Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0154

    Actieve dialoog met de burger over Europa Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2009 over een actieve dialoog met de burger over Europa (2008/2224(INI))

    PB C 117E van 6.5.2010, p. 27–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.5.2010   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    CE 117/27


    Dinsdag, 24 maart 2009
    Actieve dialoog met de burger over Europa

    P6_TA(2009)0154

    Resolutie van het Europees Parlement van 24 maart 2009 over een actieve dialoog met de burger over Europa (2008/2224(INI))

    2010/C 117 E/05

    Het Europees Parlement,

    gezien de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende het communiceren over Europa in partnerschap, die op 22 oktober 2008 is ondertekend (1),

    gezien de mededeling van de Commissie van 2 april 2008, getiteld „Debate Europe: voortbouwen op de ervaringen van Plan D voor Democratie, Dialoog en Debat” (COM(2008)0158),

    gezien de mededeling van de Commissie van 24 april 2008, getiteld „Over Europa communiceren via de audiovisuele media” (SEC(2008)0506),

    gezien de mededeling van de Commissie van 21 december 2007, getiteld „Communiceren over Europa via internet de burger erbij betrekken” (SEC(2007)1742),

    gezien het werkdocument van de Commissie van 3 oktober 2007, getiteld „Voorstel voor een interinstitutioneel akkoord betreffende het communiceren over Europa in partnerschap” (COM(2007)0569),

    gelet op Besluit nr. 1904/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma Europa voor de burger ter bevordering van een actief Europees burgerschap (2),

    gezien de mededeling van de Commissie van 1 februari 2006, getiteld „Witboek inzake een Europees communicatiebeleid” (COM(2006)0035),

    gezien de mededeling van de Commissie van 13 oktober 2005, getiteld „De bijdrage van de Commissie voor de periode van bezinning en daarna: Plan D voor Democratie, Dialoog en Debat” (COM(2005)0494),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 16 november 2006 over het Witboek inzake een Europees communicatiebeleid (3),

    onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 mei 2005 over de tenuitvoerlegging van de voorlichtings- en communicatiestrategie van de Europese Unie (4),

    gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

    gezien het verslag van de Commissie cultuur en onderwijs en de adviezen van de Commissie constitutionele zaken, de Commissie buitenlandse zaken, de Commissie interne markt en consumentenbescherming, de Commissie regionale ontwikkeling, de Commissie rechten van de vrouw en gendergelijkheid en de Commissie verzoekschriften (A6-0107/2009),

    A.

    overwegende dat niet alleen een intensievere dialoog tussen de burgers en de Europese instellingen, waaronder het Europees Parlement, maar ook een permanent debat over Europa, zowel op Europees als op nationaal en lokaal niveau, absolute voorwaarden zijn voor een democratische en transparante Europese Unie,

    B.

    overwegende dat, na de verwerping van het ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa in Frankrijk en Nederland, 53,4 % van de Ierse bevolking in een referendum tegen de ratificatie van het Verdrag van Lissabon heeft gestemd, en overwegende dat mensen die het beleid van de Europese Unie en de Verdragen onvoldoende begrijpen met grotere waarschijnlijkheid hiertegen zijn,

    C.

    overwegende dat uit het 69ste onderzoek van Eurobarometer bleek dat 52 % van de burgers van de Unie vindt dat het lidmaatschap van hun land van de EU een goede zaak is en niet meer dan 14 % van het tegendeel overtuigd is,

    D.

    overwegende dat kennis over de Europese Unie, haar beleid en werking, alsook over de in de Verdragen verankerde rechten, de basis zal vormen voor het herstel van het vertrouwen van de burgers in de Europese instellingen,

    E.

    overwegende dat in 2004 voor het eerst een aparte Commissaris voor communicatiestrategie is benoemd, hoewel tot dusver geen communicatiebeleid is vastgelegd aangezien een passende rechtsgrond in de Verdragen ontbreekt,

    Publieke opinie

    1.

    herinnert eraan dat uit onderzoeken is gebleken dat hoe lager opgeleid en hoe minder welvarend een burger van de Unie is, hoe waarschijnlijker het is dat hij tegen verdere Europese eenwording gekant is, hetgeen aangeeft dat de Europese gedachte, ondanks alle pogingen tot dusver, vooral bij het goed opgeleide, welgestelde segment van de Europese samenleving aanslaat; beschouwt actieve dialoog tussen de Europese Unie en haar burgers als essentieel voor de realisatie van de beginselen en waarden van het EU-project, maar erkent dat de communicatie tot nu toe niet erg succesvol is geweest;

    2.

    betreurt het dat ondanks de inspanningen en goede ideeën van de Commissie slechts zeer weinig succes is geboekt bij het vergroten van de kennis van de burgers van de Unie over en hun belangstelling voor Europese kwesties, hetgeen helaas is gebleken bij het Ierse referendum;

    3.

    wijst erop dat het bijzonder belangrijk is coherente communicatieschakels tot stand te brengen met een doelgerichte inhoud, niet alleen tussen de EU en de regio’s met bijzondere kenmerken maar ook tussen de EU en specifieke maatschappelijke groepen;

    4.

    merkt op dat een grote meerderheid van de Europeanen volgens de laatste peilingen voorstander is van een eenstemmige Europese Unie op het gebied van buitenlands beleid; wijst erop dat een verklaring in deze zin op verzoek van burgers van de Unie deel vormde van de open brief/aanbeveling van de deelnemers aan de slotconferentie van de zes burgerprojecten „Plan D” (9 december 2007); benadrukt dat één van de 27 aanbevelingen van deze brief ook de Europese Unie vraagt doelmatiger op te treden op het vlak van het sociaal beleid en de sociale samenhang, vooral om de loonverschillen te bestrijden en de gelijkheid van man en vrouw te stimuleren, en meer in het algemeen om bijzondere aandacht aan gelijkheidskwesties te besteden, die dikwijls uit het oog verloren worden; geeft in overweging dat het daarom ook belangrijk is te bekijken wat de boodschap is die spreekt uit het optreden van de Europese Unie en in kaart te brengen hoe dit optreden verschilt van de boodschap die de EU aan haar burgers wil afgeven;

    5.

    herinnert eraan dat vrouwen bij de laatste referendums over de Europese Unie in meerderheid nee gestemd hebben: met 56 % in Frankrijk (Flash eurobarometer 171), 63 % in Nederland (ibid. 172), en 56 % in Ierland (ibid. 245) en gaat ervan uit dat hun afwijzend stemgedrag o.a. ook aan de geringe belangstelling van de Europese instellingen voor de beleidsvormen toe te schrijven is die de vrouw onmiddellijk aangaan en aan de oorsprong van de blijvende ongelijke kansen van man en vrouw liggen, zoals de verenigbaarheid van beroeps- en gezinsleven of steunverlening in afhankelijkheidsrelaties;

    Constitutionele en interinstitutionele aspecten

    6.

    onderstreept dat het noodzakelijk is het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon af te ronden, waardoor de transparantie van de EU en de betrokkenheid van de burgers bij de besluitvormingprocessen verder zullen toenemen; herinnert in deze context aan de nieuwe mogelijkheden voor de participerende democratie die het Verdrag van Lissabon zou bieden, met name het burgerinitiatief;

    7.

    onderstreept de noodzaak van gecoördineerde inspanningen en een gezamenlijk optreden van alle EU-instellingen en lidstaten voor de communicatie met de burgers van de Unie over Europese vraagstukken; is verheugd over en neemt kennis van de voornoemde gezamenlijke verklaring van 22 oktober 2008, waarin duidelijke doelstellingen voor de verbetering van de communicatie over de EU van de zijde van het Parlement, de Raad, de Commissie en de lidstaten worden afgebakend; is van oordeel dat er meer ambitieuze opties zijn, zoals het door het Parlement gevraagde interinstitutioneel akkoord tussen alle instellingen over het communicatiebeleid;

    8.

    is van mening dat de instellingen van de EU verdere discussies over Europa op gang zouden moeten brengen en de ideeën die zijn opgenomen in de voornoemde gezamenlijke verklaring, in de mededeling van de Commissie van 1 februari 2006 en in het werkdocument van de Commissie van 3 oktober 2007 onmiddellijk in de praktijk zouden moeten brengen;

    9.

    deelt de mening van de Commissie dat de participerende democratie een nuttige aanvulling kan zijn op de representatieve democratie; benadrukt evenwel dat participerende democratie niet alleen betekent dat naar de burgers wordt geluisterd, maar ook dat hun echte mogelijkheden worden gegeven om het Europese beleid te beïnvloeden; wijst erop dat de instellingen om bovengenoemde doelstellingen te halen veel opener moeten worden en de benaderingen moeten volgen die nodig zijn om de burgers en hun organisaties in staat te stellen effectief te participeren in elke fase, wanneer EU-kwesties worden besproken; merkt ook op dat zo ruim mogelijk recht van inzage in door de instellingen geproduceerde documenten moet worden verleend, aangezien dit een sine qua non is om invloed te kunnen uitoefenen;

    10.

    wijst op het belang en de waarde van de raadplegingen als een doelmatig instrument om burgers in staat te stellen directe inbreng te hebben in de beleidsontwikkeling op EU-niveau; verzoekt de Commissie verdere maatregelen te nemen om tijdig informatie te verspreiden over toekomstige EU-raadplegingen via de media en andere daartoe aangewezen fora op nationaal, regionaal en lokaal niveau, om het terrein van de standpunten die belanghebbenden bij raadplegingen over EG-wetgeving kunnen uiten, uit te breiden en om meer ruchtbaarheid te geven aan raadplegingen via internet over het beleid en de initiatieven van de EU, opdat alle belanghebbenden, vooral het midden- en kleinbedrijf en de plaatselijke niet-gouvernementele organisaties (ngo’s), bij het debat worden betrokken; onderstreept het belang van vertegenwoordigers van de burgermaatschappij, zoals netwerken van vaklieden en consumenten op alle niveaus, van transnationaal tot lokaal, die een podium verschaffen voor een ter zake kundige uitwisseling van standpunten over EU-beleid en aldus bijdragen aan betere EG-wetgeving; onderkent de problemen bij de uitvoering en handhaving van wetgeving en moedigt consumenten en ondernemingen aan hun rechten uit te oefenen en voorkomende problemen te melden bij de EU-instellingen;

    11.

    is van oordeel dat de instellingen van de EU en de lidstaten hun inspanningen inzake communicatie moeten coördineren en een partnerschap met het maatschappelijk middenveld moeten opzetten om mogelijke synergieën te benutten; onderstreept de noodzaak van coördinatie tussen de instellingen en de wenselijkheid om verbanden te leggen tussen de TV-kanalen van de Commissie en het Parlement; verzoekt de Commissie de samenwerking en coördinatie tussen haar vertegenwoordigingen in de lidstaten en de voorlichtingsbureaus van het Europees Parlement te verbeteren; verzoekt de vertegenwoordigingen van de Commissie en het Parlement in de lidstaten om de samenwerking te verbeteren bij het raadplegen van burgers, het delen van informatie, kennis en ideeën over de EU met de burgers en het bieden van de mogelijkheid aan kiezers om leden van het Europees Parlement uit verschillende landen alsmede EU-functionarissen te ontmoeten;

    12.

    juicht het toe dat de Commissie de rol van het Parlement en de Europese politieke partijen ondersteunt, en beseft dat de kloof tussen nationale en Europese politiek moet worden overbrugd, vooral tijdens de Europese verkiezingscampagnes;

    13.

    roept de drie grootste instellingen op een onderzoek in te stellen naar de eventuele organisatie van gezamenlijke open debatten ter aanvulling van de open debatten in het Parlement waar thema’s aan bod kunnen komen die voor consumenten en hun leven van alledag van belang zijn, om zo hun vertrouwen in de interne markt en de consumentenbescherming te vergroten; onderstreept dat de intergroepen van het Parlement hun rol als „schakel” naar de burgers volledig vervullen en een daadwerkelijk verbindingsinstrument zijn tussen de politiek en het maatschappelijk middenveld;

    14.

    stelt met bevrediging vast dat de Commissie rekening heeft gehouden met tal van ideeën die het Parlement al eerder had geopperd, zoals burgerfora op zowel Europees als nationaal niveau, een prominentere rol voor maatschappelijke organisaties en innovatief gebruik van nieuwe media;

    Actie op lokaal niveau

    15.

    verzoekt de Commissie haar dialoog op alle niveaus uit te breiden door haar boodschap aan te passen aan verschillende doelgroepen in overeenstemming met hun sociale achtergrond; stelt derhalve voor om de dialoog tussen de Europese Unie en haar burgers te intensiveren door eenieder dezelfde, zij het aan de doelgroep aangepaste informatie te verschaffen en het debat met en tussen welingelichte burgers te vergemakkelijken; is van mening dat de instellingen van de EU de conclusies van plaatselijke debatten die in het kader van Plan D worden georganiseerd, in hun beleid moeten verwerken, en dat zij bij de besluitvorming over nieuwe wetgeving rekening moeten houden met de verwachtingen die de burgers van de EU hebben;

    16.

    verzoekt de lidstaten om op alle niveaus (nationaal, regionaal en lokaal) efficiënte EU-communicatiecampagnes te lanceren; doet een beroep op de Commissie om de uit dergelijke campagnes geselecteerde optimale praktijken te verspreiden en stelt voor een permanent systeem op te zetten voor interactieve communicatie tussen de EU-instellingen en de burgers met frequente plaatselijke en regionale campagnes van de kant van de EU, met steun aan de regionale media en actieve medewerking van het maatschappelijk middenveld, de ngo’s, de beroepskamers, de vakbonden en beroepsverenigingen;

    17.

    onderstreept dat het cohesiebeleid van de EU een basis vormt van de Europese integratie en de maatschappelijke solidariteit; meent dan ook dat de verwezenlijkingen van het EU-beleid en de specifieke effecten ervan op het dagelijks leven aan de burgers moeten worden getoond, met nadruk op de bijdrage van de EU en de voordelen van het gemeenschappelijke Europese project; spreekt in dit verband de wens uit dat de lokale autoriteiten hun informatieverplichting met betrekking tot de van de Europese Unie ontvangen steun beter nakomen; onderstreept tevens dat de politieke wil van de plaatselijke en regionale verkozenen essentieel is voor de ontwikkeling van informatie en opleiding; verwelkomt in dit verband de oprichting van een Erasmusprogramma voor lokale en regionale verkozenen;

    18.

    beklemtoont dat de betrokkenheid van partners bij de voorbereiding en uitvoering van operationele programma’s, overeenkomstig artikel 11 van de algemene verordening inzake de structuurfondsen (ESF) 2007-2013, aanzienlijk helpt het cohesiebeleid van de EU te bevorderen en het dichter bij de burgers te brengen; beklemtoont dat deze partners in de unieke positie verkeren dat ze bovenop de werkelijke problematiek van de burgers zitten; vraagt dan ook aan de Commissie dat zij ervoor zorgt dat het partnerschapsbeginsel correct wordt toegepast op nationaal, regionaal en lokaal niveau; beklemtoont dat het belangrijk is dat nationale en regionale autoriteiten gebruik maken van de bestaande financiële mogelijkheden die door het ESF worden geboden, om de vaardigheden van deze partners te verbeteren, met name inzake opleiding; wijst op de belangrijk rol die structuurfondsen hebben gespeeld in het bevorderen van grensoverschrijdende samenwerking via communautaire projecten en programma’s, wat de ontwikkeling van het actieve burgerschap en de participatiedemocratie heeft aangemoedigd; verzoekt de Commissie om haar steun en werk op basis van partnerschap met dergelijke projecten en programma’s voort te zetten;

    19.

    wijst er in het kader van de aanstaande Europese verkiezingen op dat op plaatselijk en regionaal niveau informatie moet worden verstrekt aan de burgers, in het bijzonder de jeugd en degenen die voor de eerste keer hun stem zullen uitbrengen; onderstreept meer in het algemeen het belang van de betrokkenheid van de leden van het Europees Parlement, in samenwerking met de lokale en regionale gekozen bestuurders, bij de overlegvormen met de burgers van hun districten, aangezien zij de stem van het publiek in de EU vertolken; ondersteunt de inspanningen van het Comité van de regio’s om het regionaal overleg te versterken en de regionale netwerken en relevante lokale en regionale actoren hierbij te betrekken, teneinde een debat aan te moedigen dat dichtbij de burgers wordt gevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met hun standpunten en hun belangen;

    20.

    benadrukt de noodzaak van een grotere betrokkenheid van zijn leden bij het communicatieproces met de EU-burgers, alsook het belang van organisatorische veranderingen in de werkzaamheden van het Europees Parlement, om de leden in staat te stellen op zo lokaal mogelijk niveau een dialoog met de burgers te voeren; spreekt de wens uit dat de leden van het Europees Parlement niet alleen nauw betrokken worden bij de campagnes van hun politieke partijen, maar ook bij de Europese verkiezingscampagne;

    21.

    verzoekt de Commissie op plaatselijk niveau kleinschalige communicatiecampagnes op gang te brengen waarbij plaatselijke actoren betrokken zijn en te bevorderen dat er activiteiten worden georganiseerd die het mogelijk maken dat burgers beter worden voorgelicht over de landen waar immigranten vandaan komen, en om immigranten tegelijkertijd beter te informeren over de rechten en plichten die gepaard gaan met het burgerschap van de Unie, daar dit de meest doelmatige en betekenisvolle manier is om deze communicatiedoelen te bereiken, en de acties voort te zetten die in het kader van het Europees Jaar van de Interculturele dialoog 2008 worden gevoerd;

    Onderwijs, media en informatietechnologieën, actief burgerschap

    22.

    benadrukt het belang van de invoering van de vakken Europese politiek en geschiedenis in het onderwijsprogramma van iedere lidstaat ter consolidering van Europese waarden, en van ontwikkeling van de richting Europese Studies in de studieprogramma’s van universiteiten; verzoekt de Commissie om financiële steun om deze projecten te stimuleren; doet een beroep op de lidstaten om een schoolcursus te stimuleren over de geschiedenis van de Europese integratie en de werking van de EU om de basis van gemeenschappelijke Europese kennis te vormen;

    23.

    benadrukt dat burgereducatie een bijzondere rol speelt als essentiële drijvende kracht van actief burgerschap; merkt op dat een actief model van burgereducatie moet worden ondersteund dat jonge mensen de kans biedt rechtstreeks deel te nemen aan het openbare leven en in contact te komen met hun politieke vertegenwoordigers op nationaal niveau, op lokaal niveau en ook op Europees niveau, met vertegenwoordigers van ngo’s en met burgerinitiatieven; suggereert dat de Commissie proefprojecten ondersteunt om dit model van burgereducatie in de lidstaten te bevorderen;

    24.

    beveelt aan om programma’s zoals Erasmus, Leonardo da Vinci, Grundtvig en Comenius beter te promoten, door meer informatie te verstrekken, en beter te organiseren ten einde zoveel mogelijk mensen te motiveren om hieraan deel te nemen, de deelname van minder welvarende burgers te vergemakkelijken en hun mobiliteit binnen de EU te vergroten; vestigt de aandacht op het feit dat juist deze programma’s een zeer positieve weerklank vinden bij jongeren en een belangrijke bijdrage leveren tot het welslagen van de Europese integratie;

    25.

    is verheugd over bovengenoemde mededeling van de Commissie van 21 december 2007 waarin duidelijke doelstellingen worden uiteengezet over de wijze waarop de Europa-website kan worden veranderd in een op dienstverlening gerichte web 2.0-site; dringt er bij de Commissie op aan om de volledige inrichting van de nieuwe site in 2009 te voltooien en is van mening dat de nieuwe website een forum aan de burgers moet bieden om hun meningen uit te wisselen en aan online-enquêtes deel te nemen, waar alle ngo’s, overheidsinstellingen en individuen hun ervaringen met de communicatieprojecten van de EU kunnen delen; doet een beroep op de Commissie om de ervaringen van de begunstigden van de in het kader van Plan D gefinancierde activiteiten te verzamelen en op deze website bekend te maken;

    26.

    is verheugd over het idee van EU Tube, aangezien dit met bijna 1,7 miljoen kijkers een uniek instrument is waarmee het beleid van de EU onder de aandacht van internetgebruikers kan worden gebracht; doet tevens een beroep op de Commissie om richtsnoeren inzake doelmatige internetcampagnes op te stellen en deze met andere instellingen van de EU te delen;

    27.

    verzoekt de Commissie met klem om beter gebruik te maken van het op Europe by Satellite beschikbare audiovisuele materiaal door links te leggen met plaatselijke televisiezenders en gemeenschapsmedia die belangstelling hebben voor dergelijk materiaal, ten einde een groter publiek te bereiken;

    28.

    beschouwt het Europe Direct-netwerk als een belangrijk middel om vragen van de burgers via mail of een gratis telefoongesprek vanaf elke plek in de EU te beantwoorden, een instrument waaraan meer ruchtbaarheid zou moeten worden gegeven;

    29.

    meent dat de beleidsterreinen van de consumentenbescherming en de interne markt van het allergrootste belang zijn bij het communiceren over Europa met consumenten en ondernemingen; roept de lidstaten op zich intensiever toe te leggen op het communiceren over de voordelen van de gemeenschappelijke markt op nationaal, regionaal en lokaal niveau; roept de Commissie en de lidstaten op tot het bevorderen en versterken van interactieve communicatie en informatie met het oog op een effectieve dialoog tussen consumenten, ondernemingen en instellingen, met behulp van diverse elektronische middelen van de recentste technologie, en tot het stimuleren van e-handel;

    30.

    verzoekt de Commissie haar inspanningen met het oog op de coördinatie van consumenteneducatie en -voorlichting inzake rechten en verplichtingen van de consumenten te intensiveren door haar financiële en personele middelen te versterken; roept de lidstaten ertoe op de voor het netwerk van Europese consumentencentra bestemde financiële en menselijke middelen uit te breiden, teneinde het bewustzijn te vergroten en de naleving van de rechten van de consument in de EU te garanderen en spoort de lidstaten ertoe aan zich in te spannen om de financiële kennis van consumenten te vergroten, in verband met de huidige wereldwijde financiële crisis en de toenemende schuldenlast van consumenten, met name wat betreft hun rechten en verplichtingen en de middelen waarover ze beschikken om te worden vergoed op het gebied van spaartegoeden en leningen;

    31.

    roept lidstaten op tot het verhogen van de personele en financiële middelen die worden uitgetrokken voor het SOLVIT-netwerk, met behulp waarvan problemen die zijn ontstaan door het onjuist of niet toepassen van communautaire wetgeving gratis kunnen worden opgelost; verzoekt de Commissie de stroomlijning van diverse diensten die voorlichting en advies geven over de gemeenschappelijke markt, te bespoedigen; ondersteunt derhalve de in de mededeling van de Commissie van 20 november 2007, getiteld „Een interne markt voor het Europa van de 21ste eeuw” (COM(2007)0724) vervatte notie van een geïntegreerde aanpak bij het verschaffen van diensten voor bijstand op het gebied van de interne markt, door een webpagina met enkelvoudige toegang op te zetten; neemt nota van de initiatieven van de Commissie voor verlichting van de administratieve lasten en betere regelgeving; pleit in het bijzonder voor betere ondersteuning van de mkb’s, die een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de werkgelegenheid in Europa;

    32.

    merkt op dat een Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk de Europese instellingen een ideale gelegenheid zou bieden om in contact te komen met de burgers; wijst erop dat er in de EU meer dan 100 miljoen vrijwilligers zijn, en verzoekt de Commissie voorbereidingen te treffen door zo spoedig mogelijk een passend wetsvoorstel in te dienen zodat 2011 tot Europees Jaar van het Vrijwilligerswerk kan worden uitgeroepen;

    33.

    benadrukt dat het van belang is rekening te houden met de mening van de burgers over Europa als speler op het wereldtoneel, met name gezien de steeds vooraanstaander rol die het Europees Parlement in dit opzicht speelt; moedigt daarom de betrokkenheid aan van leden van het Europees Parlement en leden van de Raad bij bezoeken die leden van de Commissie afleggen in het kader van „Plan D”, daar zij een belangrijke rol spelen bij het leggen van contacten met nationale parlementen, maatschappelijke organisaties, zakenwereld en vakbondsleiders, en regionale en plaatselijke overheden in lidstaten;

    34.

    is ingenomen met het feit dat de interesse voor het Europese project wereldwijd toeneemt, en dat de Europese Unie en haar burgers zich ook steeds meer bewust worden van de voordelen van het delen van hun supranationale ervaringen met andere landen en regio’s, in het bijzonder met de buurlanden van de Europese Unie; verzoekt de Commissie dan ook om via haar delegaties in derde landen manieren te ontwikkelen om de burgers van deze landen te bereiken en ze over de mogelijkheden in de Europese Unie te informeren, bijvoorbeeld met betrekking tot media en andere vormen van cultuur, onderwijs, taalverwerving en mobiliteits- of uitwisselingsprogramma’s zoals Erasmus Mundus;

    35.

    merkt op dat, vooral in het kader van de stijging van het aantal burgers van derde landen in de EU en het ontstaan van multiculturele maatschappijen, waaraan zij ook hebben bijgedragen, aan immigranten meer bijstand zou moeten worden verleend bij hun integratie in de EU door hen concrete toegang te verlenen tot informatie over het burgerschap van de Unie; dit zou bereikt kunnen worden door bijvoorbeeld het partnerschap te versterken tussen verschillende bestuurslagen (lokaal, regionaal en nationaal) en niet-gouvernementele actoren (zoals werkgeversorganisaties, maatschappelijke organisaties, migrantenverenigingen, de media en ngo’s die migranten steunen); is van mening dat een geslaagde integratie de verdere ontwikkeling van een multicultureel Europees bewustzijn op basis van tolerantie, dialoog en gelijkheid zal ondersteunen;

    36.

    vraagt de Commissie programma’s en campagnes te ondersteunen (zoals bijvoorbeeld „De wereld door de ogen van de vrouw”) om vrouwen aan te moedigen op sociaal, politiek en cultureel vlak actiever te worden, met inachtneming van hun rol in de dialoog tussen de generaties en de duurzaamheid en welvaart van de samenleving; vraagt om meisjes en vrouwen beter over het Europees burgerschap en de rechten die eraan verbonden zijn te informeren, vooral in sociaal en geografisch geïsoleerde gebieden; wijst er met nadruk op dat de informatiecampagnes tot doel moeten hebben om de vrouwen beter aan het politiek leven en het besluitvormingsproces te laten deelnemen; wijst erop dat er maatregelen nodig zijn om de digitale kloof tussen man en vrouw te dichten, zodat de vrouw de middelen krijgt om onder gelijke voorwaarden aan de dialoog over Europa deel te nemen; feliciteert de Commissie met de keuze van de projecten die ze door tussenkomst van haar vertegenwoordigingen in het kader van het Plan D mee financiert, en die een groot aantal vrouwenorganisaties en projecten voor de vrouw omvatten; wijst er met nadruk op dat de actieve belangstelling van de burger in kwesties als geweld tussen man en vrouw of mensenhandel aanmoediging verdient, omdat maatschappelijke betrokkenheid onontbeerlijk is om oplossingen naderbij te brengen; erkent de vrouwelijke vaardigheid om problemen op te lossen en conflicten te slechten, en dringt er bij de Commissie op aan om meer vrouwen in taak- en werkgroepen op te nemen die zich met de problemen van gezinsleven, kinderzorg, opvoeding en onderwijs, enz. bezighouden;

    *

    * *

    37.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Europese Raad, de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, de Rekenkamer, het Comité van de Regio’s, het Europees Economisch en Sociaal Comité, alsmede aan de regeringen en parlementen van de lidstaten.


    (1)  PB C 13 van 20.1.2009, blz. 3.

    (2)  PB L 378 van 27.12.2006, blz. 32.

    (3)  PB C 314 E van 21.12.2006, blz. 369.

    (4)  PB C 92 E van 20.4.2006, blz. 403.


    Top