EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52009IP0013

Openbare financiën in de EMU - 2007 en 2008 Resolutie van het Europees Parlement van 13 januari 2009 over openbare financiën in de EMU - 2007-2008 (2008/2244(INI))

PB C 46E van 24.2.2010, p. 38–45 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

24.2.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 46/38


Openbare financiën in de EMU - 2007 en 2008

P6_TA(2009)0013

Resolutie van het Europees Parlement van 13 januari 2009 over openbare financiën in de EMU - 2007-2008 (2008/2244(INI))

(2010/C 46 E/06)

Het Europees Parlement,

gezien de mededeling van de Commissie van 24 juni 2008 over openbare financiën in de EMU 2008 – De rol van de kwaliteit van de openbare financiën in het governance-kader van de EU (COM(2008)0387),

gezien de mededeling van de Commissie van 13 juni 2007 over openbare financiën in de EMU 2007 – Waarborgen van de doeltreffendheid van het preventieve deel van het SGP (COM(2007)0316),

gezien de mededeling van de Commissie van 7 mei 2008 – Tien jaar Economische en Monetaire Unie: successen, knelpunten en nieuwe uitdagingen (COM(2008)0238),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 26 april 2007 over openbare financiën in de EMU 2006 (1),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 22 februari 2005 over openbare financiën in de EMU 2004 (2),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 12 juli 2007 over het jaarverslag 2007 over de eurozone (3),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 november 2006 over het jaarverslag 2006 over de eurozone (4),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 februari 2008 over de inbreng op de voorjaarszitting 2008 van de Raad met betrekking tot de strategie van Lissabon (5),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 november 2007 over de belangen van Europa: succes boeken in het tijdperk van globalisering (6),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 15 februari 2007 over de situatie van de Europese economie: voorbereidend verslag over de globale richtsnoeren voor het economisch beleid voor 2007 (7),

gezien de mededeling van de Commissie van 25 oktober 2005 – Bijdrage van het belasting- en douanebeleid tot de Lissabon-strategie (COM(2005)0532) en de resolutie hierover van het Europees Parlement van 24 oktober 2007 (8),

onder verwijzing naar zijn resolutie van 3 juli 2003 over gender budgetting - het opstellen van overheidsbegrotingen vanuit een genderperspectief (9),

gezien de resolutie van de Europese Raad betreffende de coördinatie van het beleid in de derde fase van de EMU en betreffende de artikelen 109 en 109b van het EG-Verdrag, die gehecht is aan de conclusies van het voorzitterschap na afloop van de Europese Raad in Luxemburg op 12 en 13 december 1997,

gezien de conclusies van het Voorzitterschap na de bijeenkomst van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008 en de conclusies van de buitengewone vergadering van de Ecofin- Raad van 16 december 2008 ten aanzien van de beheersing van de financiële crisis,

gezien de conclusies van de Ecofin-Raad van 4 november 2008 over de internationale initiatieven als reactie op de financiële crisis en de voorbereidingen van de wereldtop over de financiële crisis,

gezien de mededeling van de Commissie van 29 oktober 2008 getiteld „Van financiële crisis naar herstel: Een Europees actiekader” (COM(2008)0706),

gezien de conclusies van het voorzitterschap na afloop van de Europese Raad in Brussel van 15 en 16 oktober 2008 omtrent sterkere regulering en scherper toezicht voor de financiële markten,

gelet op de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de Eurogroep op 12 oktober 2008 voor vaststelling van een gecoördineerd reddingsplan in reactie op de economische crisis,

gezien de conclusies van de Ecofin-Raad van 7 oktober 2008 over de onmiddellijke reacties op de financiële turbulentie en de resolutie van het Parlement van 22 oktober 2008 over de Europese Raad van 15 en 16 oktober 2008 (10),

gezien de conclusies van de Ecofin-Raad van 14 mei 2008 over de waarborg van toekomstige doeltreffendheid en doelmatigheid van sociale uitgaven en perspectieven met betrekking tot de kwaliteitsanalyse van openbare financiën,

gezien de conclusies van de Ecofin-Raad van 9 oktober 2007 over de kwaliteit van de openbare financiën en de modernisering van het overheidsapparaat,

gezien de conclusies van de Ecofin-Raad van 10 oktober 2006 over de kwaliteit van openbare financiën,

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken (A6-0507/2008),

A.

overwegende dat openbare financiën van hoge kwaliteit en gericht op duurzame ontwikkeling duiden op een commitment jegens toekomstige generaties, hetgeen bijzonder belangrijk is in deze tijden van grote turbulentie op de markten,

B.

overwegende dat een op communautair niveau, met name binnen de Eurozone gecoördineerd kwaliteitsbeleid met betrekking tot de openbare financiën nodig is, dat volgens gemeenschappelijke en homogene mechanismen wordt ontwikkeld en geëvalueerd, en gericht is op groei over langere termijn, om de uitdagingen van de demografische veranderingen, de globalisering en de klimaatsverandering aan te kunnen,

C.

overwegende dat de openbare financiën bedoeld zijn om steun te bieden aan het macro-economische bestel, te voorzien in openbare diensten en goederen, en het falen van de markt (market failures) en externe gevolgen op te vangen,

D.

overwegende dat een conceptueel en operationeel kader voor de kwaliteit van op groei gerichte openbare financiën, waarbij de groei als uiteindelijke maatstaf moet gelden voor de kwaliteitsbeoordeling, niet los kan worden gezien van de overweging dat het begrotings- en het uitgavenbeleid van de lidstaten gericht moeten zijn op handhaving en vernieuwing van de verzorgingsstaat, dekking van het sociale zekerheidsstelsel en herverdeling van inkomsten,

E.

overwegende dat het lage peil van overheidsinvesteringen in de Europese Unie (minder dan 3% van het BBP) en de versnippering daarvan, ongunstig uitwerken op de nagestreefde duurzame groei op lange termijn, die juist gerichte en geprioriseerde overheidsuitgaven vereist,

F.

overwegende dat het nodig en wenselijk is de analyse, de evaluatie en de vooruitzichten van de duurzaamheid van de openbare financiën vanuit een genderperspectief te bezien,

Veranderingen in de economische trends in de periode van 2007 tot 2008 – de economische en financiële crisis en vooruitzichten

1.

merkt op dat analyse van de toestand van de openbare financiën in 2007 en het eerste deel van 2008 duidelijk een verandering in de economische trend en, volgens de laatste voorspellingen, een naderende recessie, gepaard met een voortdurend laag inflatiepercentage en toenemende inkomensongelijkheid laat zien;

2.

uit zijn bezorgdheid over de moeilijke economische en financiële situatie die zich op dit moment in Europa en de wereld voordoet en die een ongekende instabiliteit met zich brengt, en wijst op de nieuwe dynamiek die zich ontwikkelt in de verhouding tussen de publieke en de particuliere sector en de veranderingen in monetair en economisch beleid, nu bij alle marktfalen en gebrek aan regels en toezicht, het overheidsingrijpen weer een centrale functie krijgt, soms in de vorm van regelrechte nationalisatie;

3.

wijst erop dat de crisis in strategische sectoren, vooral de financiële en de vervoerssector, aanzet tot overheidsinvesteringen in overnames, zonder dat ernaar wordt gestreefd zulke reddingsoperaties te beperken tot wat strikt noodzakelijk is om de Europese economie te ondersteunen en te ontwikkelen, en zeker te stellen dat die operaties niet louter nationale belangen dienen;

4.

is van mening dat de Commissie en de lidstaten dienen te zorgen voor een behoorlijke evaluatie van de repercussies op de openbare financiën van de overheidssteun en participatie in belangrijke industrieën en de financiële en de kredietsector; acht het tevens wenselijk dat die repercussies worden beoordeeld in relatie tot mededinging, de werking van de interne markt en het bewaren van een gelijk speelveld;

5.

benadrukt dat het gewijzigde Stabiliteits- en Groeipact (SGP) nu reeds optreden mogelijk maakt in bijzonder ernstige situaties en dat financiële consolidatie en de in stabiliteits- en convergentieprogramma's vastgelegde doelstellingen van fundamenteel belang blijven voor de vooruitzichten van herstel en groei; sluit zich in dit verband volledig aan bij de meest recente conclusies van het Voorzitterschap na de bijeenkomst van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008, waarin de nadruk werd gelegd op zowel de flexibiliteit als de houdbaarheid van de openbare financiën, in het belang van een snel en doorzettend economisch herstel;

6.

wijst op het belang van een op communautair niveau gecoördineerde aanpak van belastingontduiking en belastingparadijzen – in het belang van de bevolking, de belastingbetaler en de overheidsfinanciën – vooral op een moment dat de financiële consolidatie en het staatsschuldniveau ongunstig dreigen te worden beïnvloed door de aanzienlijke overheidsinvesteringen ter ondersteuning van belangrijke financiële en industriële partijen;

7.

benadrukt dat het ook voor de burgers, de belastingbetalers en de staatsbegrotingen van belang is dat iedere interventie en aanwending van overheidsmiddelen voor de redding van financiële organisaties gepaard gaat met behoorlijk toezicht, concrete verbeteringen in de governance en de zakelijke gedragslijn van de onderneming of instelling, strakke grenzen aan de bedragen die aan de bestuurders worden uitbetaald en een duidelijke verantwoording tegenover de overheidsautoriteiten; acht het in dit verband zinvol als de Commissie de uitvaardiging van richtsnoeren bevordert met het oog op een consistente en gecoördineerde uitvoering van de verschillende nationale actieplannen;

8.

is van mening dat de grootschalige overheidsinterventie in diverse lidstaten ter redding en ondersteuning van het bankwezen en de financiële industrie duidelijke repercussies zal hebben voor de openbare financiën en de particuliere inkomens; acht het daarom noodzakelijk dat de belastingdruk naar redelijkheid en billijkheid over alle belastingbetalers wordt gespreid, hetgeen betekent dat enerzijds bij alle financiële actoren een passende belasting wordt geheven en anderzijds een geleidelijke, maar forse, vermindering van de belastingdruk wordt geboden aan de midden- en lagere inkomens en pensioenen – door middel van belastingaftrek, herziening van tarieven en compensatie voor trage fiscale afhandeling – dit alles zodanig dat de armoede, en niet alleen de extreme armoede, wordt teruggedrongen, de consumptie en de vraag worden gestimuleerd, in anticyclische reactie op de huidige economische crisis die dreigt uit te lopen op een recessie;

9.

benadrukt dat het Europese macro economische beleid moet zorgen voor een snelle en gecoördineerde reactie op de gevaren van recessie en financiële instabiliteit, en dringt er bij de Commissie en de lidstaten – met name die in de eurozone - op aan een intelligent en doelgericht gebruik te maken van de flexibiliteit die het SGP biedt alsmede geschikte anticyclische mechanismen die zijn gericht op structurele verandering, efficiënte allocatie van overheidsmiddelen, herstructurering van de overheidsuitgaven en investeringen in groei overeenkomstig de doelstellingen van Lissabon, dit alles met speciale aandacht voor de rol van het midden- en kleinbedrijf;

10.

benadrukt in dit verband dat een gemeenschappelijke aanpak nodig is, vooral binnen de eurozone, voor het loonbeleid, om te zorgen voor loonsverhoging in overeenstemming met de feitelijke inflatie en productiviteit, omdat belasting- en loonbeleid een krachtige en effectieve hefboomwerking hebben op de vraag, en voor economische stabiliteit en groei;

11.

is verheugd over het feit dat zich besluitvormingscentra beginnen te vormen waarin de eurogroep optreedt als het (primaire) orgaan van politieke en economische coördinatie dat snelle reacties en gezamenlijke strategieën bepaalt, niet alleen in antwoord op de economische en financiële crisis, maar ook om het macro-economisch beleid en de gemeenschappelijke investeringen nieuwe impuls te geven teneinde de groeivooruitzichten te stimuleren, ernstige repercussies voor de openbare financiën en de financiële stabiliteit in de Europese Unie te voorkomen en een beter evenwicht te helpen tot stand brengen tussen economisch en monetair beleid in de Europese Unie;

12.

pleit voor invoering van een systeem van verplichte consultatie en coördinatie tussen de Commissie en de lidstaten – met name de leden van de eurogroep – voordat er belangrijke economische maatregelen worden aangenomen, met name maatregelen tegen de fluctuaties van de prijzen van energie, grondstoffen en levensmiddelen;

Houdbaarheid van openbare financiën en de effectiviteit van het preventieve deel van het SGP

13.

acht de houdbaarheid van de openbare financiën een noodzakelijke en prioritaire voorwaarde, niet alleen voor de stabiliteit en groei en de formulering van het beleid op macro-economisch, sociaal, milieu- en werkgelegenheidsgebied in elke EU-lidstaat, maar ook van het Europese sociaal model, wezenlijk voor de ontwikkeling van de Europese Unie;

14.

uit zijn diepe bezorgdheid over de directe consequenties van de huidige internationale financiële crisis voor de houdbaarheid en kwaliteit van de openbare financiën in de lidstaten; uit zijn bijzondere bezorgdheid over de weerslag van die crisis op de reële economie en de betalingsbalans van de nieuwe lidstaten, die niet tot de eurozone behoren en die een scherpe daling zien in de directe buitenlandse investeringen;

15.

legt de nadruk op het feit dat de begrotingstekorten en staatsschulden de groei aantasten doordat zij de speelruimte van de lidstaten in tijden van crisis beperken, roept de EU-lidstaten op tot grotere inspanningen op het gebied van begrotingsconsolidatie en het terugdringen van de staatsschuld gedurende perioden van groei als voorwaarde voor een gezonde, competitieve en houdbare Europese economie, herinnert er tevens aan dat slecht opgezette maatregelen om het begrotingstekort en de staatsschuld terug te dringen, zoals het willekeurig bezuinigen op publieke investeringen, negatieve gevolgen hebben op de groeiperspectieven voor de langere termijn;

16.

wijst erop dat, in de nieuwe internationale omstandigheden als gevolg van de huidige financiële crisis en bij de economische terugval die al gevolgen voor de werkgelegenheid en de groei in de eurozone begint te hebben, oplopende tekorten moeilijk te vermijden zijn; stelt daarom voor dat de lidstaten gerichter gebruik maken van de flexibiliteit die het SGP biedt, om economisch herstel en groei te stimuleren; wijst op de budgettaire consequenties van de huidige financiële crisis, en vraagt de Commissie na te gaan welke effecten het gebruik van overheidsmiddelen voor de redding van nationale financiële instellingen op de openbare financiën van de lidstaten heeft; vraagt de Commissie te onderzoeken welke effecten in de huidige context van de SGP criteria uitgaan, nu de economische groei vertraagt en verschillende lidstaten een recessie tegemoet zien; verlangt ook een evaluatie van de effecten van de stijgende kredietkosten op de staatsschuld van de lidstaten;

17.

stelt vast dat het gewijzigde SGP goed functioneert, is van mening dat het preventieve deel van het SGP in de afgelopen jaren bevredigend is toegepast en onderstreept het belang van het preventieve deel van het SGP als essentieel instrument voor de houdbaarheid en de convergentie van het financiële beleid van de EU-lidstaten, in het bijzonder de lidstaten in de eurozone;

18.

deelt de mening van de Commissie over het belang van het preventieve deel van het SGP, over steun en aansporingen aan de lidstaten en de uitwisseling van beste praktijken; stemt er met name mee in dat het preventieve deel moet berusten op een middellangetermijnaanpak van het begrotingsbeleid en op coördinatie op communautair niveau, omdat voor doelmatig optreden een gedeeld inzicht in de uitdagingen voor het economisch en budgettair beleid in de Europese Unie nodig is, evenals een sterke politieke motivatie om deze uitdagingen met gelijkgerichte anticyclische ingrepen aan te gaan;

19.

benadrukt het belang van de middellangetermijndoelstelling (MTD) als specifieke begrotingsdoelstelling, gekoppeld aan economisch, fiscaal, en inkomensbeleid dat moet worden gerealiseerd aan de hand van een macro-economische dialoog, moet worden aangepast aan de specifieke realiteit van elke EU-lidstaat en moet worden uitgezet voor meerdere jaren; spoort de EU-lidstaten aan de geloofwaardigheid en de legitimiteit van de MTD te versterken op zowel nationaal niveau, middels een sterkere betrokkenheid van de overheidsinstanties, de nationale parlementen en de sociale partners (national ownership), als op lokaal niveau, via sub-national public finance door de vaststelling van regionale varianten van het SGP en de MTD, waarbij rekening wordt gehouden met de doorwerking van lokale publieke uitgaven en investeringen op de openbare financiën op nationaal niveau en op de groeiperspectieven voor de verschillende landen;

20.

hecht fundamenteel belang aan consistentie tussen de meerjarige begrotingsprogramma's en de opstelling en uitvoering van jaarlijkse begrotingen; dringt bij de lidstaten aan op meer strengheid bij de opstelling van hun macro economische vooruitzichten en nauwere samenwerking bij het formuleren van de criteria, de tijdschema's en de doelstellingen voor hun meerjarige uitgavenkaders, om te komen tot meer efficiëntie en betere resultaten van het begrotings- en macro economisch beleid op communautair niveau;

21.

wijst erop dat de lidstaten nog meer structurele hervormingen en meer begrotingsdiscipline nodig hebben, evenals anticyclische beleidsmaatregelen, waarbij begrotingstekorten in tijden van economische groei moeten worden verminderd, zodat zij beter voorbereid zijn om negatieve externe schokken op te vangen;

22.

hecht nadrukkelijk belang aan de opstelling van macro-economische plannen voor de opvang van externe schokken (zoals de financiële hypotheekcrisis), waarin niet alleen wordt gelet op de situatie in de eurozone, maar ook op die in de inhaaleconomieën van de Europese Unie;

Openbare financiën - een cruciaal onderdeel van een bredere en completere economische benadering

23.

herinnert eraan dat bij de centrale doelstelling van gezonde en geconsolideerde openbare financiën zowel rekening moet worden gehouden met de verplichtingen van het hernieuwde SGP als met het perspectief van ontwikkeling, groei en concurrentievermogen van de Lissabonstrategie waarbij niet alleen structurele hervormingen vereist zijn maar ook een structuur van overheidsuitgaven en van belastingheffing die een ondersteuning vormen voor investeringen (in human capital, onderzoek en innovatie, vorming en onderwijs, waaronder hoger onderwijs, gezondheid, infrastructuur, milieu, veiligheid en justitie), en voor herverdeling van inkomens met het oog op de bevordering van sociale cohesie en werkgelegenheid;

24.

benadrukt het belang van overheidsbegrotingsdoelstellingen, gedefinieerd volgens de geïntegreerde richtlijnen van de nieuwe Lissabon-cyclus, waarin stabiliteits- en convergentieprogramma's op coherente en organische wijze zijn gekoppeld aan nationale hervormingsplannen; is ervan overtuigd dat de toegevoegde waarde van gezonde, op groei georiënteerde Europese openbare financiën – met name in de eurozone – vorm moet krijgen middels een Europese politiek van de investeringen in publieke infrastructuur, gedefinieerd en gecoördineerd op basis van gedeelde doelstellingen, investeringen die naast financiering uit nationale begrotingen en (deels) uit de begroting van de Unie ook kunnen worden gefinancierd met nieuwe Europese instrumenten (zoals Eurobond of het Europees Investeringsfonds) die zijn opgesteld ter bevordering van de groei, de productiviteit en het concurrentievermogen van de Europese Unie en de eurozone in een internationale context;

25.

acht de invoering zinvol van een verplicht mechanisme voor raadpleging van de nationale parlementen, naast het Europees Parlement, met het oog op een gecoördineerde uitwerking van de stabiliteits- en convergentieprogramma's ingevolge het SGP, en van nationale hervormingsprogramma's ingevolge de geïntegreerde richtsnoeren van Lissabon, zodanig dat deze tezamen gebundeld worden gepresenteerd, eventueel elk jaar in de herfst;

26.

is het erover eens dat demografische veranderingen de noodzaak vergroten van structurele hervormingen, in het bijzonder hervormingen van het pensioenbeleid, de gezondheidszorg en langdurige zorg (long term care) en signaleert dat alleen aandacht voor vergrijzing (en voor het teruglopen van het geboortecijfer) onvoldoende zou zijn als niet daarnaast ook rekening wordt gehouden met de invloed van globalisering met inbegrip van de onstuitbare migratiestroom uit derde landen, die niet alleen wordt bepaald door economische motieven maar ook het gevolg is van oorlogen en klimaatrampen waarvoor mensen op de vlucht slaan;

27.

herinnert aan het belang van werkgelegenheidsbeleid en sociale integratie, naar behoren rekening houdend met de behoeften al naargelang van generatie, geslacht of bevolking en geënt op het principe van flexicurity, van proactief beleid kortom ter ondersteuning van lonen en inkomsten middels een sociale dialoog, waarbij verhoging van de productiviteit een centrale plaats krijgt, zonder dat daarbij de noodzakelijke maatregelen ter bescherming van de pensioenen worden veronachtzaamd, gegeven het feit dat ontoereikende pensioenen niet alleen een sociaal probleem vormen maar ook een verhoging van de sociale zekerheidsuitgaven met zich meebrengen en als gevolg daarvan hogere kosten van de openbare financiën;

28.

meent dat de financiële markten en de financiële diensten die tot de beleidsvelden van de Lissabon-strategie behoren, verankerd dienen te zijn in de financiële stabiliteit en toezichtsmechanismen die een waarborg bieden voor bescherming tegen ongunstige repercussies op groei en openbare financiën; uit zijn bezorgdheid over de aanwijzingen voor een zodanig gebruik van derivaten en nieuwe financiële instrumenten, met name door plaatselijke overheden, dat dit voor plaatselijke gemeenschappen ruïneus kan uitpakken;

29.

acht een nieuwe, systematische en tussen de lidstaten - vooral de landen in de eurozone - gecoördineerde, benadering van de openbare financiën nodig, die gericht moet zijn op economische groei (en groeipotentieel) over langere termijn en die haar middelpunt heeft in een multidimensioneel kader voor het bepalen en meten van de kwaliteit van openbare financiën, dat de Europese economie in staat moet stellen externe schokken te verdragen, de demografische uitdagingen en de internationale concurrentie te trotseren, en de sociale gelijkheid en cohesie te waarborgen;

Kwaliteit van de openbare financiën: ontvangsten en uitgaven

30.

acht het van fundamenteel belang dat de EU-lidstaten trachten een SGP te implementeren dat convergent is en gebaseerd op een beoordelingsmethode die indicatoren en doelstellingen omvat, bij de uitwerking en definitie waarvan zowel de nationale parlementen als het Europees Parlement betrokken worden; acht het voorstel van de Commissie nuttig en richt zich op een beoordelingssysteem voor het begrotingsbeleid dat zich concentreert op specifieke aspecten zoals de samenstelling, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van overheidsuitgaven, de structuur en de doelmatigheid van het systeem van overheidsontvangsten, doeltreffendheid en kwaliteit van het overheidsapparaat, een goed budgettair management en een methode voor het coördineren van SGP tussen de EU-lidstaten; verlangt een betere vergelijkbaarheid van de nationale begrotingen om aan deze doestellingen te kunnen voldoen;

31.

moedigt de EU-lidstaten aan om SGP-beleid te implementeren in combinatie met een beoordelingssysteem voor het begrotingsbeleid – zoals performance-based budgetting (PBB) naar het model van de OESO – dat tot doel heeft te komen tot een verhoging van de kwaliteit van de overheidsuitgaven door een versterking van de terugkoppeling tussen de toewijzing van middelen en de resultaten die eruit voortkomen; stelt dat een goed voorbeeld van PBB te zien is in gender budgetting, een methode die het Parlement zelf wenselijk acht en stimuleert, die in verschillende EU-lidstaten op lokaal en centraal niveau in - meer of mindere mate wordt toegepast en die - ook op Europees niveau consistenter moet worden geïmplementeerd, vraagt de Commissie om PBB-methoden, -richtsnoeren en -indicatoren te ontwikkelen waardoor een vergelijking en een harmonisatie van financieel en macro-economisch beleid van de verschillende lidstaten mogelijk wordt, in de overtuiging dat dit noopt tot een grotere betrokkenheid en dus een groter verantwoordelijkheidsgevoel bij goed geïnformeerde burgers;

32.

waardeert de door de Commissie geïnitieerde gedachtegang over de wijze waarop kwaliteit, doeltreffendheid en doelmatigheid kunnen worden ingevoerd in het ontvangstenstelsel; is van mening dat de hervormingen van het belastingstelsel van de EU-lidstaten alleen kunnen leiden tot meer groei als deze hervormingen naar behoren rekening houden met de specifieke condities van het institutionele en administratieve stelsel, het productiesysteem en de arbeidsmarkt (specifiek de arbeidsparticipatie en het aandeel van de „ondergrondse” economie) in elke lidstaat;

33.

herinnert aan de bestaande verschillen tussen de EU-lidstaten in termen van belastingdruk en belastingstructuur; onderkent de moeilijkheid om een homogene belastinghervorming op te stellen die tot meer groei leidt – gelet op de voordelen (een verbreding van de grondslag) en de nadelen (verzwakking van het beginsel van belastingprogressie) die zijn verbonden aan een overgang van directe naar indirecte consumptiebelasting; benadrukt evenwel dat een aantal gemeenschappelijke belastinghervormingsmaatregelen er op communautair niveau voor kunnen zorgen dat de efficiëntie van het belastingstelsel aanzienlijk verbetert en de belastinginkomsten aanzienlijk stijgen, de werkgelegenheid toeneemt, distorsies verminderen en de groei toeneemt, zoals onder meer:

de invoering van een bredere belastinggrondslag (en lagere belastingtarieven) waarmee de distorsies verminderen en de ontvangsten stijgen,

de verlaging van de belasting op werk door middel van een eerlijke verdeling van de belastingdruk tussen de verschillende groepen belastingplichtigen; een reorganisatie van het systeem van fiscale stimulering en belastingverlagingen, en in het bijzonder de verschuiving naar andere factoren en/of sectoren;

34.

vestigt de aandacht op het feit dat belastinghervormingen die gericht zijn op gezonde openbare financiën, groei, doeltreffendheid, vereenvoudiging, het wegnemen van verstorende factoren en de strijd tegen belastingontduiking en belastingparadijzen des te doelmatiger werken als ze worden gecoördineerd en geconsolideerd tussen de EU-lidstaten – in het bijzonder de lidstaten in de eurozone – waarbij rekening wordt gehouden met het ontwikkelingspotentieel en het concurrentievermogen van de interne markt;

35.

35vestigt de aandacht op de cruciale kwestie van een samenstelling van de overheidsuitgaven gericht op duurzame groei, benadrukt dat de kwaliteit en de doelmatigheid van investeringen in infrastructuur en human capital, met primaire aandacht voor diensten die het algemeen belang dienen op basis van een vooraf opgestelde definitie van de behoeften van de maatschappij en de samenstelling van de bevolking, en met speciale aandacht voor genderbeleid en demografische verschuivingen, bijdragen tot een verhoging van de productiviteit en het concurrentievermogen van de Europese economie; wijst erop dat de druk op sociale en gezondheidsdiensten die wordt veroorzaakt door de vergrijzing van de bevolking, kan worden verlicht door investeringen in gezondheidsvoorlichting; benadrukt de noodzaak van een herziening van de overheidsuitgaven door middel van een reallocatie van de begrotingsposten naar groeiversterkende sectoren, met een doeltreffender en doelmatiger gebruik van openbare middelen en een adequaat geïntegreerd publiekprivaat netwerk;

36.

wijst op de noodzaak van hervorming en modernisering van de overheidssector – de kern van het systeem van overheidsuitgaven en -ontvangsten – die voldoet aan criteria van doeltreffendheid, doelmatigheid, productiviteit, verantwoordelijkheid en beoordeling van resultaat, toegesneden op de structuur van het overheidssysteem en de centrale en lokale instellingen van de EU-lidstaten, waarbij op de juiste manier rekening wordt gehouden met de verplichtingen en kansen die voortvloeien uit het functioneren van de Europese Unie, dit alles op een manier die de publieke sector verbindt aan gezonde begrotingen en deze laat bijdragen aan het concurrentievermogen van de economie;

37.

legt de nadruk op de centrale rol van een goed begrotingsbeheer, gebaseerd op een stelsel van regels en procedures gericht op het bepalen van de voorbereiding, de uitvoering en de controle van de overheidsbegroting op middellange termijn waarbij wordt toegezien op zowel de begrotingsconsolidatie van de EU-lidstaten als op een reorganisatie van overheidsuitgaven in combinatie met een analyse van de context (communautair, nationaal en lokaal) en in combinatie met een definitie van doelstellingen waaronder een effectbeoordeling, voorafgaand en aan het eind, en de controle en beoordeling van het resultaat, de prestaties en de correctiemechanismen volgens het PBB-model; is van mening dat stappen moeten worden ondernomen om ervoor te zorgen dat de regels van de lidstaten op het gebied van fiscale governance homogeen zijn en aangepast aan de context, zowel wat de timing als wat de doelstellingen ervan betreft, in het bijzonder in de eurozone; is ook van mening dat deze regels op het gebied van fiscale governance gekoppeld moeten zijn aan economische governance, met het oog op de bevordering van gemeenschappelijke keuzen op het gebied van begroting, economie en investering, gericht op dezelfde doelstellingen, teneinde doelmatiger te zijn en een multiplicatoreffect te creëren, en significante resultaten te behalen, wat eens te meer noodzakelijk is in economisch moeilijke fasen als die van het moment; is van oordeel dat ongecoördineerde nationale maatregelen voor heropleving van de economie gevaar lopen tegen elkaar in te werken; meent daarom dat de nationale begrotingen moeten worden opgesteld aan de hand van gemeenschappelijke economische vooruitzichten en analyses;

38.

verzoekt de Commissie en de EU-lidstaten, op basis van het bovenstaande, een coördinatiemechanisme te ontwikkelen voor het toezicht op en de beoordeling van de kwaliteit van het begrotingsbeleid in de verschillende lidstaten, dat nauw verbonden is met de mechanismen van het SGP en uitvoering geeft aan de richtlijnen die zijn geïntegreerd in de Lissabonstrategie, op basis van een raamwerk voor kwaliteitsrapportage, het doorlichten van de SGP aan de hand van een PBB-systeem en de periodieke herwaardering van de SGP;

*

* *

39.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.


(1)  PB C 74 E van 20.3.2008, blz.780.

(2)  PB C 304 E van 1.12.2005, blz.132.

(3)  PB C 175 E van 10.7.2008, blz.569.

(4)  PB C 314 E van 21.12.2006, blz.125.

(5)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0057.

(6)  PB C 282 E van 6.11.2008, blz. 422.

(7)  PB C 287 E van 29.11.2007, blz.535.

(8)  PB C 263 E van 16.10.2008, blz. 441.

(9)  PB C 74 E van 24.3.2004, blz.746.

(10)  Aangenomen teksten, P6_TA(2008)0506.


Top