Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0950

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2000/819/EG betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (ΜKB) (2001-2005)” — COM(2003) 758 def. 2003/0292 (COD)

    PB C 302 van 7.12.2004, p. 8–11 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    7.12.2004   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 302/8


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Beschikking 2000/819/EG betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (ΜKB) (2001-2005)”

    COM(2003) 758 def. 2003/0292 (COD)

    (2004/C 302/02)

    Op 23 december 2003 heeft de Raad, overeenkomstig art. 95 van het EG-Verdrag, besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over voornoemd voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling „Interne markt, productie en consumptie”, die met de voorbereidende werkzaamheden belast was, heeft haar advies goedgekeurd op 9 juni 2004. Rapporteur was de heer DIMITRIADIS.

    Het Comité heeft tijdens zijn 410e zitting van 30 juni en 1 juli 2004 (vergadering van 30 juni) het volgende advies met 140 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 4 onthoudingen goedgekeurd.

    1.   Voorwoord

    1.1

    Zowel vóór als na de vaststelling van de doelstellingen op de top van Lissabon werd en wordt de ΕU geconfronteerd met de volgende vraagstukken: a) het zwakke concurrentievermogen en de ontoereikende modernisering van de Europese ondernemingen, vooral van het MKB, b) de slechte werking en bureaucratie van overheidsdiensten wat betreft de stimulering van het ondernemerschap, c) ontoereikende coördinatie tussen de organisaties die het MKB vertegenwoordigen, de overheidsdiensten en de Commissie met het oog op de bevordering van het ondernemerschap, d) gebrek aan coördinatie in de nationale MKB-beleidsvoornemens, e) geen verplichte meerjarenstrategie voor het MKB in de lidstaten, f) gebrek aan financiële ondersteuning van ondernemingen (met name ΜKB) door banken en fondsen voor risicokapitaal, g) hoge financiële kosten voor leningen in verband met de geringe omvang van MKB's en de hogere risico's en h) het ontbreken van een duurzaam beleid voor het MKB.

    1.2

    Ηoewel de EU de interne markt wat wet- en regelgeving betreft, heeft voltooid, ziet zij in dat het MKB het huidige systeem en de potentiële voordelen ervan zich nog niet eigen heeft gemaakt en de bestaande mogelijkheden niet volledig gebruikt.

    1.3

    De ΕU voert een concurrentiestrijd op mondiaal niveau en tracht zich teweer te stellen tegen de sterke economische en politieke positie van de VS (1), die op het gebied van concurrentievermogen en productiviteit bijzonder succesvol zijn, Japan, de landen in Zuidoost-Azië (2) en de opkomende economieën van China, India en Brazilië.

    1.4

    Ηet grootste sociale en economische probleem voor de EU is de werkloosheid; prioritaire doelstelling is dan ook het scheppen van arbeidsplaatsen, met name in het MKB, dat de overgrote meerderheid van de Europese ondernemingen uitmaakt.

    1.5

    De ΕU levert forse inspanningen om onderzoek en technologie te ondersteunen omdat zij beseft dat verbetering op deze gebieden de enige garantie is voor ontwikkeling en vooruitgang. De voorgestelde strategie leidt evenwel niet altijd tot de verwachte resultaten bij gebrek van flexibele mechanismen en wegens een regelgevingskader dat de bureaucratie nog versterkt, de doeltreffendheid vermindert en vertragingen veroorzaakt.

    1.6

    Om bovenstaande kwesties het hoofd te bieden, is tijdens de Raad van Amsterdam (juni 1997) en de speciale Werkgelegenheidstop (november 1997 – Luxemburg) de basis gelegd voor het Groei- en Werkgelegenheidsinitiatief en heeft de Raad bij Besluit 98/347/ΕG (3) en Beschikking 2000/819/ΕG (4) de aanzet gegeven voor georganiseerde en duurzame ondersteuning van het Europese ondernemerschap, waarbij tegelijkertijd gestreefd werd naar schepping van arbeidsplaatsen via een specifiek programma.

    2.   Inleiding

    2.1   Doelstellingen

    Het programma wil enerzijds aanzetten tot het creëren van nieuwe arbeidsplaatsen en anderzijds tot de oprichting en ontwikkeling van innoverende kleine en middelgrote ondernemingen, zoals deze omschreven zijn in Aanbeveling 96/280/ΕG van de Commissie, een en ander kan gebeuren door de investeringen van het MKB met meer financiële middelen te ondersteunen.

    2.1.1

    Het MKB verdient versterking, daar gebleken is dat het gemakkelijker nieuwe arbeidsplaaten schept omdat het goed op veranderingen op de markt kan inspelen, vlot besluiten neemt en snel nieuwe regelingen binnen de onderneming kan toepassen. Voorts is duidelijk geworden dat deze ondernemingen gewoonlijk met grote problemen te kampen hebben bij hun oprichting (ten gevolge van bureaucratische procedures en gebrek aan financiële middelen), de ondersteuning van vernieuwende projecten (aangezien er geen toegang is tot finaniering door banken en er in de nieuwe lidstaten geen banksysteem is dat dergelijke financiering biedt) en de ontwikkeling van internationale samenwerking.

    2.2   Inhoud – Reikwijdte van het programma

    Het programma omvat drie instrumenten: a) een mechanisme voor risicokapitaal (de ETF-startersfaciliteit (5)), onder auspiciën van het Europees Investeringsfonds (EIF), b) financiële bijdragen voor de oprichting van transnationale joint ventures door het MKB in de EU (Joint European Venture – JEV), beheerd door de Commissie, en c) een garantiemechanisme (de MKB-garantiefaciliteit), beheerd door het EIF.

    2.2.1

    Het begrotingskrediet voor het initiatief beliep 423,56 miljoen euro: 168 miljoen voor de ETF-startersregeling, 57 miljoen voor JEV en 198,56 miljoen voor de MKB-garantiefaciliteit. Daar van de MKB-garantiefaciliteit zeer veel gebruik werd gemaakt, werd 30,56 miljoen euro van JEV naar de MKB-garantiefaciliteit overgedragen. Aan het eind van de vastleggingsperiode, op 29 mei 2002, had het EIF het initiële krediet voor de ETF-startersregeling en de MKB-garantiefaciliteit geheel toegekend. Voor JEV is in totaal 14,5 miljoen euro aan projecten toegewezen.

    2.2.2

    Het mechanisme voor risicokapitaal (de EΤF-startersregeling) schept de voorwaarden voor investering van risicokapitaal in MKB's, met name voor de oprichting en de beginfasen van ontwikkeling en/of in innoverende MKB's, aan de hand van investeringen in gespecialiseerde fondsen voor risicokapitaal.

    2.2.2.1

    Via de Joint European Venture (JEV) steunt de EU met financiële bijdragen aan het MKB de oprichting van nieuwe transnationale joint ventures in de EU.

    2.2.2.2

    Met de MKB-garantiefaciliteit stelt de EU begrotingsmiddelen ter beschikking om de kosten van garanties en tegengaranties te dekken die het EIF verleent ter bevordering van leningen aan nieuwe MKB's in innoverende sectoren. Het nagestreefde doel wordt bereikt door uitbreiding van de faciliteiten van de garantieprogramma's die in de lidstaten bestaan en geldt voor zowel nieuwe als bestaande portefeuilles. Het instrument dekt een deel van de verliezen op leninggaranties tot een vooraf bepaald maximumbedrag; bijzondere aandacht wordt geschonken aan de financiering van immateriële activa van het MKB.

    3.   Resultaten van het programma

    3.1

    Volgens het verslag van de Commissie ontvingen in juni 2002 (6) ongeveer 206 MKB's in geavanceerde technologiesectoren (biotechnologie, biowetenschappen en IT) steun uit de ETF-startersregeling; ook wat nieuwe arbeidsplaatsen betreft, hadden deze ondernemingen uiterst positieve resultaten behaald. Met de MKB-garantiefaciliteit zijn 112 000 kleine ondernemingen ondersteund, waar de werkgelegenheid met meer dan 30 % toenam; in het kader van JEV zijn evenwel uiterst weinig voorstellen gehonoreerd (slechts 137 voorstellen zijn aanvaard).

    4.   Opmerkingen

    4.1

    Voor het verslag van de Commissie (7) is voor elk van de drie programma's uitgegaan van een zeer klein aantal ondernemingen zodat het heel waarschijnlijk is dat in de getrokken conclusies fouten van statistische, maar ook fundamentele aard geslopen zijn.

    4.2

    In de periode 1998 (beginjaar) tot 2002 (jaar van evaluatie) hebben circa 206 kleine en middelgrote ondernemingen van de ETF-startersregeling geprofiteerd. Het EESC meent dat dit een gering aantal is, vergeleken bij de resultaten van soortgelijke inspanningen in de VS, waar ondernemerschap een hoge vlucht nam en MKB's als paddestoelen uit de grond schoten dankzij vergelijkbare maatregelen, die werden ondersteund met hoog-risicokapitaal. In de bovenvermelde periode zijn in het kader van het JEV-programma slechts 31 internationale ondernemingen opgericht die 252 nieuwe banen opleverden - een resultaat dat ver bij de verwachtingen achterblijft. De resultaten van de MKB-garantiefaciliteit waren daarentegen wel positief.

    4.3

    De ramingen in het verslag betreffende de toename van de werkgelegenheid in de ondersteunde ondernemingen zijn gebaseerd op verouderde gegevens (2001 – medio 2002) en maken een bevredigende evaluatie van elk van de drie subprogramma's niet mogelijk.

    4.4

    Ηet EESC beschikt niet over definitieve, feitelijke en volledige gegevens over nieuwe arbeidsplaatsen (1998-2003). Derhalve is het uiterst moeilijk de kwestie te beoordelen, maar ook om een standpunt of conclusies te formuleren. Desalniettemin bevestigt het EESC andermaal dat het bijzonder belang hecht aan de pogingen om nieuwe banen te scheppen en roept het de Commissie op om dit onderwerp bovenaan op de agenda te laten staan, ook na aanpassing van dit programma.

    4.5

    Er moeten grote investeringsrisico's worden aangegaan om innoverende ideeën te ondersteunen die dan kunnen worden omgezet in ondernemingsplannen en in succesvolle investeringsprojecten kunnen uitmonden. Ηet verrassende welslagen van sommige van deze projecten weegt op tegen het mislukken van andere vernieuwende initiatieven die het op de markt uiteindelijk niet halen.

    4.6

    Het programma gaat geheel voorbij aan de traditionele economie. Doordat het steeds gaat om innoverende acties hebben traditionele kleine en middelgrote bedrijven geen toegang tot de financiering. Innovatie is een heel belangrijk instrument voor de modernisering van de economie en voor de versterking van het concurrentievermogen. Het volgende dient echter opgemerkt te worden: a) Europese ondernemingen lopen het gevaar hun aandeel op de interne markt definitief kwijt te raken door de import van producten uit traditionele economieën van derde landen met lage kosten, b) het niet ondersteunen van traditioneel MKB kan oligopolies doen ontstaan in de distributie- en handelssector, wat een kettingreactie kan teweegbrengen in het gehele productieproces, met per saldo een verlies van werkgelegenheid.

    4.7

    Basisvoorwaarde voor de deelname van het MKB aan onderhavige programma's is de vermindering van de bureaucratische rompslomp door de invoering van één loket voor alle procedures en de afschaffing van overbodig papierwerk door gebruik te maken van moderne technologie.

    5.   Conclusies

    5.1

    Ηet EESC stemt in met de door de Commissie voorgestelde wijzigingen in Beschikking 2000/819/EG.

    5.2

    Ηet EESC onderschrijft het standpunt van de Commissie dat de impact van de drie financiële instrumenten pas volledig kan worden ingeschat nadat er een zekere tijd verstreken is. Enerzijds meent het echter dat er reeds genoeg tijd verlopen is vanaf de lancering tot de evaluatie van het programma om conclusies te kunnen trekken die tot structurele maatregelen moeten leiden. Anderzijds kan Europa, gelet op de huidige mondialisering van de economie en de verbeten concurrentie, de kat niet uit de boom kijken daar ondernemingstendensen en -perspectieven voortdurend veranderen.

    5.3

    Het EΕSC beseft dat het internationale ondernemingsklimaat in 2001 en 2002 ongunstig was en er minder risicokapitaal in de EU beschikbaar was, alsook minder bereidheid bij de grote banken om leningen aan het MKB te verstrekken. In 2002 nam de vraag naar garanties in Europa sterk toe, aangezien de grote banken aanvullende garanties begonnen te verlangen, omdat de risico's en de beheerskosten naar hun mening waren toegenomen. Gezien deze omstandigheden meent het EESC dat deze instrumenten des te nuttiger zijn, met name de garantie- en de startersfaciliteit. Verder is het EESC voorstander van versterkte samenwerking met kleine, gespecialiseerde banken, die in de eerste plaats gericht zijn op dienstverlening aan het MKB en over flexibele communicatiemiddelen beschikken.

    5.4

    Ηet ΕESC ondersteunt de doelstellingen van de drie subprogramma's en ziet de noodzaak ervan in. Het is evenwel van mening dat de procedure die het MKB moet volgen om toegang te krijgen tot die programma's moeizaam, bureaucratisch en stroef verloopt, terwijl dit MKB vaak ook ernstige tekortkomingen op het gebied van informatie en interne organisatie vertoont.

    5.5

    Ηet EESC acht de MKB-garantiefaciliteit een bijzonder nuttig instrument en verzoekt om forse verhoging van de financiële middelen ervan. Voorts wil het dat alles in het werk wordt gesteld om de faciliteit open te stellen voor de landen waarvoor ze nog niet geldt (Griekenland, Ierland, Luxemburg).

    5.6

    Ηet ΕΕSC steunt de voorstellen tot uitbreiding van de garantiefaciliteit met het oog op de tien nieuwe lidstaten, waar duizenden kleine en middelgrote bedrijven geen toegang hebben tot bankkredieten en bijgevolg geen productieve investeringen kunnen doen, noch nieuwe arbeidsplaatsen kunnen creëeren.

    5.7

    Volgens het EESC dient het budget van het programma te worden herzien, zodat ook aan de behoeften van de nieuwe lidstaten kan worden voldaan. Het huidige budget is immers afgestemd op 15, en niet op 25 lidstaten, en de nieuwe partners hebben ongetwijfeld grotere behoeften.

    5.8

    Het EESC roept de Commissie op de nodige maatregelen te nemen ter verdere versterking van de ETF-startersfaciliteit omdat dit een onontbeerlijk instrument is voor de ontwikkeling van innoverende ondernemingen en voor ondersteuning van bedrijfsprojecten met een hoog risico, die noodzakelijk zijn voor de ontwikkeling van onderzoek en technologie. Deze faciliteit is echter ook van belang voor andere investeringsinitiatieven van het MKB, die geen verband houden met geavanceerde technologie, maar die vanuit ondernemersperspectief zeer interessant zijn en waarvoor ook financiële middelen en instrumenten beschikbaar dienen te zijn. Derhalve wordt het volgende voorgesteld:

    a)

    ondersteuning via garanties van ondernemingen, ongeacht hun rechtsvorm en ongeacht de door hen uitgeoefende activiteit,

    b)

    financiële ondersteuning van elke ondernemingsvorm uit hoofde van het ETF,

    c)

    uitbreiding van de steun aan innoverende initiatieven met hoog risico,

    d)

    noodzakelijke afstemming van de steun of het kapitaal (ΕΤF) op de activiteit van de onderneming, de uitbreiding van de werkgelegenheid en het innoverend karakter,

    e)

    het betrekken van banken bij de verspreiding van informatie en ondersteuning van financierings- en garantieprogramma's,

    f)

    onderzoeken of er onderhandeld kan worden over de rentevoet voor begunstigde ondernemingen via een centrale overeenkomst tussen de garantiefaciliteit en de banken,

    g)

    onderzoeken of nationale initiatieven ondersteund kunnen worden uit hoofde van de garantiefaciliteit.

    5.9

    Ηet EESC meent dat zowel het private als publieke kapitaal dat in de EU beschikbaar is voor OTO, ontoereikend is en niet kan voldoen aan de toegenomen behoeften van het MKB in de sector van informatica, nieuwe technologieën en biotechnologie. Ηet EESC verzoekt om een forse uitbreiding van de middelen om aan deze vraag tegemoet te komen.

    5.10

    Waar dat nodig is, dienen de in de VS bestaande, snel toepasbare en flexibele mechanismen die zo succesvol zijn, te worden bestudeerd, geëvalueerd en toegepast. Overal waar en wanneer er interesse voor investeringen is (8), dient de samenwerking te worden verdiept met gespecialiseerde fondsen voor particulier risicokapitaal. Ηet ΕΕSC roept de Commissie op om op dit terrein het voortouw te nemen.

    5.11

    Volgens het EESC moeten er meer inspanningen worden geleverd om het MKB op de hoogte brengen van het bestaan en de werkwijze van de garantiefaciliteit, en om betere manieren te vinden om het MKB gemakkelijker toegang te geven tot en beter te laten communiceren met de EIB en het EIF. Uit onderzoek kwam naar voren dat bij de meeste MKB's onbekend is dat de ΕU het MKB structureel probeert te steunen. Daarom dienen vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (kamers van koophandel en industrie, verenigingen van handelaren, organisaties van kleine en middelgrote ondernemingen, enz.) hierbij direct te worden betrokken, zodat de informatie beter wordt verspreid, de communicatie met het MKB vlotter verloopt en meer inhoud krijgt en de praktische problemen die bij de tenuitvoerlegging van het programma opduiken, sneller worden verholpen.

    5.12

    Ηet ΕΕSC meent dat de toepassing van de instrumenten van het programma binnen afzienbare tijd na de toetreding van de nieuwe lidstaten geëvalueerd moet worden omdat het, afgezien van de huidige, reeds in kaart gebrachte problemen in die landen, buiten kijf staat dat a) de daadwerkelijke situatie ongunstiger zal blijken dan beschreven, b) het MKB aldaar aanzienlijke hulp nodig zal hebben, waarvan de omvang thans nog niet kan worden vastgesteld en c) dat er een aanpassingsperiode zal zijn die ernstige gevaren voor het MKB met zich meebrengt.

    5.13

    Het EESC steunt het voorstel van de Commissie om JEV voorlopig af te schaffen, gezien de kritiek op de huidige structuur. Anderzijds wil het Comité benadrukken dat het programma's met een transnationaal karakter ook blijft steunen omdat het van mening is dat de EU te kampen heeft met een aanzienlijke achterstand op het gebied van internationale samenwerking en ondernemersinitiatieven en dat de obstakels voor ondernemingen ook geslecht moeten worden.

    5.14

    Tevens dient de mogelijkheid van de heroprichting van het JEV-mechanisme of een vergelijkbaar instrument te worden nagegaan, mits en voorzover na de uitbreiding de mogelijkheden worden geboden voor de totstandbrenging van internationale samenwerking binnen de EU en de EER. Er moet m.a.w. een beleid komen dat grensoverschrijdende samenwerking van het MKB steunt ter verwezenlijking van deze belangrijke doelstelling, zonder de bureaucratische rompslomp evenwel waaronder JEV te lijden had en die de oorzaak van de mislukking ervan was.

    5.15

    Volgens het EESC moeten er na de reeds opgedane ervaringen met het 6e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling weer kleine programma's voor het MKB worden opgezet die thans buiten het bestek van het programma vallen.

    5.16

    Ηet EESC erkent dat de tenuitvoerlegging van programma's die geringe financiële steun bieden, aanzienlijke administratieve kosten meebrengt en dat daarom de tendens bestaat om hun aantal sterk te verminderen. Het onderstreept echter dat beperking van deze programma's het MKB de mogelijkheid tot deelname ontneemt, omdat het geen toegang heeft tot programma's voor grootschalige steun. Derhalve onderschrijft het EESC het standpunt van het Europees Parlement en doet het een beroep op de Commissie om uiterst terughoudend te zijn met vermindering of afschaffing van deze programma's, waarvan gebleken is dat ze voorzien in een essentiële behoefte van het MKB. Het EESC meent dat de Commissie om die reden moet samenwerken met vertegenwoordigers van deze bedrijven.

    5.17

    Ηet EESC is van oordeel dat het tijdens de Europese Raad van Feira (19.6.2000) goedgekeurde Europese Handvest voor kleine bedrijven een zeer belangrijk initiatief is; in diverse adviezen heeft het Comité zich herhaaldelijk hierover uitgesproken. Het Comité wil er opnieuw aan herinneren dat het tijd is de aanbevelingen uit het Handvest in praktijk te brengen aan de hand van duidelijke wettelijke bepalingen.

    5.18

    Ηet EESC onderschrijft de steundoelstellingen die opgenomen zijn in bijlage 1 (beschrijving van de actiegebieden) wat betreft de garantiefaciliteit voor het MKB (par. 1, 4, a, ii) maar meent dat ze nog kunnen worden verbreed na een ernstige en diepgaande dialoog met vertegenwoordigende organisaties van het MKB (bijv. ten aanzien van kwaliteitssystemen, milieu- en kwaliteitsstudies, technische en technologische hulp, overdracht van knowhow enz.).

    5.19

    Het EESC is van oordeel dat de EU zich intensiever en resoluter dient in te zetten voor de ondersteuning van innoverende MKB's, door de programma's te ontdoen van bureaucratische rompslomp (overbodige documenten, snellere afhandeling van procedures, enz.) die negatieve gevolgen hebben en vertraging veroorzaken.

    5.20

    Het EESC is tevreden over de ontwikkeling van de programma's; het wenst dan ook dat ze steun blijven ontvangen en verbeterd worden.

    Brussel, 30 juni 2004

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Roger BRIESCH


    (1)  Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: Actieprogramma: De Europese agenda voor ondernemerschap, COM (2004) 70 def., 11.2.2004.

    (2)  Werkdocument van de Commissie, getiteld „Verslag over het Europese concurrentievermogen 2003” [SEC (2003) 1299, 12.11.2003].

    (3)  Besluit van de Raad (98/347/ΕG) betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (KΜO's) – Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief – PB L 155 van 29.5.98.

    (4)  Beschikking van de Raad 2000/819/ΕG betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005).

    (5)  ΕTF: Europese Technologiefaciliteit, gecreëerd door de Europese Investeringsbank (EIB); bedoeling is risicokapitaal te verstrekken aan MKB in de technologiesector via bestaande risicokapitaalfondsen.

    (6)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – COM(2003) 758 def. van 8.12.2003.

    (7)  Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad – COM(2003) 758 def. / 8.12.2003.

    (8)  Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de tenuitvoerlegging van het Actieplan voor risicokapitaal (APRK) COM (2002) 563, 16.10.2002.


    Top