EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0189

Vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India Resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2009 inzake een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India (2008/2135(INI))

PB C 117E van 6.5.2010, p. 166–175 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

6.5.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 117/166


Donderdag, 26 maart 2009
Vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India

P6_TA(2009)0189

Resolutie van het Europees Parlement van 26 maart 2009 inzake een vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India (2008/2135(INI))

2010/C 117 E/28

Het Europees Parlement,

gezien het gemeenschappelijk actieplan van 7 september 2005 voor de uitvoering van het strategisch partnerschap India-EU, in het bijzonder de paragrafen over ontwikkeling van de handel en investeringen, alsook de herziene versie van dat plan,

gezien de gezamenlijke verklaring van de vierde handelstop EU-India op 29 november 2003 en met name het gezamenlijk initiatief van de EU en India om de handel en de investeringen te verbeteren,

gezien de conclusies van de negende bijeenkomst van de rondetafelconferentie India-EU in Hyderabad van 18-20 september 2005,

gezien het verslag van de groep van hoog niveau voor EU-India aan de zevende Top EU-India in Helsinki op 13 oktober 2006,

gezien de gezamenlijke verklaring van de negende Top EU-India in Marseille op 29 september 2008,

gezien de gezamenlijke verklaring van de negende handelstop EU-India in Parijs op 30 september 2008,

gezien het op 29 november 2005 aangenomen besluit van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) over de overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPS) en volksgezondheid,

gezien zijn standpunt van 1 december 2005 over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verlening van dwanglicenties voor octrooien inzake de vervaardiging van farmaceutische producten bestemd voor uitvoer naar landen met volksgezondheidsproblemen (1),

gezien de op 29 november 2006 ondertekende gemeenschappelijke intentieverklaring over bilaterale samenwerking tussen het Office of the Controller General of Patents, Designs and Trade Marks en het Europees Octrooibureau,

gezien de richtsnoeren van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling(OESO) over multinationale ondernemingen en de Tripartiete Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) over beginselen inzake multinationale ondernemingen en sociaal beleid,

gezien de mededeling van de Commissie van 22 maart 2006 getiteld „Tenuitvoerlegging van het partnerschap voor groei en werkgelegenheid: Europa moet een voorbeeld worden op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen” (COM(2006)0136),

gezien de werkgelegenheidsstatistieken van de OESO voor het jaar 2008/2007,

gezien de mededeling van de Commissie van 5 februari 2008 getiteld „Een bijzondere plaats voor kinderen in het externe optreden van de EU” (COM(2008)0055),

gezien de VS/India-partnerschapovereenkomst uit 2004: „The Next Step Towards a Strategic Partnership” en het akkoord over civiele nucleaire samenwerking dat is gesloten tijdens het staatsbezoek van president George W. Bush aan India op 2 maart 2006,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 april 2006 over de evaluatie van de Doha-ronde na de ministersconferentie van de WTO in Hongkong (2),

gezien de op 14 november 2001 in Doha goedgekeurde ministeriële verklaring van de vierde zitting van de WTO-ministersconferentie, met name paragraaf 44 over speciale en gedifferentieerde behandeling (SDT),

gezien de topconferentie van de EU en India over energie in New Delhi op 6 april 2006,

gezien het derde energiepanel van de EU en India op 20 juni 2007,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 september 2005 over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (3),

gezien het onderzoek naar de mensenrechten- en de democratieclausules in door de EU gesloten internationale overeenkomsten in opdracht van de parlementaire subcommissie mensenrechten (4),

gezien de mededeling van de Commissie van 4 oktober 2006 getiteld „Europa als wereldspeler: Wereldwijd concurreren. Een bijdrage van de EU-strategie voor groei en werkgelegenheid” (COM(2006)0567),

gezien het verslag van de Commissie over de inbeslagnemingen van namaakgoederen aan de buitengrens van de EU in 2007, gepubliceerd op 19 mei 2008,

gezien de kwalitatieve analyse van een mogelijke vrijhandelsovereenkomst (VHO) tussen de EU en India door het Centre for the Analysis of Regional Integration in Sussex,

gezien de economische analyse van het economische effect van een mogelijke vrijhandelovereenkomst tussen de EU en India in opdracht van het Centre d'études prospectives et d'informations internationales (CEPII) en het Centre d'initiatives et de recherches européennes en Méditerrannée (CIREM) van 15 maart 2007,

gezien het globaal analyseverslag en het ontwerpinterimverslag voor de beoordeling van de duurzaamheidseffecten van de VHO tussen de Europese Unie en de Republiek India voor de handel uitgevoerd door ECORYS,

onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 september 2006 over de economische en handelsbetrekkingen van de Europese Unie met India (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 juli 2007 over de TRIPS-overeenkomst en toegang tot geneesmiddelen (6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 februari 2006 over de mensenrechten- en de democratieclausule in door de Europese Unie gesloten overeenkomsten (7),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 1 februari 2007 over de mensenrechtensituatie van de Dalits in India (8),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 mei 2007 over Europa als wereldspeler - Externe aspecten van het concurrentievermogen (9),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2008 over de handel in diensten (10),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 10 juli 2008 over het vermoedelijke bestaan van massagraven in het door India bestuurde deel van Kasjmir (11),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 24 september 2008 over de voorbereiding van de Top EU-India (Marseille, 29 september 2008) (12),

gezien de strategienota voor India (2007-2013),

gezien het bezoek van de Europese parlementaire delegatie (bestaande uit leden van de parlementaire Commissie internationale handel) aan New Delhi in november 2008,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie internationale handel en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0131/2009),

A.

overwegende dat de Europese Unie voorrang moet blijven geven aan een op regels gebaseerd multilateraal handelssysteem zoals door de WTO tot stand is gebracht, dat de beste vooruitzichten biedt voor eerlijke en gelijkwaardige internationale handel door gepaste regels vast te stellen en te waarborgen dat deze worden nageleefd,

B.

overwegende dat een succesvolle en evenwichtige afwikkeling van de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) van groot belang is voor zowel de Europese Unie als voor India, en dat een dergelijke overeenkomst geen beletsel vormt voor bilaterale WTO+-overeenkomsten die een aanvulling kunnen vormen op multilaterale regels,

C.

overwegende dat politieke betrekkingen met India gebaseerd zijn op het Strategisch Partnerschap van 2004, op het gezamenlijk actieplan van 2005, aangenomen tijdens de Top EU-India in september 2005 en herzien tijdens de negende Top EU-India in Marseille, en op de samenwerkingsovereenkomst van 1994; overwegende dat de VHO moet voorzien in een voortbouwing op en uitwerking van de samenwerking zoals voorzien in artikel 24 van de samenwerkingsovereenkomst,

D.

overwegende dat de Europese Unie India's grootste bron van directe buitenlandse investeringen (DBI's) is, met een totaal aan investeringen van 10,9 miljard EUR (10 900 000 000) in 2007 en dat de Europese Unie in 2007 65 % van alle DBI-stromen naar India voor haar rekening nam; tevens overwegende dat de instroom van DBI's vanuit India naar de Europese Unie is toegenomen van 0,5 miljard EUR in 2006 tot 9,5 miljard EUR in 2007,

E.

overwegende dat India in 2000 de op zestien na belangrijkste handelspartner van de Europese Unie was en in 2007 de negende plaats innam; overwegende dat de handel in goederen tussen de EU met India tussen 2000 en 2006 met ongeveer 80 % is toegenomen,

F.

overwegende dat het handels- en regelgevingsklimaat in India nog steeds relatief restrictief is; dat de Wereldbank India in 2008 rangschikte als 122ste (van de 178 economieën) in termen van „gemakkelijk zakendoen”,

G.

overwegende dat India, zoals vermeld in het Human Development Report voor 2007/2008 van het ontwikkelingsprogramma van de VN, op nummer 128 (van de 177 landen) staat in de index voor menselijke ontwikkeling, 35 % van de Indiase bevolking moet leven van minder dan één dollar per dag en 80 % van minder dan twee dollar per dag; overwegende dat India op de menselijke-armoede-index voor ontwikkelingslanden gerangschikt staat als 62ste van de 108 ontwikkelingslanden waarvoor deze index is berekend; tevens overwegende dat India een van de hoogste percentages kinderarbeid kent,

H.

overwegende dat de economische onbalans tussen de Indiase deelstaten en de daaruit voortvloeiende onevenwichtige verdeling van welvaart en nationaal inkomen goede aanvullende economische beleidsmaatregelen vereisen, waaronder belastingharmonisatie en gerichte capaciteitsopbouw in de armere deelstaten, waardoor deze fondsen kunnen benutten,

I.

overwegende dat India het grootste begunstigde land van het stelsel van algemene preferenties is; overwegende dat de waarde van de preferentiële invoer in de Europese Unie vanuit India in 2007 toenam tot 11,3 miljard EUR, tegenover 9,7 miljard EUR in 2006,

J.

overwegende dat beide partijen hebben herhaald te streven naar tariefverlagingen, verdergaande liberalisering van vestiging en de handel in diensten,

K.

overwegende dat de markttoegang vergezeld moet gaan van transparante en adequate regels en normen om te waarborgen dat liberalisering van de handel gunstig is,

L.

overwegende dat de markttoegang wordt gehinderd door niet-tarifaire belemmeringen voor de handel (NTB) zoals gezondheids- en veiligheidsvoorschriften of technische belemmeringen, kwantitatieve beperkingen, conformiteitsprocedures, handelsbeschermende mechanismen, douaneprocedures, interne belasting en het ontbreken van internationale normen en regels,

M.

overwegende dat nog meer rekening moet worden gehouden met de onderdelen inzake erkenning, passende en doeltreffende bescherming, tenuitvoerlegging en handhaving van intellectuele eigendomsrechten (IER), met inbegrip van octrooien, merken, auteurs- en soortgelijke rechten, geografische aanduidingen (inclusief merken van oorsprong), industriële ontwerpen en patronen van geïntegreerde schakelingen,

N.

overwegende dat India een van de belangrijkste bronnen is van door de douanediensten van de lidstaten in beslag genomen vervalste geneesmiddelen, verantwoordelijk voor 30 % van het totaal; dat onvolkomen en vervalste geneesmiddelen de resistentie tegen medicijnen bevorderen en het ziekte- en sterftecijfer verhogen,

O.

overwegende dat artikel 1, lid 1, van de samenwerkingsovereenkomst voorziet in respect voor de mensenrechten en democratische beginselen; dat dit een wezenlijk onderdeel van de overeenkomst vormt,

P.

overwegende dat India de 66ste plaats inneemt op de wereldwijde hongerindex van 88 landen (ontwikkelings- en overgangslanden) voor 2008; dat volgens de Indiase hongerindex geen enkele deelstaat van India in de categorie „weinig honger” of „matige honger” valt, dat twaalf deelstaten in de categorie „alarmerend” vallen en dat vier deelstaten - Punjab, Kerala, Haryana en Assam – zijn opgenomen in de categorie „ernstig”,

Q.

overwegende dat in de VHO toezeggingen over sociale en milieuregels en duurzame ontwikkeling en over de doeltreffende uitvoering van internationaal overeengekomen eisen op sociaal en milieugebied moeten worden opgenomen als noodzakelijke voorwaarde voor de bevordering van fatsoenlijk werk middels doeltreffende binnenlandse tenuitvoerlegging van de basisnormen voor arbeidsomstandigheden van de IAO,

R.

overwegende dat India het non-proliferatieverdrag (NPV) niet heeft getekend; dat de groep van nucleaire exportlanden het embargo op de nucleaire handel met India heeft opgeheven en dat de nucleaire samenwerkingsovereenkomst tussen de VS en India door het Amerikaanse Congres is goedgekeurd,

S.

overwegende dat tijdens de negende Top EU-India in Marseille een horizontale luchtvaartovereenkomst is ondertekend en dat India in termen van reizigersvervoer tussen de EU en niet-lidstaten de 11de plaatst innam; dat de Europese Unie en India een herzien gezamenlijk actieplan hebben aangenomen waarin het strategisch partnerschap van 2005 wordt uitgebreid tot nieuwe gebieden; tevens overwegende dat het European Business and Technology Centre in India is opgericht,

Algemene kwesties

1.

is van mening dat de VHO evenwichtig moet zijn en verenigbaar met de WTO-regels en -verplichtingen; meent dat een succesvolle DDA een handelsprioriteit blijft voor de Europese Unie en dat onderhandelingen met India over de VHO derhalve complementair zijn aan multilaterale regels;

2.

herinnert eraan dat het Strategisch Partnerschap tussen de EU en India gebaseerd is op gemeenschappelijke beginselen en gedeelde waarden, zoals weergegeven in de samenwerkingsovereenkomst tussen de EG en India uit 1994 en het gezamenlijke actieplan van 2005; de nieuwe concurrentiegestuurde VHO moet als aanvulling dienen op de samenwerkingsovereenkomst uit 1994, waaraan deze juridisch en institutioneel moet worden gekoppeld;

3.

is ingenomen met de uitkomst van de negende Top EU-India en het herziene gezamenlijk actieplan; moedigt de onderhandelende partijen aan overleg te blijven plegen met de belangrijkste belanghebbenden; herinnert aan de toezeggingen van de Europese Unie en India om de VHO-gesprekken te versnellen en te streven naar substantiële en doelmatige vorderingen met het oog op een snelle sluiting van een ambitieuze en evenwichtige, breed opgezette overeenkomst inzake handel en investeringen; is teleurgesteld over het lage tempo bij de onderhandelingen; roept beide partijen op om voor eind 2010 een alomvattende, ambitieuze en evenwichtige VHO te sluiten;

4.

roept de Indiase federale en staatsregering op beleid en procedures op elkaar af te stemmen om de mogelijkheden tot het uiterste te kunnen benutten;

5.

wijst op grond van de complementariteit van beide economieën op het toekomstige groeipotentieel van het handels- en investeringsverkeer tussen de EU en India en op de enorme zakelijke mogelijkheden die uit de VHO voortkomen; beschouwt de vrijhandelsovereenkomst tussen de EU en India als een win-winscenario, maar doet de aanbeveling een evaluatie van de bestaande sectorspecifieke problemen uit te voeren; onderstreept bovendien dat de VHO moet waarborgen dat deze toename van de bilaterale handel aan zoveel mogelijk mensen ten goede komt en ertoe bijdraagt dat India zijn millenniumdoelen voor ontwikkeling haalt, waaronder het voorkomen van verslechtering van het milieu;

6.

moedigt partijen aan ook in te gaan op de mogelijke nadelen van de VHO en de wijze waarop de menselijke ontwikkeling en de gendergelijkheid nadelig kunnen worden beïnvloed door de snelle openstelling van markten;

7.

verzoekt de Commissie een ambitieus hoofdstuk over duurzame ontwikkeling als essentieel onderdeel in de VHO op te nemen en te onderwerpen aan het standaardmechanisme voor geschillenbeslechting;

Handel in goederen

8.

is ingenomen met de uitkomsten van veel vrijhandelssimulaties die laten zien dat de VHO de totale uitvoer en invoer van zowel de Europese Unie als India zou doen toenemen; benadrukt dat de bilaterale handel bij het huidige gemiddelde groeipercentage naar verwachting in 2010 de 70,7 miljard EUR zal overschrijden en in 2015 de 160,6 miljard EUR;

9.

neem nota van het feit dat de gemiddelde toegepaste tarieven van India zijn verlaagd tot niveaus die vergelijkbaar zijn met die van andere landen in Azië, met name India's gemiddelde toegepaste tarief dat nu 14,5 % is, tegenover een EU-gemiddelde van 4,1 %;

10.

acht het van belang dat de bepalingen van de overeenkomst inzake technische belemmeringen voor de handel en de sanitaire en fytosanitaire overeenkomst door de VHO worden bekrachtigd; roept de Commissie in dit verband op zich te buigen over lopende kwesties zoals dierenwelzijn;

11.

merkt op dat India zich zorgen maakt over het gebrek aan harmonisering van de microbiologische regels in de Europese Unie, de gevolgen van REACH, de kostbare certificaten voor de export van fruit naar de Europese Unie en de dure conformiteitsprocedures voor de EG-markering en benadrukt dat deze knelpunten in de VHO moeten worden opgelost; roept beide partijen op ervoor te zorgen dat de regelgeving en NTB's zodanig worden beheerd dat de handel als geheel niet wordt belemmerd; roept de Europese Unie en India op in hun verschillende werkgroepen nauwer samen te werken aan een transparanter kader voor technische eisen en regels; roept bovendien de Commissie op technische hulp te verlenen om Indiase producenten te steunen bij hun pogingen te voldoen aan de EU-regels, in het bijzonder die met betrekking tot de gezondheids-, milieu- en sociale aspecten van de productie, en zodoende win-winsituaties te scheppen;

12.

erkent dat India's regelgevingsstelsel nog in ontwikkeling is; roept het Bureau of Indian Standards en de Central Drugs Standard Control Organization op hun regels af te stemmen op de internationale regels en de transparantie in de formulering van regels te vergroten door hun test- en certificeringsprocedures te verbeteren; maakt zich zorgen over de tenuitvoerlegging en bewaking van de sanitaire en fytosanitaire maatregelen en regels; verzoekt de Commissie passende steun te verlenen aan de opbouw van capaciteit en de toename van gekwalificeerd personeel binnen Indiase regelgevende organisaties;

13.

benadrukt dat de VHO een bindend mechanisme voor het oplossen van geschillen tussen landen, bepalingen inzake bemiddeling over NTB's, anti-dumping en het compenseren van tariefmaatregelen, en een algemene uitzonderingsclausule op grond van artikel XX en XXI van de Algemene Overeenkomst voor Tarieven en Handel (GATT) zou moeten bevatten;

Handel in diensten

14.

erkent dat diensten de snelst groeiende sector van de Indiase economie zijn; wijst erop dat India offensieve belangen heeft bij liberalisering van Mode 1 en Mode 4 in de Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten (GATS); merkt op dat de Europese Unie de liberalisering van de markttoegang en nationale behandeling krachtens GATS-Mode 3 voor de meeste diensten wil voltooien;

15.

wijst erop dat liberalisering van diensten op geen enkele wijze een belemmering mag vormen voor het recht om diensten, met inbegrip van openbare diensten, te reguleren;

16.

merkt op dat volgens de federatie van Indiase kamers van koophandel en industrie de bilaterale handel in diensten in 2015, wanneer de VHO voor diensten ten uitvoer zal zijn gelegd, de 246,8 miljard EUR naar verwachting zal overschrijden;

17.

merkt op dat de handel in diensten tussen de Europese Unie en India betrekkelijk onevenwichtig is; de EU voert 1,5 % van haar diensten uit naar India, terwijl India 9,2 % van zijn totale uitvoer uitvoert naar de Europese Unie;

18.

roept India op passende wetgeving op het gebied van de gegevensbescherming te ontwikkelen waarmee India de status kan bereiken van een land met voldoende gegevensbescherming om de overdracht van persoonlijke gegevens vanuit de Europese Unie toe te staan of mogelijk te maken op basis van en in overeenstemming met EU-wetgeving;

19.

merkt op dat India de op vier na grootste markt voor telecommunicatiediensten ter wereld is en dat die telecommunicatiemarkt de afgelopen vijf jaar met ongeveer 25 % per jaar gegroeid is; verwelkomt de versoepeling van de beperkingen op buitenlandse eigendom op het gebied van telecommunicatie, maar betreurt het dat er nog steeds sprake is van binnenlandse beleidsbeperkingen; vraagt derhalve om een versoepeling van de licentiebeperkingen voor dienstenaanbieders en om opheffing van de onzekerheid over het beleid inzake tarief- en interconnectievoorwaarden, en benadrukt de noodzaak om de oude wetten voor de sector te vervangen door nieuwe vooruitstrevende wetgeving waarin cyberwetgeving en nieuwe licentievormen zijn geïntegreerd; is van mening dat de telecommunicatie- en de informatie-technologiesector belangrijke motoren van de Indiase economie vormen en dat India tot een spil in de telecommunicatieproductie moet worden gemaakt door telecom-specifieke speciale economische zones in te stellen; benadrukt dat er enorme mogelijkheden zijn in de productiesector;

20.

roept India met betrekking tot de satellietsector op de dialoog aan te gaan met en zijn markt open te stellen voor EU-ondernemingen teneinde:

a)

meer steun te verlenen aan nationale ontwikkelingsdoelen en te voldoen aan de immer toenemende binnenlandse vraag naar televisie- en breedbanddiensten in huis, en

b)

veiligheidsproblemen inzake mobiele satellietdiensten op te lossen met behulp van nieuwe technische voorzieningen die de nationale autoriteiten meer dan voldoende controle verschaffen over mobiele satellietcommunicatie;

21.

verwelkomt de toezegging van India om buitenlandse advocatenkantoren toe te staan in India actief te zijn, omdat deze opening belangrijke voordelen oplevert voor de Indiase economie en de juridische beroepsgroep in het land, alsmede voor Europese advocatenkantoren met expertise op het gebied van internationaal recht en voor hun cliënten; roept de Commissie op met de Indiase autoriteiten de mogelijkheden en de reikwijdte te onderzoeken van liberalisering van juridische diensten in de VHO;

22.

merkt op dat de ambitie van de VHO zonder verplichtingen in GATS-Mode 4 niet volledig kan worden vervuld; benadrukt dat er enorme voordelen zijn verbonden aan landelijke en EU-brede erkenning van beroepskwalificaties en overeenkomsten over wederzijdse erkenning en vergunningseisen binnen de professionele dienstverlening in zowel de EU als India, die eenvoudig kunnen worden geregeld in de VHO; verzoekt niettemin om een grondige analyse voor elke EU-lidstaat afzonderlijk;

23.

moedigt India aan de bank- en verzekeringssector geleidelijk te liberaliseren;

24.

roept India op ervoor te zorgen dat door het aanstaande herziene ontwerp voor een postwet de bestaande toegankelijkheid van de markt voor aanbieders van koeriersdiensten niet vermindert, en nodigt de Commissie uit volledige medewerking van India te bewerkstelligen ten aanzien van koeriersdiensten en zelfafhandeling voor expresvracht op luchthavens met het oogmerk de toegankelijkheid van de markt ook in de toekomst te waarborgen;

25.

verzoekt India een opener benadering te kiezen bij het verlenen van visa voor meerdere verblijven en met een geldigheidsduur van minimaal één jaar aan burgers, zakenlieden en politici uit de lidstaten;

Investeringen

26.

roept de Commissie op in de VHO een hoofdstuk over investeringen op te nemen dat voorziet in een systeem met een centraal informatiepunt voor investeerders;

27.

is ingenomen met de oprichting van het European Business and Technology Centre in New Delhi, gericht op uitbreiding van de samenwerking tussen bedrijven en op technologisch gebied tussen India en de lidstaten;

28.

roept in herinnering dat investeringen slechts rendabel kunnen zijn als ze vergezeld gaan van doordachte regelgeving; herbevestigt in dit verband zijn resolutie van 13 maart 2007 inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen: een nieuw partnerschap (13); verzoekt de Commissie derhalve regels voor transnationale ondernemingen in de VHO te bepleiten die ervoor moeten zorgen dat investeerders zich houden aan de basisregels van de IAO, sociale en milieuconvenanten en internationale overeenkomsten ter bevordering van een mondiaal evenwicht tussen economische groei en betere sociale en milieuomstandigheden;

29.

wijst erop dat investeringshoofdstukken in VHO's vaak gepaard gaan met toezeggingen om kapitaalverkeer te liberaliseren en controles op dat verkeer af te schaffen, maar dat ten aanzien van dergelijke clausules de grootste voorzichtigheid moet worden betracht, gezien het belang van kapitaalbeheersing – vooral voor ontwikkelingslanden – bij de bestrijding van de gevolgen van de financiële crisis; dringt er bij de Europese Unie op aan om in internationale fora een grotere verantwoordelijkheid van in India gevestigde buitenlandse ondernemingen te bevorderen, en pleit er tegelijkertijd voor een overeenkomst met de Indiase overheid te sluiten voor het ontwikkelen van een effectief systeem voor toezicht op de rechten van werknemers in binnen- en buitenlandse bedrijven in India;

30.

roept de Commissie op om in de VHO een hoofdstuk over investeringen op te nemen, dat een belangrijk onderdeel ervan vormt en dat het proces van investeren in elkaars markten aanmerkelijk versoepelt doordat investeringsdeals worden bevorderd en beschermd en tegelijkertijd ook naar directe kansen kan worden gezocht; stelt voor dat in het kader van een dergelijke investeringsovereenkomst een systeem in het leven wordt geroepen waarbij investeerders uit beide economieën bij één loket informatie kunnen krijgen over de verschillen in regelgeving op het gebied van investeringen en de investeringspraktijk en over juridische aspecten;

Overheidsopdrachten

31.

betreurt dat India niet bereid is overheidsopdrachten in de VHO op te nemen; roept de Commissie op te onderhandelen over doeltreffende en transparante stelsels voor overheidsopdrachten; doet een beroep op India om transparante en billijke procedures te hanteren bij de gunning van overheidsopdrachten en zijn aanbestedingsstelsels open te stellen voor Europese bedrijven;

Handel en mededinging

32.

moedigt de tenuitvoerlegging van de nieuwe Indiase mededingingswet aan; is van mening dat de Europese Unie de artikelen 81 en 82 van het EG-Verdrag in de VHO moet opnemen om verbintenissen op het gebied van mededingingsbeleid te waarborgen;

Intellectuele eigendom, industrie- en handelsbeleid

33.

verwelkomt het streven van India om een krachtige IER-regeling tot stand te brengen en gebruik te maken van de flexibiliteit in TRIPS om aan zijn verplichtingen op het gebied van de volksgezondheid te voldoen, in het bijzonder met betrekking tot de toegang tot geneesmiddelen; dringt aan op een strikte uitvoering en handhaving ervan; roept de Commissie en de betrokken Indiase autoriteiten op maatregelen te coördineren om de strijd tegen vervalste producten en in het bijzonder vervalste geneesmiddelen doeltreffend aan te pakken;

34.

roept de Europese Unie en India op ervoor te zorgen dat de bepalingen in de VHO geen belemmering vormen voor de toegang tot noodzakelijke geneesmiddelen terwijl India zijn generieke geneesmiddelenindustrie omvormt tot een op onderzoek gebaseerde industrie;

35.

roept de Europese Unie en India op maatregelen en initiatieven, zoals prijsfondsen, octrooigemeenschappen en andere alternatieve mechanismen, te ondersteunen ter bevordering van de toegankelijkheid en innovatie van geneesmiddelen, in het bijzonder voor verwaarloosde ziekten;

Handel en duurzame ontwikkeling

36.

erkent dat een uitvoerig ontwikkelingshoofdstuk een essentieel onderdeel van alle VHO's moet vormen en aan het standaardmechanisme voor geschillenbeslechting onderworpen moet zijn;

37.

roept de Europese Unie en India op te voorkomen dat handel en DBI's worden bevorderd ten koste van fundamentele regels en wetgeving op het gebied van milieu en gezondheid of op het gebied van veiligheid in verband met werk en beroep, en te zorgen voor passend toezicht op de naleving van de desbetreffende normen;

38.

verzoekt om de ratificering en doeltreffende tenuitvoerlegging van de basisverdragen van de IAO;

39.

maakt zich zorgen over het gebruik van kinderarbeid in India, waar kinderen veelal worden uitgebuit in onveilige en ongezonde omstandigheden; vraagt de Commissie deze kwestie aan de orde te stellen tijdens de onderhandelingen over de VHO en vraagt de Indiase regering zich maximaal in te spannen om de onderliggende oorzaken weg te nemen en zo een einde aan te maken aan dit verschijnsel;

40.

betuigt zijn erkentelijkheid over de invoering van de in 2006 in India geïmplementeerde nieuwe wet op kinderarbeid, die kinderen jonger dan veertien verbiedt om als huisbediende en in voedselkraampjes te werken en roept de EU op India te blijven aanmoedigen om ILO-verdrag nr. 182 betreffende de ergste vormen van kinderarbeid, Verdrag nr. 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces en Verdrag nr. 98 betreffende het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen te ratificeren, hetgeen een grote stap zou betekenen naar de uiteindelijke uitbanning van kinderarbeid;

41.

onderstreept dat de Europese Unie druk op de Indiase overheid zou moeten uitoefenen om het probleem van schuldarbeid aan te pakken waaronder miljoenen mensen – grotendeels afkomstig uit Dalit- en Adivasi-gemeenschappen (inheemse stammen en volken) – in India te lijden hebben; merkt op dat dit probleem naar verluidt niet naar behoren wordt aangepakt omdat de administratieve en politieke wil ontbreekt;

42.

dringt er bij de Europese Unie op aan in haar VHO met India een bepaling op te nemen die uitsluit dat EU-ondernemingen die gebruik maken van speciale economische zones, kunnen worden vrijgesteld van de naleving van fundamentele arbeidsrechten of andere arbeidsrechten die op door India geratificeerde IAO-verdragen zijn gebaseerd;

43.

benadrukt dat mensenrechten- en democratieclausules een wezenlijk onderdeel van de VHO vormen; maakt zich zorgen over de voortdurende vervolging van religieuze minderheden en mensenrechtenvoorvechters in India en de huidige mensenrechten- en veiligheidssituatie in het door India bestuurde deel van Kasjmir;

44.

roept de Raad, de Commissie en India op ervoor te zorgen dat gemarginaliseerde bevolkingsgroepen zoals de Dalits en Adivasi's niet worden geschaad door de VHO en dat mogelijke voordelen van de VHO alle leden van de samenleving ten goede komen;

45.

is ingenomen met de toezeggingen van de Europese Unie en India om samen te werken op het gebied van civiel nucleair onderzoek; merkt op dat India het NPV niet heeft ondertekend en dat de Nuclear Suppliers Group India ontheffing heeft verleend; roept India op het NPV te ondertekenen;

De rol van het Europees Parlement

46.

verwacht dat de Raad en de Commissie de VHO op grond van artikel 300, lid 3, tweede alinea, van het EG-Verdrag, voor instemming aan het Parlement zullen voorleggen;

47.

verzoekt de Raad en de Commissie het streven van India naar een VHO met de Europese Unie te laten bevestigen door de nieuwe Indiase regering die zal aantreden na de komende algemene verkiezingen;

Andere overwegingen

48.

wijst op de snel toenemende inflatie in India; erkent dat India, als het land concurrerend wil blijven als groeiende handelspartner van de Europese Unie, op grote schaal moet investeren in de infrastructuur en een omvangrijke stijging van de capaciteit voor energieopwekking ; verwelkomt het overheidsplan om gedurende de komende vijf jaar USD 500 miljard op dit gebied uit te geven en roept particuliere en openbare lichamen op volledig samen te werken aan dit gigantische project;

49.

spreekt zijn waardering uit voor uit voor de openstelling door de Indiase eerste minister van de nieuwe spoorwegverbinding in Srinangar tussen Baramulla en Qazigund, die aan de plaatselijke bevolking duizenden nieuwe banen verschaft; is van mening dat door dit soort initiatieven de vooruitzichten op een welvarender en vreedzamer toekomst voor het volk van Kasjmir worden verstevigd;

50.

verwelkomt de vooruitgang van India, in de ontwikkeling van het land tot zowel donor als begunstigde van ontwikkelingshulp;

51.

waardeert de vooruitgang bij de samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, zoals via het door de EU gefinancierde kaderprogramma; verwelkomt de grote aantallen Indiase studenten die aan Europese universiteiten studeren via het programma Erasmus Mundus;

52.

wijst erop dat de economische samenwerking tussen de Europese Unie en India, mits deze gebaseerd is op het stelsel van universele waarden van de Unie, de norm kan bepalen voor samenwerking met andere landen;

53.

juicht de lancering toe van speciale acties voor culturele samenwerking tussen de Europese Unie en India voor de periode 2007-2009, in het bijzonder op het gebied van opleiding, studentenuitwisseling, scholing en interculturele dialoog;

54.

uit zijn bezorgdheid over de wereldwijd stijgende grondstofprijzen, die een uitdaging voor stabiele groei vormen en de ongelijkheid in de wereld doen toenemen, en de gevolgen hiervan voor de allerarmsten, ook in India; roept de Europese Unie en India op samen een brede strategie te ontwikkelen om dit probleem op een geïntegreerde manier aan te pakken;

55.

juicht toe dat India aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt wat betreft het bereiken van universeel basisonderwijs, een effectievere uitbanning van armoede en een betere toegang tot veilig drinkwater; merkt evenwel op dat India de meeste met gezondheid verband houdende millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling, zoals kindersterfte, gezondheid van moeders, ondervoeding van kinderen en bestrijding van malaria, tuberculose en hiv/aids, dreigt niet te zullen halen; is verontrust dat de Dalits en Adivasi's de minste vooruitgang boeken bij de verwezenlijking van de MDG's en nog steeds gediscrimineerd worden op het vlak van toegang tot huisvesting, onderwijs, werkgelegenheid, gezondheidszorg en andere diensten;

56.

merkt op dat, ondanks aanhoudende economische groei, er nog steeds enorme ongelijkheid bestaat, met meer dan 800 miljoen mensen die met minder dan 2 dollar per dag moeten overleven; maakt zich in het bijzonder zorgen over de situatie van de achtergestelde lagen van de bevolking, in het bijzonder vrouwen, kinderen, gemarginaliseerde groepen en slachtoffers van discriminatie, zoals de Dalits en Adivasi's, en de plattelandsbevolking; benadrukt de noodzaak te waarborgen dat de VHO de mogelijkheden van de Indiase overheid om de armoede en ongelijkheid te bestrijden niet beperkt; roept de Raad en de Commissie op om met de Indiase overheid samen te werken om de situatie van de genoemde bevolkingsgroepen te verbeteren en bij toekomstige samenwerking na te gaan hoe deze bijdraagt tot het beëindigen van de ongelijkheid van mannen en vrouwen en tussen de kasten, onder verwijzing naar de bovengenoemde resolutie van het Europees Parlement over de mensenrechtensituatie van de Dalits in India;

57.

onderstreept dat de toenemende vernietiging van het milieu in India een steeds groter probleem vormt dat onvoorstelbare economische, maatschappelijke en milieugevolgen met zich meebrengt, met name voor het grote aantal Indiërs dat in armoede leeft; benadrukt dan ook de noodzaak van voortgaande samenwerking tussen de Europese Unie en India op dit gebied;

58.

is onder de indruk van het ontwikkelingseffect van de economische groei in een aantal regio's in India en roept de Commissie steun ter verlenen aan onderzoek naar de belangrijkste patronen en nationale en subnationale beleidsmaatregelen die dit effect bewerkstelligen, zodat ook andere regio's er lering uit kunnen trekken en ze als beste praktijken kunnen gebruiken;

59.

verheugt zich over de toezegging van India om het aandeel van de overheidsuitgaven voor gezondheid te vergroten en steunt dit beleid dat moet leiden tot betere toegang tot efficiënte medische zorg, met name in de plattelandsgebieden;

60.

meent dat de Europese Unie bijzondere aandacht moet besteden aan het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) in India, en stelt daarom voor het MKB in alle programma's voor ontwikkelingssamenwerking tussen de Europese Unie en India te steunen door middel van maatregelen die door burgers voorgestelde marktgeoriënteerde en lokale projecten helpen financieren;

61.

juicht de verspreiding in heel India van microkredieten toe, die in toenemende mate worden onderkend als een effectief middel om ontwikkeling vanuit de basis tot stand te brengen;

*

* *

62.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten en van India.


(1)  PB C 285 E van 22.11.2006, blz. 79.

(2)  PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 155.

(3)  PB C 227 E van 21.9.2006, blz. 589.

(4)  DGExP/B/PolDep/Study/2005/06.

(5)  PB C 306 E van 15.12.2006, blz. 400.

(6)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz. 591.

(7)  PB C 290 E van 29.11.2006, blz. 107.

(8)  PB C 250 E van 25.10.2007, blz. 87.

(9)  PB C 102 E van 24.4.2008, blz. 128.

(10)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0407.

(11)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0366.

(12)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0455.

(13)  PB C 301 E van 13.12.2007, blz. 45.


Top