Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52010IE0251

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de agenda van Lissabon en de interne markt (initiatiefadvies)

    PB C 347 van 18.12.2010, p. 8–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    18.12.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 347/8


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over de agenda van Lissabon en de interne markt

    (initiatiefadvies)

    (2010/C 347/02)

    Rapporteur: de heer CALLEJA

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 26 februari 2009 besloten overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een initiatiefadvies op te stellen over

    De agenda van Lissabon en de interne markt.

    De gespecialiseerde afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 9 oktober 2009 goedgekeurd. Krachtens artikel 42 van het reglement van orde heeft de voorzitter deze afdeling met instemming van het bureau op 19 januari 2010 verzocht het advies opnieuw in behandeling te nemen.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 17 en 18 februari 2010 gehouden 460e zitting (vergadering van 17 februari) onderstaand advies uitgebracht, dat met 184 stemmen vóór en 16 tegen, bij 34 onthoudingen, werd goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    De Lissabonstrategie heeft als doel om van Europa de meest dynamische kenniseconomie te maken die de wereldwijde concurrentie achter zich laat en in staat is om in 2010 duurzame economische groei te realiseren met meer en betere banen, meer sociale cohesie en meer aandacht voor het milieu. Na de herziening van 2005 zijn de nationale overheden nu serieus bezig met hun eigen hervormingsprogramma's en gaan ze jaarlijks na welke vooruitgang is geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling. Deze doelstellingen zullen weliswaar niet worden gehaald in het streefjaar 2010, maar met een betere Europese governance zou het wel moeten lukken om de vereiste kortetermijnactiviteiten uit te voeren. De volgende herziening van de Lissabonstrategie staat nu echter voor de deur. De Raad zal in dit verband tijdens zijn voorjaarstop de nodige besluiten nemen. Het document van de Commissie over de raadplegingsronde inzake de EU 2020-strategie (1) vormt hiervoor een goede basis.

    1.1.1   De Commissie en de lidstaten moeten belangrijke en beslissende stappen zetten om de interne markt te voltooien en tegelijkertijd de sociale en milieunormen te kunnen waarborgen en verder te ontwikkelen. Hoewel de Lissabonstrategie en de interne markt qua governance-model van elkaar verschillen, zijn ze met elkaar verweven. Een dynamische interne markt is een voorwaarde voor een succesvolle EU-2020-strategie en kan in dit verband tegelijkertijd de nodige ondersteuning bieden.

    1.2   Het EESC zou graag zien dat de lidstaten hun strategie en houding ten opzichte van de regelgeving voor de interne markt bijstellen en pleit daarom voor het volgende:

    Betere regelgeving: er dient absoluut een transparantere en ondubbelzinnige regelgeving te komen die beter, tegen minder kosten en zonder tijdverlies voor het bedrijfsleven en het publiek kan worden toegepast. Dit is nodig om grensoverschrijdende activiteiten te vergemakkelijken. Tegelijkertijd is het duidelijk dat de problemen op de financiële markten, de behoefte aan een groenere economie en de uitbreiding van de dienstensector om de vergrijzing op te vangen, een herijking van de interne markt en de markteconomie kunnen vergen. Betere regelgeving betekent niet automatisch minder regels of gedereguleerde markten. Er mag geen aanleiding zijn om concurrerende stelsels te maken die sommige lidstaten onterechte voordelen opleveren. De stroomlijning van de stelsels zou via een overeenkomst geregeld moeten worden die rekening houdt met de afstemming van economische en sociale omstandigheden, met gelijke kansen voor ondernemingen, terwijl meer cohesie, sociale rechtvaardigheid en vrij verkeer van kapitaal en werknemers gewaarborgd worden.

    Betere uitvoering: de regelgeving zou in alle lidstaten op dezelfde manier, uniform geïnterpreteerd en met zo weinig mogelijk uitzonderingen moeten worden omgezet. Op niet-geharmoniseerde gebieden dient de wederzijdse erkenning te worden verbeterd.

    Beter toezicht: het gezag van de Commissie als hoedster van de interne markt zou moeten worden versterkt. De coördinatie van toezicht en handhaving zou erop vooruit gaan als in elke lidstaat één enkel orgaan zijn gezag aanwendt voor een uniforme toepassing van de regels voor de interne markt en hierop door de Commissie kan worden aangesproken.

    Meer grensoverschrijdende samenwerking, informatie en snelle afhandeling van klachten: door te werken aan een hechtere onderlinge werkrelatie moeten de bevoegde overheden van de lidstaten elkaar meer gaan vertrouwen en beter gaan begrijpen. De al door de Commissie opgerichte netwerken zouden als basis voor samenwerking moeten dienst doen. Dan moeten ze wel operationeel zijn in alle lidstaten en de burger beschermen en informeren. Een goed werkend netwerk zorgt voor het nodige toezicht en legt de import aan banden van producten uit derde landen die niet aan de EU-normen voldoen. Dat komt de kwaliteit van producten en de veiligheid van consumenten ten goede en zorgt voor gelijke voorwaarden voor bedrijven in de EU.

    Meer rechtvaardigheid voor de burger: de handhaving van de regelgeving voor de interne markt zal erop vooruit gaan als de nationale rechters relevante opleidingen op het gebied van Europese wetgeving kunnen volgen. De sociale partners verkennen momenteel diverse alternatieven om de spanningen op te lossen tussen de vrijheden van de interne markt enerzijds en de grondrechten anderzijds.

    Intensivering van het toezicht op de interne markt: de verwachting is dat dit de beste ideeën zal opleveren over hoe betere regelgeving en een beter beleid kunnen worden ontworpen en toegepast. Het gaat hier om pragmatische benaderingen die tot doel hebben specifieke kwesties in landen en op markten aan te pakken. In dit verband zouden ook gemelde belemmeringen voor de handel op de interne markt moeten worden onderzocht en aangepakt (2).

    Prioriteit voor de interne markt: de EU moet haar prioriteiten voor de komende jaren bijstellen. Nog onopgeloste kwesties met betrekking tot de interne markt zouden de uitvoering van de Lissabonagenda namelijk in de weg kunnen staan.

    Het is met name van belang dat de dienstenrichtlijn volledig in de geest en volgens de regels van de interne markt wordt omgezet. Een groot probleem in dit verband is dat er nog steeds geen vrij verkeer van werknemers is uit sommige van de laatst toegetreden lidstaten. Voor een goede toepassing en verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn inzake detachering van werknemers, namelijk eerlijke concurrentie tussen bedrijven, inachtneming van de rechten van werknemers en vermijding van sociale dumping, zijn efficiënte en duidelijke nationale uitvoeringsbepalingen nodig.

    Een van de problemen van de interne markt en de EU is dat lonen en arbeidsvoorwaarden een concurrentiefactor zijn geworden. Bescherming van arbeidsnormen zal belangrijker worden en deel moeten uitmaken van de nieuwe EU 2020-strategie.

    Onnodig en milieu-onvriendelijk langeafstandstransport wordt door de interne markt gestimuleerd. Dat druist in tegen de steeds hogere eisen die worden gesteld aan het milieubeleid en het beleid voor duurzame ontwikkeling.

    Het EESC stemt in met de conclusies de Raad Milieu (3); in een advies (4) onderstreepte het dat de externe kosten moeten worden geïnternaliseerd om tot een juiste prijsstelling te komen, waarbij de kosten van uitblijvend optreden en de waarde van ecosysteemdiensten worden onderkend.

    1.3   Voor de EU 2020-strategie is een efficiënt werkende interne markt nodig. Bij de volgende herziening van het Lissabonproces moet de EU doortastend optreden en ernaar streven om qua economische en sociale ontwikkeling wereldwijd de toon aan te geven. Zij zou hierbij gebruik moeten maken van de uiteenlopende economische concurrentievoordelen van diverse EU-regio's, die op een efficiënte en goed werkende interne markt opereren.

    1.4   Met de EU 2020-strategie moeten de meest urgente kwesties worden aangepakt:

    Het herstelplan uitvoeren om de EU uit de recessie te halen en een echte exitstrategie te ontwikkelen waarmee de lidstaten de al goedgekeurde doelstellingen gemakkelijker kunnen verwezenlijken. Deze strategie moet de veranderingen helpen doorvoeren die nodig zijn om de industrie „groener” te maken en tegelijkertijd de consumptiepatronen van consumenten zo te beïnvloeden dat zij een groenere economie ondersteunen.

    Concrete maatregelen en richtsnoeren voor eco-efficiëntie, met een geïntegreerde strategie en een actieplan om dit jaar eco-innovatie te promoten; en het aangekondigde Europese innovatieplan om op dit gebied een concurrerende en geharmoniseerde markt tot stand te brengen.

    Werken aan een exitstrategie voor staatssteun in de bank-, verzekerings- en financiële sector en tegelijkertijd voor meer toezicht en regulering zorgen. In dit verband zou onder meer de rol van de overheid bij het overeind houden van de financiële sector geleidelijk moeten worden afgebouwd, waarbij het streven dient te zijn om een efficiënte werking van de sector te waarborgen, de overheidsschuld omlaag te brengen en er tegelijketrijd voor te zorgen dat financiële activiteiten blijven bijdragen aan de economische stabiliteit en groei.

    Meer aandacht schenken aan de noodzakelijke structurele veranderingen, gezien de demografische verschuivingen en de daarmee samenhangende problemen. Er dienen nu concrete maatregelen genomen te worden om de „Small Business Act” in de lidstaten ten uitvoer te brengen.

    1.5   Een strategie voor verdere uitbreiding van de EU: Bij verdere uitbreidingen van de EU zou als voorwaarde moeten gelden dat aspirant-lidstaten eerst hun wetgeving aanpassen aan het acquis en voldoen aan alle vereisten inzake een goede governance, de rechtstaat en een duurzame economie.

    1.6   De crisis de baas worden

    De financiële crisis, die economie en samenleving in het hart heeft geraakt, moet zo soepel en snel mogelijk worden aangepakt. Om de werkgelegenheid en het economisch welzijn op peil te houden, is het van cruciaal belang dat bedrijven kredieten krijgen en dat er in O&O wordt geïnvesteerd.

    Een absolute voorwaarde is in dit verband dat het vertrouwen in de Europese financiële sector wordt hersteld. Dit is alleen mogelijk via een grondige herziening van het toezicht en de regulering door de overheid. Deze moeten worden aangescherpt om in de pas te blijven lopen met de toenemend mondiale dimensie van de operaties op de financiële markten. Gezien de snelheid waarmee financiële crises massaal overslaan van één land naar de rest van de wereld (doordat de onderlinge afhankelijkheid van landen toeneemt), zou het zeer wenselijk zijn dat bindende vormen van financiële regelgeving en toezicht op mondiaal niveau gecoördineerd worden.

    De lidstaten zouden de benadering van de ECB moeten steunen, die rekening houdt met de economie en de werkgelegenheid, op dezelfde manier als met de prijsstabiliteit, de economie in de eurozone permanent in de gaten houdt en de ECOFIN-Raad aanbevelingen aan de hand doet. In dit verband zou het ook passend zijn om te kijken naar de daadwerkelijke taken van de Eurogroep en zijn bijdrage aan de formulering van het monetaire beleid voor de euro.

    Om te voorkomen dat de sociale en werkgelegenheidssituatie nog verder verslechtert door de financiële en economische crisis moeten de lidstaten en de EU al het nodige doen om hun sociale maatregelen aan te passen aan de huidige crisis, zonder afbreuk te doen aan de sociale zekerheid en de koopkracht van werknemers; de cohesie op de interne markt moet worden behouden, met oog voor de houdbaarheid van sociale stelsels en de noodzaak van een solide fiscaal beleid. Tegelijkertijd is het zaak de arbeidsmarkten te stabiliseren en aldus voor te bereiden op het herstel van de economie. In dit verband zijn ook grootscheepse extra maatregelen nodig met betrekking tot de (vervolg)opleiding van werknemers én verdere maatregelen inzake op kennis gebaseerd onderwijs die zouden moeten leiden tot meer hoogwaardige arbeidsplaatsen. Sociale maatregelen moeten worden aangepast voor de bestrijding van de huidige economische crisis, maar dienen tevens sociaal aanvaardbaar te zijn, wil men de sociale dimensie van de interne markt behouden.

    Betere methoden om vorderingen op sociaal, economisch en ecologisch gebied te meten. Naast het BBP zijn er andere maatstaven nodig om een beter inzicht te krijgen in de vooruitgang die qua duurzame ontwikkeling en welzijn wordt geboekt.

    1.7   Europa's positie op de wereldmarkt verbeteren

    1.7.1   Europa moet zijn internationale positie verbeteren door zijn economische, sociale en ecologische problemen op te lossen en nog sterker in te zetten op integratie en internationale samenwerking.

    1.7.2   Het Europese bedrijfsleven moet worden aangezet om zich te begeven in technologie-intensieve sectoren die zich met name kenmerken door een ingebouwde klimaatvriendelijke aanpak. Dat zal de EU een voorsprong op de concurrentie geven, wat goed is voor de externe handel, „groene” arbeidsplaatsen creëert en garant staat voor de duurzaamheid van de economie op de lange termijn.

    1.7.3   Om een dergelijk evenwicht te bereiken, zijn innovatieve ideeën nodig die ervoor zorgen dat vorderingen op sociaal en milieugebied het concurrentievermogen vergroten.

    1.7.4   Het verder slechten van alle economische en juridische barrières zou een aanzienlijke bijdrage moeten leveren aan de verdere integratie van de markten en de versterking van Europa's concurrentievermogen (5). Door de sociale partners en het maatschappelijk middenveld nauwer te betrekken bij het Lissabonproces na 2010 kan meer vaart worden gezet achter het geheel.

    1.7.5   Gezien de mondiale dimensie dienen de lidstaten naast de uitvoering van hun eigen nationale plannen ook samen te werken aan de verwezenlijking van gemeenschappelijke doelstellingen. Deze dienen onder meer het volgende te omvatten:

    vastberadenheid om internationaal een sterke rol te spelen, ermee rekening houdend dat het zwaartepunt in de richting van Azië en de opkomende economieën aan het verschuiven is;

    een strategisch energiebeleid met behulp van bilaterale afspraken tussen de EU en derde landen en de ontwikkeling van een koolstofarme, intelligente en gedecentraliseerde energie-infrastructuur;

    de EU zou er bij de landen waarmee zij handel drijft op moeten aandringen om zich aan te sluiten bij en zich te houden aan relevante internationale verdragen, de VN(-agentschappen) zoals de ILO en andere internationale organisaties waarin normen inzake het milieu, de rechten van werknemers (waaronder gelijk loon voor gelijk werk) zijn vastgelegd en waarin een verbod op kinderarbeid is opgenomen.

    2.   Inleiding

    2.1   De Lissabondoelstellingen

    2.1.1   Met de Lissabonagenda legde de Europese Raad tijdens zijn voorjaarstop van 2000 een doelstelling vast die de EU in 2010 gerealiseerd moest hebben om de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang. Europa was van plan diverse beleidsmaatregelen, institutionele en financiële instrumenten af te stemmen op zijn strategische prioriteiten. De EESC heeft het belang van de Lissabonstrategie onderstreept. Deze strategie is in zijn ogen een belangrijk hulpmiddel om vaart te blijven zetten achter hervormingen die de interne markt versterken, bestendigen en verder helpen ontwikkelen (6). Hervormingen op de markten voor goederen, diensten, arbeid en kapitaal zullen naar verwachting een bijdrage leveren aan de totstandbrenging van een efficiënt werkende interne markt en ervoor zorgen dat de lidstaten na 2010 verder integreren in een economische ruimte die concurrerender is en dichter bij de doelstellingen van de Lissabonagenda ligt, terwijl tegelijkertijd een evenwichtige verhouding tussen de economische, de sociale en de milieupijler van duurzame ontwikkeling wordt gegarandeerd.

    2.2   De tweede fase van de Lissabonagenda

    2.2.1   Deze fase begon met de tussentijdse herziening van 2005, waarbij elke lidstaat verantwoordelijk was voor de uitvoering in eigen land. Er moest duidelijkheid komen over de prioriteiten en financiële instrumenten werden geïntroduceerd. Voor beleid op economisch en werkgelegenheidsgebied werden nieuwe geïntegreerde richtsnoeren goedgekeurd die moesten worden opgenomen in de nationale hervormingsprogramma's.

    2.3   Agenda van Lissabon na 2010

    2.3.1   De Europese Raad formuleerde in maart 2008 ook een mandaat om na te gaan denken over de Lissabonagenda na 2010 en daarbij de nadruk te leggen op:

    investering in menselijk kapitaal en modernisering van de arbeidsmarkten;

    ontsluiting van het ondernemingspotentieel,

    investering in kennis en innovatie;

    klimaatverandering, energie en investeringen in de desbetreffende infrastructuur.

    2.4   Europa ten prooi aan de financiële crisis

    2.4.1   De EU zit nu midden in de wereldwijde financiële crisis die in de VS begon, maar inmiddels pandemische proporties heeft aangenomen en daarbij de mondiale economie heeft aangetast, investeringen in de weg staat, bedrijven de toegang tot broodnodige kredieten belemmert en mede verantwoordelijk is voor een afname van de wereldhandel die sinds de Tweede Wereldoorlog niet meer was voorgekomen. In de hele EU zijn de sociale gevolgen van de crisis – verlies van arbeidsplaatsen en geringere koopkracht van werknemers – alarmerend, en er lijkt geen uitzicht op onmiddellijk herstel te zijn. De Europese Centrale Bank heeft tot dusverre geprobeerd om de euro te beschermen tegen inflatie en deflatie. De lidstaten zouden de benadering van de ECB moeten steunen, die rekening houdt met de economie en de werkgelegenheid, op dezelfde manier als met de prijsstabiliteit, de economie in de eurozone permanent in de gaten houdt en de ECOFIN-Raad aanbevelingen aan de hand doet. In dit verband zou het ook passend zijn om te kijken naar de daadwerkelijke taken van de Eurogroep en zijn bijdrage aan de formulering van het monetaire beleid voor de euro. Het liberaliseren van de markten in de financiële sector was een goede zaak. Maar overheidstoezicht en regelgeving hielden geen gelijke tred met de toenemend mondiale dimensie van de financiële markten. Dat zijn extra problemen die Europa moet aanpakken door zijn regelgeving te herzien en aan te scherpen.

    2.5   Een terugval voor de interne markt en de Lissabonagenda

    2.5.1   Globalisering. Gezien deze situatie in de EU spreekt het vanzelf dat de interne markt en de Lissabonagenda er beslist niet zonder kleerscheuren vanaf zullen komen. Ook na de crisis zal Europa nog steeds te maken hebben met de globalisering en de problemen waarmee deze ontwikkeling gepaard gaat. Het moet zijn internationale positie verbeteren door zijn economische, sociale en ecologische problemen aan te pakken en het tij te keren en nog sterker in te zetten op integratie en internationale samenwerking. Wil deze strategie kans van slagen hebben, dan moet conform de herziene prioriteiten van de Lissabonagenda gezorgd worden voor een evenwicht tussen de economische, de sociale en de ecologische dimensie van de verdere ontwikkeling.

    2.5.2   Sociale cohesie

    2.5.2.1   Toen de Lissabonstrategie in 2000 werd gelanceerd, was sociale cohesie een belangrijk vraagstuk en dat is eigenlijk nog steeds zo. Het is dan ook jammer om te moeten constateren dat de armoede groeit en dat de ongelijkheid tussen de lidstaten toeneemt. Armoede en ongelijkheid zijn nog altijd een van de grootste problemen in Europa. De herziening van de Lissabonstrategie moet leiden tot meer aandacht voor armoede en sociale cohesie en ambitieuzere doelstellingen voor economische en sociale ontwikkeling waarmee armoede en ongelijkheid drastisch dienen te worden ingeperkt.

    2.5.2.2   Er zijn binnen de EU duidelijk verschillen in welvaart en sociale zekerheid. Sommige van die verschillen zijn terug te voeren op de totaal verschillende belastingstelsels en op de fiscale concurrentie. In sommige landen zijn de vennootschapsbelasting en de belastingen op dividend en rente hoog en in andere landen juist laag. Als gevolg van vlaktaksmodellen zijn de verschillen in inkomstenbelasting en inkomen in de lidstaten verder toegenomen. In sommige landen bedragen de sociale uitgaven meer dan 30 % van het BBP, terwijl andere landen met een lage vlaktaks niet boven de 15 % uitkomen. Alle landen ondervinden met het oog op de toekomst problemen met hun socialezekerheidsstelsels.

    2.5.2.3   Hogere onderwijsnormen, betere en voor de arbeidsmarkt interessantere vaardigheden en meer onderzoekers zouden moeten zorgen voor een groter concurrentievermogen van een „groenere” Europese industrie, die het voortouw dient te nemen op het gebied van innovatie, met betere technologie, meer productiviteit en ook meer toegevoegde waarde. Dat moet leiden tot meer banen van een hogere kwaliteit en vaart zetten achter de sociaal-economische ontwikkeling, met minder armoede en ongelijkheid als gevolg.

    2.5.2.4   De open coördinatiemethode en sterke nadruk op gelijktijdige en interactieve maatregelen op EU-, nationaal en regionaal niveau zijn van belang. Het zou het begrip van en het verantwoordelijkheidsgevoel voor de belangrijkste problemen ten goede komen als de lidstaten de nationale parlementen, de sociale partners en de rest van het maatschappelijk middenveld bij een en ander zou betrekken.

    2.5.2.5   Openbare dienstverleners vormen in zekere zin het antwoord op de problemen in verband met sociale cohesie en de economische en financiële crisis, aangezien zij een belangrijke bijdrage leveren aan de inspanningen van de regeringen om de economie en de arbeidsmarkt te stabiliseren. De publieke sector fungeert als een katalysator voor economische groei en creëert de infrastructuur die nodig is voor een bloeiend bedrijfsleven. Betere openbare dienstverlening (bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg en sociale hulpverlening) zou in het belang van alle EU-burgers een fundamentele plaats moeten krijgen in de nieuwe Europese strategie voor economische groei en werkgelegenheid.

    2.6   De recessie keren

    2.6.1   De EU zou zich op de middellange termijn beter ontwikkelen en ook sneller uit de huidige financiële en economische crisis komen als de interne markt efficiënter functioneert. Er moeten structurele hervormingen worden uitgewerkt die leiden tot een degelijk en duurzaam herstel. Zonder voorbij te gaan aan het vereiste sociale evenwicht zou de EU met deze hervormingen moeten proberen om het tij van de recessie te keren en een verdere teruggang van haar productiecapaciteit te voorkomen. Als de lidstaten erin slagen om hun economieën eendrachtig, met de nodige synergie en vastberadenheid, weer op het spoor naar duurzame groei te krijgen, dan zou men duidelijk het gevoel hebben op de juiste weg te zijn. Zo zouden de lidstaten in het kader van de inspanningen om een eind te maken aan de recessie de koopkracht moeten herstellen om op die manier de vraag op de interne markt weer aan te wakkeren.

    3.   Algemene opmerkingen

    3.1   Verderop in dit advies wordt in kaart gebracht op welke terreinen de interne markt na 2010 aan de Lissabonagenda kan bijdragen.

    3.2   Omvang van de interne markt

    3.2.1   Door de Europese integratie is de handel in goederen op de interne markt in omvang bijna tweemaal zo groot als de handel van de EU met de rest van de wereld (7). Europa's interne goederenmarkt staat te boek als een markt met grote concurrentievoordelen en biedt de lidstaten een goede uitgangspositie om succes te boeken op externe markten en voor meer banen en welstand voor hun burgers te zorgen. Verdere uitbreiding van de EU zal vroeg of laat aan de orde komen, en de interne markt zal dan zeker in omvang toenemen.

    3.3   Vorderingen bij het werken aan de interne markt

    3.3.1   De interne markt is een „work in progress”, maar bepaalde cruciale aspecten vereisen wel onmiddellijke actie. De juiste toepassing van het „acquis” van de interne markt is van wezenlijk belang. Het evenwicht en de samenhang tussen de verschillende belangen moeten bewaard blijven. Bovendien zou ervoor gezorgd moeten worden dat de concurrentie tussen de lidstaten op de interne markt de EU-consument betere en veiligere producten oplevert voor de beste prijs, terwijl het bedrijfsleven tegelijkertijd een sterkere en efficiëntere basis krijgt om zijn handel met derde landen uit te breiden. In een in januari 2009 gepubliceerd rapport (8) staat opgesomd welke aspecten van het uit 1992 stammende programma voor de interne markt nog niet zijn verwezenlijkt. Volgens het rapport leidt de huidige regelgeving tot verschillen in interpretatie en uitvoering en tot een gebrek aan harmonisering. Ook wordt gewag gemaakt van hoge administratieve kosten en ingegaan op manieren om de resterende belemmeringen voor bedrijven volledig te laten verdwijnen.

    3.3.2   De EU heeft een nieuwe aanpak voor de internalisering van alle externe kosten van alle vervoerswijzen geïntroduceerd. Het EESC heeft zich hier al over uitgelaten (9) en wees er daarbij eens te meer op dat het gewenste effect pas bereikt wordt als deze aanpak overal daar, waar externe kosten optreden, op dezelfde schaal plaatsvindt. In zijn conclusies van 23 oktober 2009 benadrukte de Raad dat deze aanpak nodig is om voor eerlijke prijzen te zorgen. Hij drong er bij de lidstaten op aan om zich intensiever te beraden op het beste gebruik van kosteneffectieve instrumenten (zodat de ware milieukosten en -voordelen beter weerspiegeld worden) en aan CO2-emissies een voorspelbare prijs toe te kennen. De Raad verzocht de Commissie om in de nieuwe EU 2020-strategie concrete maatregelen en richtsnoeren te ontwikkelen voor eco-efficiëntie, met een geïntegreerde strategie en een actieplan om dit jaar eco-innovatie te promoten. Het aangekondigde Europese innovatieplan moet dan op dit gebied een concurrerende en geharmoniseerde markt tot stand brengen. Momenteel worden de externe kosten van de vervoerswijzen niet doorberekend, wat tot concurrentievoordelen kan leiden voor die vervoerswijzen die de samenleving juist met hoge kosten opzadelen. Met internalisering van die kosten zouden die voordelen verdwijnen en zouden milieuvriendelijker vervoerswijzen een impuls krijgen. Het Comité vindt het belangrijk dit principe veel beter voor het voetlicht te brengen, omdat toepassing daarvan ook zou kunnen leiden tot structurele veranderingen in het aanbod van en de vraag naar vervoer.

    3.4   De dienstensector

    3.4.1   De interne markt voor diensten vertoont nog altijd tekenen van zwakte. Hopelijk zal de inwerkingtreding van de dienstenrichtlijn begin dit jaar tot verbetering leiden. Vooral in de sectoren energie, postdiensten en financiële dienstverlening liggen de grensoverschrijdende aspecten nog steeds erg gevoelig. Wat sommige onderwerpen betreft, zijn oplossingen ondenkbaar omdat lidstaten zich ertegen verzetten; er is sprake van spanningen die uiteindelijk tot meer protectionisme kunnen leiden. Overheden moeten zich niet laten verleiden tot zulke kortzichtige kortetermijnmaatregelen. Wel moeten zij er nauwlettend op toezien dat niet wordt geraakt aan de sociale en kwaliteits-, milieu- en veiligheidsnormen in bovenvermelde sectoren. Ook moeten de betrokken personeelsleden met het oog op de omzetting van de dienstenrichtlijn een degelijke opleiding krijgen. De dienstensector moet verder worden ontwikkeld om het hoofd te kunnen bieden aan de problemen als gevolg van demografische veranderingen, die ook consequenties zullen hebben voor de interne markt, aangezien sociale dienstverlening niet altijd onder de Dienstenrichtlijn valt.

    3.5   Monetaire Unie

    3.5.1   De Monetaire Unie en het succes van de euro zijn van cruciaal belang voor verdere integratie en een versterking van de interne kapitaalmarkt. In economisch slappe tijden blijken de interne markt en de eurozone bedrijven de nodige stabiliteit te bieden. De handel binnen de EU is neemt namelijk minder af dan de handel met derde landen. Dit duidt erop dat er mogelijkheden zijn voor verdere integratie.

    3.6   Externe effecten van de euro

    3.6.1   Volgens ramingen is de handel met 5 % toegenomen sinds de introductie van de euro (10). De markten zullen baat hebben bij een „verdieping” van de eurozone door onder meer de coördinatie van macro-economische maatregelen, een vertegenwoordiging naar buiten toe en – met name gezien de huidige economische neergang – regelgeving voor financiële markten.

    3.7   Beperkingen bij de handhaving van de vier vrijheden

    3.7.1   De vrijheid van verkeer heeft de lidstaten economisch sterker gemaakt, stimuleert de concurrentie en biedt de consument een ruimere keus en betere producten tegen lagere prijzen. Ook binnen de EU helpt het vrije verkeer om te concurreren op markten van derdewereldlanden. Wat de richtlijn inzake detachering van werknemers betreft zijn er echter bewijzen van onduidelijke uitvoeringsbepalingen, met oneerlijke concurrentie en gebrekkige inachtneming van de rechten van werknemers en sociale dumping als gevolg.

    3.7.2   De afgelopen jaren waren de werkgelegenheidsrichtsnoeren vooral gericht op arbeidsmobiliteit, die de structuur van de arbeidsmarkt moest verbeteren. Wil de arbeidsmarkt een grotere bijdrage kunnen leveren aan de uitvoering van de Lissabonstrategie, dan is het van cruciaal belang om de beginselen van een actieve arbeidsmarkt en flexicurity te promoten, maatregelen op het gebied van levenslang leren te nemen, degelijke socialezekerheidsstelsels op te zetten, gendergelijkheid te waarborgen, de combinatie van werk en privéleven en gezin mogelijk te maken en iedere vorm van discriminatie uit te bannen.

    3.8   Beperkingen van regelgevende aard

    3.8.1   Sinds de jaren tachtig ligt de nadruk in de EU-regelgeving op het vrije verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal. Het regelgevingsklimaat waarin bedrijven opereren is van cruciaal belang voor hun concurrentiekracht en hun vermogen om te groeien en banen te creëren. Regels kunnen borg staan voor eerlijke concurrentieverhoudingen, maar ze kunnen een gezond ondernemingsklimaat ook in de weg staan. Daarom moeten regels geëvalueerd en vereenvoudigd worden, zodat bedrijven zich snel kunnen aanpassen aan veranderingen en de markten tegelijkertijd eerlijk en relatief veilig blijven functioneren. Alle 27 lidstaten moeten op gecoördineerde wijze in actie komen om Europa's marktstelsel te stabiliseren. Er zijn snel maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat banken zich efficiënter concentreren op hun hoofdtaak: de reële economie van liquiditeit voorzien met behulp van uit spaargeld bestaande stabiele financieringsbronnen. De riskantere speculatieve operaties op de financiële markten dienen zij over te laten aan de economische actoren die daarin gespecialiseerd zijn.

    3.8.2   In de afgelopen vijf jaar is de wetgeving voor het vrije verkeer van goederen en diensten op de interne markt sterk verbeterd. Een en ander is vooral te danken aan de verordening over wederzijdse erkenning, waarin gemeenschappelijke technische regels zijn vastgelegd. Hierdoor vallen de administratie- en productiekosten minder hoog uit. Ook de verordening inzake accreditatie en markttoezicht is het vrije verkeer in principe ten goede gekomen, doordat zij ten voordele van de consument een impuls heeft gegeven aan de verbetering van productnormen en aan de veiligheid van goederen die verkocht worden.

    3.8.3   Het is belangrijk om te zorgen voor geharmoniseerde normen met een vrij verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal. Een aantal factoren staat een vlekkeloos werkende interne markt nog steeds in de weg.

    3.8.4   Bepaalde door de Commissie opgerichte netwerken zouden in alle lidstaten operationeel moeten worden met genoeg middelen om goed te kunnen functioneren. Het EESC denkt hierbij met name aan het informatiesysteem voor de interne markt (IMI), het waarschuwingssysteem voor gevaarlijke non food-producten (RAPEX), het systeem voor snelle waarschuwingen over levensmiddelen (RASFF) en SOLVIT. Deze instrumenten informeren en beschermen de EU-burgers en staan er borg voor dat de regelgeving voor de interne markt soepeler wordt toegepast en ook het toezicht hierop soepeler verloopt. Een beter geïnformeerd publiek maakt het in het algemeen gemakkelijker om nuttige hervormingen door te voeren die de interne markt versterken.

    3.9   Milieukosten

    3.9.1   Op de middellange en lange termijn moet de EU een economische zone worden die vergeleken met de rest van de wereld het efficiëntst met energie en grondstoffen omgaat en het klimaatbeleid moet op duurzaamheid worden gericht. Alle mogelijkheden voor energiebesparing moeten worden onderzocht en lokale, duurzame en regionale structuren moeten worden gebruikt. Het vergroten van de efficiëntie waarmee energie en grondstoffen worden gebruikt zal een essentieel onderdeel van een nieuwe strategie zijn.

    3.9.2   Voor een duurzamere economische ontwikkeling is een betere afstemming met het externe optreden van de EU nodig om de globalisering vorm te geven en ervoor te zorgen dat zich internationaal een strategische convergentie in de richting van duurzame ontwikkeling voltrekt.

    3.9.3   Wil er wat dit betreft van de goederenmarkt een grotere bijdrage aan de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen komen, dan moet de EU bij internationale onderhandelingen nadrukkelijk en consequent met één stem spreken.

    3.9.4   Er zijn meer investeringen nodig in onderzoek op het gebied van energie en klimaatverandering. Toekomstige industrie-investeringen in de EU zouden gebaseerd moeten worden op een strategisch energiebeleid dat op zijn beurt stoelt op bilaterale overeenkomsten van de EU met derde landen. Ook de ontwikkeling van een nieuwe koolstofarme, slimme en decentrale energie-infrastructuur is belangrijk.

    3.10   Zekere aanvoer van energie en elementaire grondstoffen

    3.10.1   De EU-economie moet absoluut kunnen vertrouwen op een continue en zekere toegang tot energie en elementaire grondstoffen, reden waarom de EU in dit opzicht nog zelfvoorzienender dient te worden.

    3.10.2   Toen de energie- en grondstoffenprijzen in de afgelopen jaren aan hevige schommelingen onderhevig waren, bood de euro bescherming tegen de grote onrust op de financiële markten. Dankzij zijn sterke positie konden de prijsstijgingen van twee jaar geleden, toen de vraag op de wereldwijde levensmiddelen- en energiemarkten sterk toenam, enigszins worden opgevangen.

    3.10.3   Open kapitaalmarkten zijn in dit verband ook van belang, met name tussen lidstaten. De EU moet toewerken naar deze liberalisering om zo de energiehandel te financieren en een impuls te geven aan investeringen in de energiesector.

    3.10.4   De interne energiemarkt van de EU moet ook getransformeerd worden tot een hecht systeem met een gelijkgeschakeld beleid en volledige interconnectiviteit en operabiliteit, dat een garantie biedt voor eerlijke concurrentie en voor de bescherming van consumentenrechten en -belangen. Met het mededingingsbeleid van de EU, sterkere nationale regelgevingsautoriteiten en een beleid voor diensten van algemeen belang zou er aldus voor gezorgd worden dat consumenten op adequate en veilige wijze en zonder haperingen worden voorzien van een energiemix die zowel duurzaam als betaalbaar is.

    3.11   Vervoers- en communicatieinfrastructuur

    3.11.1   Tegen de achtergrond van de globalisering is vervoer van essentiële betekenis voor de werking van de interne markt. De grensoverschrijdende samenwerking en de handel tussen de lidstaten nemen erdoor toe. Efficiënte vervoerssystemen scheppen door middel van een breder scala aan tegen concurrerende prijzen verkrijgbare goederen de voorwaarden voor economische efficiëntie. De intra-Europese railinfrastructuur is, ander dan het vervoer over de weg met zijn hoge emissies, een efficiënt en milieuvriendelijk middel om goederen te vervoeren.

    3.11.2   Ook de Zeevervoerstrategie 2009-2018 zal een bijdrage leveren aan een duurzame economische ontwikkeling. Naarmate het aantal schepen op de korte vaart en in de internationale handel toeneemt, zal echter wel gekeken moeten worden naar klimaatverandering en andere milieuproblemen.

    3.11.3   Naar verwachting zullen veranderingen in het vervoersstelsel van de EU de verzadigde infrastructuur enigszins ontlasten en de EU-economie helpen om zich op de globalisering in te stellen. Een efficiënt vervoersstelsel is goed voor het ondernemings- en werkgelegenheidsklimaat en zorgt binnen en buiten de EU voor een duurzaam concurrentievermogen. Vervoer heeft ook een positief effect op innovatie en economische groei.

    3.11.4   Met name wat betreft energienetwerken en de toegang tot breedbandinternet voor alle burgers moet aandacht worden geschonken aan de interoperabiliteit en interconnectiviteit tussen lidstaten. Deze kwesties hebben in het bijzonder voor perifere regio's gevolgen.

    3.11.5   Perifere regio's zijn nog sterk in het nadeel wat betreft luchtvaartdiensten. De EU moet dit vraagstuk opnieuw en onbevangen bekijken en ernaar streven de bewoners aldaar dezelfde voorzieningen te garanderen als burgers in de rest van Europa.

    3.12   Concurrentievermogen op de interne markt

    3.12.1   De goederenmarkt heeft in een aantal opzichten veel baat gehad bij de Lissabonstrategie. Dankzij de interne markt is het gemakkelijker geworden om goederen te verhandelen en kunnen consumenten kiezen uit een veel breder scala aan zeer aantrekkelijke geprijsde producten. Eerlijke concurrentie is echter wel geboden; daarvoor dienen de lidstaten in onderlinge samenwerking adequaat toezicht uit te oefenen.

    3.12.2   Wel lijkt er tussen de lidstaten en Europa een verschil te bestaan met betrekking tot de mate waarin toezeggingen gestand worden gedaan. Nu de internationale concurrentie op goederen- en dienstenmarkten toeneemt, krijgt de verbetering van het Europese concurrentievermogen een steeds dringender karakter. Alles wijst erop dat een betere coördinatie van O&O-activiteiten tussen MKB-clusters en grote ondernemingen ook buiten de interne markt hun concurrentievermogen zal vergroten.

    3.12.3   Mede dankzij de EMU is de EU-markt, door de lagere en transparantere kosten en de grensoverschrijdende activiteiten, concurrerender geworden. Een en ander maakte het voor nieuwe bedrijven ook gemakkelijker om zich op de Europese markt te begeven, terwijl de minst efficiënte bedrijven het loodje legden of werden overgenomen. Wat de flexibiliteit op de interne markt en de arbeidsmobiliteit betreft is er echter nog ruimte voor verbetering. Het grootste probleem waar alle afzonderlijke markten nog steeds mee te maken hebben, zijn de resterende belemmeringen op de interne markt; deze moeten verwijderd worden.

    3.13   De externe dimensie van de interne markt

    3.13.1   Europa's open houding tegenover de rest van wereld heeft bijgedragen aan zijn welvaart. Het is daarom in zijn eigen belang om zijn externe agenda verder te ontwikkelen en aldus de belangen van zijn burgers te dienen. Sinds het Verdrag van Rome (1957) heeft Europa zich vooral op zichzelf gericht; die houding moet het nu afzweren. Het doet er goed aan zijn blik te richten op de geglobaliseerde economie en dient vastberaden te zijn om daarin een volwaardige rol te spelen. Het moet daarbij beseffen dat het mondiale zwaartepunt aan het verschuiven is in de richting van Azië en de opkomende landen, met name Brazilië, Rusland, India en China (de zogenoemde BRIC-landen). In het kader van het Europese nabuurschapsbeleid, waaronder mede het Oostelijk Partnerschap en de Unie voor het Middellandse Zeegebied vallen, zou de EU ook economisch moeten gaan samenwerken met haar buurlanden teneinde de vrijhandelszone uit te breiden. Vrijemarktbeginselen zouden een voorwaarde moeten zijn voor dergelijke overeenkomsten. Maar wil de EU wereldwijd marktleider blijven, dan is het tegelijkertijd wel van cruciaal belang dat zij blijft werken aan een nog beter functionerende interne markt.

    3.13.2   Europa heeft ook de plicht om mondiale problemen aan te pakken en het tempo en de richting van de globalisering te helpen beïnvloeden. Samen met andere grote handelsblokken maakt de EU zich sterk voor liberalisering van de mondiale goederen- en dienstenmarkten. Zij onderhandelt met Korea, ASEAN en India over bilaterale vrijhandelsovereenkomsten. Ook in de Trans-Atlantische Economische Raad is de nodige vooruitgang geboekt. Deze strategie is onder meer ingegeven door het vermoeden dat het Doha-overleg op de korte termijn geen bevredigend resultaat zal opleveren. Een dergelijke bilaterale aanpak zou de hele bedoeling van multilaterale handelsbesprekingen kunnen ondermijnen. Bij de liberalisering van internationale markten moet men vasthouden aan het politieke beginsel van wederzijdsheid en afronding van het Doha-overleg dient een prioriteit te blijven. Het EESC verzoekt de Europese Commissie en de staatshoofden en regeringsleiders van de lidstaten met klem om bij vrijhandelsbesprekingen bij regeringen van derde landen aan te dringen op eerbiediging van de mensenrechten, naleving van de verdragen van de IAO en bescherming van de natuurlijke, economische en culturele hulpbronnen.

    3.13.3   Zo is het bijvoorbeeld wenselijk, maar vooral ook hoog tijd, dat er in de EU één uniforme bescherming van het Gemeenschapsoctrooi komt. Intellectuele-eigendomsrechten moeten strikt worden gehandhaafd en de handel in illegaal nagemaakte merkproducten moet efficiënt worden bestreden (11).

    3.13.4   Dat het marktoezicht in de EU tekortschiet, is de afgelopen jaren duidelijk aan het licht gekomen door het minderwaardige voedsel en speelgoed dat uit derde landen wordt geïmporteerd. Hierdoor staan de consumenten in de EU bloot aan gezondheidsrisico's en aan producten van inferieure kwaliteit. Bovendien worden zo de concurrentieverhoudingen scheefgetrokken en zijn gevolgen voor investeringen en de werkgelegenheid in Europa niet uitgesloten.

    3.13.5   Een ferme, gezamenlijke strategie moet ook gezien worden als een manier om de Europese consument te beschermen tegen de invoer van goederen en diensten uit derde landen die zich niets gelegen laten liggen aan technische, sociale en milieunormen en goede arbeidsomstandigheden. De EU zou er bij de landen waarmee zij handel drijft op moeten aandringen om zich te houden aan de normen van de ILO, de VN(-agentschappen) en andere internationale organisaties inzake individuele rechten, vrijheid van vereniging, het recht van werknemers om zich te organiseren en collectief te onderhandelen, en kinder- en dwangarbeid (beide verboden volgens die organisaties).

    3.13.6   Uit de huidige crisis blijkt dat landen op de mondiale financiële en handelsmarkten steeds afhankelijker van elkaar worden. In het wereldwijde financiële systeem is het zaak via regelgeving de prudentie te bevorderen en de coördinatie en samenwerking tussen toezichthoudende autoriteiten en centrale banken te verbeteren. Voorts moeten de regels niet alleen de transparantie verhogen maar er ook toe leiden dat transacties met witgewassen geld in verband met drugs, misdaad en illegale wapenhandel strenger gecontroleerd worden.

    3.13.7   In dit verband zouden derde landen het Europese sociale model als voorbeeld moeten nemen en zou het EESC zich meer moeten inspannen om dit model onder hun aandacht te brengen.

    3.14   De sociale dimensie

    3.14.1   Voor de verdere ontwikkeling van de interne markt is draagvlak van de Europese bevolking nodig. Met de verankering van het handvest van grondrechten in het Verdrag van Lissabon is de sociale dimensie van de interne markt versterkt. Een en ander zou moeten leiden tot een grotere rol voor het maatschappelijk middenveld bij de verdere ontwikkeling van de interne markt.

    3.14.2   Na 2010 zou de EU met de strategie haar samenlevingsmodel aan de hand van een geïntegreerd beleid verder moeten ontwikkelen en aldus moeten streven naar een eerlijker en rechtvaardiger maatschappij. Elke lidstaat zou zich moeten aanpassen aan de globalisering en technologische veranderingen door het onderwijs en opleidingen te verbeteren en ervoor te zorgen dat mensen hier permanent toegang toe hebben. De crisis zou moeten worden aangegrepen om de kennis van arbeidskrachten bij te spijkeren en ze zo klaar te stomen voor de toekomst. Werklozen zouden de kans moeten krijgen om zich bij te scholen en aan (hoger-)onderwijsprogramma's mee te doen, zodat zij zich weer op de arbeidsmarkt kunnen begeven met uitzicht op beter werk. Dat zal hun werkgevers ook stimuleren om te investeren in een nieuwe vraag van de markt die naar verwachting in de komende jaren door meer technologieën zal ontstaan. Het globaliseringsfonds en het Europees Sociaal Fonds zouden beter gebruikt moeten worden en aangepast moeten worden aan de uitdagingen die zich in dit verband op de interne markt voordoen. Gegeven de gevolgen van de crisis moeten de programma's voor armoedebestrijding dringend opnieuw geformuleerd worden

    4.   Slotopmerkingen

    4.1   In de huidige crisis dient de EU de maatregelen voor de middellange en lange termijn van de Lissabonstrategie aan te passen. Zij moet in haar structurele-hervormingsplannen ook maatregelen voor de korte termijn opnemen en blijven investeren in de toekomst. Dit kan worden bereikt door verder te investeren in O&O, innovatie en onderwijs, door de vrije uitwisseling van kennis tussen lidstaten te stimuleren en door (met name kleine en middelgrote) bedrijven te steunen om de interne markt dynamischer te helpen maken. Maatregelen om de economie groener te maken zijn ook belangrijk omdat ze tot nieuwe banen en technologieën leiden, terwijl ze bovendien voor genoeg alternatieve energie en de verwezenlijking van milieudoelen zorgen. Een en ander zou mogelijk zijn als de Europese governance wordt versterkt om de collectieve dimensie van de EU te verbeteren en te voorkomen dat verschillende mensen dezelfde maatregelen nemen.

    Brussel, 17 februari 2010

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Mario SEPI


    (1)  COM(2009) 647 final van 24-11-2009

    (2)  Zie voor een overzicht van de resterende obstakels op de interne markt de EESC-WIM-studie op http://www.eesc.europa.eu/smo/news/index_en.asp.

    (3)  14891/09 van 23 oktober 2009

    (4)  PB C 317, 23 december 2009, blz. 80.

    (5)  PB C 77 van 31-3-2009, blz. 15

    (6)  PB C 77 van 31 maart 2009, blz. 15.

    (7)  Scorebord voor de interne markt, december 2008

    (8)  Wanneer wordt het echt 1992? - Concrete voorstellen om de interne markt te voltooien, VNO-NCW, MKB Nederland (zie: http://www.vno-ncw.nl/web/servlet/nl.gx.vno.client.http.StreamDbContent? download = brochure&code = 1988)

    (9)  PB C 317, 23-12-2009, blz. 80 en CESE 1947/2009, 17-12-2009 (TEN/356).

    (10)  Study on the Impact of the Euro on Trade and Foreign Direct Investment (http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication12590_en.pdf).

    (11)  EESC-advies Een strategie inzake industriële-eigendomsrechten voor Europa (CESE 1020/2009, rapporteur: Retureau), PB C 116 van 28 april 1999, blz. 35 en PB C 221 van 7 augustus 2001, blz. 20.


    BIJLAGE

    bij het ADVIES van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    De volgende wijzigingsvoorstellen, die meer dan een kwart van de uitgebrachte stemmen kregen, werden tijdens de discussie verworpen (artikel 54, lid 3, van het reglement van orde):

    Paragraaf 1.2, streepjes 8, 9 en 10 als volgt wijzigen:

    Het is met name van belang dat de dienstenrichtlijn volledig in de geest en volgens de regels van de interne markt wordt omgezet. Een groot probleem in dit verband is dat er nog steeds geen vrij verkeer van werknemers is uit sommige van de laatst toegetreden lidstaten. Voor een goede toepassing en verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn inzake detachering van werknemers, namelijk eerlijke concurrentie tussen bedrijven, inachtneming van de rechten van werknemers , zijn efficiënte en duidelijke nationale uitvoeringsbepalingen nodig.

    en arbeidsvoorwaarden een concurrentiefactor . Bescherming van arbeidsnormen zal belangrijker worden en deel moeten uitmaken van de nieuwe EU 2020-strategie.

    langeafstandstransport . . .”

    Motivering

    In het algemeen wordt het woord „dumping” heden ten dage alleen gebruikt in het internationale handelsrecht, waar het als volgt omschreven wordt: een fabrikant exporteert een product naar een ander land waar hij er een prijs voor rekent die lager ligt dan de prijs in zijn eigen land of dan de productiekosten. Vandaar dat de term „sociale dumping” ten onrechte wordt gebruikt in het gewraakte tekstgedeelte over de richtlijn inzake de detachering van werknemers: de kosten van het bedrijf (doorgaans uit een economisch minder goed ontwikkelde lidstaat) dat zijn producten en diensten aan de andere lidstaat levert zijn reëel. Gebruik van de term '„social dumping”' met betrekking tot de nieuwe lidstaten is beledigend en dient daarom vermeden te worden.

    Het is nogal tegenstrijdig om te schrijven dat verschillen qua lonen en arbeidsvoorwaarden een probleem vormen op de interne markt. Lonen zijn namelijk altijd een factor in de concurrentie tussen bedrijven, die de basis vormt van de interne markt en de consument ten goede komt. Wat de bescherming van arbeidnormen betreft: aangegeven moet worden wélke normen bescherming behoeven. In ILO-verdragen die door het merendeel van de lidstaten zijn ondertekend worden deze normen omschreven.

    Het is eenzijdig om de interne markt de schuld te geven van de toename van schadelijke transporten. Dan zouden we het vrije verkeer van personen ook verantwoordelijk kunnen stellen voor de grotere druk op het milieu. De impact van het vervoer op milieu en duurzame ontwikkeling moet bij de ontwikkeling van het vervoersbeleid in de EU 2020-strategie in aanmerking worden genomen.

    Stemuitslag

    voor: 93

    tegen: 131

    onthoudingen: 8

    Paragraaf 3.7.1

    De vrijheid van verkeer heeft de lidstaten economisch sterker gemaakt, stimuleert de concurrentie en biedt de consument een ruimere keus en betere producten tegen lagere prijzen. Ook binnen de EU helpt het vrije verkeer om te concurreren op markten van derdewereldlanden.

    Motivering

    Er bestaan nog steeds beperkingen voor het vrije verkeer van werknemers binnen de interne markt, ondanks bewijs dat opheffing van die belemmeringen de situatie op de arbeidsmarkt in landen met beperkingen niet verergerde.

    In het algemeen wordt het woord „dumping” heden ten dage alleen gebruikt in het internationale handelsrecht, waar het als volgt omschreven wordt: een fabrikant exporteert een product naar een ander land waar hij er een prijs voor rekent die lager ligt dan de prijs in zijn eigen land of dan de productiekosten. Vandaar dat de term „sociale dumping” ten onrechte wordt gebruikt in het gewraakte tekstgedeelte over de richtlijn inzake de detachering van werknemers: de kosten van het bedrijf (doorgaans uit een economisch minder goed ontwikkelde lidstaat) dat zijn producten en diensten aan de andere lidstaat levert zijn reëel. Gebruik van de term „'sociale dumping”' met betrekking tot de nieuwe lidstaten is beledigend en dient daarom vermeden te worden.

    Stemuitslag

    Wijzigingsvoorstel 5 werd gekoppeld aan wijzigingsvoorstel 3 en verworpen omdat ook wijzigingsvoorstel 3 werd verworpen.

    Paragraaf 3.8.1 als volgt wijzigen:

    Sinds de jaren tachtig ligt de nadruk in de EU-regelgeving op het vrije verkeer van goederen, diensten, arbeid en kapitaal. Het regelgevingsklimaat waarin bedrijven opereren is van cruciaal belang voor hun concurrentiekracht en hun vermogen om te groeien en banen te creëren. Regels kunnen borg staan voor eerlijke concurrentieverhoudingen, maar ze kunnen een gezond ondernemingsklimaat ook in de weg staan. Daarom moeten regels geëvalueerd en vereenvoudigd worden, zodat bedrijven zich snel kunnen aanpassen aan veranderingen en de markten tegelijkertijd eerlijk en relatief veilig blijven functioneren. Alle 27 lidstaten moeten op gecoördineerde wijze in actie komen om Europa's marktstelsel te stabiliseren.

    Motivering

    Het eerste gedeelte van het te schrappen tekstgedeelte is niet realistisch. Welke maatregelen kunnen er dan genomen worden? Als dat niet duidelijk is, kan men er maar beter niet over beginnen, want dat leidt slechts tot verwarring en twijfel. Bovendien zijn de financieringsbronnen momenteel niet het probleem, maar het vertrouwen in de reële economie.

    In paragraaf 1.6 staat heel duidelijk welke financiële problemen er spelen en wat de oplossingen zijn.

    Stemuitslag

    voor: 82

    tegen: 127

    onthoudingen: 19


    Top