganisaties en het mkb,

24.

is van oordeel dat Verordening (EG) nr. 1234/2007 houdende de gemeenschappelijke marktordening (GMO) aan een dringende herziening toe is ter versterking van dergelijke organisaties, en dat het toepassingsgebied van deze verordening moet worden verruimd tot duurzame productiepraktijken als een voorwaarde voor de in artikel 101 van het VWEU bedoelde ontheffing;

25.

is van oordeel dat een bepaalde mate aan coördinatie en harmonisatie van nationale maatregelen tegen oneerlijke handelspraktijken op EU-niveau noodzakelijk is;

26.

dringt er bij de Commissie op aan te voorzien in diversificatie van de wetgeving voor producten met een sterke territoriale basis, die worden gekenmerkt door hun specifieke, onderscheidende, plaatselijke of regionale aard, in vergelijking met gestandaardiseerde producten;

27.

verzoekt de Commissie maatregelen voor te stellen om ervoor te zorgen dat verschillende voedings-, milieu- en gezondheidskenmerken overleven en om ervoor te zorgen dat een dergelijke diversiteit gepaard gaat met passende prijzen; de mededinging moet in wezen eveneens worden ontwikkeld op basis van verschillende kwaliteitskenmerken die behoorlijk meetbaar moeten zijn;

Misbruik van afnemersmacht en contractuele mogelijkheden

28.

verzoekt de Commissie om ervoor te zorgen dat het mededingingsrecht van de EU niet wordt ontdoken door misbruik van afnemersmacht (geen distorsie) in de voedselvoorzieningsketen, die vaak voorkomt in de vorm van late betalingen aan boeren of kleine verwerkende bedrijven, latere veranderingen van de voorwaarden van overeenkomsten, gedwongen kortingen, verkoop met verlies, vereisten van buitengewoon grote volumes en ongerechtvaardigde vergoedingen voor het opnemen van producten in het assortiment, en zo nodig adequate wetsvoorstellen op te stellen;

29.

dringt vooral aan op de verkorting van de betalingstermijnen in de gehele voedselvoorzieningsketen tot maximum 30 dagen voor alle levensmiddelen en minder voor zeer bederfelijke landbouwproducten in het kader van de huidige herziening van Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (uitzonderingen dienen te worden overwogen in het geval van producentenorganisatie en coöperaties);

30.

verzoekt de Commissie voor te stellen de Europese mededingingswetgeving uit te breiden tot buiten haar huidige beperkte nadruk op consumentenwelzijn en gerichtheid op lage voedselprijzen;

31.

verzoekt de Commissie na te gaan of de eisen die met betrekking tot de aanpak van groenten- en fruitteelt en resten van bestrijdingsmiddelen door distributieketens worden gesteld in aanvulling en boven op wettelijke bepalingen, de vrije handel in gevaar kunnen brengen en de positie van de distributeurs in de voedselvoorzieningsketen op oneerlijke wijze kunnen verstevigen;

32.

dringt aan op opstelling van een lijst van onrechtmatige marktpraktijken, zoals prijsstunten en verkoopcommissies, en op een uitdrukkelijk wettelijk verbod op deze praktijken door de EU; dringt erop aan dat bedrijven die de voorschriften niet naleven „aan de schandpaal worden genageld” en dat er straffen worden ingevoerd;

33.

doet een beroep op de Commissie om na te gaan of en in welke mate het misbruik van huismerken (eigen merkproducten) en de praktijken inzake inkoopallianties van de supermarktketens leiden tot concurrentievervalsing, druk op boeren en de systematische verlaging van de producentenprijzen; onderstreept dat het misbruik van huismerken het vermogen van producenten (met name van kleine producenten) om te vernieuwen nadelig beïnvloedt; dringt er bij de Commissie op aan in dit verband maatregelen te treffen, opdat boeren en producentenorganisaties in het prijsvormingsproces eerlijk worden behandeld;

34.

is van mening dat in de aanbevelingen van de Commissie om de verticale integratie van de voedselindustrie te vergroten, niet altijd de noodzaak tot uiting komt om de onderhandelingsposities van boeren, distributeurs en de voedselindustrie weer in evenwicht te brengen, en dat deze strategieën daarom vergezeld moeten gaan van maatregelen ter ontmoediging van misbruik;

35.

waarschuwt dat door kopers opgelegde contractlandbouw, verticale integratie en futures, die een steeds belangrijkere rol spelen, de concurrentie kunnen verzwakken en de onderhandelingsposities van boeren kunnen ondergraven; doet derhalve een beroep op de Commissie om de gevolgen van dit soort contractregelingen nader te onderzoeken en zo nodig passende maatregelen te treffen;

36.

verzoekt de Commissie en de lidstaten om billijke contracten tussen alle actoren van de voedselvoorzieningsketen te bevorderen op basis van voorwaarden waarover met boeren- en producentenorganisaties is onderhandeld, met inbegrip van sectorale en brancheorganisaties, om duurzame landbouwpraktijken te stimuleren en te zorgen voor een optimale productkwaliteit, de aankoopprijzen voor productiemiddelen te verlagen en billijke prijzen te waarborgen, en om in een makkelijk toegankelijk systeem te voorzien ter bescherming tegen contractbreuk door kopers; is van mening dat standaardcontracten nuttige instrumenten kunnen vormen waarvan de toepassing in een aantal sectoren verplicht kan worden gesteld; ondersteunt de uitwisseling optimale praktijken op het gebied van kennisgeving van contractuele praktijken tussen de lidstaten, met inbegrip van het verstrekken van informatie aan de Commissie;

37.

juicht de introductie van ombudsmannen voor de voedingsdetailhandel en andere arbitragemechanismen toe en moedigt deze aan om te waarborgen dat de contractuele afspraken worden nageleefd; doet een beroep op de Commissie om de ervaringen in dit verband te onderzoeken met het oog op de instelling van een Europese ombudsman voor de voedingsdetailhandel die onder andere tot taak zou hebben te zorgen voor de naleving van gedragscodes, optimale praktijken en contracten in transacties tussen marktdeelnemers uit de verschillende lidstaten;

38.

verzoekt de Commissie oneerlijke praktijken in verband met vergoedingen voor het opnemen van producten in het assortiment en andere vergoedingen voor toegang tot de markt bekend te maken en deze overeenkomstig de mededingingswetgeving te onderzoeken; verzoekt de Commissie eensluidende voorschriften voor te stellen voor de toepassing van vergoedingen voor het opnemen van producten in het assortiment en met name maatregelen te nemen tegen buitensporige vergoedingen die door distributeurs worden geëist;

39.

is van oordeel dat de Commissie op Europees niveau een grootschalige voorlichtingscampagne moet bevorderen om de landbouwers beter bewust te maken van hun rechten, de misbruiken waarvan zij het slachtoffer kunnen zijn, en de middelen waarover ze beschikken om misbruiken aan te geven;

Speculatie

40.

doet een beroep op de Europese Unie om aan te dringen op de oprichting van een onafhankelijk overkoepelend regelgevend orgaan dat regels vastlegt inzake grondstoffenfutures en een beurs voor opties, en dat strikte regelgevende maatregelen oplegt tegen het wereldwijde speculeren met levensmiddelen;

41.

dringt erop aan dat in het licht van de toenemende oriëntatie op de markt, maatregelen worden genomen tegen de extreme prijsvolatiliteit, daar sommige partijen in de voedselvoorzieningsketen van dit verschijnsel profiteren terwijl anderen er zichtbaar schade van ondervinden; doet derhalve een beroep op de Commissie om wetgeving voor te stellen voor instrumenten ter terugdringing van de prijsvolatiliteit ten einde de kwetsbaarheid van producten te beperken;

42.

verzoekt de Commissie om de bevoegdheden van de Europese instanties voor toezicht op de goederenhandel te versterken om het speculeren met levensmiddelen te voorkomen, en om te werken aan de tenuitvoerlegging van adequate EU-maatregelen om het speculeren met niet-landbouwproducten ter beïnvloeding van landbouwfutures te voorkomen;

43.

verzoekt de Commissie het toezicht op en de algemene doorzichtigheid van de markten van derivaten van landbouwproducten te verbeteren en eveneens te zorgen voor meer doorzichtigheid van de onderhandse activiteiten in het kader van de aanstaande herziening van de MiFID (richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten) en andere wetgeving op dit gebied;

Zelfregulering

44.

verzoekt de Raad om initiatieven inzake zelfregulering en de mogelijkheid onderlinge fondsen op te zetten om economische risico' op te vangen te blijven stimuleren om de onderhandelingspositie van de boeren te schragen, vooral middels steun aan economische producenten- en brancheorganisaties en coöperaties van boeren;

45.

moedigt de lidstaten aan om codes inzake goede handelspraktijken in de voedselvoorzieningsketen op te stellen, met inbegrip van klachtenmechanismen en boetes voor oneerlijke praktijken; verzoekt de Commissie om een gezamenlijke code voor te stellen die in de gehele EU van toepassing moet zijn om de betrekkingen in de voedselvoorzieningsketen opnieuw in evenwicht te brengen; verzoekt de Commissie om een voorstel in te dienen met het oog op de toepassing van een EU-mechanisme voor de controle van de betrekkingen tussen detailhandelaars met een dominante marktpositie en hun leveranciers middels gespecialiseerde organen in de lidstaten;

46.

acht het noodzakelijk om de integratie van de verschillende schakels van de keten te verbeteren in het kader van brancheorganisaties en vrijwillige standaardcontracten op te stellen, met de mogelijkheid voor de lidstaten om deze in sommige gevallen, vooral in het geval van bederfelijke waren, bindend te verklaren.

Duurzame voedingssystemen en voedselkwaliteit

47.

betreurt het feit dat de Commissie in haar mededeling niet meer nadruk legt op het belang van de landbouw in de economische-waardenketen van de voedselvoorzienings- en voedingsmiddelenindustrie; onderstreept de onderlinge relatie tussen de lage prijzen af boerderij en de structurele overproductie en de gevolgen ervan voor de duurzaamheid, de voedselkwaliteit, het dierenwelzijn, de landbouwinnovatie en de werkgelegenheid in de achtergebleven gebieden;

48.

verzoekt de Commissie voor te stellen dat instrumenten worden aangenomen ter ondersteuning en bevordering van door boeren beheerde voedselvoorzieningsketens, korte leveringsketens en boerenmarkten om een rechtstreekse band met de consumenten tot stand te brengen, en om boeren in staat te stellen een billijker deel van de waarde van de uiteindelijke verkoopsprijs te krijgen door het aantal tussenpersonen en processtadia te beperken;

49.

verzoekt de Commissie in het kader van haar werkzaamheden vooral aandacht te schenken aan de situatie in ontwikkelingslanden en de voedselautonomie van deze derde landen niet in gevaar te brengen;

50.

verzoekt de Commissie om de hygiënenormen van de EU in verband met de plaatselijke verkoop, de verkoop op afstand en de houdbaarheid van producten te herzien, om de certificatie- en controlesystemen te decentraliseren en te vereenvoudigen, en om rechtstreekse relaties tussen de producent en de consument, alsmede korte voedselvoorzieningsketens te bevorderen;

51.

bevestigt het belang en de noodzaak van stevige regelgeving inzake de kwaliteit van landbouwproducten; wijst in dit verband andermaal op zijn resolutie van 25 maart 2010 over het beleid ten aanzien van de kwaliteit van landbouwproducten, en bevestigt dat het absoluut noodzakelijk is dat geïmporteerde producten voldoen aan alle kwaliteits- en productienormen om Europese producten te beschermen tegen oneerlijke mededinging;

52.

onderstreept dat de stabiliteit van het inkomen van de landbouwers bepaalt in hoeverre zij in staat zijn te investeren in groene technologieën, bestrijding van klimaatverandering en hernieuwbare energiebronnen en milieubeschermingsmaatregelen voor duurzame landbouw, en dat de landbouwers bovendien moeten voldoen aan hoge milieunormen;

53.

acht het van essentieel belang om de voedselvoorzieningsketen beter te organiseren en verder te rationaliseren ten inde het milieueffect van voedseltransport (voedselkilometers) te verminderen en de afzet van lokale voedingsmiddelen te bevorderen;

54.

wijst erop dat investeringen in voorzieningen voor het bewaren en verpakken van landbouwproducten een aanzienlijke bijdrage zouden kunnen leveren aan de waarborging van eerlijke prijzen voor deze producten;

55.

wijst erop dat moet worden gezorgd voor duurzame ontwikkeling van de plattelandseconomie door de verwerking van landbouwproducten op de boerderijen aan te moedigen, alsook via niet-landbouwactiviteiten, ten einde het aantal banen op te voeren en aanvullende inkomsten te genereren;

56.

verzoekt de Commissie plaatselijke en regionale initiatieven voor het op de markt brengen van levensmiddelen te steunen en deze niet onnodig te belasten met voorschriften en bureaucratische rompslomp, omdat zij in belangrijke mate bijdragen tot de totstandbrenging van toegevoegde waarde door landbouwbedrijven;

Zelfvoorziening, openbare catering en voedselverspilling

57.

verzoekt de Commissie bij de herziening van EU-normen naar behoren rekening te houden met ter plaatse gevestigde voedselproducenten, die bij voorbeeld betrokken zijn bij de zelfvoorzienende productie;

58.

doet een beroep op de Commissie om mogelijke wijzigingen te evalueren van de regels inzake de procedures voor overheidsopdrachten voor catering ten einde duurzame landbouwmethoden en dierenwelzijn te bevorderen en plaatselijke en seizoensvoeding te ontwikkelen;

59.

is van mening dat bij overheidsopdrachten bij voorbeeld in het kader van specifieke programma's voor zuivelproducten, groenten en fruit die in scholen ten uitvoer worden gelegd, de toegang voor kleine plaatselijke producenten en plaatselijke groepen van producenten moet worden gewaarborgd;

60.

is van mening dat er maatregelen moeten worden genomen ter aanmoediging van rechtstreeks door boeren beheerde landbouwmarkten, voor het opzetten van verkooppunten waar producenten hun producten rechtstreeks aan consumenten kunnen aanbieden en voor de invoering van programma's ter aanmoediging van de verkoop van producten op plaatselijke markten;

61.

dringt er bij de Commissie op aan om in een verslag aan het Europees Parlement en de Raad de enorme verspilling van voedsel in de voedselvoorzieningsketen die in sommige lidstaten oploopt tot 30 % van het geproduceerde voedsel, te analyseren en maatregelen te nemen middels een bewustwordingscampagne over de essentiële waarde van voedsel;

62.

bevestigt dat er voedselprogramma's moeten worden opgezet voor de EU-burgers die hieraan behoefte hebben, zoals de meest achtergestelden, ouderen en jongeren;

*

* *

63.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/food/files/high_level_group_2008/documents_hlg/final_recommendations_hlg_17_03_09_en.pdf.

(2)  Aangenomen teksten van die datum, P6_TA(2009)0191.

(3)  Aangenomen teksten van die datum, P6_TA(2008)0054.

(4)  Raadsdocument 8099/10.

(5)  Inleiding van COM(2009)0591.


Top