EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006XG0622(02)

Conclusies van de Raad over de gezondheid van vrouwen

PB C 146 van 22.6.2006, p. 4–5 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

22.6.2006   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 146/4


Conclusies van de Raad over de gezondheid van vrouwen

(2006/C 146/02)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1.

MERKT OP dat de burgers van de Europese Unie, van wie meer dan de helft vrouwen zijn, grote waarde hechten aan een zo goed mogelijke menselijke gezondheid, en deze als een essentiële voorwaarde voor een hoge levenskwaliteit beschouwen.

2.

MEMOREERT HET VOLGENDE:

In artikel 3, lid 2 van het EG-Verdrag en in artikel 23 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie staat dat de gelijkheid van mannen en vrouwen moet worden gewaarborgd op alle gebieden;

In artikel 152 van het EG-Verdrag staat dat bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd, en dat het optreden van de Gemeenschap een aanvulling vormt op het nationale beleid en gericht is op verbetering van de volksgezondheid, preventie van ziekten en aandoeningen bij de mens en het wegnemen van bronnen van gevaar voor de menselijke gezondheid;

Op 4 december 1997 heeft de Raad een resolutie aangenomen over het verslag (1) over de gezondheidstoestand van vrouwen in de Europese Gemeenschap (2);

Op 9 maart 1999 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over het verslag van de Commissie over de gezondheidstoestand van vrouwen in de Europese Gemeenschap (3);

Op 28 april 2005 heeft het Europees Parlement een resolutie aangenomen over modernisering van de sociale bescherming en ontwikkeling van kwaliteitszorg, waarin de Commissie wordt opgeroepen een nieuw rapport over de gezondheidssituatie van vrouwen in de Europese Unie voor te leggen (4);

3.

MEMOREERT het verslag over de vooruitgang in de Europese Unie wat betreft de uitvoering van het Actieprogramma van Peking, dat in januari 2005 door het Luxemburgse voorzitterschap is opgesteld en waarin wordt gesteld dat vrouwengezondheid nog steeds een actiegebied is en dat er relevante gegevens moeten worden verzameld.

4.

MEMOREERT het strategisch actieplan voor de gezondheid van vrouwen in Europa, dat tijdens de bijeenkomst van de WHO van 5-7 februari 2001 in Kopenhagen is aangenomen.

5.

ERKENT dat sociale determinanten en gezondheidsdeterminanten, klinische verschijnselen, therapeutische benaderingen, doeltreffendheid en bijwerkingen van de behandeling van ziekten en aandoeningen voor vrouwen en mannen verschillend kunnen zijn.

6.

BENADRUKT dat het grote publiek, maar ook degenen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg, zich sterker bewust moeten worden van het feit dat het geslacht een belangrijke gezondheidsdeterminant is.

7.

ERKENT dat er iets moet worden gedaan aan eventuele ongelijkheden tussen en in de lidstaten en dat daarvoor de sociale en economische gezondheidsdeterminanten moeten worden aangepakt.

8.

VERWELKOMT de mededeling van de Commissie: Een routekaart voor de gelijkheid van vrouwen en mannen 2006-2010 (5), waarin de genderdimensie in de gezondheid wordt erkend en onder meer wordt gepleit voor een hechtere integratie van genderaspecten in het gezondheidsbeleid.

9.

STELT VAST dat het communautair actieprogramma op het gebied van de volksgezondheid (2003-2008) (6) beoogt de menselijke gezondheid te beschermen en de volksgezondheid te verbeteren, en aldus bijdraagt tot het wegwerken van ongelijkheden op gezondheidsgebied.

10.

JUICHT TOE dat het voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende het specifiek programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma (2007-2013) van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (7), beoogt genderaspecten in het gezondheidsonderzoek te integreren.

11.

ERKENT dat gendergebonden biomedisch onderzoek nodig is, evenals onderzoek naar sociaal-economische determinanten.

12.

ERKENT dat, hoewel vrouwen langer leven dan mannen, zij gebukt gaan onder de last van een groter aantal jaren van ongezond leven. Bepaalde ziekten zoals osteoporose komen bij vrouwen meer en vaker voor. Andere ziekten, zoals hart- en vaatziekten, kanker en geestelijke-gezondheidsproblemen, treffen mannen en vrouwen op verschillende wijze. Sommige aan geboorte en voortplantingsorganen gelieerde ziekten, zoals endometriose en baarmoederhalskanker, treffen uitsluitend vrouwen.

13.

BENADRUKT dat hart- en vaatziekten voor vrouwen in de Europese Unie een belangrijke doodsoorzaak zijn en een belangrijke oorzaak vormen van een vermindering van de levenskwaliteit, hoewel ze in sommige lidstaten nog steeds worden beschouwd als ziekten die overwegend bij mannen voorkomen.

14.

STELT MET BEZORGDHEID VAST dat de toename van het aantal rokende vrouwen in sommige lidstaten een sterk verhoogd risico van longkanker en hart- en vaatziekten met zich meebrengt.

15.

STELT MET BEZORGDHEID VAST dat wordt voorspeld dat depressie in sommige lidstaten tegen 2020 de belangrijkste ziekte zal zijn bij vrouwen. Een slechte geestelijke gezondheid heeft gevolgen voor de kwaliteit van het leven en kan derhalve de ziekte- en sterftecijfers beïnvloeden.

16.

ZIET IN dat ongezonde leefwijzen een grote invloed hebben bij een beduidend aantal ziekten en oordeelt derhalve dat het aanprijzen van onder meer gezonde voedingspatronen en lichaamsbeweging veel kan doen om het aantal hart- en vaatziekten en bepaalde vormen van kanker te verminderen.

17.

IS HET EROVER EENS dat gendergevoelige preventieve maatregelen, stimulering van een gezonde levensstijl en behandeling, bijdragen tot de verlaging van de ziekte- en sterftecijfers tengevolge van ernstige ziektes bij vrouwen, en derhalve de kwaliteit van hun leven kunnen verhogen.

18.

STELT VAST dat betrouwbare, compatibele en vergelijkbare gegevens over de gezondheidstoestand van vrouwen van essentieel belang zijn voor een betere voorlichting van het publiek en voor het ontwikkelen van goede strategieën, goed beleid en goede maatregelen die moeten zorgen voor een hoog niveau van gezondheidsbescherming, en stelt vast dat genderspecifieke gegevens en verslaglegging van essentieel belang zijn voor de beleidsvorming.

19.

BENADRUKT dat er, na bijna tien jaar, een nieuw verslag moet worden opgesteld over de gezondheidstoestand van vrouwen in de uitgebreide Europese Unie.

20.

VERZOEKT de lidstaten om

Genderspecifieke gegevens over de gezondheid te verzamelen en statistische gegevens uit te splitsen en te analyseren naar geslacht;

Initiatieven te nemen om de kennis over de relatie tussen gender en gezondheid bij het grote publiek en bij degenen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg te vergroten;

Gezondheid te bevorderen en ziekten te voorkomen met inachtneming van eventuele verschillen tussen de geslachten;

Onderzoek naar de uiteenlopende effecten van geneesmiddelen op vrouwen en mannen te bevorderen, evenals genderspecifiek gezondheidsonderzoek;

Aan te sporen tot het integreren van genderaspecten in de gezondheidszorg;

Eventuele ongelijkheden op het gebied van de gezondheid te bestuderen en aan te pakken zodat de gezondheidskloof wordt gedicht en de gelijke behandeling en gelijke toegang tot zorg worden gewaarborgd.

21.

VERZOEKT de Europese Commissie om

Genderaspecten een plaats te geven in gezondheidsonderzoek;

De uitwisseling van informatie en ervaring inzake goede praktijken in gendergevoelige stimulering van een gezonde levensstijl en preventie te bevorderen;

De lidstaten te helpen doeltreffende strategieën te ontwikkelen om gezondheidsongelijkheden die een genderdimensie hebben, te verkleinen;

De vergelijkbaarheid en compatibiliteit van genderspecifieke informatie over gezondheid in de lidstaten en op communautair niveau te bevorderen en te versterken door het ontwikkelen van bruikbare gegevens;

Een tweede verslag in te dienen over de gezondheidstoestand van vrouwen in de Europese Unie.

22.

VERZOEKT de Europese Commissie om, mede met behulp van de deskundigheid van EUROSTAT en van het toekomstige Europese Instituut voor Gendergelijkheid, bij te dragen tot het verzamelen en analyseren van gegevens en het uitwisselen van beste praktijken.

23.

VERZOEKT de Europese Commissie te blijven samenwerken met de internationale en intergouvernementele organisaties op dit gebied, in het bijzonder de WHO en de OESO, teneinde te bewerkstelligen dat de activiteiten goed worden gecoördineerd.


(1)  Doc. 8537/97, COM(97) 224 def.

(2)  PB C 394 van 30.12.1997, blz. 1.

(3)  PB C 175 van 21.06.1999, blz. 68.

(4)  A6-0085/2005.

(5)  PB Doc. 7034/06; COM(2006) 92 def.

(6)  PB L 271 van 9.10.2002, blz. 1.

(7)  Doc. 12736/05.


Top