Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52008AR0349

    Advies van het Comité van de Regio's over het groenboek over de kwaliteit van landbouwproducten

    PB C 120 van 28.5.2009, p. 29–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.5.2009   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 120/29


    Advies van het Comité van de Regio's over het groenboek over de kwaliteit van landbouwproducten

    2009/C 120/06

    HET COMITE VAN DE REGIO'S

    meent dat er dringend een kader moet komen dat langetermijnstabiliteit voor investeringsbesluiten garandeert. Daartoe dienen marktgerichte maatregelen te worden genomen, inclusief het verplicht stellen van de vermelding van het land van productie op het etiket, en moeten Europese productienormen worden gepromoot;

    verzoekt om steun voor geografische aanduidingen en particuliere certificeringsregelingen, op voorwaarde dat kwaliteit en herkomst van overheidswege worden gewaarborgd;

    dringt erop aan een heldere gemeenschappelijke definitie op te stellen van benamingen of begrippen waarmee territoriale productiemethoden worden aangeduid, zoals „producten van de boerderij”, „traditionele producten”, „producten uit de bergen” en „geproduceerd in een gebied zonder transgene gewassen”;

    dringt er op aan dat op het etiket van alle primaire en halfverwerkte producten (bv. ham en kaas) verplicht het land van productie wordt vermeld;

    is van oordeel dat de regeling inzake geografische aanduidingen moet worden uitgebreid tot verwerkte producten;

    blijft erbij dat het geen zin heeft nieuwe regelingen uit te werken, maar dat meer aandacht moet worden besteed aan bestaande regelingen;

    stelt voor dat ook in het kader van de WTO zou worden gepleit voor bescherming van BOB en BGA;

    meent dat het noodzakelijk is dat voor producten met „beschermde oorsprongsbenaming” (BOB's) of „beschermde geografische aanduiding” (BGA's) en producten die geregistreerd staan als „gegarandeerde traditionele specialiteit” (GTS), het gebruik van genetisch gemodificeerde gewassen tijdens alle productiefasen expliciet wordt verboden om het voortbestaan van traditionele productiemethoden en karakteristieke producteigenschappen te waarborgen en te beschermen;

    verzoekt de Commissie soepeler om te springen met de voor promotie bedoelde budgettaire middelen en na te gaan of dit budget niet verhoogd dient te worden;

    stelt voor dat de Commissie de certificeringsregeling voor GTS's afschaft.

    Rapporteur

    :

    Milner Whiteman (UK/UEN-EA), lid van de districtsraad van Bridgnorth

    Referentiedocument

    Groenboek over de kwaliteit van landbouwproducten: productnormen, landbouwvoorschriften en kwaliteitsregelingen

    COM(2008) 641 final

    BELEIDSAANBEVELINGEN

    Algemene aanbevelingen

    1.

    Het CvdR is ingenomen met dit Groenboek waarmee de Commissie een kader wil uitwerken om Europese kwaliteitslandbouwproducten te steunen, de productie ervan te beschermen en het maatschappelijk draagvlak te vergroten, waarbij wordt opgetreden tegen concurrentieverstoringen als gevolg van frauduleus gebruik van bestaande benamingen. Dit is tevens bevorderlijk voor de duurzaamheid en het eigen karakter van regio's en regionale landschappen, die worden vormgegeven door de landbouwers en hun producten, en daarmee ook voor de regionale ontwikkeling en de bestrijding van plattelandsvlucht.

    2.

    Er moet dringend een kader komen dat langetermijnstabiliteit voor investeringsbesluiten garandeert. Daartoe dienen marktgerichte maatregelen te worden genomen, inclusief het verplicht stellen van de vermelding van het land van productie op het etiket, en moeten Europese productienormen worden gepromoot, m.n. op het gebied van voedselveiligheid, gezondheid, milieubescherming en traditionele productietechnieken.

    3.

    Hopelijk zal het streven om in het kader van het GLB de voortbrenging van kwaliteitsproducten te bevorderen, onder impuls van dit Groenboek nieuw leven worden ingeblazen. Het is wel duidelijk dat de Verordeningen 510/06 en 509/06 betreffende oorsprongsbenamingen tot dusverre nog maar nauwelijks zijn toegepast. Er kan dan ook terecht aan worden getwijfeld of de meeste consumenten wel weten wat afkortingen en benamingen als BOB, BGA, GTS en „biologische landbouw” betekenen. Alle initiatieven die zijn genomen om kwaliteitsproducties te promoten en daarover voorlichting te geven, moeten dan ook opnieuw worden bekeken en anders worden georganiseerd. Ook moeten de acties van de eerste en de tweede pijlers van het GLB meer worden gekoppeld aan de ondersteuning van kwaliteitsproducties en de verlaging van de met de certificerings- en controleprocedures gemoeide kosten.

    4.

    Doordat producten steeds meer worden geüniformiseerd en de productie op bepaalde plaatsen wordt geconcentreerd, worden de landbouwers blootgesteld aan de schommelingen op de wereldmarkt en wordt de regionale diversiteit bedreigd.

    5.

    Positief is dat in het Groenboek wordt erkend dat de kwaliteit van landbouwproducten onlosmakelijk verbonden is met regionale tradities, ontwikkeling en duurzaamheid. Wel dient de naleving van deze criteria te worden aangemoedigd en gegarandeerd via bv. de regeling inzake geografische aanduidingen; daarnaast moet de instelling van een internationaal register de intellectuele eigendom van deze aanduidingen beschermen tegen maar al te vaak voorkomende vervalsingen.

    6.

    Van belang is dat steun wordt gegeven aan initiatieven als „boerenmarkten” en „rechtstreekse verkoop” waarmee de afzetketen wordt verkort doordat intermediairs worden uitgeschakeld. Dergelijke initiatieven leiden niet alleen tot een prijsstop op de consumptieprijzen, maar ook tot minder milieuvervuiling (omdat er minder olie wordt verbruikt). Traditionele, seizoengebonden lokale producten worden door die initiatieven gepromoot als versere, authentieke, smaakvolle en gemakkelijker te controleren producten.

    7.

    Ook het CvdR is er ten stelligste van overtuigd dat „kwaliteit” het machtigste wapen van de EU-landbouwers is en dat de consument smakelijke, traditionele, authentieke en in de eerste plaats uit de eigen regio afkomstige voedingsproducten wil, die gemaakt zijn met oog voor het milieu en het welzijn van dieren; hier ligt een concrete kans voor de EU-landbouwers om zich op de markt te onderscheiden met hun producten en daarvoor ook te worden beloond.

    8.

    In het licht van de WTO-onderhandelingen en de toenemende globalisering en openstelling van de markten is het absoluut zaak dat de consument inziet dat de EU-voedingsproducten voldoen aan hoge kwaliteits- en veiligheidsvereisten en zich daardoor onderscheiden van andere producten. De Commissie zou ervoor moeten ijveren dat de handelspartners van de EU de geografische aanduidingen gaan erkennen.

    9.

    Er is een kader nodig dat gelijke tred houdt met de voortdurend toenemende behoeften van de mondiale consumenten en de EU-landbouwers. De landbouwers hebben ondersteunende maatregelen dan ook broodnodig. We denken bv. aan een flexibeler en groter promotiebudget voor certificeringsregelingen, of het nu gaat om regelingen geografische aanduidingen of om particuliere regelingen van landbouwers; bij deze laatste moet wel als voorwaarde gelden dat de kwaliteit en herkomst van de producten van overheidswege worden gewaarborgd. Deze regelingen zijn immers flexibel en kunnen snel worden aangepast aan nieuwe behoeften van de landbouwers of de markt.

    De rol van de lokale en regionale overheden

    10.

    Lokale en regionale overheden zijn dankzij hun uitgebreide ervaring en kennis goed geplaatst om mee te werken aan de verbetering van de kwaliteit van landbouwproducten; zo zijn zij betrokken bij het beheer van EU-programma's voor plattelandsontwikkeling, ruimtelijke ordening en regionale ontwikkeling. Er zijn voorbeelden te over van gevallen waarin lokale en regionale overheden erin geslaagd zijn de kwaliteit op te trekken door bv. de regeling inzake geografische aanduidingen te ondersteunen.

    11.

    Het CvdR neemt kennis van de nieuwe opzet van het GLB (ontkoppelde steun) en stelt vast dat de EU-landbouwers meer en meer worden blootgesteld aan de wereldmarkt. Het is dan ook van het grootste belang dat wordt erkend dat EU-landbouwers voldoen aan productie- en kwaliteitscriteria (op gebieden als duurzaamheid, hygiëne en gezondheidsgaranties voor landbouwgewassen en -producten, veiligheid, rechten van de werknemers, welzijn van dieren en regionale ontwikkeling) die veel strenger zijn dan de criteria van derde landen en dat deze strengere eisen ook na 2013 door rechtstreekse EU-betalingen worden gecompenseerd. Aangezien de landbouwactiviteiten de economie, het landschap en de samenleving in alle EU-regio's mee vorm geven, is dit punt m.n. voor de lokale en regionale overheden van bijzonder belang.

    12.

    Lokale en regionale overheden moeten de mogelijkheid krijgen om via de EU-programma's voor plattelandsontwikkeling bij te dragen aan de kwaliteit van landbouwproducten en deze intensief te ondersteunen. Lokale en regionale autoriteiten spelen een sleutelrol bij het afbakenen van prioriteiten en de uitvoering van programma's waarvan gebleken is dat zij de EU-landbouwers concrete voordelen opleveren.

    13.

    Er zijn goede resultaten geboekt met initiatieven om de relatie tussen landbouw en grondgebied te versterken. Hiermee kon voor een nauwere koppeling tussen herkomstgebieden, consumenten en landbouw worden gezorgd. Boerenmarkten en voorlichtingsactiviteiten op scholen vormen concrete voorbeelden van maatregelen om de burgers en met name kinderen bekender te maken met de manier waarop plantaardige producten worden geteeld, hun organoleptische kenmerken en hun seizoensgebondenheid. De Commissie zou er dan ook goed aan doen om dergelijke navolgenswaardige praktijkvoorbeelden meer onder de aandacht te brengen.

    14.

    Lokale en regionale overheden trachten de vraag naar kwaliteitslandbouwproducten te bevorderen via maatregelen om openbare aanbestedingen (op alle gebieden; denk bv. ook aan school- en ziekenhuismaaltijden) te verbeteren. Zij kunnen daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het Groenboek. Het CvdR hoopt dan ook dat dergelijke maatregelen steeds meer overal ingang zullen gaan vinden, mede doordat daaraan op adequate wijze steun wordt gegeven. Het verzoekt de Commissie om de resultaten van deze projecten van decentrale overheden in aanmerking te nemen, door rekening te houden met bepaalde elementen zoals de vermindering van voedselafval in kantines die oog hebben voor de kwaliteit van landbouwproducten.

    15.

    Verscheidene EU-gemeenten en -regio's hebben in niet-EU-landen in het kader van ontwikkelingsprogramma's activiteiten ontplooid ter ondersteuning van traditionele landbouwmethoden, respect voor ecosystemen, biodiversiteit en lokale consumptiebehoeften.

    Productievereisten en handelsnormen

    16.

    De Commissie mag niet vergeten dat zowel de landbouwers als de consumenten en de industrie nog steeds afwijzend staan tegenover een EU-regeling en -keurmerk (zoals ook bleek op de conferentie van de Commissie over normen in februari 2007). Het is eenvoudiger de bijval en het vertrouwen van de consument te winnen door op het etiket duidelijk de specifieke herkomst en kwaliteit van het product te vermelden. Bovendien wordt er geen rekening mee gehouden dat de nodige tijd gemoeid is met de ontwikkeling van een keurmerk en dat de controles op de landbouwbedrijven en de inspanningen om een maatschappelijk draagvlak te creëren geld kosten. Overigens hebben de markt en de landbouwers hun eigen regelingen uitgewerkt om aan de doelstellingen te voldoen. Het Comité is dan ook voorstander van geografische aanduidingen en van particuliere certificeringsregelingen, mits de kwaliteit en herkomst van de producten hierbij van overheidswege worden gewaarborgd; de prijs-kwaliteitverhouding van dergelijke regelingen is beter en het draagvlak ervoor is groter.

    17.

    De handelsnormen zijn dringend aan vereenvoudiging toe, maar het is ook zaak om de productiebehoeften en het verkregen product nauwer aan elkaar te koppelen door de terminologie te verhelderen, rechtsvoorschriften toe te passen en de consument via etikettering correct te informeren. Handelsbarrières die van weinig nut zijn moeten worden opgeheven, net als te ver doorgedreven voedselkwaliteitsnormen die op kwantitatieve factoren berusten. Het CvdR is dan ook ingenomen met het recente Commissievoorstel om de regels voor de afmetingen en vorm van bepaalde soorten fruit en groenten af te schaffen. Met het oog op de bescherming van de landbouwer en de consument en het consumentenvertrouwen moet echter wel worden vastgehouden aan een aantal duidelijke regels. Dit is in het bijzonder van belang bij GGO's en genetisch gemodificeerde levensmiddelen. Overlappingen met andere wetgeving die bedoeld is om de consument te behoeden voor misleiding, moeten daarbij worden vermeden. Heldere definities inzake productiebehoeften en vaststelling van kenmerken voor het gebruik van termen als „vrije uitloop” en „CO2-arm” zouden in dit verband nuttig kunnen zijn. Het zou een goed idee zijn om vast te stellen wat er onder „generieke producten” wordt verstaan en wat de minimale vereisten zijn om dergelijke producten op de markt te brengen. Ook zou het nuttig zijn om een heldere gemeenschappelijke definitie op te stellen van een aantal vaste begrippen, zoals „traditionele producten”, „producten uit de bergen” en „niet-gg”. Deze uitdrukkingen zouden naar eigen goeddunken op de etiketten kunnen worden gezet, op voorwaarde dat producenten die daarvoor kiezen, voldoende en voortdurend verifieerbare zelfcontrole uitoefenen.

    18.

    De roep van de Europese consument, die wil weten uit welk land zijn voedsel komt, klinkt steeds luider. Er zijn immers steeds meer gevallen waaruit blijkt dat de consument in dit opzicht misleid wordt. Het CvdR dringt er dan ook op aan dat op het etiket van alle primaire en halfverwerkte producten en van de basisbestanddelen van eindproducten (bv. ham en kaas) verplicht het land van productie vermeld wordt.

    19.

    De BTW op landbouwproducten (uit landbouw en veeteelt) zou in alle lidstaten moeten worden geharmoniseerd, omdat eerlijke concurrentie tussen de landbouwproducenten (landbouwers) een betere kwaliteit van de landbouwproducten garandeert.

    Specifieke EU-kwaliteitsregelingen

    20.

    Het is cruciaal dat consumenten overal ter wereld vertrouwen hebben in de EU-regeling inzake geografische aanduidingen. Het lijdt geen twijfel dat zij meer informatie moeten krijgen over de aard van de regelingen, de internationale erkenning ervan als intellectuele eigendom en het onlosmakelijke verband met de regionale gemeenschap. Het is dan ook van cruciaal belang dat er specifieke promotiecampagnes voor de consument worden opgezet en dat hiervoor middelen worden vrijgemaakt. Binnen de Europese Unie moeten de lidstaten krachtens artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 510/06 de nodige maatregelen treffen om illegaal gebruik van BOB- en Ga-aanduidingen op hun grondgebied te bestrijden.

    21.

    Het is zaak zo snel mogelijk het vertrouwen van de consument te winnen. Dat kan door volledige transparantie na te streven. Dit impliceert dat de regeling inzake geografische aanduidingen moet worden uitgebreid tot verwerkte producten. Staat er op het etiket van een eindproduct dat er producten met een geografische aanduiding in zijn verwerkt, dan moet gewaarborgd zijn dat het aandeel van dat bestanddeel groot genoeg is om het product een specifiek karakter te geven, dit om de geloofwaardigheid van de regeling inzake geografische aanduidingen niet te ondermijnen. Ook moet het gebruik van de geografische aanduiding door het desbetreffende beschermingsorgaan zijn toegestaan.

    22.

    Wat de geografische aanduidingen betreft is het belangrijk om de criteria vast te leggen op grond waarvan kan worden bepaald of er sprake is van een soortnaam dan wel van een benaming die in aanmerking komt voor bescherming als geografische aanduiding. De lijst met producten zou kunnen worden uitgebreid met wilde bessen en paddestoelen en de daarvan afgeleide producten. Verder zou ervoor moeten worden gezorgd dat er op de lijst ook producten op basis van bessen- en andere vruchten komen. Ook zou de Commissie er rekening mee moeten houden dat in sommige lidstaten erkende collectieve certificeringen bestaan (specifieke kwaliteitsregelingen) en zou zij de lidstaten gemeenschappelijke regels moeten voorstellen om deze kwaliteitsbevorderende instrumenten te erkennen.

    23.

    Er moet een minder grote verscheidenheid komen aan instanties en procedures voor de controle op en certificering van biologische producten; de consument moet meer zekerheid en vertrouwen worden geboden door een nieuw biologisch EU-keurmerk in te voeren, waarmee wordt gegarandeerd dat in de hele EU dezelfde productie-, controle- en certificeringscriteria worden gehanteerd. Een dergelijk keurmerk zal bepaalde problemen uit de wereld helpen, is een stap in de richting van een interne markt voor biologische producten, en kan er zeker toe bijdragen dat de consument beter wordt geïnformeerd over de gemeenschappelijke regels en controles die in heel de Europese Unie van toepassing zijn op biologische producten.

    24.

    Beter dan nieuwe regelingen uit te werken is het om meer aandacht te besteden aan bestaande regelingen zoals bv. op het gebied van dierenwelzijn. De Commissie zou zich in dat verband kunnen bezighouden met het uitvaardigen van richtsnoeren en het verbeteren van de geloofwaardigheid. Voorstellen voor de ontwikkeling van nieuwe keurmerken daarentegen zijn overbodig: de consument erkent de bestaande keurmerken en weet waar zij voor staan, denken we maar aan het Franse „label rouge”.

    25.

    In plaats daarvan bepleit het CvdR dat er een systeem van sancties tegen het onwettig gebruik van beschermde benamingen wordt ingevoerd en dat er in alle EU-lidstaten personen worden aangewezen die tot taak krijgen de situatie zorgvuldig in de gaten te houden en sancties voor te stellen.

    26.

    Het verdient aanbeveling om alle lidstaten ertoe te verplichten om oorsprongsbenamingen altijd tegen frauduleus gebruik en nabootsing te beschermen. Ook zou een onderscheid moeten worden gemaakt tussen twee categorieën producten en zouden beschermingswijze en –normen dienovereenkomstig moeten worden gedifferentieerd: de eerste categorie zou bestaan uit producten die internationaal grote bekendheid genieten en waarvan er veel worden uitgevoerd, en waaraan dus een verhoogd risico op frauduleus gebruik en nabootsing kleeft; de tweede categorie zou bestaan uit producten die vooral lokaal worden afgezet en waarvan het risico op ongeoorloofd gebruik van de oorsprongsbenaming dus minder groot is. Het CvdR stelt voor om voor die laatste categorie een vereenvoudigde erkenningsprocedure in te voeren waardoor de bescherming ervan een nationaal of regionaal karakter behoudt. Daarnaast zou de mogelijkheid moeten worden gecreëerd om de productieregels via vereenvoudigde procedures bij te sturen, vooral in bepaalde sectoren waar de productie- en verwerkingstechnieken heel snel evolueren.

    27.

    Het zou goed zijn als ook in het kader van de WTO zou worden gepleit voor bescherming van BOB en BGA. Bovendien moet er worden doorgegaan met de ondertekening van bilaterale overeenkomsten met derde landen inzake wederzijdse erkenning van namen van landbouw- en voedingsproducten. Gezien de toestroom uit derde landen van nieuwe aanvragen voor BGA-erkenningen zou overwogen moeten worden een Europees agentschap voor de kwaliteit van de landbouwproductie op te richten. Zowel exportproducten als andere producten zouden in aanmerking moeten kunnen komen voor certificering door de EU. De mate van internationale bescherming zou gedifferentieerd kunnen worden aan de hand van het gevaar dat andere landen dezelfde productnaam gebruiken. Exportproducten waarbij dit gevaar groot is zouden internationale bescherming door de WTO moeten genieten. Voor producten die voor de lokale markt zijn bestemd en waarbij dit risico lager is zou een vereenvoudigde procedure kunnen gelden; de lidstaat zorgt voor erkenning en meldt dit aan in Brussel (te vergelijken met de huidige voorlopige bescherming) en het product geniet een Europese rechtsbescherming. Ook is van fundamenteel belang ervoor te zorgen dat de BGA's binnen de EU goed beschermd worden door de lidstaten te verplichten op hun grondgebied op te treden tegen misbruik van productnamen en namaak. Voorgesteld wordt hiertoe een specifieke bepaling op te nemen in artikel 13 van Verordening 510/06. De bescherming moet door de Commissie in internationaal verband en met name binnen de EU worden gegarandeerd.

    28.

    Voor producten met „beschermde oorsprongsbenaming” (BOB's) of „beschermde geografische aanduiding” (BGA's) en producten die geregistreerd staan als „gegarandeerde traditionele specialiteit” (GTS) dient het gebruik van genetisch gemodificeerde gewassen tijdens alle productiefasen expliciet te worden verboden om het voortbestaan van traditionele productiemethoden en karakteristieke producteigenschappen te waarborgen en te beschermen.

    Certificeringsregelingen

    29.

    Het CvdR pleit ervoor dat de producentenorganisaties worden aangemoedigd tot een actievere deelname en dat de markten een voortrekkersrol gaan spelen op dit gebied. Degelijk opgebouwde particuliere regelingen, ook van producenten, sluiten meer dan wetgeving aan bij de realiteit en kunnen snel inspelen op lokale behoeften; voorbeelden van dergelijke regelingen zijn te vinden in Zweden, het VK en Duitsland.

    30.

    De bestaande certificeringsregelingen voor producten met een toegevoegde waarde zouden beter tegemoetkomen aan de behoeften van de samenleving als duidelijke en betrouwbare informatie werd verstrekt over productieplaats en –methoden en voedingswaarde.

    31.

    Het CvdR wijst op het nut van gemeenschappelijke richtsnoeren om de consument beter te informeren over de minimale kwaliteitseisen waaraan de levensmiddelen moeten voldoen. Die zouden moeten worden uitgewerkt door onafhankelijke commissies. Voorwaarde is dat daarover een consensus bestaat bij alle betrokkenen uit de voedingsketen, ongeacht de plaats waar zij zich bevinden.

    32.

    Het CvdR deelt de overtuiging dat particuliere regelingen pas succesvol zullen zijn als de producent erbij wordt betrokken. Daarnaast is het belangrijk om producentenorganisaties intensief te ondersteunen. Alleen op die manier zullen de controles, het kostenplaatje en de normen de EU-landbouwers daadwerkelijk voordeel opleveren.

    33.

    Rekening moet worden gehouden met de financiële en administratieve lasten voor kleine producenten die ambachtelijke landbouwmethoden gebruiken. Het CvdR dringt aan op handhaving van de uitzonderingsbepalingen voor deze bedrijfjes, die zich vanwege hun structuur niet aan bepaalde normen kunnen houden.

    Verdere opmerkingen

    34.

    De Commissie zou soepeler moeten omspringen met de voor promotie bedoelde budgettaire middelen en moeten nagaan of dit budget niet verhoogd dient te worden. Het CvdR pleit ervoor dat de Commissie haar prioriteiten verlegt en meer aandacht besteedt aan certificeringsregelingen, van welke aard dan ook.

    35.

    Versoepeling van de regels inzake staatssteun op het vlak van het promoten van levensmiddelen levensmiddelen, alsook versterking en verbetering van de publieke EU-certificeringsregelingen (BOB, BGA, GTS, logo voor ultraperifere gebieden, biologisch geteelde producten), zou ertoe kunnen bijdrage dat de EU-landbouwers meer erkenning krijgen en betere handelsstrategieën gaan ontwikkelen.

    36.

    Kleine boeren die zich voor de productie van kwaliteitslevensmiddelen en de lokale voedselveiligheid inzetten, zouden in aanmerking moeten komen voor microkredieten. Nagegaan zou moeten worden of middelen die thans voor interventiemaatregelen zijn bestemd, doorgesluisd kunnen worden naar producenten die met hun productiemethoden een faire en duurzame landbouw nastreven.

    37.

    Het is niet nodig om nieuwe communautaire certificeringsregelingen in te voeren, aangezien dit alleen maar leidt tot verwarring en administratieve rompslomp. Wel zou het zinvol kunnen zijn om richtlijnen op te stellen voor het afgeven van garanties voor de objectiviteit van certificeringen (ISO, BIO enz.) voor andere dan BOB- en BGA-producten. Daarnaast zou de samenwerking tussen de verschillende controleorganen moeten worden opgevoerd en beter worden gecoördineerd.

    38.

    De Commissie zou er goed aan doen de certificeringsregeling voor GTS's („gegarandeerde traditionele specialiteiten”) te herzien en bij wijze van nieuw kwaliteitskeurmerk voor traditionele, lokale en ambachtelijke producten een speciale categorie van het Europees voedingsmiddelenkeurmerk in te voeren, dat niet alleen gebaseerd is op een reeks parameters voor een minimumkwaliteit, maar ook op waarden m.b.t. het productiegebied, de lokale of regionale economie, duurzame bewerking van het platteland, de bijdrage tot de instandhouding van de plattelandsbevolking, toerisme, lokale kwaliteit van leven enz. en waarbij gewerkt wordt met begrippen als „traditioneel product”, „lokaal product”, „regionaal product” enz.

    39.

    Om bekendheid te geven aan de verschillende Europese kwaliteitskeurmerken voor landbouwproducten en uit te leggen waarvoor zij staan en aan welke uitgebreide productievoorwaarden en voorschriften Europese boeren moeten voldoen in vergelijking met andere landen (bijv. m.b.t. het milieu en dierenwelzijn, strenge normen voor de levensmiddelenveiligheid), wordt de Commissie dringend verzocht financiële steun te verlenen aan voorlichtings- en publiciteitscampagnes, zowel binnen de interne markt als in derde landen.

    Brussel, 13 februari 2009.

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Luc VAN DEN BRANDE


    Top