Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52005AR0251

    Advies van het Comité van de Regio's over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement Culturele Hoofdstad van Europa in de periode 2007-2019

    PB C 115 van 16.5.2006, p. 56–60 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    16.5.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 115/56


    Advies van het Comité van de Regio's over het Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa in de periode 2007-2019”

    (2006/C 115/12)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    GEZIEN het voorstel van de Europese Commissie voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement „Culturele Hoofdstad van Europa” in de periode 2007-2019 (COM(2005 209 final — 2005/102 (COD));

    GEZIEN het besluit van de Europese Commissie van 30 mei 2005 om het Comité, overeenkomstig art. 265 (1) van het EG-Verdrag, hierover te raadplegen;

    GEZIEN het besluit van zijn voorzitter van 25 juli 2005 om de commissie „Cultuur en opleiding” te belasten met het opstellen van een desbetreffend advies;

    GEZIEN zijn advies over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair initiatief ten behoeve van het evenement Cultuurstad van Europa” (CDR 448/97 fin.) (1);

    GEZIEN zijn advies over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Besluit 1419/1999/EG tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement” Culturele Hoofdstad van Europa „voor het tijdvak 2005 tot 2019” (CDR 393/2003 fin.) (2);

    GEZIEN zijn advies over „Cultuur en culturele verschillen en hun betekenis voor de toekomst van Europa” (CDR 447/97 fin.) (3), en

    GEZIEN het advies van de commissie „Cultuur en opleiding”, dat is goedgekeurd op 22 september 2005 (CdR 251/2005 rev. 1) — rapporteur: de heer Murray, lid van de graafschapsraad van Meath en van de regioraad „Mid East” — IE-EA),

    heeft tijdens zijn 62e zitting van 16 en 17 november 2005 (vergadering van 17 november) het volgende advies goedgekeurd:

    1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

    Over de Culturele Hoofdstad van Europa

    1.1

    Het initiatief „Culturele Hoofdstad van Europa” (European Capital of Culture — ECOC) is een doeltreffend instrument om de Europese cultuur en de lokale culturen onder de aandacht te brengen, te ondersteunen, te verrijken en te ondergaan. Het is een goede zaak dat aanwijzing tot ECOC zeer positieve gevolgen voor de steden in kwestie met zich mee brengt, niet alleen op cultureel gebied, maar ook dankzij de economische en werkgelegenheidskansen die daardoor in de sectoren toerisme, recreatie en sport worden geschapen, en dankzij de belangrijke katalyserende rol die dit initiatief speelt bij het streven om steden nieuw leven in te blazen.

    1.2

    De ECOC zou een nog belangrijker rol kunnen spelen als het evenement zou worden geïntegreerd in de langetermijnstrategie voor culturele ontwikkeling van de betrokken steden. Het evenement zou moeten bijdragen tot een meer duurzame benadering van culturele ontwikkeling. Het Comité constateert met genoegen dat er in de ECOC steeds meer rekening wordt gehouden met de regionale dimensie, wat betekent dat de omliggende regio door de steden wordt betrokken bij de ontwikkeling en uitvoering van de culturele programma's.

    1.3

    Er is te weinig aandacht geweest voor de grote waarde en mogelijkheden van de ECOC, wat vooral te wijten is aan een ontoereikende financiering door de EU, aan onvoldoende aandacht voor de ontwikkeling van de Europese dimensie van de ECOC en verbetering van de zichtbaarheid van de steden en aan het feit dat de steden geen steun hebben gekregen bij het voorbereiden en uitvoeren van hun culturele programma's.

    1.4

    De Europese Unie heeft in de voorbije jaren nagelaten het ECOC-initiatief te gebruiken voor het bevorderen van de Europese integratie en identiteit. Dit is een gemiste kans, gezien de vele publiciteit rond het evenement en de brede bekendheid die het geniet. Naar de mening van het Comité zou de ECOC ertoe kunnen bijdragen dat de burgers zich meer gaan identificeren met de Europese Unie.

    Over de voorgestelde procedures voor selectie en toezicht

    1.5

    Het valt toe te juichen dat de Commissie is gekomen met een voorstel om de procedure voor het selecteren van de ECOC te veranderen en toezicht te houden op de culturele programma's zoals die door de aangewezen steden worden voorbereid.

    1.6

    Met haar voorstel probeert de Commissie oplossingen te vinden voor een groot aantal tekortkomingen in de huidige selectieprocedure. De voorgestelde aanpak getuigt van een goed gevoel voor evenwicht tussen verschillende behoeften: introductie van echte competitie tussen de steden; versterking van de rol van de jury; meer nadruk op de Europese dimensie van de ECOC, en erkenning van de inbreng van de lidstaten en de rol van de Raad in het proces van voordracht en aanwijzing van de steden.

    1.7

    De volgende onderdelen van de voorgestelde procedures voor selectie en toezicht zijn stappen in de goede richting:

    vroegtijdige aanwijzing van de ECOC en verlenging van de voorbereidingstijd die de steden krijgen om hun culturele programma's op te stellen;

    meer duidelijkheid voor de steden door het onder de noemers „Europese dimensie” en „stad en burgers” samenvatten van de criteria voor de culturele programma's en door in beide gevallen concrete doelstellingen te formuleren;

    meer transparantie in het selectieproces en nadruk op de Europese toegevoegde waarde in dit proces;

    introductie van een competitie-element als stimulans en aansporing voor de aangewezen steden, waardoor hun culturele programma's op een kwalitatief en artistiek hoger niveau worden gebracht, en

    regelmatig contact tussen de aangewezen steden en het monitoringpanel, bedoeld om na te gaan welke vooruitgang er is geboekt, om de voorbereidingen te begeleiden en om eventuele problemen in een zo vroeg mogelijk stadium van de voorbereiding aan te pakken.

    1.8

    De Europese Commissie zou ten volle rekening moeten houden met de cruciale rol die steden gaan spelen tijdens het proces van selectie en toezicht. Wat dit betreft, laat het voorstel in zijn huidige vorm aan de ene kant te veel vragen open en biedt het aan de andere kant te weinig ruimte voor de steden, waardoor gegadigden voor de ECOC niet goed weten waar ze aan toe zijn.

    1.9

    Voorts zijn vraagtekens te zetten bij de volgende punten:

    de eventuele administratieve belasting voor de aangewezen steden, die tussentijdse, monitoring- en evaluatierapporten moeten overleggen; deze kan onevenredig groot zijn in relatie tot de zeer bescheiden financiële bijdrage die de EU levert aan het totale budget waarover steden beschikken voor het organiseren van de ECOC; vooral kleinere steden die Culturele Hoofdstad van Europa willen worden, raken daardoor in de problemen;

    de mogelijkheden die het monitoringpanel o.g.v. vroegere ervaringen heeft om de steden met eigen expertise bij te staan inzake de voorbereiding van hun programma's en praktische raad te geven bij het uitvoeren van ECOC-activiteiten, en

    het gevaar van vertraging dat ook bij de nieuwe aanwijzingsprocedure nog blijft bestaan, waarbij vooral wordt gedacht aan de periode tussen de voordracht van een stad door de lidstaat en de definitieve aanwijzing door de Raad.

    1.10

    Met name de volgende onderdelen van de voorgestelde procedures voor selectie en toezicht behoeven nadere toelichting:

    de definitie van „onafhankelijke deskundigen” die door de Europese instellingen worden benoemd als leden van de jury en het monitoringpanel, en de mogelijke implicaties hiervan voor de instellingen bij hun voordrachtenbeleid, en

    de procedure voor het toekennen van de prijs (zoals genoemd in art. 11) aan de aangewezen steden die voldoen aan de criteria en aanbevelingen van de jury en het monitoringpanel.

    1.11

    Op de in art. 5 voorgestelde samenstelling van de jury — dertien leden, waarvan zeven vertegenwoordigers zijn van de Europese instellingen en zes worden voorgedragen door de lidstaten in kwestie — is niets aan te merken. Wel zouden de lidstaten één afgevaardigde van de betreffende nationale vereniging van lokale en/of stedelijke overheden als lid moeten benoemen.

    1.12

    Het is goed als criterium te hanteren dat de programma's van de twee aangewezen steden raakvlakken met elkaar dienen te hebben. Het monitoringpanel speelt in dit verband een cruciale rol en zal erop moeten toezien dat er in de fase van voorbereiding van de programma's ook werkelijk sprake is van een dergelijke wisselwerking.

    1.13

    Alle lidstaten moeten t.a.v. het ECOC-initiatief op voet van gelijkheid worden behandeld, ongeacht het tijdstip van hun toetreding. Het valt te betreuren dat de Europese Commissie opnieuw heeft nagelaten in te spelen op toekomstige uitbreidingen van de EU. Het Comité verzoekt de Commissie dan ook op dit punt opheldering te verschaffen tegenover de landen die momenteel over toetreding onderhandelen.

    Over het subsidiëren en ondersteunen van de Culturele Hoofdsteden van Europa

    1.14

    Het in het programma „Cultuur 2007” vervatte voorstel om de financiële bijdrage van de EU aan alle Culturele Hoofdsteden te verdrievoudigen stemt tot voldoening, omdat hierdoor de betrokkenheid van de EU het best onder de aandacht wordt gebracht, recht wordt gedaan aan de nieuwe nadruk die in de culturele programma's van de steden op de Europese dimensie wordt gelegd, en beter tegemoet kan worden gekomen aan de verwachtingen van de aangewezen steden zelf.

    1.15

    Op de begroting voor de Culturele Hoofdstad voor Europa mag op generlei wijze worden gesnoeid, net zomin als er bezuinigingen mogen worden doorgevoerd binnen het programma „Cultuur 2007” en in het kader van de lopende onderhandelingen over de Financiële Vooruitzichten voor 2007-2013.

    1.16

    De Commissie dient zo snel mogelijk duidelijkheid te verschaffen omtrent bepaalde punten in haar voorstel: hoe stelt ze zich voor om aangewezen steden d.m.v. een „prijs” financieel te ondersteunen, en in hoeverre is een dergelijke aanpak voor deze steden gunstiger dan de huidige gang van zaken? Verder zou de Commissie voor een dergelijke vorm van ondersteuning beter een andere term dan „prijs” kunnen gebruiken, omdat dit woord associaties wekt met een beloning of eerbewijs voor het winnen van een wedstrijd, terwijl hier toch sprake is van een bedrag dat wordt uitbetaald als wordt voldaan aan bepaalde programmacriteria.

    1.17

    Het is zorgwekkend dat steden na hun aanwijzing tot Culturele Hoofdstad vaak zo lang moeten wachten op de uitkering van de subsidies door de Commissie. Pas na afloop van het jaar waarin ze aangewezen zijn, kunnen ze rekenen op een behoorlijk bedrag.

    1.18

    Andere voorstellen over alternatieve manieren waarop de Europese Commissie de aangewezen steden kan financieren en ondersteunen bij de voorbereiding en uitvoering van hun culturele programma's zouden worden toegejuicht.

    1.19

    Verder zou het aan te bevelen zijn als de Europese Commissie de steden ook nog na het jaar van aanwijzing blijft steunen, zodat de ECOC nog lange tijd kan nawerken en voor een blijvend cultureel resultaat kan zorgen. Het monitoringpanel zou er in dit verband op kunnen toezien dat de programma's van steden duurzame resultaten hebben, wat met geld van de EU gemakkelijk te verwezenlijken is.

    Over de deelname van derde landen

    1.20

    Het algemene voorstel van de Commissie om derde landen bij de ECOC te betrekken door terug te grijpen op het initiatief „Cultuurmaand”, verdient ondersteuning. Deze aanpak verdient de voorkeur boven de praktijk van aanwijzing van een extra ECOC uit een derde land. Wel zal uitsluitsel moeten worden gegeven over de wijze waarop het initiatief „Cultuurmaand” op EU-niveau gefinancierd zal worden.

    1.21

    Steden die worden aangewezen als Culturele Hoofdstad, en de (minstens twee) voor de „Cultuurmaand” aan te wijzen steden, moeten bepaalde activiteiten op elkaar afstemmen, waarbij speciale nadruk dient te liggen op grensoverschrijdende en interregionale culturele samenwerking. Deze activiteiten en de raakvlakken met het initiatief „Cultuurmaand” zouden een centrale plaats moeten innemen in de culturele programma's van de ECOC. Naar de mening van het Comité zal een dergelijke aanpak de Europese dimensie van de ECOC ten goede komen.

    1.22

    Het voorstel over de toekomstige deelname van derde landen had in verbinding met het huidige voorstel inzake de ECOC moeten worden opgesteld, zodat de aanwijzingen tot ECOC en voor de „Cultuurmaand” gelijktijdig hadden kunnen plaatsvinden.

    Over de betrokkenheid van het Comité van de Regio's

    1.23

    Het CvdR voelt zich sterk betrokken bij het ECOC-initiatief en verklaart zich bereid een actieve rol te spelen in het proces van selectie en toezicht, zoals voorgesteld door de Europese Commissie.

    1.24

    Wat de benoeming van de juryleden betreft (art. 5), moet duidelijker worden geformuleerd dat ook tijdens de aanwijzing van de Culturele Hoofdsteden een vertegenwoordiger van het CvdR in de jury zit. Het Comité zou ook graag vast willen houden aan de mogelijkheid om een persoonlijke plaatsvervanger te benoemen, zodat het een actieve rol kan blijven spelen in het geval zijn vertegenwoordiger in de jury verhinderd is de vergaderingen bij te wonen.

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    Over de procedure voor selectie en toezicht

    2.1

    De ECOC moet door de steden worden geïntegreerd in een lange-termijnstrategie inzake culturele ontwikkeling, zulks ter bevordering van een duurzamer benadering van culturele ontwikkeling en versterking van de invloed en nawerking van de ECOC in de steden.

    2.2

    Het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie worden verzocht de tijdspanne tussen de voordracht van steden door de lidstaten en de aanwijzing tot Culturele Hoofdstad door de Raad zo kort mogelijk te houden, zodat de steden zoveel mogelijk tijd overhouden voor de voorbereiding van hun programma's.

    2.3

    De lidstaten wordt verzocht als één van hun zes kandidaten voor de ECOC-jury een vertegenwoordiger van hun nationale vereniging van lokale en/of stedelijke overheden aan te wijzen.

    Over de financiële bijstand aan de Culturele Hoofdsteden van Europa

    2.4

    De Europese Commissie wordt verzocht een oplossing te zoeken ter vermindering van de administratieve lasten waarmee de aangewezen steden tijdens de periode van voorbereiding door de invoering van de nieuwe toezichtregelingen te maken krijgen.

    2.5

    De aangewezen steden zouden, ter vergemakkelijking van hun planning, ruimschoots vóór de uitvoering van hun programma op de hoogte moeten worden gesteld van het bedrag dat ze aan EU-subsidies toegekend krijgen. Het is een goede zaak dat de Commissie de „prijs” aan steden die voldoen aan de criteria, zes maanden voor het begin van het jaar waarin de aanwijzing plaatsvindt, toekent, maar ze zou meer duidelijkheid moeten verschaffen over de wijze en onder welke voorwaarden deze „prijs” wordt toegekend.

    2.6

    De Europese Commissie dient zo snel mogelijk de procedures voor de toewijzing van de fondsen te stroomlijnen en meer vaart te zetten achter de uitbetaling van de bedragen aan de Culturele Hoofdsteden.

    2.7

    De Europese Commissie zou er goed aan doen om, in het kader van het monitoringproces, de aangewezen steden de kans te geven via een nieuw op te zetten raadgevend orgaan te profiteren van de praktische ervaringen en expertise. Bij deze vorm van dienstverlening moet aandacht zijn voor en moet worden uitgegaan van de behoeften van de steden; ze zou bedoeld moeten zijn als aanvulling op de informatie die de steden reeds krijgen via de website van de Commissie. Een en ander kan op twee verschillende manieren gestalte krijgen:

    a)

    door de steden de beschikking te geven over een adressenbestand van mentoren, zoals bestuurders, en technische specialisten uit steden die eerder Culturele Hoofdstad van Europa zijn geweest;

    b)

    door het netwerk van Culturele Hoofdsteden van Europa en Cultuurmaanden nieuw leven in te blazen; via dit netwerk wordt het gemakkelijker om ervaringen uit te wisselen en pas aangewezen steden te ondersteunen

    2.8

    De Europese Commissie wordt verzocht aanvullende voorstellen te doen over andere manieren om de aangewezen steden te steunen en te helpen bij het voorbereiden en uitvoeren van hun culturele programma's. Daarbij wordt met name gedacht aan:

    a)

    het verlenen van rechtstreekse bijstand aan steden om hun marketing te verbeteren, hun promotiemateriaal breder te verspreiden en de zichtbaarheid van de ECOC te vergroten, en

    b)

    het opstellen van richtsnoeren voor de steden waarin wordt aangegeven hoe deze kunnen voldoen aan de uitgebreide eisen op het gebied van evaluatie en monitoring.

    2.9

    De Europese Commissie zou de steden na afloop van het jaar waarin ze aangewezen zijn als Culturele Hoofdstad financieel en anderszins moeten blijven steunen, teneinde te waarborgen dat de ECOC langere tijd doorwerkt en in de stad voor een blijvend cultureel resultaat zorgen.

    Over de uitbreiding van het aantal deelnemers aan het initiatief „Culturele Hoofdstad van Europa”

    2.11

    De Europese Commissie moet zo snel mogelijk duidelijkheid verschaffen over de mogelijkheden die de ECOC biedt t.a.v. toekomstige uitbreidingen van de EU.

    2.12

    Het verdient aanbeveling om twee steden uit derde landen uit te kiezen in het kader van het „Cultuurmaand-initiatief”, en wel tegelijk met de aanwijzing van steden tot ECOC, zodat er al in een vroeg stadium van de voorbereiding door deze steden kan worden samengewerkt en de Europese dimensie van de culturele programma's van de ECOC kan worden versterkt.

    Over de betrokkenheid van het Comité van de Regio's

    2.13

    De vertegenwoordiger van het Comité van de Regio's in de jury zal, zoals dat tot nu toe ook gebruikelijk is geweest, een eigen gekozen lid moeten blijven. Vanuit een oogpunt van interne coördinatie zou deze vertegenwoordiger bij voorkeur voor twee en niet voor drie jaar moeten worden benoemd.

    Aanbeveling 1

    Artikel 5(3)

    Tekst, voorgesteld door de Commissie

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Twee juryleden zullen worden benoemd door het Europees Parlement, twee door de Raad, twee door de Commissie en één door het Comité van de Regio's.

    Deze juryleden dienen onafhankelijke deskundigen te zijn zonder belangen die hieraan afbreuk doen, en met een grote ervaring en kennis van zaken op cultureel gebied, op het gebied van de culturele ontwikkeling van steden of op het gebied van de organisatie van activiteiten in het kader van de Culturele Hoofdstad van Europa.

    In het eerste jaar na het van kracht worden van dit besluit zullen er, in afwijking van het in lid 1 bepaalde, twee deskundigen voor één jaar door de Commissie worden benoemd, twee door het Europees Parlement voor twee jaar, twee door de Raad voor drie jaar en één door het Comité van de Regio's voor drie jaar.

    Twee juryleden zullen worden benoemd door het Europees Parlement, twee door de Raad, twee door de Commissie en één door het Comité van de Regio's.

    Deze juryleden dienen onafhankelijke deskundigen prominente figuren te zijn zonder belangen die hieraan afbreuk doen, en met een grote ervaring en kennis van zaken op cultureel gebied, op het gebied van de culturele ontwikkeling van steden of op het gebied van de organisatie van activiteiten in het kader van de Culturele Hoofdstad van Europa.

    In het eerste jaar na het van kracht worden van dit besluit zullen er, in afwijking van het in lid 1 bepaalde, twee deskundigen leden voor één jaar door de Commissie worden benoemd, twee door het Europees Parlement voor twee jaar, twee door de Raad voor drie jaar en één door het Comité van de Regio's voor drie twee jaar.

    2.14

    In het voorstel voor een besluit zou de rol van het Comité van de Regio's in het monitoringpanel moeten worden bevestigd. Ook zou hierin moeten worden opgenomen dat dit panel de taak krijgt er actief toe bij te dragen dat er in de fase van voorbereiding meer wisselwerking komt tussen de culturele programma's van de aangewezen steden.

    Aanbeveling 2

    Artikel 9(2)

    Tekst, voorgesteld door de Commissie

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Uiterlijk 24 maanden na het beoogde begin van het evenement zal de Commissie een bijeenkomst beleggen van de zeven deskundigen die zijn benoemd door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, alsmede de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de programma's van de steden die zijn aangewezen als Culturele Hoofdstad van Europa.

    Vanaf dat moment zullen de deskundigen een „monitoringpanel” vormen.

    Ze zullen bijeenkomen om te beoordelen hoe de voorbereidingen van het evenement verlopen, waarbij vooral zal worden gekeken naar de Europese toegevoegde waarde van de programma's.

    Uiterlijk 24 maanden na het beoogde begin van het evenement zal de Commissie een bijeenkomst beleggen van de zeven deskundigen leden die zijn benoemd door het Europees Parlement, de Raad, en de Commissie en het Comité van de Regio's, alsmede de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de programma's van de steden die zijn aangewezen als Culturele Hoofdstad van Europa.

    Vanaf dat moment zullen de deskundigen leden een „monitoringpanel” vormen.

    Ze zullen bijeenkomen om te beoordelen hoe de voorbereidingen van het evenement verlopen, waarbij vooral zal worden gekeken naar de Europese toegevoegde waarde van de programma's van de twee steden en de wisselwerking daartussen.

    Brussel, 17 november 2005.

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Peter STRAUB


    (1)  PB C 180, 11.6.1998, blz. 70.

    (2)  PB C 121, 30.4.2004, blz. 15.

    (3)  PB C 180, 11.6.1998, blz. 63.


    Top