Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0541

    Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg (door de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag)

    /* COM/2002/0541 def. - COD 2000/0033 */

    PB C 20E van 28.1.2003, p. 263–273 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52002PC0541

    Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg (door de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag) /* COM/2002/0541 def. - COD 2000/0033 */

    Publicatieblad Nr. 020 E van 28/01/2003 blz. 0263 - 0273


    Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg (door de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 250, lid 2, van het EG-Verdrag)

    TOELICHTING

    A. Beginselen

    1. In februari 2001 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg (COM(2001) 56 def. - 2001/0033 (COD)) voor goedkeuring via de medebeslissingsprocedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

    2. Op 17 januari 2002 heeft het Europees Parlement in eerste lezing een reeks amendementen aangenomen. De Commissie heeft dan over elk amendement advies uitgebracht met aanduiding van de amendementen die zij als zodanig kon aanvaarden, die in beginsel en/of in een gewijzigde vorm konden worden aanvaard, die ten dele konden worden aanvaard en die niet konden worden aanvaard.

    3. Op basis daarvan heeft de Commissie dit gewijzigde voorstel opgesteld.

    4. De Commissie heeft drie soorten wijzigingen aangebracht, die door de hieronder uiteengezette redenen worden gerechtvaardigd.

    Ten eerste is een aantal nieuwe bepalingen uit de eerste lezing van het Europees Parlement ongewijzigd overgenomen. Deze wijzigingen verbeteren technische definities of verhelderen de tekst en preciseren bepaalde punten in het voorstel.

    Ten tweede heeft de Commissie bepaalde amendementen in beginsel aanvaard, weliswaar in een enigszins gewijzigde vorm, met name om de samenhang met andere delen van het voorstel te verbeteren of bepaalde voorwaarden, grenzen of beperkingen duidelijker te omschrijven.

    Ten derde heeft de Commissie delen van amendementen uit de eerste lezing overgenomen waar en wanneer deze delen werden geacht met het doel van het voorstel te stroken en toegevoegde waarde opleverden, terwijl dat niet het geval was voor het amendement in zijn geheel.

    B. Commentaar op de aanvaarde amendementen

    Artikelen

    Artikel 1

    Amendement 1 voegt chauffeurs uit derde landen toe en vormt een duidelijkere formulering van de gecombineerde artikelen 1 en 2.

    Artikel 3

    Amendement 3 is ten dele overgenomen om de beperking tot een traject binnen een straal van 50 km te schrappen, omdat zulks inderdaad moeilijk te controleren valt.

    Artikel 4

    Dit artikel is herschreven in het licht van amendement 4. Het is nuttig erin te voorzien dat een chauffeur die een beroepsopleiding volgt, reeds een voertuig mag besturen voordat hij een getuigschrift van vakbekwaamheid heeft ontvangen. Deze vrijstelling moet beperkt zijn in de ruimte (grondgebied van de betrokken lidstaat) en in de tijd (opleiding met een minimumduur van 6 maanden en een maximumduur van 3 jaar).

    Artikel 6, lid 3

    Amendement 6 a) is een nuttige verduidelijking. De vrijheid om de opleidingen voor het rijbewijs en de in deze richtlijn bedoelde opleidingen te groeperen maakt een meer op de plaatselijke en/of individuele behoeften afgestemde organisatie mogelijk. Amendement 6 b) is naar de geest aanvaard, maar zodanig herschreven dat overlappingen tussen de opleidingen voor het rijbewijs en de in dit voorstel bedoelde opleidingen worden uitgesloten.

    Artikel 6, lid 5

    Amendement 7 voorziet in een lacune van het oorspronkelijke voorstel en is in overeenstemming met de structuur en de doelstellingen van dit artikel.

    Artikel 7, leden 1 en 2

    Amendementen 8 en 9 preciseren dat men daadwerkelijk voor het bedoelde examen moet zijn geslaagd. Dat is een nuttige precisering die in de lijn van het voorstel van de Commissie ligt.

    Artikel 8, lid 2 (nieuw)

    Amendement 11 laat een grotere flexibiliteit in de organisatie van de bijscholing toe, met behoud van een minimumduur van zeven uren per opleidingseenheid, en maakt het dus mogelijk te voorkomen dat al te korte opleidingen met een beperkte pedagogische impact worden georganiseerd.

    Artikel 8, lid 3

    Amendement 12 is een nuttige precisering in de zin van het voorstel van de Commissie.

    Artikel 9, lid 2 (nieuw)

    Amendement 14 preciseert de plaats van de opleiding voor chauffeurs uit derde landen die geen gewone verblijfplaats in een lidstaat hebben. Dit amendement is het directe gevolg van amendement 1 waarbij het toepassingsgebied van dit voorstel van de Commissie werd uitgebreid.

    Artikel 9, lid 3

    Amendement 15 voorziet in een lacune van het oorspronkelijke voorstel en is in overeenstemming met de doelstellingen van dit voorstel.

    Artikel 13 (nieuw)

    Amendement 43 voorziet in een evaluatie drie jaar na de inwerkingtreding van deze door de Commissie voorgestelde richtlijn. De Commissie kan een dergelijke evaluatie in beginsel aanvaarden, omdat het amendement geen clausules bevat die het initiatiefrecht van de Commissie aantasten. Het lijkt inderdaad nuttig de tenuitvoerlegging van deze richtlijn te evalueren, teneinde na te gaan of het communautaire harmonisatieniveau het mogelijk heeft gemaakt de door de Commissie beoogde doelstellingen te bereiken. Het amendement is anders geformuleerd, voor deze evaluatie is met name een latere datum vastgesteld.

    Bijlage

    Bijlage, deel 1

    Deel 1, opleidingsprogramma, van de bijlage bij het voorstel van de Commissie is anders geformuleerd naar het model van de amendementen 16, 17 en 18. De door het Europees Parlement voorgestelde structuur is helderder: er wordt duidelijk onderscheid gemaakt tussen goederenvervoer en reizigersvervoer en voor elk punt van dit deel zijn doel stellingen geformuleerd. Deel 1 werd eveneens aangepast in het licht van amendement 6, teneinde overlappingen met de opleiding voor het rijbewijs te voorkomen.

    Bijlage, deel 4

    De instelling van een onafhankelijke instantie die met de examens wordt belast, is gerechtvaardigd en vormt een nuttige toevoeging die in de lijn van het voorstel van de Commissie ligt.

    Bijlage, deel 5

    Amendement 24 volgt het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, met meer flexibiliteit voor de ervaring van de instructeurs. Gebleken is namelijk dat een ervaring van 5 jaar als beroepschauffeur het aantrekken van instructeurs moeilijker zou hebben gemaakt.

    2000/0033 (COD)

    Gewijzigd voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de opleiding van beroepschauffeurs voor goederen- en personenvervoer over de weg

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 71,

    Gezien het voorstel van de Commissie [1],

    [1] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [2],

    [2] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's [3],

    [3] PB C [...] van [...], blz. [...].

    Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1) Richtlijn 76/914/EEG van de Raad van 16 december 1976 betreffende het minimumniveau van de opleiding van bestuurders in het wegvervoer [4] en Verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer [5] hebben vooruitgang mogelijk gemaakt op het gebied van harmonisatie van de regels inzake de beroepsopleiding.

    [4] PB L 357 van 29.12.1976, blz. 36.

    [5] PB L 370 van 31.12.1985, blz. 1.

    (2) Er bestaan echter nog steeds verschillen tussen de wetgevingen van de lidstaten en verdere harmonisatie op dit gebied is nodig, als bijdrage tot de verwezenlijking van het Gemeenschapsbeleid inzake vrij verkeer van werknemers, vrijheid van vestiging en vrije dienstverlening en het gemeenschappelijk vervoerbeleid.

    (3) Op grond van Verordening (EEG) nr. 3820/85 is op dit ogenblik slechts een minderheid van de beroepschauffeurs verplicht om een beroepsopleiding te volgen. De meeste chauffeurs oefenen hun beroep uitsluitend op basis van een rijbewijs uit.

    (4) Een volledige basisberoepsopleiding, die is afgestemd op de eisen van het moderne wegvervoer, als voorzien in Richtlijn 76/914/EEG en Verordening (EEG) nr. 3820/85, is nog steeds de op lange termijn te bereiken referentienorm. In verband hiermee moeten de voordelen die diegenen die zo'n opleiding hebben gevolgd genieten, namelijk dat zij op jongere leeftijd op bepaalde categorieën voertuigen mogen rijden, worden uitgebreid.

    (5) Invoering van zulke hoge eisen voor alle nieuwe chauffeurs kan in het begin een arbeidsmarktverstorende werking hebben. Daarom is het wenselijk dat er een minimum basisopleiding komt, een verplichte, beperkte maar adequate en doeltreffende opleiding voor alle nieuwe chauffeurs, zonder rekening te houden met hun leeftijd of de categorie voertuig waarmee wordt gereden.

    (6) Bij de verplichte beroepsopleiding moet op methodische wijze de nadruk worden gelegd op de naleving van de veiligheidsvoorschriften tijdens het rijden en stilstaan. De ontwikkeling van defensief rijgedrag - op gevaren anticiperen, rekening houden met andere weggebruikers - in combinatie met rationeel brandstofverbruik zal zowel voor de samenleving als voor de vervoersector zelf positieve effecten hebben. De verplichte beroepsopleiding moet leiden tot een betere naleving van de regelgeving op het gebied van vervoer, verkeer en werk, zoals de regels voor de minimum rusttijden en de maximum rij- en arbeidstijden. De beroepsopleiding moet tenslotte ook aandacht besteden aan voor de beroepschauffeurs van essentieel belang zijnde begrippen als gezondheid, veiligheid, dienstverlening en logistiek. De ondernemingen en sectoren dienen bij de invoering en uitvoering van het opleidingsprogramma te worden betrokken.

    (7) Beroepschauffeurs die reeds voor de inwerkingtreding van deze richtlijn in die hoedanigheid werkten, moeten hun verworven rechten behouden. Er moet in bijscholing worden voorzien, met name om hen, evenals later de nieuwe chauffeurs, de gelegenheid te bieden hun kennis bij te werken en hun praktische toepassing van de veiligheids- en beroepsvoorschriften verder te verbeteren.

    (8) Deze richtlijn is van toepassing, onverminderd Richtlijn 91/439/EEG van de Raad betreffende het rijbewijs [6], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/56/EG van de Commissie [7], Richtlijn 94/55/EG van de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg [8], laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/61/EG van het Europees Parlement en de Raad [9], en Richtlijn 96/26/EG van de Raad inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van goederen- respectievelijk personenvervoer over de weg [10], als gewijzigd bij Richtlijn 98/76/EG van de Raad [11].

    [6] PB L 237 van 24.8.1991, blz. 1.

    [7] PB L 237 van 21.9.2000, blz. 45.

    [8] PB L 319 van 12.12.1994, blz. 7.

    [9] PB L 279 van 1.11.2000, blz. 40.

    [10] PB L 124 van 23.5.1996, blz. 1.

    [11] PB L 277 van 14.10.1998, blz. 17.

    (9) Teneinde geen afbreuk te doen aan de bevoegdheid van de sociale partners om met name in het kader van collectieve arbeidsovereenkomsten gunstiger regelingen voor de werknemers te bedingen, worden in de bijlage bij deze richtlijn minimumeisen voor de beroepsopleiding vastgelegd.

    (10) Aangezien de maatregelen die noodzakelijk zijn voor aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van de bijlage bij deze richtlijn maatregelen van algemene strekking zijn, als bedoeld in artikel 2 van Besluit 99/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [12], dienen deze maatregelen te worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure van artikel 5 van genoemd besluit.

    [12] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

    (11) De bijlagen I en Ibis van Richtlijn 91/439/EEG van de Raad moeten worden gewijzigd met het oog op de toevoeging van de bij de gevolgde verplichte opleiding behorende codes.

    (12) Richtlijn 76/914/EG moet worden ingetrokken,

    HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Toepassingsgebied

    De onderhavige richtlijn is van toepassing op de uitoefening in de EU van het beroep van chauffeur door :

    (a) onderdanen van een lidstaat,

    (b) onderdanen van een derde land in dienst van of wettelijk gebruikt door een in een lidstaat gevestigde onderneming,

    hierna "chauffeurs" genoemd, die binnen de Gemeenschap vervoer over de weg verzorgen, op openbare wegen, door middel van:

    - voertuigen waarvoor een rijbewijs van de categorie C1, C1+E, C, C+E, als vastgesteld in richtlijn 91/439/EEG, of een als gelijkwaardig erkend bewijs is vereist,

    - voertuigen waarvoor een rijbewijs van de categorie D1, D1+E, D, D+E, als vastgesteld in richtlijn 91/439/EEG, of een als gelijkwaardig erkend bewijs is vereist.

    Artikel 2

    Definities

    Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

    (a) "beroepschauffeur in het goederenvervoer over de weg", een chauffeur die tegen betaling goederenvervoer verricht;

    (b) "beroepschauffeur in het personenvervoer over de weg", een chauffeur die tegen betaling personenvervoer verricht;

    (c) "categorieën rijbewijzen C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D, DE", de in Richtlijn 91/439/EEG gedefinieerde categorieën;

    (d) "gewone verblijfplaats", een verblijfplaats als gedefinieerd in artikel 9 van Richtlijn 91/439/EEG.

    Artikel 3

    Ontheffingen

    1. Deze richtlijn is niet van toepassing op vervoer dat wordt verricht met:

    (a) voertuigen met een toegelaten maximumsnelheid van ten hoogste 30 km per uur;

    (b) voertuigen in gebruik bij of onder de controle geplaatst van de strijdkrachten, de burgerbescherming, de brandweer en de ordestrijdkrachten;

    (c) voertuigen die op de weg worden getest in verband met technische verbeteringen, reparatie of onderhoud, en nieuwe of omgebouwde voertuigen die nog niet in het verkeer zijn gebracht;

    (d) voertuigen die worden gebruikt voor niet-commercieel vervoer van goederen voor privé-doeleinden;

    (e) voertuigen die materieel of uitrusting vervoeren, die de bestuurder voor zijn werk nodig heeft, mits het rijden met het voertuig niet de voornaamste activiteit van de bestuurder is en de ontheffing geen afbreuk doet aan de doelstellingen van deze richtlijn. De lidstaten kunnen bepalen dat voor deze ontheffing een individuele vergunning nodig is.

    2. De bepalingen van deze richtlijn die dezelfde gemeenschappelijke eisen bevatten als de eisen die door Richtlijn 96/26/EG worden gesteld, gelden niet voor de aanvragers van een basisopleiding die op de dag van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds aan de eisen van Richtlijn 96/26/EG hebben voldaan.

    Artikel 4

    Plicht om opleidingen te volgen

    Een chauffeur in het goederen- of personenvervoer over de weg mag zijn beroep pas uitoefenen, nadat hij het examen in aansluiting op de basisopleiding met goed gevolg heeft afgelegd en voldoet aan de in deze richtlijn opgenomen bepalingen inzake bijscholing .

    Een lidstaat kan evenwel een bestuurder toestemming verlenen om, voordat deze voor het examen in aansluiting op de basisopleiding is geslaagd, op zijn grondgebied te rijden gedurende een termijn van ten minste zes maanden tot ten hoogste drie jaar, waarin de bestuurder een opleiding in verschillende onderdelen volgt. In het kader van een dergelijke opleiding kan het hierboven bedoelde examen in fasen worden afgelegd.

    Wanneer de opleidingen met goed gevolg zijn voltooid, volgt de afgifte van een diploma, een certificaat of een verklaring, op basis waarvan de bevoegde instanties op het rijbewijs de bij de gevolgde opleiding passende communautaire code aanbrengen.

    Artikel 5

    Verworven rechten

    Chauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg die in dienst zijn op het moment van inwerkingtreding van deze richtlijn of die gedurende drie van de vijf jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze richtlijn als chauffeur hebben gewerkt, worden vrijgesteld van de verplichting een basisopleiding te volgen, onverminderd de communautaire en nationale bepalingen met betrekking tot minimumleeftijd en categorieën rijbewijzen.

    Artikel 6

    Basisopleiding

    1. Iedereen die na de inwerkingtreding van deze richtlijn kiest voor het beroep van beroepschauffeur in het goederen- of personenvervoer over de weg moet een basisberoepsopleiding volgen als omschreven in de bijlage bij deze richtlijn.

    2. Een basisberoepsopleiding kan, afhankelijk van de minimumleeftijd en de categorieën voertuigen waarmee wordt gereden, een volledige basisopleiding of een minimum basisopleiding zijn. Deze beide basisopleidingen, die in de bijlage bij deze richtlijn omschreven staan, verschillen alleen wat betreft duur van de opleiding en uitgebreidheid van behandeling van de leerstof.

    3. De basisopleiding kan worden georganiseerd als onderdeel van de beroepsopleiding die rechtstreeks de verwerving van het rijbewijs mogelijk maakt.

    4. Een chauffeur in het goederenvervoer over de weg mag zijn beroep uitoefenen:

    (a) vanaf de leeftijd van 18 jaar:

    (i) op een voertuig van de categorieën C en CE, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    (ii) op een voertuig van de categorieën C1 en C1E, mits hij een minimum basisopleiding heeft gevolgd;

    (b) vanaf de leeftijd van 21 jaar op een voertuig van de categorieën C en CE, mits hij een minimum basisopleiding heeft gevolgd.

    5. Een chauffeur in het personenvervoer over de weg mag zijn beroep uitoefenen:

    (a) vanaf de leeftijd van 18 jaar:

    (i) op een voertuig van de categorieën D en DE voor personenvervoer op geregelde diensten, waarvan het traject ten hoogste 50 km bedraagt, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    (ii) op een voertuig van de categorieën D1 en D1E, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    (b) vanaf de leeftijd van 21 jaar:

    (i) op een voertuig van de categorieën D en DE, mits hij een volledige basisopleiding heeft gevolgd;

    (ii) op een voertuig van de categorieën D en DE voor personenvervoer op geregelde diensten, waarvan het traject ten hoogste 50 km bedraagt, mits hij een minimum basisopleiding heeft gevolgd;

    (iii) op een voertuig van de categorieën D1 en D1E, mits hij een minimum basisopleiding heeft gevolgd;

    (c) vanaf de leeftijd van 24 jaar op een voertuig van de categorieën D en DE, mits hij een minimum basisopleiding heeft gevolgd.

    6. Beroepschauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg die een volledige basisopleiding hebben gevolgd voor één van de categorieën van de leden 4 en 5, worden vrijgesteld van een basisopleiding voor de overige in genoemde leden vermelde categorieën voertuigen.

    Beroepschauffeurs in het goederenvervoer die hun werkterrein uitbreiden tot of overschakelen op personenvervoer, of vice versa, behoeven de gemeenschappelijke gedeelten van de voorgeschreven opleidingen niet over te doen.

    Artikel 7

    Toetsing van de kennis

    (1) Het gemeenschappelijk gedeelte van een minimum basisopleiding wordt afgesloten met een vakbekwaamheidsexamen. Na het halen van dit examen volgt de aspirant-beroepschauffeur een specifieke opleiding in een onderneming of een goedgekeurd opleidingscentrum. Na de voltooiing van beide opleidingsgedeelten, het gemeenschappelijk gedeelte en de specifieke opleiding, wordt aan de chauffeur het diploma van de minimum basisopleiding uitgereikt.

    (2) Het gemeenschappelijk gedeelte van een volledige basisopleiding wordt afgesloten met een vakbekwaamheidsexamen. Na het halen van dit examen volgt de aspirant-beroepschauffeur een specifieke opleiding in een onderneming of een goedgekeurd opleidingscentrum. Na de voltooiing van beide opleidingsgedeelten, het gemeenschappelijk gedeelte en de specifieke opleiding, wordt aan de chauffeur het getuigschrift van vakbekwaamheid uitgereikt.

    Artikel 8

    Bijscholing

    1. De bijscholing is een opleiding die personen die op de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn reeds het beroep van chauffeur uitoefenen, in de gelegenheid stelt de voor hun werk belangrijke kennis aan te vullen, waarbij speciale nadruk wordt gelegd op verkeers veiligheid en rationeel brandstofverbruik.

    2. De bijscholing wordt om de vijf jaar gevolgd en duurt 35 uur. Het bijscholingsprogramma wordt zo samengesteld dat een leseenheid minstens 7 uur duurt.

    3. De bijscholing wordt afgestemd op de aan de chauffeur te stellen eisen op basis van een evaluatiegesprek. Zij is er op gericht specifieke punten uit de basisopleiding die tijdens het evaluatiegesprek zijn onderkend, alsmede sectorspecifieke aspecten te verdiepen en te herhalen.

    4. Aan het einde van de opleiding wordt aan de chauffeur een verklaring van bijscholing uitgereikt.

    5. Beroepschauffeurs in het goederen- of personenvervoer over de weg die in dienst zijn op het moment van inwerkingtreding van deze richtlijn of die gedurende drie van de vijf jaar voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze richtlijn als chauffeur hebben gewerkt, volgen de bijscholing bij de eerste vernieuwing van een rijbewijs, en in ieder geval uiterlijk binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn.

    Artikel 9

    Plaats van de opleiding en geldigheid van de diploma's en het getuigschrift

    1. Beroepschauffeurs volgen de basisopleiding en de bijscholing in de lidstaat waar zij hun gewone verblijfplaats hebben of wanneer zij het bewijs kunnen leveren dat zij ten minste zes maanden in een onderwijsinstelling in die lidstaat zijn ingeschreven.

    2. Chauffeurs uit derde landen die in dienst zijn van een onderneming met een zetel in één of meer lidstaten en die geen gewone verblijfplaats in de Gemeenschap hebben als bedoeld in lid 1, volgen de vereiste opleidingen in de lidstaat waar de onderneming waarvoor zij werken, is gevestigd.

    3. Het diploma van de minimum basisopleiding, het getuigschrift van vakbekwaamheid en de verklaring van bijscholing worden door alle lidstaten erkend. Een verklaring van bijscholing is ten hoogste vijf jaar geldig. Bij wisseling van onderneming wordt de reeds gevolgde bijscholing meegeteld.

    4. De getuigschriften, diploma's en verklaringen die door de lidstaten op grond van het geldend nationaal recht worden uitgereikt tot aan de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, worden erkend als getuigschriften van vakbekwaamheid, diploma's en verklaringen van bijscholing in de zin van deze richtlijn.

    Artikel 10

    Communautaire codes

    Aan de lijst van geharmoniseerde codes in de bijlagen I en Ibis van Richtlijn 91/439/EEG worden de volgende codes toegevoegd:

    95. Houder van het diploma minimum basisopleiding.

    96. Houder van het getuigschrift van vakbekwaamheid.

    97. Houder van de verklaring van bijscholing.

    Artikel 11

    Aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang

    De wijzigingen die nodig zijn voor aanpassing van de bijlage aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 12.

    Artikel 12

    Comité

    1. De Commissie wordt bijgestaan door het "comité voor het rijbewijs" dat is opgericht bij artikel 7ter van Richtlijn 91/439/EEG betreffende het rijbewijs.

    2. Waar naar deze bepalingen wordt verwezen, is de regelgevingsprocedure van artikel 5 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, overeenkomstig de bepalingen van artikel 7, lid 3, en artikel 8.

    3. De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode bedraagt drie maanden.

    Artikel 12 bis

    Verslag

    Binnen acht jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in met een eerste evaluatie van de tenuitvoerlegging van deze richtlijn, met name met betrekking tot de gelijkwaardigheid van de verschillende stelsels van basisopleiding, zoals bedoeld in artikel 6. Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van passende voorstellen.

    Artikel 13

    Tenuitvoerlegging

    De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 januari 2004 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie hiervan onmiddellijk in kennis.

    Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

    Artikel 14

    Intrekking

    Richtlijn 76/914/EEG wordt met ingang van 1 januari 2004 ingetrokken.

    Artikel 15

    Inwerkingtreding

    Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

    Artikel 16

    Adressaten

    Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

    Gedaan te Brussel, op

    Voor het Europees Parlement Voor de Raad

    De Voorzitter De Voorzitter

    BIJLAGE

    MINIMUMEISEN VOOR DE BEROEPSOPLEIDING

    Deel 1. Opleidingsprogramma

    1. Bijscholing in rationeel rijden op basis van de veiligheidsvoorschriften

    Alle rijbewijzen

    1.1. doel: de kenmerken van de krachtoverbrenging te leren kennen om een optimaal gebruik ervan te waarborgen

    curven van koppels, vermogen en specifiek brandstofverbruik van een motor, optimaal gebruiksbereik toerenteller, dekkingsdiagrammen overbrengingsverhoudingen;

    1.2. doel: de technische kenmerken en het functioneren van de veiligheidsapparatuur te leren kennen teneinde het voertuig te kunnen beheersen, de slijtage ervan te minimaliseren en storingen te voorkomen

    specifieke eigenschappen van het hydropneumatisch remcircuit, grenzen aan het gebruik van remmen en retarders, gecombineerd gebruik van remmen en retarders, het vinden van de beste bij een snelheid passende versnelling, benutting van de traagheid van het voertuig, benutting van de mogelijkheden tot vertraging en remmen bij afdalingen, wat te doen in geval van defecte remmen;

    1.3. doel: optimalisering van het brandstofverbruik

    optimalisering brandstofverbruik door toepassing van kennis met betrekking tot de bovenstaande punten 1.1 en 1.2;

    Rijbewijzen C, C+E, C1, C1+E

    1.4. doel: belading met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften en een reglementaire bediening van het voertuig

    aangrijpende krachten bij rijdende voertuigen, de keuze van versnelling afstemmen op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, berekening van het laadvermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, berekening van het totale volume, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt, soorten verpakking en pallets;

    voornaamste categorieën goederen die moeten worden vastgezet, klem- en vastzettechnieken, gebruik van sjorringen, controleren van vastzetinrichtingen, gebruik van laad- en losmachines, aanbrenging en verwijdering van dekzeilen;

    Rijbewijzen D, D+E, D1, D1+E

    1.5. doel: veiligheid en comfort van de reizigers

    uitvoering van professionele manoeuvres, veilige afstand tijdens het rijden, plaats op de weg, soepelheid bij het remmen, geveegde rijbaan, gebruik van specifieke infrastructuur (openbare ruimten, gereserveerde rijbanen), beheer van conflicten tussen veilige besturing en de overige taken als chauffeur, interactie met de reizigers, specifieke aspecten van het vervoer van bepaalde groepen reizigers (gehandicapten, kinderen);

    1.6. doel: belading met inachtneming van de veiligheidsvoorschriften en een reglementaire bediening van het voertuig

    aangrijpende krachten bij rijdende voertuigen, de keuze van versnelling afstemmen op de belasting van het voertuig en het profiel van de weg, berekening van het laad vermogen van een voertuig of voertuigcombinatie, verdeling van de belasting, gevolgen van overbelasting van de as, stabiliteit van het voertuig en zwaartepunt.

    2. Toepassing van de voorschriften

    Alle rijbewijzen

    2.1. doel: kennis van het sociale klimaat van het wegvervoer en de wetgeving ter zake

    specifiek voor de vervoersector geldende maximumwerktijden; principes, toepassing en gevolgen van de verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en 3821/85; sancties op het niet gebruiken, verkeerd gebruiken of knoeien met de tachograaf; kennis van het sociale en sociaalrechtelijke klimaat van het wegvervoer: rechten en plichten van chauffeurs op het gebied van basisberoepsopleiding en bijscholing;

    Rijbewijzen C, C+E, C1, C1+E

    2.2. doel: kennis van de wetgeving inzake het goederenvervoer

    documenten inzake de vervoersexploitatie, uit standaardcontracten voor goederen vervoer voortvloeiende verplichtingen, opstelling van de documenten die het vervoers contract uitmaken, internationale transportvergunningen, verplichtingen uit hoofde van het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg, opstelling van de internationale vrachtbrief, het passeren van grenzen, expediteurs, bijzondere geleidedocumenten voor goederen;

    Rijbewijzen D, D+E, D1, D1+E

    2.3. doel: kennis van de wetgeving inzake het personenvervoer

    vervoer van specifieke groepen, veiligheidsuitrusting aan boord van bussen, veiligheidsgordels, belading van het voertuig.

    3. Gezondheid, veiligheid op de weg en voor het milieu, dienstverlening, logistiek

    Alle rijbewijzen

    3.1. doel: voorlichting over verkeersrisico's en arbeidsongevallen

    soorten arbeidsongevallen in de vervoersector, statistieken van verkeersongevallen, betrokkenheid daarbij van vrachtwagens/touringcars, gevolgen op menselijk, materieel en financieel vlak;

    3.2. doel: voorkomen van de handel in illegalen

    handel in illegalen en illegale immigratie: algemene informatie, gevolgen voor de chauffeurs, preventieve maatregelen, checklist voor controles, wetgeving inzake de verantwoordelijkheid van de vervoerder;

    3.3. doel: voorkomen van lichamelijke risico's

    ergonomische principes: risicohandelingen en -houdingen, lichamelijke conditie, oefeningen in goederenbehandeling, persoonlijke beschermingsmiddelen;

    3.4. doel: besef van het belang van de fysieke en mentale bekwaamheid

    beginselen van een gezonde en evenwichtige voeding, effecten van alcohol, medicijnen of andere stoffen die het gedrag kunnen beïnvloeden, symptomen, oorzaken, effecten van vermoeidheid en stress, fundamenteel belang van de basiscyclus werk/rust;

    3.5. doel: voorbereid zijn op noodsituaties

    gedrag bij noodsituaties: inschatting van de situatie, erger voorkomen, hulpdiensten waarschuwen, eerstehulpverlening, optreden bij brand, evacuatie van inzittenden van vrachtauto's/reizigers in bussen, de veiligheid van alle reizigers garanderen, reacties bij agressie, basisbeginselen invulling schadeformulier;

    3.6. doel: bevordering van een gedrag dat bijdraagt aan het goede imago van een dienstverlenende onderneming

    gedrag van de chauffeur en imago: belang voor de onderneming van de kwaliteit van de dienstverlening door de chauffeur, de verschillende rollen van een chauffeur, personen waarmee een chauffeur te maken krijgt, onderhoud van het voertuig, organisatie van het werk, gevolgen van een geschil op commercieel en financieel vlak;

    Rijbewijzen C, C+E, C1, C1+E

    3.7. doel: kennis van het economisch klimaat van het goederenvervoer over de weg en de marktorganisatie

    verhouding tussen het goederenvervoer over de weg en de overige vervoerstakken (concurrentie, bevrachters), verschillende activiteiten van het goederenvervoer over de weg (vervoer voor rekening van derden, voor eigen rekening, aanvullende vervoers activiteiten), organisatie van de voornaamste soorten vervoersondernemingen of aanvullende vervoersactiviteiten, gespecialiseerd vervoer (tankwagens, koelwagens, enz.), ontwikkelingen in de sectoren (diversificatie van het dienstenaanbod, rail-weg, uitbesteding, enz.);

    Rijbewijzen D, D+E, D1, D1+E

    3.8. doel: kennis van het economisch klimaat van het personenvervoer over de weg en de marktorganisatie

    verhouding tussen het personenvervoer over de weg en de verschillende vormen van personenvervoer (spoorwegen, personenauto's), verschillende activiteiten in het personenvervoer over de weg, het passeren van grenzen (internationaal vervoer), organisatie van de voornaamste soorten ondernemingen voor personenvervoer over de weg.

    Deel 2: Structuur van de basisopleiding

    De basisberoepsopleiding bestaat uit twee delen: een gemeenschappelijk gedeelte voor alle beroepschauffeurs, met de modules goederenvervoer en personenvervoer, en een specifieke opleiding binnen een onderneming in de sector waar de beroepschauffeur werkt of in een goedgekeurd opleidingscentrum.

    Het gemeenschappelijk gedeelte moet met name gericht zijn op de verdere ontwikkeling van rationeel rijgedrag op basis van veiligheidsvoorschriften, toepassing van de voorschriften op vervoersgebied, verkeersregels en arbeidsvoorschriften, en voorlichting op het gebied van gezondheid, veiligheid, dienstverlening en logistiek, als omschreven in de bijlage bij deze richtlijn.

    De specifieke opleiding omvat de concrete toepassing in de onmiddellijke werkomgeving van de beroepschauffeur van wat hij tijdens de opleiding geleerd heeft. Tijdens deze opleiding wordt dezelfde leerstof behandeld als tijdens het gemeenschappelijk gedeelte, maar dan toegespitst op een specifieke onderneming of sector. Zo volgt de nieuwe chauffeur een deel van zijn opleiding op het type voertuig waarop hij na die opleiding zal rijden; hij wordt vertrouwd gemaakt met de specifieke regelgeving en de specifieke contracten en documenten; hij maakt kennis met de specifieke logistieke ketens. Via de specifieke opleidingen worden dus de ondernemingen van de betreffende sector betrokken bij de basisopleiding van beroepschauffeurs.

    Deel 3: Duur van de opleiding

    De minimum basisberoepsopleiding bestaat uit 140 uur gemeenschappelijk gedeelte en 70 uur specifieke opleiding.

    De volledige basisberoepsopleiding bestaat uit 420 uur gemeenschappelijk gedeelte en 210 uur specifieke opleiding.

    Bij elk van de basisopleidingen wordt minstens 30% van de beschikbare tijd besteed aan elk van de punten 1.1, 1.2 en 1.3, terwijl de verdeling van de resterende tijd op het profiel van de betrokken chauffeur wordt afgestemd.

    Minstens de helft van de basisopleiding van punt 1.1 wordt gegeven in actuele rijomstandigheden in een voertuig van de betreffende categorie dat voldoet aan de criteria van de examenvoertuigen als omschreven in Richtlijn 91/439/EEG. Gezien de mogelijkheid dat meerdere personen tegelijk deelnemen aan het reële rijden in één en hetzelfde voertuig, moet worden gespecificeerd dat iedere chauffeur minstens tien uur zelf gereden moet hebben.

    De bijscholingscursus die om de vijf jaar wordt gegeven duurt 35 uur. De opleiding is afgestemd op het profiel van de betrokken chauffeur.

    Deel 4: Toetsing van de kennis

    De minimum basisberoepsopleiding wordt afgesloten met een vakbekwaamheidsexamen op basis van de tijdens deze opleiding opgedane kennis. Dit examen wordt afgenomen door een organisatie die onafhankelijk is van de opleidingsinstantie. Het examen dient om de kennis te controleren die de cursisten op de voornaamste gebieden van deze opleiding hebben verworven.

    Alleen chauffeurs die bij het vakbekwaamheidsexamen een voldoende hebben gehaald, ontvangen een getuigschrift van de minimum basisopleiding, na voltooiing van zowel het gemeenschappelijke als het specifieke onderdeel van de opleiding.

    De volledige basisberoepsopleiding wordt afgesloten met een vakbekwaamheidsexamen op basis van de tijdens deze opleiding verworven kennis. Over elk van de essentiële punten moeten vragen worden gesteld, en wel voor de punten 1.1, 1.2 en 1.3 minstens één vraag per punt. Dit examen wordt afgenomen door een organisatie die onafhankelijk is van de opleidingsinstantie.

    Alleen chauffeurs die bij het vakbekwaamheidsexamen een voldoende hebben gehaald, ontvangen een getuigschrift van de volledige basisopleiding, na voltooiing van zowel het gemeenschappelijke als het specifieke onderdeel van de opleiding.

    Deel 5: Goedkeuring van de opleiding

    5.1. De opleidingscursussen met betrekking tot het gemeenschappelijke gedeelte van de basisopleiding en de bijscholing moeten door de bevoegde instantie worden goedgekeurd. Die goedkeuring moet schriftelijk gebeuren. Bij de goedkeuringsaanvraag dienen de volgende documenten te worden overgelegd:

    5.1.1. een gedetailleerd opleidingsprogramma met vermelding van leerstof, lesprogramma, en de gebruikte lesmethoden;

    5.1.2. de kwalificaties en werkterreinen van de instructeurs;

    5.1.3. informatie over de cursusruimten, het lesmateriaal, de voor de praktijklessen beschikbare middelen en het gebruikte wagenpark;

    5.1.4. de voorwaarden voor deelname aan de cursussen (aantal deelnemers).

    5.2. De bevoegde instantie moet haar schriftelijke goedkeuring geven, waarvoor aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:

    5.2.1. de opleiding moet worden gegeven conform de bij de aanvraag gevoegde documenten;

    5.2.2. de bevoegde instantie behoudt zich het recht voor gecommitteerden de opleidingscursussen en examens te laten bijwonen;

    5.2.3. de bevoegde instantie moet tijdig worden geïnformeerd over de plaats en datum van iedere opleidingscursus;

    5.2.4. de goedkeuring kan worden ingetrokken, indien niet aan de voorwaarden terzake wordt voldaan.

    De opleidingsinstelling moet garanderen dat de instructeurs goed bekend zijn en rekening houden met de meest recente ontwikkelingen in de regelgeving en in de beroepsopleidings voorschriften en -eisen. Zij moeten in het kader van een bijzondere selectieprocedure blijk geven over didactische en pedagogische kennis en voldoende vaardigheid en ervaring voor het besturen van het desbetreffende voertuig te beschikken. Zij moeten ervaring hebben als beroepschauffeur alsmede een volledige basisopleiding hebben genoten . Het lesprogramma moet worden opgesteld conform de goedkeuring op basis van de onderwerpen en moet de onderwerpen van de punten 1.1, 1.2 en 1.3 omvatten.

    Top