EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006AR0115

Advies van het Comité van de Regio's over het Uitbreidingspakket 2005 2005/ELAR/001 en de Mededeling van de Commissie De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart

PB C 51 van 6.3.2007, p. 16–22 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
PB C 51 van 6.3.2007, p. 3–3 (BG, RO)

6.3.2007   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 51/16


Advies van het Comité van de Regio's over het Uitbreidingspakket 2005 2005/ELAR/001 en de Mededeling van de Commissie „De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart”

(2007/C 51/03)

HET COMITE VAN DE REGIO'S,

gelet op de Mededeling van de Commissie De westelijke Balkan op weg naar de EU: consolidatie van stabiliteit en versterking van welvaart (COM(2006) 27 final);

gelet op het besluit van de Commissie d.d. 27 januari 2006 het Comité van de Regio's overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag om advies te vragen;

gelet op het besluit van zijn voorzitter d.d. 28 februari 2006 zijn commissie Externe betrekkingen en decentrale samenwerking te belasten met het opstellen van een advies over de strategie van de Commissie ten aanzien van het verloop van het uitbreidingsproces;

gelet op het document Uitbreidingspakket 2005 (2005/ELAR/001);

gelet op zijn advies over het Voorstel voor een besluit van de Raad inzake de principes, prioriteiten en voorwaarden die zijn opgenomen in het Europees Partnerschap met Kroatië (CdR 499/2004 fin.), waarin het verklaart zich te zullen concentreren op de landen die deelnemen aan het stabilisatie- en associatieproces met uitzondering van Kroatië, m.a.w. op Albanië, Bosnië-Herzegovina, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië-Montenegro (incl. Kosovo);

gelet op zijn advies over De rol van de Europese regionale en lokale overheden bij de consolidering van de democratie in de westelijke Balkan (CdR 101/2003 fin.) (1);

gelet op zijn advies over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's Dialoog tussen het maatschappelijk middenveld van de EU-lidstaten en de kandidaat-lidstaten (CdR 50/2006 rev. 1);

gelet op het Gemeenschappelijk perscommuniqué EU/Westelijke Balkan van de ministers van Buitenlandse Zaken van de EU-lidstaten, de kandidaat-lidstaten en de potentiële kandidaat-lidstaten in de Westelijke Balkan (Salzburg, 11 maart 2006), waarin het Europese perspectief van de Westelijke-Balkanlanden wordt bekrachtigd en conform de besluiten van de Europese Top van Thessaloniki (2003) wordt bevestigd dat het EU-lidmaatschap het „uiteindelijke doel” is;

gelet op het op 10 juni 1999 door de Europese Commissie en 40 partnerlanden en –organisaties in het leven geroepen „Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa” als instrument voor conflictpreventie en wederopbouw;

gelet op de resolutie van het Europees Parlement d.d. 16 maart 2006 over het Strategiedocument van de Commissie voor de uitbreiding  (2);

gelet op de slotverklaring van de conferentie over „De rol van de lokale en regionale overheden van de EU bij de consolidering van de democratie in de westelijke Balkan”, Pristina, 22 juni 2005 (CdR 145/2005);

gelet op de conclusies van de op 17 maart 2006 in Wenen (Oostenrijk) gehouden conferentie van de commissie Constitutionele aangelegenheden, Europese governance en ruimte van vrijheid, veiligheid en recht over „De bijdrage van de lokale en regionale overheden aan de bescherming van minderheden en de bestrijding van discriminatie”;

gelet op het Europees Handvest voor kleine bedrijven en het verslag over de toepassing hiervan in Moldavië en de landen van de Westelijke Balkan (SEC(2006) 283);

gelet op het op 22 juni 2006 goedgekeurde ontwerpadvies van zijn commissie Externe betrekkingen en decentrale samenwerking (CdR 115/2006 rev. 1, rapporteur: de heer Schausberger (AT/EVP));

Overwegende dat

het eerder al een advies over Kroatië heeft uitgebracht en zich daarom in het onderhavige advies wil beperken tot de overige landen van de Westelijke Balkan, nl. Albanië, Bosnië-Herzegovina, Montenegro, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Servië, m.i.v. Kosovo;

heeft tijdens zijn 66e zitting van 11 en 12 oktober 2006 (vergadering van 11 oktober) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd:

1.   Standpunt van het Comité van de Regio's

1.1   Algemene opmerkingen

Het Comité van de Regio's

1.1.1

ziet de problematiek rond de Westelijke Balkan als een gemeenschappelijk Europees vredesproject dat naadloos aansluit bij de filosofie achter de oprichting van de Europese Gemeenschappen, en wijst erop dat deze regio zich uiteindelijk als integraal onderdeel van de Europese familie met steun van de EU zal ontwikkelen tot een zone van vrede, vrijheid, veiligheid en welvaart;

1.1.2

ziet het verwerken van het verleden als een voorwaarde voor verzoening tussen de diverse staten, volkeren en etnische groepen in de Westelijke-Balkanlanden en merkt in dit verband op dat deze landen hun volledige medewerking dienen te verlenen aan het Internationale Strafhof voor het Voormalige Joegoslavië;

1.1.3

benadrukt dat nieuwe EU-lidstaten niet alleen de internemarktregels en het vrije personenverkeer dienen te aanvaarden, maar ook bereid moeten zijn zich te conformeren aan de door de EU-landen en -volkeren gedeelde waarden, te weten menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid en eerbiediging van de beginselen van de rechtsstaat en van de mensenrechten, incl. de rechten van minderheden;

1.1.4

is verheugd over de politieke en economische hervormingen die de landen in de Westelijke Balkan hebben doorgevoerd sinds de EU hun in 2003 in Thessaloniki een „Europees perspectief” heeft geboden — een perspectief dat op 11 maart 2006 in Salzburg werd bevestigd — en wijst in dit verband op de grote verantwoordelijkheid van de statengemeenschap, en de EU in het bijzonder, jegens deze landen;

1.1.5

vindt het een goede zaak dat de problematiek rond de Westelijke Balkan niet meer uitsluitend in de Raad Algemene Zaken maar ook in de diverse vakraden wordt behandeld en dat de resultaten in juni worden samengevat;

1.1.6

staat positief tegenover het starten van onderhandelingen met Bosnië-Herzegovina over het sluiten van een stabilisatie- en associatieovereenkomst;

1.1.7

spreekt de hoop uit dat de onderhandelingen met Servië over het sluiten van een soortgelijke overeenkomst onmiddellijk worden hervat zodra Servië weer aan de daarvoor gestelde voorwaarde voldoet;

1.1.8

vindt het een goede zaak dat op 26 september 2006 ook met Montenegro onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst van start zijn gegaan;

1.1.9

wijst op de grote verschillen qua bestuursstructuur en tradities — ook op regionaal en lokaal niveau — en de aanzienlijke ontwikkelingsverschillen tussen de Westelijke-Balkanlanden en merkt op dat daar in het transformatie-, stabilisatie- en democratiseringsproces terdege rekening mee moet worden gehouden;

1.1.10

neemt kennis van het werkprogramma van Kroatië als voorzitter van het Zuidoost-Europese Samenwerkingsproces voor de periode mei 2006 t/m mei 2007 en wijst erop dat dit een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verwezenlijking van het Europese perspectief van de Zuidoost-Europese landen mits deze erin slagen op een constructieve manier met elkaar samen te werken;

1.2   Fundamentele perspectieven van het uitbreidingsproces

1.2.1

merkt op dat het Europese perspectief van de Westelijke-Balkanlanden, met het EU-lidmaatschap als uiteindelijk doel, niet meer ter discussie staat en dat de toetreding van deze landen bijgevolg geen item is in het debat over de fundamentele perspectieven van het uitbreidingsproces; vestigt er in dit verband echter de aandacht op dat het tempo van de uitbreiding moet worden afgestemd op de opnamecapaciteit van de EU;

1.2.2

is zich ervan bewust dat de Westelijke Balkan, en alle landen en volken in deze regio, voor de EU een waardevolle aanwinst en een verrijking zijn;

1.2.3

pleit nogmaals voor een debat over de fundamentele perspectieven van het uitbreidingsproces, over de uiteindelijke grenzen van de EU en over mogelijke vormen van samenwerking met de buurlanden (nabuurschapsbeleid, partnerschappen met voorkeursbehandeling…) en wijst erop dat de EU landen zonder toetredingsperspectief een steuntje in de rug moet geven door hun de mogelijkheid te bieden om nauwe economische, politieke en strategische banden met de EU te onderhouden en zich uiteindelijk volledig in het politieke en economische systeem van de EU te integreren;

1.2.4

sluit zich aan bij het verzoek van het Europees Parlement aan de Commissie om vóór 31 december van dit jaar een verslag over de opnamecapaciteit, de specifieke aard en de geografische grenzen van de EU op te stellen, en is bereid een bijdrage te leveren aan het initiatiefadvies dat het Europees Parlement aan deze problematiek gaat wijden;

1.2.5

benadrukt het belang van een breed maatschappelijk draagvlak voor verdere uitbreiding van de EU, zowel in de toetredende landen als in de huidige lidstaten, maar wijst erop dat dit geen bijkomend toetredingscriterium mag worden.

2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

Het Comité van de Regio's

2.1   Stabiele lokale en regionale democratie; pluralistische samenleving

2.1.1

benadrukt dat zonder democratisch gelegitimeerde en over voldoende financiële middelen beschikkende politieke instituties en zonder efficiënte lokale en regionale instellingen geen duurzame stabiliteit mogelijk is, want dergelijke instellingen en instituties staan er garant voor dat de beginselen van subsidiariteit, burgerbetrokkenheid en partnerschap worden nageleefd, dat de mensenrechten worden geëerbiedigd en dat de fundamentele vrijheden in acht worden genomen;

2.1.2

wijst erop dat stabilisatie- en associatieovereenkomsten als voorbereiding op een toekomstig EU-lidmaatschap alleen dan het gewenste resultaat opleveren als ook de lokale en regionale overheden een stem in het kapittel krijgen;

2.1.3

beveelt de Westelijke-Balkanlanden aan om de Europese Kaderovereenkomst over grensoverschrijdende samenwerking, het Europees Handvest over regionale en minderheidstalen en het Europees Handvest over lokaal zelfbestuur te ondertekenen cq. te ratificeren (3) en erop toe te zien dat deze drie documenten, alsook de Kaderovereenkomst ter bescherming van nationale minderheden, daadwerkelijk worden nageleefd;

2.1.4

roept de Westelijke-Balkanlanden op om de verbintenissen die zij zijn aangegaan tijdens de Zuidoost-Europese ministerconferentie over efficiënt democratisch bestuur op lokaal en regionaal niveau (Zagreb, 24-25 oktober 2004) na te komen en zich voor te bereiden op de vervolgconferentie die op 8 en 9 november 2006 in Skopje (Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië) onder auspiciën van het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa en de Raad van Europa wordt gehouden;

2.1.5

dringt er bij de Westelijke-Balkanlanden op aan om met het oog op het subsidiariteitsbeginsel hun sub-nationale bestuursstructuur te versterken, het daarvoor noodzakelijke juridisch kader te creëren en hun regio's en gemeenten de middelen ter beschikking te stellen die zij nodig hebben om hun (nieuwe) bevoegdheden daadwerkelijk te kunnen uitoefenen;

2.1.6

roept de regeringen en verenigingen van lokale en regionale overheden van de Westelijke-Balkanlanden op samen te werken en capacity building-programma's op te zetten om de lokale en regionale overheden in staat te stellen hun taken naar behoren te vervullen; vindt het een uitstekende zaak dat de Raad van Europa een Expertisecentrum voor bestuurlijke hervormingen op lokaal niveau heeft opgericht, en stelt de Commissie voor om hiermee samen te werken teneinde de efficiëntie van haar hulpprogramma's te vergroten;

2.1.7

dringt erop aan te streven naar een betere vertegenwoordiging van de diverse volken en bevolkingsgroepen, en met name minderheden (non majority population groups), in het openbare leven en in alle politieke organen, administratieve structuren en overheidsbedrijven en naar een versterking van de dialoog en samenwerking tussen de diverse gemeenschappen, met name in gebieden met een gemengde bevolking, door het opstellen en uitvoeren van strategische plannen voor de middellange termijn;

2.1.8

beveelt aan om gebruik te maken van de ervaringen van de EU-regio's op het gebied van de bescherming van de mensenrechten en de rechten van minderheden, en merkt in dit verband op dat alleen kleinschalige, door de bevolking geaccepteerde en breed gedragen juridische constructies en regelingen op langere termijn standhouden;

2.1.9

beschouwt het toetredingsproces als een belangrijke stimulans voor de betrokken volken om met elkaar te leren samenleven, en wijst erop dat de etnische problemen in de Westelijke Balkan vanwege de complexe juridische situatie en de uiteenlopende vestigingspatronen van geval tot geval moeten worden bekeken;

2.1.10

acht het voor een verantwoord gebruik van de door de EU uitgetrokken middelen absoluut noodzakelijk de lokale en regionale overheden en hun overkoepelende organisaties in de Westelijke-Balkanlanden bij de uitwerking en uitvoering van alle EU-programma's te betrekken en hun, al naargelang hun bestuurscapaciteit, (mede)verantwoordelijkheid te geven; wijst er in dit verband op dat de EU voor de ondersteuning van politieke en economische hervormingen in de periode 2000-2006 zo'n 5,4 mrd euro ter beschikking heeft gesteld; dringt erop aan om de financiële steunverlening voor de consolidering en voortzetting van de samenwerking bij de uitvoering van capacity building-projecten voort te zetten en daarvoor in de eerste plaats het pretoetredingsinstrument in te zetten; hoopt dat ook in de periode 2007-2013 voldoende middelen voor de Westelijke-Balkanlanden zullen worden uitgetrokken;

2.1.11

pleit voor maatregelen ter bevordering van de dialoog tussen het Comité van de Regio's en vertegenwoordigers van de lokale en regionale overheden in de regio en wijst er nogmaals op dat het bereid is concreet bij te dragen aan de opbouw van instituties en de versterking van de bestuurscapaciteit van nationale verenigingen van lokale en regionale overheden, b.v. in het kader van gemengde raadgevende comités als het gaat om landen die ooit lid van de EU zullen worden; is van oordeel dat de EU-lidstaten gehoor moeten geven aan het verzoek van de lokale en regionale overheden in de Westelijke-Balkanlanden om informatie over praktische bestuursaangelegenheden, politiek advies en technische assistentie;

2.1.12

dringt erop aan om het Comité van de Regio's, EU-regio's, opleidingsinstituten (4) en Europese regionale organisaties met ervaring op dit gebied, zoals de Werkgemeenschap van Europese Grensgebieden, te betrekken bij de oprichting van regionale hogescholen voor de hervorming van het openbaar bestuur (COM(2006) 27, blz. 14), en beveelt aan om in het onderwijsaanbod van deze instellingen ook de vakken „decentralisering en regionalisering”, „lokaal en regionaal bestuur”, „interregionale grensoverschrijdende samenwerking” en „diversity management” op te nemen;

2.1.13

verwelkomt de resultaten van de op 30 mei 2006 in Belgrado gehouden „regionale rondetafel” over het Stabiliteitspact, en met name de afspraak van de deelnemers om het ownership van een nieuw, door de regio zelf gedragen samenwerkingsinitiatief op zich te nemen; is bereid deel te nemen aan de in 2008 op te richten Regionale Samenwerkingsraad en de andere vertegenwoordigers in dit nieuwe orgaan te laten delen in de ervaringen van de lokale en regionale overheden;

2.2   Grensoverschrijdende en interregionale samenwerking

2.2.1

is van oordeel dat grensoverschrijdende politieke, culturele, sociale en economische samenwerking tussen regio's en gemeenten in de Westelijke-Balkanlanden niet alleen de lokale en nationale volkshuishoudingen, maar ook het wederzijds begrip en vertrouwen in de regio ten goede komt en etnische conflicten helpt voorkomen;

2.2.2

roept de lokale en regionale overheden in de EU op om, meer nog dan voorheen, via twinning-projecten (5), uitwisselingsprogramma's en seminars hun kennis en ervaring te delen met lokale en regionale politici en bestuurders in de Westelijke-Balkanlanden; merkt in dit verband op dat ook de ervaringen van de lokale en regionale overheden van de nieuwe EU-lidstaten zeer leerzaam zijn; dringt er bij de Commissie op aan een extra inspanning te leveren om de lokale en regionale overheden via de verbindingsbureaus van de lidstaten op de hoogte te brengen van de lopende twinning-projecten;

2.2.3

roept op om de resultaten van uitwisselingen van ervaringen tijdens bijeenkomsten van vertegenwoordigers van verenigingen van lokale en regionale overheden en van lokale en regionale bestuurders, bestuursdeskundigen en wetenschappers uit de EU en de Westelijke-Balkanlanden te benutten voor het opzetten van concrete capacity building-projecten, en verwijst in dit verband naar het in september 2005 door de Raad van Europa (6) uitgebrachte handboek over lokale democratie (Toolkit of Local Government Capacity-Building Programmes) en het door de Werkgemeenschap van Europese Grensgebieden opgestelde en door de Europese Commissie in negen talen gepubliceerde „Praktisch handboek over grensoverschrijdende samenwerking”;

2.2.4

dringt er bij de Dienst voor uitwisseling van informatie over technische assistentie (TAIEX), die sinds 2004 ook in de Westelijke Balkan actief is, op aan om zich niet uitsluitend op nationale overheden en ondernemersorganisaties te concentreren, maar zich ook meer op lokale en regionale overheden en hun overkoepelende organisaties te richten;

2.2.5

vestigt er de aandacht op dat de lokale en regionale overheden in de Westelijke-Balkanlanden verantwoordelijk zijn voor de opvang, opleiding en integratie (in de samenleving en in het arbeidsproces) van teruggekeerde ontheemden, en acht het in dit verband noodzakelijk de interregionale samenwerking te versterken en gebruik te maken van de ervaringen van andere landen, regio's en lokale overheden;

2.2.6

vindt de door de Commissie voorgestelde regeling voor lokaal grensverkeer aan de buitengrenzen van de lidstaten (COM(2005) 56 van 23 februari 2005) een goede zaak en pleit voor het opzetten, in samenwerking met de Raad van Europa (7), van soortgelijke regelingen binnen het Balkangebied (8);

2.2.7

dringt er bij de Commissie op aan gebruik te maken van de ervaring van de CvdR-leden en de nationale en Europese organisaties van lokale en regionale overheden om de totstandkoming van partnerschappen tussen regio's, steden en gemeenten te bevorderen;

2.2.8

beschouwt grensoverschrijdende samenwerking als een modern instrument voor de bescherming van minderheden en verwijst in dit verband naar artikel 17 van de Kaderovereenkomst ter bescherming van nationale minderheden;

2.3   Economie en werkgelegenheid

2.3.1

vindt het goed dat de Europese instellingen in hun pleidooi voor economische hervormingen in de Westelijke Balkan speciale aandacht schenken aan de bestrijding van werkloosheid, sociale uitsluiting en discriminatie en het bevorderen van de sociale dialoog, omdat het er in de betrokken landen niet alleen op aan komt politieke hervormingen door te voeren maar ook economische en sociale problemen uit de wereld te helpen (zwakke volkshuishoudingen, hoge werkloosheid, gebrek aan sociale samenhang);

2.3.2

pleit in dit verband voor het opstellen en uitvoeren — in samenwerking met de lokale en regionale overheden — van regionale economische en werkgelegenheidsstrategieën die erop gericht zijn de economie in een stroomversnelling te brengen, de nodige werkgelegenheid in de Westelijke-Balkanlanden zelf te creëren en een grensoverschrijdende vervlechting teweeg te brengen;

2.3.3

beveelt aan om, rekening houdend met de bevoegdheden van de lokale en regionale overheden en voortbouwend op eerder genomen initiatieven, adviescentra op te richten — of, waar deze al bestaan, verder uit te bouwen — die algemene informatie over ondernemingen en ondernemerschap moeten verstrekken en met name jongeren warm moeten maken voor het ondernemerschap (SEC(2006) 283), met als uiteindelijk doel een solide netwerk van kleine en middelgrote bedrijven tot stand te brengen en op die manier de werkgelegenheid een krachtige impuls te geven;

2.3.4

dringt erop aan om de lokale en regionale overheden te helpen bij het verbeteren van de elektronische communicatie en de elektronische toegang tot economisch relevante informatie (advies, aanvragen, informatie over juridische en belastingaangelegenheden) en op die manier bij te dragen aan de opbouw van een lokale en regionale economische structuur;

2.3.5

stelt voor om de informatie- en bedrijfsondersteuningsdiensten op lokaal en regionaal niveau verder uit te bouwen, en beveelt aan om regionale platformen voor Onderzoek en Ontwikkeling en Onderwijs en Opleiding op te richten teneinde het braindrain-probleem op een toekomstgerichte manier aan te pakken.

2.4   Onderwijs en opleiding

2.4.1

pleit ervoor om voort te bouwen op de ervaring die werd opgedaan met het Tempus-programma, in het kader waarvan de EU in de periode 2001-2005 83 mln euro ten behoeve van de Westelijke Balkan heeft uitgetrokken, een bedrag dat ieder jaar zo'n 250 studenten en meer dan 1000 docenten de kans bood in een ander land te gaan studeren of bijscholing te gaan volgen; beveelt ook aan om plattelandsgebieden nog méér mogelijkheden tot deelname aan het Youth-programma te bieden;

2.4.2

beveelt de Commissie aan in het Erasmus Mundus-programma een specifieke regeling op te nemen om studenten en afgestudeerden uit de Westelijke Balkan de mogelijkheid te geven een masteropleiding in een EU-lidstaat te volgen omdat dit het wederzijds cultureel begrip en de onderlinge economische betrekkingen ten goede komt (te denken valt aan opleidingen waarbij internationale colleges en stages worden georganiseerd);

2.4.3

pleit in dit verband voor tweerichtingsverkeer: burgers in de Westelijke-Balkanlanden moeten de kans krijgen om in EU-lidstaten te gaan studeren en omgekeerd moeten EU-burgers worden aangemoedigd om in de Westelijke-Balkanlanden te gaan studeren;

2.4.4

dringt erop aan dat, om de jonge generatie een „Europees perspectief” te bieden, werk wordt gemaakt van de toezegging om studenten en docenten de kans te geven een tijdlang in een andere lidstaat te gaan verblijven;

2.4.5

dringt er bij de Commissie op aan dat zij bij de wederopbouw en restauratie van historische gebouwen en steden die deel uitmaken van het culturele erfgoed, de lokale en regionale overheden bij alle fasen van de projecten — concipiëring, planning, uitvoering — betrekt;

2.4.6

merkt op dat de Westelijke Balkan een groot potentieel voor cultureel toerisme heeft, dat een belangrijke bijdrage kan leveren aan de economische ontwikkeling van de regio, en vindt het een goede zaak dat de Westelijke-Balkanlanden een inspanning leveren om ook hun architecturale en culturele erfgoed in plattelandsgebieden in stand te houden;

2.4.7

vestigt de aandacht op het belang van samenwerking op het gebied van kunst en cultuur voor een duurzame stabilisering en voor de deelname van de Westelijke-Balkanlanden aan samenwerkingsprojecten van de EU op dit terrein;

2.4.8

pleit voor de oprichting van een Balkan-portaal als extra platform voor dialoog en samenwerking in de Westelijke Balkan, vooral voor jongeren, omdat een dergelijk portaal goede diensten zou bewijzen op het gebied van onderwijs en opleiding, maar bovendien ook de sociale en culturele uitwisseling ten goede zou komen;

2.5   Overige beleidsterreinen

2.5.1

wijst de lokale en regionale overheden op hun verantwoordelijkheid bij het afgeven van vergunningen in toeristische gebieden, mede in het licht van het streven naar een duurzaam, milieuvriendelijk kwaliteitstoerisme;

2.5.2

dringt er bij de Commissie op aan dat zij bij het inzetten van het Instrument voor Pretoetredingssteun (IPA), dat de bestaande pretoetredingsprogramma's en het CARDS-programma (9) vervangt, rekening houdt met het feit dat bij de evaluatie van het CARDS-programma uitdrukkelijk is gepleit voor een sterkere decentralisatie van de planning en het beheer van dit programma; wijst op drie concrete punten van kritiek ten aanzien van het CARDS-programma waarmee bij het opzetten van een instrument voor de Westelijke Balkan rekening moet worden gehouden, nl. de nogal zwakke regionale dimensie van CARDS, het gebrek aan strategische leiding en de ontoegankelijkheid voor de lokale partners;

2.5.3

dringt erop aan dat de landen in de Westelijke Balkan hun hervormingsbeleid mede afstemmen op de doelstellingen van Lissabon zoals die op 23 en 24 maart 2006 door de Europese Raad zijn bijgesteld, dat zij bij het uitwerken en uitvoeren van concrete maatregelen ook met het regionale en lokale bestuursniveau rekening houden, en dat zij allesomvattende strategische plannen ter bevordering van de regionale ontwikkeling opstellen;

2.5.4

stelt voor om de voor milieuzaken bevoegde instanties (vaak lokale en regionale overheden) te betrekken bij de activiteiten van het Europees Milieubureau, dat vanaf 2006 in het kader van het Phare- en het CARDS 2005-programma de uitvoering van de werkprogramma's van deze landen met behulp van specifieke EU-instrumenten gaat ondersteunen;

2.6   Informatie en communicatie

2.6.1

wijst erop dat gedurende het hele onderhandelingsproces rekening moet worden gehouden met de opnamecapaciteit van de EU — zonder dat dit een bijkomend toetredingscriterium wordt — en dat de resultaten van de onderhandelingen moeten worden geëvalueerd aan de hand van transparante criteria en niet in het licht van politieke overwegingen, en dringt er bij de onderhandelaars op aan voldoende oog te hebben voor de verwachtingen van de bevolking van de EU-lidstaten en de Europese partnerlanden;

2.6.2

roept de lidstaten en de EU-instellingen op om de burgers nauwgezetter dan in het geval van Roemenië en Bulgarije (overlapping met het debat over de grondwet in het kader van de Conventie) over de toetredingsonderhandelingen te informeren en om de lokale en regionale overheden via het Comité van de Regio's bij de uitwerking en uitvoering van deze informatiecampagnes te betrekken, gelet op het feit dat deze het dichtst bij de burgers staan en ook nauwe contacten met de lokale en regionale media onderhouden;

2.6.3

wijst erop dat de EU-instellingen en de Westelijke-Balkanlanden in het kader van het integratieproces de burgers beter over de doelstellingen, inhouden en verlangens van beide partijen moeten informeren om te voorkomen dat het integratieproces wordt gezien als iets wat „van buitenaf” of „van bovenaf” wordt opgelegd, en vestigt nogmaals de aandacht op de belangrijke rol van de lokale en regionale overheden bij alle geplande communicatie-initiatieven;

2.6.4

pleit voor uitbreiding van de dialoog op het niveau van het maatschappelijk middenveld tot de Westelijke-Balkanlanden, waarbij het een belangrijke rol ziet weggelegd voor vrije en onafhankelijke professionele media, en stelt voor om de Westelijke-Balkanlanden zo spoedig mogelijk te laten deelnemen aan communautaire actieprogramma's ten behoeve van organisaties die het actieve Europese burgerschap (burgerbetrokkenheid) trachten te bevorderen;

2.7   Albanië

2.7.1

sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie om de werkingssfeer van het Albanese actieplan ter voorkoming en bestrijding van corruptie niet te beperken tot de nationale overheid, maar uit te breiden tot het regionale en lokale bestuursniveau (COM(2005) 1421, blz. 18);

2.7.2

stelt voor om de interregionale en grensoverschrijdende samenwerking, vooral met aangrenzende regio's in EU-lidstaten, te intensiveren;

2.7.3

steunt het Europees Parlement in zijn pleidooi voor een krachtigere aanpak van de corruptiebestrijding, voor gegarandeerde persvrijheid en voor een op Europese leest geschoeid kiesrecht;

2.8   Bosnië-Herzegovina

2.8.1

stelt met voldoening vast dat de regionale overheden in Bosnië-Herzegovina bijzondere verantwoordelijkheden hebben en een belangrijke rol spelen bij het oplossen van etnische problemen; wijst erop dat in deze sterk geregionaliseerde staat, die geen ervaring heeft met bestuurlijke decentralisatie, ook de financiële slagkracht en de bestuurlijke efficiëntie moeten worden verbeterd;

2.8.2

acht een grondwetswijziging ter verbetering van het institutionele bestel noodzakelijk en dringt erop ervoor te zorgen dat de voor oktober 2006 geplande verkiezingen volgens de regels kunnen verlopen;

2.8.3

vestigt de aandacht op de kennis en ervaring van regionale bestuurders in federale staten (b.v. België) met betrekking tot het verbeteren van de juridische basis van en de onderlinge relaties tussen het centrale niveau en de diverse subnationale niveaus (provincies en kantons), en is ervan overtuigd dat innovatieve oplossingen noodzakelijk zijn;

2.8.4

juicht de uitbreiding van de permanente economische dialoog tot Bosnië-Herzegovina toe;

2.8.5

pleit voor maatregelen ter vergemakkelijking van de integratie van vluchtelingen en ontheemden in de steden en gemeenten (zie de terugnameovereenkomst van 31 januari 2005 tussen Kroatië, Bosnië-Herzegovina en Servië-Montenegro);

2.9   Servië

2.9.1

betreurt dat de goedkeuring van een nieuwe grondwet niet te baat werd genomen om het decentralisatieproces een extra impuls te geven, en is van oordeel dat een verdere versterking van de autonomie van Vojvodina de samenhang van het gehele land ten goede zou komen;

2.9.2

wijst op de betekenis van het multi-etnische karakter van de autonome provincie Vojvodina en stelt met voldoening vast dat in dit gebied een geest van wederzijds vertrouwen en tolerantie heerst en de diverse bevolkingsgroepen bij de politieke besluitvorming worden betrokken;

2.9.3

is verheugd over de talrijke initiatieven van de autonome provincie Vojvodina op het vlak van grensoverschrijdende regionale en interregionale samenwerking — initiatieven die de integratie van de provincie in de rest van Europa ten goede komen — en dringt erop aan dat de regionale en lokale overheden nauwer bij de verdere onderhandelingen over het sluiten van een stabilisatie- en associatieovereenkomst worden betrokken;

2.9.4

pleit met klem voor een hervorming van de lokale bestuursstructuur om de lokale overheden en de lokale politieke instituties te versterken en hun de nodige middelen voor het voeren van een eigen beleid te verschaffen, en wijst er in dit verband op dat een versterking van het lokale en regionale bestuursniveau een logisch uitvloeisel is van de beginselen van subsidiariteit, burgerbetrokkenheid en partnerschap en bovendien de centrale overheid ontlast;

2.9.5

hoopt dat Servië zo spoedig mogelijke de Europese Kaderovereenkomst over grensoverschrijdende samenwerking ondertekent en het Europees Handvest over lokaal zelfbestuur ratificeert;

2.9.6

dringt er bij de Servische overheid op aan samen te werken met het Internationale Joegoslavië Tribunaal in Den Haag en op die manier de onderhandelingen over een stabilisatie- en associatieovereenkomst uit de impasse te halen;

2.10   Kosovo

2.10.1

is van oordeel dat van echte verzoening pas sprake kan zijn als eerst een oplossing wordt gevonden voor de kwestie van de status van Kosovo — een oplossing met een Europees perspectief en een duurzame regeling op het vlak van de rechten van de verschillende nationaliteiten — en hoopt dat de in Wenen onder auspiciën van de VN plaatsvindende „directe gesprekken” (10) vóór eind 2006 kunnen worden afgerond;

2.10.2

pleit voor een adequaat decentralisatiemodel dat de rechten van de diverse bevolkingsgroepen en minderheden eens en voor altijd veiligstelt en op die manier een effectieve toepassing van de grondwettelijke bepalingen op lokaal niveau garandeert, voor een betere naleving van de beginselen van de rechtsstaat en meer rechtszekerheid (twee aspecten die momenteel zeer te wensen overlaten) en voor een betere politieke vertegenwoordiging en een betere bescherming van minderheden (minderheidstalen);

2.10.3

pleit met klem voor betere betrekkingen tussen Servische en Albanese Kosovaren, voor deelname van beide bevolkingsgroepen aan het politieke en administratieve bestuur en voor een effectieve bescherming van minderheden;

2.10.4

acht het absoluut noodzakelijk dat de bestuurscapaciteit op lokaal niveau wordt versterkt, vooral als het gaat om het uitwerken van strategieën ter bevordering van de economische ontwikkeling en ter bestrijding van de georganiseerde criminaliteit en financiële delicten (COM(2005) 561, blz. 33);

2.10.5

is van oordeel dat het aanbod aan publieke voorzieningen in alle gemeenten absoluut verbeterd moet worden om het ontstaan cq. de consolidering van „parallelle structuren” tegen te gaan;

2.11   Montenegro

2.11.1

hoopt dat alle betrokken partijen de resultaten van het referendum van 21 mei jl. over de onafhankelijkheid van Montenegro zullen erkennen en zich ernaar zullen schikken, en roept alle partijen op om via een constructieve dialoog te streven naar een vreedzaam samenleven;

2.11.2

stelt met voldoening vast dat het referendum op een volgens internationale en Europese maatstaven democratische, transparante en correcte manier is verlopen, zoals ook volmondig werd beaamd door de CvdR-leden die het als waarnemers hebben bijgewoond;

2.11.3

is verheugd over het feit dat de bevolking van Montenegro met haar buitengewoon hoge opkomst — 86,5 % — blijk heeft gegeven van democratische verantwoordelijkheidszin en volwassenheid, wat de uitkomst van het referendum een grote legitimiteit geeft;

2.11.4

is van oordeel dat de vóór- en tegenstanders van onafhankelijkheid de 55,5 % ja-stemmen moeten zien als een aansporing tot samenwerking, zowel met elkaar als met Servië, bij de concretisering van de onafhankelijkheid;

2.11.5

dringt er bij alle betrokkenen op aan om bij de concrete invulling van de onafhankelijkheid niet op eigen houtje, maar steeds in onderling overleg te werk te gaan;

2.11.6

hoopt dat de nieuwe staat Montenegro zo spoedig mogelijk de Europese Kaderovereenkomst over grensoverschrijdende samenwerking, het Europees Handvest over regionale en minderheidstalen, het Europees Handvest over lokaal zelfbestuur en de Kaderovereenkomst ter bescherming van nationale minderheden ondertekent en ratificeert;

2.11.7

dringt er bij de autoriteiten van Montenegro op aan om onverwijld met Servië een regeling voor grensoverschrijdende regionale samenwerking aan de gemeenschappelijke grens (Sandschak) uit te werken en te trachten om ook met Bosnië-Herzegovina, Albanië en de autonome regio Kosovo tot een dergelijke regeling te komen;

2.11.8

roept de EU-instellingen op om de nieuwe staat te ondersteunen op zijn weg naar een vreedzame scheiding van Servië en naar de onafhankelijkheid;

2.12   Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië

2.12.1

verheugt zich over de toekenning van de kandidaat-lidstaat-status aan de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië als erkenning van de vorderingen die deze heeft gemaakt bij de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst van Ohrid; dringt aan op volledige uitvoering van deze Overeenkomst, met steun van de internationale gemeenschap, om de stabiliteit te verbeteren;

2.12.2

hoopt, na de gewelddadigheden bij de recente parlementsverkiezingen, dat alle politieke krachten het nodige zullen doen om de toekomstige verkiezingen conform de Europese standaard op een democratische en vreedzame manier te laten verlopen;

2.12.3

pleit voor verdere versterking, ook in financieel opzicht, van het lokale zelfbestuur omdat is gebleken dat dit het onderlinge vertrouwen tussen de etnische bevolkingsgroepen ten goede komt;

2.12.4

acht het dringend noodzakelijk de lokale bestuurscapaciteit te versterken omdat deze van essentieel belang is voor de decentralisatie van de belastingheffing (gemeentelijke inkomsten); deelt de opvatting van de Commissie dat de gemeenten over te weinig inkomstenbronnen beschikken om later de programma's en projecten in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds te kunnen cofinancieren en hun bevoegdheden op het vlak van de bescherming van het milieu te kunnen uitoefenen (SEC(2005) 1425, blz. 140), en dringt erop aan dat ook op andere gemeentelijke beleidsterreinen, zoals b.v. op het vlak van ruimtelijke ordening, steeds met milieuaspecten rekening wordt gehouden;

2.12.5

sluit zich aan bij de oproep van de Commissie om de procedure voor het beslechten van geschillen tussen gemeenten en de centrale overheid te verduidelijken (SEC(2005) 1425, blz. 21), en wijst op de noodzaak van permanente, gestructureerde samenwerking tussen het centrale en het lokale bestuursniveau (SEC(2005) 1425, blz. 120);

2.12.6

wijst op de noodzaak te zorgen voor een behoorlijk financieel toezicht met interne controles (noodzakelijke voorwaarde voor goed bestuur), voldoende aandacht te besteden aan capaciteitsopbouw, misbruik van overheidsgeld tegen te gaan en consequent de strijd aan te binden met corrupte praktijken op lokaal niveau;

2.12.7

dringt erop aan dat maatregelen worden genomen om de ontwikkeling van het platteland, de economie en de landbouw te stimuleren (b.v. oprichting van bankkantoren in plattelandsgebieden, verpachting en verkoop van overheidsgronden aan landbouwers) en op die manier het zelfvoorzieningsniveau zo veel mogelijk te verhogen.

2.12.8

hoopt dat de onder auspiciën van de VN gevoerde onderhandelingen over de officiële naam van dit land spoedig tot een definitieve, voor alle partijen aanvaardbare oplossing zullen leiden.

Brussel, 11 oktober 2006

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

M. DELEBARRE


(1)  PB C 73 van 23 maart 2004, blz. 1.

(2)  Verslag-Brok, A6-0025/2006.

(3)  Voor een overzicht van de stand van zaken rond het ratificatieproces zij verwezen naar de website van het Treaty Office van de Raad van Europa:

http://conventions.coe.int.

(4)  Zie b.v. het onderwijsaanbod van het Kompetenzzentrum Süd-Ost-Europa van de universiteit van Graz (Master in South East European Law and European Integration), van de universiteiten van Trente, Regensburg, Boedapest en Ljubljana (Joint European Master in Comparative Local Development) en van de Europese Academie in Bozen, de universiteit van Graz en het European Institute of Public Administration (Master in European Integration and Regionalism), alsmede de postdoctorale opleiding „Europese integratie” van de universiteiten van Belgrado, Nis en Novi Sad, waaraan ook de universiteiten van Como, Frankfurt/Oder, Gorizia, Maribor en Salzburg meewerken (Tempus CD_JEP-190104-2004).

(5)  Bedoeld zijn samenwerkingsprojecten waarbij Europese overheidsinstanties — op nationaal, regionaal of lokaal niveau — deskundigen uitzenden om hun ervaringen te delen met de overheden in de landen van de Westelijke Balkan. Deze vorm van samenwerking is bij de voorbereiding van de uitbreidingsronde van 2004 zeer succesvol gebleken.

(6)  Directoraat Samenwerking voor lokale en regionale democratie.

(7)  Het ministerscomité van de Raad van Europa heeft in de politieke verklaring van Chisinau d.d. 6 november 2003 gepleit voor het sluiten van „regionale overeenkomsten” op diverse terreinen. De onderhandelingen zijn al ver gevorderd en gaan in de door de EU gewenste richting.

(8)  Een goed uitgangspunt zijn de „Aanbevelingen voor grensoverschrijdende veiligheid en samenwerking aan de toekomstige buitengrenzen van de EU in het licht van de Schengen-Overeenkomst” van de Werkgemeenschap van Europese Grensgebieden.

(9)  CARDS: Communautaire bijstand voor wederopbouw, ontwikkeling en stabilisatie.

(10)  Uitgangspunt van de gesprekken zijn de „leidende beginselen” van de Contactgroep bestaande uit de VS, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Italië en Rusland.


Top