Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008PC0815

    Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten (Herschikking) {SEC(2008) 2944} {SEC(2008) 2945}

    /* COM/2008/0815 def. - COD 2008/0244 */

    52008PC0815




    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 3.12.2008

    COM(2008) 815 definitief

    2008/0244 (COD)

    Voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten

    (Herschikking)

    {SEC(2008) 2944}{SEC(2008) 2945}

    TOELICHTING

    Achtergrond van het voorstel

    - Motivering en doel van het voorstel

    Dit voorstel is een herschikking van Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten[1] (hierna "de richtlijn opvangvoorzieningen" genoemd).

    In het evaluatieverslag van de Commissie van 26 november 2007[2] over de toepassing van de richtlijn opvangvoorzieningen in de lidstaten en in de bijdragen die verschillende belanghebbenden als reactie op de raadplegingsprocedure van het groenboek hebben ontvangen[3], is een aantal tekortkomingen inzake het niveau van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers aan het licht gekomen die hoofdzakelijk het gevolg zijn van het feit dat de richtlijn de lidstaten momenteel een ruime beslissingsbevoegdheid geeft om de opvangvoorzieningen op nationaal niveau vast te stellen.

    Zoals aangekondigd in het asielbeleidsplan[4], maakt dit voorstel deel uit van een eerste pakket voorstellen die ten doel hebben in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) te komen tot meer harmonisatie en betere normen voor bescherming. Het voorstel is aangenomen samen met de herschikking van de Dublinverordening[5] en van de Eurodac-verordening[6]. In 2009 zal de Commissie voorstellen de erkenningsrichtlijn[7] en de richtlijn over asielprocedures[8] te wijzigen. Bovendien zal de Commissie in het eerste kwartaal van 2009 voorstellen een Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken op te richten, dat de lidstaten praktische ondersteuning zal moeten verlenen bij het nemen van beslissingen over asielverzoeken. Het ondersteuningsbureau zal ook lidstaten die, vooral door hun geografische positie, te maken hebben met bijzondere druk op hun nationale asielstelsels helpen gemeenschapsrechtelijke voorschriften na te komen door hen specifieke deskundigheid en praktische steun te verlenen.

    - Algemene context

    Onmiddellijk na de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam in mei 1999 is een begin gemaakt met de werkzaamheden tot invoering van een CEAS, op basis van de richtsnoeren die zijn vastgesteld door de Europese Raad van Tampere. In de eerste fase van dit stelsel (1999-2005) moesten de rechtskaders van de lidstaten worden geharmoniseerd op basis van gemeenschappelijke minimumnormen. De richtlijn opvangvoorzieningen was de eerste van vijf stukken EU-asielwetgeving die uit de conclusies van Tampere zijn voortgevloeid. Zij heeft als doel opvangvoorzieningen vast te stellen die normaliter voldoende zijn om asielzoekers een 'menswaardige levensstandaard en vergelijkbare levensomstandigheden in alle lidstaten' te waarborgen.

    In het Haags programma werd de Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze voor eind 2010 te kunnen aannemen. Dit voorstel is een antwoord op dat verzoek; het voorstel heeft als doel de in de eerste fase van de asielwetgeving vastgestelde tekortkomingen adequaat aan te pakken.

    De bij dit voorstel gevoegde effectbeoordeling bevat een gedetailleerde analyse van de problemen in verband met deze richtlijn en betreffende de voorbereiding van de aanneming ervan, de vaststelling en evaluatie van beleidsopties en de vaststelling en evaluatie van de voorkeursoptie.

    - Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de Unie

    Dit voorstel is volledig in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van Tampere van 1999 en het Haags Programma van 2004 wat betreft het invoeren van het CEAS.

    Raadpleging van betrokken partijen

    Alvorens een nieuw initiatief voor te stellen, achtte de Commissie het nodig om zich grondig te beraden op de toekomstige architectuur van het CEAS en hierover met alle relevante belanghebbenden overleg te plegen. Hiertoe bracht zij in juni 2007 een groenboek uit, waarin werd nagegaan hoe de tweede fase van het CEAS zou kunnen worden ingevuld. In het kader van de openbare raadpleging zijn 89 bijdragen van zeer diverse belanghebbenden[9] ontvangen. De kwesties die aan de orde zijn gesteld en de suggesties die zijn gedaan in het kader van de raadpleging hebben als uitgangspunt gediend voor dit beleidsplan dat een stappenplan voor de komende jaren bevat en een overzicht van de maatregelen die de Commissie wil voorstellen om de tweede fase van het CEAS te voltooien, waaronder het voorstel om de richtlijn opvangvoorzieningen te wijzigen. In het beleidsplan is ook een aantal doelstellingen opgenomen die in de tweede fase van de asielwetgeving moeten worden bereikt op het gebied van de opvang van asielzoekers.

    Het evaluatieverslag van de Commissie werd opgesteld op basis van twee studies over de stand van de toepassing van de richtlijn[10]. Deze studies hebben de Commissie waardevolle informatie verschaft over de gebieden die in dit voorstel tot wijziging aan de orde moeten komen.

    Op 5 maart 2008 heeft de Commissie de grote lijnen van dit voorstel informeel besproken met de lidstaten in het Comité voor immigratie en asiel (CIA). Van december 2007 tot en met maart 2008 zijn ook bijeenkomsten belegd met universitaire deskundigen, de lidstaten, NGO's, de UNHCR en leden van het Europees Parlement om hun mening te vernemen over de verdere verbetering van de normen voor opvangvoorzieningen. Ten slotte werd op 29 april 2008 een bijeenkomst belegd met de UNHCR en NGO's om specifieke kwesties aan te pakken die verband houden met de behandeling van personen met bijzondere behoeften.

    De geraadpleegde partijen waren het eens over een verdere harmonisatie van de opvangvoorzieningen in de tweede fase van de asielwetgeving. Sommige lidstaten benadrukten echter de behoefte om enige flexibiliteit te behouden inzake toegang tot de arbeidsmarkt en materiële opvangvoorzieningen, terwijl andere lidstaten er de voorkeur aan gaven om tekortkomingen betreffende de behandeling van kwetsbare asielzoekers eerder via praktische samenwerking aan te pakken dan via wetgeving.

    In het voorstel van de Commissie wordt in zekere mate met deze probleempunten rekening gehouden, in het bijzonder op het gebied van de toegang tot de arbeidsmarkt en van de op nationaal niveau vastgestelde nadere bepalingen om toereikende materiële opvangvoorzieningen voor asielzoekers te waarborgen. Gelet op de ernstige leemten die werden vastgesteld op het gebied van de vaststelling van de bijzondere behoeften en toegang tot behandeling, heeft de Commissie echter ook beslist om deze kwestie aan te pakken in het kader van dit voorstel.

    Juridische elementen van het voorstel

    - Samenvatting van de voorgestelde maatregel

    Het belangrijkste doel van dit voorstel is, als onderdeel van de tweede fase van de asielwetgeving, hogere normen voor de behandeling van asielzoekers op het gebied van opvangvoorzieningen te waarborgen die een menswaardige levensstandaard zouden garanderen in overeenstemming met het internationaal recht. Verdere harmonisatie van nationale regels voor opvangvoorzieningen is ook vereist om het fenomeen van secundaire bewegingen van asielzoekers tussen lidstaten te beperken, voor zover dergelijke bewegingen voortvloeien uit verschillen in het nationale opvangbeleid.

    In dit verband behandelt het voorstel volgende onderwerpen:

    1. de werkingssfeer van de richtlijn:

    Het voorstel breidt de werkingssfeer van de richtlijn uit tot de aanvragers van subsidiaire bescherming. Deze wijziging wordt noodzakelijk geacht om de consistentie met het huidige EU-acquis te waarborgen, namelijk de erkenningsrichtlijn, waarin het juridisch begrip subsidiaire bescherming wordt geïntroduceerd. Om de materiële werkingssfeer van de richtlijn voldoende te verduidelijken, bepaalt het voorstel bovendien dat het van toepassing is op alle soorten asielprocedures en op alle geografische gebieden en voorzieningen waarin asielzoekers worden gehuisvest.

    2. toegang tot de arbeidsmarkt:

    De toegang tot arbeid is zowel gunstig voor de asielzoeker als voor de lidstaat van opvang. Een betere toegang tot arbeid voor asielzoekers kan uitsluiting uit de maatschappij van het gastland voorkomen, en daardoor integratie vergemakkelijken. Dit kan ook de zelfvoorziening van asielzoekers bevorderen. Aan de andere kant brengt verplichte werkloosheid kosten voor de staat met zich doordat extra sociale uitkeringen moeten worden betaald. In dit verband zij opgemerkt dat beperkingen van de arbeidsmarkt illegale arbeid kunnen aanmoedigen[11]. Dit geldt in het bijzonder voor lidstaten die de toegang tot de arbeidsmarkt belemmeren en die asielzoekers tevens zeer weinig sociale bijstand verlenen.

    Daarom heeft het voorstel als doel de toegang tot de arbeidsmarkt te vergemakkelijken. Er worden met name twee maatregelen voorgesteld. In de eerste plaats bepaalt het voorstel dat asielzoekers toegang tot arbeid kunnen krijgen na een termijn van ten hoogste zes maanden na het indienen van een verzoek om internationale bescherming; de Commissie is van oordeel dat dit op grond van de huidige praktijken[12] van de lidstaten en rekening houdend met de bijdragen van de belanghebbenden aan het groenboek, een geschikte termijn is.

    Ten tweede bepaalt het voorstel dat het opleggen van nationale voorwaarden aan de arbeidsmarkt de toegang tot werk voor asielzoekers niet onnodig mag beperken. De grondgedachte achter deze wijziging is om meer de klemtoon te leggen op de doelstelling van het huidige artikel, namelijk te waarborgen dat asielzoekers eerlijke kansen krijgen om in de lidstaten tot de arbeidsmarkt toe te treden.

    3. toegang tot materiële opvangvoorzieningen:

    Om te waarborgen dat de toegang tot materiële opvangvoorzieningen 'een levensstandaard [garandeert] die voldoende is om de gezondheid van de asielzoeker te verzekeren en bestaansmiddelen te waarborgen', verplicht het voorstel de lidstaten om bij het verlenen van financiële steun aan asielzoekers rekening te houden met het aan nationale onderdanen verleende niveau van sociale bijstand. Om voor specifieke categorieën van asielzoekers de geschikte opvang te waarborgen, voorziet de richtlijn bovendien in een verplichting voor de lidstaten om bij het ter beschikking stellen van huisvesting rekening te houden met overwegingen inzake gender en leeftijd en met de situatie van personen met bijzondere behoeften.

    De bepalingen inzake het beperken of intrekken van opvangvoorzieningen, waarin reeds is voorzien in de huidige richtlijn, moeten ervoor zorgen dat het opvangsysteem niet wordt misbruikt. Aangezien het beperken of intrekken van opvangvoorzieningen een grote invloed kan hebben op de levensstandaard van asielzoekers, vindt de Commissie het echter belangrijk te waarborgen dat asielzoekers in die omstandigheden nooit in armoede worden gelaten en dat de grondrechten worden geëerbiedigd. In dit verband en ook gelet op de huidige rechtspraak beperkt het voorstel de omstandigheden waarin de opvangvoorzieningen volledig kunnen worden ingetrokken en waarborgt het dat asielzoekers in bepaalde gevallen de noodzakelijke behandeling van ziekten en geestesstoornissen kunnen blijven krijgen. De Commissie is ook van oordeel dat het uiterst belangrijk is dat besluiten over deze kwesties voor nationale rechterlijke instanties kunnen worden aangevochten.

    Ten slotte beperkt het voorstel de in de huidige richtlijn omschreven omstandigheden waarin de lidstaten bij wijze van uitzondering andere dan de in de richtlijn genoemde regels inzake materiële opvangvoorzieningen kunnen vaststellen.

    4. bewaring:

    Gelet op het feit dat bewaring op het gebied van asiel vaak door de lidstaten wordt gebruikt en op de ontwikkelingen van de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (hierna het "EHRM" genoemd) vindt de Commissie het nodig om deze kwestie in deze richtlijn op een holistische manier aan te pakken om te garanderen dat bewaring niet willekeurig plaatsvindt en dat de grondrechten in alle gevallen worden geëerbiedigd. Aan het voorstel ligt het beginsel ten grondslag dat een persoon niet in bewaring wordt gehouden om de enkele reden dat hij internationale bescherming zoekt. Dit beginsel bevestigt het EU-acquis inzake bewaring, in het bijzonder de richtlijn asielprocedures, en is in overeenstemming met het Handvest van de grondrechten en met internationale instrumenten betreffende mensenrechten zoals het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en het VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing.

    Het voorstel garandeert dat bewaring alleen kan worden toegestaan op in de richtlijn beschreven uitzonderlijke gronden, op basis van de aanbeveling van het Comité van ministers van de Raad van Europa "On measures of detention of asylum seekers" en de Guidelines on Applicable Criteria and Standards Relating to the Detention of Asylum Seekers van de UNHCR van februari 1999. Bovendien is bepaald dat bewaring in overeenstemming moet zijn met het noodzakelijkheidsbeginsel en met het evenredigheidsbeginsel. Voorts is bepaald dat elk geval van bewaring individueel wordt beoordeeld.

    Het voorstel waarborgt ook dat in bewaring gehouden asielzoekers op een menselijke en waardige manier worden behandeld met eerbiediging van hun grondrechten en in overeenstemming met het internationale en nationale recht. In dit verband is bijzondere aandacht besteed aan gevallen waarin kwetsbare asielzoekers in bewaring worden gehouden; wat kinderen betreft, is het voorstel in overeenstemming met het VN-Verdrag van 1989 inzake de rechten van het kind. Wat niet-begeleide minderjarigen betreft, is bepaald dat zij nooit in bewaring worden gehouden. Bovendien is in een aantal juridische en procedurele waarborgen voorzien om te garanderen dat de bewaring legitiem is.

    5. personen met bijzondere behoeften:

    De Commissie heeft vastgesteld dat de tekortkomingen in de aanpak van bijzondere behoeften het ernstigste probleem is op het gebied van de opvang van asielzoekers. Het vaststellen van bijzondere behoeften houdt niet alleen verband met de toegang tot een gepaste behandeling, maar kan ook een invloed hebben op de kwaliteit van het besluitvormingsproces betreffende de asielverzoek, vooral wat getraumatiseerde personen betreft. In dit verband waarborgt het voorstel dat nationale maatregelen worden getroffen om dergelijke behoeften onmiddellijk te kunnen vaststellen.

    Het voorstel bevat bovendien een groot aantal waarborgen om te garanderen dat de opvangvoorzieningen specifiek worden ontworpen om aan de bijzondere behoeften van asielzoekers te voldoen. Deze wijzigingen geven uitdrukking aan verscheidene aspecten van opvangvoorzieningen zoals de toegang tot gezondheidszorg, huisvesting, en onderwijs voor minderjarigen.

    6. uitvoering en verbetering van nationale systemen:

    De huidige tekst van de richtlijn opvangvoorzieningen bevat een aantal regels om de volledige uitvoering en de verbetering van nationale systemen te waarborgen. Om de einddoelstellingen van de nieuwe richtlijn te bereiken, is het belangrijk de continuïteit van dat toezicht te garanderen en de rol van de Commissie als hoedster van de EU-wetgeving te versterken. In dit verband moet op het niveau van de Gemeenschap het verslagleggingssysteem uit de vorige richtlijn worden gehandhaafd. Op nationaal niveau is het belangrijk te garanderen dat nationale mechanismen worden vastgesteld om een adequaat toezicht op en controle van het nationale opvangsysteem te waarborgen. Bovendien breidt het voorstel de huidige verslagleggingsverplichting voor de lidstaten uit tot de bepalingen waarover in het evaluatieverslag van de Commissie een aantal tekortkomingen betreffende de uitvoering ervan worden vastgesteld.

    - Rechtsgrondslag

    Dit voorstel wijzigt Richtlijn 2003/9/EG en maakt gebruik van dezelfde rechtsgrondslag als die richtlijn, namelijk artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder b), van het EG-Verdrag.

    Artikel 1 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, bepaalt dat Ierland en het VK kunnen besluiten maatregelen tot vaststelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel te aanvaarden.

    Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 18 augustus 2001 meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van de huidige richtlijn.

    Overeenkomstig artikel 1 van het genoemde Protocol heeft Ierland besloten niet aan de aanneming van de huidige richtlijn deel te nemen. Derhalve zijn de bepalingen van de huidige richtlijn, onverminderd artikel 4 van voornoemd protocol, niet van toepassing op Ierland.

    De positie van de bovengenoemde lidstaten ten aanzien van de huidige richtlijn heeft geen invloed op hun mogelijke deelname aan de nieuwe richtlijn, zodra deze in werking is getreden.

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, is de richtlijn niet bindend voor noch van toepassing in Denemarken.

    - Subsidiariteitsbeginsel

    Titel IV van het EG-Verdrag inzake visa, asiel, immigratie en ander beleid in verband met het vrij verkeer van personen, verleent de Europese Gemeenschap bepaalde bevoegdheden over deze aangelegenheden. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met artikel 5 van het EG-Verdrag, te weten indien en voor zover de doelstellingen van het voorgestelde optreden niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, en derhalve vanwege de omvang of de gevolgen van het voorgestelde optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt.

    De huidige rechtsgrondslag voor communautair optreden op het gebied van opvang van asielzoekers is vastgesteld in artikel 63, lid 1, van het EG-Verdrag. Daarin wordt bepaald dat de Raad “maatregelen inzake asiel (aanneemt), in overeenstemming met het Verdrag van Genève van 28 juli 1951, het Protocol van 31 januari 1967 betreffende de status van vluchtelingen en andere desbetreffende verdragen" op het gebied van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.

    Door de grensoverschrijdende aard van de problemen in verband met asiel en bescherming van vluchtelingen, is de EU goed geplaatst om oplossingen voor te stellen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS), met name inzake kwesties betreffende de opvang van asielzoekers. Hoewel door de vaststelling van de richtlijn in 2003 reeds een belangrijke harmonisatie plaatsvond, is er nog ruimte voor EU-optreden om te zorgen voor betere en meer geharmoniseerde behandelingsnormen inzake de opvang van asielzoekers.

    - Evenredigheidsbeginsel

    In de effectbeoordeling over de wijziging van de richtlijn opvangvoorzieningen werd elke optie voor de vastgestelde problemen onderzocht teneinde een goede verhouding te vinden tussen praktische haalbaarheid en vereiste inspanningen, en werd tot de conclusie gekomen dat de keuze voor EU-optreden niet verder gaat dan nodig is om die problemen op te lossen.

    - Gevolgen voor de grondrechten

    Dit voorstel is uitvoerig getoetst om ervoor te zorgen dat de bepalingen volledig stroken met de grondrechten die de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht vormen, zoals vastgesteld in het Handvest van de grondrechten van de EU en met verplichtingen van internationaal recht. Als gevolg hiervan is veel aandacht besteed aan de bepalingen in verband met bewaring en procedurele waarborgen voor de behandeling van personen met bijzondere behoeften, met name minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen en slachtoffers van foltering, en in verband met toegang tot materiële opvangvoorzieningen.

    Het waarborgen van betere en meer gelijkwaardige normen voor opvang zal voor asielzoekers een algemene sterke positieve impact hebben vanuit het oogpunt van de grondrechten. Het recht op vrijheid en het vrije verkeer zullen met name worden versterkt door te onderstrepen dat een persoon niet in bewaring mag worden genomen om de enkele reden dat hij een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend; evenzo bepaalt het voorstel dat bewaring alleen is toegestaan in uitzonderlijke gevallen die in de richtlijn zijn beschreven en alleen wanneer dat in overeenstemming is met het noodzakelijkheidsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel.

    De rechten van minderjarigen komen beter tot uitdrukking in de tekst door te waarborgen dat zij niet in bewaring kunnen worden genomen tenzij in hun eigen belang, terwijl bewaring van niet-begeleide minderjarigen in alle gevallen verboden is. Bovendien worden beter rekening gehouden met de specifieke situaties van kwetsbare groepen, door te waarborgen dat hun behoeften tijdig worden geïdentificeerd en dat de gepaste behandeling beschikbaar is. Het vergemakkelijken van de toegang tot de arbeidsmarkt kan de asielzoekers helpen om minder afhankelijk te worden en zal hun integratie in de lidstaat van opvang vergemakkelijken. Voorts wordt het non-discriminatiebeginsel versterkt door de lidstaten de verplichting op te leggen ervoor te zorgen dat asielzoekers niet onrechtvaardig worden behandeld in vergelijking met nationale onderdanen met betrekking tot het niveau van materiële opvangvoorzieningen die op grond van de richtlijn worden aangeboden. Ten slotte zal het opleggen van een verslagleggingsverplichting over essentiële bepalingen van de richtlijn in verband met de beginselen van de grondrechten een beter toezicht op de uitvoering ervan op communautair niveau mogelijk maken. In dit verband moet worden onderstreept dat de lidstaten verplicht zijn de bepalingen van deze richtlijn met eerbiediging van de grondrechten uit te voeren en toe te passen.

    ⎢2003/9/EG

    2008/0244 (COD)

    Voorstel voor een

    RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, eerste alinea, punt 1, onder b),

    Gezien het voorstel van de Commissie,

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité[13],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[14],

    Volgens de procedure van artikel 251 van het EG-Verdrag[15],

    Overwegende hetgeen volgt:

    ∫ nieuw

    1. Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten moet op verscheidene punten ingrijpend worden gewijzigd[16]. Ter wille van de duidelijkheid dient tot herschikking van deze richtlijn te worden overgegaan.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 1

    2. Een gemeenschappelijk asielbeleid, dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel omvat, is een wezenlijk aspect van de doelstelling van de Europese Unie om geleidelijk een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen, die openstaat voor diegenen die onder druk van de omstandigheden op wettige wijze in de Europese Gemeenschap bescherming zoeken.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 2

    3. De Europese Raad is tijdens de buitengewone bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere overeengekomen te werken aan de instelling van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel dat stoelt op de volledige en niet-restrictieve toepassing van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals aangevuld bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en zo te waarborgen dat niemand naar het land van vervolging wordt teruggestuurd, en dus het verbod tot uitzetting of terugleiding te handhaven.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 3

    4. Volgens de Conclusies van Tampere moeten in het kader van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel op korte termijn gemeenschappelijke minimumnormen voor de opvang van asielzoekers worden vastgesteld.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 4

    5. Het vaststellen van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers is een verdere stap in de richting van een Europees asielbeleid.

    ∫ nieuw

    6. De eerste fase van de invoering van een gemeenschappelijk Europees asielstelsel, dat op langere termijn moet leiden tot een in de gehele Unie geldige gemeenschappelijke procedure en uniforme status voor personen die asiel hebben gekregen, is nu voltooid. De Europese Raad van 4 november 2004 heeft het Haags programma aangenomen waarin de doelstellingen zijn opgenomen die in de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht moeten worden uitgevoerd in de periode 2005-2010. In het Haags programma werd de Commissie verzocht om de evaluatie van de rechtsinstrumenten van de eerste fase af te sluiten en om voorstellen voor instrumenten en maatregelen van de tweede fase aan de Raad en het Europees Parlement voor te leggen teneinde deze vóór eind 2010 te kunnen aannemen.

    7. In het licht van de resultaten van de gemaakte evaluaties is het in deze fase aangewezen de beginselen die aan Richtlijn 2003/9/EG ten grondslag liggen, te bevestigen, teneinde betere opvangvoorzieningen voor asielzoekers te garanderen.

    8. Om in de gehele Unie de gelijke behandeling van asielzoekers te garanderen, moet deze richtlijn van toepassing zijn tijdens alle fasen en op alle soorten procedures betreffende verzoeken om internationale bescherming en in alle plaatsen en voorzieningen waar asielzoekers worden gehuisvest.

    9. De lidstaten moeten ernaar streven om bij de toepassing van deze richtlijn de beginselen van het belang van het kind en van de eenheid van het gezin volledig in acht te nemen, overeenkomstig respectievelijk het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 6

    10. Wat betreft de behandeling van personen die tijdelijke bescherming op grond van deze richtlijn genieten, zijn de lidstaten gebonden aan de verplichtingen uit hoofde van internationale rechtsinstrumenten waarbij zij partij zijn en die discriminatie verbieden.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 7

    ? nieuw

    11. Er moeten minimumnormen worden vastgesteld voor de opvang van asielzoekers die normaliter voldoende zijn om een menswaardige levensstandaard en vergelijkbare levensomstandigheden in alle lidstaten te waarborgen? , rekening houdend met het niveau van sociale bijstand voor nationale onderdanen in de lidstaat van opvang ⎪.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 8

    12. De harmonisatie van de opvangvoorzieningen voor asielzoekers zal ertoe bijdragen dat de secundaire stromen van asielzoekers, die worden veroorzaakt door het verschil in opvangvoorzieningen, worden beperkt.

    ∫ nieuw

    13. Om de gelijke behandeling van alle personen die om internationale bescherming verzoeken, te garanderen en om de consistentie met het huidige EU-acquis inzake asiel te waarborgen, met name met Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming[17], is het nodig de werkingssfeer van deze richtlijn uit te breiden tot personen die om subsidiaire bescherming verzoeken.

    ∫ nieuw

    14. Om de zelfvoorziening van asielzoekers te bevorderen en om grote verschillen tussen lidstaten te vermijden, is het nodig duidelijke regels vast te stellen over de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 9 (aangepast)

    ? nieuw

    15. ? De onmiddellijke identificatie en controle van personen⎪ De opvang van groepen met bijzondere behoeften moet zijn ? moet een basisprioriteit zijn van de nationale autoriteiten om te garanderen dat de opvang ervan is ⎪ toegesneden op die √ hun ∏ bijzondere behoeften.

    ∫ nieuw

    16. Bewaring van asielzoekers moet worden toegepast in overeenstemming met het onderliggende beginsel dat een persoon niet in bewaring mag worden gehouden om de enkele reden dat hij internationale bescherming zoekt, met name overeenkomstig artikel 31 van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951. De lidstaten mogen met name geen straffen opleggen aan asielzoekers voor onrechtmatige binnenkomst of onrechtmatig verblijf, en elke beperking van het vrije verkeer moet noodzakelijk zijn. In dit verband is bewaring van asielzoekers alleen toegestaan onder in deze richtlijn vastgestelde, zeer duidelijk omschreven uitzonderlijke voorwaarden en onderworpen aan de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, zowel wat de wijze als wat het doel van de bewaring betreft. Wanneer een asielzoeker in bewaring wordt gehouden, moet hij het recht hebben om die te laten toetsen door een nationale rechterlijke instantie.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 10 (aangepast)

    ? nieuw

    17. De opvang van asielzoekers √ Asielzoekers ∏ in bewaring ? moeten worden behandeld met volledige eerbiediging van de menselijke waardigheid en hun opvang ⎪ moet zijn toegesneden op de behoeften van asielzoekers in die situatie. ? De lidstaten moeten met name de toepassing van artikel 37 van het Verdrag van de Verenigde Naties van 1989 inzake de rechten van het kind waarborgen.⎪

    ⎢ 2003/9/EG overweging 11

    18. Om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de procedurele minimumwaarborgen die inhouden dat asielzoekers in de gelegenheid worden gesteld contact op te nemen met organisaties of groepen van personen die rechtsbijstand verlenen, moet informatie worden verschaft over dergelijke organisaties en groepen van personen.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 12 (aangepast)

    ? nieuw

    19. Misbruik van het opvangstelsel moet worden tegengegaan door te bepalen in welke gevallen √ de omstandigheden te specificeren waarin ∏ opvangvoorzieningen voor asielzoekers kunnen worden beperkt of √ deze opvang kan worden ∏ ingetrokken ? en door alle asielzoekers tegelijkertijd een menswaardige levensstandaard te garanderen ⎪ .

    ⎢ 2003/9/EG overweging 13

    20. Er moet voor worden gezorgd dat de nationale opvangregelingen doeltreffend werken en dat de lidstaten samenwerken op het gebied van de opvang van asielzoekers.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 14

    21. Passende coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de opvang van asielzoekers moet worden aangemoedigd. Derhalve dienen harmonieuze relaties tussen lokale gemeenschappen en opvangcentra te worden bevorderd.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 15

    22. Minimumnormen impliceren dat het de lidstaten vrij staat gunstiger regelingen in te voeren of te handhaven voor onderdanen van derde landen en staatlozen die internationale bescherming zoeken in een lidstaat.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 16

    ? nieuw

    23. In deze geest worden de lidstaten opgeroepen de bepalingen van deze richtlijn ook toe te passen in procedures inzake verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke uit het Verdrag van Genève voortvloeien ten gunste van onderdanen van derde landen en staatlozen ? Richtlijn 2004/83/EG ⎪ voortvloeien.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 17

    24. De implementatie van deze richtlijn dient regelmatig te worden geëvalueerd.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 18

    25. Daar de doelstellingen van het overwogen optreden, namelijk de vaststelling van minimumnormen inzake de opvangvoorzieningen voor asielzoekers in de lidstaten, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen van het optreden beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 19 (aangepast)

    Overeenkomstig artikel 3 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, heeft het Verenigd Koninkrijk bij brief van 18 augustus 2001 meegedeeld dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 20 (aangepast)

    Overeenkomstig artikel 1 van het genoemde Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, neemt Ierland niet deel aan de aanneming van deze richtlijn. Derhalve zijn de bepalingen van deze richtlijn, onverminderd artikel 4 van voornoemd protocol, niet van toepassing op Ierland.

    ⎢ 2003/9/EG overweging 21 (aangepast)

    Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt dit land niet deel aan de aanneming van deze richtlijn en is deze derhalve niet bindend voor noch van toepassing op Denemarken,

    ⎢ 2003/9/EG overweging 5

    ? nieuw

    26. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend. Deze richtlijn beoogt meer bepaald te waarborgen dat de menselijke waardigheid ten volle wordt geëerbiedigd en te bevorderen dat de artikelen 1, ? 6, 7, ⎪ en 18 ? , 24 en 47 ⎪ van het Handvest worden toegepast ? en dient dienovereenkomstig te worden uitgevoerd ⎪.

    ∫ nieuw

    27. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de vorige richtlijn materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijn.

    28. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage II, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn onverlet te laten,

    ⎢2003/9/EG

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    DOEL, DEFINITIES EN WERKINGSSFEER

    Artikel 1

    Doel

    Deze richtlijn heeft ten doel minimumnormen vast te stellen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    a) "Verdrag van Genève": het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967;

    b) "asielverzoek": een door een onderdaan van een derde land of een staatloze ingediend verzoek dat kan worden opgevat als een verzoek om internationale bescherming door een lidstaat uit hoofde van het Verdrag van Genève. Elk verzoek om internationale bescherming wordt als een asielverzoek beschouwd, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk om een andere vorm van bescherming vraagt waarom afzonderlijk kan worden verzocht;

    ∫ nieuw

    a) "verzoek om internationale bescherming": een verzoek om internationale bescherming zoals gedefinieerd in Richtlijn 2004/83/EG;

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    b)c) ? "verzoeker" of ⎪ "asielzoeker": een onderdaan van een derde land of een staatloze die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ heeft ingediend waarover nog geen definitief besluit is genomen;

    c)d) "gezinsleden": de volgende leden van het gezin van de asielzoeker, voor zover het gezin reeds bestond in het land van herkomst, die in verband met het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ in dezelfde lidstaat aanwezig zijn:

    i) de echtgenoot van de asielzoeker of de niet-gehuwde partner met wie een duurzame relatie wordt onderhouden, indien in de wetgeving of de praktijk van de betrokken lidstaat niet-gehuwde en gehuwde paren op een vergelijkbare manier worden behandeld in het kader van het vreemdelingenrecht;

    ii) de minderjarige kinderen van een paaren als bedoeld onder i) of van de asielzoeker, mits zij niet gehuwd zijn en afhankelijk zijn van de asielzoeker, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn;

    ∫ nieuw

    iii) de gehuwde minderjarige kinderen van paren als bedoeld onder i) of van de verzoeker, ongeacht of het uit hoofde van de nationale wetgeving wettige, buitenechtelijke of geadopteerde kinderen zijn, indien het in hun belang is bij de verzoeker te wonen;

    iv) de vader, moeder of voogd van de verzoeker, wanneer de laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of wanneer hij minderjarig en gehuwd is, maar het in zijn belang is bij zijn vader, moeder of voogd te wonen;

    v) de minderjarige ongehuwde broers en zussen van de verzoeker, wanneer de laatstgenoemde minderjarig en ongehuwd is, of wanneer de verzoeker of zijn broers en zussen minderjarig en gehuwd zijn, maar het in het belang van een of meer van hen is dat zij samenwonen;

    ⎢2003/9/EG

    e) "vluchteling": eenieder die voldoet aan de voorwaarden van artikel 1, onder A, van het Verdrag van Genève;

    f) "vluchtelingenstatus": de status die een lidstaat toekent aan eenieder die als vluchteling tot het grondgebied van die lidstaat wordt toegelaten;

    d)g) "procedures" en "beroepsmogelijkheden": die welke door de lidstaten in hun nationale wetgeving zijn vastgesteld;

    ∫ nieuw

    e) "minderjarige": een onderdaan van een derde land of een staatloze die jonger is dan 18 jaar;

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    f)h) "niet-begeleide minderjarigen": personen jonger dan 18 jaar ? een minderjarige ⎪ die zonder begeleiding van een krachtens de wet of het gewoonterecht voor hen hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankoment, zolang zij hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke volwassene staant; onder dit begrip vallent ook een minderjarigen die zonder begeleiding wordent achtergelaten nadat zij hij op het grondgebied van de lidstaat zijn is aangekomen;

    g)i) "opvangvoorzieningen": alle maatregelen die de lidstaten overeenkomstig deze richtlijn treffen ten behoeve van asielzoekers;

    h)j) "materiële opvangvoorzieningen": huisvesting, voedsel en kleding, die in natura of in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen worden verstrekt ? of een combinatie van deze drie ⎪ , alsmede een dagvergoeding;

    i)k) "bewaring": het vasthouden van een asielzoeker door een lidstaat op een bepaalde plaats, waar de betrokkene geen bewegingsvrijheid geniet;

    j)l) "opvangcentrum": elke plaats die wordt gebruikt voor de collectieve huisvesting van asielzoekers.

    Artikel 3

    Werkingssfeer

    29. Deze richtlijn is van toepassing op alle onderdanen van derde landen en staatlozen die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ aan de grens of op het grondgebied, √ inclusief aan de grens ∏ ? of in de transitzones, ⎪ van een lidstaat indienen voor zover zij als asielzoeker op het grondgebied mogen verblijven, alsmede op de gezinsleden, indien zij overeenkomstig het nationale recht onder dit asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ vallen.

    30. De richtlijn is niet van toepassing op verzoeken om diplomatiek of territoriaal asiel die bij vertegenwoordigingen van de lidstaten worden ingediend.

    31. Deze richtlijn is niet van toepassing wanneer de bepalingen van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanningen van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen[18] toegepast worden.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    32. De lidstaten kunnen besluiten deze richtlijn toe te passen op procedures waarin wordt beslist over verzoeken om andere vormen van bescherming dan die welke uit het Verdrag van Genève voortvloeit ten gunste van onderdanen van derde landen of staatlozen die niet als vluchteling worden aangemerkt ? Richtlijn 2004/83/EG voortvloeit. ⎪

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 4

    Gunstiger bepalingen

    De lidstaten kunnen gunstiger bepalingen inzake opvangvoorzieningen vaststellen of handhaven, voor asielzoekers en voor andere in dezelfde lidstaat aanwezige nauwe verwanten van de asielzoeker indien deze van hem afhankelijk zijn, of om humanitaire redenen voor zover die bepalingen verenigbaar zijn met deze richtlijn.

    HOOFDSTUK II

    ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE OPVANGVOORZIENINGEN

    Artikel 5

    Informatie

    33. De lidstaten verstrekken asielzoekers binnen een redelijke termijn van ten hoogste 15 dagen na de indiening van het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ bij de bevoegde autoriteit ten minste informatie over de geldende voordelen en over de verplichtingen die zij moeten nakomen in verband met de opvangvoorzieningen.

    De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers informatie krijgen over organisaties of groepen van personen die specifieke rechtsbijstand verlenen en over organisaties die hulp kunnen bieden of informatie kunnen verstrekken over de opvangvoorzieningen, waaronder medische zorg.

    34. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde informatie schriftelijk en, voor zover mogelijk, in een taal die de asielzoeker redelijkerwijs geacht wordt te begrijpen, wordt verstrekt. In voorkomend geval kan deze informatie tevens mondeling verstrekt worden.

    ⎢2003/9/EG

    Artikel 6

    Documenten

    35. De lidstaten zorgen ervoor dat binnen drie dagen nadat een asielverzoek bij de bevoegde autoriteiten ingediend is, aan de asielzoeker een op zijn naam afgegeven document wordt verstrekt waaruit zijn status van asielzoeker blijkt of waarin staat dat hij of zij op het grondgebied van de lidstaat mag verblijven zolang zijn of haar asielverzoek hangende of in behandeling is.

    ∫ nieuw

    Aan de houder van het document wordt toegang verleend tot de rechten en voordelen die op grond van deze richtlijn aan asielzoekers worden toegekend.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    Indien de houder niet vrij kan gaan en staan op het grondgebied van de lidstaat of op een deel daarvan, moet zulks ook in het document worden vermeld.

    36. De lidstaten kunnen besluiten dit artikel niet toe te passen wanneer de asielzoeker in bewaring wordt gehouden en gedurende de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat is ingediend aan de grens, of in het kader van een procedure waarin wordt beslist over het recht van de asielzoeker om legaal het grondgebied van een lidstaat te betreden. In specifieke gevallen kunnen lidstaten asielzoekers voor de duur van de behandeling van hun verzoek ? om internationale bescherming ⎪ andere bescheiden verstrekken die gelijkwaardig zijn aan het in lid 1 bedoelde document.

    37. Het in lid 1 bedoelde document staaft niet noodzakelijkerwijs de identiteit van de asielzoeker.

    38. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de asielzoeker het in lid 1 bedoelde document te verstrekken dat geldig moet zijn zolang hij gemachtigd is op het grondgebied of aan de grens van de betrokken lidstaat te blijven.

    39. De lidstaten kunnen asielzoekers een reisdocument verstrekken indien om ernstige humanitaire redenen hun aanwezigheid in een andere staat is vereist.

    Artikel 7

    Verblijf en bewegingsvrijheid

    40. Asielzoekers kunnen zich vrij bewegen op het grondgebied van de ontvangende lidstaat of binnen een hun daartoe door die lidstaat aangewezen gebied. Dit aangewezen gebied mag de onvervreemdbare sfeer van het privé-leven niet aantasten en dient voldoende bewegingsvrijheid te bieden om ervoor te zorgen dat alle voorzieningen die deze richtlijn biedt, toegankelijk zijn.

    41. De lidstaten kunnen een besluit nemen over de plaats van verblijf van de asielzoeker, om redenen van openbaar belang, openbare orde of indien nodig voor een snelle behandeling en een doeltreffende controle van het asielverzoek.

    3. In de gevallen waarin zulks nodig blijkt, bijvoorbeeld om juridische redenen of om redenen van openbare orde, mogen de lidstaten een asielzoeker overeenkomstig hun nationale wetgeving op een bepaalde plaats vasthouden.

    43. De lidstaten mogen de toekenning van materiële opvangvoorzieningen bepaald in dit hoofdstuk afhankelijk stellen van het daadwerkelijk verblijf van de asielzoekers op een door de lidstaten te bepalen specifieke locatie. Het besluit daartoe kan een algemeen besluit zijn, dient per individu te worden genomen en moet conform de nationale wetgeving tot stand komen.

    54. De lidstaten voorzien in de mogelijkheid van het verlenen van een tijdelijke toestemming aan asielzoekers om hun in de leden 2 en 43 bedoelde verblijfplaats en/of het in lid 1 bedoelde aangewezen gebied te verlaten. Beslissingen daartoe worden individueel, objectief en onpartijdig genomen, en negatieve beslissingen worden met redenen omkleed.

    Asielzoekers hebben geen toestemming nodig om afspraken met autoriteiten en rechtbanken na te komen indien hun aanwezigheid vereist is.

    65. De lidstaten verlangen van asielzoekers dat zij hun adres bekendmaken bij de bevoegde autoriteiten en eventuele adreswijzigingen onverwijld aan die autoriteiten doorgeven.

    ∫ nieuw

    Artikel 8

    Bewaring

    42. De lidstaten houden een persoon niet in bewaring om de enkele reden dat hij om internationale bescherming verzoekt overeenkomstig Richtlijn 2005/85/EG van de Raad[19].

    43. In de gevallen waarin zulks nodig blijkt en op grond van een individuele beoordeling van elk geval, mogen de lidstaten een verzoeker overeenkomstig hun nationale wetgeving op een bepaalde plaats in bewaring houden wanneer andere, minder dwingende maatregelen niet effectief kunnen worden toegepast. Een verzoeker mag alleen op een bepaalde plaats in bewaring worden gehouden:

    44. om zijn identiteit of nationaliteit vast te stellen, na te gaan of te controleren;

    45. om de gegevens die ten grondslag liggen aan het asielverzoek en die anders verloren zouden kunnen gaan, vast te leggen;

    46. in het kader van een procedure om een beslissing te nemen over het recht van de verzoeker om het grondgebied te betreden;

    47. wanneer de bescherming van de nationale veiligheid en de openbare orde dat vereisen.

    Dit lid laat artikel 11 onverlet.

    48. De lidstaten zorgen ervoor dat in de nationale wetgeving regels worden vastgesteld over alternatieven voor bewaring, zoals het zich regelmatig melden bij de overheid, het stellen van een borgsom of een verplichting om op een bepaalde plaats te blijven.

    Artikel 9

    Waarborgen voor asielzoekers in bewaring

    49. Bewaring wordt bevolen voor een zo kort mogelijke termijn. Bewaring als bedoeld in artikel 8, lid 2, onder a), b) en c), mag niet langer duren dan de tijd die redelijkerwijs nodig is om de vereiste administratieve procedures af te handelen teneinde informatie te krijgen over de nationaliteit van de asielzoeker of over de elementen waarop zijn verzoek is gebaseerd of om de toepasselijke procedure uit te voeren teneinde te beslissen over zijn recht om het grondgebied te betreden.

    Vertraging in de administratieve procedure die niet aan de asielzoeker kan worden toegeschreven, is geen rechtvaardiging voor het voortduren van de bewaring.

    50. Bewaring wordt bevolen door rechterlijke instanties. In dringende gevallen kan bewaring worden bevolen door administratieve instanties; in die gevallen moet de bewaring binnen 72 uur na de aanvang ervan door rechterlijke instanties worden bevestigd. Wanneer de rechterlijke instantie de bewaring als onrechtmatig aanmerkt, of wanneer er binnen 72 uur geen rechterlijke beslissing is, wordt de betrokken asielzoeker onmiddellijk vrijgelaten.

    51. Bewaring wordt schriftelijk bevolen. Het bevel tot bewaring bevat de feitelijke en juridische gronden waarop het is gebaseerd en specificeert de maximumtermijn van bewaring.

    52. Asielzoekers in bewaring worden onmiddellijk in kennis gesteld van de gronden van de bewaring, de maximumduur van de bewaring en de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten, in een taal die zij redelijkerwijs geacht worden te begrijpen.

    53. De voortgezette bewaring wordt, hetzij op verzoek van de asielzoeker, hetzij ambtshalve, met redelijke tussenpozen door een rechterlijke instantie opnieuw bezien.

    Bewaring wordt nooit onnodig verlengd.

    54. De lidstaten zorgen ervoor dat in zaken betreffende bewaring rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging beschikbaar is, die kosteloos moet zijn wanneer de asielzoeker de daarmee verband houdende kosten niet kan betalen.

    De nadere regels voor toegang tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging in dergelijke gevallen worden in het nationale recht vastgesteld.

    Artikel 10

    Voorwaarden van bewaring

    55. De lidstaten houden asielzoekers niet in gevangenissen in bewaring. Bewaring kan alleen in gespecialiseerde bewaringsfaciliteiten.

    Asielzoekers in bewaring worden afgescheiden van andere onderdanen van derde landen die geen verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, tenzij dit noodzakelijk is om de eenheid van het gezin te waarborgen en de verzoeker daarmee instemt.

    56. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring de kans krijgen om contact te hebben, inclusief bezoekrecht, met wettelijke vertegenwoordigers en gezinsleden. De UNHCR en andere relevante en bevoegde nationale, internationale en niet-gouvernementele organisaties en instellingen moeten ook de kans krijgen om met verzoekers te communiceren en hen te bezoeken in bewaringsfaciliteiten.

    57. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers in bewaring onmiddellijk bijgewerkte informatie krijgen over de regels die in de faciliteit van toepassing zijn en waarin hun rechten en verplichtingen worden uiteengezet in een taal die zij redelijkerwijs geacht worden te begrijpen.

    Artikel 11

    Bewaring van kwetsbare groepen en personen met bijzondere behoeften

    58. Minderjarigen worden niet in bewaring gehouden, tenzij dat in hun belang is, zoals voorgeschreven in artikel 22, lid 2, en alleen op grond van de vaststellingen van de individuele beoordeling van hun situatie in overeenstemming artikel 11, lid 5.

    Niet-begeleide minderjarigen worden in geen geval in bewaring gehouden.

    59. In bewaring gehouden minderjarigen moeten kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die overeenstemmen met hun leeftijd.

    60. In bewaring gehouden gezinnen moeten kunnen beschikken over een afzonderlijke leefruimte die voldoende privacy garandeert.

    61. De lidstaten zorgen ervoor dat in bewaring gehouden vrouwelijke asielzoekers afgescheiden van de mannelijke asielzoekers worden gehuisvest, tenzij het om gezinsleden gaat en alle betrokkenen daarmee instemmen.

    62. Personen met bijzondere behoeften worden niet in bewaring gehouden, tenzij een individuele beoordeling van hun situatie door een professionele deskundige uitwijst dat hun gezondheid, met inbegrip van hun geestelijke gezondheid, en welzijn niet aanzienlijk zullen verslechteren als gevolg van de bewaring.

    De lidstaten zorgen ervoor dat personen met bijzondere behoeften die in bewaring worden gehouden, regelmatig gecontroleerd worden en voldoende bijstand krijgen.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 812

    Gezinnen

    De lidstaten nemen passende maatregelen om in de mate van het mogelijke de eenheid van het gezin zoals aanwezig op zijn grondgebied te bewaren indien deze lidstaat zorg draagt voor de huisvesting van de asielzoekers. Deze bedoelde maatregelen worden uitgevoerd met instemming van de asielzoekers.

    Artikel 913

    Medisch onderzoek

    De lidstaten kunnen om redenen van volksgezondheid asielzoekers een medisch onderzoek laten ondergaan.

    Artikel 1014

    Onderwijs aan minderjarigen

    63. De lidstaten bieden minderjarige kinderen van asielzoekers en minderjarige asielzoekers toegang tot onderwijs onder vergelijkbare omstandigheden als onderdanen van de lidstaat van opvang zolang een eventueel tegen hen of hun ouders gerichte verwijderingsmaatregel niet daadwerkelijk wordt uitgevoerd. Dit onderwijs kan in opvangcentra gegeven worden.

    De lidstaten kunnen bepalen dat deze toegang beperkt blijft tot het openbaar onderwijs.

    Als minderjarig gelden personen die de leeftijd van wettelijke meerderjarigheid in de lidstaat waarin het asielverzoek is ingediend of wordt behandeld nog niet hebben bereikt. De lidstaten kunnen geen personen uit het voortgezet onderwijs weren alleen omdat zij meerderjarig zijn geworden.

    64. Minderjarigen moeten uiterlijk drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop zij of hun ouders een asielverzoek? om internationale bescherming ⎪ hebben ingediend, toegang krijgen tot het onderwijsstelsel. Deze periode kan tot een jaar worden verlengd indien specifiek onderwijs wordt verstrekt om de toegang tot het onderwijsstelsel te vergemakkelijken.

    ∫ nieuw

    Indien nodig worden voorbereidende lessen, met inbegrip van taallessen, aangeboden die als doel hebben de toegang van minderjarigen tot het nationale onderwijsstelsel te vergemakkelijken en/of specifieke opleiding die bijdraagt tot hun integratie in dat stelsel.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    65. Wanneer toegang tot het onderwijsstelsel als bedoeld in lid 1 onmogelijk is in verband met de specifieke situatie van de minderjarige, kan ? biedt ⎪ de lidstaat ? overeenkomstig het nationale recht en de nationale praktijken ⎪ andere onderwijsfaciliteiten aanbieden.

    Artikel 1115

    Werkgelegenheid

    1. De lidstaten stellen een tijdsspanne vast, te rekenen vanaf de datum van indiening van het asielverzoek, gedurende welke een asielzoeker geen toegang heeft tot de arbeidsmarkt.

    ∫ nieuw

    66. De lidstaten zorgen ervoor dat verzoekers toegang hebben tot de arbeidsmarkt, ten laatste zes maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    67. Indien één jaar na de indiening van het asielverzoek in eerste aanleg geen beslissing is genomen en deze vertraging niet aan de asielzoeker te wijten is, bepalen Dde lidstaten bepalen onder welke voorwaarden asielzoekers toegang tot de arbeidsmarkt krijgen ? , overeenkomstig hun nationale wetgeving, zonder de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt onnodig te beperken ⎪.

    68. De toegang tot de arbeidsmarkt wordt niet ongedaan gemaakt tijdens een beroepsprocedure, indien beroep tegen een negatieve beslissing in een normale procedure schorsende werking heeft, en wel tot het tijdstip van de kennisgeving van een negatieve beslissing over het beroep.

    4. Om redenen van arbeidsmarktbeleid kunnen de lidstaten voorrang geven aan EU-onderdanen en onderdanen van staten die gebonden zijn door de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, alsook aan onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven.

    Artikel 1216

    Beroepsopleiding

    Ongeacht of de asielzoeker toegang tot de arbeidsmarkt heeft, kunnen de lidstaten hem toegang verlenen tot een beroepsopleiding.

    De toegang tot een aan een arbeidsovereenkomst gekoppelde beroepsopleiding is afhankelijk van de mate waarin de asielzoeker overeenkomstig artikel 1115 toegang heeft tot de arbeidsmarkt.

    Artikel 1317

    Algemene bepalingen betreffende de materiële opvang en gezondheidszorg

    69. De lidstaten zorgen ervoor dat voor asielzoekers materiële opvangvoorzieningen beschikbaar zijn wanneer zij hun asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ indienen.

    ⎢2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    70. De lidstaten zorgen Ö er Õ voor √ dat de ∏ materiële opvangvoorzieningen voor asielzoekers met het oog op √ personen die een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend, ∏ een levensstandaard Ö bieden die hun bestaansmiddelen garandeert en hun fysieke en geestelijke gezondheid beschermt Õ die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren en bestaansmiddelen te waarborgen.

    ⎢2003/9/EG

    De lidstaten zien erop toe dat die levensstandaard ook gehandhaafd blijft in het specifieke geval van personen met bijzondere behoeften als bedoeld in artikel 1721, alsmede in het geval van personen in bewaring.

    71. De lidstaten kunnen de toekenning van alle of bepaalde materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg afhankelijk stellen van de voorwaarde dat de asielzoekers niet beschikken over de nodige middelen voor een levensstandaard die voldoende is om hun gezondheid te verzekeren, noch over de nodige bestaansmiddelen.

    72. Overeenkomstig artikel 3 kunnen de lidstaten van de asielzoekers, indien zij over voldoende middelen beschikken, bijvoorbeeld wanneer zij gedurende een redelijke tijd gewerkt hebben, een bijdrage verlangen voor het totaal of een deel van de kosten van de door deze richtlijn geboden materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg.

    Indien komt vast te staan dat een asielzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.

    5. De materiële opvangvoorzieningen mogen worden verstrekt in natura dan wel in de vorm van uitkeringen of tegoedbonnen of een combinatie daarvan.

    Indien de lidstaten voor materiële opvangvoorzieningen zorgen door middel van uitkeringen of tegoedbonnen, wordt het bedrag daarvan overeenkomstig de in dit artikel vermelde beginselen bepaald.

    ∫ nieuw

    73. Bij de berekening van het bedrag van de aan de asielzoekers te verlenen bijstand zorgen de lidstaten ervoor dat de totale waarde van de materiële opvangvoorzieningen die ter beschikking van de asielzoekers worden gesteld, overeenstemt met het bedrag van de sociale bijstand die wordt verleend aan nationale onderdanen die daarom verzoeken. Elk verschil in dit verband moet naar behoren gerechtvaardigd zijn.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 1418

    Nadere bepalingen betreffende de materiële opvangvoorzieningen

    74. Indien huisvesting in natura wordt verstrekt, gebeurt dit in één van de volgende vormen of een combinatie daarvan:

    75. in ruimten die gebruikt worden om asielzoekers te huisvesten gedurende de behandeling van een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ dat aan de grens is ingediend;

    76. in opvangcentra die een toereikend huisvestingsniveau bieden;

    77. in particuliere huizen, appartementen, hotels of andere voor de huisvesting van asielzoekers aangepaste ruimten.

    78. De lidstaten zien erop toe dat de asielzoekers die zijn gehuisvest overeenkomstig lid 1, onder a), b) of c):

    79. bescherming van hun gezinsleven genieten;

    80. de mogelijkheid hebben om te communiceren met familieleden, raadslieden en vertegenwoordigers van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor vluchtelingen (UNHCR) en door de lidstaten erkende niet-gouvernementele organisaties (NGO's).

    ∫ nieuw

    De lidstaten houden rekening met gender- en leeftijdspecifieke problemen en met de situatie van personen met bijzondere behoeften in verband met verzoekers in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    De lidstaten besteden in het bijzonder aandacht aan de preventie van √ treffen passende maatregelen om ∏ geweldpleging ? en gendergebonden geweld, met inbegrip van seksuele geweldpleging, ⎪ in de in lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra Ö te voorkomen Õ .

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    81. Waar van toepassing, zien dDe lidstaten zien erop toe dat minderjarige kinderen van asielzoekers of minderjarige asielzoekers worden gehuisvest bij hun ouders of bij een volwassen familielid dat krachtens de wet of het gewoonterecht voor hen verantwoordelijk is ? , op voorwaarde dat dit in het belang van de betrokken minderjarigen is ⎪ .

    82. De lidstaten zien erop toe dat asielzoekers alleen worden overgeplaatst wanneer dit noodzakelijk is. De lidstaten zorgen ervoor dat asielzoekers hun raadslieden van de overplaatsing en hun nieuwe adres op de hoogte kunnen brengen.

    83. Het personeel dat in de opvangcentra werkt, moet een passende opleiding hebben. Voor deze personeelsleden geldt in de nationale wetgeving omschreven geheimhoudingsplicht in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennis nemen.

    84. Via een representatieve adviesraad van bewoners kunnen de lidstaten asielzoekers betrekken bij het beheer van de materiële middelen en bij de immateriële aspecten van het leven in het centrum.

    85. Juridisch adviseurs of raadslieden van asielzoekers en vertegenwoordigers van de UNHCR of van de door het Bureau van de Hoge Commissaris gemachtigde en door de lidstaat erkende NGO's hebben toegang tot de opvangcentra en andere plaatsen waar asielzoekers zijn gehuisvest, zodat zij de asielzoekers kunnen bijstaan. Deze toegang kan slechts worden beperkt om redenen die verband houden met de veiligheid van de huisvesting en van de asielzoekers.

    86. ? In naar behoren gerechtvaardigde gevallen ⎪ mogen de lidstaten bBij wijze van uitzondering mogen de lidstaten andere dan de in dit artikel genoemde regels inzake materiële opvangvoorzieningen vaststellen voor een zo kort mogelijke redelijke termijn, indien:

    a) - een eerste raming van de specifieke behoeften van de asielzoekers vereist is;

    - de in dit artikel genoemde materiële opvangvoorzieningen in een bepaald geografisch gebied niet voorhanden zijn;

    b) - de gewoonlijk beschikbare huisvestingscapaciteit tijdelijk uitgeput is;

    c) - de asielzoekers in een bewaringscentrum verblijven of zich in grenslokalen bevinden die zij niet mogen verlaten.

    Deze afwijkende voorzieningen moeten in elk geval de basisbehoeften dekken.

    Artikel 1519

    Gezondheidszorg

    87. De lidstaten dragen er zorg voor dat asielzoekers de nodige medische zorg ontvangen, die ten minste de spoedeisende behandelingen en de essentiële behandeling van ziekten ? of geestesstoornissen ⎪ omvat.

    88. De lidstaten verstrekken de noodzakelijke medische of andere zorg aan asielzoekers met speciale behoeften ? , inclusief, indien nodig, passende geestelijke gezondheidszorg, onder dezelfde voorwaarden als aan nationale onderdanen ⎪ .

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    HOOFDSTUK III

    BEPERKING OF INTREKKING VAN √ MATERIELE ∏ OPVANGVOORZIENINGEN

    Artikel 1620

    Beperking of intrekking van √ materiële ∏ opvangvoorzieningen

    89. De lidstaten kunnen de √ materiële ∏ opvangvoorzieningen in de volgende gevallen beperken of intrekken:

    a) indien een asielzoeker

    ⎢2003/9/EG

    a) - de door de bevoegde instanties vastgestelde verblijfplaats verlaat zonder deze instanties op de hoogte te stellen of, indien toestemming vereist is, zonder toestemming, of,

    b) - gedurende een in het nationale recht vastgestelde redelijke termijn niet voldoet aan de meldingsplicht of aan verzoeken om informatie te verstrekken of te verschijnen voor een persoonlijk onderhoud betreffende de asielprocedure, dan wel

    c) - reeds een asielverzoek ingediend heeft in dezelfde lidstaat.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    Wanneer de asielzoeker wordt opgespoord of zich vrijwillig bij de betrokken instantie meldt, wordt een met redenen omklede, op de redenen voor de verdwijning gebaseerde beslissing genomen inzake het opnieuw verstrekken van sommige of alle √ beperkte materiële ∏ opvangvoorzieningen;

    b) indien een asielzoeker financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte aanspraak op de bij deze richtlijn vastgestelde materiële en financiële opvangvoorzieningen heeft gemaakt.

    ∫ nieuw

    90. De lidstaten kunnen de materiële opvangvoorzieningen beperken of intrekken indien een verzoeker financiële middelen verborgen heeft gehouden en daardoor ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op de materiële opvangvoorzieningen.

    ⎢2003/9/EG

    Indien komt vast te staan dat een asielzoeker over voldoende middelen beschikte om in die basisbehoeften te voorzien toen de materiële opvangvoorzieningen werden verstrekt, mogen de lidstaten hem vragen deze voorzieningen te vergoeden.

    2. Een lidstaat mag weigeren de opvangvoorzieningen te verstrekken wanneer de asielzoeker niet kan bewijzen dat het asielverzoek zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk na de aankomst in de lidstaat werd ingediend.

    ⎢ 2003/9/EG

    91. De lidstaten kunnen sancties vaststellen op ernstige inbreuken op de regels met betrekking tot de opvangcentra en op ernstige vormen van geweld.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    92. De in de leden 1, 2 en 3 bedoelde beslissingen tot beperking, √ of ∏ intrekking of wijziging van √ materiële ∏ opvangvoorzieningen of sancties worden individueel, objectief en onpartijdig genomen en met redenen omkleed. De beslissingen worden genomen op grond van de specifieke situatie van de betrokkene, met name voor personen die onder artikel 1721 vallen, en met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel. De lidstaten zien erop toe dat asielzoekers te allen tijde ? over bestaansmiddelen beschikken, ⎪ toegang hebben tot medische noodhulp ? en de essentiële behandeling van ziekten en geestesstoornissen krijgen ⎪.

    ⎢2003/9/EG

    93. De lidstaten zorgen ervoor dat er geen materiële opvangvoorzieningen beperkt of ingetrokken worden voordat er een negatieve beslissing genomen is.

    HOOFDSTUK IV

    PERSONEN MET BIJZONDERE BEHOEFTEN

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    Artikel 1721

    Algemeen beginsel

    94. De lidstaten houden in hun nationale wetgeving tot uitvoering van de bepalingen van hoofdstuk II inzake materiële opvangvoorzieningen en gezondheidszorg ? deze richtlijn ⎪ rekening met de specifieke situatie van ? personen met bijzondere behoeften. ⎪ Kkwetsbare personen zoals minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders met minderjarige kinderen ? , slachtoffers van mensenhandel, personen met geestelijke gezondheidsproblemen ⎪ en personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld ? , worden steeds beschouwd als personen met bijzondere behoeften ⎪.

    ∫ nieuw

    95. De lidstaten stellen in hun nationale wetgeving procedures vast om, zodra een verzoek om internationale bescherming is ingediend, na te gaan of de verzoeker bijzondere behoeften heeft en de aard van die behoeften te bepalen. De lidstaten zorgen voor ondersteuning van personen met bijzondere behoeften tijdens de gehele asielprocedure en zorgen ervoor dat hun situatie op de gepaste wijze wordt gevolgd.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    2. Lid 1 is uitsluitend van toepassing op personen die na een individuele beoordeling van hun situatie bijzondere behoeften blijken te hebben.

    Artikel 1822

    Minderjarigen

    96. Bij de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op minderjarigen laten de lidstaten zich primair leiden door het belang van het kind. ? De lidstaten zorgen ervoor dat kinderen een levensstandaard hebben die voldoende is voor hun fysieke, geestelijke, spirituele, morele en sociale ontwikkeling. ⎪

    ∫ nieuw

    97. Bij het beoordelen van het belang van het kind houden de lidstaten op passende wijze rekening met de volgende factoren:

    98. de mogelijkheid van gezinshereniging;

    99. het welzijn en de sociale ontwikkeling van de minderjarige, met bijzondere aandacht voor de etnische, religieuze, culturele en taalachtergrond van de minderjarige;

    100. veiligheids- en beveiligingsoverwegingen, met name wanneer het gevaar bestaat dat het kind het slachtoffer wordt van mensenhandel;

    101. het standpunt van de minderjarige in overeenstemming met zijn leeftijd en maturiteit.

    102. De lidstaten zorgen ervoor dat de minderjarigen in de in artikel 18, lid 1, onder a) en b), bedoelde ruimten en opvangcentra kunnen deelnemen aan vrijetijdsactiviteiten, met inbegrip van spel- en recreatieve activiteiten die overeenstemmen met hun leeftijd.

    ⎢ 2003/9/EG

    ? nieuw

    42 De lidstaten zorgen ervoor dat minderjarigen die het slachtoffer zijn geweest van enige vorm van mishandeling, verwaarlozing, uitbuiting, foltering of wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of die hebben geleden onder gewapende conflicten, toegang hebben tot de rehabilitatiediensten alsmede dat passende geestelijke gezondheidszorg wordt ontwikkeld en waar nodig gekwalificeerde begeleiding wordt verstrekt.

    Artikel 1923

    Niet-begeleide minderjarigen

    103. De lidstaten nemen zo spoedig mogelijk maatregelen om de noodzakelijke vertegenwoordiging van niet-begeleide minderjarigen te verzekeren door wettelijke voogdij of indien nodig door vertegenwoordiging door een organisatie die belast is met de zorg voor en het welzijn van minderjarigen, of door iedere andere vorm van passende vertegenwoordiging. De betreffende instanties voeren regelmatig beoordelingen uit.

    104. Niet-begeleide minderjarigen die een asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ indienen, worden vanaf het moment dat zij tot het grondgebied worden toegelaten tot het moment waarop zij verplicht zijn de lidstaat waarin het asielverzoek ? om internationale bescherming ⎪ is ingediend of wordt behandeld, te verlaten, ondergebracht:

    105. bij volwassen bloedverwanten;

    106. in een pleeggezin;

    107. in opvangcentra met speciale voorzieningen voor minderjarigen;

    108. in andere huisvesting die geschikt is voor minderjarigen.

    De lidstaten mogen niet-begeleide minderjarigen die ten minste 16 jaar oud zijn in opvangcentra voor meerderjarige asielzoekers onderbrengen.

    Voor zover mogelijk worden broers en zussen bij elkaar gehuisvest, rekening houdend met het belang van de betrokken minderjarige en in het bijzonder met zijn leeftijd en maturiteit. Veranderingen in de verblijfplaats van minderjarigen worden tot het strikt noodzakelijke minimum beperkt.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    109. ð De lidstaten stellen in hun nationale wetgeving procedures vast om de gezinsleden van de niet-begeleide minderjarige op te sporen. Nadat een verzoek om internationale bescherming is ingediend, beginnen ï In het belang van de niet-begeleide minderjarige trachten de lidstaten de gezinsleden van √ de niet-begeleide minderjarige ∏ ð met zijn belang voor ogen, ï niet-begeleide minderjarigen zo spoedig mogelijk op te sporen. In gevallen waarin gevaar bestaat voor het leven of de lichamelijke integriteit van de minderjarige of zijn naaste familieleden, met name indien zij in het land van herkomst zijn achtergebleven, moet bij het verzamelen, verwerken en verspreiden van gegevens over deze personen vertrouwelijkheid worden gewaarborgd, zodat hun veiligheid niet in gevaar wordt gebracht.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    110. Personen die met niet-begeleide minderjarigen werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben ? en blijven ⎪ of ontvangen. Voor deze personen geldt de geheimhoudingsplicht als omschreven in de nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.

    Artikel 2024

    Slachtoffers van foltering en geweld

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat personen die foltering, verkrachting of andere ernstige vormen van geweld hebben ondergaan, voor hun daardoor veroorzaakt letsel zo nodig de vereiste behandeling ontvangen?, met name toegang tot rehabilitatiediensten, waardoor medische en psychische behandeling mogelijk worden ⎪.

    ∫ nieuw

    2. Personen die met slachtoffers van foltering werken, moeten passend onderricht over hun behoeften gevolgd hebben en blijven ontvangen; voor deze personen gelden de geheimhoudingsregels zoals omschreven in de relevante nationale wetgeving in verband met de informatie waarvan zij uit hoofde van hun werk kennisnemen.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    ? nieuw

    HOOFDSTUK V

    BEROEP

    Artikel 2125

    Rechtsmiddelen

    111. De lidstaten zorgen ervoor dat tegen negatieve beslissingen met betrekking tot de toekenning, ? intrekking of beperking ⎪ van voorzieningen op grond van deze richtlijn of beslissingen op grond van artikel 7 die individuele gevolgen hebben voor asielzoekers, beroep kan worden aangetekend volgens de in de nationale wetgeving neergelegde procedures. Tenminste wordt in laatste instantie de mogelijkheid van beroep of toetsing ? , in feite of rechtens, ⎪ voor een rechterlijke instantie geboden.

    ∫ nieuw

    112. De lidstaten waarborgen de toegang tot rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging in de in lid 1 bedoelde gevallen. Die rechtsbijstand en/of vertegenwoordiging zijn kosteloos wanneer de asielzoeker de daarmee gemoeide kosten niet kan betalen.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    2. De nadere regels voor toegang tot rechtsbijstand ? en/of vertegenwoordiging ⎪ in dergelijke gevallen worden in het nationale recht vastgesteld.

    HOOFDSTUK VI

    MAATREGELEN OM HET OPVANGSYSTEEM DOELTREFFENDER TE MAKEN

    Artikel 22

    Samenwerking

    De lidstaten verstrekken de Commissie regelmatig gegevens over het aantal personen, uitgesplitst naar sekse en leeftijd, dat onder de opvangvoorzieningen valt, alsmede volledige informatie over de soort, de naam en de opmaak van de in artikel 6 bedoelde documenten.

    ∫ nieuw

    Artikel 26

    Bevoegde autoriteiten

    Elke lidstaat deelt de Commissie mee welke autoriteiten belast zijn met de nakoming van de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen. Elke wijziging van die autoriteiten wordt door de lidstaten ter kennis van de Commissie gebracht.

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 2327

    Systeem voor het sturen, bewaken en controleren

    1. De lidstaten zorgen ervoor dat er, met inachtneming van hun grondwettelijk bestel, ? relevante mechanismen worden vastgesteld om te waarborgen dat ⎪ passende regels worden vastgesteld voor het sturen, bewaken en controleren van het niveau van de opvangvoorzieningen.

    ∫ nieuw

    2. De lidstaten verstrekken de Commissie vanaf […] jaarlijks relevante informatie met gebruikmaking van het in Bijlage I opgenomen formulier:

    ⎢2003/9/EG

    ? nieuw

    Artikel 2428

    Personeel en middelen

    113. De lidstaten treffen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de autoriteiten en andere organisaties die deze richtlijn uitvoeren, de nodige basisopleiding hebben ontvangen met betrekking tot de behoeften van mannelijke en vrouwelijke asielzoekers.

    114. De lidstaten trekken de nodige middelen uit voor de uitvoering van de krachtens deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen.

    HOOFDSTUK VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 2529

    Verslagen

    Uiterlijk op 6 augustus 2006 ? […] ⎪brengt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van deze richtlijn en stelt zij, in voorkomend geval, de noodzakelijke wijzigingen voor.

    De lidstaten zenden de Commissie uiterlijk op 6 februari 2006 ? […] ⎪ alle informatie toe die voor de opstelling van dit verslag dienstig is, met inbegrip van de in artikel 27, lid 2, 22, bedoelde statistische gegevens.

    Na het uitbrengen van het verslag dient de Commissie ten minste om de vijf jaar bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van de onderhavige richtlijn.

    Artikel 26 30

    Omzetting

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    115. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 6 februari 2005 aan deze richtlijn √ […] aan de artikelen […] [De artikelen die materieel zijn gewijzigd ten opzichte van de vorige richtlijn] en Bijlage I ∏ te voldoen. Zij stellen √ delen ∏ de Commissie daarvan onverwijld in kennis √ de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn ∏.

    Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. √In de bepalingen wordt tevens vermeld dat verwijzingen in bestaande wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen naar de bij deze richtlijn ingetrokken richtlijn, gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn. De regels voor die verwijzing en de formulering van die vermelding worden vastgesteld door de lidstaten. ∏

    116. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de √ belangrijkste ∏ bepalingen van nationaal recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

    Artikel 31

    Intrekking

    Richtlijn 2003/9/EG wordt ingetrokken met ingang van [de dag volgend op de in artikel 30, lid 1, eerste alinea, van deze richtlijn vastgestelde datum], onverminderd de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in Bijlage II, deel B, genoemde termijn voor omzetting in nationaal recht van de aldaar genoemde richtlijn.

    Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

    ⎢ 2003/9/EG (aangepast)

    Artikel 2732

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de √ twintigste ∏ dag √ volgend op die ∏ van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    √ De artikelen [...] [ De artikelen die on gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige richtlijn ] en Bijlage I zijn van toepassing met ingang van [de dag volgend op de in artikel 30, lid 1, eerste alinea, vastgestelde datum]. ∏

    Artikel 2833

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    Gedaan te [...],

    Voor het Europees Parlement

    De voorzitter […]

    Voor de Raad

    De voorzitter […]

    ∫ nieuw

    BIJLAGE I

    Rapportageformulier voor de informatie die de lidstaten jaarlijks moeten verstrekken, zoals vereist op grond van artikel 27, lid 2, van Richtlijn […/…/EG]

    1. Geef aan hoeveel personen in uw lidstaat momenteel onder opvangvoorzieningen vallen als bedoeld in artikel 3, lid 1, van Richtlijn [.../…EG], uitgesplitst naar geslacht en leeftijd. Geef voor elk van die personen aan of hij een asielzoeker is of een gezinslid als bedoeld in artikel 2, onder c), van Richtlijn […/…/EG].

    2. Gelieve op grond van artikel 21 van Richtlijn [.../.../EG] statistische gegevens te verstrekken over het aantal asielzoekers met bijzondere behoeften, ingedeeld in de volgende groepen personen met bijzondere behoeften:

    - niet-begeleide minderjarigen

    - personen met een handicap

    - ouderen

    - zwangere vrouwen

    - alleenstaande ouders met minderjarige kinderen

    - personen die folteringen hebben ondergaan, zijn verkracht of aan andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld zijn blootgesteld

    - slachtoffers van mensenhandel

    - personen met geestelijke gezondheidsproblemen

    - andere (gelieve nader toe te lichten)

    3. Gelieve nadere gegevens te verstrekken over de documenten bedoeld in artikel 6 van Richtlijn [.../.../EG], waaronder met name het type, de naam en het formaat van die documenten.

    4. Wat artikel 15 van Richtlijn [.../.../EG] betreft, gelieve het totaal aantal asielzoekers in uw lidstaat te vermelden dat toegang heeft tot de arbeidsmarkt, alsook het totaal aantal asielzoekers dat momenteel werkt, uitgesplitst naar economische sector. Voor zover er bijzondere voorwaarden zijn verbonden aan de toegang van asielzoekers tot de arbeidsmarkt, gelieve deze beperkingen nader te omschrijven.

    5. Wat artikel 17, lid 5, van Richtlijn [.../…/EG] betreft, gelieve de aard van de materiële opvangvoorzieningen nader te omschrijven, met inbegrip van hun monetaire waarde, en de wijze waarop deze worden aangeboden (dat wil zeggen welke materiële opvangvoorzieningen in natura, in geld, in tegoedbonnen of in een combinatie daarvan worden aangeboden) en aan te geven hoeveel de aan asielzoekers gegeven dagvergoeding bedraagt.

    6. Wat artikel 17, lid 5, van Richtlijn [.../.../EG] betreft, gelieve de soorten en de bedragen van sociale bijstand voor asielzoekers te vermelden; gelieve in uw antwoord verwijzingen op te nemen naar het minimumbedrag van sociale bijstand dat de lidstaat ter beschikking stelt van eigen onderdanen die om dergelijke bijstand verzoeken. Voor zover er verschillen bestaan tussen de sociale bijstand die ter beschikking van de asielzoekers staat en die welke ter beschikking van nationale onderdanen staat, gelieve aan te geven waarom dat zo is.

    BIJLAGE II

    Deel A

    Ingetrokken richtlijn (genoemd in artikel 31)

    Richtlijn 2003/9/EG van de Raad | (PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18) |

    Deel B

    Termijn voor omzetting in nationaal recht (genoemd in artikel 30)

    Richtlijn | Termijn voor omzetting |

    2003/9/EG | 6 februari 2005 |

    _____________

    BIJLAGE III

    CONCORDANTIETABEL

    Richtlijn 2003/9/EG | Deze richtlijn |

    Artikel 1 | Artikel 1 |

    Artikel 2, inleidende formulering | Artikel 2, inleidende formulering |

    Artikel 2, onder a) tot en met c) | Artikel 2, onder a) tot en met c) |

    Artikel 2, onder d), inleidende formulering en punten i) en ii) | Artikel 2, onder d), inleidende formulering en punten i) en ii) |

    - | Artikel 2, onder c), punten iii), iv) en v) |

    Artikel 2, onder e) en f) | - |

    Artikel 2, onder g) | Artikel 2, onder g) |

    - | Artikel 2, onder h) |

    Artikel 2, onder h) | Artikel 2, onder i) |

    Artikel 2, onder i) | Artikel 2, onder j) |

    Artikel 2, onder j) | Artikel 2, onder k) |

    Artikel 2, onder k) | Artikel 2, onder l) |

    Artikel 2, onder l) | Artikel 2, onder m) |

    Artikel 3 | Artikel 3 |

    Artikel 4 | Artikel 4 |

    Artikel 5 | Artikel 5 |

    Artikel 6, lid 1, eerste alinea | Artikel 6, lid 1, eerste alinea |

    Artikel 6, lid 1, tweede alinea | Artikel 6, lid 1, derde alinea |

    Artikel 6, leden 2 tot en met 5 | Artikel 6, leden 2 tot en met 5 |

    Artikel 7, leden 1 en 2 | Artikel 7, leden 1 en 2 |

    Artikel 7, lid 3 | - |

    Artikel 7, leden 4 tot en met 6 | Artikel 7, leden 3 tot en met 5 |

    - | Artikel 8 |

    - | Artikel 9 |

    - | Artikel 10 |

    - | Artikel 11 |

    Artikel 8 | Artikel 12 |

    Artikel 9 | Artikel 13 |

    Artikel 10, lid 1 | Artikel 14, lid 1 |

    Artikel 10, lid 2 | Artikel 14, lid 2, eerste alinea |

    - | Artikel 14, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 10, lid 3 | Artikel 14, lid 3 |

    Artikel 11, lid 1 | - |

    - | Artikel 15, lid 1 |

    Artikel 11, lid 2 | Artikel 15, lid 2 |

    Artikel 11, lid 3 | Artikel 15, lid 3 |

    Artikel 11, lid 4 | - |

    Artikel 12 | Artikel 16 |

    Artikel 13, leden 1 tot en met 4 | Artikel 17, leden 1 tot en met 4 |

    Artikel 13, lid 5 | - |

    - | Artikel 17, lid 5 |

    Artikel 14, lid 1 | Artikel 18, lid 1 |

    Artikel 14, lid 2, inleidende formulering en eerste alinea | Artikel 18, lid 2, inleidende formulering en eerste alinea |

    - | Artikel 18, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 14, lid 2, tweede alinea | Artikel 18, lid 2, derde alinea |

    Artikel 14, leden 3 tot en met 7 | Artikel 18, leden 3 tot en met 7 |

    Artikel 14, lid 8, inleidende formulering | Artikel 18, lid 8, inleidende formulering |

    Artikel 14, lid 8, eerste alinea, eerste streepje | Artikel 18, lid 8, eerste alinea, onder a) |

    Artikel 14, lid 8, eerste alinea, tweede streepje | - |

    Artikel 14, lid 8, eerste alinea, derde en vierde streepje | Artikel 18, lid 8, eerste alinea, onder b) en c) |

    Artikel 14, lid 8, tweede alinea | Artikel 18, lid 8, tweede alinea |

    Artikel 15 | Artikel 19 |

    Artikel 16, lid 1, inleidende formulering | Artikel 20, lid 1, inleidende formulering |

    Artikel 16, lid 1, onder a) | - |

    Artikel 16, lid 1, onder a) eerste, tweede en derde streepje | Artikel 20, lid 1, onder a), b) en c) |

    Artikel 16, lid 1, onder b), eerste alinea | - |

    - | Artikel 20, lid 2, eerste alinea |

    Artikel 16, lid 1, onder b), tweede alinea | Artikel 20, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 16, lid 2 | - |

    Artikel 16, leden 3 tot en met 5 | Artikel 20, leden 3 tot en met 5 |

    Artikel 17, lid 1 | Artikel 21, lid 1, eerste alinea |

    Artikel 21, lid 1, tweede alinea |

    Artikel 17, lid 2 | - |

    - | Artikel 21, lid 2 |

    Artikel 18, lid 1 | Artikel 22, lid 1 |

    - | Artikel 22, leden 2 en 3 |

    Artikel 18, lid 2 | Artikel 22, lid 4 |

    Artikel 19 | Artikel 23 |

    Artikel 20 | Artikel 24, lid 1 |

    - | Artikel 24, lid 2 |

    Artikel 21, lid 1 | Artikel 25, lid 1 |

    - | Artikel 25, lid 2, eerste alinea |

    Artikel 21, lid 2 | Artikel 25, lid 2, tweede alinea |

    Artikel 22 | - |

    - | Artikel 26 |

    Artikel 23 | Artikel 27, lid 1 |

    - | Artikel 27, lid 2 |

    Artikel 24 | Artikel 28 |

    Artikel 25 | Artikel 29 |

    Artikel 26 | Artikel 30 |

    - | Artikel 31 |

    Artikel 27 | Artikel 32, eerste alinea |

    - | Artikel 32, tweede alinea |

    Artikel 28 | Artikel 33 |

    – | Bijlage I |

    – | Bijlage II |

    - | Bijlage III |

    [1] PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

    [2] Verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van richtlijn 2003/9/EG van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, COM(2007) 745.

    [3] Groenboek over de toekomst van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, COM(2007) 301.

    [4] Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: 'Asielbeleidsplan - Een geïntegreerde aanpak van bescherming in de hele EU'; 17 juni 2008, COM(2008) 360.

    [5] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend, COM(2008) 820.

    [6] Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de instelling van "Eurodac" voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van Verordening (EG) nr. […/…] [tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend], COM(2008) 825.

    [7] Richtlijn 2004/83/EG van de Raad inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.

    [8] Richtlijn 2005/85/EG van de Raad betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus, PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.

    [9] Beschikbaar op:

    http://ec.europa.eu/justice_home/news/consulting_public/gp_asylum_system/news_contributions_asylum_system_en.htm

    [10] EMN "Reception Systems, their Capacities and the Social Situation of Asylum Applicants within the Reception System in the EU Member States", mei 2006 – een onderzoek waartoe opdracht werd gegeven aan Odysseus, het academische netwerk voor juridische studies inzake immigratie en asiel in Europa.

    [11] Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s "Studie naar de samenhang tussen legale en illegale migratie", COM(2004) 412.

    [12] Onmiddellijke toegang tot arbeid is toegestaan in Griekenland, terwijl de wachttermijn 20 dagen bedraagt in Portugal, 3 maanden in Oostenrijk en Finland, 4 maanden in Zweden, 6 maanden in Italië, Spanje, Nederland, Cyprus en 9 maanden in Luxemburg.

    [13] PB C […] van […], blz. […].

    [14] PB C […] van […], blz. […].

    [15] PB C […] van […], blz. […].

    [16] PB L 31 van 6.2.2003, blz. 18.

    [17] PB L 304 van 30.9.2004, blz. 12.

    [18] PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12.

    [19] PB L 326 van 13.12.2005, blz. 13.

    Top