EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52002PC0404

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)

/* COM/2002/0404 def. - COD 2002/0164 */

PB C 20E van 28.1.2003, p. 67–79 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

52002PC0404

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus) /* COM/2002/0404 def. - COD 2002/0164 */

Publicatieblad Nr. 020 E van 28/01/2003 blz. 0067 - 0079


Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

DOEL VAN HET VOORSTEL

Het onderhavige voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad heeft een nieuwe communautaire actie tot doel voor de bewaking van bossen en milieu-interacties, ter bescherming van de communautaire bossen. Deze actie is gebaseerd op de resultaten van de twee verordeningen van de Raad waarin de bewaking van de impact van luchtverontreiniging [1] en brand [2] op bosecosystemen werd geregeld. Het onderhavige voorstel biedt een meerjarig kader, dat aanvankelijk voor een periode van zes jaar, van 2003 tot en met 2008, geldt. Het doel is het toepassingsgebied van de bovengenoemde verordeningen aan te passen teneinde tot een flexibele bewakingsactie te komen en zodoende de gesteldheid van bosecosystemen in een bredere context te evalueren. Tevens worden met dit voorstel de bestaande activiteiten vereenvoudigd door elementen uit beide verordeningen te hergroeperen in een enkele kaderverordening die zowel op de bescherming als op de bewaking betrekking heeft.

[1] Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86 van 17 november 1986 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging, PB L 326 van 21.11.1986, blz. 2.

[2] Verordening van de Raad (EEG) nr. 2158/92 van 23 juli 1992 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand, PB L 217 van 31.7.1992, blz. 3.

ACHTERGROND

Wetgeving

Bij Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86 is een communautaire actie ingevoerd om de bossen in de Gemeenschap beter te beschermen en daardoor in het bijzonder te helpen het productiepotentieel van de landbouw veilig te stellen.

De actie is gericht op het opzetten van een systeem voor de bewaking van bossen op de lange termijn. De communautaire actie werd uitgevoerd in nauwe samenwerking met het internationaal samenwerkingsprogramma voor de evaluatie en de bewaking van de gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen (ICP Forests) in het kader van het VN-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand (Genève, 1979) [3], dat door de Europese Gemeenschap is medeondertekend. De verordening voorziet in cofinanciering door de Gemeenschap van 50% van maatregelen die door de lidstaten in de context van nationale programma's worden uitgevoerd.

[3] VN-verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand.

Bij Verordening (EEG) nr. 2158/92 is in hoofdzaak voor de preventie van bosbranden een actiekader opgezet. In het kader van deze verordening zijn verscheidene maatregelen medegefinancierd, zoals de schepping of verbetering van bestaande preventiesystemen en in het bijzonder het opzetten van beschermingsinfrastructuur (bospaden, -wegen, standpijpen, brandgangen enz.), alsmede de schepping of verbetering van systemen om bossen te bewaken of de oorzaken van bosbranden vast te stellen en te bepalen welke middelen nodig zijn om deze te bestrijden. Het bosbrandinformatiesysteem is een van de elementen van deze verordening, dat eveneens onder de voorgestelde kaderverordening zal vallen.

In Verordening (EG) nr. 307/97 van 17 februari 1997 [4] tot wijziging van Verordening nr. 3528/86 wordt artikel 43 van het Verdrag als rechtsgrondslag genoemd. Op 30 april 1997 heeft het Europees Parlement hierover een uitspraak van het Hof van Justitie gevraagd. Op 25 februari 1999 heeft dit Hof uitspraak gedaan in de gevoegde zaken C-164/97 en C-165/97 [5] en daarbij gezegd dat de Raad Artikel 130 van het Verdrag (thans Artikel 175 van het EG-Verdrag) als enige rechtsgrondslag had moeten nemen. Als gevolg daarvan is Verordening (EG) nr. 307/97 ingetrokken. Het Hof heeft echter de gevolgen van deze intrekking opgeschort tot de Raad een nieuwe verordening over hetzelfde onderwerp aanvaardt. Deze nieuwe verordening is Verordening (EG) nr. 1484/2001 [6], die op 21 juli 2001 in werking is getreden. Onlangs is Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86 gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 804/2002 [7].

[4] PB L 51 van 21.2.1997, blz. 9.

[5] [1999] ECR I - 1139.

[6] PB L 196 van 20.7.2001, blz. 1.

[7] PB L 132 van 17.5.2002, blz. 1.

Bescherming van bossen tegen luchtverontreiniging

In samenwerking met ICP Forests heeft de communautaire actie zich in de loop van de jaren ontwikkeld in overeenstemming met de doelstellingen die in ministeriële conferenties over de bescherming van de bossen in Europa (Straatsburg [8], Helsinki [9], Lissabon [10]) en de VN-Conferentie over milieu en ontwikkeling (UNCED) (Rio de Janeiro 1992) waren geformuleerd. De communautaire actie is ten uitvoer gelegd door Verordeningen van de Commissie, 526/87 [11], 1696/87 [12], 1091/94 [13] en 2278/99 [14] en de door de Raad gestelde doelen zijn bereikt.

[8] Algemene verklaring en goedgekeurde resoluties. Eerste ministeriële conferentie over de bescherming van bossen in Europa, Straatsburg, 1990.

[9] Algemene verklaring en goedgekeurde resoluties. Tweede ministeriële conferentie over de bescherming van bossen in Europa, Helsinki 1993.

[10] Algemene verklaring en goedgekeurde resoluties. Derde ministeriële conferentie over de bescherming van bossen in Europa, Lissabon 1998.

[11] PB L 53 van 21.2.1987, blz. 14.

[12] PB L 161 van 22.6.1987, blz. 1.

[13] PB L 125 van 18.5.1994, blz. 1.

[14] PB L 279 van 29.10.1999, blz. 3.

Bescherming van bossen tegen bosbranden

In 1994 heeft de Commissie Verordening (EG) 804/94 [15] betreffende de tenuitvoerlegging van het communautair informatiesysteem betreffende bosbranden goedgekeurd. In deze verordening is de systematische verzameling ingevoerd van een reeks gegevens over elke bosbrand voor alle gebieden waar bosbrandgevaar bestaat in landen die aan de actie meewerken. Het informatiesysteem betreffende bosbranden bestrijkt thans zes lidstaten van de Unie met gebieden met bosbrandgevaar, namelijk Duitsland, Portugal, Spanje, Frankrijk, Italië en Griekenland. Het systeem is een operationeel werktuig voor het toezicht op en de evaluatie van de door de lidstaten en de Commissie getroffen brandpreventiemaatregelen.

[15] PB L 093 van 12.4.1994, blz. 11.

Verwijzingen naar milieubeleidsmaatregelen en inpassing van nieuwe milieuproblemen

Deze verbeterde bewakingsverordening bestrijkt het totale pakket actiegebieden en is op een wetenschappelijk onderbouwde benadering gebaseerd. De verschillende bewakingselementen die worden voorgesteld, hangen stuk voor stuk samen met essentiële prioriteiten in het zesde milieuactieprogramma [16] en de strategie voor duurzame ontwikkeling [17], dat wil zeggen verontreiniging, klimaatverandering, biodiversiteit, natuurlijke hulpbronnen en bodembescherming.

[16] Het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap "Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze" van. 24.1.2001, COM(2001) 31 def.

[17] Mededeling van de Commissie van 15.05.2001 - Duurzame ontwikkeling in Europa voor een betere wereld: Een strategie van de Europese Unie voor duurzame ontwikkeling. COM(2001) 264 def.

Milieuwetgeving en -beleidsmaatregelen op het niveau van de Unie, zoals het programma voor schone lucht in Europa [18], de kaderrichtlijn 'water' (2000/60/EG) [19], de richtlijn inzake het behoud van de vogelstand (79/409/EEG) [20] en de richtlijn inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (92/43/EEG) [21], alsmede de recente thematische strategie voor bodembescherming van de EU [22], behoeven betere informatie over de aard van de risico's en onzekerheden, om zo een uitgangspunt te kunnen zijn voor oplossingen en verdere beleidsbeslissingen. Een communautaire actie voor de bewaking van bossen en milieu-interacties zal helpen in deze behoeften te voorzien.

[18] Mededeling van de Commissie van 4.5.2001 - Het programma "Schone lucht voor Europa" (CAFE): Naar een thematische strategie voor de luchtkwaliteit. COM(2001) 245 def.

[19] PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

[20] PB L 103 van 25.4.1979, blz. 1.

[21] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

[22] Mededeling van de Commissie van 16.4.2002 - Naar een thematische strategie inzake bodembescherming. COM(2002) 179 def.

De voorgestelde bewakingsactiviteit zou in belangrijke mate kunnen voorzien in de bewakingsbehoeften van het Europees Programma inzake Klimaatverandering [23], van de EU-strategie inzake biodiversiteit [24] en de corresponderende biodiversiteitsactieplannen, van de bodemstrategie en van de weldra aan te vangen werkzaamheden betreffende de bodembewakingsrichtlijn, en zouden een bijdrage kunnen leveren tot de wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid (GMES).

[23] Het beleid en de maatregelen van de EU om de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen - Naar een Europees Programma inzake Klimaatverandering, COM (2000) 88 def.

[24] De strategie van de Europese Gemeenschap inzake biodiversiteit, COM (1998) 42 def.

De Europese Unie en haar lidstaten hebben bij al hun beleidsmaatregelen het bevorderen van duurzame ontwikkeling hoog in het vaandel geschreven. De EU en haar lidstaten zetten zich eveneens in voor het duurzame beheer en de bescherming van bossen in alle desbetreffende internationale en pan-Europese processen die met bossen verband houden, zoals in het bijzonder de bosbouwbeginselen die zijn overeengekomen tijdens de Conferentie voor milieu en ontwikkeling in Rio de Janeiro van 1992 en de daarop volgende werkzaamheden die met de follow-up [25] daarvan samenhangen, de lopende ministeriële conferentie over de bescherming van bossen in Europa en de totnogtoe in dat verband goedgekeurde resoluties [26], alsmede het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand en de protocols bij dat verdrag.

[25] UNCED, 1992, het Verdrag inzake biodiversiteit, het Wereldklimaatverdrag, het Intergouvernementele Bossenpanel en het Intergouvernementeel Bossenforum.

[26] Ministeriële conferenties over de bescherming van de bossen in Europa (Straatsburg 1990, Helsinki 1993 en Lissabon 1998).

Evaluatie van de voorgestelde communautaire actie

Het voorstel is niet gebaseerd op een evaluatie ex ante, aangezien de voorgestelde actie voortbouwt op de bewakingsactiviteiten van de Verordeningen van de Raad (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92. De Commissie heeft onlangs over de bewakingsactiviteit in de periode 1987-2001 een verslag opgesteld dat aan het Europees Parlement en de Raad zal worden voorgelegd.

Bij het voorstel is echter wel met de resultaten van een onafhankelijk onderzoek naar de bewakingsactiviteiten rekening gehouden. Gecentraliseerde coördinatie door een wetenschappelijk coördinatieorgaan, de doorlopende controle op de in het kader van de actie verrichte werkzaamheden en een nieuwe organisatiestructuur moeten de doeltreffendheid van de actie helpen verbeteren. De vereiste in de nationale programma's van de lidstaten om evaluaties, ex ante, halverwege en ex post te verrichten zal de doorzichtigheid van het systeem en de algehele kosteneffectiviteit ervan ten goede komen. De Commissie zal de actie tussentijds evalueren, waarna aan het eind van de looptijd van de actie een evaluatieverslag volgt.

SCHETS VAN HET VOORSTEL VOOR EEN KADERVERORDENING INZAKE BEWAKING

Rechtsgrondslag

Krachtens het besluit van het Europees Hof (25 februari 1999) betreffende de rechtsgrondslag voor Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86, alsmede voor Verordening van de Raad (EEG) 2158/92 en ten aanzien van de doelstellingen van de toekomstige actie van de EU, is artikel 175 van het Verdrag de enige rechtsgrondslag. Krachtens artikel 174, lid 1 draagt het communautair milieubeleid bij tot behoud, bescherming en verbetering van de kwaliteit van het milieu en streeft het naar behoedzaam en rationeel gebruik van natuurlijke hulpbronnen, met inachtneming van uiteenlopende situaties in de verschillende regio's van de Gemeenschap.

Tenuitvoerlegging van de actie

De kaderverordening zal ten uitvoer worden gelegd door middel van verordeningen van de Commissie; daarin zullen algemene aspecten van de bewakingsactiviteiten en procedures worden voorgeschreven die bij de rapportage en voor de nationale programma's moeten worden gevolgd. In deze verordeningen van de Commissie komt tevens de opstelling van handleidingen waarin de bewakingsmethoden worden omschreven, aan de orde.

Doelstellingen, inhoud en definities (artikel 1 t/m 3)

Het voornaamste doel van de voorgestelde actie is een structuur voor een communautaire actie te bieden die bosecosystemen in de Gemeenschap moet helpen beschermen door bewaking van de gesteldheid van deze ecosystemen. Bij afzonderlijk optreden door de lidstaten kan dit niet in voldoende mate worden verwezenlijkt. Dit kan beter gebeuren via een communautaire actie die een geharmoniseerde gegevensverzameling en verstrekking van voor het beleid relevante informatie op communautair niveau kan garanderen, hetgeen moet helpen om lopende communautaire maatregelen ter bevordering van het behoud en een duurzaam beheer van bosecosystemen te evalueren.

De volgende aspecten zijn in aanmerking genomen:

* Bijna 44% van het totale landoppervlak van de EU is met bossen en andere beboste terreinen bedekt. De bosecosystemen hebben verschillende taken van economische, maatschappelijke en ecologische betekenis. Bovendien vormen ecosystemen een habitat voor verschillende soorten planten en dieren.

* Bosecosystemen worden in ernstige mate bedreigd door luchtverontreiniging, branden, klimaatverandering en aanvallen van parasieten en ziekten. De meeste van deze bedreigingen kunnen grensoverschrijdende gevolgen hebben en de bosecosystemen ernstig ontregelen en zelfs vernietigen.

* De bescherming van bosecosystemen is dus een belangrijk zorgpunt. De Europese Unie en haar lidstaten zetten zich in voor de bescherming en een duurzaam beheer van bossen in alle relevante pan-Europese en internationale processen in verband met bossen. De bosstrategie en het zesde milieuactieprogramma pakken met bossen samenhangende problemen aan en stellen vast in hoeverre er behoefte aan bewaking is.

* De toestand van bosecosystemen, veranderingen in deze toestand, de reactie van bosecosystemen op milieudruk en de gevolgen van beleidsmaatregelen kunnen uitsluitend door middel van bewaking worden vastgesteld.

* Veranderingen in de toestand van bosecosystemen alsmede de oorzaken van deze veranderingen kunnen aldus vroegtijdig worden onderkend, zodat tijdig de nodige maatregelen kunnen worden goedgekeurd.

* Om deze doelen te bereiken is een langlopend bewakingsprogramma nodig dat flexibel wordt uitgevoerd.

De toekomstige actie de EU omvat de volgende vier hoofdtaken:

* vaststelling van een bewakingsprogramma ter observatie van de gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen,

* organiseren van bosbrandbewaking,

* doorlopende evaluatie van de doeltreffendheid van de bewakingsactiviteiten bij de beoordeling van de gesteldheid van bosecosystemen en de verdere ontwikkeling van de bewakingsactiviteit.

* vaststelling van nieuwe bewakingsactiviteiten met betrekking tot biodiversiteit, bodembescherming, klimaatverandering en koolstofsekwestratie in bossen, na de ontwikkeling van geschikte bewakingsmethoden en op voorwaarde dat de begrotingsautoriteit de benodigde bijkomende financiële middelen ter beschikking stelt.

Bewaking en werktuigen ter verbetering en ontwikkeling van de actie (artikel 4 t/m 7)

Wat de gevolgen zijn van luchtverontreiniging voor bossen zal worden nagegaan met behulp van een systematisch netwerk van waarnemingspunten dat de gehele Gemeenschap bestrijkt en van een netwerk van intensieve-bewakingspercelen. Het systematisch netwerk verschaft representatieve informatie over de gesteldheid van bosecosystemen en daarin plaatsvindende veranderingen. De intensieve bewaking van bepaalde percelen maakt dieptebewakingsactiviteiten mogelijk voor de observatie van bosecosysteemprocessen. Op die manier vullen de intensieve-bewakingspercelen en de bewaking met het systematisch netwerk van observatiepunten elkaar aan.

In vele delen van de Gemeenschap hebben bossen ernstig te lijden onder branden. De bosbrandbewaking wordt opgezet ter observering van de omvang en de oorzaken van bosbranden. Zij maakt de evaluatie mogelijk van de impact van brand op bosecosystemen en verschaft een operationeel werktuig voor het bewaken en evalueren van door de lidstaten en de Commissie getroffen maatregelen. De bepalingen van de programma-activiteiten dienen ter ondersteuning en aanvulling van de bewakingsactiviteiten in het kader van de civiele bescherming [27], de Verordening van de Raad (EEG) nr 1257/99 inzake steun voor plattelandsontwikkeling [28] en het Europees informatie- en communicatiesysteem voor de bosbouw (EFICS) [29].

[27] PB L 327 van 21.12.1999, blz. 53.

[28] PB L 160 van 26.06.1999, blz. 80.

[29] PB L 165 van 15.06.1989, blz. 12.

De Commissie moet studies, experimenten en demonstratieprojecten uitvoeren, met name om te helpen de actie tot verdere ontwikkeling te brengen en de doeltreffendheid ervan verder te verbeteren. Teneinde volledig gebruik te maken van de uit deze acties verkregen resultaten wordt de lidstaten gevraagd op de nieuwe bewakingsterreinen studies, experimenten en demonstratieprojecten uit te voeren. De bepaling van passende parameters, de uitwerking van methoden voor gegevensverzameling en een testfase om de haalbaarheid en uitvoerbaarheid van de methoden te controleren zijn dus een eerste vereiste voor de geleidelijke inpassing van nieuwe bewakingselementen.

Nationale programma's, coördinatie en samenwerking (artikel 8 t/m 11)

De bewakingsactiviteiten van de lidstaten en met name de gegevensverzameling alsmede de studies, experimenten en demonstratieprojecten, worden verricht in het kader van meerjarige nationale programma's (periodes van drie jaar).

Om deze doeleinden te verwezenlijken moet de Commissie een wetenschappelijk coördinatieorgaan oprichten dat deel van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek kan uitmaken. Dit orgaan moet in het bijzonder de gegevensverzameling en -evaluatie organiseren en een communautair gegevensplatform ontwikkelen.

Mogelijk heeft de Commissie op contractbasis aanvullende ondersteuning door gedecentraliseerde thematische centra en deskundigen nodig en moet zij voor het uitvoeren van specifieke werkzaamheden deskundigen en onderzoekinstituten aantrekken.

Het Europees Milieuagentschap moet de Commissie bij haar rapportageactiviteiten assisteren. In deze context is op het gemeenschappelijke terrein van de bewaking van de luchtverontreiniging samenwerking met pan-Europese en internationale organen, in het bijzonder met ICP Forests, nodig om ervoor te zorgen dat de bewaking coherent wordt aangepakt.

Uitvoeringsperiode en financiële aspecten (artikel 12 en 13)

De actie heeft een looptijd van zes jaar, van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2008. De voorgestelde kaderverordening zorgt voor cofinanciering tot maximaal 50% van de subsidiabele kosten voor de bewakingsactiviteit en databaseplatforms, alsmede voor studies, experimenten en demonstratieprojecten die door de lidstaten in het kader van hun nationale programma's moeten worden uitgevoerd. De Commissie financiert haar eigen activiteiten, zoals het coördinatie- en evaluatiewerk, alsmede studies, projecten en experimenten. Voorts is er een bijdrage voor het Europees Milieuagentschap. Bovendien kan ICP Forests steun krijgen voor het tot stand brengen van een wetenschappelijke interface met het wetenschappelijk coördinatieorgaan van de Gemeenschap, waardoor ICP Forests kan zorgen voor de uitwisseling van kennis, informatie en gegevens en voor een coherente aanpak op gemeenschappelijke terreinen van de bosbewaking.

Om de effecten van luchtverontreiniging op bossen en bosbranden in het oog te houden, nieuwe bewakingsactiviteiten te kunnen ontwikkelen en de actie te kunnen verbeteren, zal voor het tijdvak 2003-2006 EUR 52 miljoen worden verstrekt. Voor de jaren 2007 en 2008 zal het jaarlijkse bedrag van EUR 13 miljoen misschien worden verhoogd om nieuwe activiteiten te kunnen financieren, vooropgesteld dat een dergelijke verhoging door de begrotingsautoriteit wordt goedgekeurd.

Uitvoering, rapportage door de lidstaten, Permanent Comité voor de Bosbouw (artikelen 14 t/m 17)

Om te zorgen voor doeltreffende, duidelijke communicatiestructuren, wijzen de lidstaten elk één nationaal coördinatiecentrum aan.

De nationale coördinatiecentra moeten de in het kader van de actie verzamelde gegevens voorleggen aan de Commissie. De in het kader van de actie verzamelde milieugegevens worden aan het publiek en in het bijzonder aan deskundigen en onderzoekinstituten bekend gemaakt. Gekozen is voor een meerjarige aanpak met een rapportageperiode van drie jaar voor het rapporteren van de resultaten die bij de bewaking van de toestand van bosecosystemen zijn verkregen. Voor bosbranden geldt echter een rapportageperiode van één jaar. De Commissie gaat dan na drie jaar over tot een evaluatie van de actie tot dusver en brengt verslag over de implementatie ervan uit.

Het Permanent Comité voor de bosbouw moet de Commissie helpen bij het coördineren en verder ontwikkelen van de communautaire actie voor de geharmoniseerde, alomvattende bewaking van de toestand van bosecosystemen en daarmee samenhangende milieu-effecten. Het Comité wordt geraadpleegd overeenkomstig de procedures van het Besluit van de Raad nr. 1999/468/EG van 28 juni 1999 [30] , waarin de procedures worden omschreven voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

[30] PB L 184 van 17.07.1999, blz. 23.

Rapportage door de Commissie, evaluatie, kandidaat-lidstaten (artikel 18 t/m 21)

Na de eerste periode van drie jaar moet de Commissie de actie aan een evaluatie onderwerpen; tijdens het vierde jaar brengt zij dan op basis van deze evaluatie verslag over de implementatie van de actie uit. Voor het einde van de in de verordening genoemde looptijd, brengt de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad verslag uit over de tenuitvoerlegging van de verordening. De actie staat open voor de kandidaat-lidstaten.

2002/0164 (COD)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de bewaking van bossen en milieu-interacties in de Gemeenschap (Forest Focus)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 175,

Gezien het voorstel van de Commissie [31],

[31] PB C [...]van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [32],

[32] PB C [...]van [...], blz. [...].

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [33],

[33] PB C [...]van [...], blz. [...].

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag [34],

[34] PB C 340 van 10.11.1997, blz.. 173.

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bossen spelen een belangrijke multifunctionele rol in de maatschappij. Afgezien van hun aanzienlijke functie bij de ontwikkeling van plattelandsgebieden zijn bossen van zeer grote waarde voor het natuurbehoud, spelen zij een belangrijke rol bij de instandhouding van het milieu, zijn zij essentiële schakels in de koolstofcyclus en vormen zij significante koolstofputten en een kritische controlefactor in de waterkringloop.

(2) Bosecosystemen kunnen ernstig worden aangetast door natuurlijke factoren, zoals extreme weersomstandigheden, aanvallen van parasieten en ziekten of menselijke invloeden zoals klimaatverandering, branden en luchtverontreiniging. Dergelijke bedreigingen kunnen bosecosystemen in ernstige mate ontregelen en zelfs vernietigen. De meeste natuurlijke en antropogene factoren die bosecosystemen aantasten kunnen grensoverschrijdende gevolgen hebben.

(3) In de Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie [35] wordt de noodzaak onderstreept het natuurlijk milieu en het bosbezit te beschermen, bossen duurzaam te beheren en internationale en pan-Europese samenwerking betreffende de bescherming van bossen te ondersteunen en daarbij aandacht te besteden aan bosbewaking en de bevordering van de koolstofputfunctie van bossen. In diens resolutie van 15 december 1998 over de bosbouwstrategie [36] heeft de Raad de Commissie verzocht de doeltreffendheid van het Europees systeem ter bewaking van de gezondheid van het bos voortdurend te evalueren en te verbeteren en met alle mogelijke effecten op bosecosystemen rekening te houden. Tevens heeft de Raad de Commissie verzocht bijzondere aandacht te besteden aan de ontwikkeling van het communautair informatie- en communicatiesysteem inzake bosbranden, dat het mogelijk maakt de doeltreffendheid van de beschermende maatregelen tegen bosbranden beter te beoordelen.

[35] Mededeling van de Commissie van 3.11.1998 over een bosbouwstrategie voor de Europese Unie. COM (1998) 649 def.

[36] PB C 56 van 26.2.1999, blz. 1.

(4) In het zesde milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap [37] wordt vastgesteld dat het noodzakelijk is bij uitwerking, uitvoering en evaluatie van milieubeleidsmaatregelen uit te gaan van een op kennis gebaseerde benadering en in het bijzonder de meervoudige taken van bossen te bewaken overeenkomstig de aanbevelingen van de ministeriële conferenties over de bescherming van bossen in Europa, het bossenforum van de Verenigde Naties, het Verdrag inzake biodiversiteit en andere fora.

[37] Het zesde milieuactieprogramma: "Onze toekomst, onze keuze" van 24.1.2001. COM (2001) 31 def.

(5) De Gemeenschap en de lidstaten zetten zich in voor de tenuitvoerlegging van internationaal overeengekomen activiteiten in verband met het behoud en het duurzaam beheer van bossen en in het bijzonder de actievoorstellen van het intergouvernementeel bossenpanel en -forum, alsmede het uitgebreide werkprogramma inzake de biologische diversiteit in het bos van het Verdrag inzake biologische diversiteit [38].

[38] Besluit VI/22 van de conferentie van de partijen bij het raamverdrag inzake biodiversiteit, 2002, Den Haag.

(6) De Gemeenschap heeft reeds twee van de oorzaken van de aantasting van bosecosystemen aangepakt en wel met Verordening van de Raad (EEG) nr. 3528/86 van 17 november 1986 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen luchtverontreiniging [39] en Verordening van de Raad (EEG) nr. 2158/92 van 23 juli 1992 betreffende de bescherming van de bossen in de Gemeenschap tegen brand [40].

[39] PB L 326 van 21.11.1986, blz.. 2, als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 804/2002 (PB L 132 van 17.5.2002, blz. 1).

[40] PB L 217,31.7.1992, blz. 3, als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 805/2002(PB L 132 van 17.5.2002, blz. 3).

(7) Beide verordeningen lopen op 31 december 2002 af en het is in het algemeen belang van de Gemeenschap de bewakingsactiviteiten die bij deze verordeningen waren vastgesteld voort te zetten en verder te ontwikkelen, door deze verordeningen in te passen in een nieuwe actie onder de naam "Bossen in het brandpunt".

(8) De maatregelen in het raam van de actie voor bosbewaking met het oog op het gevaar van bosbranden dienen ter aanvulling van de maatregelen die met name getroffen zijn krachtens de bepalingen van Beschikking van de Raad 1999/847/EG van 9 december 1999 betreffende een communautair actieprogramma voor civiele bescherming [41], Verordening van de Raad (EG) nr. 1257/1999 van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen [42] en Verordening van de Raad (EEG) nr. 1615/89 van 29 mei 1989 tot instelling van een Europees informatie- en communicatiesysteem voor de bosbouw (EFICS) [43].

[41] PB L 327 van 21.12.1999 blz. 53.

[42] PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

[43] PB L 165 van 15.6.1989, blz. 12; als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1100/98 (PB L 157 van 30.5.1998, blz. 10).

(9) De actie moet de uitwisseling bevorderen van informatie over de toestand van de bosecosystemen in de Gemeenschap en de evaluatie mogelijk te maken van de resultaten van de communautaire maatregelen die zijn getroffen voor de bescherming en ontwikkeling en het duurzaam beheer van de bossen in de Gemeenschap.

(10) Om het algeheel inzicht in de relatie tussen bossen en milieu te verdiepen, dient de actie tevens de bewaking van andere belangrijke factoren zoals biodiversiteit, koolstofopslag, klimaatverandering en bodembescherming te omvatten. Daarom moet men zorgen voor acties met een ruimere reeks doelstellingen en een flexibele implementatie, daarbij voortbouwend op de resultaten die met de Verordeningen (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92 zijn bereikt. Gezorgd moet worden voor een passende, financieel efficiënte bewaking van bossen en milieu-interacties.

(11) De lidstaten moeten de actie ten uitvoerleggen door middel van nationale programma's die door de Commissie via een nog op te zetten procedure moeten worden goedgekeurd.

(12) De Commissie wordt belast met de coördinatie van, het toezicht op en het verder uitbouwen van de actie door een wetenschappelijk coördinatieorgaan en moet haar eigen studies, experimenten en demonstratieprojecten uitvoeren.

(13) De bewaking van bossen en milieu-interacties kan alleen betrouwbare en vergelijkbare informatie ter bescherming van de bossen in de Gemeenschap opleveren, wanneer de gegevens volgens geharmoniseerde methoden worden verzameld. Zulke vergelijkbare informatie op communautair niveau zou bijdragen tot de oprichting van een platform met ruimtelijke gegevens afkomstig uit verschillende bronnen in gemeenschappelijke milieu-informatiesystemen. Om die reden moeten handleidingen worden opgesteld waarin de bij het bewaken van de gesteldheid van bosecosystemen te gebruiken methoden, het formaat van de gegevens en regels voor het bewerken van de gegevens worden vastgelegd.

(14) De Commissie moet samenwerken met andere internationale organen op bosbewakingsgebied en in het bijzonder met het internationaal samenwerkingsprogramma voor de evaluatie en bewaking van de gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen.

(15) Deze verordening stelt een financieel raamwerk vast voor de gehele duur van het programma wat het belangrijkste referentiepunt voor de begrotingsautoriteit moet zijn, zoals bedoeld in punt 33 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [44].

[44] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(16) Er moet worden vastgesteld wat de omvang van de communautaire steun voor de uit hoofde van de actie gefinancierde activiteiten is.

(17) Met een bijdrage aan de subsidiabele kosten van de activiteiten in het raam van deze actie moet de geharmoniseerde verzameling van gegevens worden ondersteund en moet een verdere uitbouw van de actie worden bevorderd. In de beginfase worden de financiële middelen in hoofdzaak toegewezen voor de voortzetting van de bewakingsactiviteiten die zijn vastgesteld bij de Verordeningen (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92. In de toekomst zou de actie in de benodigde bijkomende financiële ondersteuning van nieuwe bewakingsactiviteiten moeten voorzien.

(18) De lidstaten dienen op nationaal niveau coördinatieautoriteiten en -agentschappen aan te wijzen die voor de bewerking en verzending van gegevens en voor het beheer van de communautaire bijdrage verantwoordelijk zijn.

(19) De lidstaten dienen eveneens verslagen over verschillende bewakingsactiviteiten op te stellen en deze aan de Commissie voor te leggen.

(20) Bij de verspreiding van de gegevens moet rekening worden gehouden met het Verdrag betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden (Verdrag van Aarhus) [45].

[45] Verdrag inzake toegang tot informatie, inspraak van de burger in de besluitvorming en toegang tot de rechtspraak in milieuaangelegenheden,. UN/ECE, 1998.

(21) De voor de uitvoering van deze verordening noodzakelijke maatregelen dienen te worden aanvaard in overeenstemming met Besluit van de Raad 1999/468/EG van 28 juni 1999 waarin de procedures worden omschreven voor de uitvoering van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [46]. Het Permanent Comité voor de Bosbouw moet de Commissie assisteren [47].

[46] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[47] PB L 165 van 15.6.1989, blz. 14.

(22) Om te kunnen vaststellen welke kwesties aandacht behoeven, moet de implementatie van de actie voortdurend worden gevolgd en op haar doeltreffendheid worden beoordeeld. De Commissie moet over de tenuitvoerlegging van de actie verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad, in het bijzonder met het oog op de voortzetting ervan na afloop van de in deze verordening vastgestelde implementatieperiode.

(23) Aangezien de doelstellingen van de voorgestelde actie, namelijk de bewaking van bossen, de toestand van hun ecosystemen en de milieu-interacties, uit de aard der zaak niet in voldoende mate door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en dus beter op communautair niveau kunnen worden gerealiseerd, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als omschreven in artikel 5 van het Verdrag. Volgens het in bedoeld artikel beschreven evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

(24) In de Europa-overeenkomsten tussen enerzijds de Europese Unie en anderzijds de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa wordt de deelname van deze landen aan communautaire programma's, met name op milieugebied, geregeld.

(25) Gezien het aflopen van de Verordeningen (EEG) nr. 3528/86 en (EEG) nr. 2158/92 en teneinde overlapping of perioden zonder regelgeving te voorkomen, moet deze verordening in werking treden per 1 januari 2003.

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Doelstellingen, strekking en definities

Artikel 1

Hierbij wordt een communautaire actie ingesteld voor een breed opgezette, geharmoniseerde en alomvattende, langdurige bewaking van de toestand van bosecosystemen (hierna te noemen "de actie") ter bevordering van de tenuitvoerlegging van bewakingsactiviteiten, in het bijzonder op de volgende gebieden:

a) bewaking en bescherming van bossen tegen luchtverontreiniging;

b) bewaking en bescherming van bossen tegen branden;

c) bewaking van biodiversiteit, klimaatverandering, koolstofsekwestratie en de bodem;

d) doorlopende evaluatie van de doeltreffendheid van de bewakingsactiviteiten bij de beoordeling van de gesteldheid van bosecosystemen en de verdere ontwikkeling van de bewakingsactiviteit.

De actie verschaft betrouwbare en vergelijkbare gegevens en informatie omtrent de gesteldheid van bosecosystemen en schadelijke invloeden die de bosecosystemen in de Gemeenschap schade berokkenen. Tevens helpt zij lopende communautaire maatregelen ter bevordering van behoud en duurzaam beheer van bossen te evalueren, waarbij bijzondere nadruk ligt op acties ter vermindering van voor bosecosystemen schadelijke effecten.

Artikel 2

1. De actie omvat maatregelen om:

a) de geharmoniseerde verzameling, verwerking en evaluatie van gegevens te bevorderen;

b) de evaluatie van gegevens te verbeteren en een geïntegreerde gegevensevaluatie op communautair niveau te bevorderen;

c) de kwaliteit van de gegevens en de informatie die in het kader van de actie wordt verzameld te verbeteren;

d) de bewakingsactiviteit in het kader van de actie te verder te ontwikkelen;

e) het inzicht in bosecosystemen en met name in de oorzaken van natuurlijke en antropogene belastingen te vergroten;

f) de dynamiek van bosbranden en hun gevolgen voor bosecosystemen te bestuderen;

g) indicatoren en methodologieën voor een cumulatieve risicobeoordeling te ontwikkelen.

2. De in lid 1 beschreven acties dienen ter aanvulling van de communautaire onderzoekprogramma's.

Artikel 3

1. Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) "Bosecosystemen": bossen, d.w.z. gebieden met een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) van meer dan 10 procent en een oppervlakte van meer dan 5 ha, waar de bomen in volwassen staat in situ een hoogte van minstens 5 m kunnen bereiken en overige bosgebieden, zijnde percelen met hetzij een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) waar 5 tot 10 procent van de bomen in volwassen staat in situ een hoogte van 5 m kunnen bereiken, hetzij gebieden met een boomkruinbedekking (of gelijkwaardige opstand) waar meer dan 10 procent van de bomen in volwassen staat in situ niet een hoogte van 5 m kunnen bereiken (bijvoorbeeld dwerg- of onvolgroeide bomen) of met struik- of heesterbedekking;

b) "Ecosysteem": een dynamisch complex van leefgemeenschappen van planten, dieren en micro-organismen en hun niet-levende omgeving die met hun wisselwerkingen een functionele eenheid vormen;

c) "Uitbouw van de actie" wil zeggen de uitwerking en vaststelling van nieuw bewakingsactiviteiten;

d) "Verbetering van de actie" wil zeggen de optimalisering van reeds ontplooide activiteiten.

2. Bossen, als bedoeld in lid 1, onder a), kunnen bestaan hetzij uit gesloten bosformaties waar bomen van verschillende hoogte en onderhout een groot percentage van de bodem bedekken, hetzij uit open bosformaties met een doorlopende vegetatiebedekking waarin de boomkruinbedekking groter is dan 10 procent. Jonge natuurlijke opstand en alle aanplantingen voor bosbouwdoeleinden die nog geen kruindichtheid van 10 procent of een boomhoogte van 5 m hebben bereikt, worden als bos beschouwd en dat geldt ook voor normaliter van het bosgebied deel uitmakende oppervlakten die door ingrijpen van de mens of door natuurlijke oorzaken tijdelijk ontbost zijn, maar die naar verwachting weer bebost zullen raken.

Bewaking en werktuigen tot verbetering en uitbouw van de actie

Artikel 4

1. Voortbouwend op de resultaten van Verordening (EEG) nr. 3528/86 wordt door de actie:

a) een systematisch netwerk van waarnemingspunten gecontinueerd en ontwikkeld om periodieke inventarissen van de gesteldheid van bosecosystemen te kunnen opmaken en zodoende representatieve informatie over de gesteldheid van bosecosystemen te verkrijgen;

b) een netwerk van waarnemingspercelen met een intensieve, doorlopende bewaking van de bosecosystemen, gecontinueerd en verder ontwikkeld.

2. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Artikel 5

1. Voortbouwend op de resultaten van Verordening (EEG) nr. 2158/92, wordt door de actie een informatiesysteem gecontinueerd en verder ontwikkeld om vergelijkbare informatie over bosbranden op communautair niveau te verzamelen.

2. De actie geeft de lidstaten de mogelijkheid studies te verrichten naar de oorzaken en de dynamiek van bosbranden, alsmede naar mogelijke reacties van bosecosystemen. Deze studies dienen ter aanvulling van activiteiten en maatregelen in verband met bosbranden die in het raam van de bepalingen van Besluit 1999/847/EG, Verordening (EG) nr. 1257/1999 en Verordening (EEG) nr. 1615/89 zijn uitgevoerd.

3. Op hun verzoek kunnen de lidstaten deelnemen aan de maatregelen en activiteiten bedoeld in de leden 1 en 2.

4. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Artikel 6

1. Om de in artikel 1, onder c) beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken, voert de Commissie studies, experimenten en demonstratieprojecten uit om de actie verder uit te bouwen en in het bijzonder om:

a) de kennis van de toestand van bosecosystemen alsmede van de relatie tussen de toestand van bosecosystemen en natuurlijke en antropogene belastingen, te vergroten;

b) de effecten van klimaatverandering op bosecosystemen, waaronder de bosdiversiteit, te evalueren;

c) belangrijke structurele en functionele ecosysteemelementen die als indicatoren voor de beoordeling van de toestand en trends van de biodiversiteit van bosecosystemen worden gebruikt, vast te stellen;

d) de wisselwerking tussen bossen en milieu te bestuderen.

2. Op basis van de resultaten van de in lid 1 beschreven maatregelen kan de Commissie de lidstaten vragen studies, experimenten, demonstratieprojecten of een bewakingstestfase uit te voeren.

3. De in de leden 1 en 2 beschreven maatregelen helpen nieuwe in de actie op te nemen bewakingsactiviteiten af te bakenen, nadat passende handleidingen zijn goedgekeurd. Bij de uitbouw van de actie houdt de Commissie rekening met zowel de wetenschappelijke als de financiële behoeften en beperkingen.

4. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2 en 3 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Artikel 7

1. Om de in artikel 1, onder d beschreven doelstellingen te kunnen verwezenlijken en in aanvulling op de acties beschreven in artikel 6 voert de Commissie studies, experimenten en demonstratieprojecten uit:

a) om de geharmoniseerde gegevensverzameling, -verwerking en -evaluatie op communautair niveau te bevorderen;

b) de gegevensevaluatie op communautair niveau te verbeteren;

c) de kwaliteit van de in het kader van de actie verzamelde gegevens te verbeteren.

2. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Nationale programma's, coördinatie en samenwerking

Artikel 8

1. De in de artikelen 4 en 5 en in artikel 6, lid 2 en 3 vastgelegde activiteiten worden verricht binnen nationale programma's die de lidstaten voor periodes van drie jaar opstellen.

2. De nationale programma's worden aan de Commissie voorgelegd binnen 30 dagen na de inwerkingtreding van deze verordening en daarna vóór 1 november van het jaar dat aan de begindatum van elke driejarige periode voorafgaat.

3. De lidstaten passen hun nationale, door de Commissie goedgekeurde programma's aan, in het bijzonder om verlenging van de bewakingsactiviteit die in overeenstemming met artikel 6 is ontwikkeld, mogelijk te maken.

4. De nationale programma's worden, wanneer zij worden ingediend bij de Commissie, vergezeld van een evaluatie ex ante. De lidstaten voeren eveneens tussentijdse evaluaties uit aan het einde van het derde jaar van de periode beschreven in artikel 12 en aan het einde van die periode evaluaties ex post.

5. Op basis van de ingediende nationale programma's of op basis van eventuele goedgekeurde aanpassingen van deze nationale programma's neemt de Commissie een besluit ten aanzien van de financiële bijdragen tot de subsidiabele kosten.

6. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 tot en met 4 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Artikel 9

1. De Commissie is belast met het coördineren, volgen en uitbouwen van de actie en brengt verslag over die werkzaamheden uit.

2. De Commissie evalueert de gegevens op communautair niveau en draagt zorg voor de evaluatie van de verzamelde gegevens en informatie op communautair niveau.

3. Voor het verrichten van de taken vastgelegd in de leden 1 en 2 richt de Commissie een wetenschappelijk coördinatieorgaan op, eventueel binnen het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek, dat door gedecentraliseerde thematische centra kan worden ondersteund.

Bij het verrichten van haar rapportagetaken als vastgelegd in lid 1 wordt de Commissie bijgestaan door het Europees Milieuagentschap.

4. Voor het uitbouwen van de actie en met het oog op de evaluatie van de verzamelde gegevens, alsmede voor de publicatie van resultaten van de gegevensevaluatie kan de Commissie onderzoekinstituten en deskundigen raadplegen en contracteren.

Artikel 10

1. Om de activiteiten als genoemd in de artikelen 4 en 5 en artikel 6, lid 3 te harmoniseren en de vergelijkbaarheid van de gegevens te waarborgen, worden in handleidingen verplichte parameters vermeld en de bewakingsmethoden, alsmede de voor gegevensoverdracht te gebruiken gegevensformaten bepaald.

2. De gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1 worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Artikel 11

1. Om te voldoen aan de verplichtingen van de Gemeenschap aangaande de bescherming en het duurzaam beheer van bossen, werkt de Commissie, met name wat de doelstellingen beschreven in artikel 1 betreft, samen met andere instanties op internationaal of pan-Europees niveau.

2. Om te voldoen aan de verplichtingen beschreven in het kader van het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand werkt de Commissie in de context van artikel 4 samen met het internationaal samenwerkingsprogramma inzake evaluatie en bewaking van de gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen (hierna te noemen "ICP Forests").

3. Uit hoofde van de samenwerking bedoeld in de leden 1 en 2 kan de Commissie de volgende activiteiten ondersteunen:

a) inrichting van een wetenschappelijke interface met het wetenschappelijk coördinatieorgaan

b) studies en gegevensevaluaties.

Uitvoeringsperiode en financiële aspecten

Artikel 12

1. De actie heeft een looptijd van zes jaar, van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2008.

2. Voor de doeleinden van deze actie bedraagt de financiële steun van de Gemeenschap voor de subsidiabele kosten van de nationale programma's maximaal:

a) 50% voor uit artikel 4 voortvloeiende activiteiten;

b) 50% voor uit artikel 5 voortvloeiende activiteiten;

c) 50% voor uit artikel 6, lid 2 en 3, voortvloeiende activiteiten.

3. De Commissie betaalt de communautaire bijdrage tot de subsidiabele kosten aan de lidstaten.

4. De Commissie financiert krachtens artikel 6, lid 1, artikel 7 en artikel 9, lid 1, 2 en 4 te verrichten activiteiten overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op het verlenen van overheidsopdrachten.

5. De Gemeenschap kan het Europees Milieuagentschap een bijdrage verstrekken voor de uitvoering van de taken beschreven in artikel 9, lid 3 en artikel 18.

6. De Gemeenschap kan ICP Forests een bijdrage verstrekken om te voldoen aan de verplichtingen van de Gemeenschap als beschreven in artikel 11, lid 2..

Artikel 13

1. De financiële middelen voor de tenuitvoerlegging van de actie voor het tijdvak 2003-2006 bedragen EUR52 miljoen. Vervolgens zullen voor het tijdvak 2007-2008, behoudens goedkeuring door de begrotingsautoriteit, in aanvulling op het jaarlijkse bedrag van EUR13 miljoen, eventueel vereiste extra financiële middelen beschikbaar worden gesteld.

2. De in lid 1 vastgestelde financiële worden verhoogd ingeval nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden.

3. De begrotingsautoriteit keurt jaarlijkse toewijzingen goed binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Uitvoering, rapportage door de lidstaten, Permanent Comité voor de bosbouw

Artikel 14

1. De lidstaten wijzen de instanties aan die bevoegd zijn om de in de goedgekeurde nationale programma's opgenomen activiteiten te beheren, waarbij zij zich baseren op de financiële en operationele capaciteit van deze instanties. Deze instanties kunnen nationale overheden zijn of andere entiteiten, zulks afhankelijk van de goedkeuring van particuliere eenheden door de Commissie.

2. De lidstaten wijzen één enkele autoriteit of één enkel agentschap aan om het programma op nationaal niveau te coördineren (hierna te noemen "nationaal coördinatiecentrum").

3. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor een degelijk en efficiënt beheer van de communautaire bijdrage. Hiertoe nemen zij de maatregelen die nodig zijn om:

a) te verzekeren dat de door de Gemeenschap gefinancierde activiteiten daadwerkelijk plaatsvinden, dat deze op de juiste wijze worden verricht en dat de bijdrage van de Gemeenschap als zodanig herkenbaar is,

b) onregelmatigheden te voorkomen,

c) betalingen die als gevolg van een onregelmatigheid of door onachtzaamheid verloren zijn gegaan, te recupereren,

d) te verzekeren dat de instanties genoemd in lid 1 over behoorlijke systemen voor intern beheer en controle beschikken,

e) indien de instanties als bedoeld in lid 1 geen openbare entiteiten zijn, moeten de lidstaten zich voor hen borg stellen,

4. De lidstaten verstrekken de Commissie alle nodige informatie en treffen de nodige regelingen ter vergemakkelijking van controles, met inbegrip van inspecties ter plaatse door de Commissie of de Europese Rekenkamer die de Commissie voor het beheer van de communautaire financiering noodzakelijk acht. De lidstaten stellen de Commissie van de hiertoe getroffen regelingen op de hoogte.

Artikel 15

1. Via de nationale coördinatiecentra zenden de lidstaten het wetenschappelijk coördinatieorgaan jaarlijks, tezamen met een bijbehorend verslag, de gegevens toe die in het kader van de actie zijn verzameld.

De aan een geografisch referentiekader gekoppelde gegevens worden aan de Commissie verzonden door middel van computertelecommunicatie en/of elektronische technologie. De Commissie stelt het formaat en de bijzonderheden vast die voor de verzending nodig zijn.

2. De lidstaten verspreiden de verzamelde gegevens op actieve wijze overeenkomstig gemeenschappelijke formaten en normen en via elektronische databases met een geografisch referentiekader die voor het publiek gemakkelijk toegankelijk zijn.

3. Het recht van de Commissie om de verzamelde gegevens te gebruiken en te verspreiden wordt niet beperkt, zodat een betere evaluatie van de gegevens wordt bevorderd en van het gebruik van de gegevens de hoogst mogelijke toegevoegde waarde wordt verkregen, zulks overeenkomstig het Verdrag van Aarhus.

4. Gedetailleerde regels voor de tenuitvoerlegging van lid 1 worden vastgesteld in overeenstemming met de in artikel 17, lid 2 genoemde procedure.

Artikel 16

1. Elke lidstaat stelt met name inzake de activiteiten als beschreven in artikel 4, lid 1 een verslag op over de nationale situatie rond de toestand van de bosecosystemen.

Het verslag wordt uiterlijk op 31 december van elk jaar, te beginnen in 2005, aan de Commissie verzonden.

2. Elke lidstaat die aan de in artikel 5, lid 1 en 2 bedoelde activiteiten deelneemt, stelt een verslag op over de nationale situatie in verband met het effecten van bosbranden op bosecosystemen.

Het verslag wordt uiterlijk op 31 december van elk jaar, te beginnen in 2003, aan de Commissie verzonden.

3. Elke lidstaat stelt een verslag op over de nationale situatie ten aanzien van kwesties waarop de artikel 6, lid 3 bedoelde bewakingsactiviteiten betrekking hebben.

De verslagperiode wordt vastgesteld overeenkomstig de procedure bedoeld in artikel 17, lid 2.

Artikel 17

1. Het Permanent Comité voor de bosbouw, opgericht bij Beschikking van de 89/367/EEG assisteert de Commissie.

2. Telkens wanneer wordt verwezen naar het onderhavige lid zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing met inachtneming van de bepalingen van artikel 8 daarvan.

3. De periode bedoeld in artikel 4, lid 3 van Besluit 1999/468/EG wordt vastgesteld op twee maanden.

Rapportage door de Commissie, evaluatie, kandidaat-lidstaten

Artikel 18

Zes maanden te rekenen van de datum die is vastgesteld voor de verzending van de verslagen bedoeld in artikel 16, lid 1 en rekening houdend met alle verslagen die krachtens artikel 16 worden verzonden, legt de Commissie, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van de actie, tezamen met een evaluatie van de actie tot dusver (tussentijdse evaluatie).

Artikel 19

Voor de afloop van de in artikel 12, lid 1 genoemde periode, legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de tenuitvoerlegging van de actie, waarbij zij rekening houdt met de in artikel 18 bedoelde evaluatie.

Artikel 20

Deze actie staat open voor deelname door:

a) de kandidaat-lidstaten van Midden- en Oost-Europa, overeenkomstig de voorwaarden die in de Europa-overeenkomsten, in de aanvullende protocollen daarbij en in de besluiten van de respectieve Associatieraden zijn gesteld;

b) Cyprus, Malta en Turkije op basis van de bilaterale overeenkomsten die met deze landen zijn gesloten.

Artikel 21

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing vanaf 1 januari 2003.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[...] [...]

BIJLAGE

FINANCIEEL MEMORANDUM BIJ HET BESLUIT

Beleidsgebied(en): Milieu

Activiteit(en): Natuurlijke hulpbronnen -bossen

Benaming van de actie: Bewaking van bossen en milieu- - ONS BOSBEZIT IN HET BRANDPUNT

1. BEGROTINGSPLAATS(EN) + OMSCHRIJVING(EN))

B4-303: Bescherming van de bossen

2. ALGEMENE CIJFERS

2.1. Totale toewijzing voor de actie (deel B): 90 EUR miljoen voor vastlegging

2.2. Duur:

(2003 - 2008)

2.3. Meerjarenraming van de uitgaven:

(a) Tijdschema vastleggingskredieten/betalingskredieten (financiering uit de begroting) (zie punt 6.1.1)

in miljoen EUR (tot op drie decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(b) Technische en administratieve bijstand en ondersteuningsuitgaven (zie punt 6.1.2)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(c) Algehele financiële gevolgen in verband met de personele middelen en andere huishoudelijke uitgaven

(zie de punten 7.2 en 7.3)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

2.4. Verenigbaarheid met de financiële programmering en de financiële vooruitzichten

[X] Voorstel verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

[X] Voorstel vereist een herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten,

inclusief, in voorkomend geval, een beroep op de bepalingen van interinstitutioneel akkoord.

Het voorstel overschrijdt de financiële programmeringsperiode van 2000-2006 waarvoor de financiële middelen van de actie zijn vastgesteld. Er is rekening gehouden met de begrotingstoewijzingen voor de periode 2003-2006, teneinde de geplande jaarlijkse toewijzing van EUR 13 miljoen niet te overschrijden. Daarna zal DG Milieu op basis van de tussentijdse evaluatie van de toewijzingsperiode 2003-2005 een voorstel doen voor een verhoging van de huidige jaarlijkse toewijzing , zodat de bewakingsactiviteiten in het kader van de actie volledig kunnen worden ontplooid en ook de aangegeven bijkomende gebieden hieronder kunnen worden betrokken. DG Milieu zal dit punt weer aan de orde stellen bij de onderhandelingen met de begrotingsautoriteit over de communautaire begroting na 2006. Van de benodigde bijkomende financiële middelen zal een raming worden gemaakt op basis van de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de actie; voor de definitieve goedkeuring hiervan moeten eerst de onderhandelingen met de begrotingsautoriteit zijn afgerond.

2.5. Financiële gevolgen voor de ontvangsten:

[X] Geen enkele financiële implicatie (betreft technische aspecten in verband met de tenuitvoerlegging van een maatregel)

OF

Financiële gevolgen - Het effect op de ontvangsten is als volgt:

- NB: alle opmerkingen en toelichtingen met betrekking tot de methode waarmee de gevolgen voor de ontvangsten worden berekend, moeten op een afzonderlijk blad worden toegevoegd aan dit financieel memorandum.

(in miljoen EUR (tot op 1 decimaal nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(Elke betrokken begrotingsplaats beschrijven en het passende aantal regels aan de tabel toevoegen indien het effect betrekking heeft op meerdere begrotingsplaatsen)

3. BEGROTINGSKENMERKEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

4. RECHTSGRONDSLAG

Rechtsgrondslag artikel 175 (tot 2002 zijn de uitgaven gebaseerd op de artikelen 33 en 175 gezamenlijk. Vanaf 2003 is de rechtsgrondslag uitsluitend artikel 175).

5. BESCHRIJVING EN MOTIVERING

5.1. Doel van het communautaire optreden

5.1.1. Doelstellingen

Bosecosystemen maken een belangrijk deel van het grondgebied van Europa uit; zij beslaan momenteel meer dan 44 % van het grondgebied van de Unie (dit percentage zal naar verwachting na de uitbreiding groter worden). Bossen kunnen als indicator van de milieukwaliteit worden beschouwd. Bosecosystemen zijn uiteenlopend van aard en de biodiversiteit van bossen is aanzienlijk. Het 6e MAP verleent in de context van acties die zijn voorgeschreven in verband met het hoofdstuk Natuur en biodiversiteit - een van de vier voornaamste prioriteitsgebieden van het 6e MAP -, prioriteit aan bossen.

In het verleden is de noodzaak van de bescherming van bosecosystemen en de bewaking van hun gezondheid erkend. Sinds 1986, toen DG Landbouw met zijn eerste actie begon, worden met het gevestigde bewakingssysteem waardevolle gegevens verzameld over de gesteldheid van bossen in verband met luchtverontreiniging en andere antropogene en natuurlijke milieudrukfactoren. Sinds 1992 verstrekt een tweede actie waardevolle informatie over bosbranden; de bewaking van bosbranden is voor de leden van de Unie in het Middellandse-Zeegebied van zeer groot belang. Deze maatregelen hebben geleid tot de verzameling van gegevens op basis van een gemeenschappelijk netwerk die voor de ontwikkeling van andere werkzaamheden (door het GCO, de EER, de lidstaten en onderzoekinstituten) worden gebruikt.

De nieuwe door DG Milieu te ontwikkelen activiteiten die in de context van dit voorstel voor een nieuwe verordening zullen worden ontplooid, zullen de beide reeds aan de gang zijnde activiteiten, dat wil zeggen bewaking van bossen met het oog enerzijds op de gevolgen van luchtverontreiniging en anderzijds op bosbranden, omvatten. Maar het is de bedoeling de bestaande bewakingsactiviteit uit te breiden en informatie te verzamelen die voor andere belangrijke milieuterreinen nodig is. Als zodanig zal de nieuwe bewakingsactiviteit die vanaf 2003 moet worden ondersteund, geleidelijk problemen aanpakken die met bodembescherming, biodiversiteit, klimaatverandering en koolstofsekwestratie verband houden en aldus de omvang van de actie verbreden. De voorgestelde bewakingsactiviteit zal:

* de gevolgen van door de natuur en de mens veroorzaakte belastingen van de bosecosystemen in het oog houden;

* de mensen meer bewust maken van de toestand waarin de Europese bossen verkeren,

* het bosbestand bewaken in de context van duurzame ontwikkeling (biodiversiteit, koolstofsekwestratie, klimaatverandering, bodembescherming).

In het 6e Milieuactieprogramma wordt bepaald dat deze bewaking moet worden voortgezet; het potentieel van bossen om als koolstofputten te fungeren moet ten volle worden ontwikkeld, de biodiversiteit moet worden bewaakt en de EU moet een bodembeschermingstrategie ontwikkelen.

Het voornaamste doel van de EU-actie is de gesteldheid van de Europese bosecosystemen te bewaken en de bossen van de Unie tegen schadelijke invloeden te beschermen. Politieke besluiten over specifieke acties moeten worden gebaseerd op betrouwbare informatie over de toestand en de ontwikkeling van de gesteldheid van de bossen en over factoren die op bosecosystemen van invloed zijn. Om die reden moet een EU-actie worden ingevoerd in het kader van een nieuwe kaderverordening. Zij zal gegevens en informatie verstrekken om een risicoanalyse van de gesteldheid van bosecosystemen mogelijk te maken. Afzonderlijke factoren, maar vooral de combinatie van verschillende belastende factoren kunnen bosecosystemen ernstige schade berokkenen of vernietigen. Met behulp van informatie over de trends in de gesteldheid van het bos die in een vroeg stadium beschikbaar kan zijn, kunnen passende maatregelen worden ontwikkeld om de gesteldheid van het bos te verbeteren of de belastende factoren die schade berokkenen te elimineren. Uitgaande van de hierboven genoemde basisdoelstellingen kan een reeks doelstellingen worden afgebakend die met de bijzondere bewakingsactiviteiten overeenkomen. In onderstaande tabel worden deze gepresenteerd:

Doelstelling 1 // Informatie verstrekken over de variatie in de gesteldheid van bosecosysteem in ruimte en tijd, in relatie tot antropogene en natuurlijke belastingsfactoren voor de verschillende eco-regio's van de Europese Unie.

Doelstelling 2 // Informatie verstrekken over bosbranden en oorzaken van bosbranden in de Unie en modellen ontwikkelen voor de voorspelling en preventie van bosbranden op basis van de gesteldheid van de bosecosystemen.

Doelstelling 3 // Verstrekken van kwaliteitsinformatie die een solide basis oplevert voor politieke besluiten over verzwakkende factoren die de gesteldheid van bosecosystemen aantasten en ontwikkelen van methodes voor het handhaven en herstellen van beschadigde bosecosystemen.

Doelstelling 4 // Voldoen aan de verplichtingen die de Unie reeds is aangegaan (bijvoorbeeld Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, Verdrag inzake biodiversiteit) ter ondersteuning van pan-Europese en internationale besprekingen (bijvoorbeeld ministeriële conferenties over de bescherming van bossen) en te reageren met verplichtingen en eisen die zich in de toekomst ontwikkelen (EU-bodembeschermingsstrategie, Schone lucht voor Europa - CAFE enz.).

Als gevolg van de uitvoering van in de actie geplande activiteiten worden gegevens over de gesteldheid van bosecosystemen verzameld. Dankzij de verzameling van deze gegevens wordt de ontwikkeling voortgezet van de bestaande, 16 jaar oude database met bosbewakingsgegevens en wordt de verdere ontwikkeling van nuttige tijdreeksen van bosgegevens ondersteund. Deze informatie vormt de basis voor een Verslag over de toestand van de bossen in Europa (dat tot nu toe eens per jaar verschijnt) en van verscheidene andere publicaties die tot doel hebben het bewustzijn van politici, wetenschappers en het grote publiek te vergroten. De gegevens over de activiteiten van de eerdere bewakingsactiviteit zijn gebruikt voor het ontwikkelen van indicatoren inzake de toestand van bosecosystemen en inzake gevaren van luchtverontreiniging. Het ruimere toepassingsgebied van de nieuwe actie voegt hier indicatoren van biodiversiteit in het bos en bodembescherming en gevolgen van klimaatverandering aan toe.

De rapportage over de toestand van het bos en bosbranden zal in de toekomst worden voortgezet. Het Europees Milieuagentschap zal de Commissie bij de rapportage behulpzaam zijn. Geprobeerd zal worden onderdelen van deze rapportage (algemene milieurapportage) onder te brengen bij het Europees Milieuagentschap. De bedoeling is deze resultaten op een ruimere schaal te verspreiden dan in het verleden en te voorzien van een duidelijke identificatie als EU-product, met publicaties die op verschillende doelgroepen gericht zijn, zoals onderzoekers, belanghebbenden, beleidsmakers en het grote publiek.

Met de voorgestelde actie zullen gegevensplatforms voor de lidstaten en het wetenschappelijk coördinatieorgaan worden opgericht met als doel de resultaten gemakkelijk en sneller te verspreiden. Deze gegevensplatforms zullen met andere databases die milieu-informatie bevatten worden verbonden en de inpassing van de gegevens over de bosecosystemen in andere informatiecentra en vice versa verder vergemakkelijken. De gehele actie zal de uitwisseling van informatie over milieukwesties vergemakkelijken met als doel onderzoekers en andere belanghebbenden bij te staan en hen meer bewust te maken van de toestand waarin onze bosecosystemen verkeren.

5.1.2. Genomen maatregelen die onder de evaluatie ex ante vallen

Het voorstel is niet gebaseerd op een evaluatie ex ante, aangezien de voorgestelde actie een voortzetting is van de bewakingsactiviteit in bossen die door DG Landbouw in de periode 1986-2002 is verricht. DG Landbouw heeft studies over de resultaten van de bewakingsactiviteit in opdracht gegeven en onlangs een verslag opgesteld over de tenuitvoerlegging van de bewakingsactiviteit, dat binnenkort naar de Europese Raad en het Parlement zal worden verzonden. DG Milieu heeft zijn voorstel gebaseerd op de ervaring die 16 jaar lang is opgedaan met de bewakingsactiviteit van het Europese bos en voorstellen gedaan voor de verbetering van de bewaking van gevolgen van luchtverontreiniging voor bossen die het resultaat waren van een beoordeling van de bewakingsactiviteiten door een commissie van deskundigen.

5.1.3. Naar aanleiding van de evaluatie ex post genomen maatregelen

In het voorstel zijn de resultaten overgenomen van een onafhankelijke evaluatie van de bewakingsactiviteiten. Aan de hand van de resultaten van deze evaluatie realiseert het nieuwe voorstel een gecentraliseerde coördinatie door een wetenschappelijk coördinatieorgaan en verlangt het een doorlopend toezicht op de activiteiten in het kader van de actie. De nieuwe organisatiestructuur moet helpen de doeltreffendheid van de actie verder te verbeteren. De transparantie en de kostenefficiëntie van de actie zullen nog verder worden vergroot door de lidstaten de verplichting op te leggen van hun nationale programma's evaluaties ex ante, halverwege en ex post uit te voeren. De Commissie zal eveneens een tussentijdse evaluatie van de actie maken, gevolgd door een evaluatie aan het einde van de uitvoeringsperiode. DG Milieu heeft in de verordening elementen ingebouwd die van de lidstaten verlangen dat zij programma's indienen die een evaluatie ex ante bevatten en zorgen voor evaluaties ex post van de tenuitvoerlegging van de actie. Ook tijdens de evaluatie halverwege de actie zal DG Milieu met steun van het GCO en wetenschappelijke deskundigen de doeltreffendheid van de bewakingsactiviteit onderzoeken, mogelijke verbeteringen suggereren en voorstellen om de actie voort te zetten.

5.2. Voorgenomen actie en wijze van financiering uit de begroting

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

5.3. Tenuitvoerlegging

De lidstaten die nationale bosbewakingsprogramma's ter goedkeuring en medefinanciering aan de Commissie voorleggen, zullen de bewakingsactiviteit implementeren. De programma's zullen bewakingsactiviteit, gegevensbewerking, studies voor gegevensharmonisatie en verbetering van verzamelingsmethoden omvatten. De verordening zal tevens de oprichting financieren van gegevensplatforms in het wetenschappelijk coördinatieorgaan en in de lidstaten voor een betere opslag en eenvoudiger uitwisseling van gegevens en verslagen en informatie die uit de bewakingsactiviteit resulteren. De lidstaten zullen meerjarige programma's met een duur van drie jaar voorleggen; tijdens de implementatieperiode van deze verordening zullen per lidstaat dus twee programma's worden ingediend. De verordening voorziet in de mogelijkheid van verandering en herziening van de programma's indien dat nodig mocht blijken. Naast de lidstaten is voor het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en het Europees Milieuagentschap een taak weggelegd wat de wetenschappelijke coördinatie van de bewakingsactiviteit en de rapportage betreft.

De actie zal in eerste instantie gericht zijn op de observatie van de luchtverontreiniging en bosbranden, terwijl met de resterende middelen proefprojecten en studies voor het testen van methoden met het oog op het ontwikkelen van een nieuwe bewakingsactiviteit op het gebied van de biodiversiteit, de bodembescherming en de sekwestratie van koolstof en klimaatverandering zullen worden gefinancierd. Een geregelde rapportage zal gemakkelijker worden gemaakt en dat geldt ook voor de publicatie van andere op te leveren gegevens, informatiefolders, indicatorlijsten, implementatiehandleidingen en overig materiaal. Aan de hand van begeleidende studies zullen modellen ter beschrijving van de bosecosystemen en hun functies worden gemaakt en wordt antwoord gegeven op beleidsvragen over de toestand en de bescherming van bossen.

6. FINANCIËLE GEVOLGEN

6.1. Totale financiële gevolgen voor deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

(De berekeningsmethode voor de in de tabel hieronder vermelde bedragen moet worden verklaard in tabel 6.2)

6.1.1. Financiering

VK in miljoen EUR (tot op drie decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

6.2. Berekening van de kosten per overwogen maatregel in deel B (voor de gehele programmeringsperiode)

VK in miljoen EUR (tot op drie decimalen nauwkeurig)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7. GEVOLGEN VOOR HET PERSONEELSBESTAND EN DE ADMINISTRATIEVE UITGAVEN

7.1. Gevolgen voor de personeelstoewijzing

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2. Algemene financiële gevolgen in verband met de personele middelen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen stemmen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden.

7.3. Andere huishoudelijke uitgaven die uit de actie voortvloeien

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De bedragen komen overeen met de totale uitgaven gedurende 12 maanden

1 De aard van het comité en de groep waar het deel van uitmaakt, vermelden.

I. Jaartotaal (7.2 + 7.3) // EUR 677.250

II. Duur van de actie // 6 jaar

III. Totale kosten van de actie (I x II) // EUR 4.063.500

Bij een recente overeenkomst tussen de DG's Landbouw, Milieu en Ondernemingen is vanaf 2003 de verantwoordelijkheid voor de bepalingen in deze verordeningen van DG Landbouw overgedragen aan DG Milieu. Krachtens deze overeenkomst zullen drie vaste posten (1A, 1B en 1C) plus 1 END worden overgedragen van DG Landbouw aan DG Milieu voor het beheer van de verordening en de bosbewakingsactiviteit (zie voor die informatie de documenten die tijdens de discussie over de VOB zijn overgelegd). Naast deze toewijzingen zullen nog een 1A-post en een END de actie begeleiden. Een en ander staat vermeld in de stukken ter ondersteuning van de voorlopige ontwerpbegroting (VOB).

Er zij op gewezen dat de voorgestelde verordening rekening houdt met de toekomstige uitbreiding en bepaalt dat de voorzieningen die voor de huidige lidstaten beschikbaar zijn, vanaf de datum van toetreding ook beschikbaar zullen zijn voor de toetredende landen. Hiertoe zal extra personeel nodig zijn en daarnaast zal nog een follow-up plaatsvinden met mogelijk enkele wijzigingen of voorlopige regelingen via een uitvoeringsverordening.

8. FOLLOW-UP EN EVALUATIE

8.1. Follow-up-systeem

Mogelijk wordt tegen eind 2002 een verzoek aan de lidstaten gepubliceerd (mits de discussie over deze verordening in de Raad en het EP volgens de medebeslissingsprocedure snel verloopt) om voorstellen voor hun nationale programma's in te dienen. De lidstaten zal worden gevraagd meerjarige bewakingsprogramma's op te stellen (voorgesteld wordt voor een periode van drie jaar) die periodiek kunnen worden herzien. Op die wijze wordt verwacht dat de programma's zullen worden ingediend voor de periode 2003-2005 en de periode 2006-2008: Bij de indiening van voorstellen voor nationale programma's voor de laatste periode zouden de conclusies en eventuele aanbevelingen moeten worden overgenomen uit de evaluatie van de bewakingsactiviteit die voor de periode eind 2005 - juni 2006 is gepland.

De lidstaten zullen elk jaar een verslag over de tenuitvoerlegging van het bewakingsprogramma en hun bewakingsactiviteit moeten indienen. Medegefinancierde projecten/studies en demonstratieprojecten zullen worden bewaakt en gevolgd door ambtenaren op dit gebied die zullen nagaan of de voorgestelde activiteiten naar behoren zijn uitgevoerd. Van de begunstigden van medegefinancierde projecten/studies en demonstratieprojecten wordt verlangd dat zij twee maal per jaar verslagen indienen, een tussentijds verslag en een eindverslag binnen zes maanden na afsluiting van een project/studie van bovenbedoeld type. Het Permanent Comité voor de bosbouw zal de Commissie bij de tenuitvoerlegging van de verordening terzijde staan.

8.2. Procedure en periodiciteit van de voorgeschreven evaluatie

De Commissie zal de tenuitvoerlegging van deze kaderverordening over bosbewaking evalueren en eens per drie jaar een voortgangsrapport aan het Europees Parlement en de Raad voorleggen. In bedoeld rapport zal de doeltreffendheid van de actie worden beoordeeld, zullen de resultaten worden samengevat en zal de toekomstige koers voor het bevorderen van de ontwikkeling van de actie worden aangegeven. Het eerste voortgangsverslag is voor eind juni 2006 gepland en zal betrekking hebben op de eerste drie jaar van de bewakingsactiviteit (2003-2005). Een tweede evaluatie ex post zal aan het eind van de zesjarige periode worden gemaakt, met daarin een evaluatie van de ingediende nationale verslagen van de lidstaten. Dit overzicht zal elementen bevatten voor de herziening van de verordening en voor het nieuwe voorstel dat in 2009 zal worden voorgelegd om de bewakingsactiviteit voort te zetten.

9. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

De lidstaten zullen de instantie (autoriteit, agentschap of instelling) aanwijzen die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de activiteiten die in deze kaderverordening worden gepland. De communautaire bijdrage tot de subsidiabele kosten zal worden betaald aan de lidstaat of aan de verantwoordelijke eenheid. Op de contracten met instellingen, agentschappen of consulenten die de in het nationale programma van een lidstaat opgenomen activiteit gaan uitvoeren zullen de regels voor het verstrekken van overheidsopdrachten van toepassing zijn. Van de potentiële begunstigden in de lidstaten zal worden verlangd dat zij voorlopige verklaringen inzake inkomsten en uitgaven in verband met het project waarvoor betaling wordt gevraagd, overleggen. De contracten zullen worden betaald op basis van de termen en voorwaarden van het contract en op basis van de door de begunstigden naar behoren gewaarmerkte verklaringen inzake inkomsten en uitgaven die door de diensten van de Commissie zijn gecontroleerd. Ook zijn er controles ter plaatse gepland. Van de begunstigden wordt verlangd dat zij gedurende een periode van vijf jaar na de slotbetaling alle gegevens en bewijsstukken bewaren.

De bijzonderheden van de fraudebestrijdingsmaatregelen worden vastgelegd en opgenomen in alle contracten (controles, opmaken van verslagen en verklaringen, bewijsstukken enz.). In de contracten dienen ook bepalingen inzake de terugbetaling van ten onrechte ontvangen bedragen te worden opgenomen en ook de voorwaarden voor het opleggen van strafrente op dergelijke bedragen wanneer dat van toepassing is. De lidstaten blijven verantwoordelijk voor het verhalen van betalingen in verband met slecht beheer en fraude bij de uitvoering van hun nationale programma's voor bosbewaking.

De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van haar eigen studies, experimenten of demonstratieprojecten alsmede de evaluatiestudies van de bewakingsactie. De Commissie zal hierbij de regels voor het verlenen van overheidsopdrachten volgen. De contracten worden gesloten met de instanties die bij een aanbesteding aangewezen worden. De contracten zullen worden betaald op grond van de termen en voorwaarden van het contract en op basis van naar behoren gewaarmerkte en door de desbetreffende dienst van de Commissie gecontroleerde verklaringen inzake inkomsten en uitgaven. De Commissie is verantwoordelijk voor het verhalen van bedragen die een gevolg zijn van fraude of onregelmatigheden of slechte uitvoering van haar eigen contracten terug te vorderen. Van de begunstigden wordt verlangd dat zij gedurende een periode van vijf jaar te rekenen van de slotbetaling alle gegevens en bewijsstukken bewaren.

Om het gevaar van fraude of onregelmatigheden te voorkomen, zal de Commissie in de financiële verklaring alle informatie over bestaande en geplande fraudebestrijdings- en beschermingsmaatregelen opnemen.

Top