EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004AE0326

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG” (COM(2003) 425 def. - 2003/0117 (CNS))

PB C 110 van 30.4.2004, p. 135–138 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

30.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 110/135


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG”

(COM(2003) 425 def. - 2003/0117 (CNS))

(2004/C 110/23)

Op 17 september 2003 heeft de Raad, overeenkomstig artikel 37 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het voornoemde voorstel.

De gespecialiseerde afdeling „Landbouw, plattelandsontwikkeling, milieu”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 februari 2004 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Kallio.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 25 en 26 februari 2004 gehouden 406e zitting (vergadering van 26 februari) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd:

1.   Inleiding

1.1

Het vervoer van dieren is één van de meest omstreden zaken op het vlak van dierenwelzijn en heeft de laatste jaren in de politiek en het beleid van de EU steeds meer aandacht gekregen.

a)

In december 2000 heeft de Commissie de Raad en het Europees Parlement een verslag (1) toegezonden over de ervaringen van de lidstaten sinds de tenuitvoerlegging van Richtlijn 95/29/EG.

b)

De resultaten van het verslag werden in juni 2001 door de Raad Landbouw in een speciale resolutie (2) onderschreven. In november 2001 nam ook het Europees Parlement een resolutie (3) over dit verslag aan.

c)

Op 11 maart 2002 heeft het Wetenschappelijk Comité voor de gezondheid en het welzijn van dieren een advies uitgebracht over het welzijn van dieren tijdens het vervoer. Het wetenschappelijk advies bevat met name aanbevelingen betreffende de geschiktheid van te vervoeren dieren, de opleiding van het personeel dat dieren vervoert, de omgang met dieren, de verkleining van de beladingdichtheid en de beperking van de transporttijden.

1.2

Het wegvervoer is goed voor 90 tot 99 % van de totale handel in levende dieren in de EU en speelt als dusdanig een belangrijke economische rol op het gebied van het commerciële vervoer van boerderijdieren. Vanuit dit oogpunt is het van belang voor de regionale economische ontwikkeling. Dankzij zijn flexibiliteit wordt het wegvervoer voor de meest uiteenlopende doeleinden en door een groot aantal bedrijven gebruikt. De jaarlijkse handel in levende dieren bedroeg tussen 1996 en 2000 2 miljoen ton, waarvan 80 % plaatsvond tussen de EU-lidstaten. De export naar derde landen bedroeg ongeveer 10 % van de totale jaarlijkse handel in levende dieren. Slechts 1,5 % van alle in de EU getransporteerde dieren werden over lange afstand vervoerd.

1.3

In het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren is vastgelegd dat de Gemeenschap en de lidstaten bij het formuleren en uitvoeren van het landbouw- en vervoersbeleid ten volle rekening dienen te houden met de voorwaarden die voor dierenwelzijn gelden.

2.   Essentie van het Commissievoorstel

De Commissie stelt een aantal hervormingen en speciale maatregelen voor:

a)

Beoogd wordt de regelgeving in de EU inzake voertuigen voor diertransport, opleiding van chauffeurs, inspectie en toezicht op de naleving van de voorschriften door de autoriteiten te harmoniseren. Daarnaast worden maatregelen voorgesteld om de instrumenten voor inspectie en toezicht op de naleving van de voorschriften te verbeteren.

b)

Het toepassingsgebied van de regeling zal worden uitgebreid tot transporten van levende gewervelde dieren die binnen de EU over ongeacht welke afstand voor commerciële doeleinden plaatsvinden, en tot specifieke controles van ladingen die het grondgebied van de EU binnenkomen of verlaten. De verordening is niet van toepassing op het vervoer van afzonderlijke dieren onder begeleiding van de persoon die er tijdens het vervoer verantwoordelijk voor is.

c)

Voor diertransporten in het algemeen blijft een vergunning nodig. De bedoeling is om een aparte vergunning in te voeren voor resp. korte- en langeafstandstransporten en vereisten vast te leggen waaraan chauffeurs dienen te voldoen. Daarnaast komt er een aparte certificeringprocedure voor voertuigen die worden gebruikt voor diertransport over lange afstanden.

d)

Voor chauffeurs en het personeel dat de dieren verzorgt, worden opleidingsvereisten vastgelegd.

e)

In de ontwerpverordening worden tevens nauwkeurige definities voorgesteld voor dieren die ongeschikt zijn voor vervoer en wordt het vervoer van zeer jonge dieren verboden.

f)

De technische voorschriften voor voertuigen die gebruikt worden voor diertransport worden aangescherpt en de normen voor voertuigen voor langeafstandstransporten aangepast.

g)

Er komen strengere regels voor het vervoer over zee en per spoor en een aparte certificeringprocedure voor veeschepen.

h)

Er komen nauwkeurigere voorschriften voor het laden en lossen van dieren, de behandeling van dieren tijdens het transport en de voor de dieren aanwezige voorzieningen.

i)

Voor het transport van boerderijdieren zullen maximumreistijden worden ingevoerd en er komen strengere regels voor het vervoer van paarden.

j)

Voor zowel de lange- als de korteafstandstransporten zal de beschikbare ruimte voor dieren groter worden.

k)

Journalen dienen de volgende elementen te bevatten: planning, plaats van bestemming, plaats van vertrek en onregelmatigheden tijdens het transport.

l)

De documenten die vereist zijn voor diertransport, zullen worden geharmoniseerd teneinde de handhaving van de voorschriften en de uitwisseling van informatie te vergemakkelijken.

m)

Doel van de ontwerpverordening is verder om controles en toezicht op de naleving van de voorschriften door de autoriteiten te vergemakkelijken en samenwerking tussen de betrokken autoriteiten te bevorderen.

n)

Ten slotte worden in de ontwerpverordening ook maatregelen genomen om de verspreiding van besmettelijke ziekten te voorkomen.

3.   Algemene opmerkingen

3.1

Het EESC is het in essentie eens met de door de Commissie voorgestelde aanpak en hecht er grote waarde aan dat het welzijn van dieren tijdens transporten wordt verbeterd. Morele en ethische principes m.b.t dierenwelzijn mogen hierbij in geen geval buiten beschouwing blijven. De verplichting dieren tijdens het transport goed te verzorgen, dient in overeenstemming te zijn met goede praktijken in de veehouderij, zoals gebaseerd op het meest deskundige advies terzake van ervaren dierenartsen.

3.2

De problemen die aan het licht zijn gekomen in verband met de bescherming van dieren tijdens het vervoer, hebben in de EU de nodige ophef veroorzaakt en de discussie over dierenwelzijn aangezwengeld. De publieke druk varieert echter per lidstaat. Dit neemt niet weg dat de vernieuwde regelgeving m.b.t. de bescherming van dieren tijdens het vervoer binnen de interne markt in alle lidstaten gelijkelijk van toepassing dient te zijn.

3.3

Het Comité juicht het toe dat gekozen is voor een verordening, zodat de voorschriften rechtstreeks omgezet kunnen worden in nationale wetgeving. Dit is een onderschrijving van de beleidslijn die erop gericht is om wetgeving en tenuitvoerlegging daarvan in de lidstaten van de EU te harmoniseren.

3.4

Het voorstel houdt een complete herziening in van alle wetgeving m.b.t. diertransporten en een wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EEG op basis van aanbevelingen van het Wetenschappelijk Comité en de resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen. Dit is een ingrijpende hervorming, die niet zal kunnen worden doorgevoerd zonder rekening te houden met diverse praktische en economische afwegingen en de uiteenlopende omstandigheden in de verschillende lidstaten. De toepassing van de „procedure van het Comité”, zoals beschreven in het voorstel, zal hierbij zeker van nut zijn.

3.5

Het EESC hecht er groot belang aan dat de regelgeving wordt aangepast en vernieuwd op basis van het meest recente wetenschappelijk onderzoek m.b.t. de verbetering van dierenwelzijn. Tevens dient een realistische inschatting te worden gemaakt van de economische effecten van de voorgestelde maatregelen in termen van investeringen in nieuwe uitrusting en infrastructuur en de sociaal-maatschappelijke impact die deze maatregelen kunnen hebben in met name perifere en economisch achtergestelde regio's.

3.6

Bij de beoordeling van dit voorstel mag niet worden vergeten dat dierenwelzijn een complexe optelsom is van vele factoren. Wie grenswaarden of aanbevelingen ter discussie wil stellen, dient voor ogen te houden dat dit tot oplossingen kan leiden die vanuit het oogpunt van dierenwelzijn veel schadelijker en/of economisch niet realistisch zijn. Enige vrijheid van handelen moet mogelijk zijn in speciale gevallen, mits dit gerechtvaardigd is en ondersteund wordt door de mening van een competente veearts. Op deze manier blijft er ruimte voor enige soepelheid in de toepassing van de regels, zonder dat de bescherming van dieren tijdens het vervoer op het spel wordt gezet.

3.7

Er zijn mondiale regels voor dierenvervoer nodig. Voor dieren die uit derde landen geïmporteerd worden, gelden andere regels m.b.t. vervoer. Dit vervalst de handel en verzwakt de concurrentiepositie van de EU t.o.v. derde landen, aangezien een groter dierenwelzijn gepaard gaat met hogere vervoerskosten. De regels die nu in Europees verband worden vastgelegd, dienen uiteindelijk te leiden tot regels op wereldniveau. Het Internationaal Bureau voor diergezondheid (IOE) heeft dierenwelzijn tot een van de prioriteiten in zijn programma gemaakt en aldus de weg geopend voor onderhandelingen met als inzet meer gemeenschappelijke regels dan tot nu toe.

3.8

De laatste jaren is dierenwelzijn een grotere rol gaan spelen, maar eigenlijk zou het een nog belangrijker onderdeel moeten worden van het gehele landbouw- en handelsbeleidspakket, zoals de EU ook tijdens de WTO-onderhandelingen heeft voorgesteld. Dierenwelzijn zou in de onderhandelingen over het mondiale handelsbeleid een belangrijker onderdeel moeten worden van de „green box”.

3.9

Naast economische overwegingen is ook dierenwelzijn een factor die mee dient te spelen bij het opzetten van duurzame veehouderij. Vervoer van karkassen of vleesproducten kunnen in de toekomst misschien een alternatief bieden voor de grensoverschrijdende langeafstandstransporten van levende dieren.

3.10

De Commissie besteedt in haar voorstel ook aandacht aan het voorkomen van de verspreiding van besmettelijke dierziekten. Ziekten vormen een belangrijk aspect van dierenwelzijn. De dierziekte-epidemieën van de laatste jaren en de maatregelen om daar wat aan te doen, hebben tot aanzienlijke economische schade en negatieve publiciteit geleid. Duurzame langetermijnplanning kan helpen om de verspreiding van zulke ziekten tegen te gaan en vereist met name de ontwikkeling van toekomstgerichte mechanismen waarbij systematisch rekening wordt gehouden met het risico van verspreiding van besmettelijke dierziekten via diertransporten.

3.11

Het EESC acht het positief dat bij de regulering van diertransporten ook rekening is gehouden met de wettelijk voorgeschreven arbeidstijden voor chauffeurs. Eigenlijk zouden beide aspecten, d.w.z. dierenwelzijn en arbeidstijden, gecombineerd moeten worden door bijv. een maximumreisduur voor te schrijven voor diertransporten. Wel dient er in dat geval voor gewaakt te worden dat regelgeving voor diertransporten en voor arbeidstijden door elkaar worden gehaald.

3.12

Het EESC merkt op dat in het voorstel met geen woord wordt gerept over het feit dat een veilig dierentransport ook belangrijk is vanuit het oogpunt van volksgezondheid. Dit aspect zou echter niet mogen ontbreken in de aanpak, zoals hier voorgesteld.

4.   Bijzondere opmerkingen

4.1

Hoofdstuk I, art. 1, lid 1. Er dient een nauwkeuriger definitie te worden gegeven van „vervoer voor commerciële doeleinden”, aangezien het toepassingsgebied van de verordening op basis hiervan wordt afgebakend. Het dagelijkse transport van dieren van boerderij naar boerderij dient te worden uitgesloten van de betrokken wetgeving4, terwijl langeafstandstransporten sowieso vrijwel altijd commercieel van aard zijn. Bij het uitwerken van nieuwe regels voor diertransport dient rekening te worden gehouden met de specifieke behoeften van fokvee.

4.2

Hoofdstuk I, art. 2 h). Laden en lossen kan weliswaar worden geïnterpreteerd als een onderdeel van de reisduur, aangezien ook tijdens deze stadia van het transport sprake is van een verplaatsing van de dieren, maar praktisch gezien kan de reisduur alleen gemeten worden met behulp van een tachograaf. Volgens het EESC kan de transportduur daarom uitsluitend alleen gedefinieerd worden op basis van de reistijd tussen de plaats van vertrek en de plaats van bestemming.

4.3

Hoofdstuk III, art. 16. Hoe kan de opleiding voor chauffeurs die reeds werkzaam zijn in de sector, worden geharmoniseerd? Een mogelijkheid zou zijn om een proef af te nemen bij alle chauffeurs, ongeacht waar zij hun opleiding hebben genoten.

4.4

Hoofdstuk IV, art. 28. De praktijkrichtlijnen dienen te worden geharmoniseerd in EU-verband.

4.5

Bijlage I, hoofdstuk I, geschiktheid voor vervoer, pt. 2 e). In sommige lidstaten mogen kalveren van 10 dagen oud worden vervoerd op voorwaarde dat de navel droog is. Als de minimumleeftijd waarop pasgeboren kalveren mogen worden vervoerd, wordt verhoogd tot twee weken, kunnen er in de dagelijkse boerenpraktijk problemen ontstaan. Voor biggen geldt dat zij zodra zij drie weken oud zijn, vervoerd mogen worden.Het EESC is van oordeel dat de Commissie hiermee rekening dient te houden om de impact van haar voorstel ten volle te kunnen inschatten.

4.6

Bijlage I, hoofdstuk III, Vervoermethoden, pt. 1.8 e). Het gebruik van instrumenten waarmee elektrische schokken worden toegediend, dient zoveel mogelijk te worden vermeden. In sommige gevallen kan dit echter nodig zijn vanuit een oogpunt van veiligheid, bijv. als de dieren erg groot zijn. De voorschriften terzake dienen te worden afgestemd op de aanbevelingen van de Raad van Europa, op voorwaarde dat deze in de lijn liggen van de doelstellingen van het voorstel.

4.7

Bijlage I, hoofdstuk V, transporttijden. De definities van a) „rusttijd” en b) „reistijd” dienen nauwkeuriger te worden omschreven. Wat betreft de maximumreistijd, dient men het erover eens te worden dat het vervoer van dieren naar de plaats van bestemming zonder onnodig oponthoud dient te gebeuren. De maximumreistijd van 9 uur is een compromis dat op basis van de studie van verschillende diersoorten en verschillende arbeidstijdbepalingen tot stand is gekomen Voor runderen is uit studies gebleken dat het voertuig en de manier waarop de dieren behandeld worden, van grotere invloed zijn op het welzijn van de dieren dan de reistijd op zich. (4) Een maximumreistijd van 12 à 14 uur zou een passend alternatief kunnen zijn voor langeafstandstransporten waarbij dieren rechtstreeks naar de definitieve plaats van bestemming worden gebracht.

4.7.1

Als de voorgestelde rusttijden van 12 uur gedurende welke het voertuig stilstaat, van toepassing worden, dient te worden vastgelegd hoe vaak tijdens een transport periodes van rijden mogen worden afgewisseld met rustperiodes. Om geografische redenen dienen de maximumreistijden soepel te worden toegepast. Onder extreme omstandigheden (kouder dan -30o of warmer dan +30o) kunnen rustperiodes van 12 uur in een voertuig dat stilstaat, nadelig zijn voor het dierenwelzijn, bijv. door een slechtere luchtkwaliteit of omdat de reistijd onaanvaardbaar verlengd wordt. Bij lage temperaturen zijn efficiënte verwarming en ventilatie in een voertuig dat stilstaat niet altijd mogelijk. Het automatische drinkwatersysteem kan bijv. bevriezen. De vraag is of het vanuit het oogpunt van dierenwelzijn niet beter is om dieren onder deze omstandigheden in één keer te vervoeren tijdens een transport van 12 uur in plaats van 9 uur te rijden, 12 uur te rusten en dan weer 3 uur te rijden.

4.8

Bijlage I, hoofdstuk 7, Beschikbare ruimte. Grotere minimumoppervlaktes en hogere ruimtes hebben een directe weerslag op de transportkosten. Verder onderzoek is geboden om vast te stellen wat de optimale afmetingen zijn. Als er te veel dieren worden vervoerd in verhouding tot de beschikbare ruimte, kunnen zij gaan vechten of hebben zij minder mogelijkheden zich schrap te zetten als het voertuig een onverwachte beweging maakt. Hierdoor wordt het risico op verwondingen groter en neemt de kwaliteit van geslachte dieren af. Wat de minimumvloeroppervlakte betreft moet, conform de gegevens in de tabellen 1 t/m 3, het volgende worden bepaald (bijlage I, hoofdstuk VII, punt 1.1, sub a en b): a) Oppervlakte A1 voor alle transporten van paarden, runderen, schapen, geiten en varkens.

4.9

Het gebruik van halteplaatsen dient niet volledig uitgesloten te worden. Halteplaatsen zijn een goede rustplek voor dieren tijdens lange transporten, vooropgesteld dat de nodige maatregelen zijn getroffen om de verspreiding van besmettelijke ziekten tegen te gaan.

5.   Conclusies

5.1

Het EESC is van mening dat de voorgestelde verordening zal bijdragen tot een verbetering van het welzijn van dieren tijdens transporten en gaat ervan uit dat hiermee ook beter op de naleving van de regels zal kunnen worden toegezien. Daar staan wel hogere transportkosten tegenover, die hun weerslag kunnen hebben op de gehele voedselproductieketen en de betrokken economische actoren. Alvorens tot toepassing van de nieuwe regels over te gaan, dient een zorgvuldige analyse te worden gemaakt van de kosten die met de tenuitvoerlegging van de nieuwe regelgeving gemoeid zijn, zowel voor de toeleverings- als de verwerkende bedrijven en van de mogelijke sociale gevolgen van een dergelijke hervorming.

5.2

Het EESC is van mening dat de verordening er met name voor moet zorgen dat dieren zonder onnodig oponthoud naar de plaats van bestemming worden vervoerd door geschoold personeel dat gewend is met dieren om te gaan. Het welzijn van dieren kan niet gereduceerd worden tot één aspect, maar dient beschouwd te worden als een optelsom van factoren.

5.3

Meer controle en strenger toezicht op de naleving van de regelgeving zijn wenselijk. De betrokken autoriteiten dienen de bevoegdheid te krijgen om problemen in de lidstaten op een uniforme manier aan te pakken.

5.4

Het EESC hecht er groot belang aan dat de regelgeving wordt aangepast en vernieuwd op basis van het meest recente wetenschappelijke onderzoek m.b.t. de verbetering van dierenwelzijn. Het dringt er tevens op aan dat een realistische evaluatie wordt gemaakt van de financiële implicaties van de voorgestelde maatregelen. Daar waar de voorgestelde wijzigingen tot hogere transportkosten leiden, terwijl het dierenwelzijnbevorderende effect ervan wetenschappelijk omstreden is of nog niet vaststaat, ontstaan problemen. Bestaande regels dienen in een dergelijk geval te worden aangepast en er moet aanvullende informatie worden verzameld. De regelgeving moet worden aangepast als er voldoende overtuigend wetenschappelijk bewijs voorhanden is.

5.5

De tenuitvoerlegging van de regels kan bemoeilijkt worden door verschillen van geografische en klimatologische aard. Van belang is dus dat rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden in een regio. De voorgestelde wijzigingen kunnen immers in bepaalde regio's zeer nadelig uitwerken op het concurrentievermogen van de rundveehouderij vanwege de hogere transportkosten. Het kan zelfs zover komen dat de hele productie stil komt te liggen, waardoor het risico op verwoestijning in deze regio's nog groter wordt. De regelgeving moet voldoende flexibel zijn om ervoor te zorgen dat veeteelt mogelijk blijft in gebieden waar deze sector slecht vertegenwoordigd is, en dat dieren daar naar de veemarkt vervoerd kunnen worden.

5.6

Er dienen zo snel mogelijk onderhandelingen te worden gestart om in mondiaal verband concrete afspraken te maken over internationale transportnormen.

Brussel, 26 februari 2004

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Roger BRIESCH


(1)  COM (2000) 809 def. goedgekeurd op 6 december 2000.

(2)  Resolutie van de Raad van 19 juni 2001 over de bescherming van dieren tijdens het vervoer (PB C 273, 28.9.2001, p. 1)

(3)  Resolutie van het Europees Parlement van 13 november 2001 over het verslag van de Commissie over de ervaringen van de lidstaten sinds de tenuitvoerlegging van Richtlijn 95/29/EG van de Raad tot wijziging van Richtlijn 91/628/EEG inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer COM(2000) 809 def. - C5-0189/2001-2001/2085 (COS)) – A5-0347/2001.

(4)  Datzelfde zou dienen te gelden voor het drijven van vee in bepaalde seizoenen (naar en van de bergweide).


Top