This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52005IP0364
European Parliament resolution on EU-India relations: A Strategic Partnership (2004/2169(INI))
Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (2004/2169(INI))
Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (2004/2169(INI))
PB C 227E van 21.9.2006, p. 589–599
(ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)
Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (2004/2169(INI))
Publicatieblad Nr. 227 E van 21/09/2006 blz. 0589 - 0599
P6_TA(2005)0364 Betrekkingen tussen de Unie en India Resolutie van het Europees Parlement over de betrekkingen tussen de EU en India: een strategisch partnerschap (2004/2169(INI)) Het Europees Parlement, - gezien het document van 12 december 2003 van de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid getiteld "A secure Europe in a better world. European security strategy" (Een veilig Europa in een betere wereld. Europese veiligheidsstrategie), - gezien de mededeling van de Commissie van 16 juni 2004 over "een strategisch partnerschap tussen de EU en India" (COM(2004)0430) en op het antwoord van India op de mededeling in zijn strategiedocument van augustus 2004, - gezien zijn aanbeveling aan de Raad van 28 oktober 2004 over de relaties tussen de EU en India [1], en onder verwijzing naar al zijn recente resoluties over India en de regio, - gezien de conclusies van de Raad Algemene Zaken van 11 oktober 2004 met betrekking tot de mededeling van de Commissie, - gezien de vijfde top EU-India op 8 november 2004 in Den Haag, - gezien de zesde top EU-India die op 7 september 2005 in New Delhi werd gehouden, - gezien het gezamenlijk persbericht dat op 8 november 2004, aan het einde van de bovengenoemde vijfde top, door de EU en India werd gepubliceerd, en de gezamenlijke verklaring van dezelfde datum inzake culturele betrekkingen, alsook het duidelijke voornemen van de EU en India om een actieplan EU-India voor een strategische associatie op te stellen en een nieuwe gezamenlijke politieke verklaring goed te keuren, - gezien het actieplan EU-India voor een strategisch partnerschap en de nieuwe gezamenlijke politieke verklaring die tijdens de bovengenoemde zesde top werden goedgekeurd, - gezien de zeven vergaderingen van de rondetafelconferentie EU-India, die naar aanleiding van de agenda die tijdens de top EU-India in 2001 in Lissabon werd opgesteld, werden georganiseerd, met als doel de maatschappelijke organisaties in Europa en India dichter bij elkaar te brengen en een netwerk van EU-India-onderzoekscentra op te richten, - gezien bovengenoemde conclusies van de Raad van 11 oktober 2004 met verwijzing naar de dialoog tussen de EU en India over mensenrechten, - gezien de bewustmakingsactiviteiten en -projecten rond mensenrechten die door het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR) worden ondersteund, om goed bestuur en lokale participatie aan het besluitvormingsproces op stads- en dorpsniveau te stimuleren, alsook andere aanverwante projecten, - gezien het bezoek dat de delegatie van het Europees Parlement voor de betrekkingen met de Zuid-Aziatische landen en de Associatie voor Regionale Samenwerking (SAARC) in november 2004 aan New Delhi heeft gebracht, - gezien het bezoek dat de commissaris die verantwoordelijk is voor handel, Peter Mandelson, in januari 2005 aan India bracht en in het bijzonder de conferentie in Kolkata waar hij sprak over "The Global Economic Agenda: Europe and India's Challenge" ("de wereldwijde economische agenda: de uitdaging van Europa en India"), - gezien de bijeenkomst van de G20 die in februari 2005 door India werd georganiseerd, en de deelname van dat land als waarnemer bij de laatste vergadering van de G7, - gezien het Indo-US Parliamentary Forum dat in maart 2005 in de hoofdzetel van de Federation of Indian Chambers of Commerce and Industry in New Delhi werd gehouden, - gezien het bezoek in maart 2005 van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Condoleeza Rice, aan de regio en dat in april van de eerste minister van China, Wen Jiabao, aan Pakistan, Bangladesh, Sri Lanka en India, - gezien de op 14 november 2001 aangenomen WTO-Verklaring van Doha over de handelsgebonden aspecten van intellectuele eigendomsrechten (TRIPS) en volksgezondheid, - gelet op artikel 45 van zijn Reglement, - gezien het verslag van de Commissie buitenlandse zaken en de standpunten van de Commissie internationale handel en de Commissie ontwikkelingssamenwerking (A6-0256/2005), A. overwegende dat de EU en India de grootste democratieën ter wereld zijn en dat hun gezamenlijk engagement voor democratie, pluralisme, de rechtsstaat en multilateralisme in internationale relaties bijdraagt aan wereldwijde vrede en stabiliteit, B. overwegende dat India en de EU een gemeenschappelijke visie hebben waarbij handel, investeringen en vrije concurrentie sleutelfactoren zijn voor economische ontwikkeling; voorts overwegende dat zij allebei erkennen dat sociaal-economische cohesie, milieubescherming en consumentenrechten dienen te worden gewaarborgd om een dergelijke ontwikkeling te bevorderen, C. overwegende dat de EU de grootste handelspartner en de grootste bron van directe buitenlandse investeringen in India is, D. overwegende dat de Congrespartij, die in mei 2004 de verkiezingen heeft gewonnen, veel stemmen heeft gehaald bij de bevolkingsgroepen op het platteland, die zichzelf buitengesloten voelden van de voordelen van de technologische explosie in India, E. overwegende dat er enorme linguïstische, sociale en religieuze diversiteit is in India, een land van paradoxen met een bevolking van 1,069 miljard, een open samenleving die voor de uitdaging staat om 370 miljoen mensen uit de armoede te halen; een wereldleider op het gebied van informatietechnologie, maar een land waar 550 miljoen mensen van de landbouw leven, F. overwegende dat 34,7 % van de bevolking van India onder de armoedegrens leeft, een vierde daarvan in stedelijke gebieden; overwegende dat de armoedebestrijdingsprogramma's derhalve moeten worden voortgezet, teneinde ertoe bij te dragen de millenniumdoelstellingen te behalen, G. overwegende dat de Europese Unie en India allebei democratieën en open samenlevingen zijn, H. overwegende dat India na Indonesië het land met de grootste moslimbevolking ter wereld is en overwegende dat in de Europese Unie enkele miljoenen mensen wonen die deel uitmaken van die geloofsgemeenschap en cultuur, I. overwegende dat de EU en India het potentieel hebben om inzake internationale betrekkingen een bevoorrechte relatie uit te bouwen; dat echter de EU en haar democratisch systeem te weinig bekendheid in India genieten; het potentieel benadrukkend dat India als partner van de EU heeft als het erom gaat nieuwe en jonge democratieën te steunen, J. overwegende dat India en Pakistan sinds begin 2004 voortdurend met elkaar praten om een einde te maken aan enkele van de geschillen die tussen de twee landen bestaan, K. overwegende dat echter een nieuwe crisis in Kashmir zou kunnen dreigen, evenals in de Indiase deelstaten Punjab en Haryana en in de Pakistaanse provincies Punjab en Sindh, als gevolg van de daar in toenemende mate heersende waterschaarste die nieuwe en gevaarlijke conflicten zou kunnen aanwakkeren, L. overwegende dat, met het oog op de slinkende voorraden, de wereldwijde vraag naar olie een bron van strategische en politieke spanningen is, M. overwegende dat 70 % van de in India verbruikte energie wordt ingevoerd, N. overwegende dat op 1 april 2005 de meest uiteenlopende lokale belastingen zijn vervangen door een nationale belasting op de toegevoegde waarde, door middel waarvan men hoopt jaarlijks tientallen miljoenen dollar te kunnen innen; overwegende dat de meeste Indiase deelstaten, ofschoon niet alle, deze nieuwe wet hebben ingevoerd, Binnenlandse situatie 1. verwelkomt het democratiseringsproces in India en het engagement van India t.o.v. democratie in internationale context; 2. uit zijn voornemen om bij te dragen aan een uitbreiding van de betrekkingen tussen de EU en India in overeenstemming met bovengenoemde mededeling van de Commissie, de conclusies van de bovengenoemde vijfde top EU-India en bovengenoemde aanbeveling van het Europees Parlement, evenals zijn aanhoudend verlangen om de bilaterale betrekkingen te ontwikkelen en uit te breiden; 3. is verheugd over de goedkeuring, op de bovengenoemde zesde top EU-India, van een gezamenlijk actieplan ter uitvoering van het strategisch partnerschap EU-India, samen met de gezamenlijke politieke verklaring, waarmee de betrekkingen tussen de EU en India op een nieuw, hoger en intensiever niveau worden gebracht, met name wat betreft internationale vrede en veiligheid, multilateralisme, onderzoek, ontwikkeling, milieu, wetenschap, technologie en mensenrechten; is met name verheugd over de instelling van een groep op hoog niveau voor handel en investeringen; is van mening dat deze overeenkomsten een keerpunt zijn in de betrekkingen tussen de twee economische machtsblokken en dat deze ten uitvoer moeten worden gelegd met de actieve deelname en inzet van India; 4. onderstreept het uitzonderlijke culturele, politieke en inmiddels ook economische belang van India dat in het verleden slechts onvoldoende werd afgespiegeld in de verdragsbetrekkingen tussen India en Europa; 5. verwelkomt nadrukkelijk de overeenkomst inzake een strategisch partnerschap tussen de EU en India, waardoor de betrekkingen tussen de EU en India even belangrijk worden als de betrekkingen met China, Rusland, Japan, de VS en Canada; 6. acht het van belang dat de Commissie, met het oog op de duidelijke wens van de kant van niet-Europese regeringen en de publieke opinie in buiten-Europese landen om strategische overeenkomsten met India aan te gaan, zich bijzondere inspanningen getroost om de zichtbaarheid van de Europese Unie in India te verbeteren en het bewustzijn ten aanzien van haar instellingen, beginselen, waarden en doelstellingen te vergroten; 7. erkent dat het gewenste wederzijds begrip tussen de EU en India baat zal hebben bij een versterking van de geprivilegieerde betrekkingen, die een aantal lidstaten reeds onderhouden met bepaalde regio's in India om historische redenen en die een meerwaarde vormen die beide partijen nader tot elkaar kan brengen en tot werkelijke sociale, technische en economische samenwerking kan leiden; 8. wijst op de noodzaak om partnerschappen tussen de EU en India te ontwikkelen om de bestudering, ontsluiting, verspreiding en het herstel van het gemeenschappelijk linguïstisch, historisch en cultureel erfgoed te bevorderen; 9. steunt volledig de doelstellingen die de Commissie stelt in haar Mededeling "Strategisch partnerschap EU-India"; 10. is echter van oordeel dat voor de gepaste financiering van de doelstellingen die omlijnd zijn in het baanbrekende strategisch partnerschap zoals voorgesteld door de Commissie, nieuwe middelen dienen te worden uitgetrokken, opdat wij in staat zijn te voldoen aan onze verplichtingen en aspiraties; verzoekt erom dat eventuele extra middelen die voor het bereiken van de doelen van het strategisch partnerschap nodig zouden kunnen zijn, niet uit, maar naast de begroting van bestaande EU-projecten en -programma's in India worden verstrekt; 11. begrijpt en steunt het feit dat de politieke dialoog bij het strategische partnerschap op de voorgrond komt te staan; wijst er evenwel op dat de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en een doeltreffende bestrijding van de armoede in het strategisch partnerschap EU-India belangrijke elementen moeten blijven; 12. erkent dat India gemeten naar indicatoren op het gebied van menselijke ontwikkeling in de afgelopen decennia aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt en van een ontvanger van ontwikkelingshulp ten dele veranderd is in een donor van ontwikkelingshulp; toont zich echter bezorgd over het nog altijd grote aantal Indiërs dat nog steeds in absolute armoede en rechteloosheid moet leven; 13. verzoekt de Raad en de Commissie met de Indische regering zo spoedig mogelijk samen te werken om de situatie van de minder geprivilegieerde lagen van de bevolking, met name vrouwen, kinderen en kansarme groepen van personen zoals Dalits en Adivasis te verbeteren, en vraagt dat elke van deze toekomstige activiteiten bijdraagt aan het beëindigen van discriminatie op grond van geslacht of kaste, waar deze ook plaatsvinden; 14. toont zich verheugd over de vooruitgang die tijdens de bovengenoemde zesde top is bereikt op de verschillende gebieden die in het gezamenlijk actieplan aan bod komen, met name de deelneming van India aan het Europese kernfusieproject ITER (International Experimental Fusion Reactor), en over de vooruitgang bij de onderhandelingen over de deelneming van India aan de kaderovereenkomst betreffende het navigatiesysteem Galileo; 15. merkt op dat de bilaterale betrekkingen tussen India en China zich aan het ontwikkelen zijn, met als voorlopig hoogtepunt de topconferentie die beide landen op 11 april 2005 in New Delhi hebben gehouden; verwelkomt het feit dat volgens de gezamenlijke verklaring van die top "de leiders van beide landen overeengekomen zijn tussen India en China een strategisch en op samenwerking gebaseerd partnerschap voor vrede en welstand te sluiten"; verwelkomt het feit dat er blijkbaar een oplossing gevonden wordt voor het grensgeschil tussen India en China; merkt op dat een overeenkomst aanzienlijk zou bijdragen tot de stabiliteit in de regio, zodat beide partijen minder voor de verdediging van hun grenzen hoeven uit te geven en de kansen gereduceerd worden dat spanningen tussen de twee grote Aziatische mogendheden door derden worden uitgebuit; 16. verwelkomt het feit dat de "cricket-diplomatie" heeft geleid tot een op 17 april 2005 gehouden topconferentie in New Delhi tussen de Indische premier en de president van Pakistan; verwelkomt het feit dat beide partijen vooruitgang boeken bij het consolideren van vertrouwen opbouwende maatregelen door middel van geleidelijke bilaterale normalisatie, die tot een politieke regeling van het geschil over Kashmir zou kunnen leiden; stelt met voldoening vast dat de gemeenschappelijke Handelscommissie nieuw leven is ingeblazen en stelt vast dat beide landen zijn overeengekomen het project voor de aanleg van een gaspijpleiding van Iran naar India te ondersteunen die over Pakistaans grondgebied loopt, wat ongetwijfeld positieve banden tussen de partijen zal creëren; 17. erkent de gerechtvaardigde ambities van de VS om een strategische alliantie met India tot stand te brengen, maar ook de noodzaak van een multipolaire wereld, en is overtuigd van de aanzienlijke voordelen die de Europese knowhow en het Europese waarnemingsvermogen India kunnen bieden; beveelt de EU dan ook aan haar uiterste best te doen om snel verder te gaan met de versterking van de strategische partnerschap tussen de EU en India; is van mening dat er nieuwe middelen ter beschikking moeten worden gesteld teneinde de doelstellingen van dat strategisch partnerschap te verwezenlijken; 18. is van oordeel dat systematische en structurele dialoog tussen de beide partijen over economische vraagstukken en handelskwesties een belangrijk bestanddeel van het strategisch partnerschap vormt, dat de EU evenwel speciale aandacht moet besteden aan de uitbreiding en verbetering van de samenwerking op politiek en strategisch terrein, gezien de door de EU en India gedeelde vaste overtuiging dat de wereld veiliger gemaakt kan worden door op multilateralisme gebaseerde internationale betrekkingen en eerbiediging van het volkenrecht en de filosofie, het Handvest en de resoluties van de Verenigde naties; 19. dringt er bij de EU en India op aan om, ter verwezenlijking van het door beide bepleite multilaterisme in de internationale betrekkingen, een wederzijds consultatiemechanisme in het leven te roepen dat voorafgaand aan internationale besprekingen of conferenties in werking treedt, met het doel om gezamenlijke initiatieven voor te stellen of gemeenschappelijke reacties op de bij die gelegenheden opgeworpen vraagstukken aan te nemen; 20. is van oordeel dat, aangezien grote delen van het Indiase publiek en bedrijfsleven de EU niet als een entiteit, maar als een verzameling van 25 staten zien, de instellingen van de EU een communicatie- en zichtbaarheidsstrategie dienen aan te nemen dat de samenleving en de overheid in India zal helpen een betere kijk te krijgen op de vooruitgang in de ontwikkeling van de Unie, ook wat betreft de vorderingen van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid die de inwerkingtreding van de nieuwe Europese Grondwet zou kunnen meebrengen; 21. dringt aan op de organisatie van een jaarlijkse parlementaire top gelijktijdig met of direct voorafgaand aan de jaarlijkse top EU-India die momenteel plaatsvindt zonder de formele deelname van het Europees Parlement; is van mening dat een dergelijke top een manier zou zijn om banden tussen de parlementaire organen te ontwikkelen en het begrip voor de standpunten en democratische systemen van beide partijen te verbeteren; 22. is verheugd over de belangrijke en positieve stappen die de nieuwe regering van Manmohan Singh met betrekking tot de noodzakelijke sociaal-economische hervormingen heeft ondernomen; 23. verwelkomt het feit dat de democratische cultuur en ontwikkeling in India een hoog niveau hebben bereikt, zoals blijkt uit het feit dat coalitieregeringen op federaal niveau en in de deelstaten goed functioneren en dat dit gelegenheid biedt tot vooruitgang ten aanzien van hervormingen op economisch en sociaal terrein die anders niet tot de mogelijkheden zou hebben behoord; 24. is niettemin van oordeel dat dit, gezien de enorme complexiteit en verscheidenheid van de sociale, economische en politieke structuur van India, geen volledige garantie biedt dat het proces geen moeilijkheden en tegenspoed zal ondervinden; 25. verwelkomt de vrijlating van 450 kinderen van 6 tot 14 jaar die in Mumbai in slavernij werden gehouden en door de politie in juni 2005 in verzekerde bewaring waren genomen, en de arrestatie van de 42 gewetenloze zakenmensen die hen uitbuitten; uit niettemin zijn ontsteltenis over berichten van UNICEF volgens welke 17,5 miljoen kinderen (volgens sommige NGO's zijn het er zelfs twee keer zoveel), meestal onder onmenselijke omstandigheden, tewerkgesteld zijn; prijst de nieuwe aanpak die de politie en de arbeidsinspectie in India blijkbaar bij de vervolging van de uitbuiters hanteren en verzoekt hen om te waarborgen dat genoeg middelen en de blijvende politieke wil voorhanden zijn om de samenleving te kunnen bevrijden van deze schandelijke gesel; Economische kwesties 26. merkt op dat de regering op structurele veranderingen in de economie aanstuurt en dat ze vooruitgang heeft geboekt met de deregulering van verscheidene sectoren (mobiele telefonie, verzekeringen, energie, luchtvaart, enz.); verwelkomt de structurele verbeteringen, tariefverminderingen en opheffing van beperkingen op buitenlands bezit waarin de eerste begroting van de nieuwe regering voorziet en is tevreden dat de regering werk maakt van de privatisering van staatsbedrijven; 27. gezien het feit dat India en de EU beide van mening zijn dat handel, investeringen en vrije mededinging sleutelfactoren van de economische ontwikkeling vormen, maar ook dat voor een harmonieuze en rechtvaardige economische ontwikkeling rekening gehouden moet worden met fundamentele sociale behoeften, wat ten goede komt aan de economische en sociale cohesie, het milieu en de consumentenrechten; verzoekt de Indiase regering op deze aspecten te letten wanneer zij aan haar enorme ontwikkelingstaak begint; 28. verzoekt de EU en India, met het oog hierop en gezien deze gemeenschappelijke visie, om aspecten van industriële, ecologische en ontwikkelingssamenwerking, handel, investeringen en goed bestuur aan te pakken die in het gemeenschappelijk belang van beide partijen zijn; 29. verzoekt de Indiase particuliere sector, die het volledige vertrouwen van de regering geniet en een sleutelrol speelt in de door de regering opgestelde maatregelen en plannen die van cruciaal belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van het land, om de grootst mogelijke sociale sensibiliteit aan de dag te leggen bij het participeren in deze plannen; 30. neemt nota van de door het Indiase Ministerie van Handel en Industrie aangekondigde maatregelen ter vergemakkelijking van de export, met inbegrip van de invoering van één uniform aanvraagformulier dat er aanzienlijk toe zou kunnen bijdragen de momenteel heersende buitensporige bureaucratische rompslomp te reduceren; 31. verwelkomt tevens de beslissing om de wachttijden in de verstopte havens van het land te verkorten, wat samen met de financiële maatregelen ten behoeve van havens en andere belangrijke infrastructuur die op initiatief van de Minister van Financiën in de in februari 2005 goedgekeurde begroting zijn opgenomen, grote voordelen voor de in- en uitvoer met zich mee kan brengen; 32. verwelkomt et feit dat beiden, de EU en India besloten hebben hun maatregelen inzake geografische aanduidingen te coördineren en dat zij zijn overeengekomen seminars te organiseren om een strategie op dit terrein uit te stippelen; 33. staat positief tegenover de op de bovengenoemde vijfde top bereikte overeenstemming over de vergemakkelijking en verdere ontwikkeling van de bilaterale handel en investeringen, in aanmerking genomen dat de omvang van het bilaterale handelsverkeer duidelijk beneden het potentieel blijft; wijst er echter op dat juist op het punt van de investeringen behoefte aan groei bestaat en dat het van essentieel belang is dat India zijn markt nog meer openstelt en economische hervormingen doorvoert die moeten zijn gericht op het verder afbouwen van de invoerrechten en van de niet-fiscale beperkingen en op een doelmatige bescherming van intellectuele eigendomsrechten; 34. gelooft dat de EU en India veel belang hebben bij gemeenschappelijke samenwerking naar een succesvolle afloop van de onderhandelingen voor de ontwikkelingsagenda van Doha (DDA) en dat beide partijen daarom moeten streven naar een zo groot mogelijke convergentie van standpunten ten aanzien van de cruciale thema's van de DDA; is van mening dat meer contact tussen leden van het Europees Parlement en leden van het parlement van India daartoe uiterst nuttig zou zijn; 35. hoopt dat India in de lopende Wereldhandelsorganisatie (WTO)-onderhandelingen zijn sleutelrol waarneemt en krachtig meewerkt aan een oplossing van de problemen vooral waar het gaat om markttoegang voor niet-agrarische goederen; roept in dit verband de EU en India op de komende drie maanden vóór de ministeriële bijeenkomst van de WTO in Hong Kong te gebruiken voor reflectie en krachtdadig optreden en zich in te zetten voor grotere openheid jegens de andere leden van de WTO; 36. erkent de noodzaak van versterkte bilaterale samenwerking op het gebied van technische en sanitaire voorschriften die het handelsverkeer belemmeren, en van dialoog over handelsbescherming en meer in het algemeen over naleving van de WTO-regels; 37. bepleit dat in de dialoog EU-India over investeringen rekening wordt gehouden met de sociaal-politieke verantwoordelijkheid van buitenlandse investeerders in het ontvangende land; benadrukt tevens dat tegenover de rechten die voor ondernemingen worden geschapen, ook verplichtingen moeten komen te staan en dat investeerders ten minste de belangrijkste arbeidsnormen van de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) in het ontvangende land moeten toepassen; 38. juicht de beslissing van de regering in New Delhi toe om speciale economische zones in het leven te roepen met het oog op het aantrekken van buitenlandse investeringen en dringt er bij India op aan zijn wetgeving op dit gebied bij te werken en stappen te ondernemen om de uitbuiting van werknemers te voorkomen, waarbij de rechten en plichten van zowel werkgevers als werknemers gewaarborgd blijven; 39. is van oordeel dat de toewijzing van frequenties voor mobiele communicatie van cruciaal belang is voor de EU, daar dit ernstige gevolgen heeft voor de mobiele telefonie (gsm's); roept India op de nodige aandacht te besteden aan de aanpassing van de frequenties van mobiele communicatie aan de normen van de Internationale Telecommunicatie Unie; 40. roept India op om positief te reageren op voorstellen zoals dat van Maleisië, India's belangrijkste handelspartner binnen de ASEAN, om een vrijhandelszone in te stellen, aangezien dergelijke voorstellen kunnen bijdragen tot de stabiliteit, ontwikkeling en welvaart van de verschillende volkeren en staten in de regio; 41. stelt vast dat in India een brede en groeiende middenklasse aan het opkomen is, een bevolkingsdeel dat niet alleen als positieve doelgroep voor bepaalde handelsproducten kan worden beschouwd, maar dat daarnaast en vooral openstaat voor de Europese cultuur; 42. verzoekt de EU en India om in het kader van het geplande strategisch partnerschap in sterke mate stimulansen te bieden voor de consolidering en constante vernieuwing van een specifiek cultureel programma; acht dit gezien de beiderzijdse rijke culturele verscheidenheid van belang en is van mening dat de vergroting van het wederzijds bewustzijn voor en de verspreiding van de beide culturen onder de Indiase en Europese burgers ertoe zullen bijdragen een steviger fundament voor dit partnerschap te leggen; 43. verwelkomt de recente ondertekening door de Commissie en de Indiase regering van een overeenkomst krachtens welke eerstgenoemde duizend studiebeurzen (ter waarde van 33 miljoen EUR) ter beschikking stelt om Indiase studenten in staat te stellen in het kader van het Erasmus Mundus-programma aan Europese universiteiten te studeren, wat ongetwijfeld zal bijdragen tot het bereiken van de in de vorige paragraaf uiteengezette doelstellingen; merkt op dat de Indiase Raad voor Culturele Betrekkingen Europese studenten de mogelijkheid biedt om aan Indiase universiteiten te studeren, maar vraagt om hiervoor meer blijk van interesse te geven, teneinde een actievere bijdrage tot de consolidering van de fundamenten van het strategisch partnerschap te kunnen leveren; 44. hoopt dat India, evenals andere begunstigde landen, zal ingaan op de uitnodiging van andere ontwikkelingslanden om oplossingen te vinden voor de problemen die de afschaffing van de kwantitatieve beperkingen op de invoer van textiel en kleding ongetwijfeld met zich zullen brengen, in aanmerking genomen dat India naar verwachting bijzonder profijt van deze maatregel zal hebben; hoopt evenzeer dat India zich zal onthouden van oneerlijke handelspraktijken jegens de Europese industrie, zodat de EU niet op haar beurt zal zijn genoopt tot de passende handelsbeschermingsmaatregelen die zich met de WTO-regels verdragen; 45. wijst erop dat India reeds een reusachtige geopolitieke kracht bezit die is gebaseerd op haar economische kracht met name op het terrein van nieuwe technologieën, en stelt vast dat India daardoor als mondiaal erkend "global player" te beschouwen is, hetgeen voor India ook een grotere maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich brengt; 46. benadrukt dat de EU India ook moet bijstaan in zijn strijd tegen de armoede en bij het bereiken van zijn ontwikkelingsdoelstellingen in het algemeen; wijst voorts op de noodzaak dat de EU met India samenwerkt op een groot aantal terreinen waaronder ontwikkelingsbeleid, bestuur, ecologische duurzaamheid en sociale en economische cohesie; 47. benadrukt bovendien dat de EU erop attent moet zijn India te steunen en aan te moedigen waar het gaat om de uitvoering en blijvende aanvaarding van internationale arbeidsnormen, met name door de ILO-verdragen te ratificeren en in praktijk om te zetten, alsmede, gezien de noodzaak de kinderarbeid te bestrijden, die in India ook tegenwoordig nog steeds een groot probleem vormt, de conventie inzake de minimumleeftijd voor toelating tot de arbeidsmarkt (C138); 48. is verheugd over de sluiting van het Airbus-contract ten bedrage van 1800 miljoen EUR tijdens de commerciële top EU-India van 7 september 2005, hetgeen een teken is voor de ontwikkeling van de bilaterale betrekkingen en het succes van het Europese consortium bevestigt; Ontwikkeling 49. is ernstig bezorgd over de verspreiding van aids in het land, die zich in de regio tot een epidemie zou kunnen ontwikkelen, tenzij dit vastberaden wordt tegengegaan, en verzoekt de Indiase regering te verklaren zich te engageren om dit probleem met prioriteit aan te pakken, en met andere betrokken landen informatie uit te wisselen en gemeenschappelijke strategieën te ontwikkelen; 50. begrijpt dat de onlangs door het Indiase parlement aangenomen wetten inzake intellectuele eigendomsrechten een nadelig effect op de productiecapaciteit van de Indiase farmaceutische industrie zouden kunnen hebben, die een bron van betrouwbare en betaalbare medicijnen vormt, met name voor aids, voor vele patiënten in de hele wereld; is er dan ook stellig van overtuigd dat de wet afwijkingen moet toestaan voor geneesmiddelen van publiek belang, zoals de geneesmiddelen die worden gebruikt om onder andere aids, kanker, malaria, tuberculose en hepatitis te bestrijden; is van mening dat de toegang tot betrouwbare en betaalbare medicijnen, met name voor aids, van cruciaal belang is; roept de Indiase overheid op om te waarborgen dat internationale normen inzake het welzijn van dieren worden nageleefd bij het gebruik van levende dieren voor wetenschappelijke experimenten en dat zulke experimenten tot een minimum worden beperkt en daarvoor alternatieven worden gevonden; 51. wijst erop dat de helft van de patiënten in arme landen die antivirale medicijnen innemen, in India geproduceerde geneesmiddelen gebruiken; verzoekt de EU om India te steunen om zijn wetten inzake intellectueel eigendom dusdanig in te voeren dat belemmeringen van de productie, marketing en uitvoer van onontbeerlijke medicijnen kunnen worden vermeden en zodoende een omgeving te scheppen waarin ook in de toekomst investeringen door de Indiase producenten van generieke geneesmiddelen in de vervaardiging van onontbeerlijke medicijnen voor de ontwikkelingslanden aangemoedigd en bevorderd worden; 52. herinnert eraan dat de WHO zulke afwijkingen toestaat en dat de Verklaring van Doha over TRIPS nog steeds van kracht is en stipuleert dat "de overeenkomst kan en moet worden geïnterpreteerd en uitgevoerd op een manier die de rechten van WHO-leden om de volksgezondheid te beschermen, en in het bijzonder de toegang tot geneesmiddelen voor iedereen, ondersteunt"; 53. moedigt de Commissie en India aan om, op basis van permanente en continue contacten, samen te werken om de Doha-ontwikkelingsagenda (DDA) voort te zetten teneinde tot een definitieve en geslaagde conclusie te komen, waar alle betrokken partijen baat bij hebben; 54. is met het oog hierop van mening dat het de onderhandelaars van India en de EU mogelijk zou moeten zijn om directe en permanente contacten op te bouwen teneinde bilaterale en multilaterale kwesties aan de orde te stellen, wat ertoe zal bijdragen evenwichtige en voor beiden kanten voordelige vooruitgang te boeken wat betreft de belangrijkste punten van de ontwikkelingsagenda van Doha; 55. verzoekt de EU en India zo snel mogelijk de mogelijkheden voor een gezamenlijke actie in coöperatieve ontwikkelingsprojecten in derde landen te bestuderen en de nodige stappen te ondernemen om deze ten uitvoer te leggen, zodra de haalbaarheid ervan is bevestigd; 56. verwelkomt het feit dat de beide partijen zijn overeengekomen de eerste bijeenkomst van het Milieuforum EU-India in oktober/november 2005 te zullen houden en verzoekt de Commissie om speciale aandacht te besteden aan de gebieden die voor India prioriteit hebben, zoals hernieuwbare energiebronnen, schone technologie en afvalverwerking, en alle mogelijke ondersteuning te verlenen; 57. verzoekt de regering van India om vastberaden en doeltreffend op te treden tegen het fenomeen van dumping in zijn handel met de EU; Milieu en landbouw 58. wijst erop dat de toenemende vernietiging van het milieu in India een steeds groter probleem vormt, met name voor de arme bevolking, voor wat betreft watervervuiling, onvruchtbaar worden van land, luchtvervuiling, klimaatverandering en verlies van biodiversiteit; onderstreept dat het bijzonder dringend is de samenwerking tussen de EU en India op dit gebied te stimuleren; 59. dringt er bij India, dat het protocol van Kyoto heeft ondertekend, maar een tijdelijke vrijstelling van bepaalde engagementen geniet, op aan meer gevoeligheid aan de dag te leggen met betrekking tot de kwestie van de opwarming van de aarde, en op het gebied van ontwikkeling in zijn behoeften te voorzien en zijn doelstellingen te verwezenlijken op een redelijke manier die verenigbaar is met duurzame ontwikkeling; 60. is bezorgd over de verontrustende daling van het aantal tijgers dat in de grote natuurreservaten te vinden is, en verzoekt de Indiase autoriteiten om hun inspanningen ter bestrijding van corruptie en incompetentie, die voor deze achteruitgang verantwoordelijk zijn, te versterken; 61. is van oordeel dat de toezichts- en controlemaatregelen ter bescherming van deze diersoort geïntensiveerd dienen te worden, met name in de deelstaten Rajasthan, Madhya Pradesh en Bihar; dringt er met het oog hierop op aan, het onlangs opgerichte National Wildlife Crime Prevention Bureau (nationale bureau ter voorkoming van jachtmisdrijven) de nodige middelen te geven en in staat te stellen zijn werk doeltreffend te doen; 62. verzoekt de Commissie om zich over dit vraagstuk te buigen en de nodige samenwerking te waarborgen, aangezien tijgers niet alleen waardevol zijn voor India's ecosysteem en belangrijk voor de toeristische sector van het land, maar ook als een deel van het erfgoed van de mensheid kunnen worden beschouwd; 63. roept de lidstaten die potentieel in staat zijn samen te werken op het gebied van kernenergie voor civiele doeleinden, op de nodige aandacht te schenken aan de enorme en toenemende energievereisten van India en een beslissing te nemen over de mogelijkheid om de samenwerking met India op dit gebied op te voeren; dringt er bij de Commissie, de lidstaten en India op aan om de samenwerking op het gebied van hernieuwbare energie te intensiveren; 64. is bezorgd over de ernstige landbouwcrisis die volgens verschillende deskundigen binnen vijf jaar ernstige gevolgen zou kunnen hebben vanwege de waterschaarste in verschillende delen van het land, en roept de Raad en de Commissie op om nauwlettend aandacht te besteden aan deze kwestie; 65. stelt vast dat twintig jaar nadat giftige gassen uit de bestrijdingsmiddelenfabriek van de Union Carbide Corporation in Bhopal, Madhya Pradesh, ontsnapten, waardoor meer dan 22000 mensen de dood vonden en tienduizenden anderen chronische en slopende ziekten kregen, het betreffende terrein nog steeds niet gereinigd is en giftig afval het milieu en het grondwater nog steeds vervuilt; roept de Indiase autoriteiten en Dow Chemicals op om het terrein en de vervuilde omgeving onmiddellijk te reinigen, de slachtoffers schadeloos te stellen en de verantwoordelijken strafrechtelijk te vervolgen; 66. verzoekt de EU het strategisch partnerschap dusdanig toe te passen dat ter plekke een duidelijk verschil te bespeuren valt en dat mensen aangemoedigd worden om over de hele wereld partnerschappen aan te gaan teneinde hun werkomstandigheden en levenskwaliteit te verbeteren en ideeën en beste praktijken op allerlei gebieden uit te wisselen, vooral in de industrie en de landbouw; 67. meent dat verdere steun moet worden gegeven aan synergieën op terrein van wetenschap en technologie, aangezien een van de hoofddoelen bestaat uit de stimulering van de dialoog — op alle niveaus —, met nadruk op onderwerpen van gemeenschappelijk belang, zoals informatietechnologie, ruimtetechnologie, biotechnologie, elektronische handel, textielindustrie; wijst op het belang van uitbreiding van de middelen voor universitaire uitwisselingen en contacten; Mensenrechten 68. is van mening dat een echt partnerschap gekenmerkt wordt door een open en eerlijke dialoog over alle kwesties van wederzijds belang, en is derhalve ingenomen met het feit dat het strategische partnerschap uitbreiding en institutionalisering van de mensenrechtendialoog behelst; 69. is verheugd over de beslissing van het Indiase hooggerechtshof, dat meer dan tweeduizend door de politie afgewezen klachten en circa tweehonderd met vrijspraak afgesloten zaken die in verband staan met de massamoord op tweeduizend moslims in 2002 in de staat Gujarat; feliciteert de Indiase nationale mensenrechtencommissie met haar onafhankelijke en strenge werk betreffende deze en andere kwesties, zoals de discriminatie op grond van kasten en de discriminatie van onder andere Dalits en Adivasis, en is van mening dat de gerechtelijke en politieke instanties voldoende tijd moeten krijgen om hun werk af te maken zonder tussenkomst van buitenaf, wat uiteindelijk contraproductief zou kunnen zijn; en roept ertoe op om op dit gebied met mensenrechtenorganisaties samen te werken; 70. is verheugd over het rapport van de commissie-Nanavati en het regeringsrapport over de genomen maatregelen naar aanleiding van het geweld tegen Sikhs in 1984, en verzoekt de regering van India haar beloften om de daders prompt en met ernstige inzet terecht te doen staan, gestand te doen; 71. dringt er, gezien de discriminatie van en het geweld tegen vrouwen, bij de regering op aan om haar specifieke maatregelen voort te zetten die ten doel hebben huiselijk geweld uit te bannen en hulp te bieden aan de slachtoffers; roept er tevens toe op de inspanningen voort te zetten om het onderwijs aan van meisjes te bevorderen en aldus te voldoen aan de millenniumdoelstellingen 2 en 3; 72. erkent dat India op zijn grondgebied sinds eeuwen een multi-etnische, multireligieuze, multiculturele en veeltalige samenleving heeft weten te handhaven en daarmee een voorbeeld voor het Westen en voor Europa vormt, en roept de Indiase regering op om opkomende interetnische, interreligieuze en interculturele spanningen tussen verschillende gemeenschappen te beteugelen, die de seculiere traditie van tolerantie en coëxistentie anders in gevaar zouden brengen; 73. is zich bewust van de wil waarvan de nieuwe regering blijk geeft om te moderniseren, en dringt erop aan de hervorming van het uiterst trage en verouderde rechtswezen resoluut verder te zetten; stelt vast dat bij gelegenheid de trage werking van het rechtswezen of bepaalde gevallen van wangedrag of nalatigheid door de politie, met name wat betreft bepaalde verkrachtingszaken, tot frustratie onder de bevolking leiden en deze ertoe kunnen aanzetten het recht in eigen hand te nemen; verwelkomt niettemin het feit dat dit een publiek debat op gang heeft gebracht over deze kwesties in het bijzonder en over de situatie van het rechtswezen in het algemeen; 74. roept de regering in New Delhi op om de toepassing van de doodstraf in haar rechtswezen af te schaffen; 75. vestigt de aandacht op het feit dat India één van de weinige democratische landen is dat het in 1987 van kracht gegane Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering niet heeft bekrachtigd, en merkt op dat bovengenoemde bekrachtiging een cruciale voorwaarde is voor de versterking van de betrekkingen tussen de EU en India; roept India op om ook de Verdragen met betrekking tot de afschaffing van kinderarbeid en het Verdrag betreffende de bevordering van collectieve onderhandelingen te ratificeren; 76. benadrukt dat de EU India moet aansporen de aanbevelingen van het Comité van de Verenigde Naties voor de uitbanning van rassendiscriminatie volledig na te leven; 77. dringt er bij India op aan zich bij het Internationaal Strafhof aan te sluiten; 78. verzoekt de Raad en de Commissie met India een dialoog aan te gaan over de ratificering van het statuut van Rome van het Internationale Strafhof, de afschaffing van de doodstraf, de ratificering van met name de verdragen tegen folter en kinderarbeid alsmede de protocollen bij het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen; Internationale situatie 79. merkt op dat de geplande strategische associatie tussen Washington en New Delhi voorziet in de verkoop van Amerikaanse vliegtuigen en in de uitwisseling van nucleaire technologie voor de ruimtevaart en civiele doeleinden; 80. erkent dat India een belangrijke rol heeft gespeeld op het gebied van conflictpreventie en vredeshandhaving, bijvoorbeeld in Afghanistan; neemt nota van de reactie van India op de recente koninklijke staatsgreep in Nepal en de nasleep daarvan; roept India op om, als grootste lid van de SAARC, de regionale samenwerking in het kader van de SAARC verder te ontwikkelen; 81. merkt op dat de EU de regionale samenwerking in Zuid-Azië moet aanmoedigen en ook naar een strategische toenadering moet werken teneinde de betrekkingen van de EU met de SAARC te intensiveren; 82. neemt nota van een herstel van de betrekkingen tussen Iran, Pakistan en India op grond waarvan wordt overwogen een gaspijpleiding van Iran naar India aan te leggen die over Pakistaans grondgebied loopt; is van oordeel dat ondersteuning dient te worden verleend aan dit soort projecten die geheel op vrede gericht zijn, ten goede komen aan de volkeren in de regio en een netwerk van wederzijdse belangen creëren dat de kansen op onderlinge conflicten doet slinken en de stabiliteit van de regio bevordert; 83. verwelkomt de tekenen van vooruitgang in de bilaterale gesprekken tussen India en Pakistan over Kasjmir en andere wederzijdse blijken van soepelheid, zoals de onlangs in gebruik genomen buslijn tussen de twee delen van het grondgebied, het Indiase en het Pakistaanse, en het bezoek van de Indiase minister van Buitenlandse Zaken aan Pakistan en van de president van Pakistan aan India; 84. veroordeelt de terroristische aanslagen die op de dag van de inhuldiging op 7 april 2005 tegen de buslijn werden gepleegd; 85. juicht de door India's premier afgelegde, en door de Pakistaanse president Musharraf ondersteunde, verklaring toe dat de Siachen-gletsjer in Kashmir als een "vredesberg" dient te worden beschouwd en als een nieuw symbool op weg naar een volledige verzoening tussen India en Pakistan inzake Kashmir, en roept de EU op deze positieve stap te steunen om zo snel mogelijk een definitief akkoord tussen de partijen te bereiken, dat ook de herschikking en terugtrekking van de in het gebied gestationeerde strijdkrachten behelst; 86. roept de Raad en de Commissie op India en zijn bevoegde veiligheidsdiensten en rechtshandhavingsautoriteiten te steunen in hun verzoek om een bevoorrechte partner van Europol te worden teneinde het internationale terrorisme en de georganiseerde criminaliteit doeltreffender te kunnen bestrijden; 87. dringt er bij India, evenals bij Pakistan en Israël, op aan om tot het Verdrag inzake de niet-proliferatie van nucleaire wapens toe te treden, dat een onmisbaar multilateraal instrument ter handhaving en consolidering van internationale vrede, veiligheid en stabiliteit vormt en een wettelijk kader biedt ter voorkoming van de verdere verspreiding van kernwapens; 88. dringt er bij de regering van India op aan om toe te treden tot het Verdrag inzake het verbod op het gebruik, de opslag, de productie en de overdracht van antipersoonsmijnen en inzake de vernietiging ervan (Ottowa-verdrag); 89. geeft uiting aan zijn diepe droefheid over de slachtoffers en het verlies van eigendommen als gevolg van de tsunami in december 2004 en feliciteert de Indiase regering met de solidariteit waarvan zij blijk heeft gegeven door haar snelle reactie op de ramp, en in het bijzonder de Indiase zeemacht die de volgende dag reeds verscheidene eenheden naar de getroffen gebieden stuurde; roept de Commissie op te waarborgen dat India wordt opgenomen in haar programma voor wederopbouw na de tsunami; 90. dringt er bij zijn Conferentie van voorzitters op aan tijdens de tweede helft van de zittingsperiode te overwegen een specifieke interparlementaire delegatie Europees Parlement-India te creëren om nauwere banden aan te knopen tussen de parlementen van de twee grootste democratieën ter wereld; * * * 91. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten van de Europese Unie, de regering en het parlement van India, alsook aan de regeringen en parlementen van de lidstaten van de SAARC. [1] PB C 174 E van 14.7.2005, blz. 179. --------------------------------------------------