Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AR0097

    Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de bevordering van coöperatieve vennootschappen in Europa

    PB C 318 van 22.12.2004, p. 17–19 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    22.12.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 318/17


    Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de bevordering van coöperatieve vennootschappen in Europa

    (2004/C 318/05)

    HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

    GELET OP de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de bevordering van coöperatieve vennootschappen in Europa (COM(2004) 18 def.);

    GELET OP het besluit van de Europese Commissie van 23 februari 2004 om het Comité, overeenkomstig art. 265 van het EG-Verdrag, te raadplegen over dit onderwerp;

    GELET OP het besluit van zijn voorzitter van 19 juni 2004 om de commissie „Economisch en sociaal beleid” te belasten met de desbetreffende voorbereidende werkzaamheden;

    OVERWEGENDE dat coöperaties niet weg te denken zijn uit de Europese samenleving en een belangrijke rol spelen bij het oplossen van tal van economische en sociale problemen binnen de EU,

    heeft tijdens zijn 55e zitting van 16 en 17 juni 2004 (vergadering van 16 juni) het volgende advies uitgebracht:

    1.   Standpunten van het Comité van de Regio's

    Het Comité van de Regio's

    1.1

    is ingenomen met onderhavige mededeling van de Commissie over de bevordering van coöperaties in Europa, die is bedoeld om deze vorm van ondernemen in heel Europa te stimuleren. Met haar document wil de Commissie meer bekendheid geven aan het coöperatief ondernemen en het inzicht in de wezenlijke kenmerken ervan vergroten. De doelstellingen van de EU zullen gemakkelijker te verwezenlijken zijn als algemeen bekend is hoe coöperatieve vennootschappen functioneren, als de wet- en regelgeving op dit gebied wordt gehandhaafd en verder ontwikkeld en als de positie en de rol van coöperaties worden versterkt;

    1.2

    schaart zich achter de Commissie, die gelooft in de mogelijkheden van coöperatieve vennootschappen bij het ontwikkelen van samenwerking tussen middelgrote en kleine ondernemingen, bij het verbeteren van de marktpositie van deze ondernemingen en bij het verlenen van kwalitatief hoogstaande diensten aan hun leden/cliënten, zeker op het gebied van de persoonlijke dienstverlening (gezondheidszorg, sociale bescherming, welzijnswerk e.d.). Bij het opbouwen van de kennismaatschappij kunnen ook werknemerscoöperaties (waarin werknemers zelf de eigenaars zijn) een positieve rol spelen;

    1.3

    hecht er belang aan dat de Commissie zoekt naar middelen om meer enthousiasme te kweken bij middelgrote en kleine bedrijven voor het gebruik van de coöperatieve vennootschapsvorm als middel om gemeenschappelijke transacties tot stand te brengen of groepen van ondernemingen te vormen, en dat ze deze bedrijven hiertoe meer mogelijkheden wil bieden;

    1.4

    vindt het belangrijk dat er een gestructureerde uitwisseling van informatie op touw wordt gezet, dat gezocht wordt naar goede praktijken van projecten op het gebied van coöperatieve ondernemingsvormen in het MKB, en dat hieraan bekendheid wordt gegeven;

    1.5

    is er voorstander van dat naar middelen wordt gezocht om nauwkeuriger statistische gegevens over coöperatieve vennootschappen te verkrijgen;

    1.6

    benadrukt het belang van de aanwezigheid van coöperaties in programma's op het gebied van opvoeding, onderwijs, levenslang leren en e-learning. Universiteiten en instellingen voor middelbaar onderwijs moeten worden aangemoedigd om cursussen te organiseren voor directieleden van coöperaties;

    1.7

    acht het van prioritair belang dat goede praktijken op het gebied van openbare bedrijfsondersteunende diensten worden opgespoord en verspreid;

    1.8

    vraagt speciale aandacht voor de financiering van coöperaties. Nagegaan moet worden of er een mogelijkheid bestaat te verwijzen naar het gebruik van middelen uit het Europees Investeringsfonds ten bate van coöperaties, waarbij vooral kan worden gedacht aan de middelen die worden uitgetrokken voor het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name het midden- en kleinbedrijf („Multiannual programme for Enterprise and Entrepreneurship and in particular for small and medium-sized enterprises”). Daarnaast moet ernaar worden gestreefd coöperaties volledig toegang te geven tot de communautaire programma's en tot alle informatie hierover;

    1.9

    steunt het voornemen van de Commissie om onderzoek te verrichten naar beleidsvormen, goede werkwijzen en wettelijke voorschriften inzake sociale coöperaties;

    1.10

    stelt zich op achter het plan van de Commissie om in de lidstaten overlegprocedures te starten inzake de toepassing van de verordening betreffende de Europese Coöperatieve Vennootschap en de betreffende richtlijn;

    1.11

    steunt de activiteiten van de Commissie om samen met de lidstaten een regelgevingskader voor coöperaties te ontwikkelen;

    1.12

    staat achter het streven om met het oog op nieuwe regelgeving „modelwetten” op te stellen;

    1.13

    acht het van belang dat een van de belangrijkste criteria bij het beoordelen van regels voor Europese coöperatieve vennootschappen de noodzaak van vereenvoudiging van deze regels is; overal waar dit maar enigszins mogelijk is, moet aanvaarding van gemeenschappelijke Europese regels worden voorgesteld;

    1.14

    benadrukt de belangrijke rol van coöperaties bij het tot ontwikkeling brengen van de landbouw in de nieuwe lidstaten, want deze stimuleren samenwerking bij projecten die door landbouwbedrijven worden opgezet, bij het op de markt brengen van producten en bij de ontwikkeling van de productie;

    2.   Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

    Het Comité van de Regio's

    2.1

    doet een beroep op de Commissie en de lidstaten, op korte termijn na te gaan welke mogelijkheden er zijn voor het lanceren en financieren van projecten van verschillende belangengroeperingen, bedoeld om vertegenwoordigers van de overheid en het bedrijfsleven meer inzicht te verschaffen in de mogelijkheden voor het oprichten van een onderneming of een groep kleinere ondernemingen op coöperatieve grondslag;

    2.2

    acht het van belang dat de Commissie nagaat of het mogelijk is een gestructureerde uitwisseling van gegevens en ervaringen op te zetten, en goede praktijken op het gebied van transacties door coöperaties op te sporen. Ook moet de Commissie in samenwerking met de lidstaten en de diverse belangengroeperingen onderzoeken in hoeverre er behoefte bestaat aan een benchmarking van het nationale beleid en de nationale praktijk;

    2.3

    staat achter experimenten met satellietrekeningen en andere steekproefmethoden om de nodige statistische gegevens over coöperaties in Europa te verkrijgen;

    2.4

    vindt het belangrijk dat aandacht wordt besteed aan de aanwezigheid en de rol van coöperaties in programma's op het gebied van levenslang leren, onderwijs, opvoeding, e-learning e.d., met name in internationale projecten en internationale netwerken van deskundigen die bijdragen tot de ontwikkeling van goede praktijken in innovatieve sectoren;

    2.5

    wijst erop hoe belangrijk het is dat goede gebruiken op het gebied van openbare bedrijfsondersteunende dienstverlening aan coöperaties worden opgespoord en dat deze ingang vinden in de door de overheid gebruikte stelsels voor zakelijke dienstverlening;

    2.6

    acht het van belang dat snel wordt nagegaan of het mogelijk is een speciale verwijzing naar coöperaties op te nemen in het Europese Investeringsfonds onder de middelen voor het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name kleine en middelgrote bedrijven; er moet voor worden gezorgd dat coöperaties kunnen profiteren van communautaire programma's en volledig toegang krijgen tot alle informatie hierover;

    2.7

    schaart zich achter het voornemen van de Commissie om onderzoek te verrichten naar beleidsvormen, goede werkwijzen en wettelijke voorschriften inzake sociale coöperaties, en meer in het algemeen naar het sociale belang van coöperaties en hun bijdrage tot de Europese werkgelegenheid, en om hierover verslag uit te brengen aan de Europese instellingen;

    2.8

    beveelt de Commissie aan op korte termijn in contact te treden met de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het ten uitvoer leggen van de regelgeving betreffende de Europese Coöperatieve Vennootschap. Er dient vooral te worden gesproken over terreinen waarop nationale maatregelen onontbeerlijk zijn, alsmede over het naleven van nationale wetgeving;

    2.9

    benadrukt het belang van actieve samenwerking met de autoriteiten in vooral de nieuwe lidstaten ter verbetering van het regelgevingkader voor coöperatieve vennootschappen. De Commissie zou ook moeten verlangen dat de lidstaten haar en de andere lidstaten vooraf op de hoogte stellen van veranderingen die men voornemens is aan te brengen in de regels betreffende coöperaties, zowel in de fase van voorbereiding als voorafgaande aan de goedkeuring van nieuwe wetgeving;

    2.10

    heeft er waardering voor dat de Commissie de nationale en Europese belangenorganisaties oproept met initiatieven en ontwerpen voor „modelwetten” te komen, en dat ze zich bereid verklaart mee te helpen met het opstellen ervan;

    2.11

    verzoekt de Commissie actief toe te zien op de toepassing van de regels t.a.v. de Europese Coöperatieve Vennootschap en in kaart te brengen op welke gebieden behoefte bestaat aan veranderingen; dan kunnen deze regels vijf jaar nadat ze in werking zijn getreden, eventueel worden vereenvoudigd en verbeterd;

    2.12

    vindt het belangrijk dat de Commissie ervoor zorgt dat via de communautaire initiatieven daadwerkelijk profijt wordt getrokken van de bijdrage die coöperaties en andere sociale ondernemingen leveren aan de ontwikkeling van de landbouw;

    2.13

    beklemtoont dat de Commissie en de regeringen van de lidstaten de mogelijkheden zouden moeten onderzoeken om coöperaties belastingvoordelen te bieden op grond van hun positieve regionale en sociale rol. Voorwaarde is evenwel dat daarbij terdege rekening wordt gehouden met de oorspronkelijke beginselen die aan coöperaties ten grondslag liggen, nl. democratie, solidariteit en het rechtstreeks vervullen van ondernemerstaken door de leden, die zowel werknemers als consumenten kunnen zijn.

    2.14

    vraagt aandacht voor de mogelijkheden die coöperatieve vennootschappen bieden voor het ontwikkelen van de plaatselijke economie en voor het ontstaan van nieuwe innoverende werkgelegenheidsvormen op regionaal en lokaal niveau;

    2.15

    dringt er bij de Commissie en de lidstaten op aan actief de oprichting van coöperatieve ondernemingen (met name voor de verkoop) te bevorderen bij nieuwe vormen van landbouw- en plattelandsactiviteiten, zoals organische landbouw, aquacultuur enz. Gedacht kan worden aan maatregelen op het vlak van opleiding, faciliteiten, juridisch advies en registratie van de deelnemers;

    2.16

    roept gemeenten en regio's op in hun economische beleid meer plaats in te ruimen voor coöperatieve bedrijfsvormen;

    2.17

    herinnert eraan dat coöperatieve ondernemingen nieuwe kansen bieden voor verbetering van de werkgelegenheid, de productie van diensten en het herstel van de economie in perifere en kapitaalarme regio's.

    Brussel, 16 juni 2004

    De voorzitter

    van het Comité van de Regio's

    Peter STRAUB


    Top