EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0820

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (Herschikking) {SEC(2008) 2962} {SEC(2008) 2963}

/* COM/2008/0820 def. - COD 2008/0243 */

52008PC0820




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 3.12.2008

COM(2008) 820 definitief

2008/0243 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend

(Herschikking)

{SEC(2008) 2962}{SEC(2008) 2963}

TOELICHTING

ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

- Motivering en doel van het voorstel

Dit voorstel behelst een herschikking van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna de "Dublinverordening" genoemd)[1].

Het evaluatieverslag van de Commissie over het Dublinsysteem van 6 juni 2007 (hierna: "het evaluatieverslag over Dublin" genoemd)[2] en de bijdragen van verschillende belanghebbenden in het kader van de raadpleging op basis van het groenboek[3] hebben een aantal tekortkomingen aan het licht gebracht ten aanzien van de efficiëntie van het systeem in zijn huidige vorm en het beschermingsniveau voor aanvragers van internationale bescherming die onder de Dublinprocedure vallen. De Commissie wil dan ook de Dublinverordening wijzigen, enerzijds om het systeem efficiënter te maken en anderzijds om ervoor zorgen dat de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat aan alle internationalebeschermingsbehoeften beantwoordt. Bovendien beoogt het voorstel, overeenkomstig het Asielbeleidsplan[4], een oplossing te bieden voor situaties waarin de opvangcapaciteit en het asielstelsel van bepaalde lidstaten zwaar onder druk staan en voor situaties waarin het beschermingsniveau voor aanvragers van internationale bescherming onvoldoende is.

Zoals aangekondigd in het Asielbeleidsplan, maakt dit voorstel deel uit van een eerste pakket maatregelen die moeten leiden tot meer harmonisatie en een hoger beschermingsniveau in het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het voorstel wordt tegelijk goedgekeurd met de herschikking van de Eurodac-verordening[5] en de herschikking van de richtlijn opvangvoorzieningen[6]. In 2009 zal de Commissie voorstellen de erkenningsrichtlijn[7] en de richtlijn asielprocedures[8] te wijzigen. Daarnaast zal de Commissie in het eerst kwartaal van 2009 voorstellen een Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken op te richten, dat de lidstaten moet helpen bij het nemen van asielbesluiten. Het ondersteuningsbureau zal tevens lidstaten waarvan het asielstelsel, voornamelijk als gevolg van hun ligging, onder druk staat, met specifieke deskundigheid en praktische ondersteuning helpen aan de voorschriften van het Gemeenschapsrecht te voldoen.

- Algemene context

In een gebied zonder controles aan de binnengrenzen was een procedure nodig om te bepalen wie er verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een van de lidstaten wordt ingediend, enerzijds om de toegang tot de procedures voor het al dan niet toekennen van de vluchtelingenstatus te waarborgen en een snelle behandeling van asielverzoeken mogelijk te maken, en anderzijds om te voorkomen dat de asielprocedures worden misbruikt door personen die in verschillende lidstaten een asielverzoek indienen, uitsluitend om hun verblijf in de lidstaten te verlengen.

Oorspronkelijk was de verantwoordelijkheid voor de behandeling van asielverzoeken geregeld bij de intergouvernementele Schengenuitvoeringsovereenkomst. Deze regeling werd later vervangen door de Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend, beter bekend als de "Overeenkomst van Dublin"[9]. Ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin werd Verordening (EG) nr. 2725/2000 van 11 december 2000 betreffende de instelling van "Eurodac" (een voor de gehele Gemeenschap bedoeld systeem voor de vergelijking van vingerafdrukken van asielzoekers) vastgesteld (hierna de "Eurodac-verordening" genoemd)[10].

In februari 2003 werd de Dublinverordening vastgesteld, om uitvoering te geven aan artikel 63, punt 1), onder a), van het EG-Verdrag, dat bepaalt dat de Dublinovereenkomst moet worden vervangen door een communautair rechtsinstrument, en om te voldoen aan de wens die in de conclusies van de Europese Raad van Tampere van oktober 1999 werd geformuleerd.

De Dublinverordening wordt beschouwd als de eerste hoeksteen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. De verordening was een aanzienlijke verbetering ten opzichte van de Overeenkomst van Dublin en bevatte ook een aantal vernieuwingen. De algemene beginselen bleven echter dezelfde, zoals het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een asielverzoek moet liggen bij de lidstaat die de belangrijkste rol speelt in de toegang tot en het verblijf in de lidstaten, met enkele uitzonderingen om de eenheid van het gezin te beschermen.

In het Haags programma werd de Commissie verzocht de evaluatie van de rechtsinstrumenten op asielgebied van de eerste fase af te ronden en de instrumenten en maatregelen voor de tweede fase in te dienen bij de Raad en het Europees Parlement, zodat ze voor eind 2010 zouden kunnen worden goedgekeurd. De conclusie van het evaluatieverslag over Dublin luidt dat de belangrijkste doelstelling van het systeem, met name het invoeren van een duidelijk en werkbaar mechanisme voor het aanwijzen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielverzoek, over het algemeen zijn verwezenlijkt, maar dat er ook nog wat zwakke punten zijn, zowel wat de praktische toepassing als wat de effectiviteit van het systeem betreft. Bovendien werden in de reacties op het groenboek een groot aantal tekortkomingen genoemd bij de bescherming van personen die om internationale bescherming vragen en onder de Dublinverordening vallen.

Dit voorstel tot wijziging van de Dublinverordening beantwoordt dan ook aan het verzoek dat in het Haags programma is geformuleerd en probeert de tekortkomingen die bij de uitvoering van de Dublinverordening zijn geconstateerd, te verhelpen.

Dit voorstel moet tevens zorgen voor samenhang met de ontwikkelingen in het EU-asielacquis, in het bijzonder met de richtlijn asielprocedures, met de erkenningsrichtlijn en met Richtlijn 2003/9/EG van de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (hierna de "richtlijn opvangvoorzieningen" genoemd)[11].

In de effectbeoordeling die aan dit voorstel is gehecht, worden de problemen die zich voordoen met betrekking tot de Dublinverordening uitvoerig geanalyseerd. Daarnaast worden de werkzaamheden ter voorbereiding van de herziening beschreven en worden de subopties en de voorkeursoptie geformuleerd en beoordeeld.

- Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied

Het Dublinsysteem bestaat uit de Dublin- en de Eurodac-verordening en de uitvoeringsverordeningen daarvan: Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend (hierna de "Dublinuitvoeringsverordening" genoemd)[12] en Verordening (EG) nr. 407/2002 van de Raad van 28 februari 2002 tot vaststelling van sommige uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 2725/2000 betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin[13].

Door de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot aanpassing aan Besluit 1999/468/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG, van een aantal besluiten waarop de procedure van artikel 251 van het Verdrag van toepassing is, wat de regelgevingsprocedure met toetsing betreft[14], zijn verschillende bepalingen van de Dublinverordening aangepast aan de regelgevingsprocedure met toetsing. Deze zijn opgenomen in het onderhavige voorstel.

- Samenhang met andere beleidsgebieden

Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 1999 en het Haags programma van 2004 wat de totstandbrenging van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel betreft. Het strookt ook volledig met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder wat betreft het recht op asiel en de bescherming van persoonsgegevens.

RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

Voor de evaluatie van het Dublinsysteem heeft de Commissie een tweesporenbeleid gevolgd: een technische evaluatie en een beleidsevaluatie. De technische evaluatie (het evaluatieverslag over Dublin) was gebaseerd op een breed scala van bijdragen van de lidstaten, waaronder antwoorden op een uitvoerige vragenlijst die de Commissie in juli 2005 aan de lidstaten had gestuurd, regelmatige discussies op bijeenkomsten van deskundigen en statistieken. Ook bijdragen van andere belanghebbenden, met name van de UNHCR en het maatschappelijk middenveld, zijn zorgvuldig bekeken. De raadpleging op basis van het groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel diende als beleidsevaluatie. De respons op deze openbare raadpleging omvatte 89 bijdragen van zeer diverse belanghebbenden. Mede op basis van de problemen en suggesties die naar voren zijn gekomen tijdens de raadpleging is het Asielbeleidsplan opgesteld, waarin een traject voor de komende jaren wordt geschetst en de maatregelen worden opgesomd die de Commissie wil voorstellen om de tweede fase van het gemeenschappelijk asielstelsel af te ronden, zoals het voorstel tot wijziging van de Dublinverordening.

Op 5 maart 2008 hebben de diensten van de Commissie de grote lijnen van dit voorstel informeel met de lidstaten besproken in het Comité voor immigratie en asiel. Daarnaast zijn tussen oktober 2007 en juli 2008 ook verschillende bijeenkomsten van deskundigen georganiseerd met vertegenwoordigers van de lidstaten, ngo's, UNHCR, juristen, rechters en leden van het Europees Parlement, die konden aangeven op welke punten de Dublinverordening zou moeten worden verbeterd.

Uit de raadpleging kwam naar voren dat de meerderheid van de lidstaten de basisbeginselen van de Dublinverordening wil handhaven, maar inziet dat bepaalde aspecten verbetering behoeven, vooral als het gaat om de efficiëntie. Anderzijds dringen veel maatschappelijke organisaties en de UNHCR aan op een wezenlijk andere aanpak, waarbij de verantwoordelijkheid ligt bij de lidstaat waar het verzoek om internationale bescherming wordt ingediend. Maar omdat de politieke wil tot een dergelijke verandering ontbreekt, dringen zij erop aan binnen de huidige verordening beter in te spelen op de beschermingsbehoeften van personen die om internationale bescherming vragen. In zijn verslag van 2 september 2008 over de evaluatie van het Dublinsysteem[15] stelt het Europees Parlement een aantal verbeteringen voor, waarvan de meeste betrekking hebben op de bescherming.

In het voorstel van de Commissie is rekening gehouden met de wensen van alle belanghebbende partijen. De Commissie stelt voor de uitgangspunten van de Dublinverordening te handhaven, maar wijst erop dat het van groot belang is dat in het onderhavige voorstel zowel de efficiëntie als de bescherming beter wordt geregeld.

JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

- Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en)

Hoofddoel van het voorstel is het systeem efficiënter te maken en hogere beschermingsnormen te hanteren voor personen die onder de Dublinprocedure vallen. Tegelijkertijd moet het voorstel ervoor zorgen dat grote druk op de opvangfaciliteiten en de asielstelsels van de lidstaten beter kan worden opgevangen.

Het voorstel is op dezelfde uitgangspunten gebaseerd als de bestaande Dublinverordening, namelijk dat de verantwoordelijkheid voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming ligt bij de lidstaat die de belangrijkste rol heeft gespeeld bij de toegang tot of het verblijf in de lidstaten, met enkele uitzonderingen om de eenheid van het gezin te beschermen.

Ook de aard van het instrument blijft over het algemeen gelijk, in die zin dat voornamelijk de verplichtingen van de lidstaten jegens elkaar worden geregeld, en de verplichtingen van de lidstaten jegens asielzoekers die onder de Dublinprocedure vallen slechts voor zover deze van invloed zijn op de procedures tussen de lidstaten onderling of indien dit nodig is voor de samenhang met andere asielinstrumenten. Wel wordt voorgesteld zowel de bestaande procedurele waarborgen te verbeteren teneinde een hoger beschermingsniveau te bieden, als nieuwe juridische waarborgen in te bouwen om beter te kunnen inspelen op de specifieke behoeften van degenen die onder de Dublinprocedure vallen, waarbij tegelijkertijd wordt getracht lacunes in de bescherming te voorkomen.

Het voorstel heeft betrekking op de volgende punten:

1. Werkingssfeer van de verordening en samenhang met het asielacquis

Het voorstel breidt de werkingssfeer van de verordening uit tot personen die subsidiaire bescherming aanvragen (en genieten). Deze wijziging is nodig met het oog op de samenhang met het EU-acquis, met name met de erkenningsrichtlijn, waarin het juridische begrip "subsidiaire bescherming" werd ingevoerd. Tenslotte worden de in de verordening gebruikte terminologie en definities op één lijn gebracht met de terminologie en de definities van de andere asielinstrumenten.

2. Efficiëntie van het systeem

Om ervoor te zorgen dat de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat soepel verloopt, worden verscheidene wijzigingen voorgesteld, waaronder de volgende:

- er worden termijnen vastgesteld voor het indienen van terugnameverzoeken en de termijn voor het beantwoorden van verzoeken om informatie wordt verkort; er wordt een termijn ingevoerd voor het beantwoorden van verzoeken op humanitaire gronden, en er wordt verduidelijkt dat te allen tijde een verzoek op humanitaire gronden kan worden ingediend. Deze wijzigingen moeten ervoor zorgen dat de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat efficiënter en sneller wordt;

- de bepalingen betreffende de beëindiging van de verantwoordelijkheid zijn verduidelijkt, met name wat betreft de omstandigheden waarin deze bepalingen van toepassing zijn, de bewijslast en de gevolgen van de beëindiging van de verantwoordelijkheid. Dit moet leiden tot een meer uniforme toepassing van de verordening en tot minder interpretatieverschillen tussen de lidstaten, die het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat bemoeilijken of vertragen;

- de omstandigheden en procedures voor het toepassen van de discretionaire bepalingen (humanitaire gronden en soevereiniteit) zijn verduidelijkt, onder andere om ervoor te zorgen dat de verordening door de lidstaten uniformer en efficiënter wordt toegepast. In punt 4 wordt nader toegelicht in welk opzicht deze bepalingen worden gewijzigd;

- er zijn regels toegevoegd betreffende de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken, bv. over onjuiste overdrachten en over de kosten van overdrachten. Er is een nieuwe bepaling toegevoegd over het uitwisselen van gegevens voorafgaand aan een overdracht (zie punt 5), die ervoor moet zorgen dat lidstaten beter samenwerken als het gaat om praktische overdrachtsregelingen;

- de bestaande geschillenbeslechtingsprocedure van de Dublinuitvoeringsverordening, die alleen betrekking heeft op geschillen tussen de lidstaten over de toepassing van de humanitaire clausule, wordt uitgebreid en geldt voortaan voor geschillen over de toepassing van de gehele verordening;

- omdat de lidstaten alle informatie moeten verzamelen die nodig is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, en zo nodig de aanvrager mondeling moeten informeren over de toepassing van de verordening, is een bepaling opgenomen over het organiseren van een verplicht onderhoud. Hiermee wordt beoogd zowel het systeem efficiënter te maken, door de toepassing te vereenvoudigen, als passende waarborgen te bieden voor personen die internationale bescherming vragen.

3. Juridische waarborgen voor personen die onder de Dublinprocedure vallen

Het voorstel bevat een aantal wijzigingen die de aanvragers van internationale bescherming meer juridische waarborgen moeten bieden zodat zij hun rechten beter kunnen verdedigen:

- de inhoud en de vorm van de informatie die moet worden verstrekt aan personen die internationale bescherming vragen, en het tijdstip waarop dit moet gebeuren, worden nader gespecificeerd in de verordening. Bovendien wordt in het voorstel een gemeenschappelijke brochure aangekondigd die in alle lidstaten zal worden gebruikt. Als personen die internationale bescherming zoeken beter op de hoogte zijn van wat de Dublinverordening inhoudt, zullen zij ook beter begrijpen hoe de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat werkt, wat onder andere tot gevolg kan hebben dat de secundaire stromen afnemen;

- het voorstel voert het recht in om in beroep te gaan tegen een overdrachtsbesluit en verplicht de bevoegde autoriteiten om te beslissen of de tenuitvoerlegging van het besluit al dan niet moet worden opgeschort en om de betrokkene toe te staan in afwachting van die beslissing in de betrokken lidstaat te blijven. Tevens wordt meer duidelijkheid geschapen over het recht op rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging, en waar nodig op taalkundige bijstand, alsmede over de kennisgevingsprocedure, zodat het recht om een rechtsmiddel in te stellen beter kan worden uitgeoefend;

- er wordt een nieuwe bepaling opgenomen die stelt dat niemand in bewaring mag worden gehouden alleen omdat hij internationale bescherming vraagt. Dit uitgangspunt sluit aan bij het EU-acquis op het gebied van bewaring, met name de richtlijn asielprocedures, en staat ook garant voor de naleving van het EU-handvest van de grondrechten en andere, internationale mensenrechteninstrumenten zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Daarnaast wordt een beperkt aantal specifieke gronden voor bewaring voorgesteld, om ervoor te zorgen dat bewaring in het kader van de Dublinprocedure niet willekeurig wordt toegepast. Voor Dublingevallen moet dezelfde behandeling gelden als voor alle asielzoekers in bewaring. Deze wordt geregeld in het voorstel tot wijziging van de richtlijn opvangvoorzieningen. Net als in dat voorstel, wordt door middel van specifieke regels rekening gehouden met de bijzondere situatie van minderjarigen en niet-begeleide minderjarigen. Omdat deze bepaling alleen betrekking heeft op de beperkte gronden voor bewaring van personen die onder de Dublinprocedure vallen, is het logisch dat ze in deze verordening wordt opgenomen in plaats van in het voorstel tot wijziging van de richtlijn opvangvoorzieningen;

- verschillende bepalingen worden verduidelijkt om de naleving van het beginsel van daadwerkelijke toegang tot de asielprocedure te waarborgen.

4. Eenheid van het gezin, soevereiniteitsclausule en humanitaire clausule

Om het recht op eenheid van het gezin te versterken en de wisselwerking met en tussen de soevereiniteitsclausule en de humanitaire clausule te verduidelijken, wordt voorgesteld:

- het recht op gezinshereniging uit te breiden tot gezinsleden die subsidiaire bescherming genieten en die in een andere lidstaat verblijven;

- gezinshereniging met afhankelijke familieleden (d.w.z. een familielid dat afhankelijk is van degene die internationale bescherming aanvraagt, of de aanvrager die afhankelijk is van een familielid) en van niet-begeleide minderjarigen met familieleden die voor hen kunnen zorgen, verplicht te stellen. Dit gebeurt door de huidige bepalingen hierover te verplaatsen van de humanitaire clausule naar de bindende criteria voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat;

- de definitie van "gezinsleden" te verruimen voor minderjarigen, zodat het belang van het kind beter wordt beschermd;

- uit te sluiten dat een verzoeker op wie een van de gezinsherenigingscriteria van toepassing is op het moment dat het meest recente verzoek werd ingediend, wordt teruggestuurd, mits de lidstaat waar het eerste verzoek werd ingediend, nog geen eerste beslissing ten gronde heeft genomen. Dit moet er met name voor zorgen dat de lidstaat waar de asielzoeker zich bevindt, rekening kan houden met eventuele nieuwe elementen met betrekking tot de gezinssituatie van de asielzoeker, zoals het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden voorschrijft;

- met het oog op de duidelijkheid, de soevereiniteitsclausule en de humanitaire clausule te herzien en samen te brengen in één hoofdstuk, getiteld "discretionaire bepalingen". Voorgesteld wordt, de soevereiniteitsbepaling te gebruiken uit mededogen of om humanitaire redenen. Wat betreft de omstandigheden waarin de humanitaire clausule moet worden toegepast, wordt voorgesteld een algemene clausule te handhaven die de lidstaten de mogelijkheid biedt deze clausule toe te passen wanneer de strikte toepassing van de bindende criteria ertoe leidt dat gezinsleden of andere verwanten van elkaar worden gescheiden;

- verschillende aspecten van de procedure voor de toepassing van de discretionaire bepalingen te verduidelijken. Om te voorkomen dat de soevereiniteitsclausule ten nadele van de aanvrager wordt toegepast, blijven de lidstaten verplicht de instemming van de aanvrager te verkrijgen.

5. Niet-begeleide minderjarigen en andere kwetsbare groepen

Om tijdens de Dublinprocedure beter rekening te houden met de belangen van niet-begeleide minderjarigen, wordt de bestaande bepaling hierover verduidelijkt en uitgebreid, waarbij verdere beschermingswaarborgen worden ingevoerd:

- er wordt een nieuwe bepaling toegevoegd over de waarborgen voor minderjarigen, waarin onder andere de criteria worden vermeld aan de hand waarvan de lidstaten moeten vaststellen wat het belang van het kind is, en waarin wordt gespecificeerd dat zij het recht hebben te worden vertegenwoordigd;

- de bescherming van niet-begeleide minderjarigen wordt uitgebreid: gezinshereniging is voor hen niet alleen mogelijk met het kerngezin, maar ook met andere verwanten in een andere lidstaat die voor hen kunnen zorgen, zoals hierboven vermeld. Voorts wordt verduidelijkt dat indien er geen gezinslid of ander familielid is, de verantwoordelijkheid ligt bij de lidstaat waar de meest recente aanvraag werd ingediend, mits dit in het belang van de verzoeker is.

Wat de bescherming van kwetsbare groepen in de Dublinprocedure in het algemeen betreft:

met het oog op de continuïteit van de bescherming van personen die internationale bescherming vragen in het kader van de Dublinprocedure en op wie een overdrachtsbesluit van toepassing is, regelt het voorstel de uitwisseling van relevante informatie tussen de lidstaten voordat een overdracht wordt uitgevoerd.

6. Druk op lidstaten of onvoldoende beschermingsniveau

Om te voorkomen dat in geval van grote druk op bepaalde lidstaten met een beperkte opvang- en absorptiecapaciteit de Dublinoverdrachten de last voor deze lidstaten nog verzwaren, wordt een nieuwe procedure in de verordening opgenomen die het mogelijk maakt de Dublinoverdrachten naar de verantwoordelijke lidstaat op te schorten. Deze procedure kan ook worden gebruikt wanneer de vrees bestaat dat Dublinoverdrachten tot gevolg hebben dat de betrokkenen geen adequate bescherming genieten in de verantwoordelijke lidstaat, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen en de toegang tot de asielprocedure.

- Taalkundige verbeteringen

Er was een taalkundige verbetering nodig in de Italiaanse versie, namelijk in artikel 3, lid 3, waar het woord "derde" is ingevoegd voor het woord "land". Daardoor wordt de Italiaanse versie van artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 343/2003 gelijkluidend met de overige taalversies van die verordening en kan dit artikel niet verkeerd worden geïnterpreteerd.

Het is mogelijk dat ook in andere taalversies van de verordening taalkundige correcties worden aangebracht.

- Rechtsgrondslag

Dit voorstel wijzigt Verordening (EG) nr. 343/2003 en heeft dezelfde rechtsgrondslag als die verordening, namelijk artikel 63, punt 1, onder a), van het EG-Verdrag.

Titel IV van het EG-Verdrag is niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland, tenzij deze lidstaten anders beslissen overeenkomstig de procedure die is vastgesteld in het aan de verdragen gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland.

Het Verenigd Koninkrijk en Ierland zijn gebonden aan Verordening (EG) nr. 343/2003 omdat zij op basis van dat Protocol te kennen hebben gegeven deel te willen nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening. De positie van deze lidstaten ten aanzien van Verordening (EG) nr. 343/2003 heeft geen invloed op hun eventuele deelname aan de gewijzigde verordening.

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor noch van toepassing is op Denemarken. Omdat Denemarken op grond van een in 2006 gesloten internationale overeenkomst[16] met de EG echter de huidige Dublinverordening wel toepast, dient het overeenkomstig artikel 3 van die overeenkomst de Commissie te laten weten of het al dan niet ook de inhoud van de gewijzigde verordening zal toepassen.

- Gevolgen van het voorstel voor niet-EU-lidstaten die betrokken zijn bij het Dublinsysteem

Net als om ze te betrekken bij het Schengenacquis, heeft de Gemeenschap met verschillende niet-EU-lidstaten overeenkomsten gesloten, of werkt daar nog aan, om ze ook te betrekken bij het Dublin/Eurodac-acquis:

-met IJsland en Noorwegen, in 2001[17];

-met Zwitserland, op 28 februari 2008[18];

-het Protocol met Liechtenstein, op 28 februari 2008[19];

Om rechten en verplichtingen te creëren tussen Denemarken – dat, zoals hierboven uiteengezet, betrokken is bij het Dublin/Eurodac-acquis middels een internationale overeenkomst – en de hierboven genoemde landen, zijn nog twee instrumenten gesloten tussen de Gemeenschap en die landen[20].

Overeenkomstig de drie hierboven genoemde overeenkomsten accepteren de betrokken landen het Dublin/Eurodac-acquis en de ontwikkeling daarvan, zonder uitzondering. Zij nemen niet deel aan de vaststelling van besluiten die het Dublinacquis wijzigen (zoals dit voorstel) of daarop voortbouwen, maar moeten de Commissie binnen een bepaalde termijn laten weten of zij de inhoud van die besluiten al dan niet aanvaarden, nadat ze zijn goedgekeurd door de Raad en het Europees Parlement. Indien Noorwegen, IJsland, Zwitserland of Liechtenstein een besluit dat het Dublin/Eurodac-acquis wijzigt of daarop voortbouwt, niet aanvaarden, wordt de "guillotinebepaling" toegepast, waardoor de desbetreffende overeenkomst wordt beëindigd, tenzij het bij de overeenkomst opgerichte gemend comité unaniem anders besluit.

- Subsidiariteitsbeginsel

Titel IV van het EG-Verdrag inzake visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen geeft de Europese Gemeenschap bepaalde bevoegdheden op deze gebieden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig artikel 5 van het EG-Verdrag, dat wil zeggen indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het overwogen optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt.

De huidige rechtsgrond voor het optreden van de Gemeenschap met betrekking tot de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend, is artikel 63, punt 1, onder a), van het EG-Verdrag.

Omdat problemen op asielgebied in het algemeen grensoverschrijdend van aard zijn, verkeert de EU in de juiste positie om in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel oplossingen voor te stellen voor de problemen die zijn vastgesteld bij de toepassing van de Dublinverordening. Hoewel met de verordening uit 2003 al een grote mate van harmonisatie tot stand is gekomen, is er nog ruimte voor EU-maatregelen om ervoor te zorgen dat het Dublinsysteem efficiënter werkt en meer bescherming biedt.

- Evenredigheidsbeginsel

In de effectbeoordeling over de wijziging van de Dublinverordening zijn alle opties voor het verhelpen van de vastgestelde problemen zorgvuldig afgewogen om kosten en baten in evenwicht te krijgen, waarna werd geconcludeerd dat het EU-optreden dat in dit voorstel wordt geschetst, niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstelling, namelijk het oplossen van die problemen, te verwezenlijken.

- Effect op de grondrechten

Dit voorstel is grondig getoetst op zijn verenigbaarheid met de grondrechten als algemene beginselen van zowel het Gemeenschapsrecht als het internationale recht. Daarbij stond voorop dat de juridische en de procedurele waarborgen voor personen die onder de Dublinprocedure vallen, moesten worden verscherpt om deze personen in staat te stellen hun rechten beter te verdedigen, alsmede dat de eenheid van het gezin beter moest worden geëerbiedigd en dat de situatie van kwetsbare groepen moest worden verbeterd, met name die van niet-begeleide minderjarigen, zodat beter op hun speciale behoeften kan worden ingespeeld.

Vanuit het oogpunt van de grondrechten zal een hoger beschermingsniveau voor personen die onder de Dublinprocedure vallen, een sterk positief effect hebben voor asielzoekers. Betere informatieverstrekking aan asielzoekers over de toepassing van deze verordening en over hun rechten en plichten die eruit voortvloeien, zal hen enerzijds in staat stellen beter voor hun rechten op te komen en kan anderzijds helpen de secundaire stromen te beperken, omdat asielzoekers meer geneigd zijn het systeem te volgen. Het recht op daadwerkelijke toegang tot de rechter wordt versterkt door: de toekenning van het recht om tegen een overdrachtsbesluit in beroep te gaan en het recht om niet te worden overgedragen tot is besloten of de tenuitvoerlegging van het overdrachtsbesluit moet worden opgeschort, de bepaling dat degene die in kennis wordt gesteld van een overdrachtsbesluit, een redelijke termijn moet hebben om een rechtsmiddel in te zetten, de toekenning van het recht op rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging. Het beginsel van daadwerkelijke toegang tot de asielprocedure , dat deel uitmaakt van het recht op asiel, wordt versterkt doordat wordt verduidelijkt dat de verantwoordelijke lidstaat verplicht is de beschermingsbehoeften van asielzoekers die aan hem worden overgedragen in het kader van de Dublinprocedure, grondig te onderzoeken. Het recht op vrijheid en vrij verkeer worden versterkt door de bepaling dat bewaring van personen in het kader van de Dublinprocedure alleen is toegestaan in de uitzonderlijke gevallen die in de verordening worden beschreven, en alleen als dit strookt met het noodzakelijkheids- en het evenredigheidsbeginsel. Er moet rekening worden gehouden met de situatie van minderjarigen, die alleen in bewaring mogen worden gehouden als dat in hun eigen belang is, terwijl niet-begeleide minderjarigen nooit in bewaring mogen worden gehouden.

Het recht op gezinshereniging wordt aanzienlijk versterkt door de uitbreiding van de werkingssfeer van de verordening tot personen die subsidiaire bescherming vragen en genieten, door de verplichte gezinshereniging met afhankelijke verwanten en door het verbod, onder bepaalde voorwaarden, om iemand terug te sturen als een van de criteria betreffende de eenheid van het gezin op hem van toepassing is op het moment dat de meest recente aanvraag is ingediend. Deze waarborgen zullen niet alleen tot een hoger beschermingsniveau voor asielzoekers leiden, maar ook helpen de secundaire stromen te beperken, omdat bij het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat beter rekening zal worden gehouden met de persoonlijke situatie van elke asielzoeker.

Ten slotte wordt beter ingespeeld op de specifieke situatie van kwetsbare groepen : de rechten van niet-begeleide minderjarigen worden versterkt, onder andere doordat het belang van het kind beter wordt gedefinieerd en een mechanisme wordt ingevoerd voor de uitwisseling van gegevens, met name over de medische toestand van de over te dragen persoon, teneinde de continuïteit van de aan de betrokkene toegekende bescherming en rechten te waarborgen.

De lidstaten zijn verplicht bij de toepassing van deze verordening de grondrechten ten volle te eerbiedigen. De verordening bevat een toezicht- en evaluatiebepaling. Het toezicht heeft ook betrekking op de bepalingen die gevolgen hebben voor de grondrechten.

ê 343/2003/EG

ð nieuw

2008/0243 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat door een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ bij een van de lidstaten wordt ingediend

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder a),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[21],

Gezien het advies van het Comité van de regio's[22],

Volgens de procedure van artikel 251 van het EG-Verdrag[23],

Overwegende hetgeen volgt:

ò nieuw

1. Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad van 18 februari 2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend[24], moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze verordening te worden overgegaan.

ê 343/2003/EG overweging 1

2. Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Europese Gemeenschap bescherming zoeken.

ê 343/2003/EG overweging 2

3. De Europese Raad is bij zijn bijzondere bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951, aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en zo te waarborgen dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd, dus het verbod tot uitzetting of terugleiding te handhaven. Onverminderd de verantwoordelijkheidscriteria die in deze verordening zijn opgenomen, worden de lidstaten, die alle het beginsel van non-refoulement eerbiedigen, in dit verband beschouwd als veilige landen voor onderdanen voor derde landen.

ê 343/2003/EG overweging 3

4. In de conclusies van Tampere werd ook aangegeven dat een gemeenschappelijk asielstelsel op korte termijn een duidelijke en hanteerbare methode moet bevatten om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek.

ê 343/2003/EG overweging 4

ð nieuw

5. Deze methode moet zijn gebaseerd op objectieve en zowel voor de lidstaten als voor de betrokken asielzoekers eerlijke criteria. Met de methode moet met name snel kunnen worden vastgesteld welke lidstaat verantwoordelijk is, teneinde de daadwerkelijke toegang tot de procedures voor het toekennen van de vluchtelingenstatus ð internationalebeschermingsstatus ï te waarborgen en de doelstelling om asielverzoeken ð om internationale bescherming ï snel te behandelen, niet te ondermijnen.

ê 343/2003/EG overweging 5

In het kader van de gefaseerde totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, dat op termijn kan leiden tot een gemeenschappelijke asielprocedure en een in de hele Unie geldige uniforme status voor personen aan wie asiel wordt verleend, moeten in dit stadium, met de nodig gebleken verbeteringen, de beginselen worden bevestigd die ten grondslag liggen aan de Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend, die op 15 juni 1990 in Dublin(4) werd ondertekend ("Overeenkomst van Dublin"), en waardoor het harmonisatieproces van het asielbeleid is bevorderd.

ò nieuw

6. De eerste fase van de totstandbrenging van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, dat op langere termijn moet leiden tot een gemeenschappelijke procedure en een uniforme, in de gehele Unie geldige status, is nu afgerond. De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma vastgesteld; daarin worden voor de periode 2005-2010 de doelstellingen geformuleerd op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid. In het programma wordt de Commissie verzocht haar evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te ronden en de instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen met het oog op de goedkeuring ervan vóór eind 2010.

7. Gezien de resultaten van de verrichte evaluaties is het nu tijd om de uitgangspunten van Verordening (EG) nr. 343/2003 te bevestigen en tegelijkertijd de verbeteringen aan te brengen waarvan de ervaring heeft geleerd dat ze nodig zijn om het systeem effectiever te maken en personen die internationale bescherming vragen in het kader van deze procedure beter te beschermen.

8. Om ervoor te zorgen dat iedereen die internationale bescherming vraagt en geniet gelijk wordt behandeld, en met het oog op de samenhang met het bestaande EU-acquis op asielgebied, met name met Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming[25], dient de werkingssfeer van deze verordening te worden uitgebreid tot personen die subsidiaire bescherming vragen en personen die subsidiaire bescherming genieten.

9. Om een gelijke behandeling van alle asielzoekers te waarborgen, dient Richtlijn […/…/EG] van … tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten[26] van toepassing te zijn op de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat die bij deze verordening wordt geregeld.

10. Overeenkomstig het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 1989 en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dient voor de lidstaten bij de toepassing van deze verordening het belang van het kind voorop te staan. Voorts dienen voor niet-begeleide minderjarigen vanwege hun kwetsbaarheid specifieke procedurele waarborgen te worden vastgelegd.

ê 343/2003/EG overweging 6

De eenheid van het gezin moet worden gehandhaafd, voorzover dat verenigbaar is met de overige doelstellingen die worden nagestreefd met de opstelling van criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek.

ò nieuw

11. Overeenkomstig het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, dient voor de lidstaten bij de toepassing van deze verordening de eerbiediging van de eenheid van het gezin voorop te staan.

ê 343/2003/EG (overweging 7)

ð nieuw

12. De gezamenlijke behandeling van asielverzoeken ? om internationale bescherming ⎪ van de leden van een gezin door dezelfde lidstaat zorgt ervoor dat de verzoeken grondig worden behandeld en de beslissingen daarover coherent zijn ? en dat gezinsleden niet van elkaar worden gescheiden ⎪.

ò nieuw

13. Om ervoor te zorgen dat het beginsel van de eenheid van het gezin en het belang van het kind volledig worden nageleefd, dient het bestaan van een afhankelijkheidsrelatie tussen een aanvrager en zijn/haar familieleden in ruimere zin vanwege een zwangerschap of de recente geboorte van een kind, de gezondheidssituatie of de hoge leeftijd, een bindend verantwoordelijkheidscriterium te worden. Indien de aanvrager een niet-begeleide minderjarige is, dient de aanwezigheid van een familielid in een andere lidstaat die voor de niet-begeleide minderjarige kan zorgen, eveneens een bindend verantwoordelijkheidscriterium te worden.

ê 343/2003/EG (overweging 7)

ð nieuw

14. De Iedere lidstaaten moeten echter ? om humanitaire redenen of uit mededogen ⎪ kunnen afwijken van de verantwoordelijkheidscriteria om gezinsleden bijeen te kunnen brengen als dat nodig is om humanitaire redenen ? en een aanvraag om internationale bescherming die bij hemzelf of bij een andere lidstaat is ingediend kunnen behandelen, ook al is hij volgens de bindende criteria van de verordening niet verantwoordelijk voor de behandeling, mits de betrokken lidstaat en de aanvrager ermee instemmen ⎪.

ò nieuw

15. Er dient een persoonlijk onderhoud plaats te vinden om gemakkelijker te kunnen bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een aanvraag om internationale bescherming en, waar nodig, om de aanvrager informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.

16. Overeenkomstig met name artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie dienen juridische waarborgen te worden ingebouwd en dient het recht om een besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat aan te vechten voor de rechter, te worden gewaarborgd, teneinde de rechten van de betrokkenen daadwerkelijk te beschermen.

17. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens dient het rechtsmiddel zowel betrekking te hebben op de toepassing van deze verordening als op de juridische en feitelijke situatie in de lidstaat aan welke de aanvrager wordt overgedragen, zodat naleving van het internationale recht is gewaarborgd.

18. Bij de bewaring van asielzoekers dient het uitgangspunt te zijn dat niemand in bewaring mag worden genomen uitsluitend omdat hij internationale bescherming zoekt. De bewaring van asielzoekers dient in het bijzonder te gebeuren overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève, en alleen in de uitzonderlijke omstandigheden en met de waarborgen die duidelijk worden beschreven in Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten]. Bovendien dient bewaring met het oog op overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat beperkt te blijven en te beantwoorden aan het evenredigheidsbeginsel ten aanzien van de gebruikte middelen en het beoogde doel.

19. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1560/2003 van 2 september 2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad[27], kan een overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat vrijwillig plaatsvinden, in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide. De lidstaten dienen vrijwillige overdracht te bevorderen en erop toe te zien dat overdrachten in de vorm van gecontroleerd vertrek of onder geleide op humane wijze gebeuren, met volledige eerbiediging van de grondrechten en de menselijke waardigheid.

ê 343/2003/EG overweging 8

20. Voor de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en voor de vaststelling van een communautair beleid inzake de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf van onderdanen van derde landen, waaronder ook gezamenlijke inspanningen voor het beheer van de buitengrenzen, is het nodig de verantwoordelijkheidscriteria op evenwichtige wijze en vanuit een oogpunt van solidariteit vast te stellen.

ò nieuw

21. De toepassing van deze verordening kan in bepaalde omstandigheden leiden tot een extra belasting van lidstaten waarvan de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur als gevolg van bijzonder dringende omstandigheden onder extreme druk staan. In dergelijke gevallen dient een procedure te gelden waarmee overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat tijdelijk kan worden opgeschort en financiële bijstand kan worden verleend overeenkomstig de bestaande financiële EU-instrumenten. De tijdelijke opschorting van Dublinoverdrachten kan dan bijdragen tot een grotere mate van solidariteit met de lidstaten waarvan de asielstelsels, vooral als gevolg van hun ligging of hun demografische situatie, onder druk staan.

22. Teneinde alle personen die om internationale bescherming verzoeken in alle lidstaten een adequaat beschermingsniveau te bieden, dient dit opschortingsmechanisme ook te worden toegepast wanneer de Commissie van oordeel is dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming vragen in een bepaalde lidstaat niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht inzake asiel, in het bijzonder wat betreft de opvangvoorzieningen en de toegang tot de asielprocedure.

23. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[28] is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens op grond van de onderhavige verordening.

24. De uitwisseling van persoonsgegevens, waaronder gevoelige gegevens betreffende de gezondheid, voorafgaand aan een overdracht, zorgt ervoor dat de bevoegde asielinstanties de betrokkenen de juiste bijstand kunnen verlenen en waarborgt de continuïteit van de bescherming en de rechten die aan hen zijn toegekend. Overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG dienen specifieke bepalingen te worden opgenomen ter bescherming van de persoonsgegevens van degenen die zich in deze situatie bevinden.

ê 343/2003/EG overweging 9

25. De tenuitvoerlegging van deze verordening kan eenvoudiger en doeltreffender worden gemaakt door middel van bilaterale regelingen tussen de lidstaten om de communicatie tussen de bevoegde diensten te verbeteren, de proceduretermijnen te verkorten, de behandeling van overname- en terugnameverzoeken te vereenvoudigen, of praktische regels vast te stellen voor de overdracht van asielzoekers.

ê 343/2003/EG overweging 10 (aangepast)

26. De continuïteit van het systeem om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, dat bij de Overeenkomst van Dublin √ Verordening (EG) nr. 343/2003 ∏ was ingesteld en nu bij deze verordening wordt geregeld, moet worden gewaarborgd. Daarnaast moet worden gewaakt over de coherentie tussen deze verordening en Verordening (EG) nr. 2725/2000 van de Raad van 11 december 2000 [(EG) nr …/…] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin[29] √ verordening ∏].

ê 343/2003/EG overweging 11 (aangepast)

ð nieuw

27. De toepassing van het Eurodac-systeem, zoals ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2725/2000 […/…] √ [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening] ∏ en met name de toepassing van de artikelen 4 6 en 8 10 daarvan, zal de uitvoering √ toepassing ∏ van de onderhavige verordening vergemakkelijken.

ò nieuw

28. De toepassing van het visuminformatiesysteem, dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 767/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende het Visuminformatiesysteem (VIS) en de uitwisseling tussen de lidstaten van gegevens op het gebied van visa voor kort verblijf[30], en in het bijzonder de uitvoering van de artikelen 21 en 22 daarvan, zal de toepassing van de onderhavige verordening vergemakkelijken.

ê 343/2003/EG overweging 12

29. Wat betreft de behandeling van personen die onder deze verordening vallen, zijn de lidstaten gebonden aan hun verplichtingen op grond van instrumenten van internationaal recht waarbij zij partij zijn.

ê 343/2003/EG overweging 13

30. De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[31].

ê 1103/2008/EG punt 3, eerste alinea van de bijlage (aangepast)

ð nieuw

31. Met betrekking tot Verordening (EG) nr. 343/2003 moet de De Commissie Ö dient in het bijzonder de bevoegdheid te krijgen Õ worden gegeven om de voorwaarden en procedures voor de toepassing van de humanitaire clausule ? bepalingen betreffende niet-begeleide minderjarigen en gezinshereniging met afhankelijke verwanten ⎪ vast te stellen en om ,alsook de criteria die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van overdrachten vast te stellen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot aanvulling van √ deze ∏Vverordening (EG) nr. 343/2003 met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG vastgestelde regelgevingsprocedure met toetsing worden vastgesteld.

ò nieuw

32. De voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 343/2003 vereiste maatregelen zijn vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 1560/2003. Sommige bepalingen van Verordening (EG) nr. 1560/2003 dienen in de onderhavige verordening te worden opgenomen omdat dit meer duidelijkheid schept of omdat zij een algemeen doel kunnen dienen. Het is in het bijzonder zowel voor de lidstaten als voor de betrokken asielzoekers van belang dat met behulp van een algemeen mechanisme een oplossing kan worden gevonden in het geval de lidstaten van mening verschillen over de toepassing van een bepaling van deze verordening. Daarom is het gerechtvaardigd het mechanisme dat bij Verordening (EG) nr. 1560/2003 is ingevoerd voor het beslechten van geschillen over de humanitaire clausule, op te nemen in deze verordening en de werkingssfeer ervan uit te breiden tot de gehele verordening.

ê 343/2003/EG overweging 14 (aangepast)

ð nieuw

33. ? Voor een doeltreffend toezicht op de toepassing ⎪ De tenuitvoerlegging van deze verordening moeten regelmatig worden geëvalueerd √ evaluaties worden verricht ∏.

ê 343/2003/EG overweging 15 (aangepast)

ð nieuw

34. Deze verordening is opgesteld met inachtneming van de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend[32]. Zij √ Deze verordening ∏ is er met name op gericht het recht op asiel dat in artikel 18 van het Handvest wordt gegarandeerd, volledig te waarborgen ? en de toepassing van de artikelen 1, 4, 7, 24 en 47 van genoemd Handvest te bevorderen, en dient dienovereenkomstig te worden toegepast ⎪.

ê 343/2003/EG overweging 16

ð nieuw

35. De doelstelling van het overwogen optreden, namelijk de vaststelling van criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat door een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ bij een van de lidstaten wordt ingediend, kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kan daarom wegens de omvang of de gevolgen van het voorgenomen optreden, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel zoals neergelegd in artikel 5 van het Verdrag, beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid zoals bedoeld in genoemd artikel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstelling te bereiken.

ê 343/2003/EG overweging 17 (aangepast)

Overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland bij brief van 30 oktober 2001 kennis gegeven van hun wens deel te nemen aan de aanneming en de toepassing van deze verordening.

ê 343/2003/EG overweging 18 (aangepast)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van deze verordening, die derhalve niet bindend voor, noch van toepassing is in Denemarken.

ê 343/2003/EG overweging 19 (aangepast)

De Overeenkomst van Dublin blijft van kracht en blijft van toepassing tussen Denemarken en de lidstaten die aan deze verordening gebonden zijn totdat een overeenkomst is gesloten waarbij het Denemarken wordt toegestaan aan deze verordening deel te nemen,

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

DOEL EN DEFINITIES

Artikel 1

√ Doel ∏

In deze verordening worden de criteria en instrumenten vastgesteld om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat door een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ bij een van de lidstaten is ingediend.

Artikel 2

√ Definities ∏

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "onderdaan van een derde land": eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap ? en die geen persoon is die onder het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer valt in de zin van artikel 2, punt 5, van Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad[33] ⎪;

b) "Verdrag van Genève": het Verdrag van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;

c) "asielverzoek": een verzoek van een onderdaan van een derde land dat kan worden opgevat als een verzoek om verlening van internationale bescherming door een lidstaat krachtens het Verdrag van Genève. Elk verzoek om internationale bescherming wordt als een asielverzoek beschouwd, tenzij de onderdaan van een derde land uitdrukkelijk vraagt om een andere vorm van bescherming waarvoor een afzonderlijk verzoek kan worden ingediend;

ò nieuw

b) "verzoek om internationale bescherming": een verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder g), van Richtlijn 2004/83/EG;

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

c)d) ? "verzoeker" of ⎪ "asielzoeker": een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ heeft ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is genomen;

d)e) "behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪": alle maatregelen in verband met de behandeling van en beslissingen of uitspraken van bevoegde instanties over een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ overeenkomstig het nationaal recht ? Richtlijn 2005/85/EG van de Raad[34] ⎪ , met uitzondering van de procedures waarbij wordt bepaald welke lidstaat krachtens de bepalingen van deze verordening ? en Richtlijn 2004/83/EG ⎪ verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪;

e)f) "intrekking van het √ een ∏ asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪": de handelingen waarmee een asielzoeker ? de verzoeker ⎪ , overeenkomstig het nationaal recht ? Richtlijn 2005/85/EG ⎪, expliciet of stilzwijgend, een einde maakt aan de procedures die in werking zijn getreden na de indiening van zijn asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪;

f)g) "vluchteling ð persoon aan wie internationale bescherming wordt verleend ï : iedere Ö een Õ onderdaan van een derde land ð of een staatloze van wie is erkend dat hij internationale bescherming in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2004/83/EG behoeft ï die de status van vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève bezit en die als zodanig is toegelaten voor verblijf op het grondgebied van een lidstaat;

ò nieuw

g) "minderjarige": een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

h) "niet begeleide minderjarigen": ongehuwde personen jonger dan 18 jaar ð een minderjarige ï die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hen √ hem ∏ verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankoment, zolang hzij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staant; onder dit begrip vallen ook minderjarigen die zonder begeleiding worden achtergelaten nadat zij op het grondgebied van de √ een ∏ lidstaat zijn aangekomen;

i) "gezinsleden": voor zover het gezin reeds in het land van herkomst bestond, de volgende leden van het gezin van de asielzoeker ? verzoeker ⎪ die op het grondgebied van de lidstaaten aanwezig zijn:

i) de echtgenoot van de asielzoeker ? verzoeker ⎪ of de ongehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat ongehuwde paren en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht;

ii) de minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder punt i), of van de asielzoeker ? verzoeker ⎪ , mits zij ongehuwd en afhankelijk zijn, ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;

ò nieuw

iii) de gehuwde minderjarige kinderen van paren zoals bedoeld onder punt i), of van de verzoeker, ongeacht of zij volgens de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, indien het in hun belang is bij de verzoeker te verblijven;

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

(iv)(iii) de vader, moeder of voogd wanneer √ van ∏ de asielzoeker ? verzoeker ⎪ of vluchteling √ indien laatstgenoemde ∏ minderjarig en ongehuwd is, ? of indien hij minderjarig en gehuwd is maar het in zijn belang is om bij zijn vader, moeder of voogd te verblijven ⎪;

ò nieuw

v) de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, indien laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of indien de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn maar een gezamenlijk verblijf in het belang van een of meer van hen is;

ê 343/2003/EG

ð nieuw

j) "verblijfstitel": een door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven machtiging waarbij het een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ wordt toegestaan op het grondgebied van die lidstaat te verblijven, met inbegrip van de documenten waarbij personen worden gemachtigd zich op het grondgebied van die lidstaat op te houden in het kader van een tijdelijke beschermingsmaatregel of in afwachting van de tenuitvoerlegging van een verwijderingsmaatregel die tijdelijk door bepaalde omstandigheden niet kan worden uitgevoerd, echter met uitzondering van visa en verblijfsvergunningen die zijn afgegeven tijdens de periode die nodig is om te bepalen welke lidstaat in de zin van deze verordening verantwoordelijk is of tijdens de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ of een aanvraag voor een verblijfsvergunning;

k) "visum": de machtiging of de beslissing van een lidstaat die vereist is met het oog op een doorreis of de binnenkomst voor een voorgenomen verblijf in die lidstaat of verscheidene lidstaten. Voor de verschillende soorten visa gelden de volgende definities:

i) "visum voor verblijf van langere duur": de machtiging of de beslissing van een lidstaat die vereist is voor de binnenkomst voor een voorgenomen verblijf in die lidstaat van meer dan drie maanden;

ii) "visum voor kort verblijf": de machtiging of de beslissing van een lidstaat die vereist is voor de binnenkomst voor een voorgenomen verblijf in die lidstaat of verscheidene lidstaten van in totaal ten hoogste drie maanden;

iii) "doorreisvisum": de machtiging of de beslissing van een lidstaat die vereist is om over het grondgebied van die lidstaat of van verscheidene lidstaten te reizen, die niet geldt voor de transitzone op luchthavens;

iv) "transitvisum voor luchthavens": de machtiging of de beslissing waarbij het een onderdaan van een derde land voor wie deze bijzondere vereiste geldt, wordt toegestaan zich tijdens een tussenlanding of bij een overstap tijdens een internationale vlucht in de transitzone van een luchthaven op te houden, zonder het nationale grondgebied van de betrokken lidstaat te betreden.;

ò nieuw

l) "onderduikrisico": het bestaan, in individuele gevallen, van aanwijzingen die zijn gebaseerd op bij wet gedefinieerde objectieve criteria, dat een persoon die een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, of een onderdaan van een derde land of een staatloze op wie een overdrachtsbesluit van toepassing is, zou kunnen onderduiken

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK II

ALGEMENE BEGINSELEN √ EN WAARBORGEN ∏

Artikel 3

√ Toegang tot de procedure voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming ∏

1. De lidstaten behandelen elk asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat door een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ bij een van hen wordt ingediend, hetzij aan de grens hetzij op hun grondgebied √ of in de transitzone ∏. Een asielverzoek wordt door een enkele lidstaat behandeld, namelijk de lidstaat die volgens de in hoofdstuk III √ van deze verordening ∏ genoemde criteria verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek.

ê 343/2003/EG Artikel 13

ð nieuw

2. Wanneer op basis van de in deze verordening vastgestelde criteria geen lidstaat kan worden aangewezen die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪, is de lidstaat waar het verzoek het eerst werd ingediend, verantwoordelijk voor de behandeling ervan.

ê 343/2003/EG

ð nieuw

3. Iedere lidstaat behoudt de mogelijkheid om, overeenkomstig zijn nationale recht en, met inachtneming van ð de regels en waarborgen die zijn vastgelegd in Richtlijn 2005/85/EG, ï de bepalingen van het Verdrag van Genève een asielzoeker naar een ð veilig ï derde land te zenden.

ê 343/2003/EG Artikel 3, lid 4 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 4

√ Recht op informatie ∏

41. ð Zodra een verzoek om internationale bescherming is ingediend, stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten ï Dde asielzoekerÖ verzoeker Õ schriftelijk in een taal die hij redelijkerwijs kan worden geacht te begrijpen in kennis van de toepassing van deze verordening, de daarin vastgestelde termijnen en de uitwerking ervan ð en met name van:ï

ò nieuw

a) de doelstellingen van deze verordening en de gevolgen van het indienen van een ander verzoek in een andere lidstaat;

b) de criteria voor de toekenning van de verantwoordelijkheid en de volgorde waarin zij worden toegepast;

c) de algemene procedure en de termijnen waaraan de lidstaten zich moeten houden;

d) de mogelijke uitkomsten van de procedure en de gevolgen daarvan;

e) de mogelijkheid om een overdrachtsbesluit aan te vechten;

f) het feit dat de bevoegde autoriteiten gegevens over hem kunnen uitwisselen, uitsluitend om de verplichtingen die uit deze verordening voortvloeien, na te komen;

g) het bestaan van het recht op toegang tot de hem betreffende gegevens en van het recht te verzoeken om hem betreffende onjuiste gegevens recht te laten zetten of hem betreffende onrechtmatig verwerkte gegevens te laten verwijderen, met inbegrip van het recht op het ontvangen van informatie over de procedures om die rechten te doen gelden en van de contactgegevens van de nationale gegevensbeschermingsautoriteiten die bevoegd zijn kennis te nemen van verzoeken betreffende de bescherming van persoonsgegevens.

2. De in lid 1 bedoelde informatie wordt schriftelijk verstrekt, in een taal die de verzoeker redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen. De lidstaten maken gebruik van de overeenkomstig lid 3 voor dat doel opgestelde gemeenschappelijke brochure.

Indien dit nodig is om de verzoeker de informatie te doen begrijpen, wordt de informatie ook mondeling verstrekt tijdens het overeenkomstig artikel 5 gevoerde onderhoud.

De lidstaten verstrekken de informatie op een wijze die past bij de leeftijd van de verzoeker.

3. Volgens de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure wordt een gemeenschappelijke brochure opgesteld, waarin ten minste de in lid 1 bedoelde informatie wordt opgenomen.

Artikel 5

Persoonlijk onderhoud

1. De lidstaat die bepaalt welke lidstaat op grond van deze verordening verantwoordelijk is, biedt verzoekers de mogelijkheid een persoonlijk onderhoud te hebben met iemand die naar nationaal recht bevoegd is tot het voeren van een dergelijk onderhoud.

2. Het persoonlijk onderhoud vindt plaats om het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat te vereenvoudigen, in het bijzonder door de verzoeker de gelegenheid te bieden informatie te verstrekken die nodig is om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is, en om de verzoeker mondeling informatie te verstrekken over de toepassing van deze verordening.

3. Het persoonlijk onderhoud vindt plaats binnen een redelijke termijn nadat het verzoek om internationale bescherming is ingediend, en in elk geval voordat een eventueel besluit tot overdracht van de verzoeker aan de verantwoordelijke lidstaat overeenkomstig artikel 25, lid 1, wordt genomen.

4. Het persoonlijk onderhoud wordt gevoerd in een taal die de verzoeker redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen en waarin hij kan communiceren. Zo nodig wijst de lidstaat een tolk aan die kan zorgen voor een goede communicatie tussen de verzoeker en de persoon die het persoonlijk onderhoud voert.

5. Het persoonlijk onderhoud vindt plaats in zodanige omstandigheden dat een passende geheimhouding is gewaarborgd.

6. De lidstaat die het persoonlijk onderhoud voert, stelt een beknopt schriftelijk verslag op met de belangrijkste informatie die de verzoeker tijdens het onderhoud heeft verstrekt en stelt de verzoeker een kopie van dit verslag ter beschikking. Het verslag wordt aan een eventueel besluit tot overdracht in de zin van artikel 25, lid 1, gehecht.

Artikel 6

Waarborgen voor minderjarigen

1. Bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, stellen de lidstaten het belang van het kind voorop.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de niet-begeleide minderjarige bij alle procedures waarin deze verordening voorziet, wordt vertegenwoordigd en/of bijgestaan door een vertegenwoordiger. Deze vertegenwoordiger kan de vertegenwoordiger zijn zoals bedoeld in artikel 23 van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

3. Om vast te stellen wat het belang van het kind is, werken de lidstaten nauw samen en houden zij in het bijzonder rekening met de volgende factoren:

a) mogelijkheden tot gezinshereniging;

b) het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, waarbij met name de etnische, religieuze, culturele en taalkundige achtergrond van de minderjarige in aanmerking wordt genomen;

c) veiligheid en beveiliging, in het bijzonder wanneer het kind mogelijk slachtoffer is van mensenhandel;

d) de standpunten van de minderjarige, voor zover zijn leeftijd en rijpheid dit toelaten.

4. De lidstaten nemen in hun nationale recht procedures op voor het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige die in de lidstaten verblijven. Zij beginnen zo snel mogelijk na de indiening van het verzoek om internationale bescherming met het opsporen van gezinsleden of andere verwanten van de minderjarige, waarbij het belang van de minderjarige wordt beschermd.

5. De in artikel 33 bedoelde bevoegde autoriteiten die verzoeken van niet-begeleide minderjarigen behandelen, krijgen een passende opleiding met betrekking tot de specifieke behoeften van minderjarigen.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK III

RANGORDE VAN DE CRITERIA

√ CRITERIA VOOR HET AANWIJZEN VAN DE VERANTWOORDELIJKE LIDSTAAT ∏

Artikel 5 7

√ Rangorde van de criteria ∏

1. De in dit hoofdstuk vastgestelde criteria aan de hand waarvan wordt bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, zijn van toepassing in de volgorde waarin zij voorkomen in de tekst.

2. Welke lidstaat met toepassing van deze √ in dit hoofdstuk beschreven ∏ criteria verantwoordelijk is, wordt vastgesteld op grond van de situatie op het tijdstip waarop de asielzoeker √ verzoeker ∏ zijn verzoek ? om internationale bescherming ⎪ voor de eerste maal bij een lidstaat indient.

ò nieuw

3. Welke lidstaat volgens de in de artikelen 8 tot 12 beschreven criteria verantwoordelijk is, wordt, in afwijking van lid 2, met het oog op de naleving van het beginsel van de eenheid van het gezin en in het belang van het kind vastgesteld op grond van de situatie op het tijdstip waarop de verzoeker zijn meest recente verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Dit lid is van toepassing op voorwaarde dat in eerste aanleg nog geen beslissing ten gronde is genomen over de vorige verzoeken van de betrokkene.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 6 8

√ Niet begeleide minderjarigen ∏

1. Indien de asielzoeker √ verzoeker ∏ een niet begeleide minderjarige is, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij de lidstaat waar een lid van zijn gezin zich wettig ophoudt, voor zover dit in het belang van de minderjarige is.

ê 343/2003/EG Artikel 15, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

23. Indien de asielzoeker ? verzoeker ⎪ een niet begeleide minderjarige is ? met verwanten ⎪ die ? wettig ⎪ in een andere lidstaat ? verblijven en ⎪ één of meer familieleden heeft die voor hem kunnen zorgen, herenigen de lidstaten, indien mogelijk, de minderjarige met deze verwant(en), ? is die lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek, mits ⎪ tenzij dit niet in het belang van de minderjarige is.

ò nieuw

3. Indien in meer dan één lidstaat wettig gezinsleden of andere verwanten van de verzoeker verblijven, wordt op basis van het belang van de minderjarige bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek.

ê 343/2003/EG

ð nieuw

4. Bij ontstentenis van gezinsleden ? of andere verwanten ⎪ berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij de lidstaat waarbij de minderjarige zijn ? meest recente ⎪ asielverzoek heeft ingediend ð mits dit in het belang is van de minderjarige. ï

ê 1103/2008/EG, punt 3(1) van de bijlage

ð nieuw

5. De voorwaarden en procedures voor de toepassing van ? de leden 2 en 3 ⎪ dit artikel, inclusief de bemiddelingsprocedures ter oplossing van eventuele geschillen tussen lidstaten over de noodzaak om de betrokkenen te herenigen of de plaats waar dat moet gebeuren, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure door de Commissie. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 27 40, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 79

√ Gezinsleden die internationale bescherming genieten ∏

Wanneer een gezinslid van de asielzoeker, ongeacht of het gezin reeds in het land van oorsprong was gevormd, als vluchteling ? persoon die internationale bescherming geniet ⎪ is toegelaten voor verblijf in een lidstaat, is deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ , mits de betrokkenen √ schriftelijk hebben verklaard dat zij ∏ dat wensen.

Artikel 810

√ Gezinsleden die om internationale bescherming verzoeken∏

Wanneer een gezinslid van een asielzoeker in een lidstaat een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ heeft ingediend waarover nog geen beslissing in eerste aanleg is genomen, is deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪, mits de betrokkenen √ schriftelijk hebben verklaard dat zij ∏ dat wensen.

Artikel 1511

√ Afhankelijke verwanten ∏

21. Wanneer de ene betrokkene √ asielzoeker ∏ afhankelijk is van de hulp van de andere √ een verwant ∏ wegens een zwangerschap, een pasgeboren kind, een ernstige ziekte, een zware handicap of hoge leeftijd, √ of wanneer een verwant ∏ ? om dezelfde reden ⎪ √ afhankelijk is van de hulp van de asielzoeker, ∏ ð wordt de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek beschouwd als de lidstaat waar de betrokkenen het best bij elkaar kunnen blijven of kunnen worden herenigd, ⎪ zorgen de lidstaten er normaliter voor dat de asielzoeker kan blijven bij of wordt herenigd met een familielid dat zich op het grondgebied van een van de lidstaten bevindt op voorwaarde dat er in het land van herkomst al familiebanden bestonden ? en de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen. Bij het aanwijzen van de lidstaat waar de betrokkenen het best bij elkaar kunnen blijven of kunnen worden herenigd, wordt rekening gehouden met het belang van de betrokkenen, zoals de vraag of de afhankelijke persoon in staat is te reizen. ⎪

ê 1560/2003 Artikel 11, lid 1 (aangepast)

Artikel 15, lid 2, van Verordening (EG) nr. 343/2003 is van toepassing zowel wanneer de asielzoeker afhankelijk is van de hulp van het familielid dat zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt als wanneer het familielid dat zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt afhankelijk is van de hulp van de asielzoeker.

ê 1103/2008/EG, punt 3(1) van de bijlage

2.5 De voorwaarden en procedures voor de toepassing van lid 1 dit artikel, inclusief de bemiddelingsprocedures ter oplossing van eventuele geschillen tussen lidstaten over de noodzaak om de betrokkenen te herenigen of de plaats waar dat moet gebeuren, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure door de Commissie. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 27 40, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

Artikel 14 12

√ Gezinsprocedure ∏

Indien meerdere leden van een gezin in dezelfde lidstaat gelijktijdig of met dusdanig korte tussenpozen een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ indienen dat de procedures om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is allemaal tegelijk kunnen worden afgewikkeld, en indien de toepassing van de criteria van deze verordening tot gevolg zou hebben dat de betrokkenen van elkaar worden gescheiden, wordt de verantwoordelijke lidstaat aangewezen op grond van de volgende bepalingen:

a) de lidstaat die volgens de criteria van deze verordening verantwoordelijk is voor de overname van het grootste aantal gezinsleden, is verantwoordelijk voor de behandeling van de asielverzoeken ? om internationale bescherming ⎪ van alle gezinsleden;

b) indien op grond van het voorgaande geen enkele lidstaat als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen, is de lidstaat die volgens de criteria van deze verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van het oudste lid van de groep, verantwoordelijk voor de behandeling van alle asielverzoeken.

Artikel 913

√ Afgifte van verblijfstitels of visa ∏

1. Wanneer de asielzoeker houder is van een geldige verblijfstitel, is de lidstaat die deze titel heeft afgegeven, verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ .

2. Wanneer de asielzoeker houder is van een geldig visum, is de lidstaat die dit visum heeft afgegeven, verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪, tenzij de betrokken lidstaat bij de afgifte van dit visum optrad als vertegenwoordiger of op grond van een schriftelijke machtiging van een andere lidstaat. In dat geval is deze laatste lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ . Wanneer een lidstaat, onder andere om redenen van veiligheid, vooraf de centrale autoriteiten van een andere lidstaat raadpleegt, vormt het antwoord van deze laatste lidstaat geen schriftelijke machtiging in de zin van deze bepaling.

3. Wanneer de asielzoeker houder is van verscheidene geldige verblijfstitels of visa die door verschillende lidstaten zijn afgegeven, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ achtereenvolgens bij:

a) de lidstaat die de verblijfstitel met het langste verblijfsrecht heeft afgegeven of, indien de geldigheidsduur niet verschilt, de lidstaat die de verblijfstitel heeft afgegeven waarvan de geldigheidsduur het laatst verstrijkt;

b) de lidstaat die het visum heeft afgegeven waarvan de geldigheidsduur het laatst verstrijkt, indien het om gelijksoortige visa gaat;

c) wanneer de visa van verschillende aard zijn, de lidstaat die het visum met de langste geldigheidsduur heeft afgegeven of, indien de visa dezelfde geldigheidsduur hebben, de lidstaat die het visum heeft afgegeven waarvan de geldigheidsduur het laatst verstrijkt.

4. Wanneer de asielzoeker slechts houder is van één of meer verblijfstitels die minder dan twee jaar zijn verlopen of van één of meer visa die minder dan zes maanden zijn verlopen en die hem daadwerkelijk toegang hebben verschaft tot het grondgebied van een lidstaat, zijn de leden 1, 2 en 3 van toepassing zolang de asielzoeker het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten.

Wanneer de asielzoeker houder is van één of meer verblijfstitels die meer dan twee jaar zijn verlopen of van één of meer visa die meer dan zes maanden zijn verlopen en die hem daadwerkelijk toegang hebben verschaft tot het grondgebied van een lidstaat, en hij het grondgebied van de lidstaten niet heeft verlaten, is de lidstaat waar het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend, verantwoordelijk.

5. Het feit dat de verblijfstitel of het visum is afgegeven op basis van een valse of fictieve identiteit of op vertoon van valse, vervalste of ongeldige documenten, vormt geen belemmering voor het toewijzen van de verantwoordelijkheid aan de lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgegeven. De lidstaat die de verblijfstitel of het visum heeft afgegeven, is echter niet verantwoordelijk indien hij kan aantonen dat er is gefraudeerd nadat de verblijfstitel of het visum werd verstrekt.

Artikel 1014

√ Toegang en/of verblijf ∏

1. Wanneer is vastgesteld, aan de hand van bewijsmiddelen of indirect bewijs, zoals omschreven in de twee in artikel 2218, lid 3, genoemde lijsten, inclusief de gegevens zoals bedoeld in hoofdstuk III van Verordening (EG) nr. 2725/2000 […/…/] √ [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening] ∏, dat een asielzoeker op illegale wijze de grens van een lidstaat heeft overschreden via het land, de zee of de lucht of komende vanuit een derde land, dan berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij die lidstaat. Deze verantwoordelijkheid eindigt twaalf maanden na de datum waarop de illegale grensoverschrijding heeft plaatsgevonden.

2. Wanneer een lidstaat niet of niet meer verantwoordelijk kan worden gesteld overeenkomstig lid 1 en wanneer, aan de hand van bewijsmiddelen of indirect bewijs, zoals omschreven in de twee in artikel 2218, lid 3, genoemde lijsten, is vastgesteld dat de asielzoeker - die illegaal of op onbekende wijze het grondgebied van de lidstaten is binnengekomen - ten tijde van het indienen van het verzoek gedurende een daaraan voorafgaande onafgebroken periode van ten minste vijf maanden in een lidstaat heeft verbleven √ alvorens het verzoek om internationale bescherming in te dienen ∏, dan berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij die lidstaat.

Indien de asielzoeker gedurende perioden van ten minste vijf maanden in verscheidene lidstaten heeft verbleven, dan is de lidstaat waar dit het meest recentelijk het geval was, verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ .

Artikel 1115

√ Visumvrijstelling ∏

1. Indien een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ het grondgebied betreedt van een lidstaat waar hij niet visumplichtig is, is de betrokken lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ .

2. Het in lid 1 bedoelde beginsel is niet van toepassing indien de onderdaan van het derde land ? of de staatloze ⎪ zijn asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ indient in een andere lidstaat waar hij evenmin visumplichtig is voor de toegang tot het grondgebied. In dat geval is deze laatste lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ .

Artikel 1216

√ Verzoeken in een internationale transitzone van een luchthaven ∏

Indien in een internationale transitzone van een luchthaven van een lidstaat een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ wordt ingediend door een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪, is deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek.

HOOFDSTUK IV

HUMANITAIRE CLAUSULE

√ DISCRETIONAIRE BEPALINGEN ∏

Artikel 1517

√ Discretionaire bepalingen ∏

ê 343/2003/EG Artikel 3, lid 2 (aangepast)

ð nieuw

1. 2. In afwijking van artikel 3, lid 1, kan elke lidstaat ? om humanitaire redenen of uit mededogen ⎪ √ besluiten ∏ een bij hem ingediend asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ van een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ √ te ∏ behandelen, ook al is hij daartoe op grond van de in deze verordening neergelegde criteria niet verplicht, ? mits de verzoeker hiermee instemt ⎪.

In dat geval wordt deze lidstaat de verantwoordelijke lidstaat in de zin van deze verordening en neemt hij de daaruit voortvloeiende verplichtingen op zich. In voorkomend geval stelt hij de lidstaat die op grond van de criteria van deze verordening voorheen verantwoordelijk was, of de lidstaat waar een procedure loopt om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk was is, of de lidstaat tot welke een verzoek tot overname of terugname is gericht, daarvan in kennis ? door middel van het DubliNet, het netwerk voor elektronische communicatie dat in het leven is geroepen bij artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003 ⎪.

De lidstaat die op grond van dit lid verantwoordelijk wordt, vermeldt ook onmiddellijk in Eurodac dat hij de verantwoordelijkheid op zich heeft genomen, overeenkomstig artikel 17, lid 6, van Verordening (EG) nr. […/…] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening].

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

2. 1. Iedere lidstaat √ De lidstaat waarin een verzoek om internationale bescherming is ingediend en die bepaalt welke lidstaat verantwoordelijk is, of de verantwoordelijke lidstaat ∏ kan, ook wanneer hij met toepassing van de in deze verordening vastgestelde criteria niet verantwoordelijk is voor de behandeling, ? te allen tijde een andere lidstaat vragen een verzoeker over te nemen teneinde⎪ gezinsleden en andere afhankelijke familieleden √ verwanten ∏ te herenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ? ook wanneer deze laatste lidstaat niet verantwoordelijk is volgens de in de artikelen 8 tot 12 vastgelegde criteria ⎪. In dat geval behandelt deze lidstaat op verzoek van een andere lidstaat het asielverzoek van de betrokkene. De beide betrokkenen moeten √ hiermee schriftelijk instemmen ∏ hun instemming geven.

ê 1560/2003 Artikel 13, lid 2

Het overnameverzoek omvat alle elementen waarover de verzoekende lidstaat beschikt om het de aangezochte staat mogelijk te maken de situatie te beoordelen.

ê 1560/2003 Artikel 13, lid 3

ð nieuw

De aangezochte lidstaat verricht de alle verificaties die nodig zijn om zich te vergewissen van, naar gelang van het geval, het bestaan van humanitaire redenen, met name van familiale of culturele aard, de situatie van afhankelijkheid van de betrokken persoon of van het vermogen of de verbintenis van de andere betrokken persoon om de verwachte hulp te bieden ð om de aangevoerde humanitaire redenen te controleren en neemt binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek een besluit. In geval van een afwijzing wordt vermeld om welke redenen het verzoek wordt geweigerd ï.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

4. Indien de aangezochte lidstaat zo'n √ het ∏ verzoek inwilligt, wordt de verantwoordelijkheid voor de behandeling aan deze staat overgedragen.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK V

OVERNAME EN TERUGNAME

√ VERPLICHTINGEN VAN DE VERANTWOORDELIJKE LIDSTAAT ∏

Artikel 1618

√ Verplichtingen van de verantwoordelijke lidstaat ∏

1. De lidstaat die krachtens deze verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ , is verplicht:

a) een asielzoeker die zijn verzoek in een andere lidstaat heeft ingediend, volgens de in de artikelen 21, 22 en 28 17 tot en met 19 bepaalde voorwaarden over te nemen;

b)c) een asielzoeker √ verzoeker ∏ wiens verzoek in behandeling is en die ? een verzoek in een andere lidstaat heeft ingediend of die ⎪zich ? zonder verblijfstitel ⎪ ophoudt in een andere lidstaat, zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen, volgens de in de artikelen 20 23, 24 en 28 bepaalde voorwaarden terug te nemen;

c)d) een asielzoeker ? verzoeker ⎪ die zijn verzoek tijdens de behandeling heeft ingetrokken en die in een andere lidstaat een asielverzoek heeft ingediend, volgens de in de artikelen 23, 24 en 28 20 bepaalde voorwaarden terug te nemen;

d)e) een onderdaan van een derde land ? of een staatloze ⎪ wiens verzoek is afgewezen en die ? een verzoek heeft ingediend in een andere lidstaat of die ⎪ zich ? zonder verblijfstitel ⎪ ophoudt in een andere lidstaat, zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen, volgens de in de artikelen 23, 24 en 28 20 bepaalde voorwaarden terug te nemen.

√ 2. ∏ ? In alle in lid 1, onder a) tot d) bedoelde omstandigheden behandelt ⎪ √ de verantwoordelijke lidstaat ∏ b) het asielverzoek ? om internationale bescherming of rondt hij de behandeling van het verzoek in de zin van artikel 2, onder d), af ⎪. volledig te behandelen ? Indien de verantwoordelijke lidstaat de behandeling van een verzoek had gestaakt omdat de verzoeker het verzoek had ingetrokken, maakt die lidstaat dit besluit ongedaan en rondt hij de behandeling van het verzoek in de zin van artikel 2, onder d), af. ⎪

Artikel 19

√ Beëindiging van de verantwoordelijkheid ∏

1. 2. Indien een lidstaat de asielzoeker √ verzoeker ∏ een verblijfstitel verstrekt, gaan de in artikel 18, lid 1, genoemde verplichtingen over op deze lidstaat.

2. 3. De in artikel 18, lid 1, genoemde verplichtingen komen te vervallen indien ? de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek, bij een verzoek om over- of terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), kan aantonen dat ⎪ de betrokkene onderdaan van een derde land het grondgebied van de lidstaten ten minste drie maanden heeft verlaten, tenzij hij houder is van een geldige verblijfstitel die door de verantwoordelijke lidstaat is afgegeven.

ò nieuw

Een verzoek dat na een dergelijke afwezigheid wordt ingediend, wordt beschouwd als een nieuw verzoek, waarvoor opnieuw moet worden bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

3. 4. De in artikel 18, lid 1, onder c)d) en d)e), genoemde verplichtingen komen eveneens te vervallen zodra √ wanneer ∏ de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek, ? bij een verzoek om terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), kan aantonen dat ⎪ na de intrekking of de afwijzing van het verzoek de nodige maatregelen heeft genomen en daadwerkelijk ten uitvoer heeft gelegd om ervoor te zorgen dat de onderdaan van een derde land zich begeeft naar zijn land van herkomst of naar een ander land waar hij legaal mag binnenkomen ? de betrokkene het grondgebied van de lidstaten heeft verlaten op grond van een terugkeerbesluit of een verwijderingsbevel dat is uitgegeven na de intrekking of de afwijzing van het verzoek ⎪.

ò nieuw

Een verzoek dat na een daadwerkelijke verwijdering wordt ingediend, wordt beschouwd als een nieuw verzoek, waarvoor opnieuw moet worden bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK VI

√ OVER- EN TERUGNAMEPROCEDURES ∏

√ DEEL I: Begin van de procedure ∏

Artikel 420

√ Begin van de procedure ∏

1. De procedure waarbij wordt vastgesteld welke lidstaat overeenkomstig deze verordening verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪, vangt aan zodra het asielverzoek voor de eerste maal bij een lidstaat wordt ingediend.

2. Een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ wordt geacht te zijn ingediend vanaf het tijdstip waarop de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een door de asielzoeker √ verzoeker ∏ ingediend formulier of een door de autoriteiten opgesteld proces-verbaal hebben ontvangen. Bij een niet-schriftelijk verzoek dient de termijn tussen de intentieverklaring en het opstellen van een proces-verbaal zo kort mogelijk te zijn.

3. Voor de toepassing van deze verordening is de situatie van de minderjarige die de asielzoeker vergezelt en onder de in artikel 2, onder i), geformuleerde definitie van gezinslid valt, onlosmakelijk verbonden met de situatie van diens ouder of voogd; deze valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ van die ouder of voogd, ook al is de minderjarige zelf geen individuele asielzoeker, ? mits dit in het belang van de minderjarige is ⎪. Kinderen die na de aankomst van de asielzoeker op het grondgebied van de lidstaat zijn geboren, krijgen dezelfde behandeling, zonder dat een nieuwe procedure behoeft te worden ingeleid.

4. Wanneer een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij de bevoegde autoriteiten van een lidstaat wordt ingediend door een asielzoeker √ verzoeker ∏ die zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevindt, is het de taak van de lidstaat op het grondgebied waarvan de asielzoeker √ verzoeker ∏ zich bevindt, om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. De lidstaat waar de asielzoeker zich bevindt, wordt onverwijld van het asielverzoek in kennis gesteld door de lidstaat waarbij het is ingediend, en wordt vervolgens voor de toepassing van deze verordening beschouwd als de lidstaat waarbij het verzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend.

De asielzoeker √ verzoeker ∏ wordt schriftelijk in kennis gesteld van deze overdracht en van de datum waarop deze heeft plaatsgevonden.

5. De lidstaat waarbij het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend, is verplicht om, op de in de artikelen 20 23, 24 en 28 bepaalde voorwaarden en met het oog op afronding van de procedure tot vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪, over te gaan tot terugname van de asielzoeker die zich in een andere lidstaat ophoudt en daar opnieuw een asielverzoek heeft ingediend na zijn √ eerste, in een andere lidstaat ingediende ∏ verzoek te hebben ingetrokken tijdens de procedure tot vaststelling van de staat die verantwoordelijk is.

Deze verplichting geldt niet meer ? wanneer de lidstaat die wordt verzocht de procedure voor het aanwijzen van de verantwoordelijke lidstaat af te ronden, kan aantonen dat ⎪ indien de asielzoeker het grondgebied van de lidstaten inmiddels ten minste drie maanden heeft verlaten of door een √ andere ∏ lidstaat in het bezit is gesteld van een verblijfstitel.

ò nieuw

Een verzoek dat na een dergelijke afwezigheid wordt ingediend, wordt beschouwd als een nieuw verzoek, waarvoor opnieuw moet worden bepaald welke lidstaat verantwoordelijk is.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

√ Deel II: Procedures voor overnameverzoeken ∏

Artikel 1721

√ Indiening van een overnameverzoek ∏

1. De lidstaat waarbij een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend en die van mening is dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van dit verzoek, kan deze lidstaat zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen drie maanden na de indiening van het verzoek in de zin van artikel 420, lid 2, om overname verzoeken.

Indien er binnen drie maanden geen verzoek tot overname van de asielzoeker √ verzoeker ∏ wordt ingediend, is de lidstaat waarbij het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend, verantwoordelijk voor de behandeling ervan.

2. De verzoekende lidstaat kan om een spoedig antwoord vragen indien het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ enkel is ingediend als gevolg van een weigering tot toegang of verblijf, een aanhouding wegens illegaal verblijf of de betekening of de tenuitvoerlegging van een verwijderingsmaatregel, en/of de asielzoeker in hechtenis Ö bewaring Õ wordt gehouden.

In het overnameverzoek wordt gemotiveerd op welke gronden met spoed een antwoord nodig is en binnen welke termijn dit antwoord wordt verwacht. Die termijn dient minstens één week te bedragen.

3. In beide gevallen wordt het verzoek om overname door een andere lidstaat met behulp van een standaardformulier gedaan en gestaafd met bewijsmiddelen of indirecte bewijzen zoals omschreven in de twee in artikel 1822, lid 3, genoemde lijsten, en/of relevante elementen uit de verklaring van de asielzoeker aan de hand waarvan de autoriteiten van de aangezochte lidstaat kunnen nagaan of deze lidstaat op grond van de criteria van deze verordening verantwoordelijk is.

De regels voor het opstellen en indienen van overnameverzoeken worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2740, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 1822

√ Beantwoording van een overnameverzoek ∏

1. De lidstaat die om overname wordt verzocht, verricht de nodige naspeuringen en reageert op het verzoek tot overname van de asielzoeker √ een verzoeker ∏ binnen twee maanden nadat hij het heeft ontvangen.

2. Voor het afhandelen van de in deze verordening vastgestelde procedure ter bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor het behandelen van een asielverzoek, ? om internationale bescherming ⎪ worden bewijsmiddelen en indirecte bewijzen gebruikt.

3. Overeenkomstig artikel 2740, lid 2, worden twee lijsten opgesteld die op gezette tijden worden getoetst en waarin volgens onderstaande criteria de bewijsmiddelen en indirecte bewijzen worden vermeld:

a) Bewijsmiddelen:

i) Dit zijn formele bewijzen die overeenkomstig de verordening de verantwoordelijkheid bepalen, zolang er geen bewijs is van het tegendeel.

ii) De lidstaten leveren het comité van artikel 2740 modellen van de verschillende soorten administratieve documenten, overeenkomstig de in de lijst van formele bewijzen gegeven type-indeling.

b) Indirecte bewijzen:

i) Dit zijn aanwijzingen die, hoewel weerlegbaar, in sommige gevallen voldoende kunnen zijn, overeenkomstig de bewijskracht die eraan wordt toegekend.

ii) De kracht van bewijs van deze aanwijzingen wordt, in samenhang met de verantwoordelijkheid voor de afhandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪, per geval bekeken.

4. De bewijsvereisten mogen niet verder gaan dan noodzakelijk is voor de correcte toepassing van deze verordening.

5. Indien formele bewijzen ontbreken, erkent de aangezochte lidstaat zijn verantwoordelijkheid wanneer de indirecte bewijzen samenhangend, verifieerbaar en voldoende gedetailleerd zijn om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is.

6. Indien de verzoekende lidstaat, overeenkomstig artikel 1721, lid 2, met spoed om antwoord vraagt, stelt de aangezochte lidstaat alles in het werk om zich te houden aan de gevraagde termijn. In uitzonderlijke gevallen, waarin kan worden aangetoond dat de behandeling van een verzoek tot overname van een asielzoeker √ verzoeker ∏ buitengewoon complex is, kan de aangezochte lidstaat na de gevraagde termijn antwoorden, maar in ieder geval binnen een maand. In dergelijke situaties moet de aangezochte lidstaat zijn besluit om later te antwoorden, binnen de oorspronkelijk gevraagde termijn meedelen aan de verzoekende lidstaat.

7. Het zonder reactie laten verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn van twee maanden en van de in lid 6 bedoelde termijn van een maand, staat gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek en houdt de verplichting in om de persoon over te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst.

√ Deel III. Procedures voor terugnameverzoeken ∏

Artikel 20 23

√ Indiening van een terugnameverzoek ∏

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

1. ? Wanneer een lidstaat waar een volgend verzoek om internationale bescherming wordt ingediend of waar een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), zich ophoudt zonder verblijfstitel, van oordeel is dat een andere lidstaat verantwoordelijk is overeenkomstig ⎪ De in artikel 420, lid 5, en artikel 1618, lid 1, onder c)b), d)c) en e)d), bedoelde terugname van asielzoekers geschiedt overeenkomstig de volgende bepalingen: ? kan hij die andere lidstaat verzoeken de betrokken persoon terug te nemen. ⎪

ò nieuw

2. In geval van een volgend verzoek om internationale bescherming wordt het verzoek tot terugname van de betrokkene zo snel mogelijk ingediend en in ieder geval binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 6, lid 5, van Verordening (EG) nr. […/…] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening].

Indien het verzoek tot terugname van de verzoeker die een volgend verzoek om internationale bescherming heeft ingediend, is gebaseerd op ander bewijs dan de gegevens uit het Eurodac-systeem, wordt het terugnameverzoek aan de aangezochte lidstaat gezonden binnen drie maanden na de indiening van het verzoek om internationale bescherming in de zin van artikel 20, lid 2.

3 Indien er geen volgend verzoek om internationale bescherming is en indien de verzoekende lidstaat besluit het Eurodac-systeem te raadplegen overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EG) nr. [.../.../] [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinverordening], wordt het terugnameverzoek zo snel mogelijk ingediend, en in ieder geval binnen twee maanden na ontvangst van de Eurodac-treffer overeenkomstig artikel 13, lid 4, van die verordening.

Indien het terugnameverzoek is gebaseerd op ander bewijs dan de gegevens uit het Eurodac-systeem, wordt het aan de aangezochte lidstaat gezonden binnen drie maanden nadat de verzoekende lidstaat vaststelt dat wellicht een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de betrokken persoon.

4. Indien het verzoek tot terugname van een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), niet binnen de in de leden 2 en 3 gestelde termijnen wordt ingediend, berust de verantwoordelijkheid voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming bij de lidstaat waar het verzoek vervolgens werd ingediend of waar de betrokkene zich zonder verblijfsvergunning ophoudt.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

5 a) Het terugnameverzoek √ tot terugname van de verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), ∏ ? wordt gedaan met behulp van een standaardformulier en gestaafd met bewijsmiddelen of indirecte bewijzen en/of relevante elementen uit de verklaring van de asielzoeker ⎪ dient gegevens te bevatten op grond waarvan de √ autoriteiten van de ∏ aangezochte lidstaat kan √ kunnen ∏ nagaan of hij √ de aangezochte lidstaat ∏ verantwoordelijk is.

3. De regels betreffende de bewijzen en indicaties en de interpretatie daarvan, alsmede die voor het opstellen en indienen van verzoeken, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 2740, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 24

√ Beantwoording van een terugnameverzoek ∏

b)1. De voor terugname aangezochte lidstaat is verplicht √ verifieert ∏ de gegevens te verifiëren en op √ neemt een besluit over ∏ het terugnameverzoek te antwoorden, en wel zo spoedig mogelijk en onder geen beding √ in ieder geval ∏ later ? uiterlijk ⎪ dan één maand nadat het √ verzoek is ingediend ∏ aan hem is voorgelegd. Wanneer het verzoek is gebaseerd op uit het Eurodac-systeem verkregen gegevens, wordt deze termijn teruggebracht tot twee weken.

c)2 Indien de om terugname verzochte lidstaat niet reageert binnen √ Het zonder reactie laten verstrijken van ∏ de onder b) √ in lid 1 ∏ genoemde termijn van één maand of twee weken, √ staat gelijk met aanvaarding van het overnameverzoek ∏ wordt hij geacht in te stemmen met terugname van de asielzoeker ? en houdt de verplichting in om de betrokken persoon terug te nemen en te zorgen voor passende regelingen voor de aankomst ⎪.

d) Een lidstaat die instemt met een terugnameverzoek, is verplicht de asielzoeker weer tot zijn grondgebied toe te laten. De overdracht gebeurt overeenkomstig de nationale wetgeving van de verzoekende lidstaat, na overleg tussen de betrokken lidstaten, zodra dat praktisch mogelijk is en uiterlijk binnen een termijn van zes maanden na de aanvaarding van het verzoek om overname door een andere lidstaat of de beslissing op het beroep of op het verzoek tot herziening wanneer dit opschortende werking heeft.

e) De verzoekende lidstaat stelt de asielzoeker in kennis van de beslissing betreffende de terugname door de verantwoordelijke lidstaat. Deze beslissing wordt gemotiveerd. In de kennisgeving wordt vermeld op welke termijn de overdracht zal plaatsvinden en, indien de asielzoeker zich op eigen gelegenheid naar de verantwoordelijke lidstaat begeeft, waar en wanneer hij zich in die lidstaat moet melden. Tegen deze beslissing kan beroep of bezwaar worden aangetekend. Dit heeft geen opschortende werking voor de overdracht, tenzij het gerecht of de bevoegde instantie, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, naar gelang van het geval een andersluidende beslissing neemt.

De verzoekende lidstaat verstrekt de asielzoeker zo nodig een doorlaatbewijs overeenkomstig het volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure goedgekeurde model.

De verantwoordelijke lidstaat laat de verzoekende lidstaat weten dat de asielzoeker is aangekomen of dat hij zich niet binnen de gestelde termijn heeft gemeld.

2. Indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden, berust de verantwoordelijkheid bij de lidstaat waar het asielverzoek is ingediend. Indien de overdracht of de behandeling van het asielverzoek wegens detentie van de asielzoeker niet kon worden uitgevoerd, kan deze termijn tot maximaal één jaar worden verlengd of tot maximaal 18 maanden indien de asielzoeker onderduikt.

3. De regels betreffende de bewijzen en indicaties en de interpretatie daarvan, alsmede die voor het opstellen en indienen van verzoeken, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure.

4. Aanvullende regels inzake de tenuitvoerlegging van de overdracht kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde procedure.

√ Deel IV. Procedurele waarborgen ∏

Artikel 1925

√ Kennisgeving van een overdrachtsbesluit ∏

1. Wanneer de aangezochte lidstaat instemt met de overname √ of de terugname ∏ van een asielzoeker √ verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), ∏, stelt de √ verzoekende ∏ lidstaat waar het asielverzoek is ingediend, de asielzoeker √ betrokkene ∏ in kennis van het besluit om het asielverzoek niet te behandelen en van de verplichting om de asielzoeker √ hem ∏ over te dragen aan de √ verantwoordelijke ∏ lidstaat √ en, indien van toepassing, van het besluit om zijn verzoek om internationale bescherming niet te behandelen ∏. ? Deze kennisgeving gebeurt schriftelijk, in een taal die de betrokkene redelijkerwijs geacht kan worden te begrijpen, en uiterlijk vijftien werkdagen na ontvangst van het antwoord van de aangezochte lidstaat ⎪.

2. Het in lid 1 bedoelde besluit wordt gemotiveerd. ,? en bevat een beschrijving van de belangrijkste stappen in de procedure die tot het besluit hebben geleid. In de kennisgeving wordt informatie gegeven over de beschikbare rechtsmiddelen en de termijnen om daarvan gebruik te maken, alsmede over personen of instanties die de betrokkene rechtsbijstand kunnen verlenen en/of hem kunnen vertegenwoordigen ⎪. In de kennisgeving wordt vermeld binnen welke termijn de overdracht zal plaatsvinden en, indien de asielzoeker Ö betrokkene Õ zich op eigen gelegenheid naar de verantwoordelijke lidstaat begeeft, waar en wanneer hij zich in die lidstaat moet melden. ? De termijn voor de overdracht wordt zo vastgesteld dat de betrokkene over een redelijke periode beschikt om een rechtsmiddel in te zetten overeenkomstig artikel 26. ⎪ Tegen deze beslissing kan beroep of bezwaar worden aangetekend. Dit heeft geen opschortende werking voor de overdracht, tenzij het gerecht of de bevoegde instantie, indien de nationale wetgeving daarin voorziet, naar gelang van het geval een andersluidende beslissing neemt.

ò nieuw

Artikel 26

Rechtsmiddelen

1. De verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), heeft het recht tegen het in artikel 25 bedoelde overdrachtsbesluit bij een rechterlijke instantie een rechtsmiddel in te stellen, in de vorm van een beroep ten aanzien van de feiten en het recht.

2. De lidstaten stellen een redelijke termijn vast waarbinnen de betrokkene zijn recht op het instellen van een rechtsmiddel overeenkomstig lid 1, kan uitoefenen.

3. Indien tegen het overdrachtsbesluit als bedoeld in artikel 25 beroep wordt ingesteld, beslist de in lid 1 bedoelde instantie van rechtswege zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk zeven werkdagen na de indiening van het beroep, of de betrokkene in afwachting van de uitkomst van het beroep op het grondgebied van de betrokken lidstaat mag blijven.

4. Er vindt geen overdracht plaats voordat de in lid 3 bedoelde beslissing is genomen. Een beslissing om de betrokkene niet toe te staan om in afwachting van de uitkomst van het beroep op het grondgebied van de lidstaat te blijven, wordt gemotiveerd.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de betrokkene toegang heeft tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging en zo nodig tot taalkundige bijstand.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging kosteloos worden verstrekt indien de betrokkene de kosten niet kan opbrengen.

De regels voor de toegang tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging worden bij nationaal recht vastgesteld.

Deel V. Bewaring met het oog op overdracht

Artikel 27

Bewaring

1. De lidstaten houden niemand in bewaring om de enkele reden dat hij om internationale bescherming verzoekt overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG.

2. Onverminderd artikel 8, lid 2, van Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten] mogen de lidstaten, wanneer zulks nodig blijkt op basis van de individuele beoordeling van het geval en wanneer andere, minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast, een asielzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, ten aanzien van wie een besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat is genomen, alleen op een bepaalde plaats in bewaring houden indien er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene onderduikt.

3. Wanneer de lidstaten ten behoeve van lid 2 beoordelen of andere, minder dwingende maatregelen kunnen worden toegepast, overwegen zij alternatieven voor bewaring zoals het zich regelmatig melden bij de instanties, het stellen van een borgsom, de verplichting om op een bepaalde plaats te blijven of andere maatregelen om het risico op onderduiken tegen te gaan.

4. Bewaring op grond van lid 2 mag alleen worden toegepast vanaf het moment dat de betrokkene overeenkomstig artikel 25 in kennis is gesteld van het besluit tot overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat, totdat hij wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat.

5. Bewaring op grond van lid 2 wordt voor een zo kort mogelijke termijn bevolen. De bewaring mag niet langer duren dan de tijd die redelijkerwijs nodig is voor de vereiste administratieve procedures voor het verrichten van de overdracht.

6. Bewaring op grond van lid 2 wordt bevolen door de rechter. In dringende gevallen kan bewaring worden bevolen door een bestuurlijke instantie; in dat geval moet de bewaring binnen 72 uur na aanvang ervan door de rechter worden bevestigd. Wanneer de rechter de bewaring als onrechtmatig aanmerkt, wordt de betrokkene onmiddellijk vrijgelaten.

7. Bewaring op grond van lid 2 wordt schriftelijk bevolen, waarbij de feitelijke en juridische gronden voor de bewaring, en in het bijzonder de redenen waarom wordt aangenomen dat er een risico van betekenis bestaat dat de betrokkene zal onderduiken, worden vermeld, alsmede de duur van de bewaring.

Personen in bewaring worden onmiddellijk in kennis gesteld van de gronden voor de bewaring, de geplande duur van de bewaring en de in het nationale recht vastgelegde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, in een taal die zij redelijkerwijs geacht kunnen worden te begrijpen.

8. In elk geval van bewaring op grond van lid 2 wordt de voortgezette bewaring, op verzoek van de betrokkene of ambtshalve, met redelijke tussenpozen door de rechter herzien. Bewaring wordt nooit onrechtmatig verlengd.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat personen in bewaring op grond van lid 2 toegang hebben tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging en dat deze kosteloos worden verstrekt indien de betrokkene de kosten niet kan opbrengen.

De regels voor de toegang tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging in dergelijke gevallen worden bij nationaal recht vastgesteld.

10. Minderjarigen worden niet in bewaring gesteld, tenzij dit in hun eigen belang is in de zin van artikel 7 van deze verordening en volgens een individueel onderzoek van hun situatie overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn [.../.../EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

11. Niet-begeleide minderjarigen worden nooit in bewaring gesteld.

12. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring overeenkomstig dit artikel dezelfde opvangvoorwaarden voor verzoekers in bewaring genieten als die welke zijn vastgesteld in de artikelen 10 en 11 van Richtlijn [.../.../EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten].

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

√ Deel VI: Overdrachten ∏

Artikel 1928

√ Werkwijzen en termijnen ∏

13. De asielzoeker √ verzoeker of andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), ∏ wordt overeenkomstig de nationale wetgeving door √ van ∏ de √ verzoekende ∏ lidstaat waar het verzoek is ingediend, na overleg tussen de betrokken lidstaten, overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat zodra dat praktisch mogelijk is, en uiterlijk binnen een termijn van zes maanden vanaf de aanvaarding van het overnameverzoek √ van een andere lidstaat om de betrokkene over of terug te nemen ∏ of vanaf de √ definitieve ∏ beslissing op het beroep of op het verzoek tot herziening wanneer dit ? daaraan overeenkomstig artikel 26, lid 3, ⎪ opschortende werking heeft ? is toegekend ⎪ .

De verzoekende lidstaat verstrekt de asielzoeker zo nodig een doorlaatbewijs overeenkomstig het volgens de in artikel 2740, lid 2, bedoelde procedure goedgekeurde model.

De verantwoordelijke lidstaat laat de verzoekende lidstaat weten dat de asielzoeker √ betrokkene ∏ is aangekomen of dat hij zich niet binnen de gestelde termijn heeft gemeld.

24. Indien de overdracht niet plaatsvindt binnen de gestelde termijn van zes maanden, ? komt de verplichting voor de verantwoordelijke lidstaat om de betrokkene over of terug te nemen, te vervallen, en gaat de verantwoordelijkheid over op de verzoekende lidstaat ⎪ berust de verantwoordelijkheid bij de lidstaat waar het asielverzoek is ingediend. Indien de overdracht wegens detentie Ö bewaring Õ van de asielzoeker √ betrokkene ∏ niet kon worden uitgevoerd, kan deze termijn tot maximaal één jaar worden verlengd of tot maximaal 18 maanden indien de asielzoeker √ betrokkene ∏ onderduikt.

ò nieuw

3. Indien een persoon ten onrechte is overgedragen of indien een overdrachtsbesluit in beroep wordt teruggedraaid nadat de overdracht heeft plaatsgevonden, neemt de lidstaat die de overdracht heeft verricht, de betrokkene onmiddellijk terug.

ê 1103/2008/EG, punten 3(2) en 3(3) van de bijlage

45. De Commissie kan aanvullende regels inzake de tenuitvoerlegging van de overdracht vaststellen. Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 27 40, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ò nieuw

Artikel 29

Kosten van overdrachten

1. De kosten die moeten worden gemaakt om een verzoeker of een andere persoon als bedoeld in artikel 18, lid 1, onder d), over te dragen aan de verantwoordelijke lidstaat worden gedragen door de overdragende lidstaat.

2. Wanneer de betrokkene moet worden teruggezonden naar een lidstaat omdat hij ten onrechte is overgedragen of omdat het overdrachtsbesluit in beroep is teruggedraaid nadacht de overdracht had plaatsgevonden, worden de kosten van het terugzenden gedragen door de lidstaat die de overdracht oorspronkelijk heeft verricht.

3. Van personen die moeten worden overgedragen op grond van deze verordening, wordt niet verlangd de kosten van de overdracht te dragen.

4. Er kunnen aanvullende regels betreffende de verplichting van de overdragende lidstaat om de kosten van de overdracht te dragen, worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 40, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 30

Uitwisseling van relevante informatie voordat de overdracht wordt verricht

1. Bij alle overdrachten deelt de overdragende lidstaat de ontvangende lidstaat mee of de betrokkene de overdracht aankan. Enkel personen die de overdracht aankunnen, worden overgedragen.

2. De lidstaat die de overdracht verricht, deelt de verantwoordelijke lidstaat toereikende, terzake dienende en niet buitensporige persoonsgegevens betreffende de over te dragen persoon mee, uitsluitend om ervoor te zorgen dat de bevoegde asielinstanties in de verantwoordelijke lidstaat de betrokkene de juiste bijstand kunnen verlenen, zoals noodzakelijke medische zorg, en om de continuïteit van de bij deze Verordening en bij Richtlijn […/…/EG] [tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten] toegekende bescherming en rechten te waarborgen. Die informatie wordt in een vroeg stadium verstrekt en ten laatste zeven werkdagen voordat de overdracht wordt verricht, behalve wanneer de lidstaat pas later kennis neemt van het feit dat de overdracht zal plaatsvinden.

3. De lidstaten wisselen in het bijzonder de volgende informatie uit:

a) contactgegevens van gezinsleden of andere verwanten in de ontvangende lidstaat, indien van toepassing;

b) in het geval van minderjarigen: informatie over het opleidingsniveau;

c) informatie over de leeftijd van de verzoeker;

d) elke andere informatie die de overdragende lidstaat essentieel acht om de rechten en bijzondere behoeften van de betrokken verzoeker te waarborgen.

4. Enkel om ervoor te zorgen dat de juiste verzorging of behandeling gegeven wordt aan met name gehandicapten, ouderen, zwangere vrouwen, minderjarigen en personen die zijn blootgesteld aan foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld, verstrekt de overdragende lidstaat informatie over eventuele bijzondere behoeften van de over te dragen verzoeker, waarbij het in sommige gevallen ook gaat om informatie over de fysieke of mentale gezondheidstoestand van de betrokkene. De verantwoordelijke lidstaat zorgt ervoor dat goed in deze bijzondere behoeften wordt voorzien, met name als het gaat om essentiële medische zorg.

5. De in lid 4 bedoelde informatie wordt uitsluitend door de overdragende lidstaat aan de verantwoordelijke lidstaat verstrekt nadat de verzoeker en/of zijn vertegenwoordiger hier uitdrukkelijk mee heeft ingestemd of indien dit nodig is ter bescherming van de vitale belangen van de betrokkene of van een andere persoon, indien het hem om fysieke of juridische redenen onmogelijk is om zijn toestemming te verlenen. Nadat de overdracht is verricht, wordt deze informatie onmiddellijk door de overdragende lidstaat gewist.

6. Persoonlijke gezondheidsgegevens worden alleen verwerkt door gezondheidswerkers die, op grond van het nationale recht of op grond van voorschriften die door nationale bevoegde instanties zijn vastgesteld, onderworpen zijn aan het beroepsgeheim, of door andere personen voor wie een gelijkwaardige geheimhoudingsplicht geldt. Deze gezondheidswerkers en personen die dergelijke informatie ontvangen en verwerken krijgen een passende medische opleiding en een opleiding op het gebied van de verwerking van gevoelige persoonsgegevens betreffende de gezondheid.

7. De uitwisseling van informatie uit hoofde van dit artikel vindt alleen plaats tussen de overeenkomstig artikel 33 bij de Commissie aangemelde diensten, die daarbij gebruikmaken van het bij artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1560/2003 opgerichte elektronische communicatienetwerk "DubliNet". De overeenkomstig artikel 33 van deze verordening aangemelde diensten delen tevens mee welke gezondheidswerkers gemachtigd zijn de in lid 4 bedoelde informatie te verwerken. De uitgewisselde informatie mag uitsluitend voor de in de leden 2 en 4 genoemde doeleinden worden gebruikt.

8. Om de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te vergemakkelijken, wordt een standaardformulier voor de doorgifte van de op grond van dit artikel vereiste gegevens opgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 40, lid 2.

9. De in artikel 32, leden 8 tot 12 vastgelegde regels zijn van toepassing op de uitwisseling van informatie op grond van dit artikel.

Deel VII: Tijdelijke opschorting van overdrachten

Artikel 31

1. Wanneer de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van een lidstaat als gevolg van bijzonder dringende omstandigheden uitzonderlijk zwaar onder druk staan, en wanneer als gevolg van de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken aan die lidstaat op grond van deze verordening die druk nog verder zou kunnen oplopen, kan die lidstaat om de opschorting van de overdrachten verzoeken.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder:

a) een uitvoerige beschrijving van de bijzonder dringende omstandigheden waardoor de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van de verzoekende lidstaat uitzonderlijk zwaar onder druk staan, met inbegrip van statistieken en bewijsstukken;

b) een gemotiveerde prognose van de verwachte ontwikkeling van de situatie op de korte termijn;

c) een toelichting waaruit blijkt hoe de overdracht van personen die om internationale bescherming verzoeken overeenkomstig deze verordening, de opvangcapaciteit, het asielstelsel of de infrastructuur van de verzoekende lidstaat nog verder onder druk zou kunnen zetten, met inbegrip van statistieken en bewijsstukken.

2. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de omstandigheden in een lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan zij overeenkomstig de in lid 4 beschreven procedure besluiten alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

3. Wanneer een lidstaat vreest dat de omstandigheden in een andere lidstaat ertoe kunnen leiden dat het beschermingsniveau voor personen die om internationale bescherming verzoeken, niet in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG, kan hij verzoeken alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten.

Dit verzoek wordt ingediend bij de Commissie. Het verzoek wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder uitvoerige informatie over de situatie in de betrokken lidstaat die wijst op een mogelijk gebrek aan overeenstemming met het Gemeenschapsrecht, in het bijzonder met Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten en met Richtlijn 2005/85/EG.

4. Na ontvangst van een verzoek in de zin van de leden 1 tot 3, of op eigen initiatief op grond van lid 2, kan de Commissie besluiten alle overdrachten overeenkomstig deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten. Dit besluit wordt zo spoedig mogelijk genomen en uiterlijk een maand na ontvangst van het verzoek. Het besluit tot opschorting van de overdrachten wordt gemotiveerd en bevat in het bijzonder:

a) een beschrijving van alle relevante omstandigheden in de lidstaat waarop het besluit tot opschorting betrekking heeft;

b) een beschrijving van de mogelijke gevolgen van de opschorting van de overdrachten voor de andere lidstaten;

c) de voorgestelde datum waarop de opschorting in werking treedt;

d) eventuele voorwaarden die aan de opschorting zijn gekoppeld.

5. De Commissie stelt de Raad en de lidstaten in kennis van het besluit om alle overdrachten op grond van deze verordening aan de betrokken lidstaat op te schorten. Iedere lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving ter beoordeling voorleggen aan de Raad. De Raad kan binnen een maand nadat het besluit door een lidstaat aan hem is voorgelegd, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

6. Nadat de Commissie heeft besloten de overdrachten aan een lidstaat op te schorten, zijn de lidstaten waarin de personen van wie de overdracht is opgeschort, verblijven, verantwoordelijk voor de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming van deze personen.

Bij het besluit om de overdrachten aan een lidstaat op te schorten, wordt rekening gehouden met het feit dat de bescherming van minderjarigen en de eenheid van het gezin moeten worden gewaarborgd.

7. Een besluit tot opschorting van de overdrachten aan een bepaalde lidstaat overeenkomstig lid 1 is grond voor de toekenning van bijstand voor noodmaatregelen in de zin van artikel 5 van Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad[35], op verzoek van die lidstaat.

8. De overdrachten kunnen voor ten hoogste zes maanden worden opgeschort. Wanneer de gronden voor de maatregel na zes maanden nog steeds bestaan, kan de Commissie, op verzoek van de in lid 1 bedoelde lidstaat of op eigen initiatief, besluiten de maatregel met zes maanden te verlengen. Lid 5 is van toepassing.

9. Niets in dit artikel kan worden uitgelegd als zou het de lidstaten zijn toegestaan af te wijken van hun algemene verplichting om alle passende maatregelen, van algemene of bijzondere aard, te nemen om te voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het Gemeenschapsrecht inzake asiel, met name van deze verordening, Richtlijn […/…/EG] tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, en Richtlijn 2005/85/EG.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK VIVII

ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 2132

√ Informatie-uitwisseling ∏

1. Elke lidstaat verstrekt aan alle lidstaten die daarom vragen toereikende, terzake dienende en niet buitensporige persoonsgegevens betreffende de asielzoeker teneinde:

a) vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪;

b) het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ te behandelen;

c) alle uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen na te komen.

2. De in lid 1 bedoelde informatie mag alleen betrekking hebben op:

a) de gegevens ter identificatie van de asielzoeker √ verzoeker ∏ en, in voorkomend geval, van de leden van zijn gezin (naam, voornaam - eventueel vroegere naam -, bijnaam of pseudoniem, nationaliteit - huidige en vorige -, geboortedatum en -plaats);

b) de identiteits- en reisdocumenten (nummer, geldigheidsduur, datum van afgifte, instantie die het document heeft afgegeven, plaats van afgifte enz.);

c) andere gegevens die nodig zijn om de identiteit van de asielzoeker √ verzoeker ∏ vast te stellen, inclusief vingerafdrukken die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2725/2000 […/…/] √ [betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinovereenkomst] ∏ worden verwerkt;

d) de verblijfplaatsen en reisroutes;

e) de door een lidstaat afgegeven verblijfstitels of visa;

f) de plaats waar het asielverzoek is ingediend;

g) de datum waarop een eventueel vroeger asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend, de datum waarop het huidige verzoek is ingediend, de stand van de procedure en de strekking van de eventueel genomen beslissing.

3. Bovendien kan een √ de verantwoordelijke ∏ lidstaat, voor zover dat nodig is voor de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ , een andere lidstaat verzoeken hem de door de asielzoeker opgegeven redenen ter staving van zijn verzoek en, in voorkomend geval, de redenen van de jegens betrokkene genomen beslissing mee te delen. De om informatie verzochte lidstaat kan weigeren op het verzoek in te gaan als de verstrekking van de gegevens ten koste gaat van essentiële staatsbelangen of van de bescherming van de grondrechten en fundamentele vrijheden van de betrokkene of van anderen. In ieder geval is ? heeft de verzoekende lidstaat ⎪ voor het doorgeven van deze inlichtingen de schriftelijke toestemming van de ? persoon die om internationale bescherming verzoekt nodig ⎪ vereist. √ In dat geval dient de betrokkene te weten op welke informatie zijn toestemming betrekking heeft ∏.

4. Elk verzoek om informatie wordt ? ingediend in het kader van een specifiek verzoek om internationale bescherming. Het verzoek wordt ⎪ gemotiveerd en als het verzoek bedoeld is om het bestaan na te gaan van een criterium op grond waarvan de om informatie verzochte lidstaat als verantwoordelijke lidstaat kan worden aangewezen, wordt in het verzoek aangegeven op welke indicatie, waaronder betrokken informatie uit betrouwbare bronnen over de wijze waarop asielzoekers het grondgebied van de lidstaten binnenkomen, of op welke gedetailleerde en verifieerbare gegevens in de verklaringen van de asielzoeker het verzoek is gebaseerd. Dergelijke informatie uit betrouwbare bronnen is als zodanig onvoldoende om de verantwoordelijkheid en de bevoegdheid van een lidstaat krachtens deze verordening te bepalen, maar kan bijdragen tot de beoordeling van andere indicaties met betrekking tot de individuele asielzoeker.

5. De om informatie verzochte lidstaat moet binnen zes ? vier ⎪ weken antwoorden.? Eventuele overschrijdingen van die termijn worden gemotiveerd. Indien uit onderzoek van de aangezochte lidstaat die de termijn heeft overschreden, blijkt dat hij de verantwoordelijke lidstaat is, mag die lidstaat het verstrijken van de in de artikelen 21 en 23 gestelde termijn niet aanvoeren als reden om niet in te gaan op een overname- of een terugnameverzoek. ⎪

6. De uitwisseling van gegevens vindt plaats op verzoek van een lidstaat en uitsluitend tussen de autoriteiten die daartoe door elke lidstaat zijn aangewezen en gemeld bij de Commissie ? overeenkomstig artikel 33, lid 1, ⎪ welke de overige lidstaten daarvan in kennis stelt.

7. De uitgewisselde informatie mag slechts voor de in lid 1 genoemde doeleinden worden gebruikt. In elke lidstaat mogen deze gegevens, afhankelijk van de aard ervan en afhankelijk van de bevoegdheid van de autoriteit waarvoor ze zijn bestemd, slechts worden verstrekt aan de autoriteiten en rechterlijke instanties die tot taak hebben:

a) vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪;

b) het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ te behandelen;

c) alle uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen na te komen.

8. De lidstaat die de gegevens verstrekt, ziet erop toe dat deze juist en bijgewerkt zijn. Wanneer blijkt dat deze lidstaat onjuiste gegevens heeft verstrekt of gegevens die niet meegedeeld hadden mogen worden, worden de ontvangende lidstaten daarvan onverwijld op de hoogte gebracht. Zij zijn verplicht deze gegevens te corrigeren of te wissen.

9. De asielzoeker heeft het recht op zijn verzoek kennis te nemen van de verwerkte gegevens die hem betreffen.

Indien hij constateert dat bij de verwerking van deze gegevens de bepalingen van deze verordening of van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(8) zijn geschonden, met name omdat het om onvolledige of onnauwkeurige gegevens gaat, heeft hij het recht te eisen dat deze gegevens worden gecorrigeerd, √ of ∏ gewist of afgeschermd.

De autoriteit die de gegevens corrigeert, √ of ∏ wist of afschermt, stelt de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt of ontvangen, daarvan in kennis.

ò nieuw

De verzoeker heeft het recht een rechtsvordering in te stellen of een klacht in te dienen bij de bevoegde autoriteiten of rechter van die lidstaat die hem het recht op toegang tot en rechtzetting of verwijdering van gegevens die op hem betrekking hebben, hebben ontzegd.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

10. In elke betrokken lidstaat wordt de verstrekking of de ontvangst van de uitgewisselde gegevens geregistreerd in het persoonlijk dossier van de betrokkene en/of in een register.

11. De uitgewisselde gegevens worden niet langer bewaard dan nodig is voor het doel waarvoor zij uitgewisseld zijn.

12. Indien de gegevens niet automatisch worden verwerkt, of niet zijn of zullen worden opgenomen in een bestand, moet ? neemt ⎪ elke lidstaat passende maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat dit artikel door middel van doeltreffende controlemiddelen wordt nageleefd.

Artikel 2233

√ Bevoegde autoriteiten en middelen ∏

1. De √ Elke ∏ lidstaaten deelten de Commissie ? onverwijld ⎪ mee welke diensten ? specifiek ⎪ belast zijn met de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit deze verordening ? en eventuele wijzigingen daarvan. ⎪ , en √ Zij ∏ zorgen ervoor dat die diensten over voldoende middelen beschikken om hun taak te vervullen en met name om binnen de gestelde termijnen te kunnen antwoorden op informatie-, overname- en terugnameverzoeken.

ò nieuw

2. De Commissie publiceert een geconsolideerde lijst van de in lid 1 bedoelde diensten in het Publicatieblad van de Europese Unie. Wanneer zich wijzigingen voordoen, maakt de Commissie eenmaal per jaar een bijgewerkte geconsolideerde lijst bekend.

3. De in lid 1 bedoelde diensten krijgen de nodige opleiding betreffende de toepassing van deze verordening.

ê 343/2003/EG (aangepast)

ð nieuw

24. De regels betreffende de totstandbrenging van veilige kanalen voor het elektronisch verzenden van verzoeken? , antwoorden en alle schriftelijke correspondentie ⎪ tussen de in lid 1 bedoelde diensten en om ervoor te zorgen dat de verzenders automatisch een elektronisch bewijs van ontvangst krijgen, worden opgesteld volgens de in artikel 4027, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 2334

√ Administratieve regelingen ∏

1. De lidstaten kunnen onderling op bilaterale basis administratieve regelingen treffen voor de praktische toepassing van deze verordening, teneinde deze gemakkelijker en doeltreffender ten uitvoer te leggen. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op:

a) de uitwisseling van verbindingsambtenaren;

b) een vereenvoudiging van de procedures en een verkorting van de termijnen voor de indiening en de behandeling van overname- en terugnameverzoeken.

2. De in lid 1 bedoelde regelingen worden aan de Commissie gemeld. De Commissie ? keurt ⎪ gaat na of de √ in lid 1, ∏ onder b) bedoelde regelingen ? goed ⎪ √ nadat zij is nagegaan of deze ∏ niet indruisen tegen de bepalingen van deze verordening.

ê 1560/2003 (aangepast)

ð nieuw

√ HOOFDSTUK VIII ∏

Bemiddeling

Artikel 14 35

√ Bemiddeling ∏

1. Wanneer de lidstaten het blijvend oneens zijn over de noodzaak van een overdracht of een hereniging uit hoofde van artikel 15 van Verordening (EG) nr. 343/2003, of over de lidstaat waar de betrokken personen moeten worden herenigd, ? iets dat te maken heeft met de toepassing van deze verordening, ⎪ kunnen zij gebruikmaken van de bemiddelingsprocedure van lid 2 van dit artikel.

2. De bemiddelingsprocedure wordt ingeleid door een verzoek dat door een van de lidstaten die het niet eens zijn tot de voorzitter van het comité ingesteld bij artikel 2740 van Verordening (EG) nr. 343/2003 wordt gericht. Door te aanvaarden dat gebruik wordt gemaakt van de bemiddelingsprocedure, verbinden de betrokken lidstaten zich ertoe zoveel mogelijk rekening te houden met de oplossing die zal worden voorgesteld.

De voorzitter van het comité wijst drie leden van het comité aan die drie lidstaten vertegenwoordigen die niet bij de zaak zijn betrokken. Deze ontvangen, schriftelijk of mondeling, de argumenten van de partijen en stellen binnen een termijn van één maand, in voorkomend geval na een stemming, één oplossing voor.

De voorzitter van het comité, of zijn plaatsvervanger, zit de beraadslagingen voor. Hij mag zijn standpunt kenbaar maken, maar neemt niet deel aan de stemming.

De voorgestelde oplossing is definitief, ongeacht of zij door de partijen wordt aanvaard of verworpen, en kan in geen geval worden herzien.

ê 343/2003/EG

HOOFDSTUK VIIIX

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ò nieuw

Artikel 36

Sancties

De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat elke vorm van misbruik van de gegevens die overeenkomstig deze verordening worden verwerkt, wordt bestraft met volgens het nationale recht vastgestelde sancties, met inbegrip van administratieve en/of strafrechtelijke sancties, die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

ê 343/2003/EG (aangepast)

Artikel 2437

√ Overgangsmaatregelen ∏

1. Deze verordening komt in de plaats van de op 15 juni 1990 in Dublin ondertekende Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend ("Overeenkomst van Dublin").

2. Om de continuïteit van het systeem tot vaststelling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek, te garanderen, wordt echter bBij asielverzoeken die na de in artikel 2944, tweede alinea, genoemde datum worden ingediend, √ wordt ∏ ook rekening gehouden met de feiten op grond waarvan krachtens deze verordening de verantwoordelijkheid aan een lidstaat kan worden toegeschreven, als ze dateren van vóór die datum, uitgezonderd in de in artikel 1410, lid 2, genoemde gevallen.

3. Wanneer in Verordening (EG) nr. 2725/2000 wordt verwezen naar de Overeenkomst van Dublin, wordt deze verwijzing opgevat als een verwijzing naar deze verordening.

Artkel 2538

√ Berekening van termijnen ∏

1. De in deze verordening vastgestelde termijnen worden als volgt berekend:

a) Wwanneer een in dagen, weken of maanden omschreven termijn ingaat op het ogenblik waarop een gebeurtenis of een handeling plaatsvindt, wordt de dag waarop deze gebeurtenis of handeling plaatsvindt, niet bij de termijn inbegrepen;

b) Eeen in weken of maanden omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die - in de laatste week of maand - dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of de handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan. Indien in de laatste maand van een in maanden omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand.

c) Dde zaterdagen, zondagen en wettelijk erkende feestdagen in alle lidstaten zijn bij de termijnen inbegrepen.

2. Voor de verzending van verzoeken en antwoorden kan iedere methode worden gebruikt die een ontvangstbewijs levert.

Artikel 2639

√ Territoriale werkingssfeer ∏

De bepalingen van deze verordening zijn voor wat betreft de Franse Republiek slechts van toepassing op het Europese grondgebied van de Franse Republiek.

Artikel 2740

√ Comité ∏

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité.

2. Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

ê 1103/2008/EG, punt 3(4) van de bijlage

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

ê 343/2003/EG (aangepast)

Artikel 2841

√ Toezicht en evaluatie ∏

Uiterlijk drie jaar na de in artikel 4429, eerste alinea, genoemde datum brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze verordening en stelt zij eventueel de noodzakelijke wijzigingen voor. De lidstaten verstrekken de Commissie uiterlijk zes maanden vóór die datum alle gegevens die relevant zijn voor de opstelling van dit verslag.

Na de indiening van dit verslag brengt de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad verslag uit van de toepassing van deze verordening op hetzelfde moment dat zij de in artikel 4, lid 5,28 van Verordening [(EG) nr . 2725/2000 […./…] √ betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Dublinovereenkomst ∏ bedoelde verslagen over de tenuitvoerlegging van het Eurodac-systeem indient.

ò nieuw

Artikel 42

Statistieken

Overeenkomstig artikel 4, lid 4, van Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad[36] verstrekken de lidstaten de Commissie (Eurostat) statistieken over de toepassing van deze verordening en van Verordening (EG) nr. 1560/2003.

ê

Artikel 43 Intrekking

Verordening (EG) nr. 343/2003 wordt ingetrokken.

Artikel 11, lid 1, en de artikelen 13, 14 en 17 van Verordening (EG) nr. 1260/2003 van de Commissie worden ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening of artikelen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

ê 343/2003/EG(aangepast) (aangepast)

ð nieuw

Artikel 2944

√ Inwerkingtreding en toepasselijkheid ∏

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing op asielverzoeken ? om internationale bescherming ⎪ die zijn ingediend vanaf de eerste dag van de zesde maand na de inwerkingtreding ervan, en is vanaf die dag van toepassing op elk verzoek tot overname of terugname van asielzoekers, ongeacht de datum waarop het asielverzoek is ingediend. Welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat vóór die datum is ingediend, wordt bepaald volgens de in √ Verordening (EG) nr. 343/2003 ∏ de Overeenkomst van Dublin vastgestelde criteria.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Gedaan te […]

Voor het Europees Parlement

De voorzitter […]

Voor de Raad

De voorzitter […]

é

BIJLAGE I

Ingetrokken verordening ( bedoeld in artikel 43)

Verordening (EG) nr. 343/2003 van de Raad

(PB L 50 van 25.2.2003)

Verordening (EG) nr. 1560/2003 van de Commissie, alleen artikel 11, lid 1, en de artikelen 13, 14 en 17.

(PB L 222 van 5.9.2003)

é

BIJLAGE II

Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 343/2003 | Deze verordening |

Artikel 1 | Artikel 1 |

Artikel 2, onder a) | Artikel 2, onder a) |

Artikel 2, onder b) | geschrapt |

Artikel 2, onder c) | Artikel 2, onder b) |

Artikel 2, onder d) | Artikel 2, onder c) |

Artikel 2, onder e) | Artikel 2, onder d) |

Artikel 2, onder f) | Artikel 2, onder e) |

Artikel 2, onder g) | Artikel 2, onder f) |

- | Artikel 2, onder g) |

Artikel 2, onder h) tot k) | Artikel 2, onder h) tot k) |

- | Artikel 2, onder l) |

Artikel 3, lid 1 | Artikel 3, lid 1) |

Artikel 3, lid 2 | Artikel 17, lid 1 |

Artikel 3, lid 3 | Artikel 3, lid 3 |

Artikel 3, lid 4 | Artikel 4, lid 1, inleidende formulering |

- | Artikel 4, lid 1, onder a) tot g) |

- | Artikel 4, leden 2 en 3 |

Artikel 4, leden 1 tot 5 | Artikel 20, leden 1 tot 5 |

- | Artikel 20, lid 5, derde alinea |

- | Artikel 5 |

- | Artikel 6 |

Artikel 5, lid 1 | Artikel 7, lid 1 |

Artikel 5, lid 2 | Artikel 7, lid 2 |

- | Artikel 7, lid 3 |

Artikel 6, eerste alinea | Artikel 8, lid 1 |

- | Artikel 8, lid 3 |

Artikel 6, tweede alinea | Artikel 8, lid 4 |

Artikel 7 | Artikel 9 |

Artikel 8 | Artikel 10 |

Artikel 9 | Artikel 13 |

Artikel 10 | Artikel 14 |

Artikel 11 | Artikel 15 |

Artikel 12 | Artikel 16 |

Artikel 13 | Artikel 3, lid 2 |

Artikel 14 | Artikel 12 |

Artikel 15, lid 1 | Artikel 17, lid 2, eerste alinea |

Artikel 15, lid 2 | Artikel 11, lid 1 |

Artikel 15, lid 3 | Artikel 8, lid 2 |

Artikel 15, lid 4 | Artikel 17, lid 2, vierde alinea |

Artikel 15, lid 5 | Artikel 8, lid 5 en artikel 11, lid 2; |

Artikel 16, lid 1, onder a) | Artikel 18, lid 1, onder a) |

Artikel 16, lid 1, onder b) | Artikel 18, lid 2 |

Artikel 16, lid 1, onder c) | Artikel 18, lid 1, onder b) |

Artikel 16, lid 1, onder d) | Artikel 18, lid 1, onder c) |

Artikel 16, lid 1, onder e) | Artikel 18, lid 1, onder d) |

Artikel 16, lid 2 | Artikel 19, lid 1 |

Artikel 16, lid 3 | Artikel 19, lid 2, eerste alinea |

- | Artikel 19, lid 2, tweede alinea |

Artikel 16, lid 4 | Artikel 19, lid 3 |

Artikel 19, lid 3, tweede alinea |

Artikel 17 | Artikel 21 |

Artikel 18 | Artikel 22 |

Artikel 19, lid 1 | Artikel 25, lid 1 |

Artikel 19, lid 2 | Artikel 25, lid 2 en artikel 26, lid 1 |

- | Artikel 26, leden 2 tot 6 |

Artikel 19, lid 3 | Artikel 28, lid 1 |

Artikel 19, lid 4 | Artikel 28, lid 2 |

- | Artikel 28, lid 3 |

Artikel 19, lid 5 | Artikel 28, lid 4 |

Artikel 20, lid 1, inleidende formulering | Artikel 23, lid 1 |

- | Artikel 23, lid 2 |

- | Artikel 23, lid 3 |

- | Artikel 23, lid 4 |

Artikel 20, lid 1, onder a) | Artikel 23, lid 5, eerste alinea |

Artikel 20, lid 1, onder b) | Artikel 24, lid 1 |

Artikel 20, lid 1, onder c) | Artikel 24, lid 2 |

Artikel 20, lid 1, onder d) | Artikel 28, lid 1, eerste alinea |

Artikel 20, lid 1, onder e) | Artikel 25, leden 1 en 2, artikel 26, lid 1, artikel 28, lid 1, tweede en derde alinea |

Artikel 20, lid 2 | Artikel 28, lid 2 |

Artikel 20, lid 3 | Artikel 23, lid 5, tweede alinea |

Artikel 20, lid 4 | Artikel 28, lid 4 |

- | Artikel 27 |

- | Artikel 29 |

- | Artikel 30 |

- | Artikel 31 |

Artikel 21, leden 1 tot 9 | Artikel 32, leden 1 tot 9, eerste tot derde alinea |

Artikel 32, lid 9, vierde alinea |

Artikel 21, leden 10 tot 12 | Artikel 32, leden 10 tot 12 |

Artikel 22, lid 1 | Artikel 33, lid 1 |

- | Artikel 33, lid 2 |

- | Artikel 33, lid 3 |

Artikel 22, lid 2 | Artikel 33, lid 4 |

Artikel 23 | Artikel 34 |

Artikel 24, lid 1 | geschrapt |

Artikel 24, lid 2 | Artikel 37 |

Artikel 24, lid 3 | geschrapt |

Artikel 25, lid 1 | Artikel 38 |

Artikel 25, lid 2 | geschrapt |

Artikel 26 | Artikel 39 |

Artikel 27, leden 1 en 2 | Artikel 40, leden 1 en 2 |

Artikel 27, lid 3 | geschrapt |

Artikel 28 | Artikel 41 |

Artikel 29 | Artikel 44 |

- | Artikel 35 |

- | Artikel 36 |

- | Artikel 42 |

- | Artikel 43 |

Verordening (EG) nr. 1560/2003 | Deze verordening |

Artikel 11, lid 1 | Artikel 11, lid 1 |

Artikel 13, lid 1 | Artikel 17, lid 2, eerste alinea |

Artikel 13, lid 2 | Artikel 17, lid 2, tweede alinea |

Artikel 13, lid 3 | Artikel 17, lid 2, derde alinea |

Artikel 13, lid 4 | Artikel 17, lid 2, eerste alinea |

Artikel 14 | Artikel 35 |

Artikel 17, lid 1 | Artikelen 9, 10, 17, lid 2, eerste alinea |

Artikel 17, lid 2 | Artikel 32, lid 3 |

[1] PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.

[2] Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de evaluatie van het Dublin-systeem, COM(2007)299 definitief, SEC(2007) 742. Het "Dublin-systeem" is bedoeld om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land wordt ingediend op het grondgebied van een van de lidstaten. Het bestaat uit de Dublin- en de Eurodac-verordeningen.

[3] Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, COM(2007) 301.

[4] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch

en Sociaal Comité en het Comité van de regio's: "Asielbeleidsplan: een geïntegreerde aanpak van bescherming in de hele EU, COM(2008) 360, SEC (2008) 030.

[5] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend], COM(2008) 825.

[6] Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, COM(2008) 815.

[7] Richtlijn 2004/83/EG van de Raad inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.

[8] Richtlijn 2005/85/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.

[9] PB C 254 van 19.8.1997, blz. 1. De Overeenkomst is op 1 september 1997 van kracht geworden voor de twaalf oorspronkelijke overeenkomstsluitende partijen, op 1 oktober 1997 voor Oostenrijk en Zweden, en op 1 januari 1998 voor Finland.

[10] PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

[11] PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

[12] PB L 222 van 5.9.2003, blz. 3.

[13] PB L 62 van 5.3.2002, blz. 1.

[14] PB L 304 van 14.11.2008, blz. 80.

[15] P6_TA-PROV(2008)0385.

[16] Overeenkomst tussen Denemarken en de Gemeenschap betreffende de criteria en instrumenten om te bepalen welke staat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat wordt ingediend in Denemarken of een andere lidstaat van de Europese Unie en "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin, PB L 66 van 8.3.2006, blz. 38.

[17] Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend, PB L 93 van 3.4.2001, blz. 40.

[18] Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend, PB L 53 van 28.2.2008, blz.5.

[19] Protocol tussen de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (COM(2006)754), sluiting nog hangende).

[20] Protocol tussen de Europese Gemeenschap, Zwitserland en Liechtenstein bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de criteria en mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat of in Zwitserland wordt ingediend (2006/0257 CNS, gesloten op 24.10.2008, bekendmaking in PB aanstaande) en Protocol bij de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de criteria en de mechanismen voor de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat in een lidstaat, in IJsland of in Noorwegen wordt ingediend (PB L 57 van 28.2.2006, blz. 16).

[21] PB C […], […], blz. […].

[22] PB C […], […], blz. […].

[23] PB C […], […], blz. […].

[24] PB L 50 van 25.2.2003, blz. 1.

[25] PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.

[26] PB L […], […], blz. […].

[27] PB L 222 van 5.9.2003, blz.3.

[28] PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

[29] PB L 316 van 15.12.2000, blz. 1.

[30] PB L 218 van 13.8.2008, blz. 60.

[31] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[32] PB C 364 van 18.12.2000, blz. 1.

[33] PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1.

[34] PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.

[35] PB L 144 van 6.6.2007, blz. 1.

[36] PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23.

Top